De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
08-05-2009
De anus van een homo dichtplakken met secondenlijm
De anus van een homo dichtplakken met superlijm en dan cola
met laxeermiddelen doen drinken.
Als schrijver moet je in het leven staan.
In het leven staan, is een leerling horen zeggen:
Iran is een gevaarlijk land, hoor. Weet je wat ze daar
onlangs gedaan hebben met een homo? Ze hebben zijn anus dichtgeplakt met echt
van die superlijm en dan hebben ze hem cola doen drinken met van die
diareemiddelen in?
En is die dood gegaan?
Jaja, die moest keihard naar toilet en toen is hij
doodgegaan.
Je verifieert het verhaal niet, want dat heeft om
verschillende redenen geen zin. Waar of niet; dat zon verhaal circuleert is
erg genoeg. En je weet het ook zo: zon soort folteringen, misschien niet exact
zo, maar minstens even schikbarend gebeuren. Ergens. Nu. Op dit moment.
Ergens schreeuwt een meisje vastgebonden op een koude aarden
vloer en een oud takkenwijf snijdt haar vagina aan gort.
Als je daar echt bij stilstaat, sta je niet meer in het
leven, maar lig je in het leven, te stikken in de kots van hersenloze wreedheid
die ver, en minder ver van je bed, ergens op iemands kop regent.
De film Crash ontspint zich recht voor mijn eigen ogen,
voorlopig zonder het wapengekletter. Leerlingen die elkaar pittavlees noemen.
Brazilianen die Turkse scheldwoorden razend vlug oppikken en in de strijd
gooien tegen hun Turkse klasgenoten. Hit em where it hurts.
Een Turkse van 14 die met grove stelligheid verkondigt dat
Tsjetjsenen beesten zijn, bandieten die alle mogelijke gruwelijk bedrijven.
Heeft ze gehoord van Russische vrienden.
Ik zeg dat Russen ook wel smerige praktijken uithalen met de
Tsjetsjenen.
Zoals wat dan mijnheer?
Ik weet, ik moet nu op de proppen komen met tamelijk
shockerende voorbeelden, of ik krijg ze er niet van overtuigd dat het zo is.
Mensen zijn alleen ontvankelijk voor waarheid als de waarheid slaat.
Gelukkig is de realiteit afstotelijk genoeg.
Dus dat is de manier om ze stil te krijgen.
Vertellen hoe je een stoffelijk overschot naar een rouwend
gezin verstuurt met een flinke lading springstoffen verborgen in de lijkkist,
zodat de nabestaanden hoog de lucht in gaan bij ontvangst.
De rouwbandjes hadden ze al en het is wel zo makkelijk voor
de begrafenisondernemer.
Vanuit een antropologisch standpunt is het intrigerend om te
zien dat het bedrukte toiletpapier dat Joepi heet, in de regel lijkt samen te
gaan met Hip Hop, R&B, uitklapbare gsms, glittermake-up en een volslagen
desinteresse in alles wat daar buiten valt.
Deze mensen gaan later OOK stemmen. Die brengen een stem
uit. Op een partij. Als het allochtonen zijn, nog net genoeg op de hoogte van
politiek om voldoende links uit te wijken op de stembrief.
Waar hebben die leerlingen het meeste aan?
Dat ik hen bijna manu militari de Franse grammatica bijbreng
of dat ik hen toon dat een volwassene positief tegenover hen staat en gelooft
in hun verstandelijke vermogens? Ja, toch wel. Een van de weinige manieren om
mij kwaad te krijgen, is als ze zichzelf dom noemen. Vreselijk irritant als ze
dat doen.
De jongens lezen geen joepi, die kijken op naar voetballers,
die liefst naast het veld ook geweldig scoren bij het vrouwvolk. Luidop dromen
van een rijbewijs doen ze ook.
Autorijden kunnen ze al van hun twaalfde, want oom heeft een
garage en zij parkeren de autos.
Een belangrijk verschil tussen mijn leerlingen en ik. Ze
putten hun fierheid grotendeels uit andere wapenfeiten dan ik.
Intellectual pursuits zijn niet aan hen besteedt en ik hoef
maar te gaan kijken naar hun thuissituatie om te weten hoe dat zo gekomen is.
Woestijnen van de geest zijn overerfbaar. (alleen niet in Finland liet ik mij
wijsmaken, wat doen die Finnen dan wel beter?)
Maar waar de school de nodige irrigatiewerken zou moeten
uitvoeren, pist de school het reddende vocht er flink naast. Alleen niet in
Finland liet ik mij wijsmaken, wat doen die Finnen dan wel beter?
En we proberen al zo vaak te vertrekken vanuit hun
leefwereld. Of we proberen dat toch.
Met als voornaamste resultaat, dat ze het verwachten, they
wont settle for any less.
Zo saai, weerklinkt al snel, kort en afgemeten, als de bijl
van een beul op het kapblok.
Een twintigtal riddertjes jongens en meisjes- klappen
gelijktijdig het vizier van de helm weer dicht en heffen hun schild, scherpen
hun gepunte goedendag.
Verbod op saaiheid doet ons de nek om.
Ik denk aan die klasjes, al die klasjes in houten barakken
anno 1866 in de VS. Allemaal zwartjes die eindelijk op legale wijze mochten
lezen en schrijven en die niets liever wilden dan onderwezen worden. Kinderen
die nog redding zagen in leren.
Breng hen maar eens aan het verstand dat als onderwijs voor
hen verboden was, ze er verdomme zouden voor vechten.
Van sommige zaken overtuig je een mens niet met drie zinnen.
Lezen doen ze niet, dus met een tekst moet je het niet proberen. En een betoog
van langer dan twee minuten moet je ook al niet prepareren, want zo lang krijgt
een nieuwsitem op tv ook niet.
Ik droom niet van brave leerlingen. Ik droom van leerlingen
die zich met revolutionair élan verzetten tegen school, die niet de leraren
zuur doen betalen voor hun loon, maar ons hele onderwijssysteem kapot slaan van
binnenuit. Die leerlingen van mij verwijten elkaar met clichévitriool, maar ze
werpen geen barricades op in de gang, schieten niet met scherp. Alleen draconische
verstrengingsmaatregelen zouden misschien nog echte rebellen leveren.
De eerste helft van Full Metal Jacket als verplichte
leerstof in de lerarenopleiding. Zo wat het omgekeerde van mijn aanpak.
Ben leraar in een Turkse school met hier en daar een
Albanees, een Marokkaan of ook wel een verdwaalde Italiaanse.
Drie kwart van de leerlingen weet dat de ketting die om mijn nek
hangt, het slaande oog is.
Ankara, op een kilometer van mijn deur.
Mijnheer ben jij Turks?
Eindelijk nog eens voordeel bij mijn multiculturele
uiterlijk.
Je hebt mooie ogen, mijnheer.
Nochtans altijd zeer waterig, met een ondertoon van
verschopte écrivain maudit (ja ik geef tegenwoordig Frans he, een mens moet
uitpakken met iets) en een toets ingoede permissiviteit op een bedje van
empathie en de eeuwige, half voyeuristische buitenstaanderfactor eigen aan de
schrijver.
Opportunisme zinkt in waterigheid en sluimert op de
oogbodem.
Gelukkig maar.
Wat te doen als de leerlingen net ietsje te familiair
worden?
Een zonnebril in overweging nemen.
voor u alle respect, mijnheer.
Respect. Een woordje dat vaak valt als je met allochtonen te
maken hebt. En ze menen het nog ook. Het zijn geen CD&Vers.
Je kan ze afblaffen als ze voor de zoveelste keer niet
blijven stil zitten. Dat werkt. Eventjes.
Maar wat te doen als ze je eerlijk bekennen dat ze vlak voor
school nog een paar schoenen gestolen hebben?
Interesses:
De joepi links
Voetbal rechts
Verleidelijk om alle leerstof in voetbaltermen te gieten.
Maar dan moet je na je uren wel
Haar, ogen, alles wat je ziet, allemaal onbetwiste eigendom van Maryam
Shiri.
Duidelijke afspraken maken met de leerlingen.
Afspraken helpen wel geen mythes uit de wereld.
De hele klas meent serieus dat het allemaal begon met Adam en Eva.
Jouer aux échecs
Hilariteit alom.
Geen fervente schakers?
Valt best mee.
Ésjek betekent ezel in het Turks.
Er is verder ook de klas die géén Nederlands spreekt.
De meerderheid spreekt wel weer Turks.
Dat scheelt in de kosten bij aanschaf van taalgidsjes.
Le Turc sans peine, kost iets van een 20 euro en daar kom je al een
heel eind mee. Je oefent bovendien nog eens je Frans.
Turks kende ik nog niet.
Wij zijn een echte crapuulschool, hé mijnheer?
Zwijgen is instemmen. Maar ik heb de film Freedom Writers gezien en
sinds ik er al mijn levensmoeheid en cynisme-al voor mijn 20stige- heb uitgegooid, ben ik licht inspireerbaar tot wereldverbeterlijke
toestanden.
Schoolmoeheid zeggen ze van deze leerlingen.
Schoolhaat is net iets exacter.
Maar dan bij de schoolpoort: Ik haat het als het weekend is
Thuismoeheid ook al.
Steek je hand op als je géén stiefvader hebt die op het punt staat je
moeder te verlaten.
Godver, ze willen weer niet meewerken, zou je denken, zou je hopen, bij
deze vraag wel.
Same old story, different face.
Als er een goeie radiozender bestond in dit land, zou ik
This is rock and roll aanvragen, van the Kids, en in gedachten rock
and roll vervangen door TNT teaching
Gets you on your toes like a strong cup of cappuchino
This is the real shit.
Niet meer voor op mijn 40ste, doch zeer bruikbaar op mijn 26ste
Entre les murs, maar dan in t echt.
Ik ga nog eens herbeginnen in Bint van Bordewijk.
Bint van Bordewijk verhoudt zich tot ons huidige onderwijs als
Napoleontische tactieken tot moderne urban warfare.
Ons onderwijs kan niet een beetje beter, ook niet veel beter.
Het kan alleen maar enkele miljarden keren beter.
En in alles blijf je toch schrijver.
Want wat het meest ergens in mijn buis van Eustachius blijft rommelen
en op mijn netvlies blijft schroeien gelijk napalm anno 1968 ergens in de buurt
van Khe Sangh, is die leerling die als héros noemt: Dirk Bracke.
Wie dadde?
De leerling, lid van de grote gevaarlijke anti-leesclub, haalt een boek
boven.
Dat lees ik.
Wat lees je verder nog?
Ik doe aan marktonderzoek altijd en overal. Als huurmoordenaar zou mijn
laatste vraag aan mijn slachtoffers nog zijn: wat zullen over een goeie minuut
je favoriete schrijvers geweest zijn?
(als ze mij noemen, weet ik nog niet wat gedaan, zo ver was ik nog
niet)
Niets, mijnheer, alleen Dirk Bracke.
Op naar de Fnack om heel die vent zijn oeuvre in te doen.
Als je die leerlingen aan het lezen krijgt, ben je nu al cult.
Vergeef ze vader, want zij weten niet wat zij doen, ze zijn allemaal
verfacebookt, verplaystationt en vertelevisied.
Op het gevoel af blame ik capitalism.
De onwetendheid van de één is altijd het brood van de ander.
Een oude bekende is toevallig op twee dozen manuscripten van
mij gestoten, die op mij staan te wachten in mijn vast kopieercentrum, waar ze
mij kennen als de schrijver onder andere van veel te lange zinnen zoals deze,
waar ik meteen een punt zal achter zetten als de lezer mij wil toestaan nog
drie keer te headbangen met mijn vettig kopke haar dat straks al weder onder de
douche zal gestoken worden, zodat ik straks de afwas moet doen met koud water,
want veel warm water heb je hier niet, ja de mankementen aan deze studio mogen
nu wel hemelsbreed geschreven en uitgebazuinderd worden, want t kot is
verhuurd, op do you remember rock & roll radio van The Ramones.
Ik zeg tegen die oude bekende, die op zich nog vrij jong is,
vooral in en rond de schaapachtige ogen, die mij altijd aankijken alsof ik een
semi-suïcidaal konijntje ben dat op dagelijkse basis het treinverkeer tussen
Gent-Dampoort en Gent-Brugge lam legt door aanstalten te maken zelfbereide
konijnenfricassee te maken, zo onder de wielen van de tsjoektsjoek, tot
meerdere stress van de dierenvrienden onder de conducteurs, die helaas dun
gezaaid zijn binnen die beroepssfeer, want conducteurs zijn ook niet gek, die
stemmen niet voor Groen, nee, zij ook al niet. Die vijf procent naiëve
kloepkappers, waaronder ik zelve, die Groen de kiesdrempel doen halen, ja die
besturen geen treins.
Nochtans heb ik een familiale link met de treinbranche, want
mijn overgrootvader die was perronchef tijdens wereldoorlog II, hij pleegde
eens een verzetsdaad door een troepentrein van den Duits op het verkeerde spoor
te zetten. Het verzet heeft hem daar nog voor gehuldigd. Toen hij zijn
onderscheiding ontving, verzweeg hij wel wijselijk dat het met verzet allemaal
weinig te maken had, want dat hij gewoon strontzat was geweest. De doorsnee
Aalstenaar verkeert ongeveer de helft van zijn wakkere tijd in kennelijke
toestand.
Nu, ik pik mijn dozen manuscripten op, zo samen met mijn
maat Randy, want alleen sjouwen is natuurlijk te veel gevraagd, zelfs al ben je
dan niet gepubliceerd en hop wij naar de post.
Veel volk zo in de post, alsof de email nimmer ware
uitgevonden en dus schuift heel vriendelijk wel, wat volk opzij, om mij en mijn
maat toe te laten, 12 enveloppen te voorzien van het adres van een uitgeverij
die heel misschien, als ze even vergeten dat ze mij niet kennen en bijvoorbeeld
niet bevriend zijn met de slager van mijn nonkel, mijn manuscripten eens een
vluchtige, geeuwerige blik zullen toewerpen en misschien, heel misschien, als
ze dus nogmaals vergeten dat ze mij van haar noch pluim kennen, mij op basis
van schrijfkunnelijk talent een wurgcontractje zullen aanbieden, zodat ik een
nietige tien procent opstrijk van elk boekje dat ik kan slijten.
Nu de merde is natuurlijk dat niemand bij een uitgeverij in
de verste verte bevriend is met een verre vriend van één van mijn nonkels,
zelfs niet met een minnaar van één van mijn tantes, want mijn tantes zijn
trouw, die hebben geen minnaars en mijn grootmoeder is er ondertussen te oud
voor, die had wel veel minnaars, misschien bevonden er zich ook wel uitgevers
of toch minstens vrienden van slagers van uitgevers. Ik had verdomme vroeger
moeten beginnen schrijven. Geeft niet wat, eender wat, gewoon als kleuter, iets,
als het maar enige lijvigheid had, een boekje ongeveer zo dik als in de tijd
mijn kleutervuistje, want toen ik slechts een tiental appeltjes hoog was, had
mijn grootmoeder, ik ben er nu wel zeker van, een affaire met een verre bekende
van een uitgever. Kans gemist, godverdomme.
Sta mij toe de Ramones nog een kleine beet veel luider te
draaien, want het vermeende homokoppel hier boven, heeft vannacht veel lawaai
gemaakt, niet zo zeer met seksuele uitspattingen, maar met hun geïmproviseerde
fitnessruimte. Ik ga geloof ik toch eens een Mens Health onder de deur
schuiven, want in elke aflevering van dat boekske vermelden ze toch een goeie
vijftien keer dat je tussen elke training 24 uur moet tussen laten voor een
optimaal resultaat en als ik hem hier boven daar van overtuigd krijgt, dan heb
ik toch om de andere dag rust, want nu verkeert mijn, ondertussen dus verder
verhuurde studio, in de onzachte deining van zijn zwiepende halters.
Was mijn bovenbuur maar groter dan 1 meter 85. Die lange
slungels moeten niet aan compensatie doen voor hun broekzaklengte in
overijverige, vrijwel futiele pogingen om spiermassa op te bouwen. C is echter
ver onder de 1 meter 85, ik denk dat die arme kerel zelfs nog kleiner is dan
ikzelf. Dus dat kan tellen qua compensatiedrang. Arnon Grunberg heeft het ook.
Maar die is nog kleiner dan C, dus die heeft bicepsen zelfs gewoon zo gelaten,
die schrijft dan maar stukjes zo op de rand van cynisme en algemene
ambetantigheid. Arnon schrijft niet om leuk te zijn, zegt hij. Arnon stond eens
naast een uitgever te lullen over weet ik veel wat voor belevenissen en stel je
voor, daar is dus zijn eerste boekje uit gegroeid. Mazzelen noemen ze dat
volgens sommige woordenboeken. Sinds ik dat weet, spreek ik iedereen aan die er
maar vagelijk als een uitgever uitziet en dan begin ik te lullen, over alles,
maar niet over het weer, want dat vindt zon uitgever vast niet origineel
genoeg. Ik vermeld ook altijd mijn slager en alle andere kleine zelfstandigen
waar ik soms iets koop, want je weet toch nooit dat zon uitgever ook die zaak
frequenteert en dan heb ik meteen een voet in deur, want als we dezelfde slager
hebben, wat let hem dan nog om mij te publiceren? Nu ik moet wel zo eerlijk
bekennen dat ik misschien niet zon goed zicht heb op hoe zon uitgever er
uitziet, want tot nog toe, is het mij niet gelukt. Het merendeel van de typen
die ik aanspreek, blijken toch op een of ander ministerie te werken of in de
verzekeringen te zitten. Nu, misschien is het ook wel zo dat uitgevers minder
vaak met de trein reizen, want het is nu wel zo dat ik altijd pendelaars
aanspreek op de reeds hoger vermelde verbinding tussen Gent-Dampoort en
Gent-Brugge.
Trouwens, in de post, werd ik besteld door iets tussen een
man, een onbehaarde muilezel en een vrouw in. Zij loensde op een dergelijke
manier, dat zij makkelijk een loket voor en een loket achter met haar diensten
kon verrijken. Zij was niet gewend aan onuitgegeven auteurs, want toen zij mij
met mijn dozijn pakketten zag aankomen, zag ik haar in pictogrammen denken:
lieve here Jezus, werk! Ja, werk, en werken deed ze, al heb ik geen flauwste
benul van wat zij mij allemaal wilde duidelijk maken, zij deed haar uitleg
terwijl zij zich bukte, momenten waarop ik mijn ogen stijf dicht kneep, want ik
wil niet in de décollété glimpen van een onbehaarde loensende muilezel die ze
postbeambte gemaakt hebben. Ze zag er mij ook tamelijk misbruikt uit door een
priester of toch minstens door een blinde aalscholver, misbruikt was ze, daar
ben ik zeker van. Het stond haar alleszins niet aan dat ik geen stickers had
geplakt op mijn enveloppen. Zij wilde ook niet echt geloven dat elk manuscript
even veel gewicht in de schaal wierp. Op dat punt dacht ik even dat ze toch
iets van kaas gegeten had van het uitgeversbedrijf, maar ze doelde dan toch
weer op het mathematische gewicht van elk paketje en na korte, doch zeer
nauwkeurige verificatie bleek inderdaad dat elk paketje evenveel woog. Hoezee,
dacht ik bij mezelf, als ik het zo mooi kan uitkienen dat elk ambachtelijk
vervaardig manuscript exact even veel weegt, is dat toch wel degelijk een
klinkend bewijs van mijn vakmanschap.
Maar goed, ik moet nu les gaan geven aan een bende op
kruissnelheid puberende jeugdelingen die dagelijks slachtoffer zijn van naar ik
aanneem zwaar uitgebluste leerkrachten die als enige minpuntje aan het job, het
bestaan van zoiets als leerlingen aanstippen, doch niet gevreesd, ik ben
voorbereid, ik heb hier al zitten lezen in Nana, van Zola en dat beviel mij
toch wel. Ik moet die Zola eens bellen en vragen waar hij zijn stokbrood koopt,
want dan kan ik toch maar vermelden bij mijn volgende omzendmanuscript dat ik
dezelfde bakker als Zola placht aan te doen.
Ik moet mijn leerlingen de Franse taal gaan bijbrengen, doch
ik zou ze beter onderwijzen in het enige talent waar ze later ooit iets mee
kunnen aanvangen: het kweken van de verreikende arm, dus wat ze noemen in het
Engels: to hob-nob. Als ze maar lekker veel vriendjes van vriendjes leren
kennen gaan alle deuren later voor hen open. Natuurlijk, Frans zou daar wel
eens van pas bij kunnen komen. Ja, misschien moet ik het hen zo verkopen. Want
een moderne leraar gééft geen les, hij verkoopt zijn les, en de leerlingen
zitten meestal op hun geld, kooplustig zijn die niet als het les aangaat. In
het beste geval krijgt een leraar van de jonge bloedjes gedaan dat hij min of
meer in stilte zijn brood mag verdienen. Je zou natuurlijk ook sympathiek les
kunnen geven, maar daar is de directie dan weer meestal niet mee gediend.
Frequenteert u de slager van een kennis van een uitgever?
Laat het mij weten op 0477 56 19 96, de eerste tien bellers
krijgen een gesigneerd exemplaar van mijn eersteling bij hen thuis bezorgd.
Ach, ja waarom niet, ik eet eigenlijk wel best graag honing.
Wij schrijven heus niet voor imkers
Geeft niet, een natuurtijdschrift is ook leuk. Maar jonge
leeuwen, heten eigenlijk welpen, hoor. Nu, goed, jullie zullen het wel weten,
als biologen zo.
Later, niet laat genoeg, koffiehuis Gent.
Wanneer zijn de schrijfkriebels zo gekomen?
Ach, wilt u het daar over hebben? Ik dacht dat de
schrijfmicrobe zo ongeveer kwam nadat ik die miljoenen mieren voelde kriebelen
in mijn balzak.
Het geile gevoel in een mannenscrotum vergelijken met het
krioelen van mieren, steelt u van uw stadsgenoot, Louis Paul Boon.
U komt echt niet intelligenter over door zijn volledige naam
te noemen, mijnheer Hommel.
Wat zijn uw voornaamste invloeden?
Ik schrijf nooit onder invloed. Ik verdraag eigenlijk de
meeste drugs bijzonder slecht. Mijn coke-experimenten leverden mij al meteen
een ticketje spoedafdeling op en mijn recensie van DEUS onder invloed is
werkelijk schrijnend slecht
Leest u zelf vaak?
Zeer zelden, ik lees niet, ik word gelezen.
Die quote steelt u dan weer van Jan Cremer, mogen we stellen
dat u een oeuvre aaneen breidt met gestolen quotes?
Ik eet graag appels.
(journalist en fotograaf wisselen blikken van verveling en
ik slurp mijn koffie, maar die is nog steeds te heet)
Uw eerste roman deed mij denken aan Herman Brusselmans. Wat
mij opviel is dat u er alles aan doet, om plaatsnamen er buiten te laten.
Nochtans vermoed ik dat Zaaien zich afspeelt in Gent.
Bent u wel heel zeker dat imkers geïnteresseerd zijn in mijn
werk?
Zijn er wellicht films die u beïnvloed hebben? In uw tweede
boek, Sanja vallen bijzonder veel titels van films.
Bij God, zeg, imkers
(slurp, maar koffie nog steeds te warm)
Het hoofdpersonage in Zaaien rijdt de ene scheve schaats na
de andere, zijn de avonturen van Reimbrecht gebaseerd op autobiografische
realiteit?
Ach, ik zie al waar dit naar toe gaat. U wilt mij laten
zeggen dat ik een oversensitieve schandknaap ben die zich voor zijn
afzuigdiensten laat betalen in manuscripten van sukkelachtige ongepubliceerde
frustro-auteurs
In welke passages bent u op uw best? Ik vond de scène waarin
Reimbrecht op een begrafenis verzeilt zo ongeveer Dostojevski meets the Marx
Brothers. Echt heel sterk. Ik wou dat ik het zelf geschreven had.
Ik snap echt niet hoe imkers hier één bal kunnen aan hebben.
In uw boek de brekers verwerkt u heel scherp uw grote
kennis van de Amerikaanse burgeroorlog. Hoe oud is die passie van u?
Ik meen serieus dat u toch beter iets over de gebarentaal
van bijen doet.
Haalt u veel inspiratie uit uw passionele relatie met de
veelgeprezen Perzische Prinses?
Wist u dat honing het enige levensmiddel is dat werkelijk
nooit slecht wordt?
In Sanja, beschrijft u de wereld van een jonge vrouw die
een gekwelde kindertijd gekend heeft. Hoe zou u uw eigen kindertijd typeren?
In piramides graven ze dus potten honing op en die kan je
dus zo eten.
Mijnheer Peynsaert, zo heeft dit echt geen zin, hoor.
(fotograaf en journalist maken aanstalten om weg te gaan)
Wij bieden u de kans om reclame te maken voor uw werk. Ons
was verzekerd dat u het heel serieus meende met uw schrijverscarrière.
Ik heb nooit gevraagd om een interview voor imkers. Ik heb
een ander doelpubliek. Masochistische necrofielen.
U heeft ons zélf met een ton emails en geloofsbrieven overtuigd
om u deze kans te geven.
Dat zijn necrofielen die het uitsluitend doen met levende
lijken.
Kijk, ik zal u nog eens serieuze vraag stellen en dan zijn
wij genoodzaakt om dit gesprek af te voeren.
En kent u lunofielen?
Laatste kans, mijnheer Peynsaert. Wij hebben begrepen dat uw
vader onlangs overleden is. Denk je dat schrijven een rouwproces kan
versnellen?
Lunofielen kicken op seks op de maan. Ze kunnen enkel
klaarkomen als ze in een maanlandschap staan. De populairste plek voor hun beweging
is Mexico. Daar heb je een oude krater en die zit vol van hun kwakjes. Hele
gekke mensen, lunofielen. Wat ik mij altijd afgevraagd heb: zijn er ook
lunofiele imkers? Zal wel niet zeker?
Exit Hommel
Mmm, heerlijk, half lauwe koffie en rust, ja rust.
Ff de ober aan zijn mouw trekken.
Kan u Im a kingbee van The Rolling Stones spelen? Snel,
ik geef je 5 euro, als die twee het horen voor ze de deur uit zijn.
Dat soepbeen in een schort kijkt mij doodgemoedereerd aan.
Dat interview heb je wel even compleet verknald.
Ik vind het vooral zonde voor die imkers
Je bent echt wel een doordrammer. Echt niet meer grappig,
hoor.
Ik schrijf niet om grappig te zijn
Maar om eindeloos te zijn. Eindeloos vervelend en saai.
Ja, de ober was ook een frusto niet gepubliceerde auteur die
dacht dat hij hier bier en thee opdiende in ruil voor verslijtbare verhaaltjes.
En geen imker die er naar kraai.
'Je moet nog een beetje werken aan je eindzinnen.'
Zondagnamiddag. 26 april. Ik spoor vanuit Gent via Brussel
naar Jette. Men heeft mij gevraagd om een interview af te nemen met een
Filippijnse dissident. Hij schrijft ook, wordt mij enthousiast toevertrouwd.
Een niet te miskennen reclameboodschap, kwestie van mij extra warm te maken
voor deze nieuwe opdracht. Men benadrukt nog enkele keren dat het om een
sympathieke jongeman gaat, die vlot vertelt over de penibele toestand waarin
hij verzeild raakte. Nou dat belooft, een zondagmiddag zeker wel waard en het
adres waar het gesprek zal doorgaan, is nog makkelijk te vinden ook. Vlak bij
het station. Zo heb ik het graag.
In Jette dwaal ik als de Bohemer die ik ben, met grote ogen
door een kunsttentoonstelling. De muren zijn behangen met niet onaardige
schilderijen, maar met een prijskaartje dat mijn portemonnee al gauw duizelig
maakt.
Gespot met Belgisch gerstenat
Boven bij de bar tref ik hem Voor mij staat een tamelijk
lange, magere jongeman, met een uitnodigende glimlach die een even zo warme
inborst laat vermoeden. Nou ja, jongeman, navraag wijst uit dat hij toch al bijna
40 lentes telt. Mijn fout weze mij vergeven. Als je Axel onschuldig
twinkelende ogen ziet, die nog ongeschonden verwondering schijnen te kennen,
denk je dat je met een schrandere, opgewekte tiener te maken hebt. Maar Axel is geen tiener. Dat blijkt al na een kort
gesprek. Deze kerel weet zeer goed waar hij mee bezig is. Axel Pinpin is trouwens met véél bezig. Hij is
dichter en journalist, maar ook landbouwingenieur, vader en echtgenoot en o ja,
volgens de regering van zijn moederland, is hij in bijberoep ook nog eens een
te vrezen communistische guerrillastrijder. Als dat werkelijk zo is, weet hij
zijn gewelddadige verleden en oorlogszuchtige intenties goed te verbergen.
Zelden zon vreedzame ziel ontmoet.
Ons gesprek moet even wachten. Hij loopt als een kip zonder
kop rond, zijn performance moet zo dadelijk plaats vinden en er zijn nog wat
voorbereidingen nodig. En passant checkt hij voor de grap even of ik wel
degelijk Intal vertegenwoordig. Je weet maar nooit hoe ver de tentakels van de
foute krachten in de Filippijnen reiken. Werd Trotski ook niet vermoord door
een killer die zich eerst uitgaf voor een Belgische journalist? Axel lacht zijn tanden bloot en verzekert mij dat
hij er vertrouwen in heeft. Hij staat straks geheel en al ter mijner
beschikking, maar eerst wil hij publiek lokken voor zijn korte optreden.
In trance voor rechtvaardigheid
Dat ronselen van toeschouwers pakt hij bepaald origineel
aan. Hij stopt een bol touw in zijn achterzak en met daaraan verbonden een
houten karretje met een briefje erin: stop the killings. Dat sleept hij
achter zich aan. Het doet mij een beetje denken aan het kruis dat ene Nazareër
lang geleden torste, opdat zijn volk er beter van zou worden. Axel blinddoekt zich en een assistente wandelt mee
om hem klappen te geven met een geïmproviseerde knuppel. Als haar zachte tikken
net iets harder lijken aan te komen dan ze bedoelt, verontschuldigt ze zich
snel. Met deze dramatische scène trekt de activist het hele gebouw door.
Uiteraard stroomt enige tijd later Axel lokaaltje vol
belangstellenden. Axel valt als een
gepijnigde martelaar op de grond, in bezit genomen van getormenteerde spasmen.
Het geheel krijgt begeleiding van een indringend, dreigend muziekstukje.
Uiteindelijk staat de dichter op en neemt hij zijn blinddoek af. Hij moet
bekennen dat hij zich eventjes terug in de handen van zijn kidnappers waande.
Ik zeg kidnappers, want Axel wil dat
hier duidelijkheid over bestaat: hij werd NIET gearresteerd, men heeft hem
ontvoerd.
Axel prijst de film
aan die Intal heeft kunnen maken en nodigt iedereen uit om die samen te
bekijken. Later op de avond zal ik die zelf ook zien. Vooral de oproep van een
klein meisje die met doorleefde, scherpe stem naar de politie schreeuwt, zal
mij niet loslaten. Haar beide ouders zijn in koelen bloede afgemaakt voor haar
ogen. Weten jullie wel hoe lang het duurt voor je zoiets verwerkt?, vraagt
het meisje snikkend. Het kleine meisje, is eigenlijk een klein vrouwtje. Haar
kindertijd zit er al op. Gesmoord in het geweld dat haar thuisland teistert. Zo
veel is wel duidelijk.
Ik op mijn beurt ontvoer Axel naar een afgelegen kamertje, waar gelukkig
voor ons, enkele comfortabele zetels staan. Onze gast neemt een gemakkelijke
houding aan en steekt relaxed een sigaretje op. Veel tijd is er niet, dus ik
neem mijn pen en notitieboekje in de aanslag. Allereerst wil ik graag iets meer
weten over zijn kindertijd.
War. What is it good for?
Axel stond als kind
nogal onder invloed van zijn grootmoeder. Blijkbaar was zij nogal begaan met
het lot van de armen en prentte zij haar kleinzoon nadrukkelijk in dat er in de
wereld veel misstanden recht te trekken zijn. Verrassend genoeg was papa Pinpin
een soldaat, die eind jaren 70 actieve dienst zag in de strijd tegen
opstandige moslims. Op een nacht hoorde Axel zijn vader in tranen uitbarsten en tegen zijn
vrouw jammeren: Ik kan het gewoon echt niet meer.
Deze momenten schudden duidelijk iets wakker in de kleine Axel
. Aan de universiteit vertaalde deze empathie met de verdrukten zich in zijn
studiekeuze. Hij studeerde agricultuur en wenste met die kennis de boeren in
zijn land vooruit te helpen in hun streven een aangenaam bestaan uit te bouwen.
Met name door de landbouwtechnologieën te verbeteren. In een overwegend
agrarisch land als de Filippijnen kan men zulke kennis zeer goed gebruiken.
Van zodra Axel afstudeerde, in 1992, ging hij aan de slag.
Eerst als medewerker in Amerikaanse projecten. Hij hielp wegen en bebossing
uitplannen langs vliegvelden. In 1996 werkte hij voor het departement
wetenschap en technologie, waar hij subsidieaanvragen uitpluisde en al dan
niet goedkeurde. Binnen dit kader trok hij ook rond en onderwees hij de boeren
nieuwe landbouwtechnieken. Bij één zon bezoek, stelde een boer hem een vraag
die als een bom in Axel gezicht ontplofte. Allemaal goed en wel wat jij ons
hier leert, maar kun je ons garanderen dat ze ons land niet afpakken?
De vraag veranderde Axel levensloop nogal drastisch. Hij
had zich altijd al geïnteresseerd voor de moeilijkheden van de
landbouwbevolking, maar hij had zich nooit echt actief ingezet om hun belangen
te verdedigen. Hij gaf wel geld, maar daar bleef het dan zon beetje bij. Na de
bomvraag kwam daar verandering in.
Allen voor één en één voor zichzelf
Problemen hebben die boeren. Ja, allicht, maar welke dan? Om
het heel kort te zeggen: enkelen hebben alles en heel velen hebben niets. Wie
het Filippijnse grondbezit eens goed bekijkt, stuit op cijfers die minstens
enkele vragen oproepen. Op een bevolking van ongeveer 85 miljoen, zijn er
pakweg 56 miljoen boeren. Dat maakt 75 procent van het totale inwonertal. Van
die meer dan 50 miljoen landbouwers zijn er welgeteld 9000 personen die alle
land bezitten. Hoe komt die selecte happy few aan zon uitgestrekt bezit? Het
antwoord zou ons veel te ver leiden, onmogelijk om het binnen de lijnen van dit
artikel haarfijn uit te leggen. Wie dat wil kan het boek van Bert de Belder[1] er
op nalezen, daarin wordt de context helder geschetst. Volstaat te zeggen dat de
lange en turbulente geschiedenis van kolonisatie en overheersing (niet enkel de
Spanjaarden en de Japanners, maar ook de Amerikanen hebben er begin 20ste
eeuw op bijzonder brutale wijze huisgehouden onder andere A peoples history
of the United States van de auteur Norman Zinn beschrijft dat stukje
geschiedenis in zeer duidelijke termen) dit zorgwekkende onevenwicht in de hand
heeft gewerkt.
Hoe dat zo gekomen is, mag stof zijn voor historici,
belangrijk om weten is, dat die 9000 menselijk, al te menselijk!- er alles aan
doen om hun knusse positie en de vele daaraan verbonden privileges te behouden,
ten koste natuurlijk van de arme meerderheid. Een verhaaltje dat bijna zo oud
is als de wereld. Dus, begin ik mijn voor de hand liggende vraag, wat er
gaande is, is eigenlijk een strijd tussen rijk en arm? Axel knikt, You got it, right, William. Het is
een klassenstrijd.
Niet moeilijk om de situatie in te schatten dus, maar wat
doe je er aan?
I gave my soul for the working mans plight
In het geval van Axel luidt dat antwoord: alles wat in mijn macht
ligt. De jongeman gaf zijn mooi betaalde job op en ging zich voor de volle
honderd procent inzetten voor de boeren. De zekerheid van een interessant loon
dat elke maand op je bankrekening landt, kende hij van dan af niet meer. Hij
zette zich in voor de boeren, en zij deden in ruil wat ze konden voor hem. Ze
betaalden hem terug in de vorm van overnachtingsplaatsen en voedsel. Ja, maar,
wat vond jouw vrouw daarvan?, wil ik weten. Die vond dat in het begin niet
zon fijne gang van zaken. Axel verdiende meer dan gemiddeld, in de week had
hij een aangename job en de weekends stonden open om leuke dingen te doen met
het gezin. Toen Axel echtgenote echter zag wat voor een kracht er schuil ging
achter de boerenbeweging en hoe die zich mobiliseerde en organiseerde, raakte
ze er uit ook bij betrokken. Terwijl haar man zich inzette voor de landbouwers,
spitste zij zich toe op de belangen van arbeiders. Tot ze beviel van hun eerste
kind en de zorgen voor nakomelingen haar activistenbestaan onmogelijk maakte.
Uit noodzaak nam ze terug een normale job aan. Axel heeft alle begrip voor die beslissing.
Actiefilm of toch gewoon Filippijnse realiteit?
Niet iedereen was zo blij met Axel inzet. Men kan echter
niet direct een gezicht plakken op de personen die zijn ijver als een doorn in
het oog ervoeren, maar dat die personen bestaan, is wel zeker. Het zijn die
anonieme mensen die verantwoordelijk zijn voor heel wat geweld. Axel is duidelijk: de opdrachtgevers zijn de rijken
die hun rijkdom veilig willen behouden. En de rijken hebben de macht in handen.
Wie hen een strobreed in de weg legt, verdwijnt of wordt op klaarlichte dag
neergeknald door onbekende, gemaskerde mannen. Gerechtelijk onderzoek om de
daders te vatten, loopt al snel spaak, als er zelfs ook maar één stap
ondernomen wordt in die richting.
Axel zelf dacht ook
te zullen sterven toen hij op een dag klem gereden werd en zich omsingeld wist
door een veertigtal gewapende mannen. Op basis van flinterdunne aantijgingen
hij zou een communistisch strijder zijn gooiden ze hem en zijn gezelschap,
inclusief zijn chauffeur die met de hele zaak helemaal niets te maken had, in
de cel. Axel zou overdag vredig les
geven, maar s nachts de wapens opnemen tegen het regime.[2]
Filippijnse inquisitie
Het eerste jaar was het gevangenisregime bitterhard. De
gevangenen hadden geen toegang tot media, contact met de buitenwereld werd hen
onmogelijk gemaakt. Voor Axel was dat
het ergste aspect van zijn gevangenschap. Als getrouwde man, had zijn vrouw
officieel het recht om af en toe de nacht bij hem door te brengen, maar dat
bezoekersrecht werd hem ontzegd. De kleinste benodigdheden moesten zijn cel
worden binnengesmokkeld. De bewakers schuwden ook geen folteringen. Axel en
zijn gezelschap kregen kogels tussen vingers geplaatst, waarop men hun handen
strak inbond. Daarna sloeg men op hun handen. Men trok ook een zak over hun
hoofd en beukte toen op hen in, zodat ze zich niet schrap konden zetten om de
slagen te incasseren. Ze zagen de klappen immers niet komen.
Axel benadrukt vooral
het psychologische geweld. De gevangenen kregen krijsende vrouwenstemmen te
horen. Zogezegd de stemmen van hun echtgenotes die schreeuwden terwijl men ze onderwierp
aan verkrachtingen en andere vernederingen. Axel liet zich echter niet manipuleren. Blijkbaar
was de bedoeling van de folteringen dat hij namen van medestanders zou
prijsgeven, maar hij was niet van plan om zoiets te doen. Want, vraagt hij
retorisch: Welke dood is mooier dan sterven voor je principes? De beulen
speelden verder nog het psychologisch vaak afdoende spelletje good cop, bad
cop met hen, maar ook dat wilde niet lukken. Axel boog niet.
Hulp helpt
Meer dan twee jaar zat de man vast. In zijn cel schreef hij
gedichten, die van veel gevoel spreken, van hoop en volharding in idealen. Hoe
kwam hij dan uiteindelijk vrij, wil ik weten. Axel zou graag duidelijk stellen, dat hulp wel degelijk
helpt. Buitenlanders die regimes aanschrijven met grieven en protesten: op
termijn sorteren zulke acties het gewenste effect. Functionarissen kunnen een
stroom van sympathiserende brieven van over de hele wereld blijkbaar toch niet
zo maar naast zich neerleggen. Het zal ons, activisten, een hart onder de riem
zijn. Wat we doen, heeft verdorie zin. Als we merken dat onze tijd ver op is en
Axel terug moet performen, wil ik nog
horen waar hij het meest trots op is. Onze dichter vermeldt een allesomvattende
studie over koffieproductie, waarvan de bevindingen belangrijk zijn geweest
voor zijn land. Koffie is namelijk een belangrijk Filippijns exportproduct.
Plannen voor de toekomst
Met de klink van de deur al in zijn hand, vraag ik hem nog
wat hij nu van plan is te doen. Daar bestaat geen twijfel over: terug naar de
boeren, zijn werk verder zetten. Als slavist weerklinkt in mijn oren,
chazjdjenije v narod, dat wil zeggen: gaan naar het volk, zoals een trend
in het negentiende-eeuwse Rusland bekend stond, een trend waarbij
intellectuelen het volk gingen verheffen met hun kennis. De toenmalige
Russische plattelandsbevolking wist eigenlijk niet zo goed wat ze met die jonge
idealisten aan moest. Maar de Filippijnen zijn negentiende-eeuws Rusland niet.
Daar is de bevolking maar al te gretig om zichzelf op te werken. Ze weten wat
ze willen en dat is om te beginnen- een grondige, rechtvaardige herverdeling
van de grond. Iedereen die hen daarbij kan helpen, is meer dan welkom. Wij op
onze beurt kunnen helpen, door de ontwikkelingen op de voet te volgen, de
bevolking ter plaatse te laten voelen dat de internationale gemeenschap met hen
sympathiseert. Kortom, hun moed levende te houden. Mensen als Axel bewijzen dat het hen niet aan de nodige spirit
en creativiteit ontbreekt om door te zetten.
Nog heel snel vraag ik om uitleg bij het T-shirt dat Axel draagt. Een gekke kater springt wild uit wat
onmiskenbaar een geconfedereerde vlag voorstelt. De lezer weet misschien niet
welke vlag ik bedoel, maar heeft ze zeker wel al eens gezien. Het is die vlag
die de Ku Klux Klan graag te pas en te onpas bovenhaalt, hét symbool voor de
kortzichtige redneck, maar bij uitbreiding ook wel met open armen ontvangen
door iedereen die zich op de een of andere manier als rebel beschouwt.
Niettemin vind ik het vreemd om Axel in
zon T-Shirt te zien. O, die T-Shirt, die is van mijn favoriete band, The
Stray Cats!
Met een ontwapende glimlach en gedragen op de vleugels van
een onstuitbare levenshonger holt Axel weg. Verder op de gang is de documentaire
afgelopen en hij moet nog een woordje zeggen. De ontmoeting met deze krijger
van de ziel doet mij denken in de geest van auteur Paulo Coelho. Als je
bedoelingen goed zijn, als je weet welk doel jij moet bereiken in dit leven,
dan helpt de hele wereldgeest jou om dat doel te verwezenlijken. Love, peace,
empathy fluistert de lege kamer stilletjes als ik nog het volgende gedicht van Axel
overpen in mijn notitieboekje:
Letter to my son
Son, there is no one who will tell you stories this night,
You will twist and turn upon your bed, with no one beside you,
Hug close a pillow I left behind, or place a leg upon it
For I will also embrace you, here, where I have long been imprisoned
Son, no one will prepare your breakfast for tomorrow,
You will wake with no chocolates or pandesal° to greet you
Use the cup I last made my coffee in
For I will also eat with you, here, in the gloom op my prison cell
Son, the house remains silent upon your return,
With a deafening loneliness cast upon our darkened room,
Go play the music we last listened to, together,
For I also whistle it here, that tune we know and love
Son, learn well the tales of solitude and apprehension,
Realize the hunger of the farmer I have fought for,
And study the music of struggle and liberation
But always watch out for the ones who took your father away
één dag uit het leven van een uitgebluste scholier
Ik was als kind zo dom dat ik naar school moest
Een maandagochtend zeven uur 2001 in het 2de trimester van het 5de middelbaar.
Een wekker loopt stilletjes af. Wiens wekker? De mijne. Wie wekt hij? Mij dus. 't Is een wekradio, maar 't is slechts geruis dat mij uit mijn haast immer droomloze slaapt haalt. Ik luister niet graag naar de radio. Laat staan dat ik een favoriete zender heb. Dus word ik 's morgens tot actie aangespoord door geruis dat zich tussen de mij onbekende zenders ophoudt. Nee, op de radio draaien ze te veel rotzooi. Liever geruis dan. Ik sta op zonder heel veel moeite, maar ik trek wel mijn kleren aan met de gedachte: o wat ben ik toch moe. Ik ben 18 en scholier en ik behoor dus moe te zijn bij het gloren van de dag. Mijn kleding die slingert op de grond. Dat vind ik 't handigste. Mijn bed opmaken doe ik ook zelden. Ik slaap niet lekker in een bed dat niet overhoop ligt. Afgezien van de rondslingerende outfit is mijn kamer heel netjes. Dat kan haast niet anders, want er staat niks op. Alleen een kast met nog meer kleren, enkel dewelke ik draag, krijgen een plek op de grond. Roze muren en een klein kruisbeeld. Dat kruisbeeld laat ik oogluikend hangen, om mijn moeder geen hartkwaal te bezorgen, en omdat ik er nog niet uit ben of ik nu wel of niet gelovig ben. Ik ben instabiel en ik kan elke ochtend met godsdienst ontwaken. Ik zeg van niet, maar ik denk soms wat anders. Aangekleed ga ik de gammele trap af. Ons huis is voornamelijk in elkaar geflanst met afbraakmateriaal van andere huizen en laat mij toe te zeggen dat je dat merkt. Na een kort bezoek aan het toilet, dat een nogal merkwaardige ligging heeft, namelijk in de inkomsthal, ga ik naar de keuken waar mijn moeder aan de afwas begonnen is, "Yo madre", zeg ik, terwijl ik een geeuw probeer te faken. "Dag mijn manneke", zegt ze terug.
'Dag manneke' is haar ochtendbegroeting. Mijn moeder roept hiermee bij zichzelf een andere tijd op, de tijd dat manneke zeven jaar was. Die tijd vindt zij een gelukkige, omdat ik dan nog redelijk gelukkig was. Ik ken weinig van moeders - ik spreek er maar met één - maar 't lijkt mij dat moederdieren hun geluk altijd plachten af te wegen bij dat van hun jongen. 'k Geloof dat mijn moeder geluk wel op prijs stelt. De idee van 'Happiness is never grand' uit 'Brave new world' heeft zij nooit gelezen. Moeder leest geen boeken. Moeder is poetsvrouw. Daar heb ik geen problemen mee. 't Heeft wel wat flair, het statuut van 'working class hero'. Uit mij 'yo madre' spreekt een familiare plagerigheid, maar ook een zekere afstandelijkheid. 't Gaat mij om beide, maar wellicht toch meer om 't laatste. Alvorens aan 't ontbijt te beginnen - in tegenstelling tot vele jongeren ontbijt ik - zet ik 'Black Sabbath' op. Ik programmeer: 'sweet leaf', 'killing yourself to live' en 'Iron Man'. I love Black Sabbath in the morning. Die sfeer past het beste bij het escapisme dat zich in mijn binnenste roert met het vooruitzicht op zenuwdodende school. Het komende half uur zal het beste ogenblik van mijn dag wezen. In bezit genomen van dat escapistisch gevoel dat door de muziek nog versterkt wordt, geniet ik intens. Ik zie mezelf keer op keer sterven. Meestal vind ik de dood voor een vuurpeleton dat ofwel vaag blijft ofwel bestaat uit in het blauw gestoken uniesoldaten. Uniesoldaten vanwege mijn obsessie voor de secessieoorlog, Amerikaanse burgeroorlog of simpelweg 'The civil war' in 't Engels. Een obsessie jawel. Mijn obsessie. Gezeten aan mijn bord cornflakes - voedingswaarde: nihil, afgezien van de melk - ga ik een beetje aan headbangen doen, meegevoerd door de pijn die ik zo graag oproep. Bij 'sweet leaf', denk ik aan een liefde, een liefde die benijdt en beschimpt wordt door de wereld. Een hartverscheurende liefde, zoals ik er nooit één gekend heb en waarvan ik ook meer en meer vermoed dat ik ze ook nooit zal kennen. Ik ben 'desperate voor love', maar ik heb wel een intimiteitsprobleem, ik verdraag geen aanrakingen. Dat heeft te maken met mijn 'low selfesteem'. Zou ons Nederlands nog lang Nederlands blijven of een Engels dialect worden?
Dat gebrek aan eigenwaarde heb ik tengevolge van een plaag, de tienervloek; acné. In mijn geval heeft die vloek lelijk - ik kan het niet genoeg benadrukken - huisgehouden. Vandaar ook dat ik later bij 't scheren niet in de spiegel durf kijken. Ik scheer mij niet vaak. Douchen doe ik wel dagelijks, tanden poetsen enkel als ik de deur uit moet. Ook in de badkamer neem ik 'Black Sabbath' mee. Binnen een uur zit ik in een hellegat waar elke persoonlijke bezigheid genadeloos gekelderd zalworden. Muziek zit er dan niet in. Dus moet ik nu mijn oren de kost geven, straks schakel ik hen toch uit. Je reinste zelfbescherming noem ik dat. Ik schraap blindelings het windhaar van mijn geteisterde geschonden kaken en ik haal de resten van 't ontbijt van tussen mijn tanden. Voorwaar geen simpel karwei, want dat grut kruipt overal. Ik deporteer de radio terug naar de keuken. Vijf tellen later sta ik met de handen in mijn haar boven mijn rugzak uit te staren. Zeven maand school en nog steeds ken ik dat vervloekt lessenrooster niet uit mijn hoofd. Mijn geheugencellen werken uitermate selectief. Ik gooi er wat boeken in. Boeken waar zonder twijfel interessante informatie in staat, maar die op een zodanige manier weergegeven is dat het strontvervelend wordt. Een overzichtelijke structuur heet dat. Bullshit, zeg ik.
Exit vrijheid
't Is nu zo ongeveer 10 over acht. Ruben en ik hebben een afspraak, de afspraak dat hij om 10 over acht aan mijn deur staat. Als hij niet komt, belt hij. In de meeste gevallen gaat daar regen aan vooraf. Ruben kan niet tegen regen. Ruben is een neger. Die kunnen niet tegen regen. Ik hou van regen. Bij regen contrasteert mijn gemoedstoestand niet met de weersomstandigheden. Vandaag is er enkel mist en de prikkelende stank van het vilbeluik een dorp verderop. De geur in kwestie is een geraffineerde mengeling van gecremeerde platgereden katten en overjaarse hondenbrokjes. Alsof er een verschil is tussen die twee. Ik sta alvast buiten te wachten, want blackie, een wel zeer voor de hand liggende bijnaam voor een neger, is toch weer te laat. Dat is een zekerheid. Een schooldag is één slopende ziekmakende zekerheid. Om 8 u 15 komt dan eindelijk de grootste klomp lui vlees ooit ontsproten aan een vrouw - een blanke nog wel, Ruben is een mulat - van om de hoek. Nooit zaten zo veel apathie, ergernis en demotivatie op een gammele fiets als de zijne. 13 minuten resten ons nog om vóór het tweede belteken op onze bestemming te zijn. Laat ik het zo stellen: we hebben geen schijn van kans. Ik heb werkelijk geen idee of het een algemeen kenmerk is van het Afrikaans continent, maar als Ruben zich dient te haasten, doet hij 't omgekeerde en niet eens zo subtiel.
Onderweg begint hij aan een monoloog die ik al 210 dagen moet aanhoren. Ruben is een computerverslaafde, moet je weten, een spelletjesfreak. Er is slechts één niet onoverkomelijk doch zeer enerverend probleem: stiefvaderlief verstopt enkele essentiële pc-kabels om de studie-ijver van stiefzoonlief enig reutelend leven in te blazen. Deze sabotagetechniek is menig zichzelf respecterend ouderpaar welbekend. Wat hun wellicht minder bekend is, is dat het niet werkt. Zeker in het geval van Ruben zet het geen zoden aan de dijk. Nee, de maatregel heeft zelfs nefaste gevolgen. Ruben, waarvan de creativiteit, net zoals de sprongkracht van de kat in 't nauw, niet onderschat moet worden, heeft er niet beter op gevonden dan 's nachts op te staan, voorzichtig door het ouderlijke huis te sluipen en die verwenste kabels aan hun schuilplaats te onttrekken. Deze nacht, zo maak ik op uit zijn met veel animo vertelde uiteenzetting, waren de begeerde draden te vinden in de kofferbak van één der ouderlijke wagens, want mama en papa zijn zo burgerlijk als maar toegelaten is van het buurtcomité. Waarom heeft deze burgerlijke stiefvader geen betere schuilplaats bedacht? Mundus vult decipi? Ik denk het wel ja. Dat studieminnende burgermannetje had toch gewoon die elektrische rommel mee op de slaapkamer kunnen nemen? Of is die schijtluis bang dat er op een keer een gefrustreerd zwarte, gewapend met een ordinair keukenmes (bij gebrek aan een machete) aan zijn bed zal staan om zijn burgerlijke darmen uiteen te rijten? Ik sluit niks uit en iedereen herinnert zich Rwanda.
Charon met de sleutelbos
Terwijl we onze school naderen, valt het ons op dat de straten geen schoolgaande jeugd meer herbergen. Ook de markt is leeg.Dat wijst er op dat het schoolgebeuren zijn aanvang heeft genomen. Versnellen doen we echter niet. Ruben leeft zo ongeveer op het ritme van de brousse. Dat laat zich niet versnellen. Op dertig meter van de schoolpoort zetten we er toch maar een beetje vaart achter. De portier heeft, in het zweet zijns aanschijns, geleerd dat het groene ding achter hem dicht moet om 8 u 28 min. We halen het nog net, samen met een tiental andere rampstudenten. We glippen door het kiertje dat de portier, die vetbuik aan de oever van onze Styx, in zijn goedheid nog overlaat om ons tot verdere spoed aan te manen. Hij werpt ons nog de vaderlijke raad na van vroeger vertrekken. We lopen verder met een onverschilligheid die deze tempel der apathie zeker siert, alleen om aangeklampt te worden door de heer Prefect. Een excuus voor een man. Hij wordt geplaagd door een slechte rug, want als goed christen gaat hij gebukt onder bergen zonden die hij zelf nooit durft plegen. Welk ander taaltje kan deze vrome voortbrengen dan een algemeen Nederlands dat zo onnatuurlijk is als vijf gekloonde kippen in een legbatterij? Omdat we al te laat zijn, vindt dit symbool van menselijke deugd het nodig om ons nog wat langer op te houden. "Ruben en kameraad" is zijn met een geforceerde strengheid uitgebrachte aanspreking. Zalig vind ik dat. Dat heerschap staat al een flinke stap dichter bij zijn tweede prozac van deze ochtend, enkel en alleen, omdat er twee zelfverklaarde losers vijf minuutjes te laat zijn. Zeven als we er zijn inspirerende tussenkomst nog gauw bijtellen. Ook volgens hem schijnt te laat komen, vermeden te worden door vroeger te vertrekken. En dan heb je van die mensen die beweren dat er op school niks te leren valt. Na dit korte oponthoud gaan we gezwind verder, al was het maar om te bewijzen dat we ook nu nog op tijd in de rij kunnen staan.
Groet aan de bel
Op de grauwe speelplaats troepen vele kuddes malse scholiertjes sament om weg geleid te worden naar de schoolbanken. Ik beroem er mij even op, dat het gevierde lid van de parochie van daarnet, mijn naam niet in zijn met de bergrede verziekte hersens had. In deze plek des onheils is anonimiteit een krachtig defensief wapen. Dat hij mijn naam schuldig bleef, vind ik niet zo verwonderlijk. Ik stop mij zo vaak als ik kan weg achter mijn 1 m 92 grote levende mokkakleurige schild. Zo zijn we bij één van de hoofdredenen aangekomen waarom ik zo vaak in het gezelschap van Ruben te vinden ben. Ook is het zo dat Ruben er bij de populaire club van ons jaar net buiten valt. Zij het zeer nipt. Alleen al om de oligarchie te verstoren, profileer ik mij als de hondstrouwe raadsman van Ruben. Die verwenste rij is natuurlijk net vertrokken als wij de paradegrond voor onze klas naderen. We wringen ons tussen andere klassen door met een gespeelde gehaastheid. De verrassend grote verscheidenheid van het schoolvlees passeert in mijn ooghoeken. Ik merk er op die tot de handelsrichtingen behoren. Die zijn gemakkelijk te herkennen. De jongens dragen er witte petjes en blazers en hebben voetbalbenen. De meisjes hebben schoenen aan die op stelten lijken. Ze zijn massaal geblondeerd. Luidruchtig zijn ze ook.
In de handelsrichtingen is sprake van een grote uniformiteit. Als individu stellen ze weinig voor en dus komen ze naar buiten als groep. Stoer doen, voetballen en sms'jes sturen is zo wat alles waar ze goed in willen zijn. Moderne passeren even later. Bij hen is al veel minder sprake van uniformiteit. Wel zijn zij het vrolijkst. Misschien komt dat, omdat ze richtingen volgen waar de druk minder is dan in de Latijnse, maar zonder dat ze zich daarvoor moeten schamen. De handel is altijd nog lager. Hun humor is zeer speels, bestaat vooral uit practical jokes. Struikelende mensen ontlokken meestal een bulderend gelach in hun kringen. Uiteindelijk wroeten we dan door uitgedunde rijen leerlingen die wél stand houden in de klassieke richtingen. Hier is sprake van de meeste diversiteit. In Latijn-Moderne talen, de richting waar ik in vertoef, overheerst het melancholische, klagerige type. Het steekt hen een beetje dat ze het in Latijn-Wiskunde niet kunnen rooien. Die richting geldt als de zwaarste en dat is ze ook. Dat durft de gestapo soms openlijk te bekennen. Onze klas heeft de bijnaam 'vuilbak'. Leerlingen worden er in weggeworpen. Als je ergens slecht in bent - geeft niet wat - dan ga je daarheen. Een gebrek aan talent voor wiskunde is natuurlijk een vereiste, maar als je op de koop toe slecht bent in talen, geeft dat heus niet. We spenderen meer tijd aan taalvakken, maar we gaan gewoon aan een trager tempo. De Latijn-Griekse kan ik niet typeren. Ze bestaat enkel uit Ruben. Die is er ooit in verzeild geraakt om het vak wiskunde te ontduiken. Hij scoort er nooit onder het klasgemiddelde. Latijn-Wetenschappen is sterk verwant met Latijn-Wiskunde, maar in de wetenschappen zijn ze speelser en schenken ze iets minder aandacht aan de studieboeken. Dat zijn dus de ingrediënten van deze mensenzee. We bereiken de deur die tot mijn hel leidt. Ruben stormt er doorheen en ik volg met een gezicht dat boekdoelen spreekt.
Buiten is zon, buiten is leven, hier is de non, les aan 't geven
Poolse krijgsgevangenen schreeuwden nog 'Niech zíje Polsjka' alvorens de Nazi's hen neermaaiden. Ik kijk zo hatelijk als ik kan om te laten merken dat ik niet gekraakt ben. Je hoeft het leraren niet gemakkelijk te maken. Ze hadden best een andere job kunnen kiezen. Ik heb niet gekozen voor wiskundeonderricht en dat mogen ze weten ook. Ik zet mij achter die verwenste bank, tuur nog even rond, diep met een zucht de werktuigen der wiskunde op. Ik zie gele en witte kleuren, kaal en koud. Ze zijn er op gericht ons zo kalm mogelijk te houden. De lichtbruine, beige gordijnen, de bleke vloer en de bloemloze planten schreeuwen: Let op! Noteer! Zwijg! Voor mij zitten mijn medegevangenen. Ik doe mijn uiterste best om iets van leven te ontdekken, een zweem van eigen gedachten. Niets wijst in die richting. Ze moeten zich wel vervelen.Dat kan niet anders. Ik heb hen het vaak genoeg horen beweren. Toch merk je het niet. Voor mij zitten veertien robotten. Slaafs noteren ze alles wat er gezegd wordt . Nog netjes bovendien. Vijf jaar middelbaar onderwijs heeft hen zo gemaakt. Vijf jaar opmerkingen, nota's en oeverloos muggenziften heeft hen geleerd dat ze hun geest maar beter thuis laten, dat er op school geen plaats is voor persoonlijkheid. Sommigen zijn erger aangetast dan anderen. De kritieke gevallen hebben nog slechts een spons in hun hoofd. 32 uur per week zuigen ze alles op wat er gezegd wordt. Zelfverworven kennis is hen geheel vreemd, schijnt hen zelfs ongepast toe. Het typevoorbeeld hiervan zit enkele meters van mij. Hij is druk in de weer met het kopiëren van grafiekjes. Dat doet hij met een nauwgezetheid Michelangelo waardig. Thomas is zijn naam. Hij is de natte droom van elke leraar. Je kunt je er niet aan ergeren, je kunt je er enkel over verbazen. Helemaal vooraan staat dan waar het allemaal om draait dit uur: de wiskundelerares. Ze is gekleed naar de aard van haar vak: kleurloos. Het is bepaald moeilijk om haar niet voor een non te verwisselen. We vragen ons dan ook af of haar moeder overste er weet van heeft dat zij overdag het onderwijs in grijze nevelen stort. Wiskundeleerkrachten scoren qua vakbekwaamheid het hoogst. Dat deelt hen meteen in bij de minst aangename krijtverslinders. De mannen onder hen zijn meestal kaal of kalend, de vrouwen ronduit onaantrekkelijk. Van alle leraren hebben zij het minste contact met de leerlingen. Namen interesseren hen al niet, gefixeerd op cijfers als ze zijn. Ondanks dat zijn ze als mensen de kwaadste niet, ze kunnen het gewoon niet helpen. Wat ik het meest aan hen apprecieer is dat ze zichzelf blijven en dat ze menen wat ze zeggen. Desondanks is een les wiskunde voor mij bijzonder onwelkom. Het vak is mijn zwaard van Damocles. Het prikt nu al in mijn nek. Zonder wiskunde zou ik veel geruster zijn in mijn slaagkansen. Een eigenschap die mijn antipathie jegens het vak nog aanzienlijk versterkt. Ik haal zeer tegen mijn zin een blad en een pen uit mijn rugzak, maar kom niet aan noteren toe. Naast mij is Ruben aan zijn ontbijt begonnen. Al kan je tonic drinken bezwaarlijk een volwaardige maaltijd noemen. Zijn jas heeft hij niet uitgetrokken, die extra warmte is bevorderlijk voor zijn slaappogingen. Zelf geef ik alle hoop op eigenhandig vergaarde notities op. Ik troost mij bij de gedachte aan een kopieermachine en leg mij toe op mijn traditionele vorm van broodnodig tijdverdrijf. Tempus fugit, zeggen ze, nou niet in een wiskundeles. Talrijke lijstjes passeren ook nu de revue: mijn tien favoriete Beatle nummers noemen, zoveel mogelijk nummers van The Rolling Stones opschrijven, namen van generaals, hoofdsteden, noem maar op. De lijst die steevast terugkeert is die der vijftig staten van Amerika. Die construeren staat garant voor x aantal minuten vervlogen tijd. Enkel met dat doel voor ogen heb ik die uit het hoofd geleerd. Op die manier moord ik een lesuur wel uit. Mijn gemoedstoestand duikt naar een dieptepunt. De gedachte aan een C-attest (gelijk aan een enkeltje Birkenau) gaat op mijn hele lijf hangen. Ruben doet zijn best om onopvallend in een pc-blad te lezen, zonder succes weliswaar. De cijfervrouw maant hem aan 'zijn lectuur' weg te stoppen. Ze merkt dat ik niet bij de les ben, maar ze laat me met rust. Dat valt me van d'r mee. Als de bel gaat, produceert mijn lichaam kortstondig zaligmakende chemische stoffen. Die welkome reactie ebt dra weg. De dag is nog lang niet ten einde.
Stalin leeft
Een les geschiedenis is de volgende halte op het pad dat ons de status van bruikbare burgers dient te bezorgen. Geschiedenis is een van mijn interesses. Op school is het even goed een bron van ergernis. Met als enig positief punt dat ik er geen moeite hoef voor te doen. Geschiedenis een vak dat een eigen lokaal verdient. We breken op en beginnen aan de verhuis. Ruben en ik zijn vanzelfsprekend de laatsten die 't lokaal verlaten. De leraar Geschiedenis heeft de bijnaam Paki. Hij lijkt sprekend op een Pakistaan. Geschiedenisleraren zijn net als leraressen Nederlands geabonneerd op "De Standaard". Met dat verschil dat leraren Geschiedenis er af en toe in lezen. Dit exemplaar is net iets meer zegen dan vloek.Hij leert ons sporadisch iets bij. Wat ik tegen hem heb, is zijn air van alwetendheid. Verder is er natuurlijk de oppervlakkigheid, inherent aan alle lesactiviteiten op school. Ik heb hem bijvoorbeeld horen zeggen dat de Russen in Afghanistan verlieten in body bags. Ik heb er niet op gereageerd. Die vent houdt niet van kennis die de zijne niet is. Het is echter zo dat Russische gesneuvelden Afghanistan verlieten in speciale kisten die je als particulier onmogelijk open kon krijgen. Der Iwan werd immers in die mate verminkt door de Mohammedanen dat het thuisfront slechts het gezicht te zien kreeg. In de kist zat een klein raampje. Als ik volgende week strafstudie wil, moet ik hem deze bijsturing nu presenteren.
Zonder zijn aureool van alwetendheid zou ik het hem niet eens kwalijk nemen. Na een opstandig trage verhuis, komen we met z'n allen het aangepaste lokaal binnengesloft. Ik neem plaats naast Yannick. We zijn op nummer gezet. Een extra maatregel om frivoliteiten geen kans te geven. In mijn geval is dat beslist mislukt. Yannick en ik vormen een komisch duo. Toegegeven, bij Paki houden we ons relatief koest. Ik verdenk Paki er van Stalin en Lenin in een meer dan gezonde mate te bewonderen. Leraars met zo'n ferme voorbeelden herinner ik pas als laatstejaars aan hun foute beroepskeuze.
Vandaag heeft hij het over Napoleon. Dat vind ik een hoogst interessant onderwerp, maar ik voel mij zo wegkwijnen als hij 's mans leven in minder dan tien minuten samenvat. Je zou denken dat die Corsicaanse dwerg beter had verdiend. Een naïeve misvatting. Ik mag juichen dat zijn militaire ondernemingen überhaupt aan bod komen. 'Histoire bataille' heeft afgedaan bij Paki. Hij laat niet na dat dikwijls genoeg te zeggen. Vermoedelijk stelt hij zijn hoop in de atoombom, om alle kennis van conventionele oorlogvoering geheel overbodig te maken. Ik blijf gespannen luisteren om iets nieuws op te pikken, maar een opfrissing van de term 'continentaal stelsel', is vrijwel alles wat ik uit de brand kan slepen. Ik had evengoed enkele strips van Bakelandt kunnen lezen. Terwijl ik zo zit en denk, vergaap ik mij aan de toch wel treffende gelijkenis met een Pakistaan. Zijn ware naam is Yoga en dat kan hij niet wegstoppen. Hij ademt opvallend correct. Verder houdt hij zich kaarsrecht en zijn figuur laat geen braspartijen vermoeden. Die vent zit elke dag op een matje met zijn scheenbenen in zijn nek. Ik betwijfel dat hij van de gelegenheid gebruikmaakt om zichzelf te pijpen. Nochtans, als je zijn vrouw ziet, zou je hem prompt uitroepen tot masturbatiekoning. We noemen haar het spook. Haar linkeroog is op de vlucht voor haar gezicht. Zo'n appetijtelijke brok is het. Ironisch genoeg geeft ze esthetica. Hij geeft bijzonder monotoon les, maar met veel en wild gebruik van zijn handen. Een groot aantal van zijn zinnen begint met ' 't is misschien niet slecht '. Hij verkondigt zowaar eigen meningen en boven zijn bord hangt de spreuk: 'aude sapere' (durf te weten). Hoe bemoedigend dit alles ook mag lijken, oplichterij is het wel degelijk. De spreuk mist een cruciaal aanvullinkje, zijnde: quod EGO sapio (wat IK weet) en ga daar vooral niet buiten. Een medeveroordeelde in mijn klas heeft het ooit gewaagd om zijn idyllische afschildering van Afrika - je moet er maar op komen - te nekken. Na de les werd ze prompt gedwongen tot een verontschuldiging, veilig onder vier ogen. Ik zei 't al, vadertje Stalin heeft nog aanhangers.
Uitwaaien zonder strand
Tien minuutjes speeltijd is wat volgt op vijftig minuten verminkte geschiedenis. De benaming speeltijd is nog lang niet achterwege gelaten. De term past volledig in het kader van beoogde onderwerping. Kinderen spelen, kinderen hebben niks te zeggen, dus wij zullen spelen. Die tien minuten vul ik steevast in met melancholische overpeinzingen. Moreel masochisme lucht meer op dan je zou denken. De omgeving waarin ik vertoef is die van 'the cool crowd', een kern van jongens die zich beter voelen dan de rest en die zich laten omringen door een uitgelezen hof. Enkele aantrekkelijke en vooral onderdanige jonkvrouwen kunnen hierbij vanzelfsprekend niet ontbreken. Narren zijn er ook. Soms komt er zelfs intelligente humor tot stand. Opvallend hierbij is dat 'The Simpsons' een niet te overschatten impact hebben op onze jongerencultuur en op onze cultuur, tout court. Vlaanderen maakt voor het eerst in zijn geschiedenis kennis met sarcasme. Ongeveer vijfhonderd jaar later dan de Angelsaxen. Geeft niet, Oost-Europa doet er nog wel tweehonderd jaar langer over. Enkele banken in de buurt van de meisjestoiletten maken de troonzaal uit. In het midden zit meestal koning Dieter, met aan zijn zijde hofmaarschalk Tim. Jerre is de hofnar met het meeste aanzien. Sam is de lagere edelman die zijn best doet om te delen in de populariteit van de prominenten, van de aristoi.Een onderneming met wisselend succes. Geachte edellieden zijn Jochen en Peter, twee DJ's, troubadours zeg maar.
Ruben is de parasiet van het gezelschap. Zelf hang ik er maar wat bij. Zeer korte opmerkingen zijn welhaast mijn enige bijdrage. Ik word aan't hof getolereerd omdat ik één jaar ouder ben, geen hogere positie ambieer en mij onopvallend gedraag. Meestal zit ik op het uiteinde van één der banken en daar zit ik het beste. Je hoort alles, je ziet alles en zelf ben je redelijk beschut tegen de boze wereld van een middelbare speelplaats. Het geruis dat over zo'n gebetoneerde grasweide hangt, inspireert bovendien tot dagdromen. Wat kan een asociale achtienjarige jongen meer wensen? Studeren behoort ook tot de mogelijkheden. Ik kan dus niet klagen. Vandaag is het hof naarstig op zoek naar vrouwelijk schoon. De zomerzon drijft de hormonenproductie op en dat mogen de overgevoelige en extreem zelfbewuste jongedames tot hun spijt ondervinden. Net voor de meisjestoiletten is het hof uitstekend gepositioneerd om een boel vrouwvolk uitgebreid te keuren. De schoonheidsjacht valt echter maar mager uit. De jury wordt iets grimmiger. Ze gooien hun uitgesproken afkeur naar de wandelende vleeswaren. Op tientallen meisjeskamers vloeien vanavond bittere tranen.
All students are tortured equally
De bel maakt een einde aan deze mensonterende vleeskeuring. Vijftig minuten Engels wachten ons. De lerares die daarvoor zorgt, is niet bepaald populair. Ten onrechte vind ik. Bij haar kan je wél aan vrije meningsuiting doen. Op een middelbare school is een populaire leerkracht, een grappige leerkracht en daardoor ook een man. Een populaire vrouwelijke leerkracht is een knappe vrouwelijke leerkracht. Zij is niet populair, maar ze tolereert mijn zever en dus tolereer ik haar. Tijdens deze les wil ze dat we een opstel schrijven. Ze zou graag vernemen hoe het vijfde jaar ons bevalt. Na een onderdrukte vreugdekreet - mijn opinie wordt gevraagd! - haast ik mij om het volgende op papier te krijgen: The fifth year is extremely difficult. School is brutal and you can not refine it. Teachers demand unconditional surrender to their will. Rebellion is punished severely. Most students are bored. Our minds have been crippled. We've been taught to obey. Insubordination is everyone's goal but television has destroyed the minds of the strongest. My fatal flaw is laziness. I can't focus on my schoolwork. They do not teach me the things I want to know. My brain cells are on a rout, totally demoralized. We only use 5% of our brain. I use even less. Our Latin teacher is the best cure for insomnia. The first week it was exciting to get to know the new students. The second week we were tired of them. With Karen missing in action and Wouter attending a school for soon-to-be-nuns our morale level is at it's lowest point ever. Our history class with the man from Pakistan is a mental torture. Our Latin lessons are a test of life or death for our noses. And last but not least, the money we give to Haiti disappears in the pockets of a semi-professional soldier. We simply try to survive with a grim determination to gain our high-school diplomas. And then we can all live on social security. God bless Belgium. Karen en Wouter zijn twee medestudenten die 'weggezuiverd' zijn. De semi-professionele soldaat is onze leraar Frans. Na zijn uren speelt hij luitenant-kolonel in het Belgische leger (waar tweetaligheid dé voorwaarde tot promotie is) Ze laat ons één voor één onze pennenvruchten voorlezen. Ik krijg er de lachers mee op mijn hand. Ze geeft mij 9 op 10. Mijn objectiviteit tegenover haar was al wankel en ligt nu aan diggelen op de grond. Deze leerkracht kan er mee door. Zij laat ons echter in de steek en draagt de rostra over aan de Teutoonse die ons Duits geeft.
Blafles
De Teutoonse is blond - hoe kan het ook anders? - groot en ze kleedt zich uitermate deftig. Niet saai of lelijk, neen, gewoon oerdegelijke, Duitse secretaressekledij. Ze lijkt wel niet weggelopen uit de Bund Deutcher Mädel. Daar is ze te intelligent voor. Maar de S.S. wil ik niet uitsluiten. Ze denkt dat het in mijn bovenkamer goed scheef zit. Ik werk gewillig mee om die gedachte vooral levendig te houden. Daarom benut ik elk kansje om Duits te associëren met de Nazi's. Ik moet dat deprimerend taaltje niet. Voor een gedwee en onvermijdelijk gehoorzaam volk als de Duitsers, kan ik weinig appreciatie opbrengen. Je ziet tot wat een gebrek aan opstandigheid kan leiden. De Führerin die ons dé schreeuwtaal bij uitstek machtig maakt, is een toonbeeld van Germaanse daadkracht. Haar lessen suizen voorwaarts als een experimentele Japanse trein. Hoe klein mijn liefde voor de taal van Goethe ook is, ik moet bekennen dat ze een bedreven en getalenteerde leerkracht is. Bovendien laat ze mijn oncontroleerbare opmerkingen oogluikend toe. Maar het belangrijkste is dat ze er in slaagt ons Duits bij te brengen. Hoe gek het ook mag klinken, ik wil bijleren. Vandaag heeft zij besloten om ons aan een dictee te onderwerpen. Gezucht alom, maar allen nemen zij toch hun pen ter hand. Enkel maar zuchten is zo'n zielig protest, zeker als je nadien gewoon doet wat van je gevraagd wordt. Met het dictee komt ook de stilte eigen aan een overhoring. Er hangen punten aan vast en punten zijn als geld; mensen doen er alles voor. In sneltempo dicteert ze ons een half kantje. Na afloop vraagt ze dat we zelf ons aantal fouten inschatten. Twee, noteer ik optimistisch, maar ik bedenk mij en zet er 1945 op. Deze laat ik niet voorbij gaan. Dan is het afgeven geblazen. Ze is niet van plan om een hele les aan een dictee te verspillen. 'Arbeit macht frei' zegt Yannick met een toon een S.S.-Gruppenführer waardig. Ruben is er niet, want die heeft veel minder Duits. Duits is zowat het enige dat mijn klas beter kan dan de rest van de Latijnse.
Lunch race
Op Duits volgt de middag. De gedetineerden mogen, nee moeten, de maaltijd gebruiken in de refter. Buiten eten is verboden. Het gebrek aan plaats in de refter, geeft wat wedstrijdgehalte aan het gebeuren. Als je wil vermijden - en als je maar een beetje puber bent, wil je dat - staande te moeten eten in het zich verkneukelende oog van de hele zaal, dan kan je maar beter spurten. Om ter bestemming te komen, moeten mijn klas en ik door drie poorten. Die poorten zijn te smal voor alle kuddedieren die er doorheen willen. Het logische gevolg is dus filevorming. Wij, Vlamingen, zijn geen Britten die aangeboren talenten hebben voor rijvorming. Bijgevolg heeft de weg naar de krappe eetzaal veel weg van de Groeningenkouter anno 1302. Dit moment van de dag is zeer vruchtbaar voor de ontwikkeling van misantropen en claustrofoben. De psychiatrie vare er wel bij.Extra problemen in deze mierennest: die poorten zijn vaak niet eens volledig open.Er komt ook een minderheid uit de andere richting Bovendien zijn er van die leukerds die aan de doorgangen een babbeltje slaan en voor niks wijken. Een stevige dosis opmerkzaamheid komt hier erg van pas. Het centrum van deze massa staat, om een reden die mijn verstand te boven gaat, veel sneller stil dan de flanken of op zijn minst één flank. Daar moet je wezen. Met enig wringen kom je er dan wel. In de eetzaal zit ik bij dezelfde groep als op de speelplaats. Mijn eerste reflex, als goede hofgenoot, is plaats houden voor de rest. Plaatsen verderop reserveren heeft geen zin. Plekken vlak naast jou zijn veilig tot als het echt niet anders meer kan. Om je bezetting uit te breiden, ben je best dat je met je groep plekken tussenlaat. Daar waagt niemand zich, want dan zitten ze midden in een vreemde bende. De vijandigheid waarmee we allen doordrongen zijn, is uit te buiten. Gezeten aan onze dis is niet de voltallige klas, want die is niet hecht. Alleen de jongens zijn present, Yanick en Thomas uitgezonderd. Yannick zit bij voormalige klasgenoten, want hij heeft lak aan het hof en Thomas eet bij zijn meter. Het gezelschap stamt uit verscheidene klassen. Er kunnen sterke verhalen uitgewisseld worden. Mijn opstel wordt terloops vermeld. Ik reageer niet. Informeren naar wat de getolereerde weirdo uitspookt, is dagelijkse kost. Anne, het enige meisje in de groep, zit mij aan te kijken. Als ik haar blik vragend vang met de mijne, moet ze lachen. "Jij kan zo vreemd kijken" ,zegt ze. Ook dit moment is routine geworden. Ze zegt dit elke middag, op dezelfde toon. Als ik vrijdag mee op café ga, weet ik al zeker dat Tim vraagt wat er scheelt omwille van diezelfde vreemde blik.
Here comes that girl again
Volgende probleem op het programma is het ontduiken van de studiemeester. Die kerel ziet er op toe dat er geen rommel op de vloer achterblijft. Iedereen wil weer zo snel mogelijk weg en wil niet aangehouden worden om een papiertje op te rapen. Waarom niet? Omdat we tieners zijn. Het minste geringste akkefietje ruikt naar gezichtsverlies. Ik geraak er weer langs zonder oponthoud. Ik bedenk zoals zo vaak dat mijn geluk ooit uitgeput zal zijn. Bij het verlaten van de eetzaal zijn mijn gedachten al gefixeerd op de herovering van mijn kalme plekje, mijn eigenste Gibraltar. Onze groep valt wat uiteen in het tumult van de tweede volksverhuizing, maar de edelen en de anderen - waaronder ikzelf -zakken allen af naar de begeerde twee banken. Ik arriveer net op tijd om mijn vergeethoek in te palmen. En laat ik niet gestoord worden, wens ik in stilte. Een gebruikelijke verstoring van mijn rust, is het voetbaltoernooi. Als er vandaag gespeeld wordt, is het risico groot dat het hof een acte de présence geeft aan het voetbalterrein. Voor mij houdt dat in: rechtstaan, meeverhuizen als er een andere uitkijkpost gevonden wordt, ballen ontduiken en veel duwen. Gelukkig is 't veilig vandaag, geen voetbal. Ruben en de andere atleten, dollen wat met een basketbal. Geeft niet. Er is nog genoeg volk over dat als levend schild kan fungeren. De anderen pikken hun vleeskeuring van deze ochtend terug op. Ik leg mij toe op het bestuderen van de voorbijgangers. Aan hun manier van stappen, kan ik een boek afleiden. Debbie uit mijn klas schiet voorbij met snelle passen. Haar blik ligt verankerd op de grond. Ze lijdt onder haar negatief zelfbeeld en wil zo snel mogelijk uit het zicht zijn. Ik merk er wel meer op die met eenzelfde probleem worstelen. Maar Debbie beent het snelst voorbij. 'Rood vestje' bevindt zich eveneens tussen de voorbijgangers. Het is Sam die haar zo gedoopt heeft. Hij heeft het zwaar te pakken van haar glanzend uiterlijk. Het betreft inderdaad een buitengewoon knap kind. Ze is te knap om aan te raken. Zij stapt niet met de schichtigheid van een neger op een bijeenkomst van de Ku Klux Klan. Ze schrijdt voorbij en Sam krijgt het kwaad. Ik zie ook arrogant vrouwvolk dat zich inbeeldt bekoorlijk te zijn. Zij schrijden niet. Zij rollen voort als tanks. Hun neus hebben ze in de wind, hun hele houding schreeuwt: kijk naar mij, kijk naar mij. Ik vind weinig zo afstotelijk als een dergelijke houding. Mensen die zichzelf ernstig nemen, verdienen een goed pak slaag. 't Is ook het soort dat meteen geshockeerd is. Willens nillens moeten die overbezorgde dametjes aanstoot nemen aan alles wat niet past in hun wereld van mode, make-up en de rijke etters die hun lieven zijn. 'Stupid girl' van The Rolling Stones zegt het beter dan ik. Gedurende tien tellen zit ik vast in een romantisch tienerkomedietje. Tot ik mij herinner dat dit soort films steevast een happy end heeft. Dat kan niet gezegd worden van de middagpauze. Die eindigt temidden van mijn dierbare mijmeringen. De bel, die bevelende en autoritaire godin, beveelt mij naar het sorteervak. Dieter en Sam blijven ostentatief hun plaats op de bank innemen, tot een oude vrijster hen tot actie port. Ik bevind mij reeds op de kruisweg in afwachting van betere tijden tot verzet. De prachtige voorjaarszon wordt gewisseld voor een muf lokaal op de eerste verdieping. Muf is een woord dat speciaal is uitgevonden om klaslokalen te beschrijven.
Sie ist shön wieder da
Op deze lentedag heeft het Ministerie van Onderwijs voor ons nog meer Duits in petto. De blonde lerares deelt ons mee dat de dictees verbeterd zijn. Nou, wij hadden niets anders verwacht van de vertegenwoordigster van een volk dat zijn oorlogsproductie nog weet op te voeren tijdens de meest infernale bombardementen. Mijn foutenraming heeft ze alvast begrepen blijkens haar ietwat verontruste blik in mijn richting. Ik had twee fouten en ben dus zeer tevreden. 'Van jou ben ik echt bang', zegt ze. Mooi zo. We gaan door met de oefeningen op naamvallen. Yannick heeft zich een hele voormiddag uiterlijk kalm gehouden, maar nu voelt hij het komisch vuur onweerstaanbaar branden. Zijn wankele concentratie verlaat hem volkomen als hij de in te vullen uitgangen -e, -n, en -en vervangt door woorden als vensterbank en hopsasa. Hiermee wil hij benadrukken dat er telkens weer een ander regeltje geldt en dat je enkel kunt gokken. Yannicks humor is mijn inziens van een hoger niveau maar je moet hem aan het werk zien en horen om het uit te schateren. Schateren is wat ik nu doe en dat is niet naar de zin van de Teutoonse. Het regent opmerkingen, maar ze haalt ons niet uit elkaar. Dat doen andere leerkrachten wel in haar plaats. Een andere aardigheid die we hanteren om lucht te geven aan onze beperkte aandacht, is het luidkeels vermelden van de resterende tijd. Nog zeventien minuten, nog zestien minuten, nog vijftien minuten. Elke lettergreep wordt uitgestuurd in een gerekte toonaard die het tergend effect ten volle doet uitkomen. In de huidige omstandigheden kan ik dit slechts hilarisch vinden. Stress en frustratie leggen de basis voor de slapste lach.Mevrouw Van Vaerenbergh, want zo heet die van Duits, verlaat ons kort daarop. Geen tijd om de bevrijding te vieren.
Verkoopt u ook echte opium?
In haar plaats komt de priester die ons godsdienstonderricht geeft. Ik verkies een priester boven een leek, want leken zijn nog net iets hypocrieter. Die weten meestal niet precies waarin ze claimen te geloven. Deze man van het kruis bevalt me wel. 't Is de eerste godsdienstleraar die ik ken waarbij enige studie vereist is om punten op je kar te laden. Het spijt mij dan ook enigszins dat hij binnenkort zijn bekeringsmissie overlaat aan zo'n verwarde amateur. Hij is gepromoveerd. In zijn branche mag dat nauwelijks een verdienste heten. De kerk is als een leger dat maar voldoende manschappen heeft om de plaatsen binnen de generale staf te vullen. Geen wonder dat hij opklimt. Zijn manier van les geven werd een beetje beïnvloed door Socrates. Hij bestookt ons wat graag met een aanzienlijke reeks vragen. 'Waarvoor dient het celibaat?' vraagt hij kort na zijn ongedwongen intrede. "Omdat mensen als u zich niet zouden voortplanten", mompel ik plagerig doch niet gespeend van een vereist minimum aan giftigheid. De grote smurf, want dat is zijn officiële bijnaam (zonder de hulp van enkele telefoonboeken komt hij 's zondags niet boven zijn altaar uit), vraagt aan een gelukkig lachende Yannick om te herhalen wat ik gezegd heb. Deze laatste schrikt daar niet voor terug. Een glimlach verschijnt op zijn gezicht en dezelfde blik als van de Teutoonse kleurt zijn ogen als hij me vraagt milder te zullen zijn voor zijn opvolger. Leken zijn nog veel gemakkelijker op hun tenen getrapt. Mildheid zal mij geheel vreemd zijn, maar ik zwijg. De klas lacht ondertussen met een ondertoon van 'Amai, die durft'. Shockeren is een onderschat genot. De vragen zijn slechts als inleiding bedoeld. In sneltreinvaart beschrijft hij ons alle boeken van de Bijbel. Zo ook 'Numeri' waarvan hij zegt : 'het staat boordevol precieze getallen, maten en aantallen, je leest er voortdurend over dingen, zoals bijvoorbeeld, ik zeg maar wat, Abraham was 600 jaar oud ' ' en had tien tenen', vul ik verveeld aan. Hoewel ik dit nauwelijks hoorbaar uitbreng, pikt Yannick mijn aanvulling op. Meteen begint hij onbedaarlijk te lachen. Ik vervoeg hem twee tellen later. Mijn opmerking heeft hem verrast. Hij dacht dat ik ingedommeld was.
De rest van de les spenderen we aan het herhalen van dit ene zinnetje. We krijgen er niet genoeg van. Grote smurf is dan ook opgelucht als hij van haatsmurf en lolsmurf verlost is.Godin Rinkel Tinkel legt onverstoord haar ritme op. Wij mogen andermaal voor vijf minuutjes onze hersenen monteren.
Plaspauze
Yannick gaat er vandoor om mijn escapades te verhalen aan zijn maten. Nieuws over mij is daar zeer gegeerd. In een saai oord als dit worden niemendalletjes als mijn opmerkingen ware hoogtepunten in het officieuze schooljournaal. Yannick is verder niet vies van enige overdrijving om zijn publiek vast te houden. Ikzelf volg het hof en speel dagboek voor Ruben. Wat hij meemaakt zonder mij, vertelt hij mij in detail. Ik heb daar geen sterke bezwaren tegen. Hij heeft Grieks gehad en dat is hem zwaar gevallen, want als enige leerling in die les ligt het voor de hand dat hij wel aandachtig moet zijn. Vijf minuten vrijheid zijn zo voorbij. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een zelfde aantal minuten spreekbeurt. Rinkel Tinkel weergalmt in al haar grootsheid en wij marcheren naar een les Latijn, de koploper onder de slaapverwekkers.
Nagelvijlen en af en toe een gerundium
Het is niet zo dat Latijn op zich niet deugt. Integendeel zelfs. Wat fout is aan het vak is de leraar. Die gezagsloze brulaap brengt zijn uitgebreide kennis hemeltergend traag en geestdodend over. Correctie: angstvallig probéért hij ons die kennis over te brengen. De man, en hij niet alleen, onderschat ons. Hij gaat er vanuit dat we Latijn niet interessant vinden, omdat het te moeilijk is. Zijn ingenieuze oplossing hiervoor is alles minstens vier keer uit te leggen. Vier is slechts het absolute minimum, want in de praktijk waagt hij zich zonder verpinken aan tien herhalingen. Het spijtige van de zaak is dat de man over zo'n immense kennis beschikt en dat zo weinig daarvan doorgegeven wordt. Zijn kennis dankt hij aan zijn literatuurvraat. Die gaat samen met zijn culinaire vraatzucht. Ik heb het nooit gezien, maar zijn huis zit naar verluidt tjokvol boeken. Televisie heeft hij niet en hij is een verstokte vrijgezel. Overal waar je hem tegenkomt, heeft hij wel een boek bij. Zijn bijnaam is de Knor omwille van zijn aparte lichaamsbouw. Met hygiëne neemt hij het niet zo nauw getuige zijn lijfgeur. Ofwel zweet hij gewoon zo erg dat er geen zeep tegen gewassen is. Les geven is duidelijk iets wat hem veel plezier verschaft. Een enerverend minpunt is dat hij volstrekte stilte eist. Leraars maken vaak de fout, stilte gelijk te stellen aan aandacht. Niets is minder waar natuurlijk. Neem nu mezelf. Ik zit recht voor hem. Op mijn schooltas ligt het boek 'Platoon'. Ik zit op mijn dooie gemak te lezen, op één meter van hem. Het is zeker dat hij niets merkt. Hij is er de man niet naar om dit over zijn kant te laten gaan. Ik krijg een stijve nek van mijn ongemakkelijke houding, maar liever dat dan de foltering van een poging tot opletten.Als we vijftig minuten doen over de vertaling van twéé zinnen, haak ik af. Zijn uitwijdingen die er niets toe doen en veel te lang duren, ben ik onderhand kotsmoe. Een pluspunt van het vak Latijn is dat het veel wegheeft van vrije studie. We moeten zitten en zwijgen. De vertalingen krijgen we netjes gedrukt geleverd. Van grammatica snappen we geen moer, zelfs geen kleintje, en dus loont het niet om iets te noteren. Om te slagen voor Latijn is er een doeltreffende en beproefde methode. Je leert de vertaling uit het hoofd en je zorgt er voor dat je de bijpassende Latijnse tekst herkent. Dat geeft je op overhoringen net niet de helft. Bij het onderdeel grammatica vul je lukraak veel voorkomende termen in. Ablatief van oorzaak scoort bijvoorbeeld vrij goed bij Knor. Dat geeft je nog steeds niet genoeg om de helft te halen. Niet getreurd, er zijn nog de inhoudsvragen. Antwoord daar uitgebreid en met ingewikkelde formuleringen en je komt er wel. Wát je zegt, is niet zo belangrijk. Wel hoe je het zegt. Dat geldt voor alle vakken behalve wiskunde, fysica, chemie en biologie.
Als de zaken er zo voor staan, kan je probleemloos iets anders doen tijdens Latijn. Huiswerk maken, lezen, sms'jes sturen, voor een overhoring leren, soezen, fantaseren over een bloederige opschorting van de les Mogelijkheden te over. Helaas zit meer dan de helft van ons verdoofd voor zich uit te staren. Een minderheid noteert op autopiloot. Alleen Thomas, die overijverige Rus, de Stachanov van de familie, is uiterst nauwkeurig aan de slag. Ik doe mijn best om te vergeten dat ik op school zit. Mijn boek is niet kwaad, maar de film was beter. De klok slaat onverhoopt 15u55.
Daar aan de einder gloort de dag
Ik zit al driehonderd seconden in optimale staat van paraatheid om te vertrekken. Ik schiet weg en wacht net buiten de deur op Ruben. Eens verenigd met mijn gezel in destructieve futloosheid, maak ik mij op voor het naschoolse snoepritueel. De leden van het hof zijn suikerjunkies. Kort na schooltijd, elke dag van de week, gaat de koning met zijn gevolg om zoetigheden. Net buiten ons hersenspoelcentrum is een buurtwinkeltje. Ik ben niet zo'n zoetekauw en ik volg dus nodeloos. Waarom ben ik hier nog? Omdat Ruben hier rondhangt en ik weinig zin heb in een eenzame rit huiswaarts. En uit domheid. Alleen wij vertoeven hier nog uit vrije wil. Eens terug op de speelplaats - weer een vernederende term uit het sluw bedachte schooljargon -palm ik een bank in op een aangename afstand van de rest. Ze bootsen kinderstemmetjes na. Een modegril in onze humor. Dieter en Jochen zijn de vormvernieuwers. Ruben pikt hun humoristische trends als onvervalste bloedzuiger meteen op. Thomas als meeloper van het trage type zit levenslang één trend achter. Wat overschiet volgt over het algemeen vrij stipt. Alleen Jerre doet z'n eigen ding. Hun gesprekken zijn momenteel bewust doorspekt met de grammatica van driejarigen. Het had aanvankelijk iets komisch, maar de trend hoort ondertussen al twee maand dood en begraven te zijn. De vondst van Jochen om alle zelfstandige naamwoorden door 'entiteit' te vervangen was een kort leven beschoren. Absurde belastingen uitvinden, is een hardnekkigere stroming. De meeste informele clubs zoeken wel een hoogsteigen kenmerk. Deze heeft haar gading gevonden in absurditeiten. En in een blijven-plakken-op-de-speelplaats-ritueel. Het kan veel erger. Thomas verlaat ons als eerste. In een vruchteloze poging om Ruben tot spoed aan te manen, maak ik aanstalten tot vertrekken. Helaas komt er pas schot in de zaak als de prominenten verdwijnen. Ruben en ik zakken eindelijk af naar de fietsenkelder en stappen de vluchtige vrijheid tegemoet. Fase één van de missie Homebound is achter de rug.
Ik wil graag aangifte doen van een gestolen gisteren, een weggeriste dag en een ontvreemde morgen.
Thuis zijn we nog lang niet. In plaats van te fietsen, gaan we te voet langs de winkelstraten. Ruben stopt achtereenvolgens om te geilen op nieuwe pc-spellen, koortsachtig te bladeren in pc-bladen en om een donut te kopen. Als ik eerlijk ben, vind ik het wel iets hebben om zo lusteloos door de stad te slenteren. Ruben ontmoet bekend volk op de Grote Markt. Terwijl er zich een inhoudsloze discussie ontwikkelt, wacht ik verder op het moment van vertrek. Dat landt uit de grijze hemel (Tja, lusteloosheid maakt poëtisch ) om 17u15. Onderweg naar onze respectieve huizen spreken we over dingen als filosofie en geschiedenis. Op school leren we niks en om die paradox goed tot zijn recht te laten komen, beroemen we er ons op dat we uit eigen beweging studeren. Straffe mannen als Nietzsche maken vaak het gespreksonderwerp uit. Of uitzonderlijke historische gebeurtenissen. Schooldagen zijn zo radbrakend gewoontjes dat we beiden een levensgrote nood hebben aan extra-ordinaire feiten. Verder spuien we kritiek op het instituut dat ons meer de dan de helft van ons jonge leven ontfutselt. Onze voornaamste eisen zijn: meer zelfstudie, zelf onze vakken mogen kiezen, meer diepgang en minder bemoeienissen. Ruben verkiest het Amerikaans systeem boven het onze. Ik geloof niet in eigentijdse paradijzen. Van zodra we ons weer enigszins denkende wezens voelen, gaan we over tot kwaadsprekerij en roddelen. Zelf verkiezen we de term maatschappijkritiek. Zijne koninklijke hoogheid, Dieter, wordt door de mangel gehaald. We zijn het erover eens dat hij en veel van zijn onderdanen te veel aandacht schenken aan hun imago. Hun gezelligheid laat het er het leven bij. Voor Jochen is onze achting wel hoog. Hij steekt duidelijk uit boven de anderen. Hij kent zijn weg in het boeddhisme, heeft alle boeken van Nietzsche en Machiavelli gelezen, is goed in sport, populair bij de meisjes, zit in Latijn-Wiskunde en is vriendelijk bovendien. Zijn perfectie maakt mij altijd zenuwachtig. Het eindpunt van onze reis is nu gauw bereikt. We kunnen nog wel enkele uren doorkomen, maar Ruben moet met de nodige tegenzin naar de voetbaltraining. Ik betreed mijn huis, na mijn fiets te hebben gestald. Mijn ouders vragen waar ik zo lang uitgehangen heb. Het eten is al klaar, waarvoor mijn dank. Ik verdwijn naar de zitkamer met mijn avondmaal. De zeden van dit huis laten toe dat ik voor tv eet. Ik oefen controle uit over de lichtbak tot 20u. Daarna wil mijn moeder een soap zien. Op mijn kamer ontsnap ik aan die hypnotiserende rommel. Huiswerk heb ik deze avond grondig uit mijn gedachten verdreven. Voor morgen moeten we enkele Franse vervoegingen kennen en een tekst lezen voor Engels. Frans is echter gereserveerd voor het vijfde lesuur. Die vervoegingen bekijk ik onder de middag wel. Aan die tekst van Engels is een vragenlijst gekoppeld. Dat levert niet rechtstreeks punten op. Die lijst blijft mooi blanco. Ik lees tot 21u. Dan is het de beurt aan Jimi Hendrix. Zijn versie van 'Gloria' zet ik zo luid dat de buren probleemloos mee kunnen genieten. Daarna ga ik lopen. Gewoon enkele rondjes op straat. Ik doe dit voor mijn gezondheid, maar met al de CO2 die de mensen de lucht in sturen, werkt het wellicht averechts. Langs een drukke verkeersweg joggen is uit den boze. Mijn traject heeft een klein stukje snelweg, maar die is op dit late uur verlaten. Ik loop alleen in het donker van de nacht, omdat ik de blikken van mijn soortgenoten zo veel mogelijk wil vermijden. Na afloop douche ik, kijk nog wat tv, vul in telegramstijl mijn dagboek aan en ik kruip onder de wol. 't Is nu 23u30 en ik vervloek de komende ochtend al. Ik bol mijn deken tot een bunker en graaf mij in. Tegen de tijd vind ik geen bescherming. In dromenland wacht mij niets en als ik wakker word, is het dinsdag.
Op 23 april 2009 ging in Gent een interactief debat door in
een gebouw dat de welluidende naam Oehoe draagt. Het onderwerp: seksuele en
reproductieve gezondheid van vrouwen in Guinee, met de nadruk op het thema
vrouwenbesnijdenis. De vereniging Felica die het debat organiseerde, kon
rekenen op de hulp van enkele vooraanstaande deskundigen om de vele
ingewikkelde aspecten die aan deze wanpraktijk verbonden zijn uit de doeken te
doen.
Soms meer op de hoogte dan ze
zelf hadden gewild
De volgende mensen deelden hun expertise met de aanwezigen.
Mevrouw Els Leye is werkzaam op het vlak socio-culturele studies, zij zelf
richt zich meer specifiek richt op geweld tegen vrouwen en ijvert actief om FGM
(female genital mutilation) te voorkomen, onder andere in Sudan en Somalië. Mevrouw
Khady Koïta is auteur van het boek Mutilée waarin zij een aangrijpend verslag
geeft, niet alleen van haar besnijdenis, maar ook van de vele andere vormen van
onderdrukking, pesterijen en mishandeling waar zij het slachtoffer van werd. Na
een moeilijke jeugd wijdt zij zich nu met al haar kunnen aan het voorkomen van
FGM. Dr. Cathérine Loua is oprichter van de NGO Felica die actief is in Guinee.
Zij ontfermt zich onder andere over vondelingen en helpt tienerzwangerschappen
voorkomen. Dr. Wim Delva is een doctorandus die onderzoek doet naar de
verspreiding van het HIV-virus. Het geheel werd gemodereerd door Dr. An
Vercautere. Zij is zelf zeer goed op de hoogte van de problematiek, daar zij
zelf in Guinee actief is om het ergste leed te bestrijden. Naast moderator, nam
zij ook nog eens heel professioneel de taak van tolk op zich, want het debat
ging hoofdzakelijk in het Frans door.
Dat is alles en dat speelt toch zon grote rol!
Vooraleer ik verder ga, citeer ik een jong tienermeisje dat
anno 1944 in haar dagboek het volgende schreef:
Ik wou hem(Peter)
vragen of hij wel weet hoe een meisje er eigenlijk uitziet. Een jongen is van
beneden geloof ik niet zo ingewikkeld ingericht dan een meisje. Op fotos en
afbeeldingen van naakte mannen kun je toch heel goed zien hoe die eruit zien,
maar bij vrouwen niet. Daar zitten de geslachtsdelen of hoe dat heet wel meer
tussen de benen. Hij heeft toch vermoedelijk nog nooit een meisje van dichtbij
gezien, eerlijk gezegd ik ook niet. Inderdaad is dat bij jongens veel
makkelijker. Hoe zou ik die installatie in s hemelsnaam moeten uitleggen, want
dat hij dat niet precies weet heb ik uit zn woorden wel kunnen opmaken. Hij
had het over de Muttermund(baarmoederhals), maar die zit vanbinnen, daar kun
je niets van zien. Het is bij ons toch wel heel goed ingedeeld, voor ik 11 of
12 jaar oud was wist ik nooit dat er ook nog de binnenste schaamlippen waren,
dat was helemaal niet te zien. En het mooiste van het geval was, dat ik dacht,
dat het urine uit de kittelaar kwam. Toen ik moeder eens vroeg wat dit
doodlopende ding betekende, zei ze dat ze dat niet wist, hè die doet nu ook
altijd zo dom! Maar tot het onderwerp teruggekeerd hoe moet je zonder
voorbeelden nu in s hemelsnaam uitleggen hoe dat in elkaar zit? Zal ik het
hier vast maar proberen? Vooruit dan maar! Van voren als je staat, zie je niets
dan haar, tussen je benen zitten eigenlijk een soort kussentjes, zachte dingen,
ook met haar, die bij het staan tegen elkaar aanliggen, man kan wat daarbinnen
is dan niet zien. Als je gaat zitten spijten die van elkaar en daarbinnen ziet
het erg rood en lelijk vlezig uit. Aan het bovenste gedeelte, tussen de grote
schaamlippen bovenaan zit een huidplooitje, die bij nader inzien eigenlijk een
soort blaasje is, dat is de kittelaar. Dan komen de kleine schaamlippen, die
zitten ook tegen elkaar aan gedrukt net of het een plooitje was. Als die open
gaan, zit er daarbinnen een vlezig stompje, niet groter dan de bovenkant van
mijn duim. Het bovenste gedeelte daarvan is poreus, daar zitten verschillende
gaatjes in en daar komt het urine uit. Het onderstaan gedeelte lijkt wel alleen
helemaal overheen, het is haast niet te ontdekken. Zo ontzettend klein is dat
gaatje wat eronder zit dat ik me haast niet in kan denken, hoe daar een man in
moet, laat staan een heel kind uit. Dat gaatje kan je niet met je wijsvinger
in, maar niet eens makkelijk. Dat is alles en dat speelt toch zon grote rol!
Je Anne M. Frank
Een moeder zoals die van Anne die geen idee heeft wat een
clitoris wel mag wezen, is allicht niet meer van deze tijd of van deze streken.
Helaas hoef je niet ver te reizen om toch op dat soort onwetendheid en zelfs
nog veel erger te botsen. Zo worden nog dagelijks (!!) 6000 meisjes verminkt
door het verwijderen van dit huidplooitje, die bij nader inzien een blaasje
is.
Niet zomaar vingers wijzen
Als we denken aan vrouwenbesnijdenis, zijn we snel om die
traditie te linken aan de Islam. Dat verband is echter moeilijk om vast te
stellen. Ten eerste vraagt geen enkele passage in de Koran om
vrouwenbesnijdenis, ten tweede zijn er heleboel moslimlanden waar men de
ingreep niet toepast en ten derde zijn er genoeg andere religieuze
gemeenschappen die de praktijk juist wel kennen.
Waarom besnijdt men dan? Wijdverbreid is de notie dat
vrouwen met clitoris sowieso achter alle mannen aanrennen die in hun vizier
komen. Blijkbaar beschouwt men de clitoris in sommige culturen als een soort
klepel die met zekerheid de losgeslagen nymfomanie inluidt. Dus: uitsnijden die
handel, om hun eigen best wil.
De beweegreden achter de praktijk zijn alleszins niet
eenduidig. In het oude Egypte offerde men clitorissen aan de Nijl, om zo
vruchtbaarheid af te smeken. Soms beseft men ook niet welke functie de
vrouwelijke geslachtsorganen hebben. Men heeft het vaak ook over een
overgangsritueel, de besnijdenis is dan belangrijke stap in de overgang van
jong meisje naar jonge vrouw. In streken waar men die overgangsrituelen echter
vervangen heeft door onschadelijke gebruiken, constateerde men echter dat men
meisjes in plaats van rond hun 14de of 15de al ging
besnijden rond hun 6de of 7de. Met een overgangsritueel
kan het dan nog weinig te maken hebben.
In sommige streken
stelt men de besnijdenis van jongetjes en meisjes gelijk en is men er van
overtuigd dat men maar een stukje, nutteloos huidweefsel wegsnijdt. Nu,
ondertussen gaan er genoeg stemmen op die zeggen dat ook mannelijke besnijdenis
verminking is, maar dat is al weer een andere discussie. We kunnen het er wel
over eens zijn dat de vrouwelijke variant nog altijd ingrijpender is.
De leden van het panel lieten duidelijk voelen, wat zij
ervan dachten. Vrouwenbesnijdenis is hoe je het draait of keert gewoon een
inventie vorm van vrouwenonderdrukking.
Wie snijdt?
Meestal voert een oudere vrouw de ingreep uit. Vaak in
primitieve en hygiënisch onaangepaste omstandigheden. Deze vrouwen overtuigen
om daarmee te stoppen, is moeilijk. Een heikel punt is dat deze besnijdenissen
een vorm van inkomen zijn voor deze vrouwen. Het is hun beroep. Ze zouden al
een andere broodwinning moeten vinden, om hun huidige inkomsten op te geven.
Bovendien is de meerderheid niet gealfabetiseerd. Dus even plakkaten
verspreiden met alle redenen waarom vrouwenbesnijdenis verkeerd is, mooi op een
rijtje gezet, zal weinig veranderen. Je moet al werken met overtuigende betogen
opgenomen op cassette of op film. In bepaalde streken trekken activisten rond
met rijdende cinemas, vrachtwagens waarin men een film projecteert die de
bevolking sensibiliseert.
Het zijn inderdaad de vrouwen zelf die snijden, maar dat
kunnen ze alleen doen, maar omdat de mannen hen stilzwijgend steunen, met
nadruk op stil. Ze doen eenvoudigweg hun mond niet open. Einstein vond al dat
het meeste kwaad uitging, niet van zij die het bedrijven, maar van zij die
toelaten dat het geschiedt. Een groot probleem is dat de mannen niet in actie
schieten. Stiekem vinden ze het wel veilig zo, het is een zeer efficiënte vorm
van seksuele onderdrukking. Of een man met een besneden vrouw inderdaad veel minder
kans heeft om na het werk de postbode of de melkman gekleed in enkel een slip
in zijn kleerkast aan te treffen, is nochtans zeer de vraag. Ook zonder
clitoris kan een vrouw nog altijd haar dosis affectie buitenshuis willen
opscharrelen. Tenzij ze natuurlijk zo getraumatiseerd is door de ingreep, dat
ze nooit nog vrijwillig een stap zet in de wereld van seksualiteit en
lichamelijke intimiteit. Je zou voor minder.
FGM in alle vormen en kleuren
Het werd tijdens het debat enkele keren benadrukt: men snijdt
niet overal even veel weg. In sommige streken heeft men het probleem kunnen
medicaliseren. Daar geven dokters enkel een kleine prik om bloed tevoorschijn
te toveren en daar laat men het dan bij. Nog steeds nergens voor nodig, die
kleine kwetsuur, maar het kan alleszins erger, véél erger.
Soms snijdt men enkel het huidje dat rond de clitoris zit,
het zogeheten preputium weg.[1] Soms
snijdt men een stukje van de clitoris weg, of de hele clitoris, soms snijdt men
de clitoris en de kleine schaamlippen weg en soms snijdt men én de clitoris én
de kleine schaamlippen én de grote schaamlippen wég en daarbovenop durft men de
vrouw ook nog eens dichtnaaien.
Die laatste, ergste vorm noemt men ook wel de
"faraonische" besnijdenis of infibulatie: alle uiterlijke geslachtsorganen
van de vrouw worden weggesneden en de wonde laat men helemaal dichtgroeien, op
een zeer kleine, potlooddikke opening na, waarlangs menstruatiebloed en urine
het lichaam kunnen verlaten.
Bij deze extreme verminking is niet enkel het seksueel
functioneren van de vrouw aangetast, maar komen ook andere lichamelijke
functies in het gedrang. "Vrouwenbesnijdenis" gaat dikwijls gepaard
met schadelijke neveneffecten voor de gezondheid van de vrouw zoals bloedingen,
infecties, uitgebreide littekenvorming of problemen bij zwangerschap of
bevalling. In het geval van infibulatie kunnen infecties ontstaan doordat het
menstruatiebloed niet tijdig uit het lichaam kan verwijderd worden, of vrouwen
kunnen de grootste moeite hebben om te plassen.
Infibulatie kan overigens ook impliceren dat de ingreep voortdurend moet
worden overgedaan. Bij het eerste seksueel contact moet een vrouw meestal
letterlijk opengesneden worden. Bevallingen verlopen uiterst moeizaam en het
kan gebeuren dat na een bevalling geëist wordt dat de vrouw terug
"dichtgemaakt" wordt zolang zij haar kind zoogt en geen seksueel
contact heeft met de man. Nadien herbegint de lijdensweg.[2]
In Somalië ondergaat overigens bijna elke vrouw deze
zwaarste vorm van vrouwelijke genitale verminking.
Het dilemma van de dokters
De vraag die dokters, met name gynaecologen, zich stellen,
niet allen in de landen waar FGM het meest voorkomt, maar ook hier bij ons, is:
doen we het zelf, op een professionele manier waarbij de complicaties tot een
minimum herleid zijn, of sturen we ze weg en laten we ze zelf maar begaan,
waarbij de kans op complicaties groot zijn, en de omstandigheden allesbehalve
ideaal?
Een erg moeilijke vraag. Daar waar dokters met goede
bedoelingen zelf zijn gaan besnijden, interpreteerde de bevolking dat als: het
zijn dokters die het doen, dus hoe kan het dan verkeerd zijn?
Zoals al eerder aangehaald, zijn dokters er ook in geslaagd
om het probleem te medicaliseren, zoals dat heet. Ze voeren een soort nep
besnijdenis uit, die enkel resulteert een wondje van tijdelijke aard.
Ver van mijn bed?
Think again. Ook Vlaamse dokters, in hun praktijken hier
terplekke, worden er mee geconfronteerd. Volgens het doctoraatsonderzoek van
Els Leye blijkt dat bijna 60 % van de Vlaamse gynaecologen al een vrouw of
meisje met een genitale verminking op bezoek kregen.
Ongeveer vier op de tien klachten zijn van seksuele aard. Ook wordt vaak
gevraagd om de vagina opnieuw dicht te naaien na een bevalling (een zogenaamde
herinfibulatie). Maar niet alle artsen reageerden hierop gelijk. Achttien
gynaecologen gingen op die vraag in. Zeven herstelden de toestand zoals voor de
bevalling, zeven anderen lieten een grotere opening, en de vier overigen
voerden slechts het noodzakelijkste uit.
De meeste artsen beschouwen genitale verminking als een vorm van geweld op
vrouwen. Bij de artsen is er veel onduidelijkheid; weinigen hoorden er iets
over in hun opleiding. Bovendien is de wet onduidelijk. Er is veel vraag naar
informatie, zowel naar de technische als de ethische kant van de zaak, besluit
Leye.[3]
Mogelijke oplossingen
Sensibiliseringscampagnes met behulp van cassettes en film,
zoals reeds vermeld, zijn zeker een sterk wapen in de strijd tegen FGM.
Daarnaast zijn grootscheepse alfabetiseringscampagnes nodig. Tijdens het debat
was er sprake van een alfabetiseringsgraad van amper van 16 procent onder
vrouwen in Guinee. Het is aartsmoeilijk om jonge vrouwen te beschermen tegen de
excessen van eeuwenoude tradities als ze niet eens kunnen lezen en schrijven.
De passieve houding van de mannen, werd ook al aangehaald.
Ook hun attitude moet veranderen, ze moeten een actieve rol gaan spelen in het
vermijden van FGM. Lokale autoriteiten moeten zich duidelijk uitspreken tégen
het gebruik. Als er wetten komen die de praktijk verbieden, moeten ze ook
daadwerkelijk uitgevoerd worden. Zolang niemand gestraft wordt, gaat men er
gewoon mee door.
Tijdens het debat werd het voorbeeld aangehaald van Burkina
Faso. Daar zijn wel degelijk maatregelen genomen die helpen. Er bestaat een
meldpunt voor exiceuses, overtreders ontlopen hun straf niet. Met als
gewenste resultaat dat er minder besnijdenissen plaatsvinden en er actief iets
tegen gedaan wordt. Voor meer informatie over het beleid van dit land ten
aanzien van FGM, zie
*voor een recensie van de schokkende documentaire The day I
will never forget Deze documentaire die al gedraaid werd op Canvas, toont
naast enkele afschuwelijke beelden van besnijdenissen, waarbij meisjes vergeefs
om hun moeder schreeuwen, ook assertieve meisjes die van huis weglopen en een
rechtzaak aanspannen tegen hun ouders. Er is dus wel degelijk hoop.
[1]Deze vorm noemt men lichte variant of
sunna-besnijdenis. De naam komt van het woord Sunna, waarmee men binnen de
Islam de mondelinge overlevering bedoelt waarop moslims zich baseren, naast de
geschreven overlevering, de Koran. Profeet Mohammed zou namelijkeens toevallig een besnijdenis hebben zien
gebeuren en toen zou hij gevraagd hebben om niet te veel weg te snijden.
Op kot maak ik nader kennis met
één van mijn huisgenotes. Het meisje in kwestie heet Laura.
Laura is lief. Laura is klein.
Blond. Meisjesachtig verzorgend. Vrolijk. Gekleed in opwekkende kleuren, vooral
gelige tinten. Een aangeboren gebronsde teint. Korte, stevige ronde dijen, met
een hooguitstekende kont als van een zwarte sprintster, soms in een jeansrok,
soms in witte katoenen broeken. Altijd moordend. Laura is een brave meid. Zacht
en fris als een pas opgemaakt bed. Een fijn engeltje, een seksengeltje. Op
voorwaarde dat men zich niet veeleisend opstelt.
Als ik nu s avonds niet bij Cybil
ben, hang ik bij haar uit. Ze kookt voor mij, we lachen vaak, samen,
tegelijkertijd, om dezelfde grap, niet elk om beurt. Ze stimuleert mijn
levenslust. Na het eten, eten onze lichamen van elkaar. Ik word reuze geil van
haar, ondanks haar conservatieve voorkeuren, haar preutse restricties.
Of misschien wel juist daarom,
omdat wat niet mag, opwindt. De grens van het toelaatbare aftasten maakt
hitsig. Pijpen doet ze zelden, penetratie kan alleen met condoom, beffen kan
als je aandringt en dan vindt ze het wel lekker, anaal moet je zelfs niet
insinueren, valt me zwaar van dr tegen.
Blijven slapen heeft ze liever
niet. Ze raakt niet in slaap als er iemand in haar gezicht ademt. Stoort mij
allerminst, als ze slaapt, kan ik rustig op wandel. Ze heeft geen speciale nood
aan knuffels, al helemaal niet in het openbaar. Komt mooi uit, die enkele keren
dat ik zo gek ben om samen met haar naar de winkel te gaan.
Wel houdt ze er van zij aan zij te leunen, als
we samen een boek lezen, als we samen fotos kijken. Alle vrouwen houden van
fotos. Mijn hand houdt ze ook graag vast, dan streelt ze mijn vingertoppen, ze
sopt deze niet in haar mond, maar, och, daar hebben we anderen voor.
Neuken met haar is lekker. Niet
dat het háár verdienste is. Ik bedoel, het woord neuken alleen al vindt ze
afschuwelijk. Afschuwelijk is één van haar vaakst gebruikte woorden.
Afschuwelijk en verschrikkelijk. Alles is afschuwelijk en verschrikkelijk. O,
en erg. Alles is erg. Wachten in de rij is erg. Een prof die vijf minuten te
laat komt is verschrikkelijk. Een kassierster die een nummer fout intikt, is
afschuwelijk. Alles is afschuwelijk. Goed, dat ik Laura graag bespring, heeft
dus weinig van doen met de persoon Laura.
Haar medewerking beperkt zich tot liggen en
spreiden, soms ook zitten en komen. Ja, klaarkomen doet ze wel. Dat noem ik een
groot pluspunt. De frequentie van haar orgasmen maakt zelfs genegenheid in me
los. Ze steelt mijn ego door klaar te komen. Met kleine, korte gilletjes komt
ze klaar. Anders is ze heel stil. Ik weet dat ze niet faket, want ze kan
überhaupt niet liegen.
Laura is een heel proper meisje,
zowel van lichaam als van ziel. Het heeft geen zin haar verder te perverteren.
Laura heeft geen kinky geheime wensen. Laura heeft geen geheimen. Al vast geen
enkel waar mijn hartslag sneller gaat van slaan. Mijn hartslag kan werkelijk
goed overweg met andermans geheimen. Met die van mezelf iets minder.
Trouwens, ze kookt best aardig.
Ze lacht lief. Ze heeft enige waarde als gesprekspartner en belangrijk: ze is
zich van geen kwaad bewust. Cybil komt zelden of nooit naar mijn kot, want Hare
majesteit Cybil trekt haar neus op voor mijn vervallen onderkomen. De kans dat
Laura en Cybil met elkaar in contact komen is bijzonders klein.
Vandaag zie ik Cybil niet, ik
blijf liever binnen, ik ga niet uit. Niemand heeft me wat gevraagd en overdag
heb ik uitzonderlijk eens gestudeerd. Ik studeer talen. De enige kennis die
quasi van zelf komt bij mij.
Om 19u kom ik binnengewaaid bij
mijn kokette kotgenote. Ik heb haar ma Parisienne gedoopt, naar dat befaamde
fresco van een verfijnde jongedame op Kreta. Doen alsof je enige culturele
verfijning hebt, verhoogt je aantrekkingskracht bij intelligente vrouwen. Ma Parisienne
is aan het kokkerellen, druk in de weer met elektrische vuurtjes. Spinazie met
rijst, viskroketten, fruitsla als toemaatje.
Ik bekijk aandachtig de in
stukjes gehakte vruchten. Je hebt er waar ik frambozen op plet om vervolgens de
frambozenmoes langzaam af te likken. Op Laura plet ik niks. Laura is er in
geslaagd haar maagdelijkheid te verliezen niet eens aan mij!- en haar
deugdelijkheid te bewaren. Ze roert in haar potten, ik plof op bed, probeer mij
Laura voor te stellen bij haar eerste keer. Het lukt niet. We hebben het er
nooit over gehad. Niet echt. Laura doet aan seks in zoverre ze achteraf kan
doen alsof er niks gebeurd is.
Ik staar haar aan. Een andere
vrouw zou vragen waar ik zo naar zit kijken. Niet Laura. Ze imiteert een
huisvrouw en roept gespeeld aan tafel!.
Ze steekt een kaars aan. Van
kaarsen houdt ze. Dat weer wel. De radio speelt. Een jongerenzender. Ze schept
mij op. Ik glimlach. Ik wacht tot zij begint te eten. Nooit eet ik vóór haar.
Nee, ze beseft dit niet. Ik mag dan wel zo promiscue zijn als een bonobo of
weet ik wat, ik behandel haar altijd netjes.
Ze eet traag en elegant. Heel
nauwlettend, maakt helemaal nooit een vlekje. Mensen eten zoals ze neuken. Ik
schrok. Met smaak.
Terwijl ze eet, vertelt ze mij
over haar dag, welke lessen ze gehad heeft, waar ze om gelachen ik vervang
door: onnozel gegiecheld - heeft. Ik knik, stel vragen om mijn aandacht te
bewijzen, bied aan om samen de vaat te doen. Ik voel het stuwen in mijn ballen
als ik denk aan hoe ik haar straks penetreer. Wat ruikt ze vandaag waanzinnig
lekker.
Ik droog af, zij schrobt. Ze
vraagt naar mijn dag. Ik vind mijn dag uit. Ze lacht. Schattig toch? Ik vertel
hoe ik vandaag twee straten lang achtervolgd ben door een dolle hond, die ik
alleen dan heb afgeschud toen de hond in kwestie in onzachte aanvaring kwam met
een fietser. Liegen: de basis van elke gezonde relatie.
Terwijl ze de vaat wegzet - alles
heeft een vaste plaats - word ik mij bewust van haar kledij. Geen schoenen,
maar pluchen sloffen in de vorm van puppies. Meisjesachtig, totaal, zei ik het
niet? Daar boven een nauwsluitende rok, stof onbekend ben ik soms een
couturier?-, hoger een goudgele bloes, nog hoger, om haar hals, zit een sjaal,
ook binnenskamers, ook als ze de vaat doet. Slechts voor seks gaat die uit en
dat is een heel proces. Niks heeft een motief, alles is één kleur, enkel de
pluchen voetwarmers hebben gezichtjes.
Ik geef als een automaat borden door, zij
zingt mee met de zangeres op de radio. Het stoort mij niet en dat verbaast me.
Als de afwas eindelijk opnieuw verdwenen is in de kasten, het aanrecht blinkt
en de vaatdoek als een afdakje gedrapeerd is rond de kraan, kunnen we overgaan
tot wat anders, denk ik zo.
Ik ga achter haar staan en kus
haar in haar hals. Gevloek in mijn hoofd als ze kirrend dat kietelt
uitproest. Dan sluit ik haar borsten maar in de palmen van mijn handen. Dat
lukt net. Ik aai traag, van de onderkant van de tepel richting haar oksel en weer
terug, ik kneed zacht de kern van haar boezem. Er heeft iemand zin, krijg ik
te horen. Kindje, ik heb altijd zin.
Waarom kom ik anders eten? Om te
eten? Malle meid. Wat mij betreft, hebben we een fijne deal. Ik hou jou
gezelschap, wanneer je daar zin in hebt, en jij geeft me toegang tot je
lichaam, wanneer ik daar zin in heb. Begrijp mij niet verkeerd, ik zal heus
niet aandringen als je eens werkelijk geen zin hebt. Of als je menstrueert en
jij jezelf te vies voelt. Mij maakt dat beetje bloed niet uit. Jou wel. Jij
walgt van die stroperige, rode substantie. Het is niet het soort bloed dat uit
een snijwonde gutst. Nee, ik heb het over een dikke geleiachtige brei die met
mondjesmaat je poes verlaat.
Laura gebruikt niet het woord
poes als ze het over haar vrouwelijke driehoek heeft. Eigenlijk heeft ze er
geen benaming voor, geen koosnaampje, niets. Alsof dat deel van haar lichaam
niet bestaat. Laura is er zo eentje die zich schaamt voor wat de natuur haar
schonk. Zonde.
Ik zou haar graag helpen. Echt,
ik ben meer dan bereid om haar te leren houden van haar lichaam. Haar de
schoonheidsbeleving mee te geven die ik ervaar als ik haar vlekkenloze huid
zie, de volheid van haar dijen, haar ondeugend bolle achterwerk. Helaas, het
mag niet zijn.
Spreken over seksualiteit kan
niet met Laura. Ze klapt meteen dicht, ze sluit zich af. Seksualiteit is iets
dat ze hooguit laat gebeuren. Die complexe handeling zwijgt ze liever dood. Ze
is te bang. Straks ontdekt ze nog dat ze het lekker vindt. Waarom zou mijn ding
anders twee tot drie keer per week in haar ding glijden? Om de weg vrij te
houden?
Ik trek haar naar me toe, draai
haar gezicht naar het mijne. Zacht druk ik mijn lippen op haar ontspannen mond.
Als ze nu een bepaald kort klankje uitstoot, iets erg korts, in geen geval een
bestaand woord, meer een soort gezoem dat uit haar keel opstijgt, dan weet ik
het. Dan heeft ze geen zin. Het keelgeluidje zegt: Leuk dat je mij in je armen
sluit, maar laat ons het daar bij houden vanavond.
Mijn buik trekt samen. Ik spits
mijn oren. Als het nu niet komt, dan zal het ook niet komen. Het moment van de
waarheid breekt aan, als ik over haar kruis streel, over haar kleren heen. Als
haar wangen nu rood aanlopen, zit ik gebeiteld. Ik speur haar gelaat af naar de
eerste tekenen van seksblos. Vandaag is geen verloren avond. In haar ogen komt
die blik bovengedreven die zegt: Best, laat maar komen. De opluchting is
groot. Ik ben haar dankbaar. De zeurende pijn in mijn onderbuik krijgt straks
verlichting.
Ik til haar op en leg haar zachtjes op bed. Ze
schopt zelf haar pluchen puppies uit. Ik ben niet de enige hier die zin heeft.
De rok laat ze aan mij over. Plagend traag koppel ik hem los. Die gordel om
haar taille zit er enkel voor de show. De rok dwarrelt op de vloer. Tijdens
seks, op zich al een ordeverstoring in haar optiek, lap ik gelijk ook alle
andere netheidregels aan mijn laars. De beurt is aan de bloes. Ik draai haar
teder-dwingend op haar buik. Er zit een rits aan de achterkant. De sjaal trek
ik als laatste los. Ik laat hem spelen rond haar nek. Vervolgens laat ik hem
langs haar buik, langs haar dijen glijden. Daarna deponeer ik hem bij de rok en
de bloes. Haar ondergoed kan nog even wachten.
Mijn vader drukte mij als kleine jongen, toen
hij mij nog iets wilde inprenten, vaak
genoeg op het hart: Een vrouw is als een gitaar; je moet haar eerst stemmen.
Ik wil maar zeggen: ik wil de pret niet bederven door overhaasting. Traag
streel ik haar hele lichaam. Met bijzondere aandacht voor haar wangen. Heel wat
vrouwen vinden het bijzonder opwindend als je hen streelt over hun gezicht.
Daar is Laura geen uitzondering op.
Ze komt op temperatuur, want ze blaast uit.
Een deel van de hitte die zich nu ongedurig nestelt in haar binnenste, moet ze
uitstoten. Ze raakt al aardig opgespannen, maar ik wil het vuur wat verder
oppoken. Laat mijn natuur zich uiten als haar genot. Ik aai zacht over haar
ondergoed. Met mijn hand duw ik ritmisch tegen haar geslacht. Ik plaats me over
haar heen. Mijn handen plaats ik aan weerszijden van haar hoofd. Een knie glipt
tussen haar dijen en neemt het over van mijn hand. Zij kreunt. Ik lach. Haar
ogen draaien weg. Ze kronkelt onder mij. Zelfs Laura kan zo opgewonden raken
dat ze uit eigen beweging mijn broek open gespt. Ik schrik me een hoedje, als
ze mijn broek ook afstroopt en met haar vingers op verkenning gaat in mijn
slip. Zou ze het leren?
De opwarming kan ik nu staken.
Tot zover gaat ie goed. Het ondergoed mag uit. Als ik haar BH verwijderd heb,
trek ik zelf mijn kleren uit. Het tempo mag lichtjes opgedreven worden. Haar
slip vormt de laatste barrière. Het is een wit stofje, versierd met kleine
hartjes. Voor mij stijgt de spanning ten top. Ik kan haar bloedgeil maken, maar
kan ik haar ook bevredigen?
De katoenen slip raakt de grond.
Voorzichtig glijd ik in haar. Stukje voor stukje gaat hij er in. Als we
volledig in elkaar geklikt zijn, wacht ik. Gewoon wachten. Ik tel tot tachtig.
Haar vagina sluit zich om mij heen. Voor Laura lijkt het net of mijn lid zwelt.
Eens ze zich gevuld voelt, kan het aloude spel van in en uit en in en uit
beginnen. Ontstoppingswerkzaamheden.
Alleen, het hoeft niet zo nodig.
Ik kan ook draaibewegingen maken. Daar heeft een vrouw heel wat meer aan. Ik
let op en observeer haar mond, haar ogen en haar blos. Alle kleine signalen wil
ik gezien hebben. Ik ben één grote voelspriet. Alle middelen zet ik in om te
peilen naar haar genot. Vrouwen sturen niet graag woordelijk bij. Liever laten
ze een man aanmodderen. Een enkele keer pakken ze je hand om die naar de juiste
plek te leiden. Daarbij oefenen ze een absoluut minimum aan druk uit. Als er
geen woorden komen, moet je het van non-verbale communicatie hebben. Ik kijk en
merk dat ze ongemakkelijk ligt. Daarom schuif ik het kussen steviger onder haar
hals. Ze nadert zo ongeveer het hoogtepunt.
Ik houd op met steunen en beweeg
me dichter naar haar toe. Mijn handen wurmen zich onder haar rug. Ik ga op haar
liggen. Inniger kunnen we niet verbonden zijn. Als ik het goed heb, is ze nu
behoorlijk van de wereld. Op dit punt hoop ik dat de ontlading niet lang meer
op zich laat wachten. Ik weiger koppig vóór haar klaar te komen. Dat is een
domper op de feestvreugde, zowel voor mij als voor haar. Gelukkig zijn daar al
gauw de juiste tekenen.
Ze graait met haar handen in het
vel van mijn rug. Ik voel haar fijne vingers over mijn ruggengraat dwalen.
Schattig. Tot op dit moment is ze betrekkelijk stil geweest. Maar dan laat ze
een langgerekte kreet van bevrijding ontsnappen. Ik krijg mijn beloning. Haar
genot nestelt zich ook in mij. De aanblik van een vrouw in vol orgasme is te
mooi. Ze kijkt mij aan, een bewijs van erkentelijkheid, een onuitgesproken
bedankje? Wie zal het zeggen? Ik mag nu.
Het ritme versnelt. Mijn
opwinding neemt even gevoelig af. Ik besef dat we iets vergeten zijn. Ik gok
dat zij er niet bij stil staat, maar deze keer hebben we geen condoom gebruikt.
Mag ik dat zien als een mijlpaal in onze vertrouwensband? Of is het gewoon
nalatigheid? Ik ben nog niet klaargekomen. Voorlopig zijn we safe. Er kan enkel
een beetje voorvocht in haar gedruppeld zijn. Trouwens, safe zijn we altijd. Ik
weet vrijwel zeker dat ik geen venerische ziektes heb. Dus zeg ik lekker niks.
Straks staat ze voor een voldongen feit.
Misschien kunnen we dat gedoe met
condooms dan helemaal achter ons laten. Goed, tijd om mij te concentreren. Ik
kom wild schokkend klaar. Eerlijk gezegd, zijn die schokken bedoeld voor haar.
Ik kan het ook zonder. Aan mij zie je moeilijk of ik geniet of niet. Om haar te
plezieren, doe ik er graag een schepje bovenop. Het resultaat is er. Ze is
tevreden.
Wellicht merkt ze straks dat
sperma niet lang in een vrouw blijft. Het stroomt er vrijwel meteen terug uit.
Als ze straks foetert, omdat we rubberen protectie vergeten zijn, zal ik uit de
lucht vallen. Voorlopig geen vrees. Onze geslachten vormen nog mooi één geheel.
Ik kus haar op haar voorhoofd, op beide wangen, op haar neus en op haar mond.
Onze lippen blijven even aan elkaar plakken. Dat noem ik een geslaagde kus. Ik
strijk door haar haren. Er plakken er enkele op haar zweterige huid. Ze gloeit.
Ik kijk haar vertederd aan en zeg: Dat was, euh, aangenaam. Om mijn
understatement goed te verduidelijken, rol ik met mijn ogen en adem ik zwaar.
Ze lacht en ze neuriet instemmend. Heb ik nou
parels voor de zwijnen gegooid? Waarom zegt ze niet dat ik de meest attente,
meest passionele, meest bedreven minnaar ben? Jezus, ik moet dringend dat ego
van me een beetje intomen. Dat gaat fout anders. Ik geef haar een stevige
knuffel en rol kussend van haar af. Altijd het horizontale protocol eren.
Terwijl ik haar hand vast blijf houden, vertelt
ze mij over haar kindertijd. Over zomervakanties die ze doorbracht op de
boerderij van haar oom. Als ze nou zou zeggen dat die oom zijn poten niet kon
thuis houden. Dan zou ik haar geremdheid kunnen plaatsen. Niets van dat. Op de
boerderij had ze het helemaal naar haar zin.
Als ze stilvalt, staart ze gelukzalig voor
zich uit. In haar dagdroom loopt ze weer als een klein meisje achter kippen
aan. Ze plaagt de gemene hond die gelukkig aan de ketting ligt. Van tijd tot
tijd gaat ze mee de koeien melken. Zulke verhaaltjes zijn alleen leuk om horen
als je juist geloosd hebt in de vertelster. Ze zijn ook te genieten als je weet
dat er daarna gegarandeerd seks volgt. In alle andere gevallen, word ik er
driftig van.
Als ze uitverteld is, bol ik mijn
kleren samen en zoek ik mijn eigen kamer op. Het is maandagavond. Vandaag valt
er verder niets te scoren. Ik zou nog gauw naar Cybil kunnen lopen om haar te
kussen met Lauras smaak nog brandend op mijn lippen. Maar als ik voor cynisch
ga, wil ik het meteen goed doen en mijn lief tongzoenen met het kutvocht van
een ander glinsterend om mijn mond.
Nachtelijke ontmoeting met een mannenverkrachtster
Het is drie uur voor
zonsopgang en ik ga nog een ommetje doen in het park. Zogezegd om een frisse
neus te halen, maar eigenlijk wil ik aan mezelf bewijzen dat ik wél dapper ben,
want het is s nachts gevaarlijk in het park.
Stadslegenden en andere onzin
ten spijt is het volstrekt kalm in dat gevaarlijke park Groene oase, thuis van
verkrachters, schandknapen, dieven en drugsverslaafde allochtonen als je de
verhalen mag geloven. Allemaal niks van aan.
Maar wanneer ik onverwacht dan
toch geritsel in de struiken hoor, ga ik er vanuit dat het een vette bankier is
die zich laat afzuigen door een schoolverlater die thuis klop kreeg van een
tirannieke vader. Of misschien wordt daar wel een vrouw verkracht? Dan moet ik
als held natuurlijk ingrijpen. Twee reddingsacties op één avond. Voor een held
is dat een makkie.
Als scenario 1 van toepassing
is, zweer ik bij mezelf dat ik die bankier in zijn planetoïde-reet schop en bij
scenario 2 begraaf ik die verkrachter levend in hondenpoep. Rijkelijk voorradig
in een stadspark.
Ik spring in vol ornaat tevoorschijn
van tussen de bomen en in mijn hoofd dondert de stem van die instructeur uit de
film Full Metal Jacket. SHOW ME YOUR WAR-FACE!!!
WRAAAAAH, schreeuw ik en ik
maak me klaar om mijn kneukels te breken op de onderkaak van levend menselijk
afval.
Nou, kijk eens aan, wie we
daar hebben! Zo laat nog op pad? Heeft de melk met honing geen effect gehad?
Wil mama geen verhaaltje voorlezen?
Ik moet nog even wennen aan
het donker, maar ik herken de stem al. Het is de verkrachtster.
Ik zie dat je druk in de weer
bent., zeg ik spottend.
Uhu. Valt wel mee.
Op de grond voor mij ligt een
man van middelbare leeftijd. Armen en benen wijd gespannen en vastgebonden aan
vier palen in de grond. In zijn mond zit een opgerold maandverband. Zijn ogen
doen mij denken aan fotos van Joden of zigeuners die weten dat ze straks een
nekschot krijgen. Of dat straks iemand hun borstkas openbreekt en hen bij volle
bewustzijn ontdoet van hun hart. Ik krijg opgewonden rillingen over mijn rug
bij de gedachte. Ik weet dat het verkeerd is, maar de enige reden waarom ik
niet zou genieten van zon martelpret is, omdat ik bang ben voor karmische
repercussies. De wereld heeft geluk dat ik niet twintig centimeter groter ben,
blond met blauwe ogen.
Ik heb zin om met een freaky
blik te zeggen dat ik in een vorig leven Mengele was. Maar wie weet, misschien
leeft die vent nog en snijdt hij Argentijnse tweelingen open of straatkindjes
in Calcutta. Een voortvluchtige Nazi met een beetje verstand in zijn kop, zit
nu allang niet meer in Zuid-Amerika.
Ik sta met mijn handen in mijn
zakken en ik let al niet meer op de scène aan mijn voeten. Ik zucht diep en ik
vraag mij af waarom mijn tijdperk zo saai is. Mijn gedachten gaan uit naar
Hitler en de rest van de massas, hoe die uitzinnig van vreugde de komst van
oorlog toejuichten in 14. Ik snap het helemaal.
Zeg, ga je daar een beetje
depri staan lummelen? Zo kan ik mij niet concentreren, hoor.
Ik kijk het moordwijf, waarvan
ik de naam niet wil weten, uit angst dat die hard zal tegenvallen, hulpeloos en
verloren in de ogen.
Ja, zeg, what a rotten
party-pooper jij bent. Ga dan tenminste zitten, ik kan er niet tegen om met
iemand te spreken die zijn gezicht niet op de zelfde hoogte van het mijne
heeft.
Ik doe zoals ze vraagt en zij
berijdt verder haar slachtoffer. Ze heeft al haar kleren nog aan, maar haar rok
is helemaal tot haar middel omhoog gekropen.
Ben je al lang bezig?, vraag
ik terwijl ik mijn benen moeizaam in kleermakerszit trek.
Een kwartier of zo. Niet weer
beginnen met je Gestapovragen, ja?
Ze
vloekt luid.
Wat?
Die vent zijn flutlul floept
voortdurend uit mijn Yoni. Lach niet! Als ik mijn kut Yoni wil noemen dan doe
ik dat toch? Alsof jij geen naam hebt voor je piemeltje.
Wel, om eerlijk te zijn...
Lieg niet. Gadverdamme,
floept ie er wéér uit.
Misschien is hij al
klaargekomen, dan verslapt zijn lul sowieso.
Klaargekomen?
Ze trekt bruut aan de man zijn
oren, net of ze wil die er met alle geweld afrukken en gromt afgemeten tussen
haar tanden: Ben jij klaargekomen?
Zo geef je hem nog flaporen
in ware Dumbo-stijl.
Jij houdt je muil.
Ze duikt met haar gezicht tot
vlak bij haar slachtoffer. Ben jij klaargekomen, smeerlap?
De man antwoordt niet, maar
snikt, bang en vernederd. Ze laat een straal speeksel op zijn voorhoofd
druppelen en graait met één hand naast zich. Ik hoor iets rinkelen en dan zie
ik hoe ze hoog haar arm heft en met volle kracht haar sleutelbos laat neerkomen
op haar slachtoffer. Ze slaat om te raken, er is niet de minste beheersing in
haar beweging. Er valt een aardige hap vlees uit de wang van de man. Langs zijn
neus lopen twee kleine stroompjes traanvocht.
Ze draait rondjes, net of ze
buikdanst, maar dan zittend, dus ik vraag:
Kun jij buikdansen?
Wat zei ik nou net van die vragen?
En godverdomme, ik zweer het, als ik hier niet snel klaarkom, steek ik dat
maandverband in zijn muil in de fik.
Zal ik anders helpen? Met dat
orgasme, bedoel ik. Ik geef wel een Yoni-massage.
Zou je wel willen, hé,
gluiperd?
Betrapt tuur ik naar de tippen
van mijn schoenen. Is dat maandverband eigenlijk gebruikt?
O ja, reken maar. Lekker hé,
niet dan? Kom, geef toe, zeg dat je het lekker vindt!
De man brengt natuurlijk enkel
bange m-klanken uit. Ze heft weer haar arm, het maanlicht botst van de
sleutelbos en ik zie hoe er enkele bloedspatten tot op mijn schoenen vliegen.
De slagen gaan synchroon met haar neukbewegingen. Ik geniet ervan om
lethargisch en verveeld naar het bloed op mijn schoeisel te staren.
Als je klaar bent, gaan we
dan iets drinken?
Op dit uur? Denk je dat er
nog iets open is?
We kunnen eens kijken, we
vinden vast wel iets.
Nou, misschien. Hangt er van
af hoe moe ik ben.
Het lijkt mij passend om in de
context een beetje grof uit de hoek te komen, dus ik zeg:
Komt dat orgasme nog? Je
lijkt wel besneden.
In sommige culturen besnijden
ze vrouwen, zodat ze niet van seks zouden genieten. Ik begrijp waarom ze dat
bij ons niet doen. Belgische mannen zijn in bed toch compleet knudde.
Ik ben niet knudde in bed.
Kerel, laat het. Ik ga echt
niet met jou naar bed.
Je verkracht een half
kalende, tamelijk gezette, kleurloze veertiger, maar je wilt niet met mij naar
bed. Leg me dat eens uit.
Ik hoef helemaal niks uit te
leggen. Je lijkt mij een uitslover in bed en daar hou ik niet zo van. Dan voel
ik mij verplicht om klaar te komen en dan lukt het al helemaal niet.
NIET klaarkomen lukt je
zonder mij anders ook al best aardig.
Kijk, nu begin je écht
irritant te worden. Ken je het liedje uit de begingeneriek van Dawsons
Creek?
Ik trek bevreemd mijn
wenkbrauwen in een schuine plooi en knik.
Zing dat voor me, wil je.
Ik kan echt niet zingen, een
halve maat en alle parkdieren migreren meteen naar de dichtstbijzijnde spoorweg
om...
ZING!! Godverdomme, zing!!
Best. Jij je zin.
Ik ga op mijn rug liggen, vouw
mijn handen achter mijn hoofd en kijk opnieuw naar de sterren waarvan ik er
geen enkele kan benoemen. Op de koude grond wentel ik mij in herinneringen aan
de puberale tristesse die ik voelde toen ik nog elke dag aan de buis
gekluisterd hing bij die zeemzoete tienersoap. Ik kweel:
My heart is in my hands
My head is in the clouds
My feet have left the ground
My life is turning around and round
And every voice inside my head is telling me to run like mad
Oh bows and arrows stars and sunsets
hey hey hey yeah
hey hey hey yeah
Every heartbeat, every kiss
just
Makes me wonder what all this is
Suits of armour Hearts and arrows
Hey hey hey ye-eah!
Ondertussen hoor ik de zwepende geluiden van de sleutelbos die stukken vlees
weggrissen uit het aangezicht van de man. Ik moet denken aan die geselscène uit
The Passion of the Christ, de enige reden waarom ik die film indertijd ben
gaan zien. Bij de lijn my feet have left the ground, komt my cute little
rapist luid schreeuwend klaar.
Sjeezes, van een ontlading gesproken, je schokt over heel je lijf.
Je kunt echt niet zingen, maar toch bedankt, hijgt ze. Dat was echt, écht
sweeeeet.
Zeg nou eens eerlijk, als ik je nu vraag of we nu niet op de één of andere
manier, op een hoger niveau, toch seks gehad hebben, wat zeg je dan?
I did not have sexual relations with this man., zegt ze met een krakende
mannenstem, terwijl ze kort in mijn richting knikt .
Ze gunt mij ook niks.
Gaan we dan nu eentje drinken?, vraag ik beteuterd.
Heb jij een aansteker? Nee, natuurlijk niet. Je rookt niet.
Waarom wil je een aansteker?
Ze zingt dromerig die lijn uit Satisfaction: Cant be a man, if he does
not smoke en zegt dan:
Ik wil dat maandverband in brand steken, kun je dat niet raden, slimpie?
Ze staat op en loopt rondjes rond haar slachtoffer, op zoek naar een ander
speeltje om hem te kwellen, maar ze vindt niks.
Kom, doe mij en een lol en plas op zijn gezicht, als je dan toch zo nodig
wil meespelen.
Maar ik moet helemaal niet., protesteer ik.
Aan jou heb je ook echt, maar dan ook, echt, ECHT NIETS!!
Ze gaat over zijn hoofd staan, een voet langs weerszijden en tilt haar rok
een beetje op. Al gauw klatert er een gouden straal naar beneden. Meer de kleur
van platinagoud, zo in het donker van de nacht.
En denk nou niet dat ik into plasseks ben, oké?. Ik pis gewoon op die vent,
omdat het zout in mijn urine zijn pijn zal verergeren.
Al goed, al goed, ik zei niks. En gaan we dan nu eentje drinken? Je hebt
die kerel bewerkt met de punch van een gevleugelde wurgslang met
scheermesklauwen.
Mijnheer is zeker poëet?
Gitarist.
Nee, ik ga niks met jou drinken. Halvegare. Het is laat, het is koud, ik
ben moe en er is nu niks meer open.
Ze plukt haar slip van een laaghangende tak, blijft ternauwernood overeind
terwijl ze die aantrekt en beent dan weg.
De groeten.
Ik kijk naar haar heerlijk lange benen en zucht van verlangen. Waarom zijn
de mooiste vrouwen altijd zon krengen?
Jij een idee?, richt ik mij tot haar slachtoffer.
Nee, zal wel niet hé?
Ik krabbel recht en maak de man los, wat geen sinecure is. Damn, waar heeft
die leren knopen leggen? Even geduld, beste man.
Als de kerel los is, draait hij zich op zijn zij en trekt hij zijn benen
omhoog, dicht naar zich toe. Met zijn handen duikt hij tussen zijn benen, en
ontdoet hij zijn letterlijk blauwe ballen van de elastiek die er strak om zit.
Ik haal het stuk maanverband uit zijn mond en wrijf mijn bebloede handen af
in het gras. Echt vies, vind ik dat.
En dan begint het. De man jammert, jammert alsof iemand alle ellende in de
wereld op muziek heeft gezet. Ik zeg: Rustig maar, rustig nou maar. Alles komt
goed., zoals ze dat in films ook altijd doen, maar films hebben mij weer eens lelijk
belogen. De man kalmeert helemáál niet en gaat gewoon door met janken. Ergens
wel begrijpelijk natuurlijk. Ik wil hem vragen waar hij woont en of ik soms
iemand kan bellen, maar dan daagt het mij ineens dat ze mij wel eens als
medeplichtig zouden kunnen beschouwen.
In paniek richt ik mij tot de man en zeg met fluweelzoete stem: Ik heb jou
losgemaakt hé, niet vergeten hé, ik heb jou gered, ok, niet vergeten hé, goed?
Luisteren is er niet bij, hij blijft gewoon grienen en ontwijkt mijn blik. Snot
uit zijn neus vermengt zich met het bloed om zijn lippen.
Boelie
zit samen met Nico en Randy bij Skinny Joe, een broodmagere kerel die de hele
dag door onafgebroken tabak kauwt, zenuwtics schijnt te verzamelen, voor de
rest op zijn vrouw scheldt en nerveus zijn lopende zaken gadeslaat. Joe
organiseert toernooien in gezelschapsspelen, hij ziet er op toe dat alles
eerlijk verloopt en linkt spelers die ongeveer aan elkaar gewaagd zijn om zo de
spanning te verzekeren.
Boelie
heeft er al een spel Revolution opzitten, Nico en Randy zijn elk nog verwikkeld
in een schaakpartij voor geld. In afwachting neemt Boelie hun post door. Dieter
en Elke, die bij Frank op een plantage logeren, schrijven geregeld een briefje,
maar Benjamin, die inwoont bij de zus van Frank in Steadville, bombardeert hen wekelijks met minstens één dik
epistel, waarin hij elk mogelijk detail uit zijn dagelijks leven lijkt te
vermelden. Enkel Boelie leest zijn brieven nog aandachtig. De rest neemt genoegen
met een korte samenvatting.
De
wedstrijden gaan door in een overdekte steeg, vlak voor het huis van Joe. Die
zet elke ochtend wat tafeltjes buiten. Zijn vrouw, een gezette jongedame met
twee dikke vlechten en een aantrekkelijk gezicht, dat echter erg aan schoonheid
inboet door de eeuwig trieste uitdrukking die uit haar grote waterige ogen
spreekt. Haar ogen zouden in betere omstandigheden nochtans een sterke troef
geweest zijn. Indringend blauw en dat voor een halfbloed. Zij loopt af en aan
met thee, die in theorie gratis is. Joe heeft geen vergunning om een café uit
te baten, dus mag hij geen drank verkopen, al zeker geen alcoholische. De walm
die uit sommige theekoppen opstijgt, laat niets te raden over wat de inhoud
betreft. Deze service is Joes excuus om zijn deel van 15 procent op alle inzet
op te eisen. Cynthia
biedt ook de drie jongens een kop aan, maar die weigeren beleefd. Ze weten maar
al te goed dat Joe dat vergif zelf brouwt in zijn kelder. Boelie verwijst er
naar als Penny Royal tea, het betere aborteermiddel voor de moedige
doe-het-zelfster
Randy
heeft zijn blik gefixeerd op het schaakbord en denkt al goed vijf minuten na
over zijn volgende zet. Zijn tegenstander wordt ongedurig en drinkt kop na kop
van de thee. Een procedure die Boelie met een veelbetekende glimlach
observeert. Nico ziet het ook en knipoogt naar zijn maat. Na drie koppen van
dat brouwsel kan niemand nog helder denken.
Als
Randy dan eindelijk een zet gedaan heeft, vraagt hij zonder op te kijken van
het bord: En wat schrijft onze Benjamin?
Boelie
bladert door de negen vellen papier om nog eens te verifiëren.
Hij
heeft nogal te klagen over zijn leerlingen.
Zijn
ze stout?, vraagt Nico.
Nee,
ze zijn best braaf, ze zijn alleen in niets geïnteresseerd. Benjamin heeft een
brief bijgesloten van zijn oudste leerlinge om te illustreren waar ze wél van
wakker liggen. Moet je horen. Best wel erg eigenlijk.
Hallo lieve Lucinda,
Hoe maak je het? Het spijt mij dat ik zo
lang niet geschreven heb, maar ik heb het dan ook ongelofelijk druk. Met
kerstmis in aantocht is het hier een gekkenhuis. Dus vergeef mij als ik soms
even de draad kwijtraak, maar je verliest je hoofd hier gewoon. En er is nog
zoveel te doen! Er moet nog eten gekocht worden en de koks moeten het nog
deftig klaarmaken, want Jezus, zijn dat een stel niksnutten bij elkaar. Je mag
al blij zijn als ze er in slagen 's ochtends een eitje voor je te bakken.
Mathilde van de Coburns zei laatst ook al dat de slaven sinds de verschijning
van dat boek en de hele hetze er rond de
laatste tijd nog zo moeilijk doen wat ze moeten doen.. En dat is er niet om
gelogen, want bij de Coburns zijn de
portiers werkelijk een bende onbeschofteriken. Ze nemen je hoed nog geeneens
aan. Die hetze rond dat boek snap ik trouwens niet. Ik heb er vijf paginas in
gelezen en toen al weer opzij gelegd. Echt verschrikkelijk saai. Als ze de
schrijfster straffen, dan liever omdat ze zon saai lor de wereld ingestuurd
heeft.
Genoeg daarover, want ik wind mij zo al
genoeg op. Om verder te gaan: er moeten nodig nieuwe tafelkleden gekocht
worden, want wist je dat die dit jaar rood moeten zijn? Dat heeft Shirley, van
de familie Sturgis gezegd, en die kan
het weten, want die is bij de gouverneur zelf op bezoek geweest. Alleen hebben wij echt
alle mogelijke tafelkleden in huis, in alle mogelijke kleuren, maar natuurlijk
geen rode. Zou je niet gek worden? Dus die moeten zo snel mogelijk gekocht
worden.
Volgende punt: de wijnen. Papa heeft een
enorme wijnvoorraad aangelegd, maar dat is nog niks, hoe gaan we in godsnaam
beslissen welke we nemen bij welke gang? Charleszei dat we met witte moesten beginnen. Maar
je kan toch helemaal niet met witte wijn beginnen op een avondfeest? En toch
zeker niet als de tafelkleden al rood zijn. Dus zeg ik, consequent zijn en voor
rood gaan. Maar nee, Charles was niet
akkoord, die kleine tiran wil natuurlijk witte. Papa was het gauw beu en nu
drinken we bij de eerste gang rosé. Ik weet wel al zeker dat de buren zich
daarover zullen vermaken.
Een
ellende, toch, een ellende! Goed, da's de wijn en we zullen het er mee doen.
Dan, het bestek. Nemen we oma's oude zilver, of nemen we het nieuwe dat oom
Oliver ons geschonken heeft, toen ie weer was uit Auburië. Ik zeg tegen mama:
laat ons het nieuwe nemen, dat is eens wat anders. Was mama natuurlijk helemaal
de put van in, zegt ze, helemaal over haar toeren: je oma draait zich om in
haar graf! Dus dat wordt het oude. Ho, net komt Helen zeggen dat Mira niet van
zin is aan tafel te komen, zogenaamd omdat ze haar blauwe jurk niet mag dragen,
maar werkelijk alleen om mij te pesten, want zo is ze. Dus die blijft de hele
avond op haar kamer zitten. Wat zullen de buren daar van zeggen? O , ik voel
dat ik ga schelden of wenen of beide.
Kalm, kalm, Liza, alles komt goed. Volgende
punt: vragen we de gasten eerst in de salon of gaan we maar gelijk aan tafel.
Ik vind dat we maar beter meteen aan tafel kunnen gaan, want van al dat
gepalaver in de salon krijg ik hoofdpijn, vooral als ze beginnen roken. En als Mathew
Evans aan zijn verhaaltjes over zijn tijd in het leger begint, dan zijn we nog
niet thuis. Om van Mildred Rogers nog te
zwijgen, want die valt dan vast in slaap en begint dan zo te snurken dat de
ramen er gaan van trillen. Maar naar mij wil natuurlijk weer niemand luisteren.
Nee, papa zegt dat het geen pas heeft om de mensen zomaar zonder boe of ba aan
tafel te jagen. Dat je zo geen mensen ontvangt. Och, ik haat het. Dan, kleren.
Wat zal ik nou dragen? Ik heb echt helemaal niks om te dragen. Al mijn jurken
zijn zo saai. Mama wordt dol bij het minste decolleté. Zo'n kwezel. Ik zou mijn
groene linten kunnen dragen en mijn amberkleurige japon, of denk je dat die
meer bij een zonnewendefeestpassent?
Zal ik mijn paarse jurk dragen met die karmozijnrode overgooier, die oom voor mij
meegebracht heeft? Of denk je dat er dan te veel rood is? Ach, dat zon feest is
me toch een kwelling! Leuk om op visite te gaan, maar om het zelf te
organiseren? Zeker in dit gekkenhuis.
Juist, voor ik het vergeet, wist je al dat
Fanny Burtows, de vrouw van de chef van politie en Emma Meigs, de vrouw van de
kolonel, vlammende ruzie hebben? Echt waar, dat was me een gedoe! Je gelooft je
oren niet. Fanny was op visite gegaan bij Emma om thee te drinken, zoals ze
vaak doen. Nou zijn ze in gesprek en dan flapt Fanny er uit dat haar servies
toch mooier is dan dat van Emma. Waarop Emma zegt dat ze gewoon jaloers is,
omdat zij van haar man altijd veel duurdere kleren, dan Fanny. En toen heeft
Fanny gezegd dat haar man tenminste eerlijk werkt voor zijn boterham. Toen wilde
Emma natuurlijk weten wat ze daarmee wel wou insinueren.
Nou, toen zei Fanny dat Emma's man zich rijk
pikt en in wel twintig schandalen tegelijk verwikkeld zit. En toen heeft Emma een
theekopje stuk geslagen op Fanny's hoofd. Sindsdien spreken ze niet meer tegen
elkaar. Dat komt er ook nog eens bij. Want welke van de twee zullen we
uitnodigen? Je kan ze toch niet beiden vragen, want dan heb je de gasten meteen
verdeeld in twee kampen want iedereen heeft ondertussen natuurlijk al partij
gekozen, en als je er maar één vraagt heb je ook heibel.
Stel nou dat we alleen Emma vragen met haar man. Dan weet je al zeker dat
Theresa, de vrouw van Gustav, de tapijtenhandelaar afzegt, want dat is de beste
vriendin van Rmma. En als je alleen Fanny vraagt dan kan je wel vergeten dat de
vrouw van de rechter komt, want die is daar kind aan huis. Een dilemma! Mama
vindt dat we ze maar beide moeten vragen en hopen dat ze alle twee afzeggen.
Alsof dat ooit gebeurt! Lucinda, lieverd, schrijf mij alsjeblieft hoe het er aan
toe gaat daar bij jou, want hier moet je wel compleet zwakzinnig worden!
O ja, wist je wat ik van papa gekregen heb
voor mijn verjaardag? Een pony met bijpassende koets! Goed he? En ik mag zelf
mijn koetsier uitkiezen! Als je komt, moeten we maar een ritje maken. Nou, ik
laat je.
Liefs,
Je vriendin Liza.
Ps Geloof jij trouwens dat er oorlog komt?
Ik geloof van niet. Maar ik hoop wel dat we een onafhankelijk land worden. Dat
is weer eens wat anders. Papa denkt er over om dan in de politiek te gaan. Maar
o, laat ik je daar maar niet mee vervelen! Daag!
Boelie
vouwt de brief dicht.
Dat
is nou eens een typevoorbeeld van de mentaliteit die mijn Maryam zo veracht.
Randy
vindt de inhoud inderdaad opvallend leeghoofdig, maar keurt wat hun vriend doet
ook niet goed.
Dus
Benjamin pakt zo maar brieven af van zijn leerlingen en stuurt ze zelf rond?
Klaarblijkelijk
was ze de brief aan het overschrijven tijdens zijn les. Van elke brief die ze
stuurt, bewaart ze een kopie voor zichzelf.
Lang
leve email toch maar, zegt Nico. Daarna zwijgen de jongens. Hun tegenstanders
vragen om stilte, ze worden nerveus van al dat getater in een taaltje dat ze
niet eens kunnen verstaan.
Boelie
wil de brief wegstoppen, maar net op dat moment valt er iemand onstuimig rond
zijn nek. Als hij omkijkt, voelt hij meteen een dikke kus op zijn lippen
landen.
Waar
bleven jullie zo lang?
Maryam
heeft het te druk met kussen om antwoord te geven op de vraag van haar Boelie.
Pieter-Jan neemt over.
Er
was weer zon parade, de hele hoofdstraat zat muurvast.
O
jee, zuchten Randy en Nico verveeld.
Hebben
jullie al veel kunnen winnen vandaag?, vraagt Maryam.
Randy
draait zich naar haar toe, vist iets op uit zijn binnenzak en toont haar met
een opzettelijk karikaturale glimlach de winst van de voormiddag: een brede
waaier bankbiljetten.
Randy,
stop dat weg, loop daar niet zo mee te koop, dat is gevaarlijk, sist het
meisje op luide fluistertoon.
Daarna
valt haar oog op de brief in Boelies handen. O heeft Benjamin weer een turf
geschreven? Boelie knikt. Is er ook een brief van Dieter en Elke die wil ik
wel lezen?
Boelie
overhandigt haar een ongeopende enveloppe, die Maryam voorzichtig openscheurt
met nagel van haar wijsvinger. Rrrrr, mooi rood gelakt, merkt Boelie op,
terwijl hij in een ronde cirkel over haar achterwerk wrijft. Maryam, wijst hem
op haar typische manier terecht voor zijn publieke avances, door langgerekt
zijn naam te laten rollen. Boelie wrijft onverstoord verder.
O
nee, roept Maryam uit, als ze hooguit een halve pagina ver is.
Wat?,
vraagt Pieter-Jan die gebogen staat over het schaakbord van Randys partij.
Maryam
en Pieter-Jan lopen over Goldsmith Boulevard. Ze komen net terug van de les.
Pieter-Jan is niet echt lovend over de prof, die niet voor niets de bijnaam, Tom
Fool draagt.
Heb
je die kerel nu horen tekeer gaan tegen de nieuwe theorie dat ziektes
verspreid worden door onzichtbare organismen? De mensen hier hebben een enorm
temperament, maar ze gebruiken hun energie om de verkeerde dingen te
verdedigen.
Maryam
haalt haar schouders op. Ze volgt nu al bijna twee jaar geneeskunde aan The
Southern University of Medicine en heeft op vlak van onwetendheid en
vooroordelen al heel wat meegemaakt. Zeker als enig meisje in een klas van meer
dan 150 studenten.
Met
zo iemand valt niet te discussiëren. Een vent die er trots op is dat in zijn
hele carrière als chirurg nog niet één keer zijn operatieschort heeft laten
wassen. Shit man, als je hier ziek valt, maak je enkel kans om te overleven als
je uit de handen van een dokter blijft.
Pieter-Jan
wuift naar enkele voorbijgaande meisjes. Elk vergezeld van een slavin die als
chaperonne fungeert. Hun overdreven vrolijkheid staat in schril contrast met de
expressieloze gezichten van hun personeel. Ze paraderen parmantig door de
straten, met hun neus in de wind en gaan erg aanrakerig met elkaar om. Maryam
keurt hen geen blik waardig, maar vanuit haar ooghoeken ziet ze toch hoe de
dwaze geiten, zoals ze hen onveranderlijk bestempelt, aan het fluisteren en
giechelen slaan, van zodra ze haar opmerken.
Is
dat niet een nichtje van Frank?, vraagt Pieter-Jan, die de meisjes als ze
voorbij zijn, ongegeneerd nastaart.
Maryam
blijft strak voor zich uitkijken en wandelt traag en onaangedaan verder.
Welke
bedoel je?
Die
ene met de gele schoenen.
Pieter-Jan
kijkt zijn vriendin aan en glimlacht als hij ziet hoe ostentatief ze met haar
ogen rolt.
Dat
is de ergste. Dat onnozel schaap waant zich de godin van de schoonheid of
zoiets, geloof ik. En dat heeft niet eens één aanbidder.
Oei,
reageert Pieter-Jan, nochtans is het in de hogere kringen sociaal wenselijk om
toch minstens een stuk of drie smachtende aanbidders te hebben.
Ze
mag dan een schare vrouwelijke fans hebben die haar hoofd op hol brengen met de
meest overdreven complimenten, maar volgens Frank is er wel geen enkele jongen
die haar het hof maakt.
Pieter-Jan
lacht. Ik kan al raden wat die vriendinnen haar wijs maken. Dat ze mannen
afschrikt door haar schoonheid en dat ze haar niet eens durven benaderen.
Dat
was meteen de reactie van mijn Boelie ook. En ze gelooft het zelf, dat is het
ergste.
Maryam
merkt hoe de trottoirs nu opvallend snel vol mensen stromen. Uit alle huizen
verschijnen nieuwsgierig kijkende mensen, uit de ramen hangen kinderen, die met
vlaggetjes zwaaien. Een koppel dat voor de twee geneeskundestudenten wandelt,
draait zich abrupt om en haast zich weg. Maryam hoort de man tegen zijn vrouw
zeggen: O nee, daar heb je weer zon bende van die idioten. Die waterkop van een
Vance heeft ook geen sikkepit autoriteit.
Maryam
heeft zon soort klachten al vaker gehoord. Seymour Vance is de burgemeester van
Carlston, hun nieuwe verblijfplaats. Officieel verbiedt hij demonstraties als deze,
maar in de praktijk laat hij maar begaan.
Maryam
zucht. Die heethoofden die ijveren voor de onafhankelijkheid van het zuiden,
maken haar bang. Ze doen haar denken aan de domme extremisten uit haar oude
wereld. Pieter-Jan neuriet ondertussen het overbekende deuntje mee dat de
demonstratie onvermijdelijk begeleidt. Het kersverse Zuidelijke volkslied hoor
je tegenwoordig elke dag, nergens ontsnap je er nog aan. Het behoort tot het
vaste repertoire van elke caféband.
Je
moet ze wel meegeven dat ze een levendig muziekje hebben gekozen voor hun zaak.
Maryam
is niet overtuigd en heeft andere zorgen. De straat zit nu potdicht, alle
verkeer is tot stilstand gekomen. We gaan een omweg moeten maken als we tot
bij mijn Boelie willen raken.
Of
we kunnen wachten tot de stoet voorbij is.
Maryam
draait zich al om.
O
nee, daar heb ik geen zin in. Als je er zo één gezien hebt, heb je ze allemaal
gezien.
De
twee keren terug en wringen zich door de massa, de eerste zijstraat die ze
tegenkomen slaan ze in. Als ze pas om de hoek zijn, zien ze hoe vier mannen
gewapend met zware houten knuppels een deur van een huis intrappen en zonder de
minste aarzeling naar binnen gaan. Een menigte vrouwen en kinderen blijft
buiten staan en schreeuwt aanmoedigingen.
Wat
krijgen we nou?, vraagt Maryam verontwaardigd.
Pieter-Jan
wijst gewoon omhoog, naar het balkon van het huis en dat volstaat als antwoord.
Over de reling van het balkon is de nationale vlag gedrapeerd. Blijkbaar wil de
eigenaar van het huis, zijn anti-secessie gevoelens uiten, maar dat wordt hem
niet in dank afgenomen. De gewapende mannen sleuren hem naar buiten en leveren
hem uit aan de vrouwen die als een vlucht aasgieren op hem toeschieten om hem
te bedekken met pek en veren. Zelfs de kinderen spuwen naar hem en werpen
steentjes naar zijn hoofd.
Maryam
duwt haar stapel cursussen in armen van haar maat en vliegt dan naar een vrouw
die met een grote kwast het gezicht van de man insmeert. Ze duwt haar opzij en
tiert luid: Wel eens gehoord van vrije meningsuiting?
Alle
vrouwen verstillen als stenen zuilen en gapen haar stomverbaasd aan. Het
slachtoffer maakt van de gelegenheid gebruik om er vanonder te muizen. Het kringetje
vrouwen weet even niet wat gezegd, tot er eentje is die Maryam herkent.
Dat
is dat manwijf dat dokter wil worden!, proest er eentje uit.
Er
volgt luid gelach. Ze kijken haar aan alsof ze het grootste stuk vuil is dat de
vrouwen ooit gezien hebben in hun leven. Je kunt al raden hoe ze haar patiënten
zal genezen.
Maryam
briest, maar Pieter-Jan sleurt haar mee, voorbij de groep. Terwijl ze zich laat
meenemen, zegt ze rustig, maar recht uit haar hart: Jullie zijn zo, zo heel
erg, dóm.
Eentje
reageert: Een hoer die zich voordoet als dokter. Slim bekeken natuurlijk.
Spijtig dat zoiets zo doorzichtig is.
Misschien
kon ze geen klanten versieren op een normale manier, lacht er een andere.
Een
vrouw die voor dokter studeert vinden ze in deze wereld scandaleus. Volgens een
rare gedachtekronkel is elke verpleegster of dokteres per definitie een vrouw
van lichte zeden. Een deftige vrouw zou nooit een job zoeken die haar zo nauw
in contact brengt met wildvreemde mannen.
Op
het einde van de straat blikt Pieter-Jan nog één keer achterom. Maryam zegt
geen woord meer en is in zichzelf teruggetrokken. Hmm, zegt hij, die man
heeft blijkbaar zijn conclusies getrokken. Zijn balkon ziet er opeens opvallend
naakt uit. De vlag is inderdaad verdwenen.
Gaat
het een beetje?, vraagt hij aan zijn kokende vriendin.
Weer
haalt ze haar schouders op en met een uitgestreken gezicht zegt ze: Ik hoop
gewoon dat die dwazen hun zin krijgen met hun o zo geliefde
afscheidingsplannen. Eens zien hoe lang ze dan nog lachen.
Pieter-Jan
geeft haar een stevige arm en versnelt zijn pas. Hij denkt aan die grappige cartoon
met die boom, in die Noordelijke krant. De boom stelt de hele natie voor, op
een hoge zijtak zitten enkele lekkerbekkende mannen die de tak waarop ze zitten
ongeduldig afzagen. Ze zitten op de kant van de tak die zal neerstorten en op
de tak staat geschreven: secessie.
Een groepje dinks zit in een hoekje dolken, dieven en ridders te
spelen, een spel waarbij het de bedoeling is om met vijf dobbelstenen de
hoogste combinaties te gooien. Je gooit twee keer en na je eerste worp kies je
zelf met hoeveel dobbelstenen je hergooit. Alleen het resultaat van je tweede
worp telt. Het spelletje is razend populair in New Burbon, in alle lagen van de
bevolkingen. Er zijn gevallen bekend van rijke grootgrondbezitters die hun hele
fortuin er doorjagen en daarna dienst nemen in het leger of voor een
vernederend baantje nemen als opzichter op een plantage van een buur.
Dinks spelen zelden voor geld, want dat hebben ze niet. De
landslaven spelen meestal voor karweien. Een slaaf die veel geluk heeft in het
spel, kan er voor zorgen dat hij voor lange tijd naast zijn vaste dagtaak geen
vervelende karweitjes meer moet opknappen. Spelers die het geluk tegenzit en
van geen ophouden weten, kunnen zich zo beladen met extra werk dat ze wekenlang
maar vier uur slaap per nacht halen. Gelukkig is de solidariteit onder de
slaven groot genoeg om medeslaven op tijd te doen stoppen voor ze een gokschuld
verzamelen van maanden karweien.
Deze dinks, die aan een half vermolmd tafeltje zitten, behoren tot
die 100 000 uitzonderingen die in vrijheid leven, maar ook zij dobbelen niet om
geld. Ze vinden het grappig om te spelen om uitdagingen. De verliezers moeten
gekke opdrachten uitvoeren. Dat varieert van in het holst van de nacht de items
op een absurd boodschappenlijstje aanslepen tot, levensgevaarlijk eigenlijk,
naar een blanke vrouw knipogen. Het spel verloopt zonder dat er één woord valt,
de spelers concentreren zich op het resultaat, iemand houdt nauwgezet de stand
bij. Tot er eentje opstaat en luid snauwt:
Ik ruik nog liever aan de kont van een oude, verlepte hoer, die net
een scheet laat waar soep bij is, dan dat ik ooit nog tegen jou speel, Harlem.
De duivel zelf heeft je handen gekust
Wat scheelt er?, roept Marly vanachter zijn bar. Het is al na
sluitingstijd, maar de vaste klanten mogen blijven tot na de opkuis. De barman
vindt het wel fijn zo. Alleen is maar alleen en terwijl hij de boel weer netjes
legt, hoort hij graag het gemoedelijke kabaal van het vaste cliënteel. Hij
vraagt zich wel af waar zijn meester uithangt, want die blijft uitzonderlijk
lang weg vannacht. Toen Marly hem vroeg waar hij heen ging, zei Duro op typisch
geheimzinnige toon: Naar de maan kraaien met een tong. Daaruit wist Marly wel
genoeg, Duro had een afspraak met een van zijn spionnen, tongen, in het
taaltje van zijn baas. Duro is een vrije dink, die ijvert voor de afschaffing
van de slavernij en de vooruitgang van zijn ras, maar Duro zou Duro niet zijn
als hij, tot het zover was, niet zelf gebruikmaakte van het noodzakelijke
kwaad. Marly merkt er zelf weinig van en is waarschijnlijk één van de best
verzorgde slaven in het hele zuiden, maar dat neemt niet weg, dat Duro hem
wettelijk bezit. Voorlopig is onze regeling wel zo handig. Dat vermijdt dat je
gekke dingen uithaalt, is Duros uitleg als Marly vraagt of hij niet gewoon
zijn vrijheid kan krijgen, als zijn meester dan toch zo gekant is tegen
slavernij. Duro heeft dan ook meer iets tegen blanken dan tegen slavernij. En
in de wet is er niets dat vrije dinks belet om zelf slaven te hebben. In
theorie kan het zelfs dat een slaaf zelf een slaaf bezit.
Pux, de gedrongen jongeman, die net kwaad is opgesprongen, loopt op
Marly af. Beste vent, schenk me nog
eens één van die cocktails van jou uit. Zo eentje waarvan je oren dubbel
plooien en je neusharen uitvallen.
Sorry, Pux, de bar is dicht. Als Duro er niet is, blijft alles
onder de kurk.
Pux laat zich niet zo makkelijk afschepen. Ach, kom toe, wat geeft
een klein drupje? Duro is rijk genoeg. Verdomme, een dink die er zelf dinks op
na houdt, hoe vaak hoor je dat? Kom toe nou, ik heb net hard verloren van
Harlem. Ik moet veertien dagen lang elke avond zijn schoenen blinken, hem s
ochtends wekken en zijn bed opmaken. Heb dan verdorie toch een klein beetje
medelijden.
Marly is onverbiddelijk en dan wordt Pux gemeen: Is het dan toch
waar wat ze zeggen, hebben slaven dan werkelijk geen gevoelens?
Op dat moment zwaait de deur van de bar open. Als Pux Duro opmerkt,
fluistert hij tegen Marly: Kom nou, Marly, braaf opzitten en pootje geven,
baasje is terug. Baasje boos zijn, hoor. Kom, geef braaf een kopje dan krijg je
een suikerklontje. Daarna hijgt hij overdreven als een hond. Als hij ziet dat
Duro recht op hem afstormt, krimpt hij ineen. De baas stopt pas pal voor hem,
met zijn ogen op vijf centimeter van de bange ogen van Pux. Duro laat twee tonnen
die hij onder zijn armen draagt, vallen en geeft Pux een klap in zijn gezicht.
Weer verloren, hé? Werk je hoerengeluk uit op een ander, gesnopen mestdinkje?
Pux wrijft hard over zijn wang, niet omdat het zon erge pijn doet, maar om
niet nog erger uit te lokken. En grijp nou zon ton en doe zoals ik. Marly, ga
jij naar boven en grijp al onze spullen bij elkaar.
Marly twijfelt een moment maar doet dan wat hem gevraagd is. De
anderen, Pux, en Harlem en Jubs, in de hoek, staren Duro met grote ogen na,
terwijl hij door de bar rent en de inhoud van zijn ton overal achterlaat. Na
nog eens een kwaad commando, volgt Pux zijn voorbeeld. Duro maant hem aan om
het goed te verspreiden. Buiten staan nog twee tonnen, behelp je, zegt hij
tegen de anderen. Als er vier tonnen zijn uitgegoten, volgt de rest van de
bevelen. Harlem, Pux en Jubs, waarschuw de rest van de bende, haal je spullen,
we verzamelen bij Laïla en Latifa. Zorg dat Misty en Hope er ook zijn. Iedereen
gaat mee.Harlem wil weten waarheen dan wel. Dat krijgen jullie later wel te
horen, het belangrijkste is dat we nu snel tewerk gaan.
Duro loopt naar boven om
Marly te helpen met de bagage en ook de rest schiet er vandoor. Marly en zijn
meester dragen twee zware koffers naar buiten, veilig naar de overkant van de
straat. Duro wandelt rustig terug, werpt nog een laatste onderzoekende blik
naar binnen, tast dan in zijn binnenzak en strijkt een lucifer af langs de
houten gevel. Marly die zijn baas gadeslaat trappelt ongedurig ter plaatste,
hij weet niet of hij Duro nu moet tegenhouden of niet. Zijn meester gedraagt
zich als een krankzinnige. Marly wil toeschieten, maar dan is het al te laat.
De lucifer suist naar binnen. Het lijkt wel of er een fikse wind opsteekt, een
gele golf deint uit en Salems Haven verandert in een woeste vlammenzee.
Marly dwingt zichzelf om praktisch te denken. Hoe krijgen we die zware koffers
bij de La-las? Duro schijnt te weten wat hij doet. Maak je maar geen zorgen.
Ik heb voor vervoer gezorgd. Carlice komt ons oppikken.
Inderdaad komt er van op hoek een open koets aangereden,
voorgetrokken door twee kleine, maar snelle paarden. Zwart maar met een witte
vlek op hun nek. Die vlekken fungeren in de donkere nacht als een soort
oplichtende bakens. Op de bok van de koets, trekt een jonge vrouw met een
vastbesloten, grimmige trek op haar gezicht, de paarden ruw tot stilstand. Duro
en zij begroeten elkaar kort met een knikje. Vlug laden de meester en zijn
slaaf de koffers in en weg zijn ze. Marly merkt hoe ze tijdens de rit andere
dinks voorbijsteken, die een opgerold vloerkleed met zich mee zeulen, waarin
waarschijnlijk al hun bezittingen zitten. Ze rennen als ratten die een zinkend
schip verlaten, maar als ze hun leider onbeweeglijk zien zitten in de koets,
vertragen ze en vallen hun stemmen stil. Is de grote afrekening begonnen?,
vraagt Marly verschrikt. Kuisen ze Freedmens Quarter op?
Zijn baas kijkt star voor zich uit. Veel meer dan dat. De hele
wereld zoals je die nu kent, staat op het punt om grondig te veranderen. Bid
samen met mij dat ik binnenkort wettelijk verplicht ben om je de vrijheid te
schenken.
Marly kijkt nog eens goed naar de vluchtelingen en voelt zich
helemaal warm worden. Hij heeft zich niet meer zo gevoeld, sinds Duro hem kocht
van zijn vorige meester.
Het antwoord moet even wachten, Pieter-Jan wil in een
makkelijke houding zitten als hij zijn verhaal doet. Hij gooit zijn geleende
jas af, neemt plaats op een stoel en schept eerst wat sfeer door overdreven
gedetailleerd zijn zoektocht naar de mysterieuze bar te beschrijven. Boelie is
de gezapige vertelstijl van zijn maat gewend en weet dat het weinig zin heeft
om hem op te jagen. Pieter-Jan vertelt zoals een fijnproever eet: traag en met
smaak. Uiteindelijk komt hij dan toch nog bij de pittige details aan. Ik beschouw
het als een ego boost van formaat. Het had natuurlijk elke vent kunnen zijn,
die daar toevallig langs kwam, maar ik veronderstel dat ze mij toch hadden laten
links liggen als ik niet aan hun eisen voldeed. De verteller werpt nog eens
een onderzoekende blik op zijn zwartrode hand. Donker is het wel hé, dat
bloed?
Wel zonde natuurlijk dat de knapste er vandoor ging,
herhaalt Boelie met een uitdrukking van spijtbetuiging op zijn gezicht.
Oooo ja, bevestigt Pieter-Jan, haar vriendinnen mochten
er ook wel wezen, maar bij de ene beviel er mij echt iets niet, iets in haar
geur dat mij echt afstootte. Toch wel vrij onpraktisch zon trio. Het is bijna
onmogelijk om je aandacht gelijk te verdelen over de twee.
Boelie tuurt naar de grond en heeft die blik in zijn ogen
van iemand die meer zou kunnen zeggen, maar wijselijk zijn mond meent te
houden.
Jij hebt natuurlijk andere ervaringen wat trios betreft,
zegt zijn maat dan maar in zijn plaats. Veel hangt natuurlijk af van de
aantrekkingskracht tussen de twee vrouwen waar je het mee doet. Als die twee
zich stierlijk vervelen met elkaar en ze volledig afhankelijk zijn van de
aandacht die jij ze schenkt, dan ben je wel gezien.
Even is het stil. Dan lachen ze allebei. Veel mannen maken
zoietsniet mee, mompelt Boelie toch
wel trots, zowel op zichzelf als op zijn maat.
Waarom ben jij eigenlijk nog zo laat op in je eentje? Is al
de rest al gaan slapen?
Yup, iedereen maft al. Willem heeft van de hele avond geen
woord gezegd. Nico en Randy zijn blijven schaken. Maryam is in bed blijven
lezen. Dieter en Elke heb ik niet meer gezien. Die zullen ook wel al slapen.
Pieter-Jan heeft weinig nodig om te snappen wat er aan de
hand is.
En jij had een paniekerig nachtje? Het moest er natuurlijk
ooit weer eens van komen. Vertel eens, hoe gaat het eigenlijk nog met jou?
Pieter-Jan was in de vorige wereld graag psychiater
geworden, tenminste dat was één van de carrières waar de jongeman welgenoegen wilde mee nemen.
Sinds mijn vader overleden is, denk ik vaak aan de dood. Er
lijkt mij zo weinig tijd te resten om iets te maken van mijn leven. Ik denk ook
dat ik die ongezonde bekendheidsdrang maar eens moet wegwerken.
Pieter-Jan is blij dat zijn maat dit zelf inziet. De
overdreven ambities van de jongen die hij gaandeweg gaan beschouwen is als zijn
adoptiefbroer, lijken hem vooral ranzig en onnuttig. Ze maken zijn broer geen
gelukkiger mens.
Verbluffend succes willen oogsten, maar er niet het juiste
zaad voor vinden, dat is een pijnlijke zaak, erkent hij begripvol.
Dat of niet de juiste grond vinden om het zaad te laten
kiemen, stelt Boelie even bij.
Zo kan je het ook verwoorden natuurlijk, geeft Pieter-Jan
toe, zich ervan bewust dat zaad hebben, maar geen grond, een gedachte is die
meer troost brengt, dan wel de grond hebben, maar geen eigen zaad.
Wat zijn jouw plannen in deze wereld? Voor Willem, Maryam en ik, is het duidelijk
genoeg, wij worden dokters hoe dan ook, de anderen komen ook wel op hun pootjes
terecht, ze nemen genoegen met weinig. Om jou maak ik mij zorgen. Fragiele egos
en hun onbevredigbare honger hebben het moeilijker om geluk in te vinden, in
welke wereld dan ook.
Boelie kijkt intriest naar de grond en zucht. Hij vraagt
zich af of er hem ooit iets zal bevredigen.
Jij moet kunnen excelleren in iets. De vraag is in wat. En
hoeveel bevestiging je nodig hebt om er zelf van overtuigd te zijn dat je
excelleert. Schrijven is één ding, akkoord, als je blijft schaven en meer
geduld oefent als je scènes en personages creëert, dan komt er vast wel iets
van. Je moet zon dingen vooral praktisch aanpakken.
Als er geen reactie komt, gaat Pieter-Jan verder:
Serieus man, als ik naar jou kijk, zie ik in de eerste
plaats vooral mogelijkheden en niet zozeer beperkingen.
Als Boelie vindt dat hij te veel aandacht krijgt, gooit hij
het gesprek snel over een andere boeg.
Heb je die twee eigenlijk gepenetreerd?
Nee, de ene had haar maandstonden, dus die wilde geen
penetratie, en om er dan maar eentje te penetreren, dat is ook geen doen. Ze
waren wel übergeil, moet ik zeggen, ze hebben mijn dijen bereden, dus die
zitten ook onder het bloed. Best wel kinky eigenlijk. En man, gul dat die twee
waren. Overal hebben ze mij gestreeld en gekust. Een compleet nieuwe ervaring
voor mij.
Boelie kent het seksuele verleden van zijn maat, weet heel
goed dat hij drie jaar lang verkeerd heeft met een ijskast.
Ik heb je al vaak genoeg gezegd: jouw ex is de
uitzondering. De meeste vrouwen zijn warm en geven graag. Hoe meer je neemt,
hoe meer ze geven. En ik kan me goed voorstellen dat je dat fijn vond.
Strelende vrouwenhanden polijsten een mannenziel. En dat zeg ik niet, omdat het
pseudo-poëtisch klinkt, maar omdat het zo is. Passionele vrouwen injecteren je
met zelfvertrouwen waarop je altijd kunt terugvallen. Ben je dan eigenlijk nog
in die bar geraakt?
Nee, maar nu wil ik er helemaal zeker eens langswippen.
Pieter-Jan pauzeert even en haalt zijn schouders op. Veel
hangt natuurlijk af van de plannen die Frank met ons heeft. Misschien zijn we
hier sneller weg dan je denkt.
Het loopt al tegen de ochtend aan, maar de twee vrienden zijn
nog lang niet uitgepraat. Ze gaan naar beneden, niet meer op zoek naar de fles
wijn, die Boelie wilde vinden Boelie drinkt niet in de buurt van zijn
geheelonthoudende maat-, maar gewoon op verkenning door het huis, zonder
getuigen. Met elk een kaars voor zich uit, dalen ze de trap af. Ze gunnen
zichzelf de tijd om het huis eens goed te bestuderen. Overal in huis hangen
grootste jachttaferelen. Mijnheer Frank blijkt echt verzot op jagen. Onze gastheer
heeft ook zo zijn ambities, zegt Pieter-Jan terwijl hij over bustes van de
eerste presidenten van hun nieuwe thuisland wrijft. Hij zet zijn kaars op kant
en propt twee bekende marmeren hoofden onder zijn hemd. Ik heb borsten met een
uitgesproken politieke voorkeur. Hij geeft een kusje op de mond van een derde.
Lekker koud, dat marmer, ersatzliefde voor een necrofiel zon beeld.
Pieter-Jan zet de beelden voorzichtig terug, haalt dan een hertenkop van de muur
en probeert daar zijn hoofd in te wurmen, maar dat wil niet zo goed lukken.
Boelie geniet van de vrolijke narrenkunsten van zijn maat, maar breekt het
moment als hij weer een briefje vindt. Deze keer is het wél duidelijk van wie
het afkomstig is.
Pieter-Jan, some breaking news hier op tafel. Vriend Willem
is er vandoor.
Pieter-Jan zet de hertenkop af. Hoezo?
Zie zo, en Boelie steekt hem het briefje toe.
Blijkbaar kon Willem absoluut niet wennen aan het zicht van
onderdanige slaven, hij voelde zich ook niet meer op zn gemak binnen de groep,
heeft nu nood aan alleentijd en wil zijn geluk beproeven in het Noorden,
helemaal in zijn eentje. Het briefje eindigt met: een echte man maakt zijn
eigen geluk. Hij wil niet leven van de gunsten van een slavenhouder, want hij
kan niets bedenken dat zo smerig immoreel is als dat.
Een typische Willem-redenering, zegt Pieter-jan die hem
het beste kent, heel rechtlijnig en niet het minste beetje pragmatiek
Boelie neuriet bevestiging en draait neerbuigend met zijn
ogen, alsof hij wil zeggen dat een gebrek aan opportunisme het grootste kwaad
van allemaal is.
Frank
snuift de lauwe lucht van de zomernacht op. Hij staat te wachten bij de grote
deur van Front royal, de villa van de manke leeuw, de baas van hun intieme
kring, al spreekt niemand hem met die term aan. De jonge plantagehouder voelt
zich een beetje ijl in zijn hoofd. Hij voelt zich weldadig warm, alsof zijn
bloed rond stroomt om hem van binnenuit te masseren. Het kan hem niet schelen
dat de stalknecht er verdacht lang over doet om zijn paard te brengen. Op dit
moment is alles hem eender. Het voelt fantastisch om zo goed op de hoogte te
zijn van de toekomst en enkel blije verwachtingen te hebben. De redders van de
komende revolutie heeft hij onderdak verschaft, ze staan bij hem in het krijt.
Hoe ze in godsnaam het Zuiden zullen helpen zegevieren, daar heeft hij geen
idee van. Zelf vindt hij ook dat het Zuiden de nakende oorlog best alleen af
kan, maar goed, als de voorspelling anders dicteert, het zij zo. Frank zal de
oorlog geen windeieren leggen. Wat er ook moge gebeuren, hij zal zijn gasten in
de watten blijven leggen, contacten met hen blijven onderhouden.
In New Burbon kunnen ze niet blijven. Akkoord,
het lot is het lot, maar het kan geen kwaad om het lot een handje te helpen. New
Burbon is geen plek voor de Brekers. De stad ligt niet centraal genoeg, ze
moeten naar Steadville, Carlston of eventueel New Ridge. Al denken sommigen dat
die stad misschien voor het noorden zal vechten of alleszins neutraal zal
blijven. Ach, nee, al dat geblaat, als er oorlog komt, volgt New Ridge het
voorbeeld van haar zustersteden, en komt ze onder de banier van het zuiden,
zeker weten, verdomme. Frank zou zijn dronkenschap kunnen commanderen, zich
nuchter kunnen houden, maar hij heeft er geen zin in, hij wil zich laten
meedrijven op de golven van de roes.
Hij
is de laatste die vertrekt. De leeuw heeft hem bewust tot de laatste bij zich
gehouden. Hij moet er alles aan doen om zijn gasten samen te houden, maar ze
moeten weg van hier, dat is het belangrijkste. De leeuw had zijn redenen, het
is hier niet veilig voor de brekers. Onzin, natuurlijk, maar de leeuw wordt
oud, oude mensen zijn altijd bezorgd. Maar akkoord, weg moeten ze, geen
probleem, Frank zorgt voor alles.
De
knecht komt eindelijk met Franks paard. Zelfs in het donker kan Frank zien dat
de jongen schichtige, bange ogen heeft. Het laat zich raden, de stalknecht is
bang voor een standje. En de gevolgen kunnen zwaar zijn. Als Frank zijn beklag
doet bij de leeuw en die om zijn reputatie van goed gastheer te verdedigen
ongemeen hard wil straffen, riskeert de jongen meer dan zo maar een pak rammel.
De verontschuldigingen beginnen al.
De
hoef, er zat vuil in de hoef, het paard
Tot
de grote verbazing van de knecht, legt Frank hem het zwijgen op en gooit hij
hem een kwartje toe. De slaaf vangt het met beide handen. Zijn grijs-witte tanden lichten
op als hij ze bloot lacht.
Dank
u, meester, dank u!
Frank
is niet zijn meester, maar elke blanke is uiteindelijk meester van elke dink. Hij
wipt op zijn paard als een wilde, de drank lijkt hem licht te maken. Als hij
over de lange oprit van de villa draaft en de donkere nacht tegemoet rijdt,
voelt hij het pistool dat in zijn broek zit tegen zijn buik op duwen. Het geeft
hem een behaaglijk veilig gevoel. Hij test het uithoudingsvermogen van zijn
lievelingspaard, Flash, en geeft het meedogenloos de sporen. In nuchtere
toestand springt hij veel voorzichtiger om met zijn dieren. In een recordtijd
bereikt hij Beauregard. Het paard staat er afgemat bij, Frank geeft het enkele
complimenterende tikjes. Vaag beseft hij dat hij morgen spierpijn zal hebben in
zijn dijen, zijn achterwerk voelt nu al aan als was het van hout gemaakt.
Terwijl hij het paard naar de stal brengt, blikt hij omhoog naar de
sterrenhemel. Op nauwelijks vijf minuten tijd ziet hij drie vallende sterren
langs het firmament scheren. Nu is hij er echt helemaal van overtuigd. Er wacht
hem een grote toekomst. Vast iets in de politiek, ja, dat moet wel. Vechten is
niet aan mij besteed. Laat mij maar oreren, mensen overtuigen en nieuwe ideeën
lanceren. Elk zijn sterkte en dat is de mijne.
Eens
in huis gaat hij rechtstreeks naar zijn kamer. Hij geeft toe aan de
vermoeidheid die nu over hem valt. Het initiële oppeppende effect van de
alcohol heeft plaatsgemaakt voor een slome beneveling. Op weg naar zijn bed,
merkt hij niet dat er nog licht schemert in zijn bibliotheek. Hij is te zeer in
gedachten verzonken. Morgen, morgen tref ik alle regelingen, niets aan het
toeval overlaten. De Brekers zijn de weg.
Op
Beauregard is Boelie er niet in geslaagd om zijn vrienden tot actie aan te
sporen. Ofwel geloven ze dat hij de briefjes zelf geschreven heeft, ofwel
denken ze dat Pieter-Jan er achter zit. Bovendien vinden ze dat Pieter-Jan een
intelligente kerel is, die best wel op zichzelf kan passen.
Iedereen
is al naar bed en Boelie waakt. Op de deur van zijn afwezige maat heeft hij een
briefje gehangen. Ik zit in de bibliotheek, laat mij weten als je terug bent.
Boelie
heeft zich teruggetrokken in de bibliotheek. Benjamin heeft hem nog een hele
tijd gezelschap gehouden. Samen hebben ze kaarten bestudeerd, omdat ze daar
beiden verzot op zijn. Boelie is moe, maar de vermoeidheid maakt hem niet
slaperig, maar maakt hem paradoxaal genoeg juist babbelziek.
Mis
jij hier niemand? Je ouders bijvoorbeeld? We zijn nu al een tijdje weggerukt
uit onze vertrouwde omgeving, maar niemand van ons spreekt daar ooit over,
alsof we al in onze eigen leugens geloven en we echt per schip gevlucht zijn
uit Auburië.
Ik
denk natuurlijk wel aan mijn ouders, en aan enkele vrienden. Mijn activiteiten
bij de scouts, de school waar ik les geef, nou ja, gaf. Soms vraag ik mij ook
wel af of ze mij thuis nu zoeken. Soms denk ik dat ik een afsplitsing ben van
mezelf, dat er thuis niets veranderd is, dat Benjamin daar nog steeds rondloopt
en functioneert. Misschien dat we op een dag allemaal terug wakker schieten in
onze vertrouwde omgeving. Ik wil liever niet nadenken over hoe het mogelijk is
dat wij dit meemaken, ik denk dat ik anders snel gek word.
Ja,
waarschijnlijk valt het wel niet te achterhalen waarom dit gebeurt. Ik geloof
ook niet dat het een droom is. Dit is echt, dat weet ik zeker, ik denk dat
niemand van ons dat betwijfelt.
Benjamin
bevestigt door kalm van nee te gebaren. Hij slaat een grote, dikke atlas dicht,
stelt zich traag recht en plaats het grote boek met de nodige moeite terug op
zijn plaats.
Mis
jij soms iemand?
Boelie
overweegt de vraag en aarzelt even.
Mmnee,
niet echt. Ik troost mij inderdaad ook met de gedachte, dat wij een afsplitsing
zijn van onszelf en dat wij ginder gewoon verder blijven bestaan. Of er een
wisselwerking bestaat tussen de ik die we hier zijn en de ik die we daar zijn,
weet ik niet. Als je daar over nadenkt, zal je inderdaad wel snel doorslaan. Ik
sta er verder liever ook niet te veel bij stil. Je weet dat mijn moeder weduwe
is. Dat ze mij, haar enige zoon, nu ook nog eens moet missen, dat wil ik liever
niet visualiseren. Mijn moeder die zo heel alleen, doodsbang alleen thuiszit en
zich afvraagt waar ik heen ben. Natuurlijk, ik ben niet alleen verdwenen, ik
ben verdwenen samen met Pieter-Jan en mijn lief. Misschien put ze daar troost
uit. Maar goed, ik ga er mee akkoord dat ons gewone leven op de een of andere
manier gewoon doorgaat.
Benjamin
zegt geeuwend ja.
Hoe
zie jij onze toekomst hier?
Geen
idee. Een job vinden zeker? Gewoon verder doen, veronderstel ik, iets opbouwen.
Welke keuze hebben we anders? Sit back and enjoy the ride, dat hadden we toch
afgesproken
Benjamin
geeuwt opnieuw en verontschuldigt zich.
Sorry,
man, maar ik ben echt moe. Vind je het erg als ik ga slapen? We kunnen morgen
verder praten.
Nee,
natuurlijk niet. Ga maar, ik ben nog niet moe. Ik ga nog wat lezen.
Je
vindt het niet erg? Ok, dan laat ik je.
Benjamin
kijkt met een blik vol medeleven, naar zijn maat, die volgens hem, veel te veel
nadenkt. Boelie is zich bewust van dat medelijden en voelt zich daar
ongemakkelijk bij.
Er
is niets aan de hand, hoor, ik wil gewoon nog wat lezen.
Benjamin
gelooft niet dat er niets scheelt, maar verdwijnt. Rust zal zijn maat misschien
goed doen.
Boelie
blijft alleen achter. Hij staat op en loopt langs de rekken met boeken, leest
hier en daar een titel, bladert lukraak door enkele boeken. Hoe moet het met
zijn schrijfdroom in deze wereld? Zal hij hier gewoon dezelfde dingen ambiëren
als in de vorige wereld? Misschien gaat het hem hier makkelijker af? In de
vorige wereld liep zijn schrijverscarrière of althans de hoop daarop, helemaal
niet van een leien dakje.
Het
knaagt in hem, de jongeman heeft vaak last van onverklaarbare angstaanvallen.
Hij heeft zijn gemoedstoestand uitvoerig gedocumenteerd in tientallen
dagboekschriften en kent ondertussen wel ongeveer de mechanismen van zijn
geest. Boelie keek als kind uitermate op naar zijn vader. Zijn vader was met
stip zijn grootste held. Maar die vaderfiguur stootte hem af en trok hem
tegelijk aan. De schrijversopdracht is hem met de paplepel ingegeven, maar zijn
vader vond zijn verhalen nooit goed. Die dubbele houding van zijn vader, heeft
het zelfvertrouwen van de jongeman als kind en als adolescent zwaar
ondergraven. Zijn vader dweepte eigenlijk met twee zaken: literatuur en
militaire strategie. Om zijn vader te plezieren koos de jongeman de weg van de
literatuur. De militaire weg, leek, zeker in het vredige Europa, nogal
uitgesloten. Dat het nooit gelukt is om van het schrijversschap iets te maken
is een oud zeer dat vaak pijnlijk opspeelt. Net zoals het nu doet.
Boelie
staat op, hij wil op verkenning gaan in huis, zien of er niet ergens een fles
wijn is die hij achterover kan drukken om zichzelf te benevelen, in een poging
zo tot andere inzichten te komen. De wandelende cocktail aan contrasterende
emoties die de jongen is, is niet echt een stevige drinker. Als hij drinkt, is
het omdat enkele van zijn literaire idolen officieel claimt hij geen zulke
idolen te hebben - onverbeterlijke zuipschuiten waren.
Hij
duwt de zware houten stoel achteruit en stapt naar de deur. Net als hij die
opentrekt, staat Pieter-Jan met een brede glimlach voor zijn neus. Lijkt wel
een soap, mompelt Boelie, daar kunnen ze ook geen deur opentrekken zonder dat
er toevallig net iemand binnenkomt. Pieter-Jan blijft onbewegelijk staan, zijn
glimlach wordt alleen nog breder. Boelie moet er ook van glimlachen, hij heeft
begrepen dat zijn vriend een leuk verhaal te vertellen heeft.
Hoe
vind je de locatie van een bar in een wereld zonder internet, zonder kaart op
zak, zonder stadsplannen op elke hoek van de straat en zonder gps? Dat is de
vraag die Pieter-Jan moet oplossen. Hij zou natuurlijk gewoon de weg kunnen
vragen aan een local en dat probeert hij ook.
Alleen
trekt elke blanke zijn neus op en laten ze hem staan zonder hem nog een blik te
gunnen. Dinks reageren zo mogelijk nog vreemder, ze raken in de war, doen alsof
ze hem niet begrijpen of zeggen vlakaf dat ze het niet weten. Pieter-Jan
vermoedt sterk dat ze liegen.
Dan
maar op goed geluk, besluit Pieter-Jan. Met wat geluk vindt hij de weg naar
Freedmens Quarter terug. Een blanke vrouw houdt hem staande met een blik in
haar ogen alsof ze met een krankzinnige te maken heeft.
Ben
je soms gek, daar regeren de dinks, zelfs de politie waagt zich daar niet. De
enige blanken die je er ontmoet zijn uitschot.
Als
ze de vastbeslotenheid opmerkt in Pieter-Jans bewegingen, besluit ze dat de
jongeman tot de laatste soort behoort en dus gaat ze vlug heen. Ze tilt haar
lange rokken op en weg is, gevolgd door haar slavin, die in elk hand een zware
mand draagt.
Pieter-Jan
vindt het wel amusant en krijgt enkel maar meer zin om verder te gaan. Twee
straten verder, beseft hij dat hij vast en zeker in Freedmens Quarter is
gearriveerd, want er zijn geen blanken meer op straat, de meeste huizen zijn
zwaar vervallen en de dinks die hij ontmoet, kijken hem brutaal aan. Wel laten
ze hem met rust. De nieuwsgierige jongeman vermoedt dat ze hem voor een
gevaarlijke bandiet houden. Welke andere blanke zou het in zijn hoofd halen om
hier schijnbaar ongewapend te komen?
Pieter-Jan
probeert zijn geluk bij een stel spelende, halfnaakte kinderen die een
conservenblikje rondtrappen. Het merendeel kijkt hem aan alsof ze nog nooit een
blanke van dichtbij gezien hebben. Een moedig ventje stapt naar voren en eist
geld voor de inlichting. Pieter-Jan bekent met een glimlach dat hij geen geld
op zak heeft. Geen probleem, de kleine wil het ook wel doen voor een paar
schoenen en zijn begerende blik valt op Pieter-Jans schoeisel. Zijn vriendjes
volgen de onderhandeling met grote nieuwsgierige ogen, er is nog niets
overeengekomen en ze kijken nu al jaloers.
Pieter-Jan
twijfelt en tast in zijn zakken of hij niet iets anders kan aanbieden. Er is
niets dat in aanmerking komt, dus vraagt hij een inlichting op krediet.
Je
zegt mij waar ik de bar kan vinden en morgen, dat zweer ik, sta ik hier terug
met een halve obloon.
De
kleine, die naarmate de onderhandeling aansleept, meer en meer zijn angst
overwint, is niet gek en vraagt Pieter-Jans schoenen als onderpand. De jongeman
begint nu echt zijn ongeduld te verliezen, maar dan weerklinken er drie
vrouwenstemmen die als een snerpende alarmbel door zijn verstand schieten.
Wij
willen seks, wij willen seks, geef ons seks.
Pieter-Jans
pupillen vergroten en keuren onderzoekend een trio vrouwen dat schaterlachend
uit een huis komt gezwalpt. De drie lopen arm in arm en amuseren zich
kostelijk. Het zijn dinks, maar aan hun teint te zien, hebben ze ook blank
bloed door de aderen stromen. Kindjes van prostituees oordeelt Pieter-Jan snel.
De
kleine zakenman blijft afwachtend voor zijn voeten staan. Als de vrouwen Pieter-Jans
richting uit wandelen, wil hij van het kleine ventje af.
No deal, ik vind het zelf wel.
Zo
makkelijk komt hij er echter niet af. De kleine fixeert zijn blik op
Pieter-Jans gezicht en doet een milder voorstel. Een schoen als onderpand en
een kwartje morgen.
Of
ik nou één schoen geef of twee, het ongemak is hetzelfde.
Zijn
zin is pas uitgesproken als de drie vrouwen al rond zijn nek hangen. De kleine
beseft dat het nu geen zin meer heeft en druipt af, zijn vriendjes volgen.
Heimelijk opgelucht dat hun maat verloren heeft, zijn ze gul met troostende
woorden en gebaren.
Pieter-Jan
weet niet wat hem overkomt.
Wat
een stuk, zeg, kirt de eerste.
De
tweede draait haar sjaal om zijn hals.
Hmm,
lekker breed in de schouders.
En
die armen zijn geen pap, zegt de derde terwijl ze in zijn bovenarmen knijpt.
De
drie vrouwen draaien onderzoekende cirkels rond hun vangst.
Hij
is echt groot, hé, net wat we zoeken.
Dat
gezicht mag er trouwens ook wezen. Echt een guitig gezicht. Hij combineert het
schattige jongensachtige, met het stoere mannelijke. Erg opwindend, moet ik
zeggen.
Vinden
jullie niet dat hij iets kunstzinnigs over zich heeft, wat denken jullie?
Volgens
mij is hij een soldaat met verlof. En wat voor slechte burgers zouden wij zijn
als we de verdedigers van de natie geen verzetje gunnen?
Ach,
nee, geen soldaat. Zakenman misschien, wie weet, zon dominante
slavenhandelaar. Ja, ja er schuilt iets duisters in die ogen. Ik wed dat hij
graag de touwtjes in handen heeft.
Om
te demonstreren wat ze bedoelt, trekt ze bruusk aan de haren van een van haar
vriendinnen, die opzettelijk een zwoele pijnkreet uitbrengt.
Spraakzaam
is hij niet, hé, zegt de andere, terwijl ze met haar vingers over zijn mond
streelt. Pieter-Jan bekomt niet van de verrassing, laat alles over zich heen
komen en beseft pas dat de drie hem richting een muur manoeuvreren als hij met
zijn rug al de stenen raakt.
Eentje
vraagt rechtstreeks wat hij doet in het leven en uit gewoonte antwoordt
Pieter-Jan dat hij geneeskunde studeert.
Genééskunde,
herhaalt ze, duidelijk onder de indruk. Kijk eens aan, zeg, verstandige jongen
hebben we hier.
Wat
een vangst zeg, en dat loopt hier maar vogelvrij rond. Boffen wij maar dat die
hengst hier langskomt. Hij lijkt wel door God gezonden.
Of
de duivel, vult er eentje al te gretig aan.
Nemen
we hem mee?
Natuurlijk
nemen we hem mee. We zijn kierewiet als we deze laten lopen. Straks wordt hij
nog vermoord. Dat zou pas zonde zijn.
Mee
waarheen?, vraagt Pieter-Jan.
Mee
met ons naar binnen, malle jongen. Je mag ons berijden tot de kippen weer van
stok komen.
De
belaagde jongeman beseft opeens dat de zon al onder is. Een blik in de ronde,
geeft hem het onaangename gevoel dat er heel wat ogen op hem gericht zijn,
vanachter de gordijntjes van de smalle huisjes. Veel is er door het duister
niet te zien waarschijnlijk, maar een veilig gevoel geeft het toch niet.
Is
het ver?
Is
het ver, vraagt hij, nee, schatje, het is dat huis daar, waar we net buiten
komen.
Eentje
sabbelt al aan zijn oor, een andere heeft haar hand al eens stevig over zijn
kruis laten glijden. De derde, de knapste, schuurt met haar boezem langs zijn
zij. Tot die zich opeens realiseert dat ze getrouwd is.
Getrouwd?,
roept haar vriendin verontwaardigd uit. tegenoverstaan van wie? De vlooien in
het bed van de dominee?
In
ons hart zijn Zachary en ik getrouwd! Begrepen, gemene feeks?
In
zijn hart is jouw Zachary getrouwd met de halve buurt, gniffelt er één.
Pieter-Jan
valt de koude op waar net nog een weelderige boezem was, als de boze vrouw weg
beent.
Mijn
Zachary is veranderd, hij is trouw nu. Bekijk het maar, voze sloeries, geef die
jongen maar de ziekte door, matrassen.
De
vrouw verdwijnt om de hoek. Op zoek naar haar Zachary, neemt Pieter-Jan
teleurgesteld aan. Spijtig, want die derde vond hij nou net de mooiste.
Let
maar niet op haar, koene ridder.
Meer
lekkers voor ons mondje
Pieter-Jan
houdt echter de boot af. De twee vrouwen nemen hem bij de hand en willen hem
mee naar binnen sleuren. Wacht, wacht eens even. Waarom ik en niet een ander?
Het loopt hier toch vol mannen die net zo geschikt zijn voor jullie doeleinden
als ik?
De
vrouwen hebben hun antwoord klaar: Dat zijn geen mannen zoals jij, dat zijn
nog kleine jongens, die kunnen we zo rond onze vingers draaien. Daar is echt
niets aan.
Pieter-Jan
heeft al lang geen fysiek contact gehad met vrouwen en nu is het alsof hij met
zijn neus in een botervloot vrouwelijkheid wordt geduwd.
Maar
we weten hoegenaamd niets van elkaar. Hoe heten jullie bijvoorbeeld? vraagt
Pieter-Jan als ze bij de deur zijn.
Voor
ze antwoordt, zegt de ene nog eens tegen de andere: Maar hij is toch echt wel
erg knap, hé? En dat wij daar dan zo toevallig tegenaan botsen. Daarna richt
ze haar ogen weer op haar doelwit, ze bukt haar hoofdje en knippert fel met
haar wimpers.
Ik
heet Hope.
En
ik heet Misty, die de houding van haar vriendin kopieert.
Kijk,
lijken mij aangename meisjes, maar het probleem is dat
Dat
is nou net jouw probleem, pikt de andere in, er is helemaal geen probleem.
Wij gaan elkaar gewoon lekker verwennen. Kom aan, twee vrouwen die zich zo aan
jou overgeven, is dat niet waar elke man van droomt?
Akkoord,
het zal wel een fantasie zijn van haast elke man. Maar ik hoef die fantasie
niet per se te beleven.
Ach,
kom, zon kans laat je toch niet liggen? Hoeveel mannen kunnen zeggen dat ze
dit ooit hebben meegemaakt? Zonder dat ze er voor betalen wel te verstaan.
Ik
geef toe dat ik geflatteerd ben, maar hoe verleidelijk de kelk ook is, toch
laat ik hem liever aan mij voorbijgaan.
De
twee vrouwen pakken elkaar vast, en bijna alsof het een bewuste strategie is,
raken ze elkaar traag en affectief aan, terwijl ze net hoorbaar tegen elkaar
fluisteren:
Oh,
en hij kan het zo mooi zeggen. Een man die goed is met woorden, daar word ik
nou eens echt helemaal heet van.
En
het is zon schatje. Heb je die ogen van hem al eens bekijken. Ik geloof dat
het ons een uur kost om alle kleurschakeringen te noemen die er in voorkomen.
Pieter-Jan
blijft twijfelen, maar enkele centimeters onder zijn middel, begint een
dwingend gevoel langzaam zijn gedachten te domineren. De zoete vrouwelijke geur
van zijn tegenstandsters prikkelt in zijn neus, en loopt als een stroom van
genot over zijn rug naar beneden. Elke cel in zijn lichaam lijkt wel een
losgeslagen elektron dat op en neer springt en tuimelingen maakt.
Bij
zichzelf denkt hij: geef nou eens toe, gun je zelf ook iets, even niet meer
denken, go with the flow, laat gebeuren wat gebeuren mag, in het slechtste
geval is het een leerrijke ervaringen.
Nog
een laatste blik op de lippen van de meisjes, waarvan hij zich de smaak en de
textuur voorstelt, zodat het verlangen groeit om zijn voorstelling ervan te
toetsen aan de werkelijkheid. Het ene meisje heeft van nature vuurrode lippen,
extra geaccentueerd door een minuscuul schoonheidsvlekje, net boven haar mondhoek. Het andere meisje
heeft helaas dunne lippen en een nogal grauwe huidskleur, de vorm van haar
gezicht is best ok, maar haar neus mist alle karakter. Haar golvende lange
kastanjebruine haren maken nog iets goed, maar haar weinig intelligente ogen,
maken het beeld uiteindelijk toch kapot. Kan hij er niet eentje nemen?
Een trio
hoeft niet zo zeer, met eentje is hij ook al best tevreden. De knappe van de
twee, is nog lang niet zo mooi als het meisje dat veel te vroeg weg ging, maar
ze mag er wezen. Ze is net iets kleiner dan haar vriendin, haar borsten zijn
niet overdreven groot, maar ze weten de aandacht te trekken, op de een of
andere manier zijn ze prominenter aanwezig dan het dikkere paar borsten van
haar vriendin. Pieter-Jan gokt dat de lekkerste geur ook van haar komt. Hij
meent dat er een storend element zit in de geur van de andere. Geen stank, nee,
gewoon een storend element in haar lijfgeur, niet eens een kwestie van hygiëne.
Op de duur vindt hij zichzelf in zijn weigerachtige houding net iets te komisch
worden. Hij wil niet dwarsliggen om speciaal te doen, dus uiteindelijk zwicht
hij toch en laat hij zich meetronen. Het gevoel van hun fijne handen strak om zijn polsen, vindt hij wel iets hebben. De twee meisjes hebben beide een lange dunne nek. Van die kwetsbaarheid gaat een prikkelende seksualiteit uit.
Binnen
werpen ze zich als roofdieren op hun vangst. Zijn eerdere vermoedens blijken al
te waar. De smaak van de ene bevalt hem allerminst, al kan hij dan niet zeggen waarom dat dan zo is, er botst gewoon iets. Hij zou liever alleen
kussen met de ene, mooiere, maar hij beseft dat hij zoiets niet kan maken. Als
de ene zich genegeerd voelt, volgt er gegarandeerd ruzie en dan is het uit met
de pret. Pieter-Jan is zoveel vrouwelijk
initiatief niet gewend en blijft tussen de kussen en het ontkleden door verder
praten.
Wat
doen jullie eigenlijk in het leven?
Wij
zijn danseressen.
In
Sordid Haven, een bar hier net om de hoek.
Je
meent het
En
nu sst, toon maar eens wat je naast praten nog meer kan met die tong van je.
De
overdonderde jongeman wordt op bed geduwd en voelt hoe vier handen tegelijk
over zijn naakte lichaam strelen. Over die sensatie heeft hij verder geen
klagen. Die bar heeft zijn naam niet gestolen, bedenkt hij nog, voor hij zelf
in actie schiet.
Frank
schudt overtuigd van nee en nestelt zich aan de vergadertafel in het huis van
Bertold Cheatham, bijgenaamd de manke leeuw. Tot zijn vijfenzestigste zetelde
de man in de senaat. Sinds hij tijdens een debat over de slavernijkwestie een
tegenstander tot bloedens toe afgeranseld heeft met zijn wandelstok, heeft men
debatten over de kwestie, althans in de senaat, verboden. Een overwinning voor
het zuiden, want als er niet eens over gesproken mag worden, kan de slavernij
ook niet worden afgeschaft.
In
het zuiden kan ouwe Bertold rekenen op een heldenstatuut en ook in het noorden
heeft men in brede kringen respect voor de ouwe. Kort na het debat kreeg hij
honderden wandelstokken toegezonden van bewonderaars van over het hele land.
Sommige zelfs belegd met diamanten. De mooiste exemplaren heeft hij gehouden en
die sieren nu zijn vergaderruimte. Frank voelt zich nooit helemaal op zijn
gemak in de buurt van de oude vuurvreter. De nationale held van het zuiden kan
het nooit laten om op een vervelende toon te vragen: En Frank, nog
experimentjes gepland met je slaven? Frank herhaalt dan zijn
standaardantwoord: Op dit moment niet, maar ik bedenk nog wel wat.
Zelfs
vandaag spreekt de manke leeuw zijn vraag uit in één adem met zijn begroeting. Frank
laat deze keer echter meer ergernis dan gewoonlijk doorklinken in zijn
ingestudeerde reactie. Gelukkig zijn er genoeg aanwezigen die de vergadering
geen seconde langer willen uitstellen. James Munford, een slanke jongeman die
er nogal ziekelijk uitziet geen wonder als je bedenkt dat het binnen zijn
familie traditie is om neven en nichten te trouwen- opent met de woorden:
Heren,
de gebeurtenissen van de afgelopen tijd spreken eigenlijk voor zich. Alles
loopt volgens de voorspelling van de oude acht. We mogen onszelf feliciteren,
want we hebben goed gehandeld. De brekers hebben een veilig heenkomen gevonden.
We kunnen de toekomst rustig afwachten.
Een
van de aanwezigen lacht schamper. Ik blijf het onzin vinden. Als het
daadwerkelijk tot oorlog komt tussen noord en zuid, heeft het zuiden geen hulp
van buitenaf nodig om die klus tot een goed einde te brengen. Voorspelling of
geen voorspelling.
De
man spreekt voor velen en krijgt applaus, vooral van de jongste deelnemers. De
manke leeuw duwt zich met beide handen af op de tafel en veert overeind.
De
voorspelling is heel duidelijk. Zonder hen, is het Zuiden reddeloos verloren en
laat een uitputtende oorlog ons na vier jaar geruïneerd achter.
Simon
Cartwright durft het aan om de eminente gastheer tegen te spreken.
Met
alle respect, maar ik blijf het onzinnig bijgeloof vinden. De acht oudste
plantagehouders plegen tijdens een obscuur ritueel zelfmoord, hun volste recht
wat mij betreft, leuk voor hun erfgenamen, maar met die daad zouden ze dan
redders uit een andere wereld aangetrokken hebben? Kom zeg, dat heeft alles van
de griezelromans die mijn vrouw met haar holle hoofd met tonnen tegelijk
verslindt.
Waarom
ben je dan hier, als je er toch geen geloof aan hecht?, vraagt Frank.
In
alle eerlijkheid: ik kom uit respect voor onze leeuw en ik blijf voor de
exquise parels uit zijn wijnkelder die hij ons met een buitenwereldse gulheid
blijft voorzetten.
Met
die uitspraak heeft hij de lachers op zijn hand.
Hij
staat op en heft het glas:
Heren,
op de gezondheid van de leeuw.
Hoe
weten we eigenlijk dat we met de juiste mensen van doen hebben?, vraagt een
van de plantagehouders die anders bijna nooit een woord zegt en enkel aanwezig
mag zijn omdat hij de kleinzoon is van één van de oude acht.
Frank
wist dat die vraag zou komen.
Ze
matchen perfect de beschrijving die in de cirkel staat geschreven. Alleen zijn
ze met negen, in plaats van met tien.
Aha,
dus de voorspelling loopt al mank, ik bedoel, fout, roept de leider van de
sceptici triomfantelijk uit. Het gebruik van het woord mank ten overstaan van
oud-senator Cheatham, heeft hem wel even doen blozen.
De
jongen die ontbreekt, had geen cruciale rol. Zijn afwezigheid hoeft verder
niets te betekenen. Wat telt is dat de anderen gekomen zijn.
De
aanwezigen vragen Frank om zijn mening te geven over zijn speciale gasten.
Ze
doen zich voor als pas gearriveerde Auburiërs. Echt overtuigend zijn ze
natuurlijk niet, want ze zijn helemaal nooit in Auburië geweest. Ik kan echter ook
niet zeggen dat ze ooit zwaar in de fout gaan. Je kan raden dat ze niet van
Auburië komen, maar je zou ook nooit vermoeden dat ze uit een verder gevorderde
wereld afkomstig zijn die met de onze niets te maken heeft. Fysiek zijn ze erg
zwak, paardrijden kunnen ze bijvoorbeeld niet of nauwelijks, welbespraakt zijn
ze dan weer wel. Ze zijn trots en makkelijk te complimenteren. Zo zijn ze er
bijvoorbeeld echt van overtuigd dat ze mijn leven gered hebben.
Op
dat punt schieten Franks zogenaamde belagers van toen in de lach.
Ze
zijn natuurlijk zeer slecht op de hoogte van onze cultuur, maar zo wat de helft
van hen beent actief bij en leert snel. Eentje ervan is erg apathisch. Een van
de meisjes is enkel geïnteresseerd in mijn paarden. Die houd ik zo zoet.
Volgens de voorspelling is het enkel nodig dat zij en haar vriend voorlopig in
leven blijven. Anders kunnen de anderen vreemd reageren.
Vertoont
een van hen ook maar het minste militaire of politieke talent?, vraagt de
scepticusfractie.
Eentje
heeft in een herberg voor aardig wat commotie gezorgd door als leek het spel
Revolution te winnen. Ik schaak ook regelmatig tegen hem en ik moet toegeven
dat er strijdlust brandt in zijn ogen.
Ach
kom zeg, daar zetten we op in? Op een bordkartonnen generaal die fonkelende
ogen zou hebben. Mijn zoontje van drie heeft ook agressie in zijn blik. Zullen
we hem vast een generaalsuniform laten naaien?
De
manke leeuw is het zat.
Heren,
we houden ons trouw aan de voorspelling. Laat ons niet vergeten dat ze exacte
op het voorspelde tijdstip verschenen en meteen ingrepen toen ze dachten dat
Frank bedreigd werd. Dat is genoeg bewijs voor mij. Zelfs al zijn die jongelui
het grootst denkbare uitschot, het kan nooit kwaad om ze voorlopig te steunen
en te zien wat er verder van komt. Frank, jij regelt het nodige, zorg ervoor
dat het hen aan niets ontbreekt. Verwen hen verder, de rest wijst zichzelf wel
uit. Ik verwacht van iedereen dat hij Frank bijstaat om de veiligheid van zijn
gasten te garanderen.
De
autoriteit van de leeuw legt de scepsis van de slavenhouders aan banden.
Ik
hoef de heren er ook niet aan te herinneren dat niemand, maar dan ook niemand,
één woord hierover mag zeggen, aan eender wie.
Daar
is iedereen het inderdaad over eens. Stuk voor stuk geven ze te verstaan dat ze
hun zwijgplicht als een vanzelfsprekendheid beschouwen. Ook Miles Porter knikt
instemmend. Nochtans kan deze moddervette plantagehouder het nooit laten om
alles wat hij meemaakt in zijn leven, in geuren en kleuren te vertellen aan de
slavin waarmee hij haast dagelijks het bed deelt. Geen moment vermoedt hij dat
bloedmooie Carlice, terwijl ze verveeld onder zijn zweterige lichaam ligt,
uitrekent hoeveel geld ze kan vangen voor de kostbare informatie die hij haar
domweg in het oor fluistert. In Sordid Haven betaalt men voor zon inlichtingen
een eerlijke prijs.
Op
Beauregard is Frank nu pas echt in alle staten. Een bevriende plantagehouder is
het nieuws over de slavenopstand (of de poging daartoe) komen brengen. Franks
vriend vraagt om een gesprek onder vier ogen. De gastheer trekt zich met zijn
bezoek beleefd terug in zijn studeervertrek. Het schaakspel dat toch al op
weinig aandacht kon rekenen, wordt uitgesteld tot een volgende keer. Even later
komt Frank al terug en rijden hij en de vriend samen weg. Kennelijk hebben de
slavenhouders in New Burbon een soort spoedvergadering gepland.
Boelie
en Pieter-Jan blijven alleen achter. Die laatste stelt zich vragen bij het
gedrag van hun gastheer.
Wel gek eigenlijk hoe die Frank ons zo
vertrouwt. In principe kunnen we zijn hele hebben en houden roven.
Denk
je werkelijk dat dit zijn hele hebben en houden is? En trouwens, denk je dat de
slaven hier ons zo maar laten begaan?
Je
denkt niet dat we hen een aanzetje zouden kunnen geven om mee te plunderen?
Nope,
die slaven zijn niet gek. Waar zouden ze verdomme heen moeten? Het noorden is
ver en zelfs in het vrije noorden zitten ze niet te wachten op dinks. Daar zijn
ze bang dat dinks als goedkopere arbeidskrachten het werk van de blanken
afpakken. De exemplaren hier in huis zijn ook veel te trots op hun bevoorrechte
positie als huispersoneel.
Akkoord.
Maar zeg, als zon slaaf er in slaagt om het noorden te bereiken, is hij dan
vrij?
Ik
denk het niet. Maar als hij er in slaagt om uit de handen van zijn baas te
blijven, is hij veilig natuurlijk. De meeste noordelingen zien dinks misschien niet
graag komen, maar een arrogante slavenhouder helpen om zijn eigendom terug te
krijgen, dat is dan ook weer een stap te ver.
Het
gesprek van de twee jongens wordt onderbroken. Ook de anderen zijn ondertussen
wakker. Als die te horen krijgen wat er allemaal gebeurd is, vinden ze het
allemaal bijzonder spannend. Maryam hoopt dat de slaven massaal in opstand
komen. Ze zou doodgraag zon revolutie van dichtbij zien. Randy is daar niet
van overtuigd.
Zon
slavenopstand zou volgens mij extreem bloederig verlopen. Geloof mij, dat wil
je liever niet zien.
Maryam
betwijfelt dat en zegt dat het misschien ook wel zonder geweld kan. De
apartheid in Zuid-Afrika is toch ook via een politieke weg afgeschaft?
Randy
protesteert opnieuw.
Ja,
maar dat was in een wereld die op zo veel vlakken zo veel verder ontwikkeld was
dan deze. En ook de afschaffing van de apartheid liep niet over rozen, hé.
Maryam
vraagt Boelie of ze het boek dat de aanleiding gaf tot zoveel onvrede mag lenen.
Ze is nog niet helemaal wakker en wil
het liever rustig aan doen vandaag. Het lezen van De armband van tante Rosy
lijkt haar nuttige tijdsbesteding. Bij wijze van verlaat ontbijt neemt ze wat
fruit mee.
Ook
de rest scharrelt in de keuken wat eten bij elkaar. Tot ze er uitgejaagd worden
door Jubs, de dikke slavin, die naar eigen zeggen al voor meester Frank kookt,
sinds hij zijn eerste tandjes heeft.
Nico
en Randy herschikken het schaakbord en beginnen aan een echte schaakmarathon.
Benjamin gaat samen met Boelie nog wat neuzen in Franks privé-bibliotheek. Als
ze Willem vragen of die niet meekomt, weigert die categoriek. Met een sip
gezicht neemt hij plaats in een luie stoel en doet vanuit die positie alsof hij
de schaakpartij observeert. Pieter-Jan slaat hem gemoedelijk op zijn schouder.
De literatuur van deze wereld interesseert je niet?
Lusteloos
trekt Willem zijn schouders op. Pieter-Jan begrijpt het gedrag van zijn maat
niet, dus gaat hij naar boven, vraagt het personeel om schone kleren en gaat
dan de deur uit. Hij heeft er wel zin om eens alleen op verkenningstocht te
gaan in de stad.Benjamin
en Boelie zitten ondertussen gebogen over een kaart van hun nieuwe thuisland.
Het is onderverdeeld in staten met aan het hoofd een verkiesbare gouverneur. Er
zijn 34 staten in totaal, daarvan zijn er 17, net de helft dus, waarin
slavernij legaal is.
Een
mooi evenwicht, stelt Benjamin.
Tot
je andere zaken vergelijkt. In de noordelijke staten wonen 20 miljoen blanken,
in het zuiden slechts 5 miljoen, aangevuld met 3 miljoen slaven. Volgens de
laatste cenus leven er ook 100 000 vrije dinks in het zuiden.
Als
je de lijst van de presidenten eens bekijkt, is het wel zo dat bijna alle
staatshoofden in het zuiden geboren zijn. De laatste zes presidenten zijn
allemaal zuidelijken.
Sja,
slavenhouders hebben natuurlijk alle tijd om aan politiek te doen en bovendien
hebben ze geld genoeg om stemmen te kopen.
De
twee bollebozen worden in hun onderzoek gestoord door een vreemd schuivend geluid.
Als een blik op deur werpen, zien ze een blaadje liggen.
Boelie
loopt naar de klink en gooit de deur open, maar op de gang is al niemand meer
te zien. Hey, toon ons nou gewoon wie je bent, we zullen je niks maken, roept
hij. Er komt natuurlijk geen antwoord.
Tot
zichzelf mompelt Boelie:
Als
je ons briefjes kunt schrijven, kun je ons toch net zo goed aanspreken? Zon
kinderachtige onzin.
Wat
staat er op het briefje?, vraagt zijn compagnon.
Het
is van het allergrootste belang dat jullie vanavond naar Sordid Haven gaan. Doe
het voor jullie eigen veiligheid.
Benjamin
neemt het blaadje over om het zelf eens goed te bekijken, net of hij vertrouwt
zijn maat niet helemaal. Boelie toont hem ook het tweede briefje.
Wat
denk jij? Dit is zo amateuristisch, zo doorzichtig, dit ruikt uren in de wind
naar een hinderlaag, toch?
Benjamin
weet niet wat hij er van denken moet. Misschien wil die Harlem ons helpen?
Waarom
dan die geheimzinnigheid? Die heeft zich toch al aan ons voorgesteld?
Wie
zou Frank dan betalen? Dat slaat nergens op. Wie heeft er nou baat bij dat wij
hier logeren?
Boelie
vindt dat ze dit nog een tijdje moeten stil houden voor de groep.
Waarom
dan?
Anders
panikeren ze maar en angst is een slechte raadgever. Voor je het weet, begint
iedereen spoken te zien.
Benjamin
is voorlopig akkoord, maar heeft wel één bedenking.
Maar
zeg, kunnen we Pieter-Jan dan wel alleen laten vertrekken naar die bar?
Shit,
das ook waar.
De
twee rennen naar Pieter-Jans kamer, maar daar ze zijn al te laat. Op de deur
hangt een briefje.
Lieve
jongens en meisjes. Blijven jullie gezellig binnen, ik zet vanavond een stapje
in de wereld. Wie mijn aanwezigheid te zeer mist, kan mij
wellicht vinden in de
Sordid Haven. Die bar met zijn onderhand mythische proporties.
Dont
wait up.
Kusjes,
P-Jay.
Ja,
ok, concludeert Benjamin direct, die briefjes zijn zon onnozele grap van
Pieter-Jan, dat is wel duidelijk.
Boelie
wil akkoord gaan wat betreft het briefje onder de deur van de bib. Maar wat
dan met het briefje in mijn bed?
Ach,
hij is gewoon snel geweest. Hij kan altijd even langs jullie slaapkamer geweest
zijn, geef toe.
Ja,
maar de handschriften zijn ook compleet verschillend.
Benjamin
valt niet te overtuigen. Hij knipoogt en wandelt glimlachend terug naar de bib.
Als
er iemand spoken ziet, ben jij het wel.
Boelies
reactie op die laatste zin, druist helemaal in tegen zijn eerdere voornemen.
Best
dan probeer ik de anderen wel aan het verstand te brengen dat dit niet pluis
is.
Tien uur s ochtends en al te warm voor een jas. Op weg naar
vergadering met twee dames. Een schrijfproject voor het OCMW. Om den brode. Veel
water bij de wijn doen en maar slikken. Every time I sell myself to you, I
feel a little bit cheaper You is dan de uitgeverswereld en iedereen die mij
daar aan een voet tussen de deur kan helpen.
Dromen van een eigen uitgeverij. Spelen met het idee van
uitgeven in eigen beheer. Het typische fasendoorloop van een
wanna-be-schrijver. its fun to lose and to pretend en ik geef er nauwelijks
nog een zak om. Ook het woordje nee went. De standaard afwijsmails wennen.
Ergens weet je: je moet tot een bepaald aantal nees komen om tot een ja te
komen. Elke nee is een stap dichter bij een ja. In de liefde net zo. Ik was
bont en blauw voor ik eindelijk de geheime vrouwensappen kon proeven. Op een
dag laat je los en dan hoeft het niet per se meer, dan ben je ook gelukkig zo.
Je koestert je in de zon en het maakt allemaal niet meer zo veel uit. Op zon
moment valt uit de lucht, wat vroeger compleet onbereikbaar leek.
Het is je onderhand zo menens dat je verdomme handleidingen
begint te lezen als spanning in verhalen, writing a novel en je koopt
tijdschriftjes die heel kort en bondig Schrijven heten en die trouwens pokkenduur
zijn. De dame aan de kassa meent je te herkennen en zegt: Ja, dat zijn
interessante boekjes. Jij bent toch die Pool he? Die ook nog piano speelt? Als
je er uitziet als een Poolse schrijver-pianist heb je dan tenminste toch al de
look mee. Schrijfsucces heeft niets van doen met schrijven, maar met het juiste
imago en de juiste contacten. 1 procent schrijfarbeid, 99 procent handjes
schudden.
Ik ben nooit zo gelukkig geweest, want ik het diepst van
mijn gedachten ben ik Rhett Butler en als ik terugkijk op mijn leven krijg ik
altijd wat ik wil. De zekerheden van het zondagskind. Dus vriendjes worden met
de Maarten Ingelsen van deze wereld, smeekbedes schrijven naar Arnon Grunberg,
bedelen bij uitgeverijen, het hoeft allemaal niet meer.
Volgend jaar omstreeks deze tijd, lig ik in de winkels.
Ik vraag mij wel af, hoe zal ik dan reageren op de
bedelmails in mijn inbox?
In
zijn kleine kamertje boven het stamcafé van de bende van Burke, ontwaakt ook de
quadroon Harlem Monroe. Luide stemmen beneden wekken hem uit zijn slaap. Hij
heeft helemaal niet zo lekker gedroomd en zijn hart slaat zo snel dat de
ketting om zijn hals er gaat van trillen.
Eventjes
is hij bang dat Burke gek genoeg is om wraak te nemen voor gisteren. Zou die
Burke het wagen om hem ook maar één vinger kwaad te doen? Iedereen weet toch
dat Harlem een beschermeling is van Duro? En wat er gebeurt met lui die Duros
vrienden aanpakken, weet iedereen. Harlem staat op van zijn bed, hij was deze
middag zo moe dat hij met zijn kleren aan in slaap is gevallen. Nieuwsgierig legt
hij zijn oor te luisteren tegen de deur. Hier en daar kan hij een woord
opvangen. Als hem duidelijk is geworden waar de mannen beneden in de bar het
over hebben, zegt hij bij zichzelf:
Het
is begonnen! Zo snel al. Verdorie, we moeten vlug handelen nu, voor het te laat
is.
Zonder
nog een moment te aarzelen, neemt hij de weg over de daken, en gaat hij via de
brandladder naar beneden om verslag uit te brengen bij zijn baas. Die
is echter al beter op de hoogte dan Harlem.
Als
hij hijgend aan hetzelfde tafeltje van deze ochtend gaat zitten, is Duro hem
voor:
Dus
je hebt het ook gehoord? Nu komt er zeker oorlog, dit is nog maar het begin.
Harlem
zegt wat hij er van weet, in de verwachting dat zijn chef de ontbrekende
details aanvult:
In
Coopers Creek heeft een blanke man samen met een bende slaven een munitiedepot
van het leger bezet.
Is dat al wat je weet?
Harlem
kijkt beschaamd omlaag en knikt kort van ja. Hij vindt dat hij zich belachelijk
gemaakt heeft door zo snel te reageren. Duro vertelt hem de rest.
Ze
zijn al allemaal opgepakt. Opgepakt of dood. Het leger heeft de opstand
neergeslagen. Er was blijkbaar een energieke kolonel van het beroepsleger in de
buurt en die heeft meteen een honderdtal gewapende mannen gemobiliseerd. De
opstandelingen hebben het nog drie uur volgehouden, maar de meeste zijn
gesneuveld. De leider is gevangen genomen. Hem wacht allicht de strop.
Wie
was hij?
Een
tamelijk oude blanke man, genaamd Miles Green. Hij zou maanden geleden al eens
vijf slavenhouders vermoord hebben met de hulp van zijn zonen.
En
er zijn nergens anders opstanden uitgebroken?, vraagt Harlem beteuterd.
Nee,
er was te weinig tijd. De bedoeling was om met de voorraad in het wapendepot
een duizendtal slaven te bewapenen en er mee naar de bergen te trekken om
vandaar uit geleidelijk aan alle slaven tot opstand te brengen.
Hoe
weet je dat allemaal? Zijn er al kranten?
Duro
leunt achterover en glimlacht.
Ik
wist al enkele dagen dat er iets op til was. Maar het nieuws is mij te laat ter
oren gekomen en Coopers Creek is natuurlijk veel te ver van hier. Anders waren
we er bij geweest. Dan was de actie misschien gelukt.
Waarom
heb je mij er niet eerder iets van gezegd?
In
sommige kwesties is het beter dat alleen de baas op de hoogte is.
Harlem
apprecieert het niet dat zijn baas niet meer vertrouwen in hem stelt, maar hij
gaat er verder niet op in.
Maar
je beseft toch wat dit betekent? De brekers arriveren en de kans dat er oorlog
komt tussen Zuid en Noord wordt op enkele dagen tijd opeens wel heel reëel.
Op
dat moment komt Marly aangewandeld.
Ach,
Harlem, is er ook al. Gefeliciteerd.
Hoezo?
Nou,
je bent vast de laatste in heel New Burbon om het nieuws te horen, marmot. Er
is trouwens nog meer nieuws.
Marly
gooit iets op tafel. Het is een exemplaar van De armband van tante Rosy.
Ik
heb het net uit. Als die poging tot een opstand geen olie op het vuur gooit,
doet dit het wel. Er is niet één slavenhouder die hier mee gediend is. En
geloof me, die rijke piefen lezen misschien niet vaak, maar die hebben ze
allemaal gelezen, hoor.
Jullie
kennen de voorspelling, zegt Duro plechtig. Als alles goed gaat, hebben we
over een jaar of zo oorlog in dit zondige land, met als gevolg dat al onze
broeders en zusters die nu nog gebukt gaan onder het discriminerende juk van de
slavernij binnenkort allemaal vrij zijn.
Harlem
ergert zich aan het overdreven optimisme van zijn baas.
Je
vergeet een klein detail. De oude acht hebben hun zin gekregen, als de Brekers
in leven blijven, gebeurt net het omgekeerde en wint het Zuiden de oorlog,
zodat de slavernij gewoon blijft bestaan, sterker dan ooit gegrondvest dan ooit
tevoren.
Maak
je maar geen zorgen, die brekers hebben we volgende week al gekeeld. Je zei
toch dat ze op Beauregard logeerden? Nou, waar maken we ons dan druk over?
Heb
je mannetjes onder het personeel van Beauregard?, vraagt Harlem.
Duro
lacht.
Nooit
te veel willen weten, Harlem, nooit te veel willen weten.