De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
21-03-2009
Wij zijn Iran
Voor u gelezen: Wij zijn Iran, de jonge Iraanse weblogscene
Nasirin Alavi
2007, J.M. Meulenhoff
ISBN: 978 90 290 7853 5/ NUR 740
24,50 euro
Wat begon als een poging
om mijn Perzisch geboren vriendin en dat deel van haar ziel dat Iran is, beter
te snappen, eindigde met een nieuwgevonden passie voor een moeilijk te
doorgronden land vol paradoxen.
Iedereen kent blogs, velen van jullie die dit lezen,
onderhouden zelf een blog en jullie reppen er vast net zo openhartig over
jullie zielenroerselen als jullie Iranese leeftijdsgenoten dat doen.
Maar, hoe cru dit ook mogen klinken, jullie blog heeft niet
de kracht om een natie te doen wankelen in haar grondvesten, jullie riskeren
geen celstraffen, geen publieke vernederingen, noch broodroof en
levensgevaarlijk is het alleen als je frisdrank morst over je toetsenbord en je
sterft door elektrocutie (er is vast wel een waterkansje). Betreur ik die
dingen? Nee, geenszins, waartegen zouden we in dit land moeten rebelleren?
Goed, ik kan wel iets bedenken, maar geen enkele Belgische rechter zal je
daarom laten interneren. In Iran wel. Want in de Islamitische Republiek Iran
regeert niet de rede, maar de kijvende vinger van een star religieus
gedachtegoed. Alle vrije pers is er ofwel opgedoekt om nauw aan banden gelegd en
bij het minste vergrijp sneuvelt al weer een krant. Onder deze verstikkende
omstandigheden hebben veel Iraniërs hun toevlucht gezocht tot blogs, als de
laatste bastions van vrije meningsuiting. Ze fungeren als troost, als enige min
of meer betrouwbare nieuwsbron, als klaagmuur en als geheime ontmoetingsplek.
Geen wonder dat de Perzische taal alomtegenwoordig is in de blogosfeer.
Wij zijn Iran bevat extracten uit de populairste Iranese
blogs, die aan elkaar verweven zijn met beschrijvingen van de geschiedenis van
het land, van haar tradities en van haar cultuur.
Deze bindteksten, zeg maar, verschaffen je net voldoende
randinformatie om de inhoud van de blogs beter te snappen. Natuurlijk zijn het
die laatste die het boek echt op smaak brengen, ze verschaffen een inkijk in
het leven van alledag onder toezicht van een wreed en hypocriet regime. Wij
zijn Iran is vooral een boek van beelden, beelden die nog lang blijven
nazinderen.
Een man uitgeroepen tot held, omdat hij zijn vrouw heeft
durven kussen op straat. Een vrouw die net die ene haarlok te veel van onder
haar sluier laat piepen als een regelrechte verzetsdaad. Meisjes die bruut
ontschminkt worden met een scheermes. Wellicht die zelfde jonge meisje die op
de laatste woensdag van het jaar over vuurtjes springen en Neem mijn geel,
geef mij uw rood., terwijl de religieuze autoriteiten hun wenkbrauwen fronsen.
Tradities van vóór de islamisering in stand houden, past niet in hun kraam en
het feit dat ze blijven bestaan, maakt hen bang dat hun machtsoverwicht maar
schijn is.
Dat bewijzen ook de
blogs. Het regime verliest langzaam, tergend langzaam, maar onomkeerbaar, haar
greep op de bevolking. Land van paradoxen, zei ik eerder, wel één zon paradox
is dat de Islamitische staat haar jeugd zon degelijk onderwijs verschaft
heeft, dat die zelfde jeugd nu mondig, vindingrijk en wereldwijs genoeg is om
haar grieven te luchten.
Wij zijn Iran toont
sterk aan, hoe bang de heersende krachten in binnen een totalitaire samenleving
zijn. Bang van woorden, van het minst beetje afwijkend gedrag, van alles wat
onvoorspelbaar is en de kracht heeft om verandering te brengen.
Erg sterk boek, een aanrader voor iedereen die, bij
wijze van spreke, te weten wil komen hoe het ruikt in een taxi in Teheran,
zonder uit zijn zetel te hoeven stappen. En zonder een pak slaag (of erger) te
riskeren van de Basij, de fundamentalistische burgerwacht.
Plotseling verdwijnt het beeld en blijft
enkel nog Jelle over, die perplex aan de grond genageld staat. Hij is helemaal
bezweet en trilt over zijn hele lichaam.
Jullie snappen het niet, stamelt hij. Ze
was te mooi, ze was gewoon te mooi
Overvallen door schaamte en schuld draait
de jongen zich om en laat hij zich achterwaarts in de diepte vallen, zonder
verder nog een kik te geven.
What the fuck, jongens, dit gaat van kwaad
naar erger, zegt Nico.
Wow fuck, gestoord, zegt ook Dieter.
Dat had ik nu eens echt niet in die jongen
gezien reageert Elke.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik wel zon
donker kantje in hem vermoedde, zegt Maryam.
Dat is het eerste dat ik daar van hoor,
zegt Pieter-Jan sceptisch.
Ja, zoiets zeg je niet openlijk hé
In retrospect dringt een glasheldere
analyse zich natuurlijk vanzelf op.
Wat wil je daar mee zeggen?
Kunnen we die discussie misschien een
andere keer voeren?, komt Nico tussen. We hebben al weer andere zorgen.
De hemel boven de bende kleurt zwart en het
regent.
Dat zijn geen gewone druppels, dat lijkt
wel een soort roet, zegt Elke.
Alleszins niet gezond, meent Pieter-Jan.
Schuilen lijkt mij wel raadzaam.
Het begint nu echt te stortregenen, al snel
hangen ze vol zwarte drab en hebben ze schilferige prut in hun ogen.
Verdomme zeg, dat brandt, klaagt Nico
terwijl hij voorzichtig zijn ogen uitwrijft.
Ze zetten het op een lopen en gaan terug
over het stenen pad, op zoek naar Randy. Als ze aankomen op het verzamelpunt,
een klein, rond stenen pleintje, met in het midden een standbeeldje van de Romeinse
godheid Janus, is Randy nergens te bespeuren. Luid roepen ze zijn naam en
gelukkig krijgen ze al gauw zijn stem te horen.
Ik zit hier, er is hier een gang, ik heb
gewacht op jullie om verder te gaan.
Randy verschijnt met enkel zijn hoofd boven
de grond.
Hoe heb je dat gevonden?, vraagt Maryam.
Gewoon wat rondgeneusd. Misschien kunnen
we beter zien waar die gang toe leidt?
De rest twijfelt. We kunnen ook door de
bossen gaan, stelt Pieter-Jan voor.
Dat bos ziet er nogal ondoordringbaar uit
eigenlijk. Maar goed, het blijft een optie. Anders moeten we het even
verkennen?, luidt de mening van Boelie.
In deze vieze roetregen? Mij niet gezien,
foetert Maryam en ze laat zich zakken in het gat bij Randy.
Boelie gaat snel een kijkje nemen tussen de
bomen. De rest volgt Maryams voorbeeld. Zij zelf maakt zich het meeste zorgen
om Boelie.
Wat doet die tsjoempi nu? Trekt dat
warhoofd er alleen op uit!
De acht schuilen en wringen hun natte haren
uit. Randy hoort wat er van Jelle is geworden. Maryam en Elke hebben weinig
begrip voor zijn lauwe reactie.
Maar doet jou dat dan niets?
Ik was er niet bij natuurlijk. Ik heb het
niet zien gebeuren.
Ja, maar wat dan nog? Dat is toch erg!
Ook de andere jongens geven niet echt een kick.
Dat is erg, maar wat doe je er aan?,
klinkt hun mening. het belangrijkste op dit moment, is dat we hier snel weg
kunnen.
De meisjes snappen het niet en zijn
verontwaardigd, de gebeurtenissen hebben hen diep geschokt.
Na een kwartiertje is Boelie terug. Je
lijkt wel een neger, zegt Nico als hij hem ziet.
De zwart geregende jongen laat zich ook in
de onderaardse tunnel zakken. Dat ik vuil ben, kan mij niet zo schelen. Ik
hoop alleen dat mijn leren jas het overleeft.
En? Kunnen we verder door het bos?,
vraagt Pieter-Jan.
Moeilijk. Er is veel modder en het gaat
steil omhoog. Overal hangen lage takken en staan dichte struiken. En het ligt
er ook nog eens vol gladde zerken. We zitten blijkbaar toch op een overgroeid
kerkhof.
Zie je wel, roept Maryam triomfantelijk
uit, de hemel van Zahra is een begraafplaats. Ik zei het jullie toch?
Pieter-Jan vestigt ondertussen de aandacht
op potentieel gevaar:
Euhm, voelen jullie ook geen nattigheid?
Het giet maar en het giet maar, aan dit tempo loopt deze tunnel over tien
minuten al vol.
De negen staan inderdaad al tot hun enkel
in het water. Maken dat we hier een doorgang vinden, besluit Nico.
Ja, maar als we geen doorgang vinden, als
die tunnel doodloopt, dan zijn we er wel geweest.
Dat zou pas een zieke grap zijn en een
einde in mineur. Laat ons niet langer treuzelen.
De negen trekken dieper de tunnel in. Na
een vijftal meter is er een bocht, en na de bocht is de tunnel verlicht met
toortsen. Pieter-Jan wrikt er eentje los en gaat voorop. Ondertussen reikt het
water al tot hun midden. Hun ergste vrees wordt bewaarheid als ze uiteindelijk
op een muur stoten en verder niets.
Zie je wel, we gaan hier verzuipen,
jammeren de meisjes.
We kunnen nog terug, als we snel zijn, en
de jongens waden al terug, op Pieter-Jan na, die verder trekt.
Jongens, niet zo snel, ik geloof dat we
hier de oplossing hebben
Hij wijst omhoog en de rest komt dichter.
De meisjes zijn direct in feeststemming.
Een luik, haha, we kunnen terug
Pieter-Jan geeft zijn toorts door aan
Willem.
Nu maar hopen dat dit ding open wil, het
water komt al tot onze schouders, merkt Nico op.
Randy en Pieter-Jan beginnen te draaien,
moeizaam klikt het luik open. De jongens hijsen Pieter-Jan omhoog.
Wacht, zegt Willem, kan Boelie voor de
zekerheid niet spontaan iets positiefs zeggen, gewoon voor de zekerheid.
Iedereen kijkt naar Boelie, de vraag
overvalt hem nogal.
Euhm, ik heb wel zin in een feestje
Ik heb wel zin in een feestje, herhaalt Willem,
hoe bestaat het, en dat wil dan boeken schrijven, want ja, hij zit toch zo
barstensvol fantasie
Pieter-Jan laat zich omhoog steken door het
luik.
En wat zie je? Ik hou het verdomme niet
uit van de zenuwen, zegt Maryam vol ongeduld.
Ze horen luide knallen en krimpen ineen.
Boelie en Randy trekken uit voorzorg Pieter-Jan naar beneden, waardoor ze hem
onbedoeld onderwater sleuren. Pieter-Jan spartelt zich vrij en zegt al
hoestend: Geen paniek, geen paniek, het is maar vuurwerk, laat ons gaan.
Een voor een hijsen ze zich door het gat.
Als ze om zich heen kijken, bevinden ze zich inderdaad temidden van woelig
feestgedruis. Lange rijen mensen dansen hand in hand als reuzenrupsen voorbij.
Hoog aan de hemel, boven een ver gebouw waarop hoog op het dak een vlag
wappert, is spetterend vuurwerk te zien. Ergens in de verte weerklinkt
stampende muziek van een fanfare.
Waar zijn we nu weer beland?, zucht Nico.
Yupla, feestje, roept Benjamin opgewekt
en de tengere jongeman doet een moonwalk. Een move die bepaald uit de toon valt
in vergelijking met de ander dansers, die voornamelijk wild in de ronde
huppelen.
Wat denk je, zijn we terug in de tijd
gegaan?, vraagt Pieter-Jan aan Boelie.
Geen idee. De huizen zien er niet bepaald
modern uit, maar dat zegt niets. De kledij van de vrouwen doet ook niet echt
hedendaags aan en ik zie verdacht veel mannen met een hoofddeksel. Tenzij
hoeden terug in zijn natuurlijk.
Een folkorefeest kan ook natuurlijk, zegt
Nico.
We kunnen ook gewoon vragen waar we zijn,
hé, stelt Randy licht geërgerd voor. Hij tikt een voorbijganger op de schouder
en vraagt in het Engels:
Excuse me,
sir. Could you please tell us where we are?
De man die een lange open jas draagt, leren
puntschoenen en een katoenen broek, bekijkt Randy alsof hij compleet achterlijk
is en blaft:
By the
good Lord, boy, where do you imagine you are? Youre in New Burbon, thats
where you are. Or Swampville as I like to call it. Nothing but mosquitoes, mud,
rotten heat and a bunch of stuck-up melon heads. God, damn it, even their dinks
look at you as if Bogan himself wipes their shitasses. Curse the lot of them.
And now out of my way, you simple-minded drunk, before I tie those long legs of
you into a double bow-knot around your neck and choke you to death with your own
shins. Would be a small waste to this world, boy. You can go about and bother
people with your nitwit questions in hell. Good Lord,
whats to become of this country?
De man, klein van stuk, maar met een
gedrongen karuur en een fikse tred en stevige kaakbeenderen, die kracht laten
vermoeden, loopt langs en wurmt zich door het feestvierende volk.
Owké, zegt Randy, Niet echt de
vriendelijkste kerel en een béétje breedsprakerig, maar we weten tenminste waar
we zijn.
Als je ook nog de exacte datum had
gevraagd, zou hij geloof ik echt je benen geknoopt hebben, merkt Willem op.
New Burbon, denkt Pieter-Jan luidop,
zegt mij niets, maar ze spreken hier dus Engels, dat is al iets.
Wat bedoelt die vent met een dink? Is dat
een dier?, vraagt Elke, nooit van gehoord anders.
Ik dacht dat dink een scheldwoord was voor
Vietnamezen of misschien voor Aziaten in het algemeen, verklaart Boelie, de
war freak van het gezelschap.
Eerlijk gezegd, ik weet niet hoe het met
jullie zit, maar ik heb het eigenlijk wel gehad met onze dolle avonturen. Kan
Boelie hier geen einde aan maken?, vraagt Willem.
De bende kijkt verwachtingsvol naar Boelie.
Maryam waarschuwt hem: Deze keer geen onzin hé, flap er iets uit dat ons
veilig thuisbrengt
Straks worden we nog gewoon wakker in ons
bed en is dit alles maar een droom, zegt hij spontaan én oprecht, maar er
gebeurt helemaal niets.
Het gezelschap kijkt elkaar teleurgesteld
aan.
Andere wereld, andere wetten, zo blijkt,
zegt Pieter-Jan.
Tum tum tum, reageert Boelie om het
spanningsmoment te benadrukken als in een film, maar niemand lacht en de
lotgenoten bekijken hem verwijtend.
Hey, jongens, ik heb hier niets mee te
maken hoor, deze keer, verdedigt Boelie zichzelf.
Ja, deze keer, herhaalt Maryam
sarcastisch.
Ze besluiten om de stad beter te verkennen
en volgen de massa, die duidelijk naar het centrum stroomt. Uiteindelijk staan
ze aan de rand van een overvol stadsplein. Het vuurwerk blijft maar duren en
pijl na pijl ontploft in de lucht en verspreidt kleurrijke gensters.
Leuk feestje. Ik zou iemand vragen wat de
gelegenheid is, maar wie weet krijgen we dan weer een barokke toespraak over
ons heen, zegt Pieter-Jan.
Euhm, jongens, die jongeman recht voor ons,
heeft, geloof ik, een probleem. Die twee kerels naast hem, houden hem onder
bedreiging met een mes, meldt Nico.
Pieter-Jan tikt op de schouder van de
bedreigde jongeman en valt hem om de hals.
My good friend! How are you? I havent seen you in ages?
Maryam snapt er niets
van.
Kent Pieter-Jan die
kerel?
In plaats van te
antwoorden manoeuvreren de jongens zich strategisch tussen de jongeman en zijn
belagers. De twee kerels mogen dan gewapend zijn, als ze zien dat ze in de
minderheid zijn, druipen ze meteen af.
De jongeman is
overgelukkig: Thank you, good people. Those two rogues have been harassing me for
weeks. Stupid abolitionists. Those
morons think violence is the only proper way to get rid of slavery. They know nothing about it, all they
see is the evil in it.
Die kerel doet mij
denken aan Wolverine uit X-men, fluistert Elke in Maryams oor, maar die kent
die film niet, dus de vergelijking zegt haar niets.
Any way,
sorry about my ranting about politics and such. And this in front of these two
fine ladies. I do beg your apology. Please allow me to introduce myself, my
name is Frank Bolivar Buckner.
De jongeman die gekleed
is in een jas die duidelijk aardig wat geld gekost heeft, neemt zijn hoed af en
maakt een sierlijke buiging. Daarna houdt hij zijn hoed met twee handen voor
zijn borst.
And might
I inquire as to the names of my noble saviors?
Pieter-Jan kopieert de
sierlijke buiging.
My name is
Peter John dHoneur. Pleased to meet you, sir.
I assure
you the pleasure is all mine.
Iedereen stelt zich voor
en verengelst hun naam in navolging van hun vriend. De jongeman met de donkere
bakkebaarden, heeft een lichte tred, heeft een gemiddelde lengte en is erg
slank. Zijn gezicht is gebronsd en hij heeft wat zomersproeten. Hij nodigt het
gezelschap uit bij hem thuis. De bende is akkoord en volgt.
Allow me
to remark you kind people are very strangely outfitted. Is this some kind of
Auburian dress? Your charming accent does give you away.
De negen geven zo weinig
mogelijk gerichte antwoorden en volgen hun gastheer door de smalle straatjes
die nog steeds propvol feestvierders zitten. Uiteindelijk komen ze in een veel
mooiere wijk, waar geen kleine stulpjes staan, maar grote herenhuizen met
prachtige gevels.
Here we
are. This is my main dwelling-place, so to speak, during my stays here in New Burbon. Its
called Beauregard. Youll find it has everything to ensure you a most
comfortable stay. Do excuse myboldness,
but I hope you will kindly accept my invitation to stay with me, at least till
tomorrow. I must insist. Any luggage or commodities you need shall be sent for. I take it you
are staying in some sort of hostel? Dont think me immodest, but when I think of
the putrid stench of those dives, which in truth they are, you will be most
relieved to move to these more proper quarters.
Geen van de negen heeft
ook maar het minste bezwaar en de bende neemt hun intrek in Beauregard, een
poepsjieke kast van een huis, in de woorden van Boelie.
In de hal, verlaat de
jongeman hen, hij laat hen tijd om zich even te verfrissen. My servants will show you to your
rooms. We will meet each other shortly. I believe a late night dinner wouldnt
hurt nobody.
Met een korte buiging
verdwijnt de gastheer. De negen krijgen een hele gang aan slaapkamers ter beschikking gesteld. Is dit
nu een hotel of een huis?, vragen ze zich verbaasd af.
Met zn allen komen ze
samen in één kamer, nadat de meisjes als eerste de badkamer zijn ingedoken.
Opgefrist, zitten ze gezellig samen op één king-size bed. Dieter weet de nieuwe
luxe wel te appreciëren
Beestig, dit bed is
groter dan mijn slaapkamer thuis
Benjamin vraagt zich af
of ze ooit nog thuis komen.
Ja, hoe gaat het nu
verder?, vraagt Willem.
Maryam trekt haar
schouders op.
Chenan naboud wa Chenin
nis nagahad mand
Boelie gaat mee in haar
gedachte.
Vjso titsjot.
Wat?, vraagt de rest.
Benjamin vertaalt de Russische uitspraak van Boelie: panta rei, alles
stroomt.
Dat bedoel ik ja, zegt
Maryam: Zo was het vroeger niet en zoals het vandaag is, zal het niet eeuwig
blijven.
Beneden klingelt een bel
en een wat vermoedelijk een huisslaaf is roept: Ladies and gentlemen, dinner is
served.
De bende daalt de trap af
naar beneden.
Que sera, sera,
parafraseert Pieter-Jan, recent omgedoopt tot Peter John.
Amen,
reageert William Bill Cleburne,
alias Boelie.
Muron Nightingale, alias
Maryam, vraagt:
Voelen jullie ook zon
aanhoudend warm gevoel in jullie buik?
Desmond Brady, alias
Dieter, flapt er uit:
Dat is de belofte van
morgen die brandt in elk van ons.
Even is het stil, daarna
schateren ze het allemaal uit.
Boelie, klopt op zijn
rug: Beestig, de max.
De negen schuiven samen
met hun charmante gastheer de voeten onder tafel. Stuk voor stuk in de ban van
nieuwe indrukken. Als hun gastheer het glas heft en ze diep in elkaars ogen
kijken als ze klinken, beseffen ze het. Terwijl de gastheer hen trakteert op een lange uiteenzetting over zijn familiegeschiedenis, vinden ze voor een moment eindelijk rust, na hun lange tocht. Hun hele omgeving lijkt het te fluisteren, de kristallen glazen, de grote massieve kandelaars, de loodzware houten stoelen, de porseleinen borden, zelfs de dienaren in hun vlekkeloze uniformen met hun neutrale gelaatsuitdrukkingen, dwingen hen tot besef en bannen tijdelijk alle vragen uit.
Dit zijn de meest
opzwepende dagen van hun leven en in plaats van zich vragen te stellen, moeten
ze er met volle teugen van genieten, want in het leven, waar dan ook, telt
enkel het kortste woord met de grootste geladenheid.
Onderweg vragen ze zich af wat ze te zien zullen krijgen. Ze
zijn het over eens dat ze enkel Jelle zullen zien, die worstelt met zijn
onzichtbare demonen. Maar als ze aankomen bij de kloof, blijkt dat ze het
helemaal mis hadden.
Ze krijgen wel degelijk iets te zien. Wie is dat nou? Maar
lijkt die nou niet op dat ene meisje uit die filmbeelden? Ja, toch?, roept Maryam
vol verwondering uit.
De rest zwijgt en kijkt. Een meisje, een knappe
verschijning, van naar schattig 20 jaar, staat voor een spiegel. Ze is gekleed
in een badkamerjas en ze is blootsvoets. Achter haar loopt een bad vol water.
O nee, toch niet weer, dit wil ik niet zien, zegt Maryam
en ze wendt even haar blik af, maar kan dan toch niet laten om verder te
kijken.
Uit een hoek verschijnt opeens Jelle, die naast het meisje
komt te staan. Samen kijken ze in de spiegel. Het meisje ziet er niet echt
gelukkig uit. Jelle kijkt met grote ogen in de spiegel.
Net een junk die zijn shot gaat krijgen, zegt Boelie.
Hun vriend strijkt met zijn hand langs de schouder van het
meisje, omhoog langs haar wang, zo langs haar lippen en knijpt uiteindelijk
plagend in haar neus. Het meisje reageert echter op geen enkele manier. Jelle
gaat achter haar staan, plakt zijn wang tegen de hare en kust haar. Het meisje
lijkt wel versteend. Jelle negeert haar apathische houding en trekt een speld
uit haar dot, zodat haar haren los over haar rug vallen. Daarna leidt hij haar
naar het bad en het meisje volgt gedwee. Ze stapt in het bad, Jelle draait de
kraan dicht en hurkt naast de kuip. Met een spons glijdt hij over haar borsten,
zo omlaag tot die tussen haar benen verdwijnt. Voor het eerst reageert het meisje,
ze klemt haar dijen plots tegen elkaar, water spat op. Maar als Jelle zijn hand
hoog heft, duidelijk klaar om haar een klap te geven, ontspant ze.
Dit ziet er echt bizar uit, zegt Maryam bezorgd.
Ja, dit zaakje stinkt wel, bevestigt Pieter-Jan.
Boelie raapt stenen. Maryam vraagt wat hij doet. Als dat
vies ventje te ver gaat, krijgt hij die naar zijn hoofd.
Vies ventje? Je kent de situatie niet hé, en trouwens het
is Jelle. Dit ziet er misschien gewoon heel fout uit, zegt Nico.
Hoezo, het is Jelle? En wat dan nog? Wat weten we
uiteindelijk van die kerel? Dat hij doctoreert, ja, en een vreemd verhaal over
postbode spelen in een fictieve wereld, zegt Boelie die een scherpe steen aan
een onderzoek onderwerpt.
Fictief, kan je moeilijk zeggen, werpt Willem tegen, voor
elk van ons was dit alles hoe onwerkelijk ook, maar al te echt, geeft toe.
Ook een steen tegen je appel hebben?, reageert Boelie.
Maryam onderbreekt:
Wat doen we aan de situatie hier, jongens, geef mij daar
liever antwoord op.
Als het te ver gaat, grijpen we in, zegt Pieter-Jan
beslist.
En wanneer is dat?, vraagt Maryam.
Now would be the right time, komt meteen het antwoord uit
Pieter-Jans mond.
Jelle is terug gaan staan, heeft het hoofd van het meisje in
zijn beide handen genomen en dwingt haar zo naar zijn kruis. Het meisje
schreeuwt en weent hartverscheurend.
Boelie vuurt zijn lading stenen af, ook de andere jongens,
zelfs Maryam grijpen naar projectielen om te gooien.
Pieter-Jan roept bevelend met een echte donderstem: Kerel,
handen thuis. Nu!
VOORLAATSTE DEEL VAN DEEL 1: Maryam kruist de mentale degens met zichzelf
Het meisje stapt in de cabine. Ze verwacht zich aan een
kleine ruimte, maar ze bevindt zich vlak voor de deuren van een groot
auditorium. Verrast en nieuwsgierig gaat ze naar binnen. De studenten zitten,
met pen en cursusblok in de aanslag en kwetteren door elkaar, de prof moet nog
komen. Uit gewoonte neemt Maryam plaats aan een bankje, ze is verward, vergeet
hoe ze hier terechtkomt en denkt dat ze echt les heeft. Paniek als ze beseft
dat ze helemaal geen cursus bij heeft en ook niets om te noteren.
Als ze zit, blijkt dat ze omringd is door vrouwen, van links
en rechts schieten pijnlijk misprijzende blikken haar richting uit. Een meisje
voor haar zegt express luid: Ayineh is met stip het mooiste meisje van ons jaar.
Veel mooier dan al de rest. Ayineh en Maryam lijken op elkaar ze zijn de
enige twee Iraanse meisjes in hun jaar -, dus die opmerking kan ze enkel
interpreteren als een lelijke sneer.
De drie meisjes die vlak voor Maryam zitten, komen haar
bekend voor, maar ze kan hen niet echt plaatsen. Waren dat vroeger niet haar
vriendinnen? Waarom doen ze nu dan zo gemeen? Het drietal weet dat Maryam hen
hoort en gadeslaat, hun gesprek is dan ook geconstrueerd om Maryam te pesten.
Wat hebben die drie tegen haar? Maryam voelt zich helemaal niet op haar gemak,
voelt zich als kneedbare was, overgeleverd aan beulen.
Maryam, ken jij die?
Nee, nooit van gehoord. Moet ik die kennen?
Wacht, is dat geen jaargenote? Zon omhooggevallen trien?
Ik denk het wel. Zon compleet over het paard getild wicht. Die ons véél te
minnetjes vindt.
Ja, nu je het zegt. Zon arrogante tik, dat doet wel een
belletje rinkelen.
Het lichtontvlambare Perzische meisje is nu zeker dat ze met
gewezen vriendinnen te maken heeft. Ze kan nog steeds niet op hun namen komen, maar
ze heeft ze ooit gekend, dat voelt ze. Maryam wil hun gezwets dan ook niet over
zich heen laten gaan. Een stem in haar hoofd zegt dat dit niet echt is, dat ze
zich bijgevolg ook niet hoeft te houden aan conventies. Ze voelt opnieuw kracht
door zich stromen en dus ze staat op en schreeuwt ze. Terwijl ze zich kwaad
maakt, herinnert ze zich steeds meer:
Jullie zijn arrogant, jullie zijn gemeen! Jullie maken
jullie eigen veilige burcht, maar dat is in werkelijkheid een dorre gevangenis!
Jullie gaan enkel om met een select kringetje mensen en bekritiseren al de
rest! Hyperonzeker zijn jullie en jullie zijn jaloers op mij, omdat ik
openbloei in tegenstelling tot jullie. Jullie hebben mij jaar na jaar besmet
met jullie stompzinnige sociale paranoia. En ik besefte net op tijd dat ik
verdronk in jullie bekrompen wereldje. Jullie studeren geneeskunde, maar jullie
hebben het helemaal nooit over geneeskundige themas, jullie roddelen alleen en
jullie vergelijken jullie voortdurend met iedereen. Fletse zeepbellen zijn
jullie, jullie vermijden zo hardnekkig elk risico op gezichtsverlies dat jullie
gestopt zijn met leven. Wat zeg ik? Jullie zijn nog nooit begonnen met leven!
Haar tirade heeft weinig succes. De meisjes gaan gewoon
lekker verder:
Zie je wel. Hoog in haar bol, heeft ze het. Zo arrogant. En
op basis van wat? Ze epileert geeneens haar armen en als ze twee keer op een
jaar haar benen doet, zal het veel zijn.
Maryam is dan ook een intellectueel type, hé. Die staat
daar boven. En dus laat ze haar benen ongeschoren, gewoon om te tonen dat ze zo
veel beter is dan ons. NOT!
Sinds ze actief is in het studentenleven waant ze zich
prima ballerina numero uno.
Maryam stelt tot haar schrik vast dat haar opponenten niet
meer met drie zijn, maar met tientallen. Ze zit niet meer, maar staat beneden
aan het bord en alle omstanders scanderen:
arro-gant, arro-gant, arro-gant, terwijl ze ritmisch in
hun handen klappen.
Een prof in operatiekleren, haarnetje inbegrepen, zweeft
boven hun hoofden en fluistert dreigend:
Ik ga jou buizen, ik ga jou keihard buizen, ik zou jou
zelfs niet vertrouwen met een schaafwond.
Maryam draait rond en rond, op zoek naar een uitweg, een
steunpunt, een reddende hand. Het geschreeuw is zo luid en zo monotoon dat ze
verdoofd raakt. Dan beseft ze dat ze zich moet vermannen. Dat dit niet echt is.
Ik ben verdomme sterker dan dit. Dit is onzin. Ik heb mij
losgemaakt van mijn vroegere vriendinnen die inderdaad een negatief effect
hadden op mij. Ze voedden hun ego door mijn zelfvertrouwen te ondergraven en
mijn eigenwaarde te draineren. Maar het gaat goed met me, dat is voorbij. En
mijn studies? Rustig blijven, ik zit in mijn vierde jaar, ik geef nu niet op,
ik geef nooit op.
Even is het zwart voor Maryams ogen. Dan staat ze plots voor
een spiegel. Ze ziet zichzelf en beseft dat ze werkelijk mooi is, echt mooi. Ze
wrijft over de dijen die haar Boelie zo moordend sexy vindt en voelt ze zich
helemaal goed in haar vel. Maar dan valt haar blik op haar neus. Er is niets
mis met haar neus, maar is die nu niet gegroeid? Ja, ze is zeker, haar neus is
groter geworden. En, maar, haar neus groeit nog en nog. Haar neus zwelt tot een
gigantisch ding en ze voelt zich licht worden. Haar neus zwelt en zwelt en ze
zweeft weg, gedragen door haar volgelopen neus. In de lucht draait ze
ondersteboven, haar blik valt op de rest van haar lichaam. Niet alleen haar
neus, maar elk lichaamsdeel is een enorme ballon geworden. Beneden op de grond
staan oude mannen en vrouwen gewapend met naalden die die springen om haar lek
te kunnen prikken. Gelukkig hangt ze veel te hoog. Dus ze lacht hen uit. Maar
dan komen er opeens valken aangevlogen. Valken met gesluierde vrouwenhoofden
die het op haar gemunt hebben. Doodsbang is ze. Hey, maar, wacht eens, dat kan toch
allemaal niet? Nee, zeker weten. Dit is niet echt. Ze herwint haar normale
proporties en valt.
Ze staat beneden aan een trap, het is donker, maar van boven
aan de trap komt een flauw lichtschijnsel. Trede voor trede gaat ze omhoog tot
ze bij een deur komt, die op een kier staat. Typisch voor een boze droom,zegt
ze tegen zichzelf. Maar eens voorbij de deur, verliest ze opnieuw haar
realiteitsbesef.
Maryam bevindt zich in een slaapkamer, in het bed voor haar
ligt Boelie met een naakte blondine, ze bedrijven passioneel de liefde. Maryam
sterft inwendig duizend doden, alsof haar hart een clusterbom is die tot
ontploffing komt, vol ze een diepe pijn die uitdeint en haar omvat, tot ze
enkel nog dat ene gevoel is: pijn. Haar geloof in goedheid, haar liefde voor
het leven is nu als kristal dat uiteenspat, reddeloos verloren.
Maar dan herinnert ze zich een flard van een zin. Was het
Pieter-Jan die dat zei? Ja, zeker weten, ja, nee, echt, dat was het. Dit is
niet echt! Trouwens, Boelie valt helemaal niet op blondines. En dit exemplaar
lijkt dan nog Belgisch. Boelie zegt toch altijd: Once you go Persian, you
never go Belgian.
Nee, dit is onzin, beseft ze en hop, weg is het beeld. Er
volgt een witte flits die van binnenuit lijkt te komen, een vonk diep in haar
keel, nee niet echt haar keel, maar ze kan het anders niet beschrijven. Ze
voelt een volheid die ze nog niet eerder voelde, tenzij misschien tijdens seks.
Alles is goed, alles is goed, zo voelt het. Een weldadige stroom van perfecte
harmonie. Heerlijk.
Maar dan voelt ze zich opeens als wegstromend badwater. Het
water wil in de kuip blijven, maar kan het niet. Maryam opent de ogen en ligt
rillend op de vloer van de cabine. Ze moet straks het stenen pad volgen, anders
komt er geen lift voor Jelle. Zei dat nou iemand? Of beseft ze dat gewoon? Boelie,
ze wil Boelie zien. Boelie die haar helemaal niet bedriegt en helemaal haar
Boelie is.
De cabine komt met een schok in beweging. Maryam komt
overeind. Het is net of de verf is gevlucht uit een schilderij en weer
terugkomt. Het landschap voor haar krijgt geleidelijk terug kleur. Als de
cabine bij de rand komt, stapt het meisje uit en de cabine rolt er vandoor. Maryam
stelt verwonderd vast dat de cabine helemaal leeg is. Kale wanden, kale vloer,
geen enkel voorwerp te bespeuren. Ze vraagt zich af of er tijdens haar overzet
ook allerlei spullen in de diepte zijn geslingerd. Of er muziek was, kan ze
zich niet herinneren. Het kan wel.
Maryam speurt naar Jelle, maar die zit nog steeds in het
gras. Ze roept hem, maar hij reageert niet. Ze schreeuwt dat hij moet beseffen
dat het allemaal niet echt is. Als ze meent dat hij kort ja heeft geknikt,
stapt ze richting de bomen waartussen alle anderen zijn verdwenen. Een korte
wandeling over een stenen pad brengt haar tot de anderen, die samen in een
kring zitten en hun ervaringen uitwisselen. Boelie en zij vliegen in elkaars
armen. Ik zag dat je mij bedroog, zegt zij. En ik zag dat je verhongerde en
verging van kou, omdat ik niet voor ons kon zorgen. Verschrikkelijk.
De twee knuffelen en kussen een hele tijd door. Tot Maryam
aan de anderen vraagt:
Gaat het wat met jullie? Jullie zijn zo stil.
Ja, logisch toch? Wat had je dan gedacht, na zoiets,
antwoordt Randy.
Bleek jullie cabine uiteindelijk ook gewoon leeg te zijn?,
vraagt Maryam.
Iedereen bevestigt.
Boelie heeft een idee. We mochten niet blijven kijken, want
anders kwam er geen cabine, juist?
Waar wil je naar toe?, vraagt Nico die het al geraden
heeft.
Ondertussen is Jelle vast al vertrokken. Ik wil wel eens
weten of wij hetzelfde zien als wat Jelle te zien krijgt.
Waarschijnlijk niet, hé, zegt Randy, het zijn waanbeelden
Dan zijn het maar waanbeelden. We kunnen dan toch zien hoe
Jelle reageert? Ligt die gewoon op de grond nu, of reageert hij op wat denkt
dat er is?
Ik ben voor, zegt Pieter-Jan, lets go
Iedereen volgt, behalve Randy. Die vindt de overzet een
persoonlijke ervaring. Stel voyeurs, zegt hij half bedoeld als grap, half
gemeend.
De acht glimlachen schuldbewust, maar gaan toch terug om een
kijkje te nemen.
De cabine vertrekt met Randy aan
boord, maar komt maar met horten en stoten op gang. Het duurt dubbel zo lang
vooraleer ze terug netjes halverwege de kloof blijft hangen. Nico heeft zichtbaar medelijden met
zijn vriend. Als we inderdaad met opdrachtgevers te maken hebben, zijn het
smeerlappen.
Maryam schrikt van de plotse woede
van de anders zo kalme Nico. Wat is er wel zo erg?
Randy stottert.
O daarom, zegt Maryam en ze geeft
Nico een troostende aai.
Zware metalmuziek weerklinkt, maar
gemengd met muziek uit Disneyfilms. Zes paar ogen richten zich vragend naar
Nico.
Nee, Randy luistert zeker niet
naar Disneymuziek, metal wel, maar geen Disney.
Er volgt luid schaterlachen van
heel veel kinderen. Nico heeft het er moeilijk mee en wordt bozer met de
seconde. Randy is als kind vaak gepest geweest.
De zeven weten nu zeker dat het geen
spelletje is. Hun zin om aan de beurt te komen is niet bijster groot meer. Maryam
zegt zenuwachtig: Ik wou dat ik het al achter de rug had.
Wat voor Randy naar alle
waarschijnlijkheid een zware beproeving is, gaat een tiental minuten door.
Voorover gebogen, met zijn handen stijf in de zakken van zijn lange jas, staat
hij na afloop aan de rand.
Hij zal toch niet .?, vraagt
Maryam verschrikt.
Nee, wees gerust. Dat is niets
voor Randy, stelt Nico haar gerust. Hij roept naar zijn vriend en vraagt of
alles ok is. Randy roept dat het wel gaat, dat Pieter-Jan gelijk heeft. Daarna
moet ook hij weg.
Maar waar gaan die toch heen?,
wil Maryam weten. Ik kan niet meer tegen al die geheimzinnig gedoe. Ik krijg
er pijn van in mijn buik.
De beurt is aan Nico. Uit zijn
cabine regent het dameslingerie en dat is het zo wat.
Dat viel wel mee zeker?, roept
Maryam, die een prikkende keel heeft, van al het roepen. Wij zagen gewoon
lingerie vallen.
Ja, gaat wel. Maar er was toch
meer aan de hand dan dat.
Wat dan?
Te lang om uit te leggen.
Hij zwaait en gaat door.
Daarna komen achtereenvolgens
Dieter en Elke aan de beurt. Bij Dieter regent het onder andere kleurpotloden,
plastic babypoppen, oude computers en donzen veertjes. De overblijvers horen
flamencogitaar, maar doorspekt met valse tonen.
Het was toch net iets minder,
zegt hij als de cabine hem dropt. Elke zegt zelfs helemaal niets als ze buiten
komt, ze wandelt gewoon weg zonder om te kijken. Tijdens haar overzet vielen
dan ook bebloede tijgervellen en slagtanden van olifanten in een niet aflatende
stroom naar beneden. Maryam roept luid om te vragen of het gaat met haar. Maar
Maryams stem slaat over en weigert verder dienst. Elke beent weg en daar
is de volgende cabine al. Benjamins overzet is vrij rustig, tenminste van buitenaf gezien. Er vallen grote rode cijfers uit cabine, koekjes, massa's koekjes met uiteindelijk een lopende band. Ook hij wandelt bij aankomst gewoon verder zonder de achterblijvers aan te kijken.
Ik moet nog en ik ben nu al doodop,
zegt Willem met een zucht. Jelle en Maryam bevestigen dat het wachten echt slopend
is. Ze wensen hem veel succes. Niet plooien, man. Kop op.
'Op basis van de kleur van je cabine, zou ik wel een bord in mijn broek stoppen.', zegt Maryam als ze de roze cabine ziet naderen.
Willem vertrekt. Uit zijn cabine
vallen marmeren beelden van literaire giganten.
Dat hadden we kunnen voorzien,
zegt Mayram, een beetje teleurgesteld. Het had een beetje spannender gemogen. Saaie
Willem, zegt ze voor de grap.
Wacht toch nog iets leuks, Jelle, luister!
De beelden blijken ruzie te maken
over wie het meeste succes heeft gekend. Ja, maar hoe bepalen we dat dan?
Succes kan je niet zo maar in een cijfer gieten!
Een ander roept: Als je tot de
literaire canon behoort, heb je het gemaakt. Dat is het hoogste.
Nog een andere snuift
verontwaardigd: Pff, wat heb daar aan als niemand je leest? Of als ze kinderen
op school verplichten om je te lezen? Haten doen ze je!
Een Nobelprijs winnen, dat is wat
het hem doet, schreeuwt een volgend beeld.
Weer een nieuw beeld wil het
diplomatisch aanpakken en stelt een soort puntensysteem voor. De vorige is niet
akkoord. Hoeveel punten krijg je dan voor een Nobelprijs?
Maryam vindt het wel entertainend. Grappig
he?, richt ze zich tot Jelle.
Jelle reageert niet. Hij heeft zich
op de grond gezet en trekt doelloos grassprietjes uit.
Hey, wat scheelt er?
Ik weet het niet. Ik ben er niet
gerust in.
Je hebt de anderen toch gezien? Zo
erg is het allemaal niet. Akkoord, ik snap wel wat je bedoelt, je krijgt niet
zon fijne dingen te zien. Maar dat gaat voorbij. Daarna zijn we weer verenigd
en wie weet wat er dan komt?, zegt Maryam bemoedigend.
Door hun gesprek hebben ze niet
gemerkt dat Willem al aan de overkant is, ze zien hem nog net wegstappen.
Daar komt de mijne!, roept Maryam
opgelucht uit.
DEEL 39: Schaakborden, neurologie en andere ambities
De cabine stopt bij de overkant en gaat langzaam terug
opzij. In de verte is een stipje vaag te herkennen als Boelie. De jongeman die
eeuwig gekleed gaat in een leren jekker met daaronder meestal een rood T-shirt,
wuift flauw met zijn hand en haalt zijn schouders op.
Gaat het Boelie?, roept Maryam over de kloof heen.
Haar vriend doet teken dat ze zich maar geen zorgen moet
maken.
Wat is er allemaal gebeurd?, roept ze nog.
Boelie roept terug dat hij niet kan blijven staan. Dat er
anders geen andere cabine komt. Maryam wil eerst zeker weten dat alles in orde
is met hem. Boelie bevestigt nog eens en gaat door. Zijn vriendin is niet echt
overtuigd en blijft zich zorgen maken.
Boelie wandelt weg en verdwijnt uit het zicht achter bomen.
De negen overblijvers horen het piepende geluid van een nieuwe cabine die aan
komt rollen. Pieter-Jan merkt nog op: Vinden jullie ook niet dat Boelie stapt
als een tinnen soldaatje dat je kunt opwinden?
Boelie moet je niet opwinden, die is zo al opgewonden
genoeg, grapt Maryam. Maar ik maak mij nu wel zorgen.
Ah, ik ben aan de beurt, zegt Pieter-Jan.
Wees voorzichtig, maant Maryam hem aan. En kun je daarna
snel Boelie zoeken? Ik wil niet dat hij nu alleen is.
Pieter-Jan tuit instemmend zijn lippen en knikt. Ja, ça va.
We zien elkaar straks, antwoordt hij met rustig zelfvertrouwen.
De grasgroene kamer die met wieltjes over de kabels rijdt,
vertrekt van zodra de jongeman aan boord is.
Blijkbaar verloopt zon overzet volgens een vast stramien,
stelt Willem vast.
Opnieuw weerklinkt schijnbaar uit het niets muziek. Deze
keer horen ze Tom Waits, afgewisseld met jazzimprovisaties.
Dat swingt wel, zeggen Willem en Jelle.
Och, zucht Maryam, Jazz is voor mensen die denken dat ze
verfijndere smaak hebben dan de rest.
Jelle en Willem houden hun ogen gericht op de cabine en
protesteren zonder veel animo. Maryam wil er verder niet op in gaan.
Uit de cabine regenen fototoestellen en cameras, met
daartussenin massas losse blaadjes papier. Dat zijn onze slides van
hematologie, zegt Maryam verbaasd. Hilarisch gewoon. Ik begin te denken dat
iemand ons fameus beet wil nemen.
Die slides, ok. Maar wat is er met
die cameras?, wil Nico graag weten.
O, Pieter-Jan heeft een tijdje van
een internetwinkel gedroomd, maar dat is uiteindelijk niet echt iets geworden,
verklaart Maryam.
Een internetwinkel?, vraagt
Randy.
Ja, electronic prince, weet
Willem.
Pieter-Jan ziet er waarschijnlijk
wel de humor van in, zegt Maryam, duidelijk opgelucht.
Als uit een gigantische vierkanten
printer, komt ook nu een foto uit de cabine gedwarreld.
En wie is dat meisje?, vraagt
Nico.
Zijn halfzusje, zegt Maryam Ok,
dat zal hij misschien niet fijn vinden.
We weten natuurlijk niet wat er
met de persoon in de cabine zelf gebeurt, zegt Randy.
De rest reageert niet, dus hij gaat
verder: Nee, maar serieus, het kan toch zijn dat Pieter-Jan zelf iets helemaal
anders te zien krijgt? Als iedereen blijft zwijgen zegt hij, overtuigd dat hij
een dwaasheid verkondigt: Ja, ik weet het ook niet hé.
Uit de cabine stijgt opeens een
enorme raket op, met als opschrift op de zijkant: Quo non asendam?
What the fuck!?, roept Nico half lachend uit.
Tot waar zou ik niet opklimmen?,
vertaalt Willem plechtig.
De max, zegt Dieter.
Het ruimtetuig stijgt fier op en
uit onzichtbare speakers weerklinkt Also sprach Zarathustra, van Strauss. Net
voor de raket op snelheid komt, begint ze echter te tollen en duikt ze langzaam
maar zeker de diepte in, zodat ze kapot knalt tegen de wand van de kloof. De
acht horen Like a rolling stone van Bob Dylan als soundtrack bij de scène.
Symbolische shit allemaal, zegt Willem.
De rest kijkt verbaasd. Schuttingstaal, hoe gematigd ook, zijn ze niet van hem
gewend. Het is een tijd stil. Geruisloos valt er nog een gitaar uit de cabine, gevolgd
door een witte jas, een stethoscoop, een voetbal, schaakborden,
fitnesstoestellen en het vreemdst van al: een zitbankje aan een parachute.
Op het zitbankje zitten drie oude
mannen, ze zijn gekleed in een grijs of bruin kostuum en lezen in een krant of
een boek. Het drietal blijft rustig zitten, in het geheel niet verstoord door
hun val. Als de acht hun langzame tocht in de diepte richting het zwarte niets
gade slaan, blikken ze even omhoog en glimlachen ze. Een van de grijsaards
steekt zelfs plagerig zijn tong uit, terwijl de man naast hem roept vol
bewondering: Zon knappe kop die Pieter-Jan. Zeg, wist je dat hij ook Frans
spreekt?
Ok, nu ben ik niet meer mee,
bekent Maryam.
Willem deelt mee wat hij er van
weet: Deze heb ik ook niet echt begrepen. Ik weet wel dat Pieter-Jan soms uit
eten gaat met gepensioneerde intellectuelen, maar ik weet niet zeker wat ze
bedoelen
Wie zijn ze?, vraagt Nico. Die
oude venten?
O geen idee, ik dacht aan de
opdrachtgevers waar de chauffeur het over had, antwoordt Willem.
Dus je denkt dat iemand dit gewoon
voor ons orkestreert?, vraagt Nico verder.
Geen idee eigenlijk.
Het duurt wel erg lang, zegt
Maryam. Ik wil weten wat er gebeurt als je in de cabine bent.
Er valt nog een grote sofa van
zeker wel tien meter lang uit de cabine, met daarop een hele reeks jonge
mensen, die achter elkaar liggen. Ze praten maar raak en lijken zich niet
bewust van elkaar en ze beseffen al evenmin dat ze vallen.
De acht vangen woorden op als angst,
psychose, onzekerheid, ego, gekwetst, zelfsabotage, zelfmoord, projectie,
desillusie en vooral ik, ik, ik, ik.
Uiteindelijk zegt Willem: Pieter-Jans
sessie zit er ook op. De cabine komt in beweging.
De jongeman verschijnt net als
Boelie ongedeerd aan de overkant. Hij richt zicht onmiddellijk tot de
achterblijvers en schreeuwt:
Dit is niet echt. Laat jullie
niets wijsmaken. Laat het gewoon over je heen gaan. Neem afstand en kijk naar
jezelf als een buitenstaander. Wees voor jezelf zo mild als je voor een ander
bent.
Hij herhaalt het tot hij zeker is
dat ze hem duidelijk gehoord hebben en gaat dan ook weg.
Links in de verte verschijnt een
nieuwe lift. Diep blauw als van de zee.
Dieter geeft een goed bedoelde mep
op Randys schouders zegt: Youre up, mate. Succes.
Boelie stelt zich recht, maar Maryam springt rond zijn hals.
Ze wil liever niet dat hij gaat.
Die rode cabine met de zeegroene deur is zeker voor mij
bedoeld
Ik vertrouw het echt niet, reageert zij.
Boelie kust haar en strijkt liefkozend door haar krullen. We
zien elkaar aan de overkant, zegt hij.
De rest houdt de adem in als hij zijn sleutel in het slot
draait. Tot straks, zegt hij als hij het deurtje achter zich dicht trekt.
Van zodra de deur gesloten is, zet de cabine zich in gang.
Tot ze halverwege de kloof is en plots blijft steken.
Maryam wordt bijna gek door de zenuwen. Kunnen we niet iets
doen?, vraagt ze, hoewel ze het antwoord ook zo wel kent.
De anderen kijken elkaar aan. Maar maar ja, wat dan? We
kunnen enkel afwachten nu, zegt Randy.
Horen jullie dat ook?, vraagt Nico.
Doet mij denken aan een soort aanvalsgehuil, zegt Jelle.
Ze horen inderdaad scherpe kreten. Ligt het aan mij of hoor
ik het gedreun van paardenhoeven?, vraagt Willem zich af.
Even later weerklinkt vanuit de cabine het nummer Leader of
the pack, van The Shangri-las.
Maryam wordt echt ongerust. O nee, dat is het nummer dat
zijn vader toen Boelie nog heel klein was, steeds voor hem speelde. Ik ben echt
bang dat hij domme dingen doet, als hij zon dingen op zijn boterham krijgt.
Wat zou er dan kunnen gebeuren?, vraagt Jelle.
Niet vergeten dat de voorkant van de cabine open is. Ik
denk dat Maryam bang is dat Boelie springt. Volgens mij wel ten onrechte. Wat
er zich in die cabine ook afspeelt, ik denk dat Boelie het wel een plaats weet
te geven.
Ik hoop het echt, zegt Maryam. Hij spiegelt zich zo aan
zijn vader.
De negen overblijvers kijken pas echt bezorgd als uit de
cabine een sliert antieke krijgers komt geregend met hier en daar zelfs een
gepantserde strijdolifant.
What the fuck!, roept Nico uit.
Ai nee, zegt Maryam. Ik snap al wat hier gaande is. Je
krijgt alles wat je raakt in één keer over je heen.
Wat is dit dan?, vraagt Benjamin. Ik snap er echt niets
van.
Boelie is licht geobsedeerd door de tweede Punische oorlog,
als dat je nog iets zegt.
Hannibal? Carthago versus Rome?, vraagt Pieter-Jan.
Ja, ik weet dat Boelie enorm sympathiseert met Hannibal en
met een soort masochistisch genoegen maar boeken bleef lezen over die oorlog.
Ja, nu je het zegt. Zijn kamer hing zo wat vol met prenten
over die periode, mijmert Pieter-Jan. Wat denk je? Wrijven ze er de nederlaag
van Hannibal nog eens goed in?
'Ik veronderstel dat Boelie vooral worstelde met het feit dat een militair genie als Hannibal toch ten onder gaat door een flagrant gebrek aan steun vanwege zijn regering? Dat lijkt mij wel iets waar een persoonlijkheid als die van Boelie zich graag mee vergelijkt', gaat Pieter-Jan verder.
'Doe mijn Boelie niet af als een soort egomaan, ok? Hij heeft al zo'n kwetsbaar ego', zegt Maryam kwaad.
'Een kwetsbaar ego is natuurlijk de conditio sine qua non om een egomaan te worden. Trouwens, ik verwijt Boelie niets, hoor. Ik stel gewoon vast.'
Maryam is te bezorgd om er verder op in te gaan.
Misschien een raad voor wie straks aan de beurt is. Wat je
in die cabine ziet, is het product van je eigen fantasie. Dat ben ik zeker,
zegt Randy.
De regen aan Carthaagse troepen stokt en in de plaats vallen
turntoestellen naar beneden. Maryams buik ligt overhoop. Boelie zei wel eens
dat de lessen lichamelijke opvoeding vroeger rampzalig waren voor zijn
zelfvertrouwen.
Boelie en zelfvertrouwen. Het is een teer punt natuurlijk,
zegt Pieter-Jan bezorgd.
Auwch, auwch, auwch, die gaat hij ook niet appreciëren
Uit de cabine dwarrelt een grote foto van zeker wel 5 m² met
daarop de twaalfjarige Boelie, een prille tiener met aardig wat overgewicht.
Maryam verklaart die voor de anderen: Boelie was als kind
nogal mollig en daar heeft hij erg zwaar aan getild.
Er volgen nog tal van geluiden die de bende niet met
zekerheid kan plaatsen. Pieter-Jan bedenkt dat iedereen echt wel verplicht is
om zon cabine te nemen. Anders zit Boelie als enige aan de overkant.
Na nog een kakofonie aan bizarre geluiden, is het een hele
tijd stil en valt er ook niets meer te zien. De negen bijten bijna collectief
hun nagels aan stukken. Opluchting alom als de cabine weer in beweging komt.
Oef, zegt Pieter-Jan. Dat hebben we dan ook weer gehad.
Ik zal maar gerust zijn als ik mijn Boelie levend en wel
aan de overkant zie, zucht Maryam terwijl ze van de zenuwen op haar haren
bijt.