De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
09-12-2012
Vroeger plukten wij actrices van 't straat
Het was zomer. We hadden niks beter te
doen. God ja, jawel, ik had herexamens voor de lerarenoplijding (sic)
Hij studeerde geneeskunde en had dat jaar voor 't eerst géén
herexamens, als ik 't mij goed herinner. Of ze waren al achter de
rug, dat kan ook.
Gent. Augustus 2008.
Man, Gent was verlaten. Desolaat. Zaten
alle knappe vrouwen binnen te blokken? Waren ze op reis? Aan ons plan
kon het niet liggen. Spontane acteertalenten van straat plukken.
Selectiecriteria: lang haar, lange benen, en voor mijn regisseur was
de borstomvang ook nog belangrijk.
We vonden ze niet. Zelden zo lang door
Gent gewandeld zonder knappe vrouwen te spotten. Verstopten ze zich?
Waren alle knappe gentse studentes al gecast in promovideo's waar hun
verloning wel in het budget zat? We moesten op den duur de lieven van
maten optrommelen om genoeg actrices bij elkaar te krijgen.
Het waren boeiende tijden. De laatste
keer dat ik een actrice uit een café plukte, dateert ook weer van
2010.
Nu zijn er alleen nog de plannen. Om 50
vrouwen aan te spreken voor naaktfoto's, voor een boek. Gewoon
lukraak op straat. In de stijl van de kerel in dit youtubefilmpje.
https://www.youtube.com/watch?v=VB-VIq6YnD4
Pakken geiler dan al die kunstmatige porno trouwens, dat filmpke.
Maar dus, nu doet mijn regisseur van
toen, 12 uur per dag consultaties. Misschien soms wel van actrices.
Als ze neurologische problemen hebben. Maar in die sector worden
neurologische problemen doorgaans niet aanzien als probleem maar als
deel van de jobomschrijving.
Ik schrijf nog scripts, maar al
geruime tijd niet meer voor kortfilms. Ook niet als ze een spannend
castingplan hebben om actrices gewoon zo van straat te plukken.
Het werd een rotslechte film.
ROTslecht. Schoon gefilmd wel. Met één interessante schaakscène. Met een dementerende acteur. Die 't script goed vond. Hij vergat wel
constant dat ik het geschreven had, maar hij vond het script goed.
Toen vond ik lof van dementerende ambassadeurs op rust, nog een hart
onder de riem.
Het werd dus een rotslechte film. Zei
ik dat al? Ik ging ook net iets te ver in het bepotelen van onze
lukraak bij elkaar geschraapte actrices.
Het einde was open. Ik haat de meeste
open eindes. Dit was er één van.
Het staat nog ergens op Facebook, dat
filmpje. Mijn neuroloog bekijkt het soms om zeker te zijn dat zijn
keuze voor neurologie de juiste keuze was. Maar het knaagt toch. Hij
zou het graag terug doen. Ik zou het ook graag terug doen. Ik wil er
niet meer in acteren. 't script wil ik wel nog altijd schrijven. Niet
met een open einde. Ik heb sindsdien van moetens toch wat serieuze
boeken gelezen over vertelkunst en feedback gekregen van belezen
mensen die niet dementeren.
Mijn neuroloog is eigenlijk te elegant
gekleed voor een neuroloog. Als ik hem u wijs en zeg dat hij
beeldhouwer, regisseur of eigenaar van een toneelcomplex, frontzanger van de emoband met ballen Nice Period of oprichter van
alternatieve cinema is, dan gelooft ge mij.
Ik ben blij dat hij neuroloog is en
goed verdient. Er zijn al genoeg sukkelende kunstenaars. Uiteindelijk
gaat ge er toch aan kapot. Kunstenaar zijt ge alleen met de k van
kapot. Als ge gans in orde zijt dan zijt ge geen kunstenaar. Mick
Jagger is bijvoorbeeld in orde. Behalve een naar 't schijnt minieme
penis, is er niks mis met hem. Hij speelt dan ook maar een onnozel
rolleke. Er zit niets van mick in micks nummers, zegt zijn
biograaf. Als ge als kunstenaar niet aan 't afzien zijt, zijt ge niks
nieuws aan 't maken.
Mijn neuroloog en ik zagen niet af toen
we die zomerfilm maakten. Wij amuseerden ons vrij goed. Als de
straten wat bevolkter waren geweest, die stille maand augustus,
hadden we ons nog meer geamuseerd. Het resultaat was zo'n kwakkelke
waar ge veel van leert. Als ge wilt leren.
10.000 uur. Om door te breken met iets,
moet ge 't 10.000 uur doen. Alle grote talenten die doorgebroken
zijn, in sport, in muziek, in schaken. Ze hebben allemaal 10.000 uur
geklopt. Behalve schaakgrootheid Bobby Fischer, die deed het met
9.000 uur.
Mijn neuroloog en ik zitten niet aan
10.000 uur filmen. Ik zit misschien wel dicht tegen de 10.000 uren
schrijven. Ik zit er nog niet, maar echt veel zal 't niet schelen.
Mijn testpubliek begint dan ook verandering te zien in mijn
schrijven. Een stem vinden. Zo noemen ze dat, als ge als schrijver uw
10.000 uur geschrijf, geschrapt en stimulerende middelen hebt getapt.
En soms in wanhoop ook uw matras hebt binnenste buiten gekeerd, op
zoek naar die stem of een beetje harder hebt geknepen in de huiskat, als het maar stemt.
Mijn neuroloog heeft veel humor. Hij
zei: Godver he, gij en ik gaan in ons leven elk in een vijftal
domeinen afhaken als we aan 8.000 uur zitten.
Voor hem is dat pure humor, voor mij is
de helft humor en de helft een nachtmerrie die zich stevig genesteld
heeft in mijn buis van Eustachius. (als ge met een dokter op
restaurant gaat, wilt ge toch tonen dat ge IETS kent van anatomie)
Volgens mijn neuroloog zou ik bankier
geworden zijn als ik 'wat wiskundiger was aangelegd'. Ik als bankier.
Ik zie het niet. Even later dacht hij dat ik ook goed zou zijn in het
promoten van geneesmiddelen bij dokters. Ook dat zie ik mij niet
direct doen. Ik zie mij schrijven. Ook als dat betekent dat ik hier
nu met drie pulls EN mijn jas moet achter mijn laptop zitten typen.
Die neuroloog is goed in wat hij doet.
Ik had vanochtend nog even veel moed/hoop als de vrouwen van de
mannen van het zesde leger in Stalingrad, anno februari 1943.
Toen ik van hem afscheid nam, was het
moreel terug een stuk hoger. Het kan ook wel aan de masala thee
gelegen hebben en de Indische curry. Ben nog vergeten vragen of curry
echt Alzheimer voorkomt. Heb eens gelezen dat die ziekte in India zo
goed als onbestaande is. Er leek mij toch iets vré gezond te
gebeuren in mijn kop. Iets dat ik alleen ervaar na twee liter straffe
koffie, maar beter. Indische curry en masala thee, good shit. Mijn
volgende verslaving staat al klaar. Als ge uzelf schrijver noemt,
zonder verslaving, zijt ge fameus in freestyle bezig, zenne. Junkie
zijn hoort er bij. Waarom zou ge nog schrijven als 't u zelfs geen
romantische reden gaf om junkie te zijn? Iets anders moet ge van
schrijven de eerste 100 jaar toch al niet verwachten.
Eigenlijk is dat niet waar, hoor.
Schrijven heeft mij al veel gegeven. Vrouwen, toffe gesprekken, een
paar rellen, enkele trio's, wat applaus hier en daar, gratis boeken,
gratis strips, gratis drank, spontane korting op mijn brilmontuur,
wat geld, een doel, nooit gebrek aan een doel, zolang er blanco
pagina's zijn, en waarschijnlijk heb ik er mij een dure hobby mee
uitgespaard, ik heb geen zin en geen tijd voor een hobby, ah, ook nog
een gratis abonnement op een literair tijdschrift, gratis exemplaren
van andere tijdschriften, en een paar onverwachte, maar grote
aanwinsten voor mijn vriendenkring,
zoals een eermalige regisseur en een nu
heel actuele neuroloog, wat als labiel schrijverken het equivalent is
van meerdere jaarvoorraden prozac, zyprexa en geodon en al die andere
'writer's little helpers'
Het kan nog niet zo slecht gaan met mij
als de stemme'kes in mijn kop mij willen wijsmaken. Als ik nog kan
gaan dineren met mijn psychiater.
't is eigenlijk nog een klasse hoger,
het is een neuroloog. En hij betaalde nog de rekening ook, dus, nee,
het kan echt niet zo slecht met mij gesteld zijn als de stemmeke's
zeggen. De stemme'kes: AntiWilko voor de vrienden.
Mijn neuroloog vroeg: 'waar zijt gij nu
eigenlijk zo bang voor?' (Als mijn neuroloog 12 uur lang consultaties
gedaan heeft in 't UZ, wil hij wel eens op mijn blog komen lezen
waarom hij toch content is dat hij zijn artistieke ambities in de
ijskast heeft gestopt)
Ik vond dat een verrassende vraag, want
mijn angsten zijn zo constant en acuut, dat het mij compleet obvious
voor iedereen lijkt waar ik bang voor ben. Niet dus.
Allez, we recapituleren (altijd nog
beter dan capituleren):
ik heb schrik dat ik een job ga moeten
doen tegen mijn goesting. Na 150+ keer gesolliciteerd te hebben, word
ge toch wel bang. Vooral als ge uw vader elke dag van zijn leven zien
haten hebt, omdat hij een job tegen zijn goesting deed. Die klaagzang
is u wel bekend. Die 150 sollicitaties zijn trouwens alleen de keren
dat ik solliciteerde voor een job die ik echt wilde. Ik solliciteer
ook voor jobs die ik niet wil. Dat zijn meestal de vacatures die
overwegen om mij aan te nemen. Het is een beetje gelijk toen ik nog
chronisch maagd was en alleen vrouwen die ik niet wilde, mij wilden.
En zelfs dat waren er niet veel.
Dat geeft een mens hoop he. Vroeger kon
ik de vrouwen niet krijgen die ik wilde, nu heb ik mijn droomvrouw
(jaja, ik hoor u lachen of kotsen, maar godverdomme, het is mijn
droomvrouw), maar nu krijg ik dus niet de jobs die ik wil. Dat ligt
aan mijn aanpak. Alleen aan mijn aanpak. En mijn aanpak kan ik
wijzigen, dus zo bang hoef ik niet te zijn.
Andere angsten: schrik van nooit genoeg
te presteren. Om meer te presteren moet ik vooral stoppen met zo bang
te zijn, want onder angst presteert een mens niet bepaald veel.
Op concreet vlak ben ik trouwens de
minst bange mens die ik ken. We zijn nooit vies geweest van een
parodox (mooi woord trouwens) Ik heb geen schrik in 't donker, in
verdachte stegen, langs de oevers van rivieren bij nachte, geen
schrik voor macho's, voor publiek spreken, voor terminale ziekten (nu
ja, dat is niet eerlijk van mij om dat er hier tussen te zetten, want
voor iemand die de dood ziet als iets om even hard naar uit te kijken
als Sinterklaas kan een terminale ziekte inderdaad niet beangstigend
zijn), enigerlei dieren, spinnen, slangen, wielertoeristen, zatte
Russen, voetbalfans, allemaal niet bang van, niet bang van overreden
te worden, niet bang van onder de metro te sukkelen, niet bang
geweest op Israëlische bussen, vol babykillers in uniform, niet bang
om Israëlische soldaten babykillers te noemen, wel bang om geen job
te krijgen bij de metro (de krant dan), wel bang om voor de metro ('t
openbaar vervoer) te moeten gaan werken.
Nog eens recapituleren:
concrete angsten: nul. Wacht. Tenzij
gedwongen worden om te dansen. En de publieke vernedering die de
turnles meestal was, hoef ik niet meer te ondergaan. Dus nee, buiten
mij in ruimtes bevinden waar ik moet dansen, heb ik geen concrete
angsten. Ik zou liegen: ik ben ook bang dat mijn moeder dood gaat. Of
dat één van mijn beste maten dood gaat, want dat heb 'k al eens
meegemaakt. Dat mijn vrouw dood gaat, is geen optie, want die dag val
ik zelf dood, dus tijd voor enige rouw zal er niet zijn. En een
zelfgekozen exit op een strategisch gekozen moment is hier nu eenmaal
een familietraditie, dat hoeft niemand te bewenen.
Concrete angsten dus:
-dood moeder
-gedwongen worden om te dansen
-autorijden op zeer drukke plekken
(Dampoort Gent bijvoorbeeld)
Abstracte angsten:
-nooit iets deftig presteren
-vanalles kunnen en er niks kunnen mee doen
-situaties van machteloosheid
-verplicht zijn om loonslaaf te worden
en een job te doen die niet bij mij past (godver, dat is een concrete
angst)
Ik voel mij gelijk beter na de
oplijsting. Ik heb zo gelijk 't gevoel dat de lijst concrete angsten
bij iedereen die ik ken veel langer is. En er is niet eens een
dancing in Erembodegem. Ow, ik ruik een business project. Waar
gezopen wordt, kan ook geswingd worden. In dubbele betekenis. Ge
ziet, ge kunt uw angsten altijd nog ombuigen. En niemand kan mij
dwingen om te dansen in mijn EIGEN dancing. En 't is crisis, die
gaat alleen maar nog veel slechter worden, en als 't slecht wordt,
zitten er twee dingen vol: kerken en dancings. In de crisis van de
jaren '20 werden er dansmarathons georganiseerd. Het langst dansende
koppel won de prijzenpot. De deelname was massaal. Binnenkort doen we
dat weer, want zo slecht gaat het straks gaan. Dus ge ziet, ge kunt
uit uw angsten ook een businessidee puren, zolang dat ge maar niet
gaat liggen beven in uw bed. Of de kudde volgt. Volg nooit de kudde.
Tenzij het dieren zijn. Want smijt mensen bij elkaar in een kudde en
die kudde heeft een radar om samen naar 't eerste en diepste ravijn
te marcheren. Meestal met trommels en trompetten.
Ik was ook vergeten dat er mij niks meer
kan gebeuren dat mij echt diep raakt. Ik moet niet bang zijn, want
het ergste is toch al gebeurd. Januari, 2009. Toen 'k 't nieuws
hoorde, stond ik op een perron. 't was 't dichtste dat ik ooit kwam
tot onder een trein springen. Sjans, dat ik het niet gedaan heb, want
't perron is 't slechste punt om dat te doen. De trein kan daar
gemakkelijk remmen en ge komt er dus alleen verhakkeld, maar levend
vanonder.
Allez, genoeg gebeefd achter de
coulissen, we zijn weer gekamelioniseerd om verder te spelen in het
theater dat we maken van de wereld. Het zijn zij die 't eerst kapot
gaan, zij die vergeten dat het allemaal maar theater is. Zo komen er
velen vlot door hun dag, het besef dat we allemaal maar theater
spelen. Zolang ge thuis, bij uw vrouw, en uw maten, nog uw masker af
krijgt, is 't goed.
Ik weet niet of andere mensen zich ook
zo slecht voelen. De mensen die ik op de trein zie bijvoorbeeld. En
public, loopt ge toch niet te koop met uw zorgen. Tenzij ge in
publieke ruimtes aan uw gsm hangt, want dan word ge onhoorbaar voor
iedereen, dat zeiden we al.
Ik zie tegenwoordig niet veel mensen
meer. Tenzij op perrons en in de trein. Hebben die ook blogs waar ze
klagen over acute angsten? Als ik ze bezig hoor, hebben ze het over
op reis gaan naar Miami. En dan blijkt dan hun geografische kennis
van de VS op geen kloten terug. Boven Virginia ligt New York.
Ik had bijna onderbroken. Ik heb alleen lang oogcontact gemaakt. Er
zit nog Pennsylvania en Maryland tussen. Die mens had zo'n
hete-patatten-in-uw-mond-accent in 't Engels. Voor mijn oren 't
equivalent van met uw nagels krassen op een krijtbord. Ik onderbrak
niet. 't was een West-Vlaming. Hij werkte voor een onderneming. Iets
in de chemie. Zijn talenkennis is rotslecht, hij is zo onnozel om te
roken (L&M), van geografie snapte hij ook niks. Maar hij verdient
gegarandeerd het dubbele van mij. Als ge u veel geldzorgen maakt,
raakt ge na een tijd getraind in het aflezen van nettolonen op mensen
hun gezichten. En deel van mijn belegering is het idee dat ge in deze
tijden maar zoveel betekent als uw nettoloon. Zolang ik
zelfhulpboeken lees, weet ik dat dat niet waar is, maar van als ik
mijn kop buiten durf steken, krijg ik toch weer dat idee. Zoveel
waard zijn als uw nettoloon.
Ik voel mij belegerd. In een zeer
letterlijke betekenis. De zus van mijn broer heeft het ook. Alleen
leest die geen wasmanden met zelfhulpboeken, dus voor haar is elke
dag slecht. Ik krijg mezelf doorgaans nog wel uit de diepere putten
geklapt. Wat is dat u belegerd voelen?
Dat is denken dat ge nu meer terrein
hebt dan morgen het geval kan zijn. Dat ze u onder druk zetten om
terrein prijs te geven, bewegingsvrijheid, resources op te geven. En
gelijk de meeste mensen die bang zijn van iets, herinner ik mijn
eigen constant aan dat gevoel.Zelfs mijn bureaublad heeft een foto
van een belegering. Soldaten die geen kogels meer hebben en dan maar
stenen smijten naar hun aanvallers. (The battle of second Manassas,
voor de liefhebbers). Ik lees een roman, The last full
measure, over de belegering van Petersburg. Niet te verwarren met de
belegering van Leningrad in de eerste helft van wereldoorlog II. Dat
andere Petersburg. In Virginia, dat niet vlak onder New York ligt.
Circa 60.000 zuidelijken (en dan tellen we genereus) die zich
verdedigen tegen circa 100.000 betere bewapende, beter gevoede, beter
geklede noordelijken. Een compleet uitzichtloze situatie. Als de
zuidelijken wegtrekken op zoek naar eten in 't binnenland, op zoek
naar de bewegingsruimte die een kleiner leger al eens toelaat om een
groter, logger leger te verslaan, valt hun hoofdstad, Richmond. Boven
Petersburg. Ze kunnen niet weg van Petersburg, want dan is Richmond
de treinverbindingen kwijt met de rest van het Zuiden. Het Noorden
(toch minstens generaal Grant) weet dat en voert dagelijks de druk op
om Petersburg te doen vallen. Die 60.000 breiden dagelijks hun
loopgraven uit. En hoe langer de loopgraven worden, hoe minder volk
per lopende meter er staat om te schieten. 't is redelijk simpele
wiskunde, zelfs voor mij. Grant heeft er 100.000 en kan langere
loopgraven maken. Loopgraven die altijd maar dichter geraken bij die
spoorlijnen die het Zuiden niet mag kwijt geraken. Een kwestie van
tijd. En elke dag wordt het slechter. Elke dag deserteren er
zuidelijken, vooral door honger. Ik voel mij gelijk, Lee, die dat
allemaal beseft, geen opties ziet, buiten de loopgraven nog wat
verstevigen en wachten op een mirakel. En bezorgde brieven sturen
naar een regering die niet snapt hoe ernstig het is en niks doet,
buiten ruzie maken over administratief protocol.
Het is absurd dat ik mij zo voel. Maar
gevoelens kunnen vals zijn. Ik heb een kronkelachtige carrière
achter de rug. Ik heb nochtans altijd goed geweten wat ik wilde, maar
ofwel werd de weg afgeblokt door situaties die ge niet zoudt geloven,
maar toch gebeurd zijn, ofwel had ik te veel schrik om het
rechtstreeks te proberen. Ge kunt het aanmodderen noemen. Ik werk nu
wel al eindelijk, eindelijk, eindelijk, bij een gazet. Een
jongensdroom bewaarheid. Maar toch, met wat ge allemaal hoort, al die
negativiteit, en ik zie niet elke dag meer veiligheid in mijn
situatie, meer terreinswinst, ook niet 't omgekeerde, maar toch, 't
is misschien het gebrek aan zonlicht dat mij zo deprimeert. Tot mijn
moeder mijn vader ontmoette, had ze het woord depressie nooit
gehoord. Dus ik weet van welke tak van de familie het allemaal komt.
Als de wereld zijn kleuren verliest en ge negatieve spookbeelden ziet
opduiken. Mijn nicht ligt soms twee weken in bed, met een gevoel dat
ze niet kan uitleggen. Ze schrijft niet. Ze heeft psyschologie
gestudeerd, wat de meesten toch altijd doen om zichzelf te redden.
Vakken als statistiek hebben haar vreemd genoeg niet van dat gevoel
af geholpen. 't is een gevoel alsof er op 100 meter van uw deur
middelzware tanks over zot gemotiveerde Hitlerjugend rijden, terwijl
de grootvader afgeknald wordt, omdat hij op zijn zeventigste beweert
te oud te zijn om een geïmproviseerd geweer te schouder in de
Volkssturm. Ja, uw negativiteit hertappen in indrukwekkend tragische
beelden, dat troost soms wel. Maar het maakt het gevoel niet minder
echt.
Toen ik vijftien was, zei de
geschiedenisleerkracht (die minder wist van geschiedenis dan ikke,
maar dat kunnen we die mens eigenlijk niet verwijten) dat ik labiel
was. Voor een mannelijk wezen beantwoord ik dan toch niet aan het
klassieke beeld van mannelijke emoties. Die van mij zijn gelijk een
vrouw in haar menopauze. Ze schommelen, met grote pieken en dalen,
soms binnen vijf minuten van suïcidaal naar een niveau van euforie
dat ge alleen krijgt van een gram cocaïne te veel of de wetenschap
dat ge uw vijanden gans vertrapt hebt. Ja, oorlogsbeelden, ik ben er
mee opgegroeid. Nooit oorlog meegemaakt, tenzij de sporen ervan, in
Bosnië, in Palestina, maar er is geen dag voorbij gegaan dat ik niet
iets over oorlog gelezen heb. Als ik een nieuwe taal leer, begin ik
ook altijd met de oorlogstermen, die ken ik rapper vanbuiten dan al
de rest. Als ik mij wil motiveren (maar dan vandaag toch even niet)
voor een ambetante situatie, moet ik ze hertekenen in oorlogstermen.
Een vriendin van mij versprak zich
laatst. Ze had het over een andere blogger en zei: 'die is ook
borderline'. Ik heb het niet zo voor labels. Borderline is niet:
hardnekkig zoeken naar een mentaal systeem en een organisatie van uw
leven waarbij ge u bijna altijd goed voelt, gelukszoekerij dus. Dat
is borderline niet. Dus dat label mag ook weer uit mijn nek geknipt
worden. Godver, nu heb ik mijn eigen toch het label 'gelukszoeker'
opgekleefd. Winter blues is het ook niet, want in de zomer had ik het
ook al. Het is niet snel genoeg vooruit gaan, het gebrek aan
zichtbare progress, en een gevoel van progress (ge ziet, de voertaal
van zelfhulpboeken is vooral Engels) gaat ge niet rap ervaren in een
ingeslapen dorp gelijk Erembodegem. Het is even niet kunnen opboksen
tegen de algemene stemming dat elk zelfstandig ondernemen, gedoemd is
te mislukken, de algemene stemming dat ge werk tegen uw goesting moet
doen, vooral in deze tijd. Het is ook te weinig optrekken met mijn
tekenaar. Maar dat zeg ik hem niet, want hij heeft voor de moment
zijn eigen zorgen. En hij leest mijn blog niet, want hij leest
eigenlijk niet zo graag. 't is dan ook mijn tekenaar.
't schrijverken is veerkrachtig, het
kan morgen al weer over zijn. 't hoort allemaal niet op een serieuze
blog. Mijn blog is gelukkig niet serieus, dus ik kan 't er toch op
smijten. Misschien geeft het troost aan een andere belegerde.
En het Nederlands van mijn vrouw gaat
er aan Thalyssnelheid op vooruit sinds ik dagelijks iets op mijn blog
zwier, dus 't zal wel voor iets goed zijn. Als ik dit aan de neus van
een psychiater moet hangen, kost het mij om de twee weken 50 euro en
dan heeft mijn broer niks om mee te lachen.
Gedronken :: Rape me, demo versio, Nirvana, cd 3 van 'with the lights out'
Verkrachters die verkracht worden. Uw
andere wang tonen als ze u al lappen. Al uw kwetsbaarheid op tafel
smijten, tegen uw aanvaller zeggen dat er niks meer kapot te doen is,
dat er niks meer is waar ze u zeer kunnen doen. De leerkracht in
'Detachment' zegt het ook, stop maar al met proberen op mijn
gevoelens trappen, want ik heb er allang geen meer over.
De verbondenheid met alle slachtoffers
overal ter wereld. Dat ge niet den enige zijt en niet eens 't
slechtst af zijt. Allez, kom dan maar op. Stamp mij een beetje. Het
doet allemaal niet zo veel meer. Als ge mot in een oppervlak water,
doet ge 't water ook gene zeer. Kurt Cobain werd eens aangevallen
door een geblokte reus. Die reus stampte hem constant op de grond. En
Kurt deed niks, buiten lachen, lachen, lachen. En vallen en lachend
weer recht kruipen. En die reus droop af, gefrustreerd.
Ach, rape me. Rape me, VDAB,
economische onheilsbrieven die mij dagelijks te pas en te onpas
bashen, de madame van de mutualiteit die mij een loser vindt, de dag
dat het woord loser is ingeburgerd geraakt, was zowat 't begin van 't
einde, zure mensen op den trein, die nog niet content zijn met hun
ambtenarenjobke, op den trein zijn 't altijd ambtenaren, behalve de
west-vlamingen, dat zijn noeste werkers, die travakken in de
privé-sector.
Allez, rape me, ik zit thuis te beven,
ook van kou, maar vooral van schrik, voor alles wat ik nog zou kunnen
kwijt spelen, en alles waar ik nog kan naast grijpen (die schrik is
erger), allez, rape me, beter van niks te voelen, dan schrik te
hebben. Als de tv mij dan toch wijs maakt dat ik af moet zien, door
absurde kapitaalsophoping, ben ik liever zo midden in 't gevecht. Ik
peins dat in een oorlog de slechtste momenten zijn als ge zit te
wachten. We kunnen 't niemand vragen, maar 't gevoel van bevrijding
als ge dan uw kop uit de loopgraaf steekt en vijftien interne
bloedingen later neerzijgt, is vast bevrijdend. Loden vrijkaartjes
voor het Nirwana. Gelijk Jonathan Alpert (da's de psyscholoog van al
die mannen op Wallstreet, ik dacht als ik nog eens een boek wil lezen
van een psycholoog, dan pak ik direct den best betaalde) die zegt dat
alle angst uiteindelijk angst voor 't onbekende is. En als 't gebeurd
is, dan kunt ge er geen angst meer voor hebben.
Allez, rape me, nog liever dan dat
dagelijks gebash met economische rampspoed en dat gevoel van niet
genoeg te zijn, te doen, te presteren, heb ik de apocalyps. Rape me
op repeat, als de Maya's gelijk hebben, de hele laatste dag van hun
kalender. En Jezus verschijnt op een tempel in Damascus. Als de
maya's kunnen gelijk hebben, dan kunnen de Bijbel en de Koran ook
gelijk hebben. Als de wereld vergaat, verschijnt Jezus op een tempel
in Damascus. Staat daar een tempel? Zet daar maar anders rap een
prefab tempel neer, daar zal nog wel net geld genoeg voor zijn. Als
ons het einde van de wereld beloofd wordt, moeten we die belofte niet
gaan saboteren. Een wereld voor de happy few, mag gerust vergaan, ik
wil zelfs sparen voor een fleske champagne om 't einde samen met de
superijken te kunnen vieren. Soms hebt ge geen goesting in geforceerd
optimisme. Ik zal maar een week niet naar 't journaal kijken. Ik kan
er duidelijk niet zo goed tegen.
Deze
blog kan niet de titel voeren: de ups en downs van een schrijverke,
zonder het over de downs te hebben.
Ik
zoek werk. Een half-time, deeltijds, 2,5/5, hoe ge 't ook wilt
noemen. Dat combineert het beste met mijn journalistieke, artistieke,
filosofische, literaire bezigheden waar de Staat zal over fronsen tot
ik een bestseller of een blockbuster op mijn naam heb en ze komen
kloppen om belasting te heffen op mijn jarenlange artistieke gewroet.
Ge zult als kunstenaar doorbreken en betalen, of gij zult wroeten en
scheef bekeken worden, als parasiet met te veel dromen.Of ge zult gewoon breken, dat kan ook.
De
VDAB is bijvoorbeeld bepaald niet blij met mij. Ze hebben daar het
concept 'tough love' voor mij uit de kast gehaald. Ik heb een
kunstenaarsstatuut. Naar 't schijnt. De meningen zijn verdeeld. Het
kunstenaarsstatuut bestaat namelijk niet. Het is een verhaal over al
dan niet vakjes kleuren op blauwe kaarten. Hopelijk heeft u er GEEN
ervaring mee.
Het
is een mooi systeem, ook al loopt het voor geen meter. Het is best
menselijk allemaal. De Staat geeft mij tijd om te wroeten zonder
honger te lijden. Als ik mijn calorie-iname terugschroef tot 1500
calorieën per dag, doe ik dat uit esthetische en ergonomische
overwegingen en in de hoop mijn vrouw te plezieren, niet door mijn kunstenaarsstatuut. En daarbij,
volgevreten schrijven, levert altijd logge literatuur op.
Ik
word wel eens afgeblaft bij de VDAB. Dat hoort bij hun job. Dat er
nogal verwarring is in de regels van dat kunstenaarsstatuut (dat
officieel niet schijnt te bestaan, naar gelang welke instantie je
raadpleegt). Als ik dat opmerk, word ik snel de mond gesnoerd.
Ik
ben een positieve mens. Als ge een genetische aanleg voor depressies
overwint, dan word ge misschien geen onverbeterlijke optimist, maar
toch een hardnekkige optimist. A king must see the good in any
situation, zegt de smeerlapkoning in Braveheart. Een ambitieuze
kunstenaar moet ook altijd 't goeie zien in elke situatie of ge kunt er beter direct mee stoppen.
De
VDAB had gelijk over enkele dingen. Mijn motivatiebrief, hoewel een
klein literair werkstuk, is als sollicitatiebrief niets waard. Ge
zoudt denken dat ik dat na het lezen van al die sollicitatieboeken (dank u, Lex, voor alle tips) ook zo wel had begrepen. Niet dus, ik was over de schreef gegaan, en had
mijn motivatiebrief net iets TE persoonlijk gekleurd. Formeel zijn is
nooit mijn sterkste punt geweest. Tenminste niet als ik een pen in
mijn knuist heb of een toetsenbord onder mijn vingers.
Nooit
gebruik van gemaakt, maar mogelijk: als ik naar een
sollicitatiegesprek ga, kan ik goedkope treintickets krijgen. 2 euro
heen en terug. Het lag op mijn lippen. Ik wilde vragen, krijg ik ook
korting als ik manuscripten instuur naar uitgeverijen? Dat kost mij soms
wel eens 150 euro om een stuk of acht uitgeverijen te bombarderen.
Omdat ik levend buiten wilde komen, heb ik het niet gevraagd. Het had
nochtans mooie literatuur kunnen opleveren. De wroetende kunstenaar
die onderhandelt over de vis bij zijn kunstenaarsstatuut.
Ze
zijn in zekere zin veel efficiënter bij de VDAB, dan algemeen wordt
aangenomen. Ik wil helemaal nooit meer daar op de beklaagdenbank
moeten zitten en als parasiet bekeken worden. Ik denk dat ik mijn
motivatiebrief ga ONTpersonaliseren, conformaliseren, mainstreamen, droogzwieren. Ze hebben mij daar
twee weken tijd voor gegeven. Een lief, klein affront. Ik ben
schrijver. Ik heb daar 20 minuten voor nodig, en twee uur als ik het echt
goed wil doen. Ik had ook wel voor een keer een idiote
sollicitatiestrategie geadopteerd: een passe partout motivatiebrief,
een CV goed voor alle markten en dan massaal insturen naar alles wat
een 'vlotte pen' als trefwoord had. Nein, nein, nein, zo werkt dat
niet. Als ge aan die vlotte pen een heel lange arm hebt, dan lukt het
misschien.
Vakjes
kleuren. Op blauwe kaarten. Denk dat ik dan toch liever
rapportkaartjes kleur, halftijds. 't is vraag en aanbod. Leerkrachten
zijn er tekort. En hoe sneller de leerlingen digitaliseren en
zichzelf uitzappen tijdens de schooluren, en ons onderwijssysteem
hopeloos de feiten achterna holt, hoe meer er leerkrachten tekort
zullen zijn. Dus als ik echt rap zo'n halftijds wil hebben, moet ik
vooral Nederlands willen geven. In Brussel. Het oudercontact is als
leerkracht bijna even brutaal als zo'n VDAB-verhoor, maar het betaalt
toch beter en het sociale stigma blijft iets kleiner. En alle verdere
inspiratie voor www.verkrijt.net
is natuurlijk altijd welkom.
Ook
heb ik van andere schrijver-leerkrachten wel eens de tip gekregen:
print je manuscripten op de schoolprinter, dat scheelt heel wat.
En zo
gaan wij moedig voorwaarts. Bekeken worden als parasiet, dat hoort er
bij, vooral in 't begin. Het verbindt u innig met alle andere
beroepen waar ze in onze maatschappij zo hun neus voor ophalen. Ik
zal later, als Vrouwenalfabet verfilmd is -mijn serieus werk moet
natuurlijk niet rekenen op een verfilming- en er veel volk gegaan is
naar die 'platte film', met veel plezier mijn belastingen betalen. En
in mijn hart zal al dat belastingsgeld integraal naar zowel onderwijs
als kunstenaarsstatuten van koppige wroeters gaan die hun dromen
nooit verraden.
En Kurt Cobain had niet eens een kunstenaarsstatuut. En zie hem hier eens lachen, al die jaren voor Nevermind. Ge hoort mij dus niet klagen. En mijn ego heeft zo om de maand toch wel eens een knipbeurt nodig, want dat groeit anders toch gelijk zot.
Waarom ik de rest van de week een zombie ben (helaas niet in een blockbuster)
De niet commerciële titel: Gelezen :: The Road, van Cormac McCarthy
Ge
zijt pas halfweg als de vetzak snurkt.
Bussen.
Ik haat ze. Bussen van De Lijn, hier in de rodina, het moederland
dus, vermijd ik altijd. Al moet ik vijf kilometer te voet gaan of
meer. Want die bussen voerden mij vroeger naar 't school. En dat
ervaarde ik elke ochtend als een enkeltje Buchenwald. Ge kunt dat
overdreven vinden, ge kunt dat pathetisch vinden, maar het was toch
zo, als overgevoeligaard beleef ik mijn wereld nogal hysterisch.
Maar
soit, bussen dus.
Om
de 1200 km naar mijn vrouw te overbruggen kan ik soms niet anders.
Het
gebrek aan beenruimte, zelfs voor een vestzakschrijver gelijk ik,
veel te weinig, de geur van een turnlokaal waar wel eens gekotst
wordt en de turnleerkracht elke dag rauwe look kauwt, claustrofobie,
licht dat nooit goed zit, schabouwelijk slechte filmprogrammatie, de
onmogelijkheid van slaap, zingende Tsjechen, jengelende kleuters en
snurkers.
Niks
tegen dikke mensen. Ik ben het zelf geweest. Het is rot. Ge wordt het
snel en onverwacht. En vermageren is moeilijk. En sommige mensen
kunnen er ook gewoon niks aan doen. Ge moet maar malchance hebben met
uw hormonen.
Het
chips vretende boeddhabeeldje achter mij, leek er mij wel iets te
kunnen aan doen. Het zal wel een vooroordeel zijn, maar ik had het
direct gedacht toen ik hem zag. Die gaat snurken. Hij had alle
tekenen. Hij had geen boek bij, niks om zich bezig te houden, buiten
zakken chips dan en hij zag er niet verveeld uit. Er zijn van die
mensen die zich nooit lijken te amuseren, maar zich ook nooit lijken
te vervelen. Ze hebben de benijdendswaardige eigenschap dat ze in
alle omstandigheden altijd direct in slaap vallen. Ze zien er altijd
een beetje uit als grazende koeien. Maar ik heb toch liever koeien.
Die snurken niet.
Mijn
maat had mij meerdere keren aangeraden om oordoppen mee te pakken.
Niet dus. Ik ben hardleers in die dingen. Ik vergeet ook bijna altijd
een kussen mee te pakken. En dus zie ik af. En lees ik. 1200 km lang.
Zo'n bus is gelijk een leeszaal met een SS-opzichter voor mij. 't is
lezen of de verveling voelen, de kwelling van willen slapen, maar
niet kunnen.
En
dus vreet ik nogal wat pagina's. Om het een beetje ironisch te
houden, las ik onder andere The Road,
van Cormac McCarthy. U heeft misschien de film gezien. De film is
minstens zo goed als het boek. Zelf vond ik de film zelfs (nog)
pakkender. Het einde blijft idioot, maar het is een goed boek.
Ik
slaap geen minuut echt op zo'n bus. Echt slapen doen de personages in
The Road ook
niet. En aan hun road lijkt ook nooit een einde te komen. Hun doel is
gewoon de zee bereiken. In de heenreis naar mijn vrouw heb ik ook
zo'n schoon doel voor mij, de zee van haar vrouwelijke schoonheid,
zowel vanbinnen als vanbuiten. In de terugreis heb ik dat schoon doel
een pak minder. Dan is er vooral de elasticiteit van fysieke
verknochtheid die gerekt wordt. En dat in een bus dat gelijk een
middeleeuws rektuig op wielen is, maar dan omgekeerd. Ge wordt daar
niet uitgerekt, maar ineengekrompen, ingebokst, uit de kom
geschudderd, verkabouterd.
Over
wat er zo schoon was bij aankomst, kan ik niet uitwijden. Mijn vrouw
is in tegenstelling tot ikzelve gesteld op privacy. Ikzelf heb
helemaal niks met privacy. Ge moogt 't allemaal weten van mij. Wat
zou ik bij God te verbergen hebben? Maar zij is anders, zij vindt dat
er magie verloren gaat als ge alles met iedereen deelt. Voor mij dus
niet, want alles delen, dat lukt toch niet, hoe hard ge ook probeert.
Hoe zou ik u nu kunnen vertellen hoe dat voelt om haar in mijn armen
te hebben? Een heel weekend, een veel te kort lang weekend, vier
dagen lang, met zeer korte pauzes om te eten en de zoveelste stad te
bezichtigen die mij niet interesseert, ik wil alleen haar
bezichtigen. Het zou meer dan één blogpostje vereisen om een klein
beetje mee te geven wat dat zo wil zeggen voor mij: mijn vrouw huid
op huid bij mij hebben, inademen, soortement opvreten, mij bijna
letterlijk in haar begraven (en dan heb ik het veel meer over een
echte begrafenis dan over seks)
Het
woord seks is gevallen, dus ik ga 't over iets anders hebben, want ze
heeft niet graag dat ik daar over schrijf. Boekidee 55.603, waarin
ikke tien prostituées zou interviewen over hun ambt, heeft ze vrij
uitgesproken getorpedeerd, nog voor ik één voet in 't glazen
straatje te Gent had gezet. Nochtans voel ik dat het een goed plan
is. Ik ben bang in prostitutiebuurten. Bang om aanzien te worden als
ene die er moet voor betalen. Heb er nochtans een jaar op kot
gezeten, maar dat was een vrij valabel excuus, en toen ik het kot
huurde, dacht ik dat het glazen straatje wilde zeggen dat er daar
veel winkelruimten waren. Niet dus. Het is toen nooit bij mij
opgekomen om te gaan interviewen. Ik kwam net van school af.
Initiatief dat knijpen ze daar vakkundig uit u. En zo lag de
literatuur godver om de hoek te wachten om geschreven te worden en ik
zat Anna Karenina
te lezen. Dan nog gewoon in 't Nederlands. In 't Russisch had ik er
nog IETS van geleerd.
Mag
het gezegd worden? Anna Karenina
is een kutboek. Nèh. Een kutboek. Het enige wat het minder kut had
kunnen maken, was als er meer kut in voorgekomen was. Zo'n braaf
boekske. En lang. En saai. Waarschijnlijk is 't alleen zo lang, omdat
als ge in den tijd van Tolstoj naar uw vrouw reisde op 1200 km
afstand, ge niet toe kwam met zo'n dun boekske gelijk The
Road. Ocharme 200
pagina's.
Fuck
you, Anna Karenina, ik vond Madame Bovary
veel beter. Al is de boodschap hetzelfde: vrouwen willen doorgaans
wat ze niet kunnen hebben. Nee, vrouwen willen kunnen iets willen dat
ze niet kunnen hebben. Even herhalen, want 't is voor ene keer geen
typfout: vrouwen willen iets kunnen willen dat ze niet kunnen hebben.
Serieus waar. Niet allemaal, maar een bepaald type vrouw is zo. Mijn
vrouw is bijvoorbeeld niet zo. Daarom vind ik haar zo verdomd
fascinerend. Ze heeft wat ze wil en ze is daar onwerelds content mee.
Als iemand de laatste tevredenheid wil bijeen puzzelen, moet die
persoon zich dringend begeven tot mijn vrouw, want zij heeft nog een
beetje. Een beetje veel, voor zo een slanke madame.
Zelf
ben ik altijd wat bang geweest van tevredenheid. Tevredenheid dat wil
ook zeggen dat ge niet rebelleert. En al te schreeuwerig rebelleren
gaat mij niet af, ik ben toch vooral zo'n salonkamerrebel, maar niet
rebelleren dat gaat mij nog slechter af. Dus nee, tevredenheid, het
gaat niet. Maar ik draag doodgraag bij tot de tevredenheid van mijn
vrouw. Ge moet haar eens zien groeien als mens, als ge liefde kunt
geven aan een vrouw die dat apprecieert. Ik laat mij al eens
wijsmaken dat westerse vrouwen dat niet meer kunnen, zich laten
beminnen. Ik heb in geen jaren iets gehad met een westerse vrouw, dus
ik kan het u niet vertellen. Het zal wel zever zijn. Maar ik beklaag
mij niet dat ik 1200 km moet reizen om mijn vrouw te zien, want ik
zie hier nooit een vrouw, die zo vrouwelijk is als ginder, in den
Oost. Ja, wel in Charleroi, als ik geland ben, en één van die
Slowaakse langpootmuggen (die meer bloed geven, dan zuigen, en 't
pikt niet) mij de weg vraagt. Dan weer wel. Ik weet niet goed wat ze
ginder anders doen met vrouwen, maar ze hebben van alle markten
altijd 't beste in huis. Misschien omdat ze in den Oost zo veel
ervaring hebben opgebouwd met aanschuiven voor winkels. Kijk zie, er
kan nog een anticommunistisch grapke af. Dat is gelijk negers die
mekaar niggers mogen noemen, als soortement marxist (ge moet op
mij geen label plakken, ik ben geen potteke van de apotheker) mag
ik daar mee lachen he.
Maar
dus het punt. Nee, er is geen punt. Ik heb twee keer kort naeen een
ganse nacht niet geslapen, twee keer kort naeen 20 uur bussen, van de
ene in den andere, mijn concentratie is nog slechter dan anders, ik
slaapwandel de rest van de week nog om wat te recuperen. Het ligt
niet zozeer aan weinig slapen, dat ben ik redelijk gewend, het ligt
aan in die bus zitten, aan slecht eten, aan veel koppijn, aan een
boel ergernis aan snurkende chipsfanaten, aan een reeks folterfilms
(twilight, harry potter, united 93) op die bus.
Met
mijn vrouw in bed, spelen op de achtergrond ook altijd films. Om enig
gekraak te overstemmen. Ofwel het kraken van de vorst buiten of dat
van het bed binnen of omdat we allebei de gewoonte hebben om iets te
moeten zien als we eten. Ook rotslechte films. Gelijk The Vow, The
girl next door, the Notebook (de enige film over dementie waar ge
dement van wordt) en onbedoeld toch weer dolkomisch: the war of the
worlds.
En
dat is louterend, zo'n flutfilmruis op den achtergrond. Ge kunt grof
geld verdienen met brolverhaatjes te schrijven, dan moet ge toch
minstens uw boterham kunnen verdienen met doorwrochte verhaaltjes,
nee? En voor even hebt ge hoop dat ge toch kunt leven van die pen. Ge
kunt altijd nog verhuizen naar Hollywood en een shitverhaal schrijven
over een vampier die dementeert en niet meer weet dat zijn dochter
ook zijn tante is of zoiets, met veel detail voor kostumering. Er is
altijd een plan B. Of was dat al plan V?
En
zelfs in die shitfilms wordt men al eens kwistig met de filosofie die
ge hier wel eens geleverd krijgt door de Bond Zonder Naam. In Girl
next door vragen ze: is
the juice worth the squeeze?
Ik kan even geen bussen
meer zien. En ik heb weer de heilige eed gezworen dat ik nooit nog in
zo'n bus stap voor 20 uur. En mijn maat heeft weer gezegd: jongen,
binnen de maand zit ge daar weer op. En gelukkig is hij één van
die weinige maten, die ik zonder veel wrevel gelijk kan geven.
En
The Road
is een goed boek. Dat u iets leert waar ik zowat dagelijks voor buis:
de kleine dingen appreciëren. In de post-apocalyptische wereld van
The Road
wordt een klein beetje eten, fruit uit blik of wat champignons, plots
een groot festijn. Het zou schoon zijn moesten we dat met z'n allen
vaker kunnen, die kleine dingen appreciëren. Ik kan het dus niet,
dus ik kan er niemand toe verplichten. Maar ge hoort mij komen: als
ik bij mijn vrouw ben, kan ik het toch weer wel, dan moet de
zweterige tredmolen van de ambitie heel even niet draaien, even geen
bij het haar getrokken napoleontische wensdromen, en dan is er die
ouwe zak in the Notebook
die in de intro zegt: ik heb nooit iets speciaals gedaan, tenzij
één iemand echt graag gezien, en voor mij is dat altijd genoeg
geweest
Hij
schopt in mijn ballen met zo'n uitspraak. Als ze in 'Troy'
aan Achilles voorstellen: leven en braaf een gezinneke stichten, of
vertrekken naar Troy en zeker dood gaan, maar nog een paar duizend
jaar herinnerd worden, dan snap ik veel te goed waarom hij direct
vertrekt. Ik zou ook nog nooit mijn bagage bij elkaar gegooid hebben
bij zo'n voorstel. Maar, ja, ge weet het al, bij mijn vrouw kruipt
dan toch de twijfel binnen. Haar graag zien, is misschien toch het
beste dat ik ooit zal presteren. Niet dat er veel prestatie aan is,
want het gaat vanzelf, zelfs de haat tegenover skype, zelfs de
bushaat, de reisangst, de gemiste slaap, de gemiste driften, al dat,
het gaat allemaal gemakkelijker dan ik graag beklaag.
Ik functioneer de rest van de week niet, en ik kan de wallen onder mijn ogen weer bezigen als beenwarmers, maar the juice was very much worth the squeeze.