De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
29-03-2009
Zomerse groeipijn: deel 13
Ah, het militaire genie is gearriveerd, schreeuwt één van
de mannen als Boelie het café binnenkomt, waarop een salvo van luid, overdreven
gelach volgt.
Hij zegt niets en gaat tussen Pieter-Jan en Randy in zitten.
Maryam en de rest schuiven bij. De nieuwe speler krijgt snel de regels van het
spel uitgelegd. Randy wil weten hoe hij dit nu gaat oplossen. Ze staan acht
veldslagen achter.
Boelie ziet er aan tafel echt klein uit, ineengezakt en erg
rustig, niet bepaald het beeld dat je zou verwachten van een sluw strateeg.
Jullie hebben jullie te veel laten vastpinnen op
geografische gegevens. Jullie hadden vaker moeten terugtrekken zonder strijd te
leveren. Een stad verliezen is niets, zolang jullie soldaten in leven blijven
én hun bewegingsvrijheid behouden.
En wat stel jij dan voor?, vraagt Pieter-Jan. Hij wist op
voorhand dat hij zich zou ergeren aan het nonchalante, zelfingenomen strategie-is-kinderspel
toontje van Boelie, maar liever dat, dan nu verliezen.
Frontverkorting, gebruik maken van interne linies en
samentrekken. Elastisch verdedigen. In de touwen hangen als een bokser en
wachten op de zwakte van de tegenstander om eens flink uit te halen.
Vanaf nu dirigeert Boelie de tinnen soldaatjes. Nico ziet
weinig heil in de niet al te orthodoxe moves van Boelie. Hoe kunnen we nu nog
winnen? Je geeft in één beurt een derde van ons gebied op, zonder slag of
stoot.
De tegenstanders
lachen zich haast een breuk en nemen alle vrijgekomen terrein ogenblikkelijk
in. Een echte wereldveroveraar, die vriend van jullie. Petje af, hoor.
Boelie negeert alle commentaar, vriend of vijand, het
schijnt hem niets uit te maken. Hij zit er schijnbaar verveeld bij, met één
hand onder zijn kin, houdt hij het bord in de gaten.
Terwijl de tegenstanders discussiëren over hun volgende zet,
mompelt hij af en toe enkele opmerkingen.
Als ze verder willen oprukken, zegt hij: Jullie
bevoorradingslinies worden zo natuurlijk wel erg lang en fragiel. Ik zou dan
maar eerst mijn cavalerie uitschakelen.
Als ze opteren om hun gewonnen terrein te consolideren, zegt
hij: Hoe langer jullie wachten, hoe meer tijd ik heb om mij te herstellen
natuurlijk. Als jullie na tien jaar mijn steden niet bezetten, win ik toch, hé?
Maryam lacht en in het Nederlands zegt ze: Les nummer 1 als
je tegen Boelie speelt: stop was in je oren en luister nooit naar wat hij zegt.
Terwijl de rest ongevraagd meer te weten komt over hun
gastheer, rapen Benjamin en Willem kiezelsteentjes.
Gelukkig slapen Maryam en Boelie aan de straatkant.
De steentjes suizen door de nacht en tikken tegen het raam.
Jij legt het uit aan Maryam, zegt Willem jou kent ze het
minst goed, tegen jou zal ze zich niet zo boos maken.
O, nee, jij legt het uit. Jij kent haar al langer, jij weet
beter hoe ze is.
Verdomme, eigenlijk zou Pieter-Jan dit moeten doen. Het was
zijn idee om te spelen.
Ik dacht eigenlijk dat Randy ons overtuigd had om het er op
te wagen.
Willem schudt afkeurend met zijn hoofd.
Tss, die kerel blijft altijd op de achtergrond, maar
ondertussen beïnvloedt hij de zaken toch maar mooi.
De twee raken zo onderhand door hun voorraad
kiezelsteentjes.
We kunnen ook aardkluiten proberen, stelt Benjamin voor.
Willem is voorzichtiger.
Denk je niet dat de ruiten daar van breken?
De nieuwe aanpak is gelukkig niet meer nodig, het raampje
zwaait open en daar verschijnt Maryam in haar witte nachthemd.
Zeg, Tsoempis gaat het? Boelie gooi maar.
Maryam doet een stap opzij en maakt plaats voor haar vriend.
Benjamin en Willem duiken in het gras, plat op hun buik. Net
op tijd. Een nachtemmer scheert rakelings boven hun hoofden. Gelukkig is de ouderwetse
pispot leeg.
En kunnen jullie nu zeggen wat de bedoeling is? Als ik moet
beneden komen krijgen jullie alle twee een mep!, roept Maryam van boven.
Benjamin zegt op fluisterstem, maar toch luid: We komen
voor Boelie. De rest zit nog op café en we hebben een beetje problemen.
Los het zelf op. Het is verdomme al bijna ochtend
Willem doet snel de hele uitleg. Boelie kijkt Maryam aan en
zegt dat hij echt moet gaan, want dat ze op hem rekenen. Maryam is niet
tevreden.
Jouw vrienden zijn veel te belangrijk voor jou. Geen enkele
vrouw zou dat pikken.
Boelie bezweert haar dat zij altijd op de eerste plaats
komt. Hij vraagt haar om mee te komen, dan kan ze supporteren.
Nee, dat zeg je maar om mij te paaien. Je gaat liever
alleen, dus ga maar. Hop, ga je maar amuseren met de rest van de kleine
kindjes.
De jongeman springt in zijn kleren, die typisch voor hem,
als een soort slangenhuid op een hoopje op de vloer liggen. Hij maakt zich
kwaad en zegt dat hij echt graag wil dat ze nu meekomt. Als ze gewonnen hebben,
kunnen ze daarna nog samen een stapje in de wereld zetten.
Je kan warme chocomelk drinken
Denk je dat ze dat hier hebben?
O, vast wel. Als ze chocolade hebben, moeten ze ook
chocomelk kunnen maken.
Het meisje, verzot op zoet, is overtuigd. Tien minuten later
staan Maryam en Boelie beneden. Willem en Benjamin zijn op van de zenuwen.
Kom mee nu, die kerels zagen er tegen het einde echt wel
gevaarlijk uit.
Ondertussen wordt de sfeer in de kroeg er alleen maar
grimmiger op. Met de armen gevouwen over de borst, kijken de mannen uit naar de
komst van de vermeende Deus ex Machina. In afwachting van Boelie, wil
Pieter-Jan de atmosfeer een beetje bevrijden van spanningen door over iets
luchtigs te beginnen. Aan de muren van het café hangen grote houten borden met
daarop gevangen vissen gepind. P-Jay wijst op een geweldig exemplaar, een
imposante snoek, en vraagt:
Een echt prijsbeest, zeg. Heeft iemand van jullie die
gevangen?
Er komt geen antwoord en de omstanders fixeren hun blik op de
spreker.
Die probeert nog met:
Komen jullie hier vaak?, maar ook die vraag brengt geen
dooi teweeg.
Nico vraagt of ze naar het toilet kunnen, in het Nederlands
zegt hij tegen zijn metgezellen: Misschien komen we via een raam in het toilet
wel weg, nee?
Toiletbezoek is toegestaan, maar dan enkel één per één.
Nico springt al recht, maar Pieter-Jan houdt hem tegen: Samen
uit, samen thuis, makker.
Ja, zeg, het was niet mijn idee om voor geld te spelen, hé.
Wachten tot Boelie komt, beveelt P-Jay.
Sorry hoor, maar wat kan die nog doen? We hebben al acht
veldslagen verloren en we moeten hem eerst nog de regels uitleggen, zegt
Randy.
Boelie geeft die mannen wel het nakijken, wacht maar.
Nico blijft zeuren. Ons lot in handen leggen van dat kleine
ventje? Het is ver gekomen.
Pieter-Jan is vol vertrouwen.
Klein maar dapper
Ik ben benieuwd, zucht Randy.
Een van de mannen is het wachten ook beu:
Zeg, als die vriend van jullie niet snel komt, spelen we
door, hoor. Geen medelijden. Waar wonen jullie eigenlijk? Moet die kerel van
ver komen?
Wij logeren bij mijnheer Frank Bolivar Buckner. Dat is
twintig minuten stappen van hier.
Bucky Blabber-mouth? Haha, logeren jullie bij Frenzy
Franky? Die is goed., lacht er een.
Wat, wat?, vraagt een andere gretig.
Boys, hoor de laatste stoot van edele heer Buckner. Hij
heeft een stel buitenlandse bedelaars in huis genomen. En heeft hij jullie
hoofden al op hol gebracht met wilde plannen?, vraagt de luidste van de groep.
Of heeft hij jullie al verteld van zijn vrijkoopsysteem?,
lacht een andere. Die naïeve dwaas.
Wat voor vrijkoopsysteem?, wil Pieter-Jan weten.
Haha, daar heeft hij wijselijk over gezwegen, buldert een
dikke man. Die onnozele hals had vorige jaar een nieuw plan uitgedokterd. Hij
ging zijn slaven elke week 1 obloon uitbetalen en die konden ze dan sparen om
zichzelf later vrij te kopen. Als ze dan zogenaamd vrij waren, kocht Frank met
hun vrijkoopsom een stukje land voor hen, natuurlijk in de buurt van zijn eigen
plantagegrond. Op zich misschien een tamelijk slim plan, alleen was er één
probleempje. De dinks zopen hun obloon meteen op. Twee weken heeft hij het
geprobeerd. En twee weken na elkaar lagen zijn dinks lam gezopen in het hooi. Tot
zo ver het vrijkoopsysteem van Frenzy Franky.
Pieter-Jan wil hun zucht naar vertier niet laten saboteren
door een geldkwestie.
Muggenzifter. Geld is het enige ter wereld dat je altijd
kunt krijgen.
De vijf stappen een klein café met aan de straatkant een piepklein
raampje waar een enkele kaars staat. Binnenin is het echter een stuk ruimer. Er
staan grote houten tafels met lange, zware banken. De ruimte is opgedeeld in
twee, met twee aparte togen. Willem is wat teleurgesteld.
Ik had gehoopt op een live band, maar muziek mag ik
waarschijnlijk op mijn buik schrijven
Aan de tafeltjes zitten uitsluitend mannen. Eenzaten die
treurig in hun kroes bier turen, hier en daar groepjes die spelletjes spelen
voor geld.
Spijtig dat Boelie niet mee is, anders kon die wat geld
voor ons incasseren. De spellen die ze hier spelen, lijken mij wel zijn smaak.
De vijf nemen plaats aan een tafel. Wat doen we als ze onze
bestelling komen opnemen?, vraagt Randy op waarschuwende toon. Pieter-Jan
blijft kalm.
Ach, we zien wel. Misschien moeten we wel zelf naar de toog
en anders kunnen we misschien op krediet drinken.
Nico draait ostentatief verveeld met zijn vingers. Ja ja,
hier zijn we dan.
We kunnen ook zelf voor geld spelen, hé. Niet alleen Boelie
heeft verstand van strategie, stelt Randy voor.
De vijf gaan akkoord, spelen voor geld maar. Ze tikken twee
van hun spelende buren aan en doen een voorstel.
Zeker, zeggen de mannen, vijf oblonen per verloren
veldslag en geen gezeur of dat kost je een vinger. In principe kun je het spel
winnen, terwijl je toch geld verliest. De winnaar van het spel wint namelijk
niet noodzakelijk de meeste veldslagen. Maar goed, dat gebeurt zelden.
O jullie kennen het spel niet. We spelen Revolutie, luidt
het antwoord. Het ziet er ingewikkeld uit, maar de regels zijn vrij simpel. De
ene partij is het leger van de koning, de andere partij zijn de opstandelingen
van de Vrije Democratie. De Vrije Democratie heeft pas kans om te winnen als ze
hulp krijgen uit Auburië. Als het leger van de koning na tien jaar oorlog niet
alle steden van de Vrije Democratie ingenomen heeft, winnen de opstandelingen.
Zijn jullie maar de Royalisten, die hebben het meeste kans om te winnen.
Pieter-Jan aanvaardt de uitdaging. Klinkt leuk, als jullie
ons eerst goed de regels uitleggen, doen we mee.
Het speelbord ziet er prachtig uit. De speelfiguren zijn van
tin, er zijn kleine houten forten en koperen kanonnen. Op de map zijn rivieren,
steden en wegen aangeduid.
Randy vraagt of de soldaten ook per spoor kunnen rijden. Hun
tegenstanders zijn geamuseerd.
Treinen? Ten tijde van de revolutie? Waar heb jij school
gelopen?
Randy trekt zijn schouders op. Ja, het had gekund hé. Wist
ik veel dat het een historisch spel is.
De beslissing om te spelen, draait meteen erg fout uit. Na
anderhalf uur, zijn de vijf al veertig doblonen schuldig aan hun tegenstanders.
De tegenstanders ervan overtuigen dat het eerste spelletje maar een testronde
was, lukt niet. De vijf staan voor de keuze: ofwel ogenblikkelijk betalen,
ofwel door spelen tot het einde, maar dan verhogen ze wel de inzet: tien
oblonen per verloren veldslag.
Hun twee tegenstanders hebben zich ondertussen laten
versterken door een viertal potige vrienden, zogezegd om toe te kijken op het
eerlijke spelverloop. De jongens voelen zich benauwd ingesloten.
Pieter-Jan ziet maar één oplossing: We moeten Boelie naar
hier halen.
Willem ziet graten in die redenering. Boelie nu wekken?
Ja, en wat dan nog? Boelie krijg je altijd warm voor een
strategiespel.
Boelie wel, maar Maryam vermoordt hem als hij midden in de
nacht nog uit gaat.
Randy en Nico bevestigen.
Pieter-Jan vindt dat ze niet moeten dramatiseren. Als
jullie de situatie uitleggen, heeft ze er vast niets op tegen. Misschien
streelt het zelfs haar trots dat we haar Boelie nodig hebben als reddende
engel.
Als de tegenstanders horen dat ze er iemand in hun plaats
willen laten spelen, verhogen ze de inzet tot vijftien oblonen per verloren
veldslag.
Willem en Benjamin staan op en keren vliegensvlug terug naar
Beauregard. Ze rennen zo hard als ze kunnen door de straten en komen hijgend
aan bij het herenhuis.
Nog een kleine vraag, zegt Willem puffend, terwijl hij
tegen de tuinmuur leunt, hoe raken wij terug binnen? De slaven zullen de
sleutel wel niet onder de mat gelegd hebben, juist?
Frank was moe van een drukke dag in de stad en is al naar
bed. Elke en Dieter hebben zich ook al teruggetrokken. De twee gaan morgenvroeg
samen met hun gastheer een grote rit maken doorheen de streek en achteraf
brengen ze een bezoekje aan Shorty McLeary, een belangrijke paardenhandelaar.
Grappig, zegt Benjamin, Ieren heb je hier dan weer wel.
De overblijvers zijn nog lang niet moe en een snelle
rondvraag wijst uit dat ze allemaal het meeste zin hebben in een stevig feest.
Een echt volks feestje in een bruin café, yupla! roept
Benjamin enthousiast uit.
Bij een feest in deze streek stel ik mij eerder een stijfdeftig
bal voor, werpt Pieter-Jan tegen. Hoewel, door hun preutse literatuur en de
patriarchale structuur van hun samenleving, vermoed ik ook wel een immense opgekropte
seksuele geladenheid.
Zie je wel, ik ben niet de enige die vindt dat hier een
verborgen seksklimaat heerst.
Pieter-Jan gaat verder.
Er moeten hier zeker buurten zijn met cafés waar op dit uur
ambiance is. Kom aan, dit is een havenstad. Het zou pas vreemd zijn, moest hier
geen nachtleven zijn
Nico herinnert iedereen aan de taferelen op de nationale
feestdag.
Hebben jullie gezien hoe iedereen toen uit de bol ging? Ik
heb toen zelfs blanken met dinks zien kussen. Toen stelde ik mij daar
natuurlijk nog geen vragen bij.
Benjamin ruikt een feestje en leeft helemaal op.
Op zoek naar de uitgaansbuurt!
Randy blijft alles eender, dus die volgt. Willem heeft enorm
veel zin om te dansen.
Moeten wij Frank niet verwittigen dat we de stad in
trekken?, vraagt Randy.
Nico stelt zijn maat gerust.
Ach, nee, hem wekken voor zoiets! En trouwens, wij zijn
toch oud en wijs genoeg om te gaan en te staan waar wij dat zelf willen?
De dienaren zeggen geen woord en starten al met de opkuis.
Ik heb anders zon bleekblauw vermoeden dat meester Frank
straks al weet dat enkele van zijn gasten de bloemetjes buiten zetten, merkt
Pieter-Jan op.
Nico is niet overtuigd.
Hoe dan?
De binnenhuiselijke tamtam zal zijn werk wel doen
Ze laten het echter niet aan hun hart komen. Wat kan Frank
er uiteindelijk ook op tegen hebben? Langs de poort van de tuin, verdwijnen ze
de stad in. Het is een heldere nacht en de jongens vinden makkelijk hun weg in
het donker. Eens in het stadscentrum zijn de straten verlicht met lantaarns.
Ik stel voor dat we de eerste de beste kroeg
binnenwandelen.
Iedereen is akkoord met Pieter-Jans voorstel, alleen Randy
heeft een kleine bedenking:
Euhm, alles goed en wel, maar hoe denken jullie straks te
betalen? Niemand van ons heeft een cent op zak.
Frank laat een krat appelcider aanbreken en zorgt er voor
dat de glazen van zijn gasten beschermelingen is eigenlijk de correcte term
steeds gevuld zijn. De negen luisteren naar monologen van hun mecenas.
Benjamin en Boelie vragen ondertussen permissie om naar de
bibliotheek te gaan. Ze raken het niet eens over iets en willen een en ander
opzoeken, beweren ze. Maryam vraagt haar vriend om niet te lang weg te blijven.
Dienaren plaatsen olielampjes op een centrale tafel in de
grote kamer die propvol boeken steekt. De onderste rekken staan vol fictie,
maar met een trap kom je bij de sectie non-fictie. Om zich bij te lichten lopen
de twee vrienden langs de rekken met een kleine kandelaar in hun hand.
Ok, en nu eens zien hoe parallel de geschiedenis van deze
wereld nu eigenlijk loopt.
De verschillen blijken al snel veel groter dan gedacht. In
de oudheid zijn er bijvoorbeeld veel minder verschillende volkeren en de
periodieke indeling van de geschiedenis verloopt volstrekt anders. Een figuur
als Alexander de Grote lijkt wel onbestaande. Boelie ontdekt tot zijn spijt dat
er niets in de geschiedenis hier vergelijkbaar is met de Punische oorlogen.
Na een uurtje brengen de twee onderzoekers verslag uit aan
elkaar. Boelie begint.
In deze wereld lijken ze de middelleeuwen wel over te
slaan. Er is geen breukmoment tussen wat je oudheid noemt en nieuwe tijd. En in
Auburië, vergelijkbaar met Europa, bestond tot vijftig jaar geleden ook
slavernij. Heel vreemd is dat deze wereld geen negers schijnt te kennen. Het
mongoloïde ras is sowieso ondergeschikt aan de anderen en als je geen
spleetogen hebt, behoor je tot het blanke ras. Vandaar dat Maryam hier geen
discriminatie ervaart. Tenzij natuurlijk op basis van haar geslacht, want de
emancipatie van de vrouw is hier nog lang niet in zicht. Ook op godsdienstig
vlak zijn er sterke verschillen. Ze kennen bijvoorbeeld geen Jezusfiguur.
Benjamin vult aan.
Dit continent, vergelijkbaar met Amerika, was leeg. De
blanken hebben niet eerst de indianen moeten verdrijven. In dit land spreekt
men voornamelijk Engels, in de buurlanden spreekt men Frans en Spaans. Wat de
godsdienst betreft heb je gelijk, er is geen sprake van Jezus, de Islam bestaat
hier trouwens ook niet. Ik heb wel gelezen over godsdienstige stromingen die
erg vergelijkbaar zijn met boeddhisme, maar dat geloof is niet wijdverspreid.
In dit land gelooft men in één God, maar er zijn veel verschillende
strekkingen. Die hebben lang strijd gevoerd, maar op religieus vlak heerst er
in dit land vrede.
Heb jij iets speciaals gevonden over technologie?
Benjamin zegt van niet. Naast zijn eigen observaties op
straat, heeft hij daar weinig zicht op. Erg vergelijkbaar met onze 19de
eeuw, is zijn voorzichtige conclusie.
Boelie vraagt zich af of ze tegen Frank niet gewoon de
waarheid kunnen zeggen. Dat ze uit een andere dimensie komen. Benjamin is
tegen. We kennen hem nog te slecht, we kunnen nu onmogelijk inschatten hoe hij
daar op zou reageren.
Hun gesprek wordt echter onderbroken door voetstappen op de
gang. Boelie weet al hoe laat het is.
Boelie, ben je bijna klaar? Ik zou graag gaan slapen.
Benjamin vraagt of zijn vriend dat niet ergerlijk vindt, dat
hij steeds rekening zo rekening moet houden met de noden van een ander.
Nee, antwoordt Boelie, ze is echt absurd schattig en
lief. En trouwens, binnen mijn relatie schenk ik weinig aandacht aan mezelf,
maar ironisch genoeg, zou ik zonder haar, nog minder aandacht aan mezelf
besteden.
Benjamin snapt het niet echt. Dat moet je mij toch eens
beter uitleggen.
Later
Boelie klapt zijn naslagwerk op en gaat op zoek naar zijn
vriendin.
Op de gang hoort Benjamin Maryam nog vragen: Is dit nu een
moment om in boeken te neuzen?
Soms hang ik graag de nerd uit, verdedigt Boelie zich.
Doe dat dan overdag, op een normaal uur
Het jonge koppel duikt hun slaapkamer in en Benjamin gaat
terug buiten bij de rest. Daar worden al weer andere plannen gesmeed.
Na al weer een tot in de puntjes verzorgd diner, keren ze
terug naar de veranda. Het is valavond en Frank laat de dienaren staande
kandelaars naar buiten brengen. Op zware houten stoelen zitten ze rond een
tafel. De meisjes hebben kussentjes gekregen. Op tafel staan schalen vol met
rozijnen, pindanoten (goobers, zoals hun gastheer ze noemt), bosbessen en
frambozen.
Boelie duikt op de bosbessen. Hij heeft ooit gelezen dat
bodybuilders die vaak eten, omdat ze goed zijn voor de spieren.
Ik zie dat je nog steeds compensatiestrategieën uitwerkt
voor je gemiddelde lengte, merkt Pieter-Jan op.
Boelie propt zijn mond vol met blauwe bessen.
Ja, of dacht je soms dat ik nog zou groeien?
Pieter-Jan weet dat Boelie alle kleinere mannen ervan
verdenkt hun lengte op allerlei mogelijke manieren te willen compenseren.
Bijvoorbeeld door overdreven hun spieren te trainen, tenzij ze zo klein zijn
dat het geen zin meer heeft.
Frank steekt met geritualiseerde bewegingen een sigaar aan
en vraagt zijn gasten om te zeggen wat ze op hun lever hebben. Hij aanhoort hen
zonder een woord te zeggen. Terwijl de negen om de beurt hun toekomstplannen
vertellen, neemt hij rustig trekjes van zijn sigaar. Pas als ze uitverteld
zijn, geeft hij zijn mening. Hij denkt lang na en zegt dan met een gewichtige
gelaatsuitdrukking:
Ik zal mijn contacten aanspreken. Een baantje bij een
apotheker kan ik zeker versieren. Voor Maryam wordt het moeilijk, omdat ze een
vrouw is, maar het kan wel lukken. Als jullie in Auburië geneeskunde studeerden,
moeten we uiteraard regelen dat jullie na verloop van tijd jullie opleiding
hier verder kunnen zetten. Dieter en Elke werken voortaan voor mij, dat is
geregeld. Benjamin en Boelie kunnen wat mij betreft aan de slag als leraar. De
kinderen van mijn oudste zus kunnen altijd baat hebben aan bijlessen. Ik vind
het zelf erg vervelend dat ik zo weinig talen spreek. Eentje maar om heel exact
te zijn. De paar woorden Fiers die ik ken niet meegeteld. Blijven nog over:
Nico en Randy. Wat willen jullie doen? Jullie menen toch niet serieus dat
jullie dokwerkers willen worden?
Randy voelt zich aangevallen: En waarom niet? Wat is daar
mis mee? Dat is belangrijk en eerlijk werk. Stel je voor dat niemand het doet.
En als je overuren klopt, kun je best veel verdienen.
Frank trekt die bewering in twijfel: Ik geloof dat onze
vriend een erg verkeerd inschattingsvermogen heeft. Het loon van dokwerkers
bedraagt niet meer dan een habbekrats, de werkomstandigheden zijn abominabel.
Als ik mijn landarbeiders zou uithuren als dokwerkers, riskeer ik dat ze in
opstand komen. Nee, serieus, voor jullie twee moeten we nog iets beters vinden.
Laat mij er een paar nachtjes over nadenken, ik vind wel wat. Wat het
huurvoorstel betreft, ga ik akkoord. Het merendeel van de tijd staat Beauregard
leeg, hetgeen de staat van het huis niet altijd ten goede komt. Ik stel jullie
deze week nog een contract op, van zodra jullie aan de slag zijn. Tot dan
kunnen jullie nog wel even kosteloos hier logeren, als jullie eergevoel dat nog
kan verdragen.
Er verschijnt een plagerige twinkeling in Franks ogen.
Ik heb jullie heus niet in huis genomen, omdat jullie
zogezegd mijn leven gered hebben. Zonder op te willen scheppen, kan ik wel
zeggen dat ik mijn achtervolgers ook wel alleen af kon. Ik wachtte op het
juiste moment om toe te slaan. Ik had jullie inderdaad kunnen bedanken met
enkele stuivers en daarmee basta. Maar ik heb jullie toch in huis genomen. Geen
idee waarom eigenlijk. Noem het buikgevoel. Wij zuidelijken laten ons nogal
makkelijk leiden door onze gevoelens. Ik beklaag het mij alleszins niet. Voor
mensen van de lagere klasse zijn jullie uitzonderlijk welgemanierd en
intellectueel begaafd.
Maryam is geschokt door die laatste zin, maar bijt ferm op
haar tong. Randy en Nico willen kwaad opstaan, maar Boelie en Pieter-Jan houden
hen tegen. Frank tuurt gelukkig naar de sterren en merkt niets van hun
verontwaardiging.
Pieter-Jan fluistert in Randys oor: Zie het tegen het
licht van de tijd. Die jongen weet van niet beter. Hij is zo opgegroeid.
Allemaal goed en wel. Deze keer tenminste. Maar hoe ver kun
je gaan in dat begrip voor zijn tijdsgeest?, vraagt de gepikeerde jongeman
zich luidop af.
Iedereen realiseert zich dat het geen zin heeft om nu ruzie
te maken en de rust keert gauw terug. Als het kouder wordt, laat Frank een
staande kolenkachel, een soort barbecuetoestel naar buiten brengen. In essentie
is het een grote staande schaal met kolen. Het vreemde instrument is wel
efficiënt, niemand voelt de nachtelijke koude. Ze babbelen over van alles en
nog wat. Wel vormen de interesses van de gastheer de leidraad voor het gesprek.
Frank is vooral geboeid door religieuze kwesties. Wat hem enorm bezig houdt
zijn de theorieën van het paar Rogers en Waters, twee wetenschappers die met elkaar
getrouwd zijn.
Die twee beweren, en hou je nu vast bij de takken van de
bomen, dat de mens afstamt van de aap!
Het gezelschap doet een poging om geschokt te zijn door dit
onstellende nieuws. Frank is tevreden met de reactie die hij uitlokt.
Het wonderlijke van de zaak is, dat hun theorie verdraaid
plausibel lijkt.
Als s middags iedereen terug actief is, wil Maryam een
algemene vergadering beleggen om zo te beslissen hoe het nu verder moet. Iedereen
is het er over eens dat ze niet langer kunnen profiteren van de gastvrijheid
van Frank.
Boelie wil echter verontwaardiging uitlokken.
Ik ben daar niet zo zeker van. We hebben tenslotte die
kerel zijn leven gered. Hij mag ons wel zon plantage cadeau doen, hij zwemt
toch in de poen.
Elke spreekt voor iedereen als ze zegt:
Ja, en als hij ons beu is, gooit hij er ons uit en daar
staan we dan. Geen te best idee. En trouwens, zon heldendaad hebben we niet
verricht hé, gewoon twee kerels afgeschrikt. Hij had ons toen even goed wat
geld kunnen toestoppen in plaats van ons al drie volle weken te entertainen in
zijn villa.
Ze lacht luidop, Elke is nooit echt bits, zelfs niet als ze
heilig overtuigd is van haar gelijk.
Boelie blijft dwars liggen: Wij entertainen hem ook, hé. Ik
denk dat wij voor hem een prachtgelegenheid zijn om de sleur te doorbreken.
Maryam gaat er verder niet op in. Ze betreurt wel dat ze
niet kunnen blijven in Beauregard, want ze vindt het huis werkelijk gezellig en
erg smaakvol ingericht. Om nog te zwijgen van het overheerlijke eten dat hen
elke dag wordt voorgeschoteld.
Pieter-Jan vindt dat het aan de gastheer zelf is om te
bepalen of ze van hem profiteren of niet, maar de afhankelijkheid zint hem ook
niet echt. Beauregard bevalt ook hem heel erg, dus hij stelt voor om huur te
betalen. Kwestie van op die manier een schuldgevoel te bestrijden.
Akkoord, maar hoe komen we dan aan de kost?, vraagt Nico.
Maryam, Willem en ik kunnen misschien wel een baantje
vinden als assistent bij een apotheker of bij een dokter, als dan blijkt dat we
de nodige skills hebben, raken we zo wel weer verder.
Boelie zegt dat hij aan de slag kan als dokwerker, het laden
en lossen van schepen moet wel lukken. Veel buitenlucht en zon en ook nog eens
goed voor de conditie. Maryam is tegen.
Als je dat doet, maak ik het uit. Dat zweer ik je.
Nou, dan word ik maar ergens leraar Etruskijns. Als dat
inderdaad hetzelfde is als Latijn, zou dat geen probleem mogen vormen.
Misschien kennen ze hier ook Frans, dan vinden Benjamin en ik wel een job. We
zijn toch zogezegd van Auburië. Auburische leerkrachten zijn hier blijkbaar erg
in trek, het geeft een zekere standing om een buitenlandse huisleraar te
hebben.
Randy en Nico zeggen dat ze geen vriendin hebben die hen kan
beletten om dokwerker te worden, dus nemen ze dat in overweging. Tot er iets
beters opduikt.
Elke zegt dat Frank haar al aangeboden heeft om vast bij hem
in dienst te gaan als paardenverzorgster, maar dan niet op Beauregard, want
hier zijn maar enkele exemplaren. Als Frank zijn verblijf in New Burbon
beëindigt, gaan die ook terug met hem mee.
En wat doet Dieter dan?, vraagt Boelie.
O, die kan ook mee. Frank heeft hem gevraagd om grote
schetsen te maken van zijn landgoederen en van hem en de rest van zijn
familie.
Dat is mooi geregeld, zegt Boelie een tikje afgunstig en
gepikeerd, omdat Frank hem hier niets van gezegd heeft en hij zichzelf toch als
de vertrouwenspersoon van hun gastheer beschouwt.
Ze willen Frank van hun besluit op de hoogte brengen, maar
die blijkt voor zaken in de stad te zijn. In afwachting van zijn terugkeer,
trekken ze de tuin in. Elke haalt de rustigste merrie van stal en leert wie dat
wenst, voorzichtig paardrijden. Als Nico en Randy haar aanmoedigen, waagt ook
Maryam het er op. Met een steuntje van de jongens stijgt ze op, Elke stapt er
langs met de teugels in de hand. Je moet sturen door kleine duwtjes van je
knieën.
Pieter-Jan en Boelie zitten aan een tafeltje in de zon en
slaan voor de derde keer de adviezen van de dienaren in de wind. Het personeel
blijft hen overal op de voet volgen, op bevel van hun meester, om hun steeds
van dienst te kunnen zijn. Ze vinden het bijzonder vreemd om blanken te zien
die vrijwillig in de vlakke zon gaan zitten en kijken erg onwennig als ze ook
nog eens bij alles dank je zeggen. Zoveel beleefdheid zijn de huisslaven
kennelijk niet gewend. Als de dienaren merken dat deze gasten hun betutteling
niet al te erg appreciëren geven ze het op. Wel blijven ze dicht in de buurt.
De slaven voelen dat de nieuwkomers hen meer respect betonen dan andere
blanken, maar de dienaren zien dat respect eerder als een teken van zwakte en
gebrek aan opvoeding. Ze blijven gedisciplineerd, maar onderling wisselen ze veelbetekende
blikken uit. De boodschap is duidelijk: in hun ogen zijn de gasten van meester
Frank onderontwikkeld gepeupel.
Terwijl de rest zich toelegt op de paardrijkunst, voeren de
twee vrienden een intiem gesprek. Het tweetal heeft de reactie van de slaven
opgemerkt.
Verbluffend om te zien hoezeer de slaven zelf zo gewend
zijn aan hun ondergeschikte positie en er op de één of andere manier nog trots
op zijn ook, zegt Boelie.
Pieter-Jan nuanceert.
We hebben tot nu toe natuurlijk enkel huisslaven gezien.
Misschien zijn slaven op het land anders. Meer rebels. Deze voelen zich
duidelijk verheven boven hun broeders die katoen plukken in de velden.
Eigenlijk een soort verdeel-en-heers-principe.
Boelie kan leven met die analyse. Pieter-Jan brengt het
gesprek op persoonlijker terrein.
Hoe gaat het ondertussen eigenlijk met jou? Sinds we aan
deze bizarre tocht begonnen zijn, hebben we geen serieus gesprek meer gehad
zoals vroeger. Hoe bevalt het leven je in onze nieuwe omgeving?
Je weet dat ik in de oude wereld bijzonder gefrustreerd
was, omdat ik geen uitgever vond voor mijn schrijfsels. Hier houdt mij dat ook
wel bezig, maar minder. Als blijkt dat we hier echt vast zitten, ga ik hier ook
wel aan het schrijven en dan probeer ik het hier.
Pieter-Jan had dit antwoord wel verwacht.
Een gelardeerde, pompeuze stijl is hier erg populair, merk
ik. Misschien kan je daar wel je weg in vinden. Shockerende sekstaferelen zoals
in je eersteling, zou ik maar achterwege laten. Ik denk dat ze je hier achter
tralies draaien als je daar mee aankomt. En schreeuwerige anti-slavernij
pamfletten raad ik je ook af.
Waarom zou ik mij daar aan wagen?
Ach, kom, alleen al voor de naambekendheid die het je kan
opleveren, zou je je hier ontpoppen tot een rabiaat anti-slavernij activist.
Nieuwe dimensie of niet. Jouw chronische aandachtszucht is daarmee niet
gebroken.
En daaraan gekoppelde frustraties evenmin.
Ach ja, nieuwe wereld, nieuwe mogelijkheden.
Mijn eventueel succes hier, zou ik niet als echt ervaren.
Uiteindelijk is het mijn wereld niet. Ik ben hier maar een toerist. Als ik hier
succes heb, is dat een logisch gevolg van mijn kennis van een andere wereld die
verder geëvolueerd is dan deze.
Als perfectionist moet jij natuurlijk altijd het bittere
ingrediënt in de saus opsporen, zucht Pieter-Jan met een halve glimlach. Als
ik hier furore maak als neurochirurg, ga ik echt niet zeuren over mijn
voorkennis. Het blijft een verdienste op zich. Ik zou ook helemaal niets kunnen
aanvangen met die kennis. Net zoals jij net zo goed helemaal niets zou kunnen
schrijven. Als het leven je een voordeel in de schoot grijpt, moet je het met
beide handen grijpen. En ik die dacht dat jij de opportunist zonder scrupules
was, die je altijd beweert te zijn.
Maryam komt op een zacht drafje langs het tafeltje met haar
paard. Ze vangt een deel van het gesprek op en roept:
Maak je maar geen zorgen. Hij zal wel zeuren en klagen, maar
schrijven zal hij toch. Er is geen antidosis tegen die schrijfmicrobe.
Tenzij fotos van bekende schrijvers. Als je die ziet, denk
je wel twee keer na, voor je nog iets op papier zet, grapt Boelie.
Pieter-Jan lacht.
Ja, je moet een stuk lelijker worden als je echt roem wilt
vergaren met dat schrijven. En veel eenzamer ook.
En je hebt een zware drugsverslaving nodig, meent Randy,
alle grote schrijvers zijn wel aan iets verslaafd.
Mijn Boelie is verslaafd aan mij, roept Maryam vanuit de
verte. Het paardrijden bevalt haar en ze durft al wat snelheid halen.
Als ze uiteindelijk afstapt, schrikt ze van de spierpijn in
haar benen. Best vermoeiend, zeg. Dat had ik eerlijk gezegd niet verwacht.
Boelie, vanavond mag je mij uitgebreid masseren.
Achter hen zwaait de deur van de veranda open. Hun gastheer
ploft in een stoel en laat zich door een dienaar ontdoen van zijn rijlaarzen.
Wat een grappig taaltje spreken jullie. Doet mij denken aan
Fälisch. Of is het juist Fälisch dat jullie spreken? Sorry, mijn talenkennis is
erg beperkt.
Enige verdere vragen wijzen uit dat hun gastheer met Fälisch
de taal bedoelt die zij beter kennen als Duits. Ze leggen uit dat zij
Nederlands spreken. Daar heeft Frank nog nooit van gehoord, hij laat dan maar
een dienaar om een encyclopedie lopen. Na enig speurwerk weet het gezelschap
dat Nederlands in hun nieuwe wereld bekend staat als Niziaans.
Echt intrigerend, al die parallellen, vindt Benjamin.
Na dit filologisch intermezzo, vraagt het gezelschap of hun
gastheer tijd heeft om enkele erg belangrijke kwesties met hen te bespreken.
Natuurlijk, roept die vrolijk uit, maar dan alleen na het
diner. Ik rammel van de honger.
Maryam en de anderen keren pas tegen s avonds terug naar
Beauregard, net op tijd voor het avondeten. Elke blijft nog langer weg. Nico
grapt dat ze misschien meer werk heeft aan de stalknechten dan aan de paarden.
Dieter kan er om lachen en is er redelijk gerust in.
Aan tafel vraagt Maryam waarom Frank niet getrouwd is. Er
valt een sombere uitdrukking over het gezicht van hun gastheer. Maryam
verontschuldigt zich.
Mijn excuses, dat was misschien een te persoonlijke vraag.
Frank, hoffelijk als altijd, verontschuldigt zich op zijn
beurt.
Nee, het is een belangrijke vraag en de waarheid is dat ik
getrouwd ben geweest.
Hun gastheer draait kringetjes om de rand van zijn wijnglas
met zijn ene hand en frunnikt aan het tafelkleed met zijn andere, als hij
verder gaat.
Drie maand zijn we getrouwd geweest. Een prachtige
creoolse, trotser worden ze niet geboren, maar met een groot hart. Tijdens een
jachtpartij nodigden we eens de rest van het jachtgezelschap uit in onze tent,
we gingen drinken op de verjaardag van Sint Thomas, haar favoriete heilige, en
toen zij ze: Het spijt mij dat onze tent niet zo groot is als mijn hart En
dat is waar ze had een groot hart. Ik herinner mij nachten dat ze tot de
ochtend wegbleef in het slavenkwartier, om bij een moeilijke bevalling te
assisteren, hoewel ze zelf toen al erg ziek was.
Ziekte is een thema waar de geneeskundestudenten aan tafel
natuurlijk meteen opspringen.
Wat had ze dan wel?, vragen de drie.
Consumptie, antwoordt Frank en hij neemt een ferme slok
wijn.
De drie aspirant-dokters kijken elkaar niet begrijpend aan.
TBC, gokt Boelie als leek.
Consumptie, noemen ze dat zo?, vraagt Maryam ongelovig.
Voor Frank doet de correcte term er niet toe. Zijn jonge
echtgenote gaf alleszins elke dag bloed op. Hij wilde haar naar het beste
sanatorium in de oude wereld sturen, of toch alleszins naar de sulferfonteinen,
een kuuroord in het Noorden, maar ze weigerde. Ze was verknocht aan haar
geboortegrond en wou er geen voet uit wijken.
Ik denk dat ze in heel haar leven, drie weken buiten deze
staat geweest is. Ze was vreselijk honkvast. Jagen deed ze nochtans wel graag,
maar dan liever niet te ver uit de buurt. Een knappe schutter en een handige amazone,
soms tot het doldrieste toe.
Frank schudt traag heen en weer met zijn hoofd, met zijn haren
vervlochten in een typische wirwar. Hij laat zijn glas bijvullen en zegt zacht:
Zon zonde, echt zonde, zon mooie vrouw. Requiescat in
pacem.
Boelie, als jonge tiener nog een blokbeest geweest wat
Latijn betreft, schrikt:
Wat zei u net?
Dat ze moge rusten in vrede. Sorry, jullie kennen wellicht
geen Truskijns.
Boelie wil even iets testen:
Nihil novi sub sole, is dat ook Truskijns?
Frank fronst bij het horen van zon vreemde vraag.
Ja, natuurlijk.
Boelie fluistert in Benjamins oor: Leuk te weten dat ze
hier nog andere bekende talen dan Engels spreken.
Hij geeft zijn maat een por: Misschien kunnen we hier nog
aan de kost komen als leraar Truskijns.
Benjamin is maar half overtuigd. Hangt er vanaf in hoeverre
Truskijns en Latijn werkelijk overeenkomen.
Boelie droomt al verder. Ik ben benieuwd in hoeverre deze
wereld parallellen vertoont met onze wereld. Dit land is nog niet zo lang
geleden in oorlog geweest met haar buren. Franks beschrijvingen deden mij erg
sterk denken aan de oorlog tussen Amerika en Mexico van circa 1845.
Benjamin erkent dat er parallellen zijn, maar vindt de
geografie toch compleet anders. De continenten zijn om te beginnen al helemaal
anders ingedeeld. Je maakt me niet wijs dat deze wereld een gelijklopende
geschiedenis met de onze kan hebben als de landen niet overeenkomen.
Ok, maar toch. Hoe meer gelijkenissen we vinden, hoe beter
voor ons. Als er echt veel zijn, kunnen we zelfs de toekomst hier beginnen
voorspellen. Dat verdient misschien nog beter dan leraar.
Weet jij dan zo veel over Amerikaanse geschiedenis? Het
zijn de Punische oorlogen niet hé. Op dat vlak ben je een expert, akkoord, maar
je hebt geen specialisatie Amerikaanse geschiedenis, toch?
Nee, maar ik weet er toch iets van. En noem je mij nu net
een vakidioot?
Maryam geeft haar Boelie onder tafel een lelijke neep in
zijn dij.
Stil zijn, je doet asociaal, luister naar onze gastheer,
dat is wel het minste dat je kunt doen, na al zijn goedheid.
Ik luister al de hele dag naar hem, werpt Boelie opstandig
tegen, maar één blik van Maryam legt hem verder het zwijgen op.
Franks overleden echtgenote werd begraven op de plantage van
haar ouders. Elke maand gaat hij er wel eens langs en legt hij verse bloemen op
haar graf. Met haar ouders onderhoudt hij de beste relaties. Ze moedigen hem
zelfs aan om een nieuwe vrouw te nemen, daar hij veel te jong is om alleen te
blijven en zijn plantages een erfgenaam nodig hebben.
Maar daar ben ik nog niet klaar voor. Ik beken wel dat ik
een levendig schriftelijk contact onderhoud met een welbepaalde jongedame. Maar
voorlopig blijft het bij correspondentie. Zelfs als ze niet in het noorden was
om te studeren, zou ik het bij brieven houden.
Boelie die meer en meer interesse kweekt voor de verschillen
tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van het land, wil graag weten
waarom ze daar studeert. Voor hun gastheer is dat een vanzelfsprekendheid.
O, maar de noordelijke scholen zijn veel beter dan de onze.
Wij zuidelijken zijn niet zon bollebozen.
Het diner kabbelt gezellig verder. Frank stelt voor dat de
mannen zich terugtrekken in het kabinet voor sigaren, brandy en een partij
kaart. Boelie vraagt of Maryam kan meekomen.
Frank twijfelt een tijdje en zegt dan: Goed, ik
veronderstel dat ik jullie Auburische zeden een beetje tegemoet moet komen.
Het kabinet is blijkbaar een soort mannelijk heiligdom.
Maryam trekt Boelie bij zijn mouw en zegt dat ze ook wel kan gaan slapen, maar
Boelie staat er op dat ze mee gaat. Frank is de enige die van een sigaar
geniet. Niemand loopt echt warm voor de brandy, maar de gemberkoekjes die Frank
bestelt, vallen wel erg in de smaak. Ze kaarten tot een stuk in de nacht, Elke
komt uiteindelijk terug van haar rit en haar vrijwillig werk in de stallen. In
een spelletje kaart heeft ze ook nog wel zin. Pas omstreeks drie uur s nachts
zoeken ze hun slaapkamer op.
De volgende ochtend merken ze tot hun verbazing dat hun
gastheer al weer om acht uur fris aan het ontbijt zit. Een lakei komt iedereen
wekken, hun aanwezigheid bij het ontbijt is echter niet verplicht. Niemand is
van plan om zo vroeg op te staan. Ook Elke laat haar paarden vandaag wat langer
wachten.
Boelie en Pieter-Jan botsen op elkaar in de gang richting
toilet. Je kunt niet zeggen dat die kerel het er van neemt. Een strakke
dagindeling heeft hij wel.
Terwijl Boelie de schaakstukken terug in de juiste formaties
zet, heeft Frank het over journalisten. De jonge planter verfoeit de pers.
Krantenlui sluipen rond als spionnen en dat zijn ze ook
echt. Ze spitsen hun oren voor alle mogelijke roddels en geruchten en printen
ze daarna als feiten. Als we ze s ochtends allemaal ter dood brachten, kwam er
tegen s avonds al een dik gevulde krant met nieuws uit de hel.
Boelie produceert een sympathy smile en brengt een paard
uit. Frank is erg blij met zijn gehoor en snijdt al weer een ander onderwerp
aan: de jicht van zijn vader en de vele kwaaltjes van zijn moeder, anders nochtans
een kranige vrouw.
Waar zijn uw ouders op dit moment eigenlijk?, vraagt
Boelie.
Op onze oudste familieplantage, daar waar het plantersleven
begon voor deze familie: Mount Pleasant. Jullie zouden er eens op bezoek moeten
komen. Prachtige streek, Beauregard kan wel vijf keer in het hoofdgebouw en het
slavenkwartier is een dorp, met eigen winkels, een eigen smid en een kapel.
Maar er is natuurlijk veel werk. Mijn moeder is nog vroedvrouw voor de dinks en
ze verpleegt ook de zieken. Vader heeft zijn handen vol met de organisatie van
zo veel werk. Mijn jongere broer, Nathan, woont er ook en hoewel die nu oud en
capabel genoeg is om regent te zijn, staat mijn vader er op om alles zelf te
doen. Nathan vertrekt binnenkort dan maar naar East Port. De gouverneur heeft
laten weten dat zijn toelating zeker is.
En East Port is?
Boelie ziet een opening en zijn gastheer staat al voor de
keuze: zijn loper verliezen of een paard opgeven, met enkel een geslagen pion
als troost. Frank gaat te veel op in zijn verhaal, om er veel aandacht aan te
schenken.
Weten jullie dat niet? Dat is de beste militaire academie
van het land. Het merendeel van onze politici is er afgestudeerd.
Pieter-Jan blijft het gesprek ondertussen volgen en mengt
zich af en toe. Boelie glimlacht als hij merkt dat zijn vriend een handje helpt
om zijn tegenstander aan de praat te houden.
Politici? Moet een militaire academie dan geen officieren
produceren?
Natuurlijk wel. In de eerste plaats. Maar als ze hun sporen
verdiend hebben in het leger, gaan ze vaak in de politiek. Tenzij ze natuurlijk
voor een spoorwegmaatschappij gaan werken.
Frank doet een zet en gaat dan verder.
Hoewel politiek en spoorwegen natuurlijk ook nauwe banden
hebben en je van de ene branche makkelijk overstapt in de andere.
En zegt een politieke carrière jou niets?, vraagt Boelie.
O nee, politiek vergiftigt een mens. Nee, ik beheer liever
mijn plantages, dat politieke geharrewar is niet aan mij besteed. Uiteindelijk
ben ik niet eens voor een centraal bestuur te vinden. Het beknot enkel de
persoonlijke macht van een individu. Hoe minder staatsinmenging, hoe beter. Als
ik hoor dat de regering taksen wil heffen op de invoer van buitenlandse
producten, steiger ik. Wat hebben zij zich daar mee te moeien? En trouwens, dat
doen ze toch enkel om de industrie in het Noorden te beschermen. En wie wordt
de dupe van zon politiek? Wij, het zuiden, want wij moeten dan meer betalen
voor onze horloges, jachtgeweren, kookpotten en al die andere zaken.
Jullie kunnen die dingen ook zelf gaan produceren, stelt
Pieter-Jan voor.
En ons prachtige land vol stinkende fabrieken zetten? Nee,
bedankt. En heb je wel eens gezien in wat voor vieze stallen fabrieksarbeiders
samenhokken? Ik ken geen enkele slaaf die zo armtierig woont. Maar daar hoor je
die abolitionisten nooit een woord over reppen. Nee, want fabrieksarbeiders
zijn vrij om te gaan en staan waar ze willen. Ja, vrij om te gaan en creperen
waar ze willen, dat wel, ja.
Frank roept zichzelf opeens een halt toe. Maar genoeg over
die zaken, dat is slecht voor mijn bloeddruk. Een goede raad, heren, als jullie
niet verwikkeld willen raken in hoog oplaaiende discussies, blijf dan ver weg
van zulke onderwerpen
Hun gastheer verklaart zichzelf verloren en legt zijn koning
plat op het bord. Hij heeft genoeg van schaken en wil liever koude thee drinken
in de tuin. Als Pieter-Jan zin heeft, mag hij uit de bibliotheek een
dichtbundel kiezen en die voordragen.
Er gaat niets boven zoete poëzie op een zonnige namiddag.
Pieter-Jan laat het zich geen twee keer zeggen en gaat
helemaal op in zijn rol als verteller. Zo brengt iedereen de dag door, buiten
in het groen, onder een warme zuiderse zon.
Arnon Grünberg,
writer of great acclaim (though over half the people I know have no idea who he
is or what he does) shares his views on ethics
What do I,
chronic writer of blogs, know about
Arnon Grünberg? Not much I suppose. Never had the opportunity to sit in a New York bar with him,
to bash him with (or to treat him to) overtly personal and too intimate (in
most peoples minds) questions till about dawn. Never had the chance to look
straight into his eyes and judge his Piscean eyes.
Yes, thats
something I know. Hes a Pisces like me. And why do I know that? Because as I
child I read that Pisces people either end up in the gutter, the park with the
homeless, the monastery, jail, rehab or as highly inefficient social workers. So
its always a relief to find famous artist amongst their lot. It gives me a
glimmer of hope to know that Keroauc, Hans Teeuwen, Anaïs Nin, Mark Uytterhoeven,
John Steinbeck, Philip Roth, Michelangelo, Mondriaan and luckily for my list
making neurosis- many, many others.
My first
encounter, on paper, with Arnon was on some page of the Belgian magazine, HUMO,
a long time ago. My father, may he rest in bliss and carnal delights, was very
well-read, but he disgusted over 90 percent of the literature stuff that he
came across. Now, Arnon, that was a writer who was actually worth something. Not
too much -my dad was frugal in his distribution of compliments-, but the boy
could write. Apart from Jan Cremer, Louis Paul Boon (an other Pisces), Johan
Anthierens and Hemingway, I cant remember an other writer whom my dad bestowed
so much praise on.
I remember
him best for his novel Blue Mondays (if thats how they translated it) which
I never read, but it caused quite a stir in the press, his views on sexuality
and his interesting little pieces he does for HUMO. Recently, I especially
liked his mockery of our teddy bear turned politician, Bert Anciaux. Poorest
excuse of a demagogue I ever heard of. What
I also read is that Arnon is extremely busy, he travels a lot and manages to
write a hell of a lot in between. I cant judge the quality of his work, I
havent read enough and its not the objective here. The only book I read, was
written under his direction, but not by him, it was something called the new
suffering. Yes, there actually exists new suffering as opposed to old
suffering.
It was very
noisy in the hall, which was for the most part filled with medicine students, I
believe (by which I dont mean to say medicine students are noisier than
others) The prattling fellow students made it near to impossible to understand everything.
Was Arnons text too boring or too difficult to follow tacitly, I dont know. I
liked the second half better than the first.
I dont
have enough time to re-create everything he said in 15 minutes I have to tell
20 young adults who Elisabeth I was and why she never married and during the
lecture I was unable to take notes-, but there are some things that drew my
attention. He talked a lot about war and how some people seem to need war as a
arena to throw off moral shackles. I agreed with him when he said that most
people would prefer to have a war drag on for years, in which four people get
killed every day than to have one weekend in which 10, 000 perish. Even if the
long war causes 15, 000 dead in the end. I agreed with him there. A month ago
or so, I had invited a bunch of people to my humble home and they asked me to
name the people on the portraits that cover most of my walls.
Someone
wanted to know who William Tecumseh Sherman was and why I seemed to approve of
what he did. I told them general Sherman
wanted to make war as harsh and as cruel as he possibly could so as to end it
sooner. Once the peace signed he did everything he could to rebuild the wars
destruction. The instant reaction was: that is such a narrow-minded view. Im
glad Arnon would see the moral logic in what is now called total war(Im not
saying hes an advocate of total war), or war against the driving economic forces
that back an enemy and keep his war machine going, even if this causes
civilians to suffer. Im not very fond of forcing too many laws or rules onto
warfare. It turns war too much into a game (a word Arnon also used to describe
it). Robert E. Lee, an adversary of Sherman,
once said: Its a good thing war is so terrible or we should grow too fond of
it.
Arnon also
warned us about armies unwilling to shed blood. And indeed, armies who dont
kill and risk to be killed will stop being reverted to as armies. I think Arnon
doesnt think European armies are in fact armies, for its become a well-known
fact that Europe doesnt want their soldiers
to die. We, Belgium,
will only send F-16s if we are convinced they will never see any real action,
and if they do, that they well never runany risk to get shot down. Next time we can just cater for American soldiers.
Americans are not know for their refined cuisine, so I think we could manage
that. If the field kitchens are well out of harms way, of course.
Why the
Americans? Because they do fight. Ok, says Arnon, a lot of them sign up because
they want an education or a green card, but not all of them. Some of them are
there for the thrill of it. Even in our make-belief armies he found soldiers
how were dissatisfied with the inaction and wanted to join Blackwater, a
security company, often depicted as some sort of modern cow-boys.
Arnon went
to Iraq
to see things for himself, in the field. A very interesting aspect of this
visit was his security while visiting Baghdad.
He bought his safety. In his own words: he hired people to do the shooting for
him, if necessary. At the time this was only a matter of practical
considerations. No moral soul-seeking involved. He just didnt want to overpay
them or invest too little in his personal safety. Afterwards, in Istanbul, he was acutely
aware of the absence of danger and violence. He experienced this as a severe
feeling of emptiness.
I think
what he wanted to say was that we need violence, that we like it. It gets the
pressure of the kettle, as a woman once said to Arnon after a sexual encounter.
People are willing to risk their lives, their health (not all of them die, some
just catch shrapnel to tear up their nervous system or to cut up an arm or a
leg) for a chance to release this pressure, this desire, boiling underneath. Its
hard to get rid of violence and war, if a substantial amount of people have
this very real form of bloodlust. Some drain it through videogames, movies or
books, for some they need to be there, holding and firing that gun and seeing
the destruction it causes.
Arnon
referred to a military historian who claimed that there was no greater fun,
during which you could keep your pants on, than during a fight. Testosterone
rules the world? Quite likely so.
Another very interesting thought Id like to
recall is the smuggling of violence into mainstream culture. Arnon took Apocalypse
now for an example. This is labelled an anti-war movie, yet he had met
several soldiers stating that they enrolled in the army, because of this film. How
anti-war can it be if helps to swell the ranks? They are smuggled into
mainstream media, under the guise of anti-war propaganda and as soon as its
got this title, we are ok with it. Only if you need more than this legal
contraband do you run into trouble. Only then will people criticize you. So its
ok to enjoy, and I mean really enjoy, movies like Platoon, Saving private
Ryan (mmm, that opening scene, guts everywhere) or Apocalypse now, but its
really very wrong to make quite the same sort of movie, if you state: In
making this movie I wanted to say that I really adore war and violence, that it
fires me up real good, any time I read about massacre, already as a young child
I got goose bumps every time I read about suicidal frontal attacks, o I just
love it. That makes a poor smuggler.
Also
interesting was that Arnon noted people dont commit murders, not in the first
place to stay out of prison, but because theyre afraid about what the people
might say, as Lou Reed used to sing. We dont kill our neighbour, because it
would turn us into social outcasts.
My time is up.
4 Latin C awaits the captivating tales of Good Queen Bess, better known as
Elizabeth I.
Op Beauregard is Pieter-Jan inderdaad al aan zijn vijftiende
pannenkoek met perenstroop toe. Hij kijkt zwijgzaam toe terwijl Boelie schaakt
tegen hun gastheer. Frank speelt lang niet slecht en is alleszins een zeer
ervaren schaakspeler. Op basis van de gesprekken kan Pieter-Jan afleiden dat
Boelie lang niet zeker is van de overwinning.
Terwijl Boelie nadenkt over zijn volgende zet, vraagt hij
aan Frank:
Ik heb altijd graag geschaakt, maar ik moet tot mijn grote
spijt bekennen dat ik weinig afweet van de geschiedenis ervan. Weet u daar soms
meer over?
Frank, die graag zijn kennis deelt, vertelt dat het spel
duizenden jaren oud is en al gespeeld werd aan het hof van de Karzen.
Zoals jullie zeker ook weten, is het Karzische rijk de
eerste georganiseerde samenleving in de menselijke geschiedenis. Schaken moet
in die streek ontstaan zijn en was erg populair. Dat weten we omdat
schaakspelende edellieden erg vaak afgebeeld zijn op de muren van oude
Karzische gebouwen.
Pieter-Jan werkt smaakvol een dikke pannenkoek naar binnen
en bedenkt dat deze wereld overduidelijk heel wat parallellen vertoont met hun
thuiswereld, zij het dan enkele eeuwen eerder. Boelie blijft ondertussen maar
vragen stellen, Pieter-Jan betwijfelt of hij ook echt luistert, maar leerzaam
is het alleszins. Frank beantwoordt in geuren en kleuren vragen over zijn familiegeschiedenis,
zijn persoonlijke smaak, literatuur, kortom eender wat.
Boelie stuit op een onuitputtelijk thema als hij Frank
vraagt naar de verschillen tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van
zijn land.
Oh, nu vraag je me wat. Hoe zal ik daar eens aan beginnen?
De noordelijken wonen natuurlijk, dat is evident, in het noorden, daar is het
kouder en minder aangenaam om te leven, dus dat heeft als vanzelf een weerslag
op hun karakter. Ze zijn niet alleen minder temperamentvol dan wij, hun zuiderburen,
maar ook een stuk strenger, zowel voor henzelf als voor hun omgeving. Ze zijn
spaarzaam en laten zich niet leiden door hun gevoelens. Gastvrij zijn ze zeker,
maar ik kan je verzekeren dat het er binnenshuis een stuk saaier aan toe gaat
dan hier. Veel tradities kennen ze niet, en ze hechten er ook weinig waarde
aan. Afkomst speelt er minder een rol dan hier. Ze zijn doorgaans meer
academisch aangelegd en studeren langer dan ons. Velen onder hen hebben een erg
technische aanleg en zijn niet vies van handenarbeid. Landbezit interesseert
hen niet al te erg. Zij verzamelen liever papieren geld. Een dubieuze
investering, wat mij betreft, maar goed. Het zijn natuurlijk vooral
stadsbewoners, absoluut geen buitenmensen. Afgrijselijk slecht te paard en zeer
povere schutters. Over het algemeen zijn ze rustig en nauwgezet, hardwerkend en
zeer gematigd in hun gebruik van voedsel of drank. Maar pas op, vergis je niet:
ze kunnen ook extreem koppig zijn. Als ze iets willen bereiken dan laten ze
niet af vooraleer ze hun zin krijgen. O en van oorlogsvoering hebben ze weinig
verstand. Dat heeft de oorlog van 44 tegen ons buurland, Xalippo, nog eens
bewezen. Je moet dat officierenkader eens bekijken. Meer dan 70 procent was
geboren in het zuiden en van de vijf generaal-majoors waren er vier van het
zuiden.
Maar er zijn natuurlijk ook veel gelijkenissen?
Ja, natuurlijk. We zijn landgenoten, we spreken de zelfde
taal, vieren op de zelfde dag onze onafhankelijkheid, hebben de zelfde
president en de zelfde wetten, grotendeels de zelfde religie en we dragen de
zelfde nationale helden in onze harten.
Dus het gaat meer om een mentaliteitsverschil?, vraagt
Boelie terwijl hij uiterst geconcentreerd naar het bord staart en voorzichtig
een loper verplaatst.
Mentaliteit ja. Maar vooral een andere levenswijze, zou ik
zeggen.
Ondertussen is het onvermijdelijke gebeurd: Frank staat
schaakmat. De gastheer feliciteert Boelie en eist onmiddellijk een rematch.
Pieter-Jan denkt dat Boelie beleefd zal weigeren om de score lekker op 1-0 te
houden, maar Boelie gaat de uitdaging aan. Zijn arsenaal aan vragen is
blijkbaar nog niet uitgeput, denkt Pieter-Jan met een sappige glimlach op zijn
gezicht. Hij veegt zijn mond af en keert terug naar de roman die zijn gastheer
hem warm aanbeval.
Pieter-Jan vindt er niet echt iets aan. John Cardinal mag
dan de populairste schrijver van het moment zijn, maar hij schrijft
overgeromantiseerde bullshit met een religieuze ondertoon. Het zegt alleszins
veel over de maatschappij waar de bende is terechtgekomen.
Echt walgelijk, oordeelt Maryam en ze wil verder. Nico kan
zich moeilijk onttrekken aan de scène. Hij bekent tot zijn schaamte dat er een
seksuele geladenheid in de lucht hangt bij zulke slavenkeuringen. Nico werpt
nog eens een blik op de glimmende, naakte lichamen van de menselijke koopwaar,
om zijn eigen uitspraak te toetsen.
Maryam weet even niet meer waar ze heeft:
Dus jij geniet hier van of wat?
Nico herstelt zich snel.
Dat heb ik niet gezegd. Ik merk alleen op dat je seksueel
getinte spanning in de lucht voelt. Ik veronderstel dat er nogal toestanden
gebeuren op die plantages.
Kwekerijen voor meer arbeidsvolk, dat zijn het. Een
vreselijke instelling en dat in een land dat anders best ontwikkeld is.
Randy is niet akkoord. We kunnen eigenlijk niet echt goed
oordelen. Tot nu toe hebben we één stad gezien and thats it. Frank zegt dat er
in het Noorden van het land geen slavernij voorkomt en dat veel van zijn
noordelijke landgenoten ook ronduit tegen de instelling zijn. De meesten zijn
wel enkel tegen de verspreiding van slavernij, ze zijn niet noodzakelijk voor
de afschaffing ervan.
Vuile racisten zijn het, zegt Maryam al ze verder stapt,
weg van de scène, terug naar wat de afgelopen dagen snel hun vaste lunchstek is
geworden: het dak van een verlaten pakhuis met zicht op de haven.
Heb jij hier al last gehad van enig racisme?, vraagt
Benjamin sluw.
Nee, dat niet, maar ik lijk dan ook niet op hun slaven, ik
heb geen spleetogen en mijn huid is donkerder. Ze houden mij makkelijk voor een
creoolse.
In New Burbon komen veel blanken voor met een donkere teint,
die zichzelf creools noemen. Ze hebben de zelfde rechten als blekere blanken,
dus blijkbaar maakt een andee huidskleur je niet per se tot slaaf.
Het gezelschap laveert tussen de vele kraampjes van de
markt, waar je de normale producten kunt kopen, geen menselijk waren, maar
fruit en groenten, thee, koffie, eender wat. Via minder aangename
achterbuurten, waar de mensen een pak armer zijn dan in de binnenstad, komen ze
bij hun eigen lunchcafé, View from the top, zoals ze het hebben gedoopt. Het verlaten pakhuis is binnen bijzonder
smerig, maar daar blijven ze dan ook niet. Via een stenen trap gaan ze naar het
dak en van daar is het uitzicht ronduit majestueus.
Het zicht van de zeilboten in de verte geeft mij kriebels,
zegt Maryam. zo tegen die blauwe achtergrond, heerlijk gewoon. Als ik zoiets
zie, heb ik spijt dat ik niet kan schilderen.
Ze raadt Dieter aan om er een prent van te tekenen. Die
aanvaardt het voorstel. Van zodra ik aan het benodigde tekenmateriaal kom,
begin ik er aan.
Willem en Nico spreiden een kleed over het stenen dak en
snijden brood en kaas. In de mand zitten verder ook aardbeien, een ham, twee
flessen wijn en zelfs een doos met boterkoekjes en ook een zwarte
chocoladecake.
Frank verwent ons echt, zegt Willem en de rest neuriet
instemmend.
Maryam belegt een dikke boterham met een plak kaas, neemt
een flinke hap, maar kijkt bezorgd.
Ik vraag me wel af hoe lang we nog op zijn kosten kunnen
leven. Ik voel mij nu al schuldig
Benjamin heeft er ook al over nagedacht.
De weg naar huis terugvinden lijkt mij vrij hopeloos, ik
heb een beetje genoeg van al dat rondtrekken. En tenslotte hebben we ook nooit
gezocht naar de toegang tot deze wereld. Die verscheen ook gewoon, pardoes voor
onze neus. Dus misschien komen we hier ook onverwacht wel terug weg.
Willem mengt zich verder in de discussie.
Dus dan moeten we in afwachting maar een baantje zoeken?
Maar wat dan? In deze maatschappij moet je grondbezit hebben of een lange arm
en we hebben geen van beide.
Frank kan ons misschien wel steunen. Als hij ons een baan
bezorgt, is hij van ons af., luidt Nicos mening.
Willem twijfelt.
Akkoord, maar wat voor baan dan?
We kunnen hier misschien terug geneeskunde studeren, grapt
Maryam terwijl ze een aardbei neemt.
Dat is een optie, ik wil hun niveau wel eens zien, maar
waar halen we het geld vandaan?
Nico snijdt een plak ham af en geeft een stuk aan Willem.
Maryam bedankt beleefd, ze eet geen varkensvlees.
Jullie zouden waarschijnlijk heel veel kunnen betekenen
voor hun gezondheidszorg, meent hij.
Willem wil daar een kanttekening bij plaatsen: Hangt er
natuurlijk vanaf in hoeverre ze bereid zijn naar ons te luisteren.
Zouden ze ons op de brandstapel zetten als we penicilline
heruitvinden?, vraagt Maryam.
Benjamin trekt zijn schouders op.
Wie weet, misschien hebben ze dat al. Uiteindelijk weten we
zo goed als niets.
Willem laat zich niet afschrikken.
Goed, maar we hebben er maar een medisch standaardwerk op
na te slaan om zon dingen te weten te komen
Benjamin bedoelt dat ze niet alleen de geneeskunde, maar
deze hele maatschappij verkeerd kunnen inschatten. Willem vindt echter dat ze
makkelijk informatie kunnen inwinnen over wat dan ook. Het grootste probleem
dat ze hebben is gebrek aan geld en hun afhankelijkheid van Frank.
Frank hoeft ons maar beu te raken en daar staan we dan,
vat Maryam samen. Daarna overloopt ze de mogelijkheden.
Mijn Boelie zal ook hier willen schrijven, zijn Engels is
goed, dus dat kan lukken. Pieter-Jan, Willem en ik kunnen inderdaad iets
medisch gaan doen. Jullie kunnen misschien opzichter worden op de plantages van
Frank of in zaken gaan?
Nico, Randy en Benjamin lopen niet echt warm voor dat idee.
We zien wel, zegt Benjamin voorzichtig.
Maryam brengt het gespreksonderwerp dan maar op iets anders.
Die slavernij is een doorn in mijn oog, maar verder vind ik
het hier, heel eerlijk, fantastisch. Het weer is hier altijd prachtig. De
ietwat komische hoffelijkheid van de bevolking kan ik ook wel appreciëren. Hun
breedvoerig taalgebruik, vind ik wel iets hebben. Ik denk dat het een vorm van
respect en beleefdheid is om zo te praten.
Ik heb zin om andere steden en streken te zien. Op basis
van één stad kun je onmogelijk oordelen over een heel volk, vindt Willem.
Akkoord, zegt Maryam, maar reizen kost ook weer veel
geld.
Frank kan ons paarden lenen, stelt Nico voor. We kunnen
hem later altijd nog terugbetalen. Misschien kan hij wel met ons mee. Dan
hebben we meteen een gids.
Ik ben tegen om twee redenen. Ten eerste wil ik echt niet
langer meer financieel afhankelijk zijn van Frank, hij mag dan nog zo rijk zijn
als de zee diep is, ik sta niet graag bij iemand in het krijt. En ten tweede
wil ik hem er niet bij, ik wil de dingen voor mezelf kunnen zien. Ik ken Frank
al een beetje, hij zou ons enkel de versie van de feiten geven die hem het
beste uitkomt. Ik zou eerlijk gezegd wel eens een bezoekje willen brengen aan
zijn slavenkwartieren. Eens zien of die ook zon riante huizen hebben en ook zo
uitgebreid tafelen als hun meester.
Willem wil nuanceren. Natuurlijk zijn die slechter behuisd.
Maar je moet er ook rekening mee houden dat Frank opgegroeid is in dit systeem.
Hij is opgegroeid met het idee dat dinks ongeschikt zijn voor andere taken dan
handenarbeid. Ok, voor ons lijkt die gedachte absurd, maar voor hen niet. En zo
lang niemand het tegendeel bewijst, zal hij dat blijven geloven.
Maryam windt zich op.
Hoe kunnen dinks ooit bewijzen dat ze de zelfde
verstandelijke capaciteiten hebben. Het is tegen de wet om hen te leren lezen
en schrijven!
Nico observeert het gezelschap met een glimlachje en merkt
op.
Wow, dit land gaat nog moeilijke tijden tegemoet. Als
enkele nieuwkomers na enkele weken al ruzie krijgen over de slavernijkwestie.
Willem en Maryam vliegen tegelijk tegen hem uit: Wij maken
geen ruzie, wij discussiëren, er is een verschil!
Na het eten is de sfeer net iets meer relaxed. Op het dak
van het pakhuis is het nu veel te warm. Ze ruimen op en gaan naar het stadspark
waar ze schaduw opzoeken. Maryam reageert nog eens fel als ze een bord ziet
waarop slaven de toegang ontzegd wordt als ze niet begeleid zijn door hun
meester of diens gevolmachtigde.
Net of het honden zijn!
De jongens kalmeren haar en trekken haar mee het park in. Als
ze letterlijk en figuurlijk verkoeling vindt bij een grote rechthoekig vijver
in de schaduw van reusachtige, eeuwenoude bomen kalmeert ze zichtbaar. Loom van
het vele eten doen ze collectief een tukje. Ze vragen zich wel af wat
Pieter-Jan en Boelie ondertussen doen.
Voor Maryam bestaat daar geen twijfel over.
Mijn Boelie is Frank helemaal voor zich aan het innemen om
er weet ik veel wat van gedaan te krijgen. En Pieter-Jan verdiept zich zogezegd
in de locale literatuur terwijl hij zich zoals een echte Oblomov kapot laat verwennen.
Mijn treinlectuur van vorige week. Dit boek bundelt verhalen
waarin fictie en non-fictie elkaar de hand geven. De fictieve elementen zijn er
in de eerste plaats om de werkelijk bestaande hoofdfiguren te beschermen tegen
vervolging. En dat zegt natuurlijk al veel. Iran: land waar je zo wat iedereen
bereid vindt om eens een flink boekje open te doen over hun samenleving, maar
ze zijn dan wel als de dood voor resulterende sancties.
De titel is goed gekozen, Iran zit nu eenmaal vol paradoxen.
Shervin heeft er een goed inzicht in en schetst ook een degelijk historisch
kader. Heel wat tradities komen goed tot hun recht. De lezer die al wat
vertrouwd is met de Iraanse geschiedenis komt zeker tot enkele betere
inzichten. Vooral de cyclische bewegingen in de duizenden jaren oude Perzische
beschaving wordt naar mijn aanvoelen goed aangetoond en uitgewerkt.
Het feestkarakter van de Iraniërs mij ook al erg duidelijk
geworden bij het lezen van stiekem kan hier alles- komt hier ook sterk aan
bod. Binnenshuis zijn de Perzen party animals, buitenshuis switchen ze in een
handomdraai naar een vrome, ingetogen uitstraling. Shervin verklaart helder dat
de ware Iraanse identiteit op de twee poten steunt. Een Iraniër is niet vroom
en niet decadent, hij of zij is beide tegelijkertijd. En die tegenstrijdigheid
maakt het voor een buitenstaander natuurlijk extra complex om de Perzische ziel
te doorgronden.
Mijn Perzische vriendin was niet echt gewonnen voor dit
boek, daarvoor ligt de nadruk net iets te veel op feitenkennis en historiek.
Zij vond het, denk ik, wat te droog. Toegegeven, het relaas van Eefje
Blankevoort, de schrijfster van het eerder vermelde stiekem kan hier alles, lag
mij ook beter. Maar niettemin, voor mij werden een aantal dingen een stuk
toegankelijker.
Het boek biedt een leuke opstap naar een beter begrip van
onder andere de oorlog tussen Iran en Irak, het geloof van Zoroaster, de
oud-Perzische traditie, de Iraanse versie van de Islam, het ritme van het
dagelijks leven in Iran en het geeft ook enkele goeie voorbeelden van doorsnee
Iraanse typetjes. De personages die Nekuee aanbiedt, staan niet alleen, veel
van de typetjes hebben duizenden vergelijkbare varianten, daar ze allemaal een product zijn van de zelfde unieke dat mag je wel
zeggen Perzische samenleving.
Geen must-read, zeker niet voor wie zich pas verdiept in
Iran, maar voor wie het land en zijn eigenaardigheden al een beetje kent, heeft
het boek zeker een meerwaarde.
Met negen zijn ze gekomen. Geboren in een andere wereld, via
een tweede wereld versluisd naar een derde. Ingewikkelde zaak. Een metgezel
liet het leven. Het hoe en waarom ontsnapt hen allemaal. Misschien is er niet
eens een waarom. Wie zal het zeggen? Voorlopig zoeken ze niet meer naar
antwoorden, de jongeren concentreren zich op de nieuwe dagdagelijkse realiteit.
Al drie weken lang verblijven ze bij hun gastheer in het
mooie huis, dat zijn naam niet gestolen heeft, Beauregard. Frank Buckner
Bolivar toont zich een ware gentleman, zijn gastvrijheid kent dan ook geen
grenzen. Niet alleen omdat zijn cultuur hem daartoe verplicht zijn gasten
mogen op de sociale ladder dan ettelijke sporten lager staan dan hij, de man is
niet vergeten dat ze zijn achtervolgers afgeschrikt hebben -, maar ook omdat
hij hen een sympathiek vindt en ietwat komisch in hun doen en laten. Misschien
ook om een soort leegte te vullen.
Frank is een prater en de enkele van de jongens spelen daar
handig op in. Vooral Boelie kan het erg goed met hem vinden en vraagt hem uit
over van alles en nog wat. Het is ook Boelie die op basis van wat hij te weten
komt, een plausibele voorgeschiedenis construeert voor het gezelschap.
Als Frank gelooft dat ze uit Auburië komen, nou dan is dat
maar zo. Boelie duikt in de privé-bibliotheek van zijn gastheer, verdiept zich
in boeken over Auburië en verzint zijn eigen levensloop en die van zijn
metgezellen. Frank hangt aan zijn lippen en slikt het als zoete koek.
Zijn voorouders zijn uiteraard zelf ooit geëmigreerd uit
Auburië, meer bepaald uit Barras. Ze waren op de vlucht voor de vele
godsdienstoorlogen op het oude continent. Via omzwervingen zijn ze uiteindelijk
in New Burbon aanbeland. Een van Franks verre voorvaders erfde de plantage van
zijn heer en zo werkten de Bolivars zich langzaam op tot de hoogste regionen
van de maatschappij. Frank kan zich de bezitter noemen van 122 slaven en niet
één, maar twee katoenplantages. Ondertussen droomt hij nog van een derde voor
het kweken van rijst. Zijn manier om de prijsschommelingen op de katoenmarkt
wat op te vangen. Boelie spreekt hem voorzichtig aan op zijn slavenbezit, maar
voor Frank is er geen vuiltje aan de lucht. Het slavenras is inferieur, zo heeft
God het gewild en wie is hij om dat te betwisten?
En de mijne zijn
goed doorvoed, vanaf hun twaalfde loopt geen enkele nog barrevoets, vanaf hun
25 krijgen ze een kleine lap grond, die ze zelf mogen bewerken, de opbrengst er
van mogen ze, mits een kleine bijdrage, houden. Vanaf 55 mogen de mannen vrij
kiezen wat ze doen. De meesten van hen leggen zich dan volledig toe op hun
eigen stuk land, dat ze dan extra vlijtig uitbouwen. De vrouwen laat ik al
vroeger meer vrijheid, die doen niet zo moeilijk. Tot hun vijftigste plukken ze
en daarna zorgen ze fulltime voor kinderen en kleinkinderen of voor de
hoogbejaarde slaven. Als mijn slaven trouwen geef ik het koppel een grote hut
met drie kamers en een eigen kookplaats en als ze sterven betaal ik de begrafenis
uit eigen zak, vertelt Frank trots. Hij is, wat hij zelf, een verlichte
slavenbezitter noemt.
Maryam blijft liever uit zijn buurt, want ze weet dat ze
meteen met hem in discussie zou treden en dat zou hun gastheer zeker als een
grove belediging ervaren. Zeker als een vrouw hem de les zou spellen. Terwijl
haar Boelie Frank uithoort over van alles en nog wat, vooral over de cultuur en
de geschiedenis van hun nieuwe wereld, maar ook over zijn persoonlijke
interesses en zelfs over de actuele politiek, verkent Maryam samen met de
anderen de stad.
Tenminste, de anderen minus Pieter-Jan en Elke. De eerste is
na aankomst in de nieuwe wereld in een lethargische bui verzeilt, waar hij maar
niet schijnt uit te raken. De hele dag ligt hij in bed met romans. Tussendoor
laat hij de huisslaven in de keuken pannenkoeken en andere lekkernijen
aanrukken. Elke heeft een aardige ontdekking gedaan in Beauregard en is niet
meer weg te slaan van een nieuwe passie: de paarden in de stallen. Ze heeft
zich op de verzorging gestort van de dieren van haar gastheer. Het zijn echte
prijsbeesten en het meisje geniet met volle teugen. Overdag trekt ze er op uit,
tot ver buiten de stad,, soms met Frank als gids, maar vaak ook alleen, soms
met haar vriend Dieter. Die gaat dan achterop, want hij kan zelf nog niet
paardrijden. s Avonds roskamt ze de dieren en pas als het buiten pikdonker is,
keert ze terug in huis. Daar eet ze snel rechtopstaand wat restjes in de keuken
en even later valt ze als een blok in slaap.
De anderen kuieren liever door de straten van New Burbon. Ze
genieten bijzonder van het prachtige weer, het lijkt wel altijd zomer te zijn,
ook nu, eind september. Het regent zelden, maar als het dan eens regent, is het
wel meteen goed raak. Discussies over de gelijkenissen tussen deze wereld en
hun vorige werelden komen nog zelden voor. Wat hen voornamelijk bezighoudt, is
waarom er Engels gesproken wordt of waarom ze in een overduidelijk 19-de eeuwse
samenleving zitten. Ze kunnen niet ontkennen dat ze in het beste geval in een
parallelwereld zitten, ze zijn niet teruggegaan in de tijd. Er zijn te veel
verschillen, een blik op een wereldkaart heeft ook al uitgewezen dat de
geografie danig verschilt van de wereld zoals zij die kenden. Er zijn maar drie
grote continenten, die elk van elkaar gescheiden zijn door oceanen.
Het continent waar
zij zich bevinden is als laatste ontdekt en gekoloniseerd door mogendheden uit
Auburië. Op die manier kan je Auburië vergelijken met het oude Europa, een
lappendeken aan kleine en middelgrote staten die voortdurend met elkaar in
oorlog liggen. Hun continent lijkt dan wel Noord-Amerika, maar dat is het niet.
Er zijn drie landen op hun continent en het continent in zijn geheel heet New
Haven of Novi Raj. New Burbon ligt in the Free Peoples Union, een vreemde naam
voor een land dat slavernij de normaalste zaak ter wereld vindt. Hoewel een
kleine minderheid van de blanken radicaal gekant is tegen de vreemde
instelling.
Maryam en de anderen vinden hun verblijf in de havenstad
heerlijk. Overdag picknicken ze graag langs de kade en kijken ze toe hoe
schepen aanmeren en hun ladingen uit Auburië verwisselen voor katoen en tabak.
Ze willen zich liever afsluiten van het bestaan van slavernij, maar dat wil
niet al te best lukken.
Elke ochtend passeren ze op hun weg naar het stadscentrum de
slavenveiling. Ook vandaag kookt hun bloed als ze zien dat de Aziatisch ogende
dinks als vee behandeld worden. De potentiële kopers trekken onbeschaamd de
mond van de levende koopwaar open om de tanden te controleren.