De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
25-04-2009
Zomerse groeipijn: deel 31
Boelie
zit samen met Nico en Randy bij Skinny Joe, een broodmagere kerel die de hele
dag door onafgebroken tabak kauwt, zenuwtics schijnt te verzamelen, voor de
rest op zijn vrouw scheldt en nerveus zijn lopende zaken gadeslaat. Joe
organiseert toernooien in gezelschapsspelen, hij ziet er op toe dat alles
eerlijk verloopt en linkt spelers die ongeveer aan elkaar gewaagd zijn om zo de
spanning te verzekeren.
Boelie
heeft er al een spel Revolution opzitten, Nico en Randy zijn elk nog verwikkeld
in een schaakpartij voor geld. In afwachting neemt Boelie hun post door. Dieter
en Elke, die bij Frank op een plantage logeren, schrijven geregeld een briefje,
maar Benjamin, die inwoont bij de zus van Frank in Steadville, bombardeert hen wekelijks met minstens één dik
epistel, waarin hij elk mogelijk detail uit zijn dagelijks leven lijkt te
vermelden. Enkel Boelie leest zijn brieven nog aandachtig. De rest neemt genoegen
met een korte samenvatting.
De
wedstrijden gaan door in een overdekte steeg, vlak voor het huis van Joe. Die
zet elke ochtend wat tafeltjes buiten. Zijn vrouw, een gezette jongedame met
twee dikke vlechten en een aantrekkelijk gezicht, dat echter erg aan schoonheid
inboet door de eeuwig trieste uitdrukking die uit haar grote waterige ogen
spreekt. Haar ogen zouden in betere omstandigheden nochtans een sterke troef
geweest zijn. Indringend blauw en dat voor een halfbloed. Zij loopt af en aan
met thee, die in theorie gratis is. Joe heeft geen vergunning om een café uit
te baten, dus mag hij geen drank verkopen, al zeker geen alcoholische. De walm
die uit sommige theekoppen opstijgt, laat niets te raden over wat de inhoud
betreft. Deze service is Joes excuus om zijn deel van 15 procent op alle inzet
op te eisen. Cynthia
biedt ook de drie jongens een kop aan, maar die weigeren beleefd. Ze weten maar
al te goed dat Joe dat vergif zelf brouwt in zijn kelder. Boelie verwijst er
naar als Penny Royal tea, het betere aborteermiddel voor de moedige
doe-het-zelfster
Randy
heeft zijn blik gefixeerd op het schaakbord en denkt al goed vijf minuten na
over zijn volgende zet. Zijn tegenstander wordt ongedurig en drinkt kop na kop
van de thee. Een procedure die Boelie met een veelbetekende glimlach
observeert. Nico ziet het ook en knipoogt naar zijn maat. Na drie koppen van
dat brouwsel kan niemand nog helder denken.
Als
Randy dan eindelijk een zet gedaan heeft, vraagt hij zonder op te kijken van
het bord: En wat schrijft onze Benjamin?
Boelie
bladert door de negen vellen papier om nog eens te verifiëren.
Hij
heeft nogal te klagen over zijn leerlingen.
Zijn
ze stout?, vraagt Nico.
Nee,
ze zijn best braaf, ze zijn alleen in niets geïnteresseerd. Benjamin heeft een
brief bijgesloten van zijn oudste leerlinge om te illustreren waar ze wél van
wakker liggen. Moet je horen. Best wel erg eigenlijk.
Hallo lieve Lucinda,
Hoe maak je het? Het spijt mij dat ik zo
lang niet geschreven heb, maar ik heb het dan ook ongelofelijk druk. Met
kerstmis in aantocht is het hier een gekkenhuis. Dus vergeef mij als ik soms
even de draad kwijtraak, maar je verliest je hoofd hier gewoon. En er is nog
zoveel te doen! Er moet nog eten gekocht worden en de koks moeten het nog
deftig klaarmaken, want Jezus, zijn dat een stel niksnutten bij elkaar. Je mag
al blij zijn als ze er in slagen 's ochtends een eitje voor je te bakken.
Mathilde van de Coburns zei laatst ook al dat de slaven sinds de verschijning
van dat boek en de hele hetze er rond de
laatste tijd nog zo moeilijk doen wat ze moeten doen.. En dat is er niet om
gelogen, want bij de Coburns zijn de
portiers werkelijk een bende onbeschofteriken. Ze nemen je hoed nog geeneens
aan. Die hetze rond dat boek snap ik trouwens niet. Ik heb er vijf paginas in
gelezen en toen al weer opzij gelegd. Echt verschrikkelijk saai. Als ze de
schrijfster straffen, dan liever omdat ze zon saai lor de wereld ingestuurd
heeft.
Genoeg daarover, want ik wind mij zo al
genoeg op. Om verder te gaan: er moeten nodig nieuwe tafelkleden gekocht
worden, want wist je dat die dit jaar rood moeten zijn? Dat heeft Shirley, van
de familie Sturgis gezegd, en die kan
het weten, want die is bij de gouverneur zelf op bezoek geweest. Alleen hebben wij echt
alle mogelijke tafelkleden in huis, in alle mogelijke kleuren, maar natuurlijk
geen rode. Zou je niet gek worden? Dus die moeten zo snel mogelijk gekocht
worden.
Volgende punt: de wijnen. Papa heeft een
enorme wijnvoorraad aangelegd, maar dat is nog niks, hoe gaan we in godsnaam
beslissen welke we nemen bij welke gang? Charleszei dat we met witte moesten beginnen. Maar
je kan toch helemaal niet met witte wijn beginnen op een avondfeest? En toch
zeker niet als de tafelkleden al rood zijn. Dus zeg ik, consequent zijn en voor
rood gaan. Maar nee, Charles was niet
akkoord, die kleine tiran wil natuurlijk witte. Papa was het gauw beu en nu
drinken we bij de eerste gang rosé. Ik weet wel al zeker dat de buren zich
daarover zullen vermaken.
Een
ellende, toch, een ellende! Goed, da's de wijn en we zullen het er mee doen.
Dan, het bestek. Nemen we oma's oude zilver, of nemen we het nieuwe dat oom
Oliver ons geschonken heeft, toen ie weer was uit Auburië. Ik zeg tegen mama:
laat ons het nieuwe nemen, dat is eens wat anders. Was mama natuurlijk helemaal
de put van in, zegt ze, helemaal over haar toeren: je oma draait zich om in
haar graf! Dus dat wordt het oude. Ho, net komt Helen zeggen dat Mira niet van
zin is aan tafel te komen, zogenaamd omdat ze haar blauwe jurk niet mag dragen,
maar werkelijk alleen om mij te pesten, want zo is ze. Dus die blijft de hele
avond op haar kamer zitten. Wat zullen de buren daar van zeggen? O , ik voel
dat ik ga schelden of wenen of beide.
Kalm, kalm, Liza, alles komt goed. Volgende
punt: vragen we de gasten eerst in de salon of gaan we maar gelijk aan tafel.
Ik vind dat we maar beter meteen aan tafel kunnen gaan, want van al dat
gepalaver in de salon krijg ik hoofdpijn, vooral als ze beginnen roken. En als Mathew
Evans aan zijn verhaaltjes over zijn tijd in het leger begint, dan zijn we nog
niet thuis. Om van Mildred Rogers nog te
zwijgen, want die valt dan vast in slaap en begint dan zo te snurken dat de
ramen er gaan van trillen. Maar naar mij wil natuurlijk weer niemand luisteren.
Nee, papa zegt dat het geen pas heeft om de mensen zomaar zonder boe of ba aan
tafel te jagen. Dat je zo geen mensen ontvangt. Och, ik haat het. Dan, kleren.
Wat zal ik nou dragen? Ik heb echt helemaal niks om te dragen. Al mijn jurken
zijn zo saai. Mama wordt dol bij het minste decolleté. Zo'n kwezel. Ik zou mijn
groene linten kunnen dragen en mijn amberkleurige japon, of denk je dat die
meer bij een zonnewendefeestpassent?
Zal ik mijn paarse jurk dragen met die karmozijnrode overgooier, die oom voor mij
meegebracht heeft? Of denk je dat er dan te veel rood is? Ach, dat zon feest is
me toch een kwelling! Leuk om op visite te gaan, maar om het zelf te
organiseren? Zeker in dit gekkenhuis.
Juist, voor ik het vergeet, wist je al dat
Fanny Burtows, de vrouw van de chef van politie en Emma Meigs, de vrouw van de
kolonel, vlammende ruzie hebben? Echt waar, dat was me een gedoe! Je gelooft je
oren niet. Fanny was op visite gegaan bij Emma om thee te drinken, zoals ze
vaak doen. Nou zijn ze in gesprek en dan flapt Fanny er uit dat haar servies
toch mooier is dan dat van Emma. Waarop Emma zegt dat ze gewoon jaloers is,
omdat zij van haar man altijd veel duurdere kleren, dan Fanny. En toen heeft
Fanny gezegd dat haar man tenminste eerlijk werkt voor zijn boterham. Toen wilde
Emma natuurlijk weten wat ze daarmee wel wou insinueren.
Nou, toen zei Fanny dat Emma's man zich rijk
pikt en in wel twintig schandalen tegelijk verwikkeld zit. En toen heeft Emma een
theekopje stuk geslagen op Fanny's hoofd. Sindsdien spreken ze niet meer tegen
elkaar. Dat komt er ook nog eens bij. Want welke van de twee zullen we
uitnodigen? Je kan ze toch niet beiden vragen, want dan heb je de gasten meteen
verdeeld in twee kampen want iedereen heeft ondertussen natuurlijk al partij
gekozen, en als je er maar één vraagt heb je ook heibel.
Stel nou dat we alleen Emma vragen met haar man. Dan weet je al zeker dat
Theresa, de vrouw van Gustav, de tapijtenhandelaar afzegt, want dat is de beste
vriendin van Rmma. En als je alleen Fanny vraagt dan kan je wel vergeten dat de
vrouw van de rechter komt, want die is daar kind aan huis. Een dilemma! Mama
vindt dat we ze maar beide moeten vragen en hopen dat ze alle twee afzeggen.
Alsof dat ooit gebeurt! Lucinda, lieverd, schrijf mij alsjeblieft hoe het er aan
toe gaat daar bij jou, want hier moet je wel compleet zwakzinnig worden!
O ja, wist je wat ik van papa gekregen heb
voor mijn verjaardag? Een pony met bijpassende koets! Goed he? En ik mag zelf
mijn koetsier uitkiezen! Als je komt, moeten we maar een ritje maken. Nou, ik
laat je.
Liefs,
Je vriendin Liza.
Ps Geloof jij trouwens dat er oorlog komt?
Ik geloof van niet. Maar ik hoop wel dat we een onafhankelijk land worden. Dat
is weer eens wat anders. Papa denkt er over om dan in de politiek te gaan. Maar
o, laat ik je daar maar niet mee vervelen! Daag!
Boelie
vouwt de brief dicht.
Dat
is nou eens een typevoorbeeld van de mentaliteit die mijn Maryam zo veracht.
Randy
vindt de inhoud inderdaad opvallend leeghoofdig, maar keurt wat hun vriend doet
ook niet goed.
Dus
Benjamin pakt zo maar brieven af van zijn leerlingen en stuurt ze zelf rond?
Klaarblijkelijk
was ze de brief aan het overschrijven tijdens zijn les. Van elke brief die ze
stuurt, bewaart ze een kopie voor zichzelf.
Lang
leve email toch maar, zegt Nico. Daarna zwijgen de jongens. Hun tegenstanders
vragen om stilte, ze worden nerveus van al dat getater in een taaltje dat ze
niet eens kunnen verstaan.
Boelie
wil de brief wegstoppen, maar net op dat moment valt er iemand onstuimig rond
zijn nek. Als hij omkijkt, voelt hij meteen een dikke kus op zijn lippen
landen.
Waar
bleven jullie zo lang?
Maryam
heeft het te druk met kussen om antwoord te geven op de vraag van haar Boelie.
Pieter-Jan neemt over.
Er
was weer zon parade, de hele hoofdstraat zat muurvast.
O
jee, zuchten Randy en Nico verveeld.
Hebben
jullie al veel kunnen winnen vandaag?, vraagt Maryam.
Randy
draait zich naar haar toe, vist iets op uit zijn binnenzak en toont haar met
een opzettelijk karikaturale glimlach de winst van de voormiddag: een brede
waaier bankbiljetten.
Randy,
stop dat weg, loop daar niet zo mee te koop, dat is gevaarlijk, sist het
meisje op luide fluistertoon.
Daarna
valt haar oog op de brief in Boelies handen. O heeft Benjamin weer een turf
geschreven? Boelie knikt. Is er ook een brief van Dieter en Elke die wil ik
wel lezen?
Boelie
overhandigt haar een ongeopende enveloppe, die Maryam voorzichtig openscheurt
met nagel van haar wijsvinger. Rrrrr, mooi rood gelakt, merkt Boelie op,
terwijl hij in een ronde cirkel over haar achterwerk wrijft. Maryam, wijst hem
op haar typische manier terecht voor zijn publieke avances, door langgerekt
zijn naam te laten rollen. Boelie wrijft onverstoord verder.
O
nee, roept Maryam uit, als ze hooguit een halve pagina ver is.
Wat?,
vraagt Pieter-Jan die gebogen staat over het schaakbord van Randys partij.
Maryam
en Pieter-Jan lopen over Goldsmith Boulevard. Ze komen net terug van de les.
Pieter-Jan is niet echt lovend over de prof, die niet voor niets de bijnaam, Tom
Fool draagt.
Heb
je die kerel nu horen tekeer gaan tegen de nieuwe theorie dat ziektes
verspreid worden door onzichtbare organismen? De mensen hier hebben een enorm
temperament, maar ze gebruiken hun energie om de verkeerde dingen te
verdedigen.
Maryam
haalt haar schouders op. Ze volgt nu al bijna twee jaar geneeskunde aan The
Southern University of Medicine en heeft op vlak van onwetendheid en
vooroordelen al heel wat meegemaakt. Zeker als enig meisje in een klas van meer
dan 150 studenten.
Met
zo iemand valt niet te discussiëren. Een vent die er trots op is dat in zijn
hele carrière als chirurg nog niet één keer zijn operatieschort heeft laten
wassen. Shit man, als je hier ziek valt, maak je enkel kans om te overleven als
je uit de handen van een dokter blijft.
Pieter-Jan
wuift naar enkele voorbijgaande meisjes. Elk vergezeld van een slavin die als
chaperonne fungeert. Hun overdreven vrolijkheid staat in schril contrast met de
expressieloze gezichten van hun personeel. Ze paraderen parmantig door de
straten, met hun neus in de wind en gaan erg aanrakerig met elkaar om. Maryam
keurt hen geen blik waardig, maar vanuit haar ooghoeken ziet ze toch hoe de
dwaze geiten, zoals ze hen onveranderlijk bestempelt, aan het fluisteren en
giechelen slaan, van zodra ze haar opmerken.
Is
dat niet een nichtje van Frank?, vraagt Pieter-Jan, die de meisjes als ze
voorbij zijn, ongegeneerd nastaart.
Maryam
blijft strak voor zich uitkijken en wandelt traag en onaangedaan verder.
Welke
bedoel je?
Die
ene met de gele schoenen.
Pieter-Jan
kijkt zijn vriendin aan en glimlacht als hij ziet hoe ostentatief ze met haar
ogen rolt.
Dat
is de ergste. Dat onnozel schaap waant zich de godin van de schoonheid of
zoiets, geloof ik. En dat heeft niet eens één aanbidder.
Oei,
reageert Pieter-Jan, nochtans is het in de hogere kringen sociaal wenselijk om
toch minstens een stuk of drie smachtende aanbidders te hebben.
Ze
mag dan een schare vrouwelijke fans hebben die haar hoofd op hol brengen met de
meest overdreven complimenten, maar volgens Frank is er wel geen enkele jongen
die haar het hof maakt.
Pieter-Jan
lacht. Ik kan al raden wat die vriendinnen haar wijs maken. Dat ze mannen
afschrikt door haar schoonheid en dat ze haar niet eens durven benaderen.
Dat
was meteen de reactie van mijn Boelie ook. En ze gelooft het zelf, dat is het
ergste.
Maryam
merkt hoe de trottoirs nu opvallend snel vol mensen stromen. Uit alle huizen
verschijnen nieuwsgierig kijkende mensen, uit de ramen hangen kinderen, die met
vlaggetjes zwaaien. Een koppel dat voor de twee geneeskundestudenten wandelt,
draait zich abrupt om en haast zich weg. Maryam hoort de man tegen zijn vrouw
zeggen: O nee, daar heb je weer zon bende van die idioten. Die waterkop van een
Vance heeft ook geen sikkepit autoriteit.
Maryam
heeft zon soort klachten al vaker gehoord. Seymour Vance is de burgemeester van
Carlston, hun nieuwe verblijfplaats. Officieel verbiedt hij demonstraties als deze,
maar in de praktijk laat hij maar begaan.
Maryam
zucht. Die heethoofden die ijveren voor de onafhankelijkheid van het zuiden,
maken haar bang. Ze doen haar denken aan de domme extremisten uit haar oude
wereld. Pieter-Jan neuriet ondertussen het overbekende deuntje mee dat de
demonstratie onvermijdelijk begeleidt. Het kersverse Zuidelijke volkslied hoor
je tegenwoordig elke dag, nergens ontsnap je er nog aan. Het behoort tot het
vaste repertoire van elke caféband.
Je
moet ze wel meegeven dat ze een levendig muziekje hebben gekozen voor hun zaak.
Maryam
is niet overtuigd en heeft andere zorgen. De straat zit nu potdicht, alle
verkeer is tot stilstand gekomen. We gaan een omweg moeten maken als we tot
bij mijn Boelie willen raken.
Of
we kunnen wachten tot de stoet voorbij is.
Maryam
draait zich al om.
O
nee, daar heb ik geen zin in. Als je er zo één gezien hebt, heb je ze allemaal
gezien.
De
twee keren terug en wringen zich door de massa, de eerste zijstraat die ze
tegenkomen slaan ze in. Als ze pas om de hoek zijn, zien ze hoe vier mannen
gewapend met zware houten knuppels een deur van een huis intrappen en zonder de
minste aarzeling naar binnen gaan. Een menigte vrouwen en kinderen blijft
buiten staan en schreeuwt aanmoedigingen.
Wat
krijgen we nou?, vraagt Maryam verontwaardigd.
Pieter-Jan
wijst gewoon omhoog, naar het balkon van het huis en dat volstaat als antwoord.
Over de reling van het balkon is de nationale vlag gedrapeerd. Blijkbaar wil de
eigenaar van het huis, zijn anti-secessie gevoelens uiten, maar dat wordt hem
niet in dank afgenomen. De gewapende mannen sleuren hem naar buiten en leveren
hem uit aan de vrouwen die als een vlucht aasgieren op hem toeschieten om hem
te bedekken met pek en veren. Zelfs de kinderen spuwen naar hem en werpen
steentjes naar zijn hoofd.
Maryam
duwt haar stapel cursussen in armen van haar maat en vliegt dan naar een vrouw
die met een grote kwast het gezicht van de man insmeert. Ze duwt haar opzij en
tiert luid: Wel eens gehoord van vrije meningsuiting?
Alle
vrouwen verstillen als stenen zuilen en gapen haar stomverbaasd aan. Het
slachtoffer maakt van de gelegenheid gebruik om er vanonder te muizen. Het kringetje
vrouwen weet even niet wat gezegd, tot er eentje is die Maryam herkent.
Dat
is dat manwijf dat dokter wil worden!, proest er eentje uit.
Er
volgt luid gelach. Ze kijken haar aan alsof ze het grootste stuk vuil is dat de
vrouwen ooit gezien hebben in hun leven. Je kunt al raden hoe ze haar patiënten
zal genezen.
Maryam
briest, maar Pieter-Jan sleurt haar mee, voorbij de groep. Terwijl ze zich laat
meenemen, zegt ze rustig, maar recht uit haar hart: Jullie zijn zo, zo heel
erg, dóm.
Eentje
reageert: Een hoer die zich voordoet als dokter. Slim bekeken natuurlijk.
Spijtig dat zoiets zo doorzichtig is.
Misschien
kon ze geen klanten versieren op een normale manier, lacht er een andere.
Een
vrouw die voor dokter studeert vinden ze in deze wereld scandaleus. Volgens een
rare gedachtekronkel is elke verpleegster of dokteres per definitie een vrouw
van lichte zeden. Een deftige vrouw zou nooit een job zoeken die haar zo nauw
in contact brengt met wildvreemde mannen.
Op
het einde van de straat blikt Pieter-Jan nog één keer achterom. Maryam zegt
geen woord meer en is in zichzelf teruggetrokken. Hmm, zegt hij, die man
heeft blijkbaar zijn conclusies getrokken. Zijn balkon ziet er opeens opvallend
naakt uit. De vlag is inderdaad verdwenen.
Gaat
het een beetje?, vraagt hij aan zijn kokende vriendin.
Weer
haalt ze haar schouders op en met een uitgestreken gezicht zegt ze: Ik hoop
gewoon dat die dwazen hun zin krijgen met hun o zo geliefde
afscheidingsplannen. Eens zien hoe lang ze dan nog lachen.
Pieter-Jan
geeft haar een stevige arm en versnelt zijn pas. Hij denkt aan die grappige cartoon
met die boom, in die Noordelijke krant. De boom stelt de hele natie voor, op
een hoge zijtak zitten enkele lekkerbekkende mannen die de tak waarop ze zitten
ongeduldig afzagen. Ze zitten op de kant van de tak die zal neerstorten en op
de tak staat geschreven: secessie.
Een groepje dinks zit in een hoekje dolken, dieven en ridders te
spelen, een spel waarbij het de bedoeling is om met vijf dobbelstenen de
hoogste combinaties te gooien. Je gooit twee keer en na je eerste worp kies je
zelf met hoeveel dobbelstenen je hergooit. Alleen het resultaat van je tweede
worp telt. Het spelletje is razend populair in New Burbon, in alle lagen van de
bevolkingen. Er zijn gevallen bekend van rijke grootgrondbezitters die hun hele
fortuin er doorjagen en daarna dienst nemen in het leger of voor een
vernederend baantje nemen als opzichter op een plantage van een buur.
Dinks spelen zelden voor geld, want dat hebben ze niet. De
landslaven spelen meestal voor karweien. Een slaaf die veel geluk heeft in het
spel, kan er voor zorgen dat hij voor lange tijd naast zijn vaste dagtaak geen
vervelende karweitjes meer moet opknappen. Spelers die het geluk tegenzit en
van geen ophouden weten, kunnen zich zo beladen met extra werk dat ze wekenlang
maar vier uur slaap per nacht halen. Gelukkig is de solidariteit onder de
slaven groot genoeg om medeslaven op tijd te doen stoppen voor ze een gokschuld
verzamelen van maanden karweien.
Deze dinks, die aan een half vermolmd tafeltje zitten, behoren tot
die 100 000 uitzonderingen die in vrijheid leven, maar ook zij dobbelen niet om
geld. Ze vinden het grappig om te spelen om uitdagingen. De verliezers moeten
gekke opdrachten uitvoeren. Dat varieert van in het holst van de nacht de items
op een absurd boodschappenlijstje aanslepen tot, levensgevaarlijk eigenlijk,
naar een blanke vrouw knipogen. Het spel verloopt zonder dat er één woord valt,
de spelers concentreren zich op het resultaat, iemand houdt nauwgezet de stand
bij. Tot er eentje opstaat en luid snauwt:
Ik ruik nog liever aan de kont van een oude, verlepte hoer, die net
een scheet laat waar soep bij is, dan dat ik ooit nog tegen jou speel, Harlem.
De duivel zelf heeft je handen gekust
Wat scheelt er?, roept Marly vanachter zijn bar. Het is al na
sluitingstijd, maar de vaste klanten mogen blijven tot na de opkuis. De barman
vindt het wel fijn zo. Alleen is maar alleen en terwijl hij de boel weer netjes
legt, hoort hij graag het gemoedelijke kabaal van het vaste cliënteel. Hij
vraagt zich wel af waar zijn meester uithangt, want die blijft uitzonderlijk
lang weg vannacht. Toen Marly hem vroeg waar hij heen ging, zei Duro op typisch
geheimzinnige toon: Naar de maan kraaien met een tong. Daaruit wist Marly wel
genoeg, Duro had een afspraak met een van zijn spionnen, tongen, in het
taaltje van zijn baas. Duro is een vrije dink, die ijvert voor de afschaffing
van de slavernij en de vooruitgang van zijn ras, maar Duro zou Duro niet zijn
als hij, tot het zover was, niet zelf gebruikmaakte van het noodzakelijke
kwaad. Marly merkt er zelf weinig van en is waarschijnlijk één van de best
verzorgde slaven in het hele zuiden, maar dat neemt niet weg, dat Duro hem
wettelijk bezit. Voorlopig is onze regeling wel zo handig. Dat vermijdt dat je
gekke dingen uithaalt, is Duros uitleg als Marly vraagt of hij niet gewoon
zijn vrijheid kan krijgen, als zijn meester dan toch zo gekant is tegen
slavernij. Duro heeft dan ook meer iets tegen blanken dan tegen slavernij. En
in de wet is er niets dat vrije dinks belet om zelf slaven te hebben. In
theorie kan het zelfs dat een slaaf zelf een slaaf bezit.
Pux, de gedrongen jongeman, die net kwaad is opgesprongen, loopt op
Marly af. Beste vent, schenk me nog
eens één van die cocktails van jou uit. Zo eentje waarvan je oren dubbel
plooien en je neusharen uitvallen.
Sorry, Pux, de bar is dicht. Als Duro er niet is, blijft alles
onder de kurk.
Pux laat zich niet zo makkelijk afschepen. Ach, kom toe, wat geeft
een klein drupje? Duro is rijk genoeg. Verdomme, een dink die er zelf dinks op
na houdt, hoe vaak hoor je dat? Kom toe nou, ik heb net hard verloren van
Harlem. Ik moet veertien dagen lang elke avond zijn schoenen blinken, hem s
ochtends wekken en zijn bed opmaken. Heb dan verdorie toch een klein beetje
medelijden.
Marly is onverbiddelijk en dan wordt Pux gemeen: Is het dan toch
waar wat ze zeggen, hebben slaven dan werkelijk geen gevoelens?
Op dat moment zwaait de deur van de bar open. Als Pux Duro opmerkt,
fluistert hij tegen Marly: Kom nou, Marly, braaf opzitten en pootje geven,
baasje is terug. Baasje boos zijn, hoor. Kom, geef braaf een kopje dan krijg je
een suikerklontje. Daarna hijgt hij overdreven als een hond. Als hij ziet dat
Duro recht op hem afstormt, krimpt hij ineen. De baas stopt pas pal voor hem,
met zijn ogen op vijf centimeter van de bange ogen van Pux. Duro laat twee tonnen
die hij onder zijn armen draagt, vallen en geeft Pux een klap in zijn gezicht.
Weer verloren, hé? Werk je hoerengeluk uit op een ander, gesnopen mestdinkje?
Pux wrijft hard over zijn wang, niet omdat het zon erge pijn doet, maar om
niet nog erger uit te lokken. En grijp nou zon ton en doe zoals ik. Marly, ga
jij naar boven en grijp al onze spullen bij elkaar.
Marly twijfelt een moment maar doet dan wat hem gevraagd is. De
anderen, Pux, en Harlem en Jubs, in de hoek, staren Duro met grote ogen na,
terwijl hij door de bar rent en de inhoud van zijn ton overal achterlaat. Na
nog eens een kwaad commando, volgt Pux zijn voorbeeld. Duro maant hem aan om
het goed te verspreiden. Buiten staan nog twee tonnen, behelp je, zegt hij
tegen de anderen. Als er vier tonnen zijn uitgegoten, volgt de rest van de
bevelen. Harlem, Pux en Jubs, waarschuw de rest van de bende, haal je spullen,
we verzamelen bij Laïla en Latifa. Zorg dat Misty en Hope er ook zijn. Iedereen
gaat mee.Harlem wil weten waarheen dan wel. Dat krijgen jullie later wel te
horen, het belangrijkste is dat we nu snel tewerk gaan.
Duro loopt naar boven om
Marly te helpen met de bagage en ook de rest schiet er vandoor. Marly en zijn
meester dragen twee zware koffers naar buiten, veilig naar de overkant van de
straat. Duro wandelt rustig terug, werpt nog een laatste onderzoekende blik
naar binnen, tast dan in zijn binnenzak en strijkt een lucifer af langs de
houten gevel. Marly die zijn baas gadeslaat trappelt ongedurig ter plaatste,
hij weet niet of hij Duro nu moet tegenhouden of niet. Zijn meester gedraagt
zich als een krankzinnige. Marly wil toeschieten, maar dan is het al te laat.
De lucifer suist naar binnen. Het lijkt wel of er een fikse wind opsteekt, een
gele golf deint uit en Salems Haven verandert in een woeste vlammenzee.
Marly dwingt zichzelf om praktisch te denken. Hoe krijgen we die zware koffers
bij de La-las? Duro schijnt te weten wat hij doet. Maak je maar geen zorgen.
Ik heb voor vervoer gezorgd. Carlice komt ons oppikken.
Inderdaad komt er van op hoek een open koets aangereden,
voorgetrokken door twee kleine, maar snelle paarden. Zwart maar met een witte
vlek op hun nek. Die vlekken fungeren in de donkere nacht als een soort
oplichtende bakens. Op de bok van de koets, trekt een jonge vrouw met een
vastbesloten, grimmige trek op haar gezicht, de paarden ruw tot stilstand. Duro
en zij begroeten elkaar kort met een knikje. Vlug laden de meester en zijn
slaaf de koffers in en weg zijn ze. Marly merkt hoe ze tijdens de rit andere
dinks voorbijsteken, die een opgerold vloerkleed met zich mee zeulen, waarin
waarschijnlijk al hun bezittingen zitten. Ze rennen als ratten die een zinkend
schip verlaten, maar als ze hun leider onbeweeglijk zien zitten in de koets,
vertragen ze en vallen hun stemmen stil. Is de grote afrekening begonnen?,
vraagt Marly verschrikt. Kuisen ze Freedmens Quarter op?
Zijn baas kijkt star voor zich uit. Veel meer dan dat. De hele
wereld zoals je die nu kent, staat op het punt om grondig te veranderen. Bid
samen met mij dat ik binnenkort wettelijk verplicht ben om je de vrijheid te
schenken.
Marly kijkt nog eens goed naar de vluchtelingen en voelt zich
helemaal warm worden. Hij heeft zich niet meer zo gevoeld, sinds Duro hem kocht
van zijn vorige meester.