De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
04-11-2012
My own private Sleepy Hollow: Halloween met mijn tante
Uiterlijke vertoningen en innerlijk
vallen toch echt grotendeels samen. Slepende voeten. Een zombieblik.
Bijna alle driften, tenzij de drang naar eten en nicotine, onderdrukt
door chemicaliën, die niet genezen, maar de symptomen van de ziekte
lam leggen. En haar ook neerhalen.
Een vreemd ritme van slapen gaan om 20u
en opstaan om 3u10 's nachts. Om half vier haalt ze mij slaande
deuren uit mijn nachtmerries, en schiet ik wakker met het
galopperende hart van een wielrenner die zonder doping het peleton
probeert bij te houden.
Om zes uur 's ochtends vertrekt ze naar
haar werk,nuttige bezigheidstherapie, waar ze de strijk doet van de
mensen in de omgeving. Het kan nog niet zo gigantisch slecht gaan, we
dragen tenminste toch nog een beetje zorg voor de zwakkeren in onze
samenleving. Laat ons zo'n verworvenheden met hand en tand
verdedigen. Want als die bezigheidstherapie niet bestond, weet ik
echt niet wat we met haar zouden moeten aanvangen. En zonder
medicatie staat ze binnen de kortste keren weer te praten met engelen
en andere fictieve wezens die haar vragen om zelfmoord te plegen. En
die engelen snappen ook hun werk niet, want ze heeft drie keer
geprobeerd.
Ze sleept dus met de voeten, pantoffels
die een schuivend, krassend geluid maken op de vloer. Elke veeg rijt
mijn brein uiteen. Een jonge mens heeft toch een lage
ergernisdrempel. Ze praat tegen de hond. Geen symptoom van haar
ziekte, want alle buurtbewoners vinden het nodig om ellenlange
monologen af te steken tegen dat beest, dat maar twee dingen wil:
eten en wandelen en op geen enkel ander woord reageert, ook zijn naam
niet, buiten eten en wandelen.
Ze loopt rond, mijn tante, niet de
hond, in een pyjama. Voorovergebogen zoals alleen schoolkinderen van
tien met een gevulde boekentas dat kunnen. Ze gaat van de sofa en
haar breiwerk ze breit aan een snoeihard tempo van één trui of
sjaal per week- naar de koer om te roken en van de koer terug naar de
sofa. En passant, graait ze iets mee uit de keuken. Meestal
zoetigheid. Die stopt ze weg in haar mouw. Dingen wegsteken is,
geloof ik, belangrijk voor het bewaren van een notie eigenheid, ze
voelt zich al genoeg gecontroleerd, dus snoept ze in 't geheim. Ze
liegt er ook op los. Onschuldige dingen. Meestal over dingen ze
beweert niet gegeten te hebben, maar natuurlijk wel gegeten heeft.
Ze is zeer defensief. Heeft nooit
ergens schuld aan en zal de grootste kleinigheden op een ander
steken. Op kritiek reageert ze verbaal erg agressief. Haar
woordenschat is vrij beperkt, maar als ze kon, zou ze mij op tijd en
stond zeer virtuoos uitmaken voor rotte vis.
Ook is ze er snel van overtuigd dat
anderen meer voordeel hebben dan zij. Een koekje meer, een portie
soep die groter is, meer dessert, een lekkerder drankje, een betere
stoel. Ze voelt zich vaak tekort gedaan. Ze is het middelste kind van
vijf opeenvolgende dochters. Misschien ligt dat gevoel van benadeling
dus eerder daar aan dan aan haar ziekte. Verder is ze heel lief, als
je haar maar laat breien, snoepen, slapen, roken. En haar in alle
rust uren tijd laat maken om haar te wassen, op persoonlijke hygiëne
is ze zeer gesteld.
Ze kan er niks aan doen, maar er hangt
een kerkhofsfeer in huis. Alsof 'The fall of the house of Usher' van
Poe hier wordt gespeeld. Alleen hebben we haar nooit levend begraven,
dat doet ze zelf. Het is grijs buiten en kil en nog Allerheiligen
ook. Een woestijn van de geest. De lucht in Erembodegem verstikt de
ziel. De blik van de mensen vermoordt hoop. En in het kraantjeswater
zit geen anarchie zoals een lokaal politicus graag beweert, maar
laudanum. En de enige fontein der vergetelheid is een Schots café
-tenminste de eigenaar is een Schot- een echt schot in de roos, hier
in Erembodegem, die verlatenheid van de Schotse Highlands, die heb je
hier ook, maar dan zonder de troostende, hoopgevende vergezichten. En
zo speelt op een zondagavond in Erembodegem wel tien keer na elkaar,
het volgende liedje, dat toch de kernconclusie samenvat. 'We 've got
to get out of this place',
terwijl mijn andere tantes foto's van mannenkonten in de vorm van
pompoenen op Facebook gooien.
Een bescheiden succesverhaal dat begon met veel Guinness
Met drankverhalen uitpakken is het
kenmerk van de amateurschrijvelaar, maar het is waar, onze
stripfiguur, Herman Verkrijt, zou er helemaal anders uitzien als
Dieter Walckiers en ikzelve die ene keer niet hadden vergaderd in een
Irish Pub.
We bedachten er wat de Guinness formule
is gaan heten. Een receptenlijst voor wat een goeie grap moet hebben.
In geen enkele handleiding voor comedians of sketch writers iets
beter gevonden. Die boeken zoomden altijd maar in op 1 of 2 aspecten
van die formule.
Nu, we zijn heel trots op die formule,
en we toetsen er al onze gags aan. En als Verkrijt niet altijd
grappig is, ligt het niet aan de formule. Het blijft gewoon een grote
uitdaging om die formule echt goed toe te passen. Ook is Verkrijt
ook al op basis van de Guinness formule eigenlijk niet ideaal
voor gags. Al zeker niet voor een breed publiek. We schakelen dan ook
over op een vertelverhaal en stappen af van korte gags. Laaiend positieve
reacties op die gags kwamen soms tot mijn eigen grote verbazing. Zelf
vond ik vooral de afleveringen met heel veel dialoog goed. Maar daar
kregen we dan weer de kritiek dat er te veel tekst bij stond. Mijn
favoriet uit de 100 gags staat hier.
Waarom een bescheiden succes? Sja, bij
een grote uitgever moeten we er niet mee aankloppen. Alleen kleine
uitgeverijen zijn geïnteresseerd en dan zijn we slechter af dan
wanneer we alles zelf doen. Opvallend bij Verkrijt zijn al de
vertalingen. Verkrijt is ondertussen vertaald in het Engels, Pools,
Frans, Slowaaks en gisteren zijn de studenten van de Neerlandistiek
onder leiding van Bojana Budimir begonnen aan de Servische vertaling. Dat al
die talen nog niet van aflevering 1 tot 100 online te lezen zijn,
ligt uitsluitend aan ons en zeker niet aan onze vertalers. Hongaars
is ook in de maak.
Daarom danken wij graag de Poolse
Neerlandistiek en in het bijzonder Kasia Wiercińska, de Hongaarse
Neerlandistiek, en in het bijzonder Gert Loosen, en de Slowaakse
Neerlandistiek, in het bijzonder Zuzana Pitova
en Adam Boch, de Servische Neerlandistiek, en in het bijzonder Bojana Budimir, en last,
but not least, Olivier Noël voor de Franse vertaling!
Toen we aan Verkrijt begonnen hadden we
nooit durven dromen dat de online avonturen van deze foute leerkracht
al na een jaar zoveel vertalingen zou krijgen.
Als we Verkrijt kunnen binnenloodsen
bij een grote uitgeverij, ware dat de kers op de taart, maar het is
sowieso een dol Verkrijtjaar geweest. In de bibliotheek van Gent zitten nog steeds bladwijzers van Verkrijt in een belachelijk groot aantal boeken, tot ergernis helaas, van het afkeurende, maar altijd beleefde personeel
De eerste aflevering van het lange,
doorlopende verhaal van Verkrijt verschijnt in de loop van de
volgende weken. 312 prentjes leesplezier zitten in de pijplijn.
En nooit vergeten: buiten de lijntjes kleuren, opent deuren.
Het schijnt allemaal naar de kloten te
gaan. In de VS dalen de belastingen voor rijken spectaculair, en dat
al jaren. Een maat stuurt mij een grafiekje door, revolterend.
In Het Laatste Nieuws: een hele pagina
voor een harde werker die elke job aanneemt, volgde VDAB-opleiding,
maar hij wordt te oud. Hij kan geen auto betalen, en bij
sollicitaties maakt hij dus geen kans meer. Alleenstaande vader. Twee
kinderen. Straks krimpt zijn uitkering nog wat verder.
Maar Unizo vindt dat het allemaal niet
ver genoeg gaat. Die uitkeringen moeten beperkt worden in de tijd.
Want vlak voor een werkloze parasiet zonder uitkering valt, DAN vindt
hij plots toch wel werk, hoor. Waar is al dat werk dan? Ik ken
vijftigplussers die nog elke dag de site van de VDAB afzoeken, maar
noppes. Bij de VDAB wil een medewerker wel eens heel eerlijk zeggen:
'sorry, maar het heeft geen zin, op uw leeftijd neemt niemand u nog
aan'.
Op de trein: kerel naast mij belt met
zijn vriendin (waarom de hele trein dat moest horen is weer iets
anders). Hij is voor het eerst werkloos gevallen. Hij komt net van de
hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen. Hij schaamt zich dood.
'En
onderaan het formulier stond: 'handtekening werkloze', zo
deprimerend! En het is verdomme de eerste keer dat ik werkloos ben!
En het gaat vier tot zes weken duren voor ik iets ontvang'.
Nu ja, Unizo zegt vast: 'die blijter
had nog wel geld om zijn vriendin te bellen!'
Een vriendin mailt mij: 'mijn dochter
die al van haar acht jaar kranten verslindt, maakt zich grote zorgen
of ze nog wel ooit werk vindt, ze weet totaal niet wat ze moet gaan
studeren'
Het antwoord daarop is natuurlijk:
EENDER WELK universitair of hogeschooldiploma is goed OP VOORWAARDE
dat je kunt netwerken en jezelf kunt verkopen. Je loon is toch
meestal een kleine rekensom. Zelfvertrouwen maal sociale achtergrond
maal EEN (of twee of drie) diploma. En aangezien dat zelfvertrouwen
nogal vaak samenhangt met de sociale achtergrond waar je op groeit,
zullen we maar zeggen: sociale achtergrond maal diploma. Niet dat er
geen rijkeluiskindjes met een diploma van de Sorbonne hondsdepressief
verslaafd zijn aan het betere merk hoestsiroop, maar toch.
Maar er is ook goed nieuws: ik heb een
wonderschone vrouw. En politiek interesseert haar niet. Naast haar in
bed, kan je toch nooit geloven dat er buiten een crisis de mensen ook
al uitkleedt, maar dan zonder gewillige toestemming.
Mijn schrijfpartner -nu ja, partner, we
hebben één boek samen geschreven in een verleden dat al zeer ver en
schimmig lijkt- heeft via crowd funding een uitgever versierd. 150
Hollanders hebben geïnvesteerd in zijn boekproject en zo is een
uitgever eindelijk gerust dat hij hier geen financiële kater aan
overhoudt. Felicitaties aan mijn collega en vriend (hoewel wij elkaar
minder dan twee keer per jaar zien gemiddeld), ik weet als geen ander
hoe godverdoms moeilijk het is om een boek uitgegeven te krijgen.
Zelfs al schrijft men zich te pletter en moet men al jaren horen:
'zeg, gij moet een boek schrijven' Voor wie niet schrijft, lijkt
uitgegeven raken poepsimpel. Niet verwonderlijk want elke bekende
snoet, of het nu een bekende wielrenner of een bekende
tienerzwangerschap is, allemaal mogen ze een boekje placeren bij een
uitgever. Sja, zelf waag ik mij nog niet aan crowdfunding, ik ben
jonger en altijd al naiëver geweest dan hem. Ik zet eerst liever nog
één klassiek inzendoffensief in met het helpende handje van een
literair agent. Wordt moeilijk op een oververzadigde boekenmarkt. Er
is niet alleen in de auto-industrie een overproductiecrisis en een
kermend probleem van overcapaciteit. Elke Vlaming die al een boek in
huis heeft, is niet snel geneigd om er nog een tweede aan te kopen,
waarom zou hij. Twee auto's, ok, maar twee boeken? Why the hell for?
Mijn artistieke partner, Dieter
Walkciers, de innovativiteit zelve, blijft niet bij de pakken zitten.
Samen geven wij onszelf uit. Verkrijt, tweede oplage, 120 stuks,
straks besteld via publish on demand, in bulk om de kosten te
drukken. En zo blijven wij leren. Net nog drie boeken uitgelezen:
-the war of art
-turning pro
-do the work
allemaal van dezelfde auteur, Steven
Pressfield, een gewezen US marine, die kunst scheppen aanvat met
militaire discipline en -letterlijk- doodsverachting. Veel aan gehad
aan deze drie slanke, lean and mean, boekjes. Het geeft troost, het
literaire bedrijf zien als een strijd op leven en dood, want dat is
het ook.
Are you willing to bleed for it?,
vraagt Pressfield in 'do the work'.
Bleed I must and bleed I shall, tot dan
eindelijk een boekwerk van mijntenwege in de boekhandels ligt via een
reguliere uitgever. Erg rationeel is het allemaal niet, daarom noemt
men het ook een droom en dan nog de meest potente van allemaal: een
jongensdroom.
Bon, ik ga nog wat bleeden. En nog eens
proficiat, Dominique Biebau, aka Macca.