De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
28-11-2012
Waarom ik nooit naar foto's van mijn vrouw kijk
Een langeafstandsrelatie. Don't try it
at home. Zou niet lukken ook. Tenzij ge een héél groot huis hebt,
en zij in de achterste kamer zit en gij in de voorste en ge de
tussendeuren op slot doet. Maar dat doen al heel wat mensen en dat
heet geen langeafstandsrelatie maar een klassiek huwelijk.
Het kost mij de grootste moeite om deze
foto van haar van Facebook te plukken en hier op te laden. Ik probeer
er zo weinig mogelijk naar te kijken. Want foto's van mijn vrouw zien
zonder haar te kunnen vastpakken, dat hakt door mijn middenrif gelijk
een botte zeis. 'About a girl' van Nirvana blaast hier vroeg op de
ochtend door de boxen. De hond kijkt mij weer iets angstiger aan dan
anders, maar het moet, Sloeber, het moet.
Al was het maar voor de lijn: 'Ik kan u
niet elke dag gratis zien'. 't is waar, ik spring sebiet den zuur
betaalde bus op ergens in Brussel, ik moet nog checken waar, om 1200
kilometer te overbruggen. Oostwaarts. Operatie Barbarossa in 't
klein. In zo één van die verschrikkelijke bussen,waar zelfs een
Hobbit als ik te weinig beenruimte heeft. Hell on wheels. Waar ge als
het tegen zit, vlak voor een jengelende kleuter zit, die de HELE reis
weent en jankt en om zijn moeder zeurt. En klappen krijgt van zijn
nonkels. De hele familie leek mij mee, behalve de moeder. Ik heb niks
gevraagd, want ik wilde samen met de hele bus die kleine jengelbak in
de kofferbak rammen. En dan vonden we onszelf nog zeer humaan.
Nochtans kon ik die jengelbak
natuurlijk wel snappen. Ik roep elke dag om mijn vrouw. Op 1200
kilometer van hier. Vooral 's morgens als ik wakker word, met de
zoveelste paniekaanval. Die ik nooit heb als ik naast haar wakker
word. De enige anxyliolitica zonder negatieve bijwerkingen zitten in
haar geur.
Ik mis haar zo hard, dat ik heel hard
mijn best doe om haar te vergeten. Zij bestookt mij dan met mails en
smssen. Contact op lange afstand maakt het voor haar allemaal wat
draagelijker, maar voor mij maakt het al dat gemis juist veel erger.
Ik weet niet of het is, omdat ik een man ben, maar ik heb zo'n knop
waarmee ik mijn gevoelens in sluimertoestand kan zetten. Misschien is
het die knop die oerventen omdraaiden als ze op jacht gingen en
achter mamoeten gingen hollen.
Ik kan dagen, weken, maanden, niks
voelen. Ik ben dan wel in een rothumeur en lach niet meer, maar ik
voel dan toch dat gruwelijke gemis niet, alsof ze mijn hart onder
mijn voetzool hebben gebonden. Foto's van mijn vrouw doen mij meer
zeer dan eender welke fysieke pijn die ik ooit gevoeld heb, die keer
dat ik ver dood was aan acute appendicitis inbegrepen, want toen had
ik koorts en begon ik te hallucineren. Van walrussen om de een of
andere onopgehelderde reden. Als ik naar foto's van mijn vrouw kijk,
hallucineer ik ook, maar dan van tijdelijk onbeschikbaar geluk.
Geluk, dat is een vies woord geworden. Daar loopt ge in deze tijden
niet mee te koop. Ge wilt toch geen ogen uitsteken. Maar als ik bij
mijn vrouw ben, ben ik gelukkig. En dat is zeer uitzonderlijk en
uitsluitend haar verdienste, want ik heb absoluut geen talent voor
geluk. De mannetjes in mijn kop die aan de lopende band endorfines en
serotonine en van die andere natuurlijke pep moeten zitten
produceren, die doen hun werk niet, dat zijn tamzakken. Ze schieten
alleen wakker als mijn vrouw in de buurt is. En Nirvana op het
luidste volume krijgt hen ook nog wel wakker, en acht kilometer lopen
wil hen ook nog wel eens responsabiliseren, maar werken doen ze
alleen als mijn vrouw in de buurt is. De opzichtster van mijn
endorfineproductie. Kijken naar foto's van mijn vrouw, is als een
drugsverslaafde voor een etalage met hopen zuivere cocaïne ter grote
van het Tatragebergte zetten en dan zijn neus dicht plakken met
secondelijm.
Mijn vrouw weet dat maar al te goed. Ze
heeft de achtergrond van mijn gsm ingesteld op een foto van haar. Ze
deed dat telkens wij een een moment geluk veroverden op een
onverschillige geografie. Ik deed die foto telkens ze de deur uit
was, direct weer weg. Maar ze zette die koppig weer terug, dus laat
ik hem nu staan. Ik ben er blind voor geworden. Ik merk enkel nog dat
oranje vlak van haar strakke T-shirt op. Dat is al erg genoeg. Dan
vindt ze het vreemd dat als we samen zijn, ik haar onafgebroken
aanstaar, ook als we films zien, ook als we over straat lopen en zij
mij moet wegtrekken, zodat ik niet tegen verlichtingspalen loop. Bij
mijn vrouw ben ik hoogstens eens triest, omdat mijn pa haar nooit zal
ontmoeten. Ge gaat dit niet geloven, maar als ik mij als kind mijn
vader voorstelde met een andere vrouw dan mijn moeder, dan stelde ik
mij een vrouw voor die in alles geweldig goed lijkt op mijn eigen
vrouw. Wie mij een klein beetje kent, is het al kotsebeu gehoord,
maar ik heb 't hardnekkige doel om het leven te leiden dat mijn vader
had moeten hebben, maar te getraumatiseerd voor was. Daarom spreek ik
ook nooit tegen zijn moeder, mijn grootmoeder, want ik steek het op
haar dat mijn vader gestopt is met leven rond zijn 25 en dan
uitsluitend bleef rondlopen om de sputterende levensvonk door te
geven aan mij. Technisch gezien ben ik een fysiek minder geslaagde
kloon van mijn vader. Maar goed, we gingen het hebben over waarom ik
niet naar foto's van mijn vrouw kan kijken. Ik had ook haar status
updates op Facebook verborgen. Dat vond ze toch wat te ver gaan, maar
ik wil niet herinnerd worden aan geluk dat niet binnen handbereik is.
Ik ben van de fastfoodgeneratie, ik kan totaal niet om met
uitgestelde bevrediging. Alles moet nu, direct en onbeperkt.
Later als we eindelijk in het zelfde
huis wonen en er nooit meer dan 30 km tussen ons in zit, en nooit
langer dan tien uur scheiding, mag het huis vol hangen met foto's van
haar. Dat zal zij niet fijn vinden, want ze is niet ijdel. Ze vindt
het al hoogst vervelend dat ik hier over haar schrijf. En haar
schoonheid roemen dat verdraagt ze niet, wat haar zo siert dat ik het
alleen maar nog meer wil doen.En dat ik hier onaangekondigd een foto
van haar op mijn blog zwier, gaat mij gegarandeerd een kwaad
telefoontje opleveren, van zodra ze het gezien heeft.
Mijn broer die is ook met een
Slowaakse. Wij hebben paralelle levens. Met accentverschillen. Ik
klaag over de afstand tussen mij en mijn vrouw. Hij klaagt over de
afstandelijkheid van zijn vrouw. Als ik mag kiezen, dan toch liever
het eerste. Sorry Brat, dat ik dat hier nu zo bot op mijn blog zet en
niet in een mail. Ik mail al genoeg, zie ge. Mijn vrouw en ik slagen
er toch minstens een paar dagen per week in om closer te zijn dan de
meeste koppels die elke dag samen zijn. Rondom mij zijn de huwelijken
als de kopjes in een Antwerpse porseleinenwinkel waar in '44 een V2
raket is op neer gevallen, ergens in de buurt van cinema Rex. Ze
breken allemaal. Ik heb dit jaar meer koppels uit elkaar zien gaan,
dan gevormd zien worden. Ik bel ze niet om het te zeggen, maar ze
gaan allemaal kapot aan een stupide niveau van communicatie. Die
koppels kunnen niet praten. Ze houden meer verborgen dan ze delen.
Als je met 1200 kilometer weerstand zit, en je praat niet, dan heb je
helemaal geen relatie meer. Mijn vrouw en ik zijn zeer bedreven
geworden in communicatie. Het is niet eens zo moeilijk. Je zegt wat
je denkt, ook als het botst. En we vinden altijd wel een woord voor
wat we willen zeggen, want samen spreken we een stuk of tien talen.
Het stomste dat we kunnen doen, is al dat gemis vergeten. We zouden
al dat gemis liefst in een doos stoppen. Als we later mekaar dan
eindelijk eens op de zenuwen werken en dat snertvervelende Engelse
woord 'space' nodig hebben, kunnen we die doos nog eens opentrekken
en terug weten wat voor concentratiekampgevoel het was, om niet bij
elkaar te zijn. Al die onnozele koppels die zo gemakkelijk uiteen
gaan, zouden ze enkele weken of maanden voor hun breuk moeten
verbannen, elk apart naar een verschillend afgelegen eiland. Het moet
niet eens een eiland zijn, als ze maar heel ver van elkaar zitten. En
laat ze het dan maar uitklaren.
La
distance est
à l'amour
ce que le vent est
au feu:
Elle éteint
le petit.Elle attise
le grand.
En
dus spring ik straks op een bus. En dus heb ik tot mijn schade en
schande alweer om vrije dagen moeten bedelen. En dus zit ik straks in
zweetgeur en gejengel met een stewardess die mij om de vijf minuten
komt vragen of ik iets nodig heb (NEE, ALLEEN MIJN VROUW EN EEN BED),
verdiept in vier à vijf boeken die ik meesleur. Onder andere
'Vrouwen'
van die attente Fons Burger. Ik hoop voor hem dat één van die
vrouwen die hij beschrijft, ook zo'n vrouw is waarvan de foto te veel
schittert van te felle schoonheid, als een scalpel die vakkundig elke
beschermlaag fileert en je blootstelt aan alle ongure elementen van
de liefde die nooit zo volledig kan bezitten als ze zou willen.
Vooral niet met een antitankgracht van 1200 kilometer breed. Mijn
vrouw en ik geven even veel uit aan reizen als andere mensen aan de
huur of de hypotheek. Met die troost dat wij op 1200 km nog altijd
samenleven en die andere koppels toch vooral naast elkaar leven en
wij in één weekend genoeg schade inhalen om op onze tachtigste
vredig te kunnen heen gaan, wetende dat we alles hebben gepakt wat
te krijgen viel. Het eerste wat ik doe als we eindelijk op minder dan
3 uur reizen van elkaar zijn (onder de 250 km spreken wij al van een
dichtbijrelatie), is skype van mijn computer smijten. Terug opladen
en NOG EENS VAN MIJN COMPUTER SMIJTEN. En daarna print ik elke
bestaande foto van mijn vrouw af en behang ik de muren.
Ergens
morgenvroeg, ergens in Tsjechië vindt een clash van een omhelzing
plaats, die ge normaal inderdaad alleen in films ziet, om een lijn te
pikken uit een song waar mijn vrouw haar Nederlands mee oefent.
De attitude van Ramones. Dingen
simpel houden. Volle kracht vooruit. Niet kijken naar beperkingen.
Gewoon je ding doen. Wars van alle trends en modegrillen. Bij de
essentie blijven: vlammende punkmuziek spelen. Of dat nu veel geld
oplevert of niet. Fuck you. Gewoon je ding doen.
Van zodra ik die eerste keer, toen ik
vier was, die plaat hoorde End of the century was ik verkocht.
Rock N roll high school. Waw, een nummer waar ze op het einde een
school opblazen. Zou ik als kind geweten hebben dat het niet echt
was? Of dacht ik dat die vier langharige kerels op de rode hoes (mijn
favoriete kleur) echt een school hadden opgeblazen? Geen idee. Ik
haatte school toen al en die mannen waren mijn nieuwste helden. Of ze
die school nu echt hadden verpulverd of niet. Als het niet met
explosieven was, dan hadden ze die school zeker tot puin geblazen met
hun muziek. Wat een geluid.
Van die dag af wilde ik lang haar
hebben. De kapper werd een no gone zone. Mijn moeder knipte mijn
haren terwijl ik sliep. Dat moest in twee nachten, want ze kon elke
nacht maar één kant doen. Voor één dag liep ik er dus meer
punkachtig bij dan ik zelf kon vermoeden. Ik kan mij geen pesterijen
herinneren. Misschien sloegen mijn klasgenootjes wel veel harder dan
ik mij inbeeld.
Bij een instant verliefdheid op de
Ramones hoort vanalles bij. Je houdt als fan van de Ramones
niet van onnodige bullshit. Administratie kan je kloten kussen.
Stropdassen en kostuums horen ritueel verbrand te worden. Natuurlijk,
zo'n punkoutfit is ook een uniform. Maar dat snap je als jonge mens
nog niet. In het begin zie je die leren jekkers en jeansbroeken nog
als anti-kostuums.
Het echte conformisme zit nooit in je
kleren, het zit vanbinnen natuurlijk. Het heeft lang geduurd voor ik
dat snapte. Voor ik er kon mee spelen. Ik begon het met vallen en
opstaan te leren. Toen ik als politiek officier op een ambassade
werkte, droeg ik wel een kostuum. En graag. Wat een grap. Ik die voor
een ambassade werkte. En gewoon om ietwat trouw te blijven aan mijn
afkomst, daagde ik de helft van de tijd toch op in ongestreken,
sjofele kleren. Mijn bazen hebben er nooit wat van gezegd. Alleen zei
mijn directe overste eens: mij kan het niet schelen. Misschien wel
moest ik je moeten aanwerven voor een functie bij een bedrijf waar je
met klanten moet omgaan.
Als je ouder wordt dan 27 lijkt
conformisme onvermijdelijk. Je wil toch een beetje rust en
stabiliteit en je wilt een beetje geld verdienen. Al die dingen
verliezen, omdat je zo nodig stoere kleren wilt dragen en het
invullen van formulieren wil vermijden, dat wil je niet. En je gaat
je gedragen als een kleine pony van Troje. Je draagt nette kleren en
je smokkelt het anticonformisme toch mee naar de werkvloer. Die hekel
aan administratie, te veel beperkende regels en te veel hypocrisie.
Maar ben je zelf niet hypocriet? 'The
nine to five world ain't no place for me', zingen de Ramones.
Kun je die lyrics nog meekwelen zonder dat je hart bloedt? Als punker
nette kleren dragen en je aard verstoppen? Is dat pragmatisch zijn of
jezelf in de uitverkoop zetten? Het zijn vragen die je na een tijd
onbeantwoord laat. Want de gasfactuur moet betaald worden. En je laat
je vangen door comfort en luxe en stabiliteit en status. En je
vergeet dat de grote voorbeelden van rags to riches net die
mensen zijn geweest die zich nooit geconformeerd hebben. Met
doorgedreven conformisme schraap je al vrij snel een mooi
maandsalaris bij elkaar. Met doorgedreven, authentiek anticonformisme
kan je soms wel eens schatrijk worden. Maar ja, de kans is wel klein.
Ja, na je 27ste begin je de dingen nogal simpel op te delen: dingen
die tot geld leiden en dingen die niet tot geld leiden. De eerste
bezorgen je stress en de tweede bezorgen je schuld. Gevangen tussen
twee vuren. Het maakt je mentaal kapot, dat halfslachtig laveren, dan
eens tegen de stroom dan eens met de stroom mee. Tegen de stroom in
verga je van angst en kan het eenzaam zijn en met de stroom mee is
het verstikkend en kots je van jezelf. Noch zalm, noch karper.
En op een dag, als je 56 bent,
verzwelgen de golven je en pleeg je zelfmoord in je bed. 29 jaar te
laat voor die afspraak met de voetnoten van een geschiedenisboek. En
als laatste gesel zie je nog eens je leven aan je voorbij gaan. Hoe
het had kunnen zijn. En het is een illusie dat je zelfmoord pleegt.
Je sterft aan angst. En de Ramones die sterven ook één voor één, zo ongeveer op dezelfde leeftijd, aan net het omgekeerde van angst: aan leven zonder remmen.
âIk heb zo'n maat, zie je, hij geeft mij het gevoel dat ik meer wilde dan ik kon stelen.â
Wie raadt uit welke song de titel komt,
krijgt een gratis en gesigneerd exemplaar van Kladderadasj.
Spelfouten incluis. Voor een redacteur was geen geld.
Die maat van mij werkt in een
call-center. Dat is één van de vele jobs waar ze mij wel zouden
voor aannemen, maar dan alleen om mij een eind op weg te helpen
richting zelfmoord. Niet omdat ik mij daar te goed voor voel. (god
ja, misschien wel, maar zoiets mag je niet openlijk toegeven en al
zeker niet op een blog) Maar omdat ik het gewoon niet zou kunnen. Ik
lijd aan chronisch dagdromen. Ik ben negentig procent (optimistisch
afgerond) van de tijd verward. Ik sla in de zelfde tekst Oeganda en
Uganda door elkaar. Ik schrijf foto's als fotos, omdat ik mij inbeeld
wat er had kunnen gebeuren als Pickett's charge succesvol was
geweest. Ik heb gegoogled, maar Alternative History Obsession
Syndrome bestaat niet, dus ik houd het bij onzinnige dagdromen. Wel
wreed plezant, maar slecht voor 't werk.
Ik volg niet graag protocollen. Dus
ofwel gooien ze mij daar in dat callcenter na een week buiten, omdat
ik met de mensen hun voeten rammel of via de telefoon psychiater
speel in plaats van de mensen een gsm-abonnement aan te smeren, ofwel
neem ik de trein naar het overbevolkte Walhalla, voor mislukte
schrijvers, dat wil zeggen: spring ik er voor. Ik ben zo'n mens die
liever dood is dan zijn goesting niet krijgt. Zo'n soort one man do
or die command. Genetisch onderzoek moet nog uitwijzen of ik Japanse
kamikazegenen heb.
Echter. Ik wilde het echter niet over
mij hebben. Ik wilde het echter over die maat van mij hebben. De
allereerste keer dat ik hem in levende lijve zag, gaf hij mij een
boek cadeau. Geef toe, hoeveel mensen ken je die je bij je
allereerste ontmoeting meteen een heel boek cadeau deden? Hij schreef
er iets in. In het Spaans. Het boek was 'Young Stalin'. Een
andere maat van mij is het nu aan 't lezen. Zijn eigen exemplaar,
want boeken met een Spaanse dédicace leen ik niet uit. Die andere
maat zegt dat hij bij 't lezen constateert dat ik op Stalin lijk.
Misschien was Stalin op 22 juni 1941 ook wel gewoon aan 't dagdromen.
Misschien bedoelt hij dat wel, die andere maat van mij.
Hij is gigantisch groot. De
callcentermaat. Ik heb een ego ter grootte van zijn lichaam en hij
heeft een ego ter grootte van mijn lichaam. Dat schept toch een band.
Zelfs al krijg ik nekpijn als ik twee uur met hem sta te babbelen.
Gebeurt niet vaak dat wij praten. Want mijn maat werkt in een call-center. Hij is
daar zelfs supervisor. Zijn carrière gaat daar even vlot omhoog als
de lul van een 13-jarige die www.youporn.com
ontdekt. Dat werk slorpt hem nogal op. Logisch, want ze zijn daar
onderbemand en onderbevrouwd. Wie wil er in godsnaam in een
callcenter werken? Hij dus. En hij heeft veel zin voor
verantwoordelijkheid, is intelligent en werkt hard.
Ik vind hem erg fascinerend, want
natuurlijk is het niet zijn grote droom om in zo'n telefonisch
wespennest te werken. De crisis in Spanje bracht hem naar hier. Ja,
hij is opgegroeid in Spanje. Het werklozenbureau bevond zich op
enkele straten van zijn appartement, maar op een dag stond de rij
wachtenden tot onder zijn raam. Toen heeft hij zijn koffers gepakt en
is hij teruggekeerd naar België.
Hij is dichter. Ik bedoel, niet dichter
bij België of zo, ik bedoel poëet. Daarmee is hij uniek. 't valt
toch sterk te betwijfelen dat er veel dichters in call-centra werken.
Hij heeft altijd een Moleskin bij. Kent u dat? Dat zijn van die hippe
notitieboekjes die helemaal anders zijn dan alle andere
notitieboekjes op de markt. Ze zijn namelijk tien keer zo duur. Naar
't schijnt had Hemingway ook zo'n Moleskin. En als Hemingway zoiets
aangeraakt heeft, dan mag je het tiendubbele vragen. Ik heb er ook
eens zo eentje gekregen. Een cadeau van een schrijfster. Ja, ja, dat
merk Moleskin is hot in het literaire bedrijf. Mijn toenmalige vrouw
heeft het gebruikt voor haar dieet. Ze noteerde er wat ze elke dag
at. Historisch niet geheel wonderlijk, want Hemingway gebruikte het
alleen om op te schrijven wat hij elke dag zoop.
Die maat van mij is dichter, werkt in
een call-center, heeft een passie voor maritieme oorlogsvoering,
leest alles over Wereldoorlog Twee en is een hele zware en serieuze
bodybuilder. Een van zijn favoriete documentaires is 'pumping iron'.
Een andere maat van mij doesn't like to pump iron, but does like to
iron his pumps, maar dat is weer een ander verhaal. Als ik moe ben,
dwaal ik naar alle kanten, behalve naar mijn bed.
Toch bizar. Zo iemand in een
callcenter. Als ik zelf gebeld word door call centers heb ik de
vervelende neiging om de vraag te stellen: werkt u graag in een
call-center? en als het dan even stil is, een antwoord krijg ik
nooit, vraag ik wanneer bent u gestopt met dromen? Dan reageren
ze heel verward. Ze willen dan wel ophangen, maar dat is tegen het
protocol. Normaal hangen ze op als je zegt dat het je niet
interesseert. Maar het interesseert mij juist heel erg. Wanneer zijn
deze mensen gestopt met dromen? Wanneer hebben ze hun ziel begraven
en zijn ze naar zo'n call-center getrokken? Ik projecteer wellicht te
veel. Misschien zijn er mensen die zo'n job graag doen. Na een
belletje richting mij schijnt er wel eventjes een dipje in hun
motivatie te registeren te zijn.
En dan doe ik hen een plezier en hang
ik op. En dan denk ik aan mijn maat, die mij mails belooft, maar
verzuipt in het werk en verantwoordelijkheden. Ik heb niet zo'n last
van al die verantwoordelijkheden. Dat komt zo. Ik vroeg aan mijn pa:
hoe word je eigenlijk ooit zo succesvol als The Beatles? En
mijn pa zei: Lang genoeg niet willen werken. Zo heeft Hitler
het trouwens ook tot dictator van het machtigste land van Europa
geschopt: lang genoeg niet willen werken. Het is een feilloze
strategie. Sylvester Stallone deed het trouwens ook zo. Geen job
aanvaarden tot hij een bekend acteur was. Do or die. Ik heb dat
graag. Het maakt van onverantwoordelijkheid een feilloos business
plan.
Mijn callcentermaat die dichter is en
oorlogsvoering op zee tof vindt en in Spanje is opgegroeid en ook
heel graag foto's neemt en een fitnessdiploma heeft en een
kruisvaarder tegen kinderprostitutie is en een bodybuilder is en de
gestalte van een SS-officier heeft, leidinggevende capaciteiten
inbegrepen, die werkt zich te pletter, in een sector die hij niet
wilde. Hij wilde werken voor de VN of vrijwilligerwerk doen in een
derdewereldland.
Waarom zit ik te wachten op een mail
van hem?
Als ik mag kiezen tussen hem als zoon
of mezelf als zoon, kies ik hem. Er zal in huis allicht een pak
minder gelachen worden, maar er zou veel meer stabiliteit zijn en
minder of zelfs geen cynisme. Er zou heel wat minder geschreven
worden, maar waarschijnlijk veel meer gedaan en op geschrijf zit toch
echt niemand te wachten. Ook al noemt hij mij de scherpste pen die
hij kent. Veel pennen kent hij niet. Het zijn van die complimenten
die je niet mag geloven, zoals je ook niet al te luxueus moet gaan
leven, want dat verweekt alleen maar.
Hij is ambitieus zonder nijdig te zijn.
En hij zit er niet mee in om via omwegen zijn ambities te
verwezenlijken. Ik ben toch meer het soort dat zich opblaast bij een
checkpoint als ik mijn goesting niet krijg. Dat heb ik niet gezegd,
dat heeft een schrijfster mij ooit gezegd. Die van de geschonken
Moleskin.
Ik ben wel nijdig. Fluogroen nijdig. De
hele zomer lang heb ik nijdige dromen gehad over D.V. uit Wallonië.
Nu wijst een programma op internet dat je schrijfstijl linkt aan
sommige schrijvers uit dat mijn schrijfstijl het beste lijkt op D.V.
uit Wallonië. Iets dat ik al mag horen van kennissen nog voor ik
wist dat D.V bestond en nog lang voor ik wist dat D.V., geboren en
getogen te Aalst, in Wallonië woont. Beter zo, dan hoef ik hem niet
tegen te komen als ik nijdig langs de Dender loop. Misschien wacht
ik daarom wel op de mail van mijn maat. Waarvan ik meer wilde dan ik
kon stelen. Om dat van die scherpste pen nog eens te horen. En dan
kan ik hem zeggen dat ik hem niet geloof, maar dat het toch prettig
is om horen. Zoals je soms ook eens in een vijfsterrenhotel gaat
slapen, voor die ene keer, gewoon om te weten wat het is, zo'n leven
met vijf sterren.
Gelezen:: Jonge honden: is er nog toekomst voor de journalistiek?
In dit slanke, maar echt opvallend
relevante boekje bundelt journalist Geert Zagers tien interviews met
jonge en zeer ambitieuze collegas, maar ook met een reclamejongen
en een erg creatieve ondernemer. Een diverse bende, van eeuwige
optimisten tot nuchtere analysten, met enkele zeer eigengereide
jongens en meisjes. (o ja, ik werd geregeld groen van jaloezie)
Het resultaat is een rijk gevuld kookboek met
interessante recepten om de journalistiek te herbronnen en te
vernieuwen. We lezen hoe het internet en andere nieuwigheden het
journalistieke veld drastisch hebben veranderd. We zien ook hoe de
meeste media gewoon eindeloos teren op de snelle berichtgeving van de
grote persbureaus, wat tot churnalism leidt, in plaats van tot
echte journalistiek.
Churnalism, afgeleid van het Engels werkwoord
'to churn': altijd maar in het potje roeren aan de oppervlakte van de
nieuwsgaring, zonder de tijd te nemen om diep te graven. U kent het.
U vindt het op elke nieuwssite. Doe de test. Neem een artikel over
een opvallend nieuwsfeit en je vindt het zelfde artikel op minstens
vijf verschillende krantensites. Hoogstens is de titel een beetje
omgebouwd.
Ook lezen we over de vele mogelijkheden van het
internet. Vaak blijft het echter bij de mogelijkheid, want er zijn
nog geen degelijke business modellen om die mogelijkheden om te
zetten in wat onze maatschappij zo graag hoort: het rinkelen van de
kassa.Er wordt nogal gefocust op het winst slaan uit
nieuwsgaring. De toekomst van nieuws is blijkbaar vooral afhankelijk
van de mogelijkheden om reclame-inkomsten te genereren. Tegelijk
wordt gelukkig gezocht of er nog mogelijkheden zijn om diepgravende
kwaliteitsjournalistiek te brengen. Een terugkerende discussie is
ook: moet nieuws gratis zijn of niet? Zelf ben ik eventueel te winnen
om te betalen voor mijn nieuws. Dan wel op voorwaarde dat de krant
niet naar de pijpen danst van de adverteerders. Anders heb ik mijn
nieuws liever gratis. Ik ben krenterig als het aankomt op het kopen
van kranten en tijdschriften. Nochtans geef ik veel te veel geld uit
aan boeken.
Ik betrapte mezelf op de vreemde reflex: ik ben zo
ongeveer verslaafd aan nieuws. Ik check minstens elk uur wel een
nieuwssite, maar ik weiger ervoor te betalen. Als mijn hele generatie
zo is opgegroeid, dan lijkt het mij onmogelijk om nieuwssites
volledig betalend te maken. Dan moeten ze de beste artikels en
interviews bundelen in boekvorm, want dan wil ik het blijkbaar wel
kopen. Consumenten zijn vreemde beestjes. Zei ik nou consumenten?
Consumeren wij nieuws? Is nieuws een product geworden? Dat was het
waarschijnlijk al sinds de eerste krant. Dit boekje leert je wat bij
over nieuws. Iets wat dagelijks op ons afkomt, of we dat nou willen
of niet en eigenlijk weten we helemaal niet hoe het tot stand komt.
Kort samengevat is jonge honden een
adrenalinestoot voor elke ambitieuze journalist die een passie heeft
voor zijn vak. En voor leken die willen weten wat ze consumeren. Of
het nu voedsel is of brainfood zoals nieuws.
Geen boek om te lezen, maar om te verslinden.
Om evenjes de slogan van uitgeverij EPO te jatten.
Jonge Honden, is er nog toekomst
voor de journalistiek? (2009), van Geert Zagers uitgegeven
door Van Halewyck. 192 pagina's.
Tags:William Peynsaert, journalistiek, business modellen, nieuwssites, churnalism
niet EEN stompzinnige interesse, maar TWAALF stompzinnige interesses
Het zijn zo van die bekentenissen die je beter niet doet, als je wil dat ooit nog iemand je serieus neemt. Erger dan mijn interesse in
geschiedenis, is een interesse in astrologie. Nochtans, als ik met
iets geld kan verdienen, is het astrologie. Maar dat durf ik dan weer
niet, ik ben zo'n brave mens, ik zet de mensen niet graag in 't zak,
al is dat eerlijk gezegd mijn grootste talent, een talent dat ik
nooit aanwend. I'm worst at what I do best, zong Kurt Cobain
(Vissen)
Het gaat ver die stompzinnige
interesse. Ik ken van zo ongeveer alle bekende (nou ja, bekend voor
een aantal Amerikaanse geeks en 1 Belgische geek) generaals uit de
Amerikaanse Burgeroorlog de sterrenbeelden. Daar zijn twee obsessies
met elkaar verweven geraakt. Ik ken het sterrenbeeld van mijn
vrienden (waar zeer bewust geen enkele Tweelingen toegelaten wordt).
Ik ken het sterrenbeeld van mijn collega's. Van Belgische politici,
van een hele sliert schrijvers. Hoera, telkens er een Vissen tussen
zit, zelfbevestiging, hoezee.
Meestal klopt het. Meestal hebben ze
net die eigenschappen van hun sterrenbeeld. Dat kan aan mij liggen.
Pure perceptie, gefilterde focus en self-fulfilling prophecies van
mijn kant. Rationeel besef ik dat. Emotioneel laat ik er mij toch
door leiden. Vandaag ontdekte ik dat eentje geen Waterman is, zoals
ik dacht, maar Maagd. Ik vond de collega in kwestie op slag
sympathieker. Dan besef je toch dat je te ver gaat in een interesse.
Zelf ben ik Vissen, die hun ongeschreven slogan is: een klein
beetje te veel is juist genoeg voor mij.
En dus check ik, die volgens de
modernste criteria op zijn minst in theorie als een klein beetje
intelligent wordt gecategoriseerd elke dag mijn horoscoop. Die van de
Metro vind ik bijvoorbeeld heel goed. Ik check hem in 't Frans, zo
leer ik toch ook iets nuttigs door mijn stompzinnige interesse. En in
't Duits op internet. Hoe een stompzinnige interesse goed kan zijn
voor je talenkennis. Maar het is fout, dat besef ik. Als baas zou ik
nooit een Tweelingen aannemen, waarschijnlijk nooit een Leeuw, tenzij
om mij een beetje op te vrolijker, maar niet om echt werk te
verrichten, allicht nooit een Waterman en ook geen Weegschaal. Ik heb
het niet zo voor luchttekens. Maagden bij de vleet, om de details
netjes te krijgen. Liever geen stier, tenzij voor bepaalde functies.
Heel graag één Kreeft. Niet meer, want Kreeften maken elkaar
onderling kapot. Vooral vrouwelijke Kreeften. Enkele mannelijke
schorpioenen. Als ik wil dat er flink geneukt wordt op kantoor, neem
ik enkele vrouwelijke Schorpioenen aan. En als ik mijn positie als
baas kwijt wil, neem ik enkele mannelijke Steenbokken aan. Nu, Vissen
worden zelden baas. En als ze 't worden zijn het excentrieke bazen.
De normaalste is nog George Washington. Maar Steve Jobs en Gorbachov
zijn bizarre figuren.
Mijn broer is Steenbok. Dan merk je
meteen dat ik lui word en het roer uit handen geef als die in de
buurt is. Maar mijn vrouw is ook Steenbok. En dat heb ik altijd
gewild. Een Steenbok of een Kreeft. Al is voor mij een Steenbokvrouw
duidelijk de beste keuze, want een Kreeft zou mij te veel bemoederen,
hoewel ze misschien iets agressiever mijn schrijfcarrière zou
organiseren. De vrouwen van Kurt Cobain en Johnny Cash, beide Vissen,
waren getrouwd met Kreeften. Einstein trouwens ook. Maar nee, liever
een Steenbokvrouw. Dat bemoederen van de Kreeft is dodelijk voor een
kleine jongen als ik, die nog veel moet groeien en stompzinnige
interesses moet overwinnen.
Hij zit in elk van ons. Steven
Pressfield beschrijft hem heel precies. Pressfield noemt hem
'resistance', 'verzet'. Hij zit ook in u. De mijne heet AntiWilko.
Zie foto. Hij ziet er bedriegelijk onnozel uit. En hij staat mij
dagelijks naar het leven. Geen zever. Dit is de enige vijand die ik
heb. Dan wel direct een gruwelijke. Hij kent geen regels, hij zou
niks laten om zijn goesting te krijgen. En zijn goesting is mijn hel.
Zijn goesting is ervoor zorgen dat ik
mijn goesting niet krijg, niks onderneem om mijn goesting te krijgen.
U kent hem, hij zit ook in u. Een variant ervan. Het is die stem die
u 's ochtends van uw plan af helpt om te gaan joggen. Die stem die u
overtuigt om toch nog die zak chips open te trekken en uw dieet uit
te stellen tot morgen. Die stem die u zegt: stop pas met roken als uw
laatste pakje leeg is. De demon is full of bullshit en vindt vanalles
uit om u af te leiden en u te saboteren. Het is de stem die u
verleidt om als jongeman acht uur per dag een dwaze shooter te zitten
spelen. Die stem is zo geslepen dat de demon u zal overtuigen dat er
allerlei heilzame dingen verbonden zijn aan acht uur lang een
schietspel op een pc te spelen met 'vrienden' uit Zuid-Korea.
Het is die stem die bij Facebook hoort
en u daar gegijzeld houdt, waar u status updates overloopt, die u
niets bijbrengen, waar u in de bekende blauwe Facebook-cirkels blijft
lopen. Waar u het zoveelste miljoenste in elkaar geflanste
fotoshopprentje bekijkt dat u vertelt dat u uw leven zelf in handen
heeft en dat u gewoon uw ding moet doen in het leven. De demon kickt
op dat soort prentjes. De demon kickt op boodschappen die u vertellen
dat u uw zin moet doen en echt iets moet en kunt maken van uw leven.
Het verzacht uw angst. Het prentje delen op uw muur, verzacht de
pijn, geeft u een vals gevoel van daadkracht. Ondertussen zit u nog
altijd op Facebook en doet u niks. De demon lacht.
Het is aan de demon dat u overtollig
buikvet te danken heeft, een magere bankrekening, een relatie die in
't slop zit, een diploma dat u niet gehaald heeft, een job die u niet
graag doet en blijft doen uit een vals gevoel van
verantwoordelijkheidszin of 'realiteit'. De demon masturbeert op een
papiertje waar hij het woord 'realistisch' geschreven heeft. Dat vals
woord dat u ontslaat van actie en initiatief. Uw gebroken dromen eet
hij voor lunch.
De mijne heet dus AntiWilko. Hij staat
voor alles wat ik niet wil in 't leven. Hij lacht mij uit met zijn
bolle ogen. Er van weg lopen, maakt hem sterker, dus neem ik hem
overal mee. Het is AntiWilko die tussen mijn voeten zit, als ik
buikspieroefeningen doen. Het is AntiWilko die op de grond ligt en
die ik bij elke push-up met mijn neus raak. Oorlog geeft zin aan ons
leven. Het stelt de dingen scherp. Een tweedeling tussen wat
aangevallen moet worden en wat verdedigd moet worden. Het is een
oorlog op leven en dood. Er sterven dagelijks mensen aan hun eigen
AntiWilko. Soms leven ze fysiek nog wel een jaar of twintig, maar
mentaal heeft hun AntiWilko hen uitgerot.
Als elke dag een veldslag is tegen
AntiWilko, dan wint AntiWilko negen van de tien veldslagen.
Waarschijnlijk meer, want AntiWilko heeft doodgraag dat ik hem
onderschat. Mijn magere overwinningen op AntiWilko dit weekend zijn
één uitgelezen boek, een paar pagina's extra aan mijn briefroman
'brieven aan mijn vader' en een hele sliert Duitse en Franse
documentaires die speelden op de achtergrond terwijl ik niets deed en
een strategisch bordspel speelde tegen de enige persoon die al eens
wint van mij bij bordspellen. Ik ben zo goed in bordspellen, omdat
AntiWilko zo vaak gewonnen heeft van mij. In het enige bordspel dat
er toe doet: dat in mijn hoofd. Doel van het spel: voor mij:
voldoening halen, voor AntiWilko: dat ten allen prijze vermijden.
Regels: geen. AntiWilko wint op vele manieren: als je bijvoorbeeld
iemand ziet die verder staat dan jou en je denkt: dju, dat had ik
kunnen zijn. Jij wint als je tranen in je ogen krijgt, omdat je een
overwinning gehaald hebt op de gemeenste kracht die je ooit tegen
kunt komen: jezelf. Als je het moeilijkste van het moeilijkste doet:
dat waar je het meeste angst voor hebt: stappen in de richting van je
droom. Hoe belangrijker de droom voor je is, hoe harder de demon
vecht, hoe meer geheime wapens hij uit zijn arsenaal trekt.
U kent hem ook. Daarom werkt u vandaag
compleet tegen uw zin als ambtenaar bij pensioenen, terwijl u veel
liever kinderverzorgster zou zijn. Daarom geeft u vandaag Nederlands
aan anderstaligen, terwijl u veel liever therapie met
piano-improvisatie zou geven, daarom staat u vandaag aan de lopende
band bij Tupperware, terwijl u veel liever in de modewereld zou
werken, daarom schept u vandaag 2000 kilo cacao bij Callebaut,
terwijl u veel liever in een punkband zou spelen of een winkel zou
openhouden met punkplaten, daarom werkt u vandaag als isolator
terwijl u veel liever een restaurant met Armeense specialiteiten zou
openhouden. De meeste mensen die ik ken, hebben een razgrom geleden
tegen hun AntiWilko. Razgrom, een Russisch woord waarvoor we niet
echt een mooi equivalent hebben. Het betekent zoiets als een complete
nederlaag.
Die maat van mij, die mij soms een
razgrom bezorgt op het veld van karton, die verslaat zijn AntiWilko
zowat elke weekdag. Hij pendelt vanuit Menen naar Leuven om een
master biochemie te halen. Op andere vlakken verliest hij wel van
zijn demon. Hij geeft zijn wens om een lief te hebben elke dag een
half potje slaappillen. De demon vecht op alle fronten. En wie
beweert de demon staande te houden op alle fronten, bluft. Maar
bluffen mag, want in de oorlog tegen de demon, zijn geen regels.
Behalve: er wordt gevochten tot de dood, je kan niet winnen zonder
strategie, er geen mogelijkheid tot een wapenstilstand, er is nooit
een gevechtspauze, de demon past zich altijd aan en vindt altijd iets
anders uit, de demon zoekt bondgenoten in je omgeving en schakelt ook
je vrienden en familie in, de demon valt niet te overtuigen, luistert
niet naar argumenten, de demon is als een pestkop op school, het
enige waar hij van ineen krimpt, is een brute tegenaanval. Discipline
en vastbeslotenheid zijn het watervat, waarin de demon om zijn moeder
krijst. Ik ga de mijne pesten met 50 kussen. 50 kussen voor 50
push-ups.