De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
02-03-2013
Rauwe rouw (13)
Fanmail
Nogal
beklijvend, is de ontdekking dat er tussen je schrijfproductie ook
brieven zitten van anderen. Ze klinken zeer gemeend enthousiast.
Hopelijk vind je het niet erg dat je brieven hier van hand tot
hand gaan. Ze vinden het prachtig. Kan je in het vervolg wel de
moeilijke woorden onderaan uitgebreid verslaan. De rest snapt het
meestal, ik niet. Ik lijst onderaan even op waar ik plat bij lag van
het lachen.
Er
zitten veel aanmoedigingen tussen. Mensen spelen je adressen door van
lokale tijdschriften als VILLAIN te Wetteren, met de naam van de
uitgever. Geen idee of je daar dan ook daadwerkelijk naar stuurde. Ik
vermoed van wel. Je stuurde blijkbaar ook naar de makers van Panorama
en naar de De Morgen. Een keer is er ene van De Morgen bij jou op
bezoek geweest, maar die mens had niet genoeg invloed om je aan te
nemen.
Ik
ken de frustraties, het gebeurt mij ook. Ik ken de aanmoedigingen,
altijd van mensen die je wel graag willen helpen, maar het eigenlijk
niet echt kunnen. Ze kunnen wel aanmoedigen, maar niet het verhoopte
uitgeefcontract onder je neus duwen.
En zo
geven wij dat dus door, van vader op zoon. Het onuitgegeven,
gefrustreerde schrijverschap dat elke dag lood in onze schoenen kakt.
Maar
ik heb mij toch gezworen, mijn eigen 'kleine' praat ik een andere
carrière aan. Een simpele. Eentje waarbij je als je van A naar B
wil, alleen maar genoeg moeite moet doen. We waren er allebei allang
geweest, als we dat soort carrière hadden gehad.
Jij in een brief aan een krant om je fictie verkocht te krijgen:
Ik
wil heb enkele figuren gecreëerd die typerend zijn voor Vlaamse
dorpsgemeenschappen, die stilaan met uitsterven worden bedreigd
vanwege de verstedelijking, waardoor men net als in de stad steeds
verder het contact met zijn buurman aan het verliezen is. Dit met
veel bijval van de collega's op het werk, wiens leeftijd varieert van
19 tot 37.
En je benadrukt dat je in 't Vlaams dialect wil schrijven.
Als ge bedenkt dat er zijn die net met dat soort thema's geschreven in tussentaal zijn doorgebroken, hier in naturalistisch Vlaanderen, ja, dan krijg ik inderdaad goesting om mij een stevige balk en een stuk koord te zoeken.
Altijd
rap geschreven, ergens in een vrij moment. Erg omgevingsgebonden.
Jouw realiteit. Met veel fantasie, maar toch, jouw realiteit. Veel te
lange zinnen, naar commerciële normen. Geen overkoepeld verhaal.
Veel wanhoop, tussen en op de regels. Motieven als zelfmoord,
psychiatrie, onmacht, veel regen ook, de domheid van mensen, de
blindheid van mensen voor andere mensen, de lof der zotheid anno
jaren tachtig in een vergeten industriedorp als Erembodegem, bij een
-toen zeker- stinkende rivier, de Dender.
Is
het slecht geschreven? Nee, het heeft iets, het heeft een rotvaart,
er zit een dwingende wanhoop in. Kan je 't ergens uitgeven? Nee,
zeker niet. Zeker nu niet, met een verstikte boekenmarkt en
uitgeverijen die doodsbang zijn om verlies te draaien. Er zit geen
samenhang in, op 't eerste gezicht. Het is de wanhoop van iemand die
vast zit aan een leven dat het zijne niet eens lijkt. Alsof je
stomweg het foute leven had, alsof je per ongeluk iemands anders
kleren had aangetrokken. En dan kwam je thuis doodop, en schreef je
wat bij elkaar. En je stak er weetjes in, vooral historische, om je
eigen verstand duidelijk te maken dat het na acht uur afstompend
fabriekswerk toch nog kon denken.
Als
je deze dingen al kon schrijven, in zo'n verre van ideale
omstandigheden, wat had je dan kunnen schrijven in een andere
omgeving? Met meer rust, andere impulsen van je omgeving, want je
omgeving bepaalde zichtbaar heel erg je schrijven. Sommige mensen hun
leven klopt. Het is af. Ze krijgen wat je mag verwachten dat ze
krijgen en daar hebben ze zelf ook vrede mee. Bij jou was het niet
af. Er hing altijd een sfeer rond je van het had toch wel anders
gekund, op de één of andere manier, ergens een andere weg inslaan
en een heel ander leven. Wat je misschien uiteindelijk de nek omdeed,
is dat je niet durfde hopen. Het moest nu direct, groots, alles er op
en eraan, en als dat niet kon, dan kon het wel nooit meer. En dan zat
je dagenlang in de zetel na je werk, en zei je geen woord. En mijn
moeder en ik dachten: ja, nu doet hij het, nu knalt hij straks
expres tegen een boom aan. En dan plots na zo'n dag of vijf, brak de
zon weer door, en kwam je met iets thuis van de rommelmarkt, een
plaat of zo, waar je enthousiast over was en je maakte een paar grove
grappen bij het avondnieuws en het leven ging weer even verder alsof
het allemaal wel ok was.
Manisch-depressief
noemen ze dat. Maar dat is bullshit. Dat is vast zitten, geen uitweg
hebben en daar afwisselend helemaal geen vrede mee hebben of toch een
beetje, van moetens. In andere omstandigheden, was jij gewoon de hele
tijd hyper geweest en niks manisch-depressief.
Ik
heb extracten van je schrijven in een kortverhaal van mij gesmokkeld.
Het loopt er vloeiend in over. 't schijnt mijn beste kortverhaal tot
op heden te zijn. Dus bij deze: postume felicitaties. Niet dat je er
wat aan hebt, maar voor mij ben je voor 0,0001 procent 'gewroken'.
Erembodegem, 5 februari 1989,
Gemeente der waggelende gordijnen.
Beste gewezen, niets-laten-weter,
Ik wist het. Meanwhile zijn de 23
brieven die ik je geschreven had, maar niet verstuurd, postzegels
groeien niet op mijn rug en het revolutionaire postzegelplantsoen dat
een corrupte postbeambte mij bezorgde, schoot geen wortel, samen met
de oude agenda waarin de originelen opgetekend stonden, zoekgemaakt
door William. Hem hebben we nog, al kostte het Paola drie dagen van
hard labeur om me in bedwang te houden, anders was hij mee geweest
met de mestkar. Het opgroeiende geslacht had en passant ook nog mijn
gebroken vals gebit, dat klaar lag in een plastic zak op kast om te
bezorgen aan de tandarts, in de vuilnisemmer gedeponeerd. Al heeft
hij bij dit voorval wel het voordeel van de twijfel, want zijn
vriendin was er ook al bij betrokken. Vandaar dat ik tegenwoordig
meer tantes dan tanden heb.
Even tussendoor: ik heb de Datsun de
hof af gereden en me een nieuwe Ford Orion 1600 D GL aangeschaft.
Hier wordt bijgevolg sedert 2 maanden uitsluitend op regenwater en
oudbakken brood het leven gehouden.
Erembodegem, 17 februari 1989.
Verdomme, William heeft weer aan de
machine zitten prutsen. Al mankend de kleine wezen ophalen aan de
schoolpoort. Er zijn aan mij nog 2 plekken die niet blauw uitslaan.
Gisteren met 41-2 ingemaakt, maar we zullen doorgaan. William wou
eigenlijk tot 6 uur blijven (tijdstip dat zijn moeder gedaan heeft
met poetsen in de klassen) om nog wat te spelen met de vrienden, en
is de rest van de avond de koppigheid zelve. Het zal je kind maar
wezen.
15 maart 1989
Ochtendploeg. Na ettelijke
zenuwinzinkingen vergezeld van lichte beroertes meer dood dan levend
13u45 gehaald, het dieselgedreven vroemtuig ingesprongen, aan de
bareel de kampbewaker, welke met ware doodsverachting tussen de
auto's laveert, met valse papieren om de siertuin geleid en zo naar
de betrekkelijke vrijheid gereden.
Na school. Snelheidswedstrijd
over 1 km met driewielers. Alle listen waren toegelaten. Na het
nodige duwwerk kreeg ik met mijn iets te lange benen onder de guidon
en stelde toen vast dat William al een ronde voorlag. Maar even later
moest hij een pitsstop maken. Van zijn waterachtig oponthoud maakte
ik gebruik om het stuur van mijn bolide 25cm omhoog te trekken, zodat
ik toch de trappers kon bedienen. Even later schoot ik uit de
startblokken. De toeschouwers kwamen niet meer bij van het lachen.
(Paola en de goudvissen in de 3de kleuterklas). Maar deelnemen is
belangrijker dan een goed figuur slaan. Na drie helse ronden wiel aan
wiel wist ik de rokende Duitse sportscar (geprüfte Sicherligkeit)
een forse tik te geven, waardoor William van de baan ging en zich
hopeloos vastreed in de lokale zandbak. Hij toonde zich een slecht
verliezer door de sneeuwklokjes te vertrappelen (zijn schoenmaat is
nog te klein om mij aan te pakken). Paola zwaaide af met een natte
dweil en in plaats van dat Champagne spuitende magnumflessen Moet et
Chandon mij te beurt vielen, werd de tuinslang op me gericht door de
nog steeds ziedende verliezer. Een forse ruk aan het servostuur
behoedde me voor een koude douche. De jury was eenparig in haar
beslissing: diskwalificatie en levenslange schorsing vielen mij te
beurt. 'Forty miles of bad road' neuriënd, verliet ik het parcours,
de avondzon tegemoet.
Vrijdag 5 mei 1989
Wij maken de brug. Niet zo spectaculair
als deze over de River Kwai, want in tegenstelling tot de Engelse
krijgsgevangenen moeten wij vandaag geen poot uitsteken. William
graaft zich tussen de jonge uien, erwten en aardbeien in om de aanval
van een denkbeeldige vijand op te vangen, maneuver waarbij
hogergenoemde groenten er eerst moeten aan geloven. Oorlogen gaan nu
eenmaal ten koste van onherstelbare vernielingen. Deze zomer staat
alweer blikvoer op het menu.
Maandagochtend.
4u30. Réveille. Koud als de pest. De
auto goed vervroren. Doen draaien en verwarming opgezet. Vanaf zes
uur 'bakken en braden'. 212 slabs gebakken tegen 14u. Goed voor
212x46=9154 drijfriemen voor General Motors. Wij slepen ons naar de
finish. De punteerkast. Waar men elkaar vertrappelt om toch maar vijf
seconden tijd te winnen. De minst getekenden zijn er het eerst
vandoor. De grootste idioten zitten weer in de douches, de douches
van Blijdorp.
Erembodegem. 15 juli 1988.
Namiddag. 18u34. Terwijl de boertige
landbouwer, zwemvinnen aan de klompen, achter de tot ploeg omgebouwde
linnenzwierder, getrokken door een stel zeepaardjes, voortploetert
teneinde het tot in de tertiaire lagen doorweekte veld in orde te
krijgen om de rapen in te zaaien, regenboogvliesontsteking een ware
epidemie dreigt te worden, een enigszins verwaterde drenkeling, na
door de Aalsterse brandweer uit de Dender te zijn opgevist, zijn
beklag erover doet dat men nu ook al op de buiten niet eens meer
rustig zelfmoord kan komen plegen, de zopas vernoemde rivier voor
eenmaal niet tot hier te ruiken is, niet omdat de wind goedzit, wij
onze adem inhouden of kolossaal versnoft zijn, maar gewoon omdat
regen en afvalwater elkaar zo ongeveer in evenwicht houden: het heeft
dus geregend! En Zotte Marcel, burgemeester van Blijdorp, bij gebrek
aan een wagen zijn regenput aan 't afwassen is, sloft doorheen het
smalle binnenwegeltje eenzaam een frêle verschijning wiens doffe
ellende uitstralende ogen ongemeen triestig voor zich uitstaren naar
de glibberige grond. Gelouterd door het onzachte bestaan aan de zijde
van een bruut met een koppel harde handen. Tussen de magere vingers
klemt zij een tot op de draad versleten linnen boodschappentas,
gevuld met een aantal kleine knollen, haastig opgeraapt van een pas
gerooid aardappelveld, en een tweetal forellen, gekregen van een
barmhartige Samaritaanse sportvisser. Het einde van de maand is nog
ver weg en haar armetierige huishoudgeld is reeds opgegaan aan de
meest elementaire levensmiddelen. Een ietjes voorovergebogen versnelt
zij de pas. Wanneer het avondeten niet op tijd geserveerd wordt, kan
ze een hengst voor haar kop krijgen. Wanneer haar kwelgeest een
slechte dag achter de rug heeft, loopt dit algauw uit tot een goed
draaiende manège. Zij houdt niet van paarden.
Je
wil het verplegend personeel ambeteren door de slag bij Azincourt uit
te beelden op de ziekenhuisvloer met tinnen soldaatjes. Je had iets
met die veldslag, want daar hadden eenvoudige Engelse boogschutters
arrogante en zwaarbewapende Franse ridders vermorzeld in de modder.
Als hoogmoed voor de val kwam, kon jij toch duivels glimlachen en was
je gezicht hypnotisch aantrekkelijk. Je supporterde altijd voor de
underdog. En alles wat tegen de verwachtingen in ging, gaf je een
kick.
Als
je al in de ziekenhuiskamer lag, en je kreeg telefoon, nam je vrolijk
op met: Onze-lieve-vrouwenziekenhuis, hoe kan ik u helpen? De
ziekenhuisenquête had je zo sarcastisch ingevuld dat alle
verpleegsters liepen te giechelen of schaamrood kleurden. Een
kamergenoot reed je bijna de gang op, omdat hij 's nachts klaagde en
snurkte. Toen ik zelf in dat ziekenhuis lag, toen ik acht was,
smokkelde je bier voor mij binnen, want een kleine bier geven was
natuurlijk ook lekker tegendraads. En ik beeldde de Reconquista uit op
de ziekenhuisvloer, niet met tinnen soldaten, maar met playmobil.
Geschiedenis was ons bewijs dat de mensheid ziek was en dat er alleen
mee te lachen viel. Geschiedenis, dat zijn al die verhaaltjes van hoe
de ene mens de andere een kloot wou afdraaien.
Jou
wilden ze op dat moment ook een kloot afdraaien. Je hart was nagenoeg
stil gevallen in de auto. Je was tegen een andere auto gereden. Je
wist niet meer waar je was. Je moest dringend naar huis, om neer te
liggen, want dat gevoel in je borstkas was wel alarmerend te noemen.
Even later stonden er flikken aan de deur. Die waren bruut en
betichtten je van vluchtmisdrijf. Dat kon iemand getuigen. Hoe je met
gierende banden was weggereden. Ze stonden je te betichten, als was
je een zware crimineel. Je zat in de zetel, lijkbleek, en het leven
vloeide al weg. Ik was niet thuis. Ik weet het van mijn moeder. De
dokter kwam en je moest een pacemaker hebben. De ingreep kwam geen
minuut te vroeg. Als je wakker werd, zei je Er is geen licht meer
aan 't eind van de tunnel. Ik heb het uitgeknipt.
Weken
later zei de cardioloog dat je hartje kerngezond was. Je haatte
verkleinwoorden en de algemene verkleutering van ons taalgebruik. Je
kon terug gaan werken. Maar op je werk waren ze aan 't
herstructureren. Je was hondsdepressief. Je zag het ook niet zitten
om regelmatig op controle te gaan met die pacemaker. Je ribben duwden
in je longen, omdat je ruggengraat scheef zat van al dat zwaar werk.
Je nek zat vast. Je kon altijd maar moeilijker slikken. Je zat in een
sociaal isolement, want niemand kon nog feesten zoals vroeger.
Iedereen in de omgeving cocoonde volop en joeg een hoger salaris na
of concentreerde zich op grootscheepse verbouwingswerken en die
Belgische baksteen in hun maag, spontane gezelligheid kon niemand
meer schelen en zag men zelfs als last. En je zoon was ook al niet
content. Ik was zuur en depressief, in een diepe post-graduaatdip.
Hoe is dat toch zo gekomen?, vroeg je.
Je
had het altijd gezegd. Als ik het echt beu ben, dan denk ik aan
niemand meer. En je nam een stevige dosis slaappillen. Maar niet
genoeg om 1m88 lange (hoewel al serieus gekrompen met die
ruggengraat) arbeider te vellen. Je werd gewoon weer wakker. Ietwat slomer dan
anders, maar toch. Je kreeg angst dat ze je zouden opsluiten in een
psychiatrische kliniek en dat mijn moeder altijd voor je zou moeten
zorgen, wat ze uiteraard met veel plezier had gedaan. Maar dat wilde
je niet. Ze was niet met een baby getrouwd. En dus knutselde je een
zeer bizarre euthanasieconstructie in elkaar, waardoor de politie nog
even dacht dat het moord was en geen zelfmoord. Ja, de politie was
niet je vriend. Als je als tiener met lang haar over straat liep,
stopte de combi elke vrijdagnacht naast je om al je papieren te
controleren.
En
je hebt inderdaad aan niemand meer gedacht. Ik kreeg geen sms of zo.
Je had toch al geen gsm. Want gsm's waren uitgevonden door de
staatsveiligheid om ons te allen tijde te kunnen traceren. Vreemde
vogel toch soms. Anti-establishment, misantroop, latente paranoia,
een levensgroot jeugdtrauma, een afkeer van aftakeling en oud worden,
een voorliefde voor extreem feestgewoel en slanke blondines met een
intellectuele bril in minirok.Maar je zat nooit erg actief achter het
vrouwvolk, want je had gezien hoe je pa het hele gezin had kapot
gemaakt zo.
Een
feest ging nooit ver genoeg voor jou. Cafébazen kwamen bij je
schoonvader smeken om je alsjeblieft uit hun café te houden. Bij je
huwelijk deed je de hitlergroet naar de pastoor, want die hele kerk
had natuurlijk gecollaboreerd en dat mocht niet vergeten worden. En
dat moest vooral nu tijdens je huwelijksdienst even in herinnering
gebracht worden. Je had de hele nacht niet geslapen en stond
poepeloerenzat voor het altaar. Op het huwelijksfeest achteraf is
bijna gevochten. Als de schade in het restaurant betaald was, waren
jullie compleet platzak. Als mijn moeder terug denkt aan haar
huwelijk, weet ze niet of ze moet wenen of lachen. Uiteindelijk lacht
ze, hoor. Ze had eigenlijk toch erger verwacht.
Elke
keer als we een barbecue organiseerden in onze hof, moest je die op
het einde in brand steken. Ik bedoel niet met houtskool of zo. Nee,
ik bedoel je moest een brandstapel maken en die barbecue helemaal de
vernieling in branden, met alles wat je kon vinden bouwde je een
stapel en daar smeet je white spirit over. De steekvlam was zo erg
dat alle haar van je armen was en je snor ver in brand stond. Wij
hebben veel barbecuetoestellen gekocht. Op den duur alleen nog het
allergoedkoopste model. En liefst niet te groot, dan was het
'vreugdevuur' ook niet te groot.
Alle
afval gooide je in de tuin van de buren. Ook worsten en haringen. En
die buren zeiden niks, want die konden niet meer praten, want je had
hen van je zelfgemaakte kriekenjeneverbrouwsel gegeven, waar je in 't
geheim alle resten van onze drankkast had in gekwakt. De buren lagen
een dag met zonnebril in bed.
Op
een doordeweekse avond keek je naar een maat van mij met een
terugwijkende haarlijn en je zei: Hey, Ben, 't beste
haargroeimiddel" en je goot een pint bier over je hoofd. Uw pa was
toch een speciale, he. Je wilde ook wel eens over de grond rollen
met een stoel, in de keuken, gewoon zomaar, omdat dat paste bij de
muziek. De studieconsulente die bij ons langskwam om te kijken of ik
nou Latijn of Moderne moest studeren, onderbrak je plots en je zei
met veel stelligheid en grote ogen: Ik ben communist. Dat deed
er op dat moment niks toe, maar de studieconsulente hebben we nooit
weer gezien.
Op
verkiezingsdagen gaf je elke voorbijganger plots een hand, waardoor
ze verkeerdelijk aannamen dat je een kandidaat was. Als je iets kon
doen dat niet 'normaal' was, dan was alles goed. En dus koos je ook
voor een eigen exit, die niet 'normaal' was. En als je een merk was,
dan zat de 'branding', op een paradoxale manier goed in elkaar. Haat
voor wie het verdiende, grenzenloos begrip voor wie er niks kon aan
doen, feesten, ja, maar alleen als het all the way ging,
beleefdheidsbezoekjes waren niks voor jou, en mensen konden oprotten,
tenzij ze alle maskers afwierpen en er voor uit kwamen wie ze echt
waren, dan was alles hen vergeven en waren ze welkom. En het leven
was zwaar en donker, maar als je zelf kon kiezen, hoe, waar en
wanneer je die ketens afwierp, was dat ook weer ok, je eigenheid kwam
nooit in het gedrang.
Twee
zatte kerels rijden in een oude mercedes op onze gevel. Twee
armoezaaiers, ondanks de Mercedes. De Mercedes vliegt in brand. De
bestuurder ligt bewusteloos op zijn stuur. Hij wordt wakker en wil
nog wegrijden met de brandende Mercedes. Onze gevel is een hoek
kwijt. Wat doe jij? Jij vraagt bestuurder en passagier binnen. Je
geeft ze koffie om hun adem die naar alcohol stinkt te maskeren, want
je wil niet dat de flikken hen iets kunnen lappen. De buurtelijke
ramptoeristen verklaren je nu echt helemaal gek. Mijn moeder ook,
maar dat deed ze allang, ze laat je doen.
Dat
was jij. Een absurd groot empathisch vermogen, de wens om iedereen te
verenigen, allemaal even gewoon, allemaal evenveel waard. Behalve zij
die autoriteit hadden, zoals de flikken. Wie een uniform droeg, die
had het verkorven. We stonden wij daar te kijken naar onze kapotte
gevel. Jij en ik konden er mee lachen. Mijn moeder iets minder. En ik
citeerde Kurt Cobain: Beautiful as a rock in a cop's face. En
jij zei iets van dat je niks moest weten van die Kurt Koppijn, die
zelfmoordenaar. Ja, zeer consequent.
Maar
in empathie voor de zwakke medemens was je wel consequent. Je kwam al
eens thuis met een dakloze. En je stopte voor lifters. Ook als het
gekke dominees waren die ontzettend ranzig stonken, omdat ze
prediken boven persoonlijke hygiëne stelden. Voor ex-gedetineerden
had je ook een enorme zwak. Want dat waren pas slachtoffers van het
systeem. Of je trok al eens bij een bende daklozen, met een zak vol
flessen wijn. Een beetje de kerstman voor verkleumde bedelaars.
Gewoon zomaar, voor de fun. Omdat het niet hoorde. Omdat je graag
choqueerde. En wat choqueert meer in een hebberige maatschappij als
random vrijgevigheid zonder iets terug te verwachten?
Dat
moet ook in mij zitten. Vandaag klampte mij een Roma-zigeuner aan bij
het Centraal-Station in Brussel. Hij toonde mij een
doktersvoorschrift. Zijn dochter had een vaccin nodig. Hij smeekte
mij om samen met hem naar de apotheker te gaan en het te betalen. Het
zou niet veel kosten. 5 euro of zo. Het koste 22 euro. Nou ja, en dan
duw ik dat geld in zijn verweerde pollen, en denk, ik ben toch echt
gans zot. Gans zot, of alleen maar de zoon van mijn vader, en koppig
aan de kant van al wie verschopt wordt. En die apotheker zag ik
denken: what the fuck, wat een weirdo. En hij had het niet op die
Roma. En zo klopt het nog steeds, niks zo goed als een beetje
goedzakkigheid om mensen de ogen te laten uitwrijven.
De kleine Larousse. Het is één van de
eerste boeken die ik mij herinner, samen met het geschiedenisboek
'het woeste wilde westen'. Het lag altijd naast je oude typmachine.
Je bent altijd met een typmachine blijven schrijven. Je hield van dat
luide tikken. Het zijn de eerste geluiden die ik mij herinner. Jij
boven, rammend op die typmachine. Ik beneden, spelend met playmobil.
Nog voor ik kon lezen of schrijven, deed ik je na en ramde ik op die
typmachine. Het lint met de inkt verschoof dan al eens. En het deed
je schrijfarbeid van de avond tevoren geen goed. Maar ik moest het
toch doen, dat snap je wel, in de voetsporen van mijn vader treden,
zo snel mogelijk. Leren lezen en typen kon later nog. Blind typen was
één van mijn eerste doelstellingen. Blind typen was toen het
summum. Als je dat kon, was je schrijver in mijn ogen. In de praktijk
bleek het toch nog net iets ingewikkelder. Dat schrijven. Ik vroeg
waarom zoveel schrijvers kapot gaan aan het schrijven en zoveel
drinken ook. Alle goeie schrijvers gaan er aan kapot, zei je.
Damn, dan moest ik niet alleen een schrijfcarrière plannen, maar ook
hoe ik er aan kapot moest gaan. Of bracht het ene gewoon vanzelf het
andere mee? Van de drank kan ik niet sneuvelen, want ik drink niet
graag. Misschien ben ik daarom niet uitgegeven.
Jij dronk wel altijd als je schreef,
maar nooit excessief. Duits bier met veel hop. Of in het begin nog
Safir, het bier van Aalst. Later zwoor je wel nog bij glazen van
Safir, maar je dronk toch Duits bier. Safir was overgenomen of
failliet. Maar tot dan moest het Safir wezen. Want dat was niet zoet.
Dat kon ook niet. Een bier uit proletarisch Aalst, zou geen bier zijn
als het niet bitter was. Je vond het een groot affront dat pilsbier
met de jaren altijd zoeter werd. Dat vond je hypocriet. Een truc om
de kinderen te verleiden. En een schop tegen de schenen van de
werkmens. Pilsbier, hun champagne, zoet maken. Dat was lelijk. Het
bier van de werkmens moet bitter zijn, zoals hun leven bitter is. En
zeker in een stad als Aalst. De stad van Boon en Daens. Waar we
marginaliteit beleven als verheven kunst. Voor een buitenstaander
valt dat niet te begrijpen. Verliefd op de lelijkheid.
Dat is nu aan het veranderen. Het
stadscentrum is een winkelcentrum geworden. Maar je hebt nog van die
plekken, vooral bij het station. Waar een ladderzatte bouwvakker je
's nachts bij je arm grijpt, en zonder je naam te vragen, naar een
café sleurt of draagt -die bouwvakkers hebben kracht-, je trakteert,
vraagt wat je doet. Ik zeg dan trots, maar met gebogen, bescheiden
hoofd en in het dialect, je mag toch nooit je roots vergeten, dat ik
journalist ben. En dan slaat die gast mijn arm ver uit de kom en
sleurt die bouwvakker mij letterlijk mee naar een frituur en zegt
tegen de uitbater: Kijk, zie, deze gast hier is journalist, die
gaat eindelijk in de gazet zetten dat gij hier het slechtste frituur
van 't stad hebt, met foto's en al. En dan bulderlacht hij. En
zegt: Ik moet om zes uur deze ochtend al op het dak zitten. Maar
we gaan nog niet naar huis he. Kom aan, en weer sleurt hij je een
café binnen. En als je niet goed oppast, heb je een hele nacht op
zijn kosten gedronken. Ook al moet hij weer en wind en hoogtes en
blakerende zon trotseren voor elke euro. Dat is Aalst. Daar schreef
jij over. Lang voor ze er een film over maakten. Maar ja, zoals
gezegd, jij had geen geluk. Je had geen uitgeefstrategie. Geen
connecties. Niet de moed om de boekenmarkt te onderzoeken, een blik
te werpen op hoe uitgeverijen hun fondsen in elkaar puzzelen. Geen
moed, en ook geen tijd en geen energie. Dat mogen we ook zeggen, in
all fairness.
Je werkte in drie ploegen. Toen je nog
niet te kapot was, ging je in je vrije tijd ook nog eens noten
'snoesteren' om wat bij te verdienen. Geen idee eigenlijk wat dat
betekent, achteraf gezien, 'snoesteren'. Sorteren, zeker?
Zeg, die Larousse, die dook terug op,
op een heuglijkere plek. Dat moet je echt weten. Op de redactie, bij
de krant. Die ligt op onze grote werktafel, waar ik en drie collega's
aan zitten. En die gaat langs de handen van ons allemaal. Het is een
Vandaele, maar krek hetzelfde formaat en dezelfde kleur en even
versleten als onze Larousse. Dat in een tijd waar zoveel
woordenboeken en encyclopedieën een muisklik verwijderd zijn. Dat
zou je zeker bevallen zijn. Weet je, jij hoort veel meer thuis op die
redactie dan ik. Het is geen toeval dat die Larousse daar terug
opduikt. Het is zeker geen toeval. Solidair, zo heet de krant. Weet
je hoe die vroeger heette? De Rode Vaan. Die ken je wel. Dat is de
krant waar Louis Paul Boon vlak na de Tweede Wereldoorlog aan de slag
is gegaan. Kan de klok dan ronder zijn?
Ik groei op, met mijn eerste
herinneringen, jij, boven, op een kamer, met enkel glas, ijskoud, met
ijsbloemen in de winter op de ramen, jij altijd gekleed in je Engelse
vliegeniersvest, een leren jas met schapenwollenhals. Een Safir naast
je en die kleine Larousse. In de stad van Boon. Op minder dan een
kilometer van het huis van Boon. Waar hij zich als Isengrinus
terugtrok, zoals hij beweerde. En dan twintig jaar later, heb ik de
job die jij altijd wilde, schrijf ik voor een krant en duikt dat boek
weer op, in een tijd waar zo'n naslagwerken naar het stort verdwijnen
of toch naar kringloopwinkels. Opnieuw: dat is geen toeval.
Iets zegt mij dat je er veel meer van
genoten zou hebben dan ik. Je was niet tevreden, maar je had wel het
potentieel om tevreden te zijn. Met die job van mij was jij tevreden
geweest. Zelf vind ik dat ik nooit genoeg gepresteerd heb. Ik heb
jouw droom ingedronken, als een spons opgezogen, en nu weet ik niet
te zeggen wat er exact moet gebeuren om te zeggen: voila, de droom is
gerealiseerd. Permanente voldoening is mij vreemd. Er knaagt altijd
een stem: je doet niet genoeg. Ik heb wat te bewijzen. Misschien niet zozeer dat ik kan
schrijven, maar
moeilijker, ik wil bewijzen dat een dooie kon schrijven. Want je kon
verdorie schrijven. Alleen weet haast niemand dat nog.
Een kerel vroeg mij
ooit, na het lezen van een van mijn eerste stukjes, of ik soms een
Johan Anthierens in de familie had? Dat moet jij geweest zijn. Je had
een pakkende stijl, gedreven op een uitzonderlijke en bizarre
mengeling van levenslust en levensangst, die combinatie die zwarte humor baart. Zo is mijn tweede manuscript
mij trouwens ooit beschreven: 'een opgefokte, onaflatende strijd
tussen doodsdrift, levensangst, obsessief genot en drang tot leven'.
Ja, de commentator had iets barokkigs in zijn taalgebruik, maar hij
meende het heel serieus. Het zijn zo'n korte reacties die je als
beginnende schrijver aan de schrijf houden. Die kreeg jij ook, maar
niet van een gepensioneerde ambassadeur die op zijn appartement
tussen de boeken leefde en dus als criticus toch iets van gewicht in
de schaal wierp. Wel van vrienden, en van dienstplichtigen, de kerels
die mee de brieven lazen, die je dagelijks stuurde aan je neef in het
leger. Brieven vol humoristische wanhoop. En veel voetnoten, als een
poeta doctus, verwerkte je veel zoekwerk in je brieven. Opgezocht in
die kleine Larousse.
We
mogen niet onze job zijn, maar da's gemakkelijk gezegd
Ik heb nu al enkele keren naar u
verwezen als een arbeider. Waarom is dat eigenlijk zo belangrijk?
Omdat een mens in onze samenleving toch grotendeels in een vakske
gestampt wordt. Mensen kijken waar uw loonbriefke vandaan komt en ze
bepalen hoeveel tijd ze nog in u willen steken. Wandel eens als
arbeider de gemiddelde receptie binnen. Wie gaat er zich op een
arbeider smijten om mee gezien te worden of voor de interessante
verhalen? Nochtans heeft die mens verdomme zeer interessante
verhalen. Maar er hangt geen glamour rond. Tenzij de glamour van ver
weggestoken, eigenlijk buiten de samenleving, op een kleurloos
fabrieksterrein gevaarlijk werk te doen. Arbeiders zijn de paria's
van onze maatschappij, maar zonder arbeiders zat ik hier nu niet het
verhaal van mijn vader te typen op een laptop, want die laptop zou
niet bestaan, de tas waar 'k chocomelk uit drink, zou niet bestaan en
de zetel onder mijn gat zou niet bestaan. Het kan wel zijn dat er
daar 'investeerders' met veel poen aan te pas zijn gekomen, ergens
along the way, maar die hebben niet die laptop, die zetel en die tas
gemaakt. Zo ver zijn we allemaal mee.
Arbeider zijn, 't is een stigma. Een
mens zonder eelt op zijn pollen denkt direct, ah, dat is een
ongeletterde bruut die niks anders doet dan repetitief werk en in 't
weekend zwaar in den drank vliegt om 't stof door te spoelen. Ga met
zo'n stigma door 't leven. Uw werkoverall wordt al rap een blauwe
dwangbuis. En dan durf ik u nog verwijten, pa, dat ge u stoer
voordeed. Ja, ge zou van minder. Iedereen heeft zijn trots.
Als ge er uw geld niet meer verdient,
dan is het alsof het niet bestaat. Uw Frans, Engels en uw Duits waren
echt goed. Beter dan veel huppeldepupsecretaresses, bedienden of
leerkrachten. Maar ge kreeg er nooit geld voor, dus die capaciteiten
bestonden niet. Ge moogt gij in uw vrije tijd zoveel Der Spiegel of
The Times lezen als ge wilt. Het telt niet. Want het is niet
verrekend in uw loonbrief. Op basis van uw loonbrief zijt gij een
onwetende barbaar, die als er niemand zo sluw en slim was geweest om
een fabriek te laten bouwen, nog zou verhongeren ook. Zo erg gaat dat
beeld van de arbeider in sommige kringen. Die kringen waar ze geen
eelt op hun handen hebben.
En dat is intriest om te zien, pa. Gij
die na uw werk doodmoe toekwam met een vreemd chemogeurtje van
gebakken rubber in uw kleren en in uw poriën en dan evenkes tegen
mij, uwe kleinen, uitlegde hoe Von Stauffenberg bijna Hitler had
opgeblazen, maar dat heel die Duitse anti-Hitlerkliek nog altijd even
ziek was als Hitler. Ze hadden gewoon geen goesting om de oorlog te
verliezen. Of als ge uitlegde waarom de Amerikanen nu eigenlijk op
hun doos hadden gehad in Viëtnam. Of waar dat mei '68 over ging en
waarom er van heel die bevrijdende spirit van de sixties dan plots
niks meer over was. Of welke dialectische relatie er was tussen
fictie en 't echte leven. Dat doet allemaal wreed zeer, om u horen
lezingen te geven. Alleen voor mij. En diezelfde shit jaren later aan
de unief, met veel minder animo, uit de mond van een paar proffen te
horen. Die 't niet kwamen vertellen na acht uur travakken in 40
graden celsius ergens in een lawaaiierig kot waar ze auto-onderdelen
persten. Nee, serieus, godverdomme, van dat stereotyp beeld van die
arbeider klopt nul de botten. Ge las drie kranten per dag, elke
documentaire had ge gezien en gewoon voor de fun zat ge
encyclopedieën te lezen. Gewoon zo. Van a tot z. En dan moet ik nu
op de trein truttenmiekes en gekostumeerde weekdieren horen lullen
over stupide blockbusters op weg van en naar een onnozel bureaujobke
dat ze dan nog zwaar vinden ook. Waarom hebt gij het u zo moeilijk
gemaakt?
God, jongen, nu schuif ik de schuld van
uw ongeluk nog in uw schoenen ook. Hoe gevangen gij zat in angst. In
een destructieve mantra: er is voor mij geen ontsnappen aan 't
fabriek. Als Boon een tedere anarchist was, waart gij een
fatalistische anarchist. Ge zette uzelf buiten het systeem. Ge klopte
die uren in 't fabriek en daarna dook ge in de geschiedenis en in
zwarte humor om u te verkneukelen: kijk eens hoe door en door slecht
die hele mensheid is (die mensen mentaal laat verwelken in fabrieken
om de zakken van een paar sluwe vossen te vullen). En bijscholen wou
ge niet doen, zelf een zaak opstarten, 't idee alleen maakte u
panisch, want als kleine zelfstandige maakten ze u helemaal kapot.
Toen ze u op 't fabriek aanboden van voorman te worden, en wat te
klimmen in de pariahiërarchie, weigerde ge: Ik ga de jongens niet
wat gaan opjagen. Want ja, dat is de taak van de voorman. Ze
betalen u een beetje meer en ge kweekt wat minder eelt op uw handen
om de rest op te jagen. Ge zijt gij dan een goed doorvoede versie van
een kapo uit de concentratiekampen. Bizar eigenlijk dat ge uzelf dan
niet helemaal buiten het systeem hebt gezet. Waarom dan naar die
fabriek trekken? Ge had u ook kunnen opsluiten in een klein kamerke
en kunnen schrijven. Het zou een pak vlotter gegaan zijn zonder al
die vermoeidheid, rug-en nekpijn. En ge gaf toch geen zak om luxe. Al
't geld dat ge verdiende, gaf ge af aan mijn moeder. Geld was gelijk
een vuile ziekte voor u. Ge behandelde het ook echt zo. Ge hebt
nooit, maar dan ook nooit, niet ene keer, geld in uw portefeuille
gehad. Ge verfrommelde het altijd en propte het gewoon in de zakken
van uw yeansbroek. Er heeft u wel nooit iemand kunnen bepikken.
Het was mentaliteit van een hele
klasse. Zij tegen ons. Zij met poen en macht tegen ons die moeten
krabben en afzien voor elke euro. En zij waren altijd alleen zo ver
geraakt door veel te bedriegen. En bedriegen was niet aan ons
besteed. Het zijn zotten die werken. Brave zotten.
Uw schoonbroer zat op 't zelfde
fabriek. Die is wel gaan bedriegen. Die heeft een aannemerszaak
opgestart, met rotslechte service tegen veel te hoge prijzen. Die was
niet bang van faillissementen en wat gepruts met papierwerk en gaten
in de wetgeving. Die is relatief rijk nu en doet geen klop. Hij zet
zijn onderbetaald werkvolk 's morgens af met zijn camionette en de
rest van de dag is hij bezig met de paardenkoers en kijkt hij naar
dvd's van FC De Kampioenen. Godverdomme, alleen dat konijn kon die
dvd's in huis halen van een programma dat tot in den treure herhaald
wordt op den tévé.
Maar die weg zat er niet in. En hoe
stoer ge ook waart, eigenlijk mogen we hier op uw urne markeren:
gecrepeerd aan...braafheid. En angst. Er is geen hoop, en laat dat
een troost zijn.
Godverdomme, er is wel hoop. Er is
altijd hoop. En laat dat een reden zijn om altijd los te breken van
situaties die ons niet aanstaan.
Ge hebt het eigenlijk gestoord lang
volgehouden. Wat een discipline, kerel. Om zo lang te functioneren in
een gevangenis, opgetrokken door een aantal tegenslagen in uw jeugd
en in stand gehouden door uw angsten en vooroordelen, zowel in u als
in de samenleving, en uw uitzonderlijke aversie voor ellebogenwerk.
Er zat meer eer in het werken met uw handen, moet ge gedacht hebben,
en dat kan waar zijn, maar ge zijt er wel door gesneuveld. Als de
wereld u er niet voor eert, zal ik het toch doen.
Het fuiven in uw plaats, ging moeilijker dan het studeren in uw plaats
Mijn moeder. Ja, William, je moet
toch niet zo overdreven treuren, want, kom, hoe vaak zagen jullie
elkaar eigenlijk? Bijna niet toch? En dan nog zeiden jullie haast
nooit wat tegen elkaar.
Wij geen contact. Dat is waar en niet
waar. We werkten als ik nog erg klein was, vaak ik in de tuin. We
plukten samen prinsessenbonen. Ik durfde inderdaad nooit een woord
tegen je zeggen. Je was objectief gezien al reusachtig, 1 meter 88,
voor mij was je God. Een mix van James Dean, Clint Eastwood, John
Lennon en Arnold Schwarzenneger. Je schreef, je had altijd een witte
T-shirt, een jeans en een leren jas aan, je had zo'n ronde bril als
John Lennon en ook zijn gezicht een beetje, met die neus, en je
bodybuilde, zonder vuile producten te spuiten kreeg je een enorme
biceps. Je trainde twee uur per dag, zeven op zeven, en vijf dagen op
zeven bakte je rubber in de fabriek, loodzwaar werk met veel trek- en
sleurwerk aan dingen van 40 kilo. Ik zeg dingen, want ik weet nog
altijd niet wat je precies moest doen. Ik weet alleen dat het zwaar
was, dat het je in de vernieling hielp, dat het niet gezond was en
dat het beter betaalde dan de meeste ambtenarenjobs. Voor een
ambtenarenjob had je wel het verstand, misschien juist net te veel,
maar geen connecties. En ja, geen geluk, maar dat zeiden we al.
Dus nee, ik zei nooit wat tegen je. En
toch zaten we vaak samen. Hele zomers lang zaten we samen, misschien
niet dicht op elkaar, maar toch minstens onder hetzelfde dak, te
lezen, ik strips, jij kranten, en we luisterden naar vinylplaten. Is
dat geen contact?
Je was er. Je was er altijd. Ook als ik
al op kot zat. Bijna wekelijks kwam je mij met de auto bevoorraden.
Kan mij niet herinneren dat ik dat echt vroeg. Je deed het gewoon. In
het begin ervaarde ik het als een bevrijding en een overwinning om
zelf naar de winkel te gaan, daar op kot, want als enig kind steek je
natuurlijk nooit een poot uit, tot je ontsnapt aan 't ouderlijke
nest.
En op de prijzen letten, een avontuur
op zich. Mijn eerste jaar op kot, spaarde ik 500 euro op van mijn
zakgeld, omdat ik nooit een voet buiten de deur zette, tenzij om naar
de les te gaan en rondjes rond het park te lopen om zes uur 's
ochtends, drie ochtenden in de week. Zo gedisciplineerd was ik, zo
hard wilde ik slagen, dat eerste jaar slavistiek. Om jou trots te
maken, om iets of wat te compenseren voor al dat gebrek aan geluk van
jou. En omdat onze hele kenissenkring mij liever zag falen, want zo'n
kleinen uit een arbeidersmilieu moest het toch niet te hoog in zijn
bol krijgen. They hate you when you're clever and they despise a
fool. Ik denk nog vaak, al het geluk dat jij niet had, hebben de
Goden aan mij gegeven, ter compensatie.
Waar ik echt dankbaar voor ben, om het
lekker emo te stellen, is dat je mij nog zien opbloeien hebt, die
jaren op kot. Eindelijk die eerste vrouwen. En verdraaid mooie. Toen
de eerste thuis bleef slapen, zei je trots tegen de buren: Er is
hier iets toegekomen van 1m80. Je had iets met lengte. Je vond dat
belangrijk. Grote mensen vond je stiekem beter dan kleine mensen. Op
dat vlak had je ook weer geen geluk, je zoon is nooit groter geworden
dan 1m74. Ik had als kind te weinig geslapen, was je verklaring. Je
moest mij altijd slapend naar boven dragen. En vijf minuten later
stond ik daar weer. De tv was 's nachts interessanter dan overdag.
Maar die eerste die thuis kwam, ja, die
was met hakken aan zo ongeveer 1m80, dat is waar. En toen moet je
toch eindelijk gedacht hebben: oef, hij kan dan toch vrouwen
versieren, en wat voor een. Ze had een rotkarakter, maar wat een
lichaam, zeg. Dat die eerste de eerste die thuis kwam- thuis heel
vaak kwam en heel luid, was een opluchting voor ons allebei. We
hadden dan niet veel verbaal contact, ik heb altijd, al als kind,
gesnopen dat je het van wereldbelang vond dat een man zijn vrouw kon
bevredigen in bed. Dat merkte ik aan de sekshandleidingen waar ik op
stootte door kinderlijke verkenningstochten in huis, dat merkte ik
aan opmerkingen over mannen met vrouwen wiens ogen meestal afdwaalden
naar andere mannen en ook wel aan de gedrogeerde glimlach van mijn
moeder. Maar goed, van dan af konden er complimenten af.
Dat ik slaagde voor dat eerste jaar
slavistiek hielp ook een beetje. Maar het beviel je niks dat ik zelfs
dan geen pint wilde gaan drinken met maten op café. Je bent
waarschijnlijk de enige ouder die zijn zoon moest pushen om meer uit
te gaan. Dat eerste jaar slavistiek was ik zo serieus dat ik geen
druppel alcohol wilde drinken. Dat heb ik vol gehouden tot de eerste
vijf minuten nadat een naakte vrouw onverwacht mijn kamer binnendrong
en zich naast mij in mijn bed legde, zonder een woord uitleg. Daar
was ik zo ondersteboven van dat ik een fles drank ondersteboven heb
gekapt.
Jongen, toch, jij had er wat anders van
gemaakt als je vier jaar als student op kot had kunnen zitten.
Daarom ging je van heel blij naar heel triest, toen je hoorde dat ik
geslaagd was, dat eerste jaar. Jij had het kunnen zijn. Misschien gaf
je daarom altijd mixed tapes met sixtiesmuziek mee, om tenminste toch
de muziek juist te hebben, daar op mijn kot, als er dan geen
persoonswissel in zat. Het had net zo goed jij kunnen zijn, daar aan
de unief. Zelfde geheugencapaciteit, en meer heb je daar toch niet
nodig. En jij was 1m88 geweest en had als preses tenminste indruk
gemaakt. En je had er nog meer van genoten. En je zou nog leven. Ik
zou nooit bestaan hebben, maar jij zou nog leven.
Je deed je graag stoer voor, maar je
was zo broos. Je koos voor een keihard arbeidersbestaan en dat was
stoer en dat was hard en dat hield je vol onder de zwaarste
omstandigheden. Je lichaam ging helemaal naar de kloten. Je had elke
dag rugpijn, je kreeg vreemde slijmen in je keel van de
fabrieksomstandigheden en je verouderde zo snel als een belegerde,
uitgehongerde, verkleumde Duitse frontsoldaat in midden januari in de
omsingeling bij Stalingrad. En 't ergst van al was: ik overdrijf geen
beetje als ik zeg dat je je ook net zo voelde. Ja, net zo voelde jij
je. En ik met mijn overdosis empathie, ik nam dat over, en voelde mij
ook net zo. Ik liep op mijn veertien rond als een kromgewerkte, ik
had je houding overgenomen. Alleen de eelt op je handen liet zich
niet kopiëren. En de chronische vermoeidheid van het werken in
ploegen.
En als ik zeg dat je euthanasie pleegde
en niet zozeer zelfmoord, ben ik niet ver naast de waarheid, want die
laatste jaren woekerde er wat in je keel. Het begin van keelkanker.
Niet van te roken, want dat deed je niet, maar van de chemische lucht
die je in 't fabriek elke dag binnen zoog.
Je ging fysiek kapot en ook geestelijk.
Er hing er aura rond je van depressie, uitzichtloosheid,
machteloosheid. De wet van Murphy was een troost voor je. Als je er
vanuit ging dat alles bij voorbaat gedoemd was om te mislukken, dan
kon niets je nog teleurstellen.
Dat moet zo gekomen zijn, omdat je als
kind zeer diep teleurgesteld was in je ouders. Twee fuifnummers, die
graag boven hun stand leefden, in de hippietijd van free love net
iets te oud waren om daar zorgeloos aan mee te doen als student, maar
er toch met volle teugen van genoten, ook al hadden ze twee kinderen
en een familiebedrijf, een grote bloemenkwekerij, te runnen. Terwijl
je pa op andere vrouwen zat, zaten de andere bloemenkwekers op de
markt, terwijl je moeder onder andere venten lag, kochten andere
bloemenkwekers de nieuwste, meest modieuze soorten bloemen aan. Ze
gingen failliet, ze scheidden, en jij, toch altijd de beste voor
opstellen schrijven en wiskunde (vreemde combinatie van talent), jij
werd gek van de ruzies en je trok naar de fabriek om je moeder te
onderhouden, als die even geen rijke minnaar lag te vozen. Dat
faillissement heeft je zo'n trauma bezorgd, dat je heel je leven alle
geldzaken hebt overgelaten aan mijn moeder. En die laatste noemt de
bankencrisis nog steeds als één van de hoofdmotieven van je
zelfmoord, hoewel je het financieel eigenlijk pas goed had. Als er
ooit iemand een mentale krak heeft gekregen van de scheiding van zijn
ouders, ben jij het wel. Je vader gaf al je spullen weg aan de
kinderen van zijn nieuwe vrouw. Zijn geweten moet hem toch parten
gespeeld hebben, want hij pleegde zelfmoord in 1982, een jaar voor
mijn geboorte. Je moeder zei me dat hij altijd liever urenlang stond
te discussiëren met de getuigen van Jehova aan de deur, dan in de
serres te werken. En wat ze er niet bij zei: zij zou altijd liever
een Jehova gepijpt hebben in de schuur, al was het maar om te zien of
Jehova's besneden zijn of niet, dan te werken in die serres. Die serres
staan er nog steeds verlaten bij. In een soort niemandsland, ergens
in Hofstade of all places.
Als bloemenkwekers failliet gaan in de
tijd van flower power, we moeten het je ouders meegeven, dat doet
niemand anders ze na.
En mijn grootmoeder zich maar afvragen
waarom ik al jaren niet meer met haar spreek. Op je begrafenis wilde
ze als ouwe doos van 74 zonder baarmoeder mijn 35-jarige nonkel nog versieren, want die leek zo op Elvis.
Als kind heb ik je herhaaldelijk
voorgesteld om samen een stripreeks te beginnen. Jij kon geweldig
tekenen, ik teken niet graag, maar ik wist toen al dat het niet zo
geweldig moeilijk kon zijn om een stripscenario te bedenken. Het hele
huis door lagen immers toch enkele duizenden strips. Als al die
anderen dat konden, waarom wij dan niet? Maar nee, dat was een groot
verschil tussen ons. Als ik dacht: dat kunnen wij ook, zei jij: 'Nee,
die hebben heel erg veel geluk gehad'.
En geluk dat had jij niet. Ik zei:
'Geluk dat moet je afdwingen', en ik zei 'Kijk naar Kurt Cobain, die
jongen zijn talent komt echt niet uit de lucht vallen, net zomin als
zijn succes, die heeft eerst heel hard geoefend, dan heel zijn leven
er op in gezet om succes te hebben, en het is gelukt'. 'Nee', zei
jij, 'die heeft geluk gehad.' En geluk dat had jij niet.
Dat fatalisme spreekt ook enorm uit de
briefjes die je bij je manuscripten stak als je die inzond naar
uitgeverijen of tijdschriften. Een voorbeeld:
Dit is een bundel van mijn nieuwste
verhalen. Als het nergens op lijkt, kan je er altijd nog de kachel
mee aanmaken.
Niet wat je noemt de standaardformule
om een uitgever aan te schrijven.
De reactie van die kerel was:
Ik zou dit geen kortverhalen noemen,
eerder humoristische schetsen, we hebben er niet meteen ruimte voor,
maar ik zou dit zeker niet gebruiken om er de kachel mee aan te
pakken. Probeer het eens bij...
Jij concludeerde dat je geen geluk had
en je stopte met inzenden, en erger nog, je stopte met schrijven.
Talent dat had je of dat had je niet. Echt talent dat stond er zo. Je
wilde niet weten van oefenen, herschrijven, ruwe diamanten slepen was
net iets te veel moeite gevraagd. Je was gewoon te bang voor nog meer
teleurstellingen. Je zoon is koppiger. Kuch.
Nochtans vind ik dat briefje echt niet
zo'n domper op de schrijfvreugde en zelfs tamelijk bemoedigend.
Tegenwoordig krijgen inzenders van manuscripten enkel
standaardafwijsberichtjes, zonder persoonlijke toets. En mij wilde je
ook overtuigen om nooit nog iets in te sturen. Tot je dan in je
laatste week of zo zei: Hij schrijft beter dan mij, ik stond
naast je, jij schrijft beter dan mij kon er niet af, maar hij
schrijft beter dan mij, was verregaand, ik denk niet dat we een
beter compliment gaan kunnen opduikelen. En je kreeg het enkel
gezegd, omdat je het leven en alle competitiedrang van de levenden al
helemaal had losgelaten.
De stripreeks Herman Verkrijt over een
foute leerkracht teert op mijn schoolhaat, die veel
dieper zat dan zomaar wat schoolmoeheid, omdat jij ook naar school was geweest en moderne talen had gevolgd, en je toch in 't fabriek zat. School is een tijdverdrijf, want de kaarten zijn al geschud, het is je afkomst die bepaalt welke job je later krijgt, niet je school. Je hebt die stripreeks nooit
zien ontstaan. Spijtig dat je er niet meer bent om mijn eigenste
stripreeks met veel animo helemaal lekker af te zeiken, want je zou
het rommel vinden, vijf reeksen noemen die je ook niet goed vond,
maar toch beter, en je zou een stuk of tien exemplaren verkopen op je werk,
want het enige wat je echt consequent deed, was jezelf een depressie
aanpraten.
Sinds jij er niet meer bent, verveel ik
mij steendood en heb ik geen drive meer. Om de een of andere reden
moeten we daar een Engels woord voor gebruiken. Vroeger schreven wij
'ik heb geen fut meer' of 'ge kunt allemaal mijn kloten kussen'. Maar
nu is het geen 'drive' meer hebben. Waarom ik geen drive meer heb.
Omdat gij er niet meer zijt. Terwijl ik vroeger om 6u koud water in
mijn gezicht smeet om 12 km te gaan ronddraven in de ochtenddauw. De
enige ochtenddauw die ik nog zie, maak ik zelf.
Er is niemand meer om te overtreffen,
er is niemand meer om een compliment van los te weken dat de moeite
waard is. Er is niemand meer om 'in het gelijk te stellen'. Want als
ik mezelf bewees, dan deed ik het voor twee. Ik wilde ook jouw
capaciteiten bewijzen. Dus als ze mijn schrijfsels uitgaven in het
Sloveens, dan wilde ik dat ook op jouw CV zetten. Zodat je misschien
toch ooit nog eens zou ontsnappen aan de chain gang van de fabriek.
Want die chain zat muurvast rond mijn nek. Wat jij nog had aan
levenskracht injecteerde je tijdens nachtelijke gesprekken in mij. En
je was al dood toen je hier nog was. Al wel een jaar of vijf of zo.
Maar je lichaam zat nog mijn commissie voor ambitieuze
aangelegenheden voor. Overtref die of die. Want je droeg niemand op
handen en al wie iets bereikt had, had vooral hoerensjans gehad, dus
het kon allemaal nog veel beter.
We vonden zelden iets goed. Als we al
een boek goed vonden, was het zelden een Nederlandstalig boek. Ja,
'Ik, Jan Cremer', ja. Maar ging dat echt om de inhoud van dat boek?
Hebben we ons daar niet laten vangen door de hype en de bad boy
attitude van Cremer? De James Dean van de Nederlandstalige
literatuur? Tegenwoordig stuurt die gratis stickers rond met zijn
naam op. Wie die sticker op de meest orginele plek kleeft, wint een
I-pad of zo'n ander digitaal relikwie. Als het schrijven niet meer
lukt, is er altijd nog de marketing. Jij had helemaal geen kaas
gegeten van marketing. Heb ik je dat bij leven en welzijn ooit
gezegd? Alleszin, nu moet ik presteren, alleen maar voor mezelf. En
dat heb ik met je gemeen: ik geloof te weinig in mezelf. Dus het laat
zich raden dat ik als ik een zoon heb, die ga zitten opfokken om te
presteren. Daarom schrijf ik dit boek, om die cirkel te breken.
Hoe krijg ik die fut dan wel weer? Er
is geen instantie die ik kan aanschrijven om mijn maandelijkse
futrantsoen uit te keren, dus dan kan ik even goed de dooie
schrijven, die bij leven en welzijn die fut invulde. Om een voorbeeld
te geven: ik zou meteen drie maand in vasten gaan, moest ge hier nu
plots terug voor mij staan. Want jou onder ogen komen met een
vetlaag, dat is gewoon geen optie. Maar ik schrijf nog wel, zoals je
ziet. Omdat schrijven, naast neuken en beffen, de enige activiteit is
tijdens dewelke ik geen chronische zin heb om jou tegen 300 km per
uur achterna te gaan, enkele dozen slaappillen slikken, een glas melk
drinken om niet te kotsen -tip uit een soap over dokters gepuurd- een
plastic zak rond mijn kop te binden en helemaal nooit meer wakker te
worden. Met op de achtergrond Do Re Mi en All apologies
van Nirvana als muzikale slaapmuts.
Ik hoef niet meer met mijn kop op tv,
om het ganse land te choqueren in een talkshow. Het zou niet meer
lukken ook. Ik kan zelfs geen non meer choqueren. Misschien moet ik
het proberen met een open brief aan Joods Actueel. Maar je leest toch
niet mee. Er is niemand meer om mij op te jutten en te zeggen: je
gaat nog niet ver genoeg. Geen weerwerk meer voor al die andere
stemmen: doe maar rustig aan. God, jongen, het is zo tergend rustig
sinds jij een rider in the sky bent.
Cappuccino :: Gelukkige (echte) verjaardag, George
Living
in the material world, pakkende docu door Martin Scorcese over de
'stille' Beatle. Omdat die andere drie zo luid waren. De Beatle die
de beatlemania het meest relativeerde. When we was fab. Het zinde hem
niet echt. Liever mediteren. En trippen. En experimenteren. Zijn
tweede vrouw zegt: Als je George aanbood om vijf levens te hebben
of alle mogelijke ervaringen in één leven te proppen, dan koos hij
zeker voor dat één leven. Ik denk dat het wel gelukt is ook. Een
man van extremen. Zalen plat gespeeld, de hoeksteen van de grootste
band, die andere twee konden niet soleren, dus je gitaarwerk blijft
wat onderschat. Vergevingsgezind, even erg voor vrede als John, maar
zonder een icoon te willen zijn. Heel erg voor leven en laten leven.
Ama et fac quod vis. Zijn eerste vrouw mocht rustig voor Eric Clapton
kiezen. No hard feelings. Een brave mens, maar zoals Paul zei: 'he
didn't suffer fools gladly'. Maar toch vooral gefocust op vrede.
Vrede nemen met de tijd ook. 'All things must pass.' Yoko Ono zei dat
je er altijd zonder nadenken de waarheid uit gooide. Maar dat dat
wende, en dat het waardevol was. Je hebt nooit een 'image'
uitgebouwd. Er was nooit vrees om 'het' te verliezen. Want 'het' was
niets gekunstelds. En wat een evolutie in je muziek. Van snelle rock
naar sitar en Ravi Shankar. Mystiek. Een wens tot versmelting van
alle menselijke energie. We were talking about the space between
us. Loskomen van het ego, het stoffelijk lichaam als gevangenis,
als grens tussen mensen. Geen wonder dat je zo'n all natural
womaniser was. Je had een diep effect op vrouwen, al na een gesprek van twee minuten. Aanvaarding van de essentie van mensen. Je tweede vrouw, Olivia Arias kon er mee leven. 'You
lit up the room', zei ze. De Beatle met de meest uiteenlopende
vriendenkring. Zo gewoon blijven bij zoveel roem. Het is weinig mensen
gegeven. En waarschijnlijk de reden voor de roem. Altijd gewoon
George geweest en nooit willen indruk maken. En dat maakt indruk.
Ik groei op in een arbeidersmilieu. Ik
omhels de armoede en dweep er mee. Ik leid als enig kind aan
aandachtszucht, maar dat weet ik nog niet. T-shirt van John Lennon.
Working Class hero. Kapotte yeans broek. Op school vertikken van
algemeen Nederlands spreken, maar wel een streverke zijn. Als ik
goeie punten wil halen, is het om te bewijzen dat mijn pa geen idioot
is, omdat hij arbeider is. En voor de aandacht natuurlijk. Rond mijn
vijftiende krijg ik de klassieke stompzinnige inval dat je nog meer
aandacht krijgt als je negatief gedrag toont en haal plots
opzettelijk rotslechte punten. De trots omwille van mijn sjofele
afkomst, kent ook pieken en dalen.
Maar zeker tot mijn
12 ben ik er fier op dat alles bij ons oud is en meer dan een
tikkeltje aftands. Mijn vader en ik dagen er mijn moeder mee uit. Als
het aan haar lag, ging de helft van ons huishouden op de schroothoop.
Thuis spelen nog tweedehands vinylplaten en cassettes als iedereen al
lang is overgeschakeld op cd's. Ondanks de computerrevolutie zweer
jij bij je oude typemachine om kolderbrieven naar vrienden te typen.
Nooit zullen wij onze bovenverdiepingen kunnen verwarmen. We hebben
pas een badkamer (ook onverwarmd) als ik 16 ben. Tot dan wassen we
ons in een pastic tobbe, vlak voor de kolenkachel. Het zal duren tot
ik bijna een universitair diploma heb vooraleer ik mij goed
aangekleed voel in iets anders dan een kapotte jeans en een
over-sized te vaak gewassen T-shirt. Ja, ja, ik ben dan toch een
sell-out geworden. Ik zit liever in een duur restaurant dan in een
bruin café. O, de schaamte om dat te bekennen.
Maar tot voor mijn
studentenjaren, zit ik volop in de klassenstrijd en spuug ik op alles
wat bediende is of veel geld heeft. Alle macht aan de arbeiders. De
revolutie begint met kleinigheden. Op school sta ik er op om mijn
arbeidersdialect te spreken. Stagiairs sla ik uit hun lood met grove
uitspraken die volgens de boze directrice 'erger zijn dan cafépraat'.
Tegenover schoolkameraadjes overdrijf ik de armoede. Ok, onze auto
is een rammelkar, we maken nooit verre reizen en we kopen geen dure
kleren, maar ik heb genoeg Playmobil om een kloeke maquette te maken
van de slag bij Waterloo en we eten elke dag koninklijk. Tegenover
speelkameraadjes benadruk ik vooral dat er in de winter vriesbloemen
op onze ramen staan. Als ik veel later lees dat er zoiets bestaat als
een theatrale persoonlijkheid, heb ik een groot aha-moment.
Rond mijn elfde ben
ik vet. Veel eten en geen sport. In mijn vrije tijd verslind ik
strips. Ook stripverhalen hebben we bij de vleet. We kopen er een
twintigtal per week. Vijf tantes en twee grootmoeders sponsoren deze
verzamelwoede. Arme mensen geven graag. Helaas associeer ik strips
lezen op een soort Pavloviaanse wijze met eten. Per stripverhaal eet
ik een zak chips of een snoepreep. Mijn vader moedigt dit aan. Hij
wil van mij een bodybuilder maken. Helaas heb ik alleen de
calorie-inname van een bodybuilder. Trainen doe ik pas vanaf mijn
zestiende. En dan nog altijd op amateuristische wijze thuis. You are
your own gym is een prachtig boek. Ik ben te bang van macho's om mij
alleen in een fitnesszaak te tonen. En op mijn zestiende is mijn
vader al te uitgeblust om mee te gaan. Alleszins, ik houd zo'n trauma
over aan mijn periode van obesitas dat duursport vanaf mijn zestiende
een imperatief wordt. Tot jij dood bent.
De eerste macho die
mij trouwens letterlijk de daver op het lijf jaagt, ben jijzelf. Tot
mijn zesde levensjaar durf ik nog ruzie met je zoeken. Als ik echter
zichtbaar een verwijfd (pafferig gezicht, mannentieten!!) en vet
uiterlijk krijg, durf ik je niet meer aankijken. Als je na de late
ploeg thuis komt en mij uit bed wil halen om samen naar de BBC te
kijken, doe ik alsof ik slaap, ook al dat doet dat vreselijk veel
zeer om jou zo te negeren.
Ik zak door de grond
als je mij aanraakt, durf geen woord meer tegen je te zeggen en zal
altijd stotteren als je mij iets vraagt, nochtans ben ik geen
stotteraar. Ik kan in jouw tegenwoordigheid ook onmogelijk grappig
zijn. Dat terwijl ik op school te boek sta als de klasclown en een
leerling die apart moet zitten, omdat hij anders zijn mond niet kan
houden.
Bijna het enige wat
jij en ik samen doen: rommelmarkten afdweilen. Jij op zoek naar oude
vinylplaten die je enkel koopt als ze minder dan 3 euro kosten, ik op
zoek naar stripverhalen, en later naar Engelstalige romans. Mijn
Engels is al op jonge leeftijd absurd goed, alleen in de buurt van
jou krijg ik er geen woord Engels uit. Verder plukken we ook samen
sperziebonen. Een groot stuk van onze tuin staat er vol mee. Op zo'n
onstuimige wijze aangelegd dat we eerder een groentejungle dan een
typisch Vlaams gemillimeterde moestuin hebben. De buren staan er vol
verwondering naar te staren. Bang dat er Vietcong opduikt van tussen
dat groene gevaarte.
Je bent te zwaar
belast door het fabrieksleven om dingen netjes en tijdrovend
conventioneel te doen. En ik ben te onhandig. De sperziebonen maken
we samen schoon, buiten op het terras, terwijl van binnen de klanken
van punk en bluesrock komen aanwaaien. Ik durf nooit een woord te
zeggen en voel me geen persoon, maar een mislukte kopie, een
gehandicapte afsplitsing van jou, mijn grotere, sterkere, mondigere,
knappere, zelfverzekerdere vader. Ik ben te jong om door al je
bombastische gedragingen heen te kijken. Al geloof ik tot de dag van
vandaag, jaren na je eigenhandige euthanasie, dat je ego werkelijk
een betonnen bunker moet zijn geweest. Zo eentje van die Flak-torens
die bij de slag om Berlijn, eind 1945, die nog steeds wijde gaten
sloegen in de oprukkende Aziatische Russenhorde.
Ja, mijn passie voor
geschiedenis heb ik van jou geërfd. Als kind raakten vooral
ongelijke gevechten mij. Als ik met plastic soldaatjes wereldoorlog
II uitbeeldde, had ik nooit genoeg jappen en moffen. Underdogs die
zich fanatiek dood vechten tegen een overweldigende vijand. Als je
opgroeit als underdog raak je snel verknocht aan alle andere
underdogs, zonder toen veel aandacht te schenken aan ideologie. Het
gevoel van onderdrukking beheerste ons.Als een bitterzoete koorts die ons vervulde met koppigheid, drang om te weten en een bovengemiddeld grote pijngrens, om ons toch op iets te beroemen.
En ik moet zeggen:
je zelfmoord was een bui die ik als kind al zag hangen. De
overweldigende vijand waren het fabriek en de maatschappij die mijn
diplomaloze, doch bijzonder intelligente vader, die de
kwaliteitskranten verslond en elke dag zijn ziel leegtypte, geen
enkele kans gaven. Pas veel, véél later durfde ik afstand doen van
die visie en je en gebrek aan optimisme verwijten. Pas toen zag ik
hoeveel faalangst er in jou zat. Je angstquotient hield je
intelligentiequotient mooi in evenwicht, zodat je nooit iets ondernam
dat enige kans van slagen had om je situatie te verbeteren.
Ik durfde pas laat
bekennen dat ik heilig en domkoppig geloof in de self-made man uit de
American dreams. Er is trouwens nog iets dat jij en ik samen deden:
zandkastelen bouwen op het strand van Bredene. Als onze kastelen dan
onvermijdelijk afbrokkelden in zee, werd ik zo triestig als toen ik
de kruisweg van Jezus zag op het einde van de kaskraker 'Ben Huhr'.
De onvermijdelijkheid van lijden zat er al vroeg diep in. Nog steeds
geloof ik dat ik altijd al in de rouw was, omdat jij jezelf had
afgeschreven en ik moest leven in jouw plaats. En alle dingen moest
proeven, die jij niet of te weinig had geproefd. Dat geeft mij het
gevoel alsof ik altijd te snel heb geleefd en van het ene extreem in
het andere ben gedoken. Om maar te bewijzen: pa, je bent je leven
waard, blijf nog bij ons, kijk eens wat een vedette je zoon is! Dat
heeft hij alleen aan jou te danken! Blijf toch bij ons, dat universitair diploma is ook van jou.
Toen je het dan
eindelijk deed, was mijn vergoddelijking van jou helemaal af.
Instant martelaarschap. Je had geleden voor mij, om mij, pas
afgestudeerd aan de universiteit, een beter leven te geven. Merci,
merci, merci. Godver, wat heb je dat goed gedaan, dat meen ik
serieus.
Maar...
Als je ooit
verrijst, moet je echt wel met meer vrolijkheid opstaan, ik kan de
wolk uitzichtloosheid echt niet nóg eens aan. Al kan ik de zwarte
humor die er het gevolg van was dan nog zo goed smaken. Pa, wees
optimistisch of wees niet. Dus dan maar niet, hoor ik in de verte.
Nog vijftig pagina's
van de 53, ééntje voor elk levensjaar. Kerel, nu moeten we het echt
over jou hebben en niet meer over mij. Over mezelf lullen kan altijd
nog. Maar als ik jou geen biografie schrijf, dan doet niemand het
meer. Een biografie voor iemand die volgens de normale
geschiedschrijving nooit een biografie of zelfs geen voetnoot zal
krijgen, maar er toch een verdient, als ode aan de levenskracht in
jou, die het dan misschien nooit tot het podium van de
wereldgebeurtenissen heeft geschopt, maar godverdomme toch
opmerkelijk was, ook zonder de camera's van het avondnieuws.
Cappuccino :: Feedback van een volbloed perfectionist
Een volbloed perfectionist met een
wiskundeknobbel, een talent voor vechtsporten, een hart voor literatuur en een rode boon voor
collectieve initiatieven. Het is een zeldzame combinatie. Maar ik ken
zo iemand. Een collega. Zo iemand die bovenop zijn kerntaken nog een
paar balen extra hooi op zijn vork neemt. Van die karweien die andere
mensen alleen zien als hij ze plots niet meer zou doen. Ge zoudt
denken dat een volbloed perfectionist u de huid vol schreeuwt als ge
fouten maakt. Maar nee, hij heeft ook nog eens een perfectionistische
zin voor tact. We mogen het woord 'kritiek' schrappen als iedereen het zo verpakt. Als zo iemand op uw blog terechtkomt en zijn mening
geeft, dan luistert ge als ambitieus schrijverke vierdubbel. Normaal
is zijn feedback vrij uitgebreid. In het geval van Vrouwenalfabet op mijn Engelstalige blog was hij zeer bondig. Ge moet
een uitgever vinden. 78 pagina's in word op een blog smijten, het is
natuurlijk een debiele ontkenning van alle blogregels. En raad van
een volbloed perfectionist negeren is nog debieler. Dus om ergens te
beginnen, gezocht: uitgever. En omdat hij er anders vriendelijk wat van zegt of het joviaal in mijn plaats doet: niet vergeten linken naar blogs die ik vermeld.
Nog
elke ochtend draait één keer Nevermind of Bleach of In utero of
With the lights out, vooral cd 3 van With the lights out, als 'k echt
met loden voeten uit bed kom. Er zit dan ook weinig dood in uw
muziek. 't is accuut leven. Alsof ge gevild door 't leven gaat en
elke indruk gruwelijk intens op u inbeukt in een wereld van
self-delusional phonies. 't leven is vreselijk, maar eens ge dat
aanvaardt, is het goed en leefbaar. Berusting. I'm on a plain, I
can't complain. Onthechting. I think I'm dumb, or maybe just
happy. Slaaf zijn van egocentrisme en in opstand komen tegen uw
eigen ego. I like myself better than you, I know it's wrong, but
what can I do. Oplossen in een ander. It's now my duty to
completely drain you. Overdonderend liefde. I'd like to eat
your cancer when you turn black. Nederigheid. Serve the
servants. Geilheid en hedonisme. She has a moist vagina.
Marihuana. Escapisme. Grandma take me home. I wanna be alone.
Passief-agressief. I'll take the blame again. Sarcasme.
Forever in debt to your priceless advice. Haat tegenover alle
vormen van arrogantie. What's my biggest fear? People who have
seen it all and let you know it. Verwondering. It amazes me the
will of instinct. Feminisme. Never met a wise man if so it's a
woman. Verlangen naar de ultieme bevrijding.Distill the life
that's inside of me. Levensangst.Throw down your umbilical
noose so I can climb right back. Bijtende aanval op
zelfvoldaanheid. Self-appointed judges judge more than they have
sold. en eindigen in schoonheid It's better to burn out than to
fade away.
Tags:Nirvana, grunge, Kurt Cobain, levensangst, verjaardag Kurt Cobain, Nevermind, In Utero, With the lights out, Bleach
Cappuccino :: Bloedboeken
Oh,
the guilt. Toen ik in een Duitse docu van ARD
zag hoe Amazon.de er in slaagt mij nagenoeg nagelnieuwe boeken te
bezorgen aan 3,01 euro per stuk. Roemeense en Spaanse uitzendkrachten
die ze uitpersen onder het alziend oog van een extreemrechtse
bewakingsgroep, HESS. Benauwend om vast te stellen dat ik daar met
enkele muisklikken aan heb meegewerkt. Gelukkig regende het
verontwaardige reacties van Duitse klanten. Amazon.de verbrak meteen
de banden met de neo-nazi's. Ik mag mij dan misschien aan een
prijsstijging verwachten, maar er zullen hopelijk enkel bomen en geen
mensen sneuvelen om mij mijn favoriete boeken aan huis te leveren. Misschien in mijn steenkolenduits ook eens een klacht sturen naar hun klantendienst. Om mijn Duits met haar op te begrijpen, zullen ze wel geen neonazi's nodig hebben.
Cappuccino :: Leven in het nu en nooit meer nijdig zijn
Vannacht
in slaap gevallen bij Eckhart Tolle op youtube. Net zijn boek uit.
Awakening to your live's purpose. Graag een gezondere invulling
dan leven om te schrijven. Boek gaat over uzelf bevrijden van
de nukken van uw ego. Een full-time job. Maar 't betert. Sprak 2
journalisten van Belga en ik was zelfs niet jaloers. Tot een 4de bij
Knack bleek te werken. Mijn ego braakte toch 33cl zuur. Snel
opgekuist. Leven in het nu. Het nu is al wat er is. Je bent niet je
job, niet je prestaties en niet je ego. Yippie. De bevrijding. Dank
u, Eckhart Tolle. Het was een mooie dag met een aaneenschakeling van
nu's. En in elke nu was er geen enkel probleem. Problemen zijn er
gisteren en morgen, maar niet in het nu. En die kerel bij Knack: het
is je gegund. Ik moet succes toejuichen overal waar ik het zie,
anders loopt het weg van mijn ego.
Kerel
op trein. 9 to 5 jobke en thuis gamen, shooters, knal, knal. Sociaal
engagement geen cent meer dan de staat oplegt. Geen tijd voor een
vriendin. 's Avonds snokken bij een paar internetmokken? Kwakske moet
weg. Een held van onze tijd. Het westen sterft uit. Energetische
sterfputten. Niet voortgeplant door maximale lustbeleving, heerlijk
alleen. Het kan mij niet verdommen. Ik ben pro collectieve
voortplantingsstop. Maar een bewuste voortplantingsstop had ik
spiritueler gevonden dan zo'n toevallige. Omdat de knoppen van
gamepads lekkerder zouden zijn dan de lustknoppen van het andere
geslacht.
Een miljonair gaat aan de schrijf over
vrouwen. Hij is net gescheiden en zet het allemaal eens op een
rijtje, hoe dat zo gaat, een man en de vrouwen in zijn leven.
Stijl
Stilistisch komt Vrouwen van de
korte-zinnen-school. Korte zinnen voor een kort, maar krachtig
effect. Dat werkt. Als de geladenheid, de intensiteit van het
vertelde ook nog goed zitten. Er zijn intensere boeken dan Vrouwen,
maar met de taal is op zich niets mis. De zinnen lopen, de
beschrijvingen haperen niet en zijn niet bij het haar getrokken. Fons
Burger doet ook niet krampachtig zijn best om literair te 'scoren'.
Misschien heeft hij zich zelfs onbewust een beetje ingehouden om niet
alle stijlregisters open te trekken.
Verhaal
De stijl is ok. Wel is het boek nogal
op zoek naar een verhaal. Van enige spanningsboog is geen sprake. Wie
uitsluitend spannende boeken leest, zal zich niet kunnen vinden in
dit boek. Wie zich wil laten opgeilen met soft-porno ook al niet. Wie
op een beeldende, dromerige manier iets wil leren over de mannelijke
psychologie heeft er meer aan. Trouwens opvallend hoe dit soort
boeken voornamelijk door vrouwen worden gelezen. Geen flauwe
chicklit, maar een boek dat een eeuwig thema eens iets nieuws wil
bijbrengen. Of toch andere invalshoeken.
Opbouw
Het
boek heeft twee verhaallijnen. Een coming-of-age-verhaal van
de hoofdpersoon als puber. Doet zeer vaag denken aan 'Eros en de
eenzame man' van Boon, maar de hoofdpersoon staat steviger in
zijn schoenen en is niet zo hulpeloos.
En dan als tweede verhaallijn is er the
coming of a midlife-crisis in een later stadium, Deze twee
verhaallijnen worden steeds afgewisseld met korte fragmenten. Dat
vertraagt het verhaal nogal en is een beetje vervelend. Ik kreeg het
boek niet in één ruk uit. Al went het wel.
Dat de oudere hoofdpersoon een
miljonair is, lijkt nogal sterk op een excuus om de handen vrij te
hebben om van vrouw naar vrouw te springen, zonder verhaal, zonder
inzet voor de hoofdpersoon. Meeleven met de miljonair valt moeilijk.
Met de jongere hoofdpersoon, die veel meer voor een uitdaging staat
-een totaal nieuw element een plaats geven in zijn leven: seks- gaat
dat een stuk makkelijker.
De fragmenten met de eerste seksuele
belevenissen van de hoofdpersoon zijn intenser, beeldrijker en
verruimen de kijk van de lezer op wat seksualiteit is. Mooi is
bijvoorbeeld hoe de jongen stopt met overmatig masturberen van zodra
hij verliefd is. Zeer realistisch is ook dat de jongen bij het
masturberen zich vanalles kan voorstellen, maar net niet het meisje
waar hij op dat moment verliefd op is.
Fons Burger snapt de mannelijke
psychologie zeer goed. De theorie dat een man vijf vrouwen nodig
heeft, is niet baanbrekend, maar plausibel en herkenbaar.
Het boek heeft voetnoten, maar dat
aanhangsel lijkt toch meer op franje, dan een noodzaak. Het boek had
even goed kunnen werken zonder voetnoten. De voetnoten dienen
hoogstens als korte samenvatting van enkele concepten, die op zich
geen baanbrekend stof doen opwaaien.
Gewikt en gewogen
Voornamelijk schrijven over seks, is
als een soep koken met peper als hoofdingredient. Is peper lekker in
soep? Tuurlijk. Maar alleen maar peper, is niet te vreten. Porno
schrijven, vervalt al snel in iets als het beschrijven van de
toonbank van een beenhouwer. De beste seksscènes vind je in een boek
dat niet in de eerste plaats over seks gaat. Vrouwen is geen
porno, maar schenkt veel aandacht aan seks. Opwindende seksscènes
zijn opwindend binnen de context van een goed verhaal. Dat goed
verhaal ontbreekt hier, dus de seksscènes zijn niet opwindend. Maar
was dat de bedoeling van Fons Burger?
Waarschijnlijk niet. De bedoeling lijkt
mij eerder om clichés te doorbreken. De hoofdpersoon is geen
karikatuur van een macho. Hij valt niet op grote borsten, voelt zich
niet geraakt in zijn mannelijkheid als een vrouw hem in zijn kont
vingert. Spijtig is dat de hoofdpersoon blijkbaar over een grote lul
moest beschikken. Als het dan clichédoorbrekend moet zijn, had een
hoofdpersoon met een micropenis een heel ander verhaal kunnen
opleveren. En de erotiek ware opwindender geweest binnen de context
van een echt verhaal, maar dat zei ik al.
De hoofdpersoon is miljonair, lijkt van
het leven al niets meer te verlangen en heeft koppig besloten om een
boek te schrijven. Fons Burger lijkt hetzelfde te hebben gedaan: hij
moest en zou een boek schrijven. Over een onderwerp dat hem nauw aan
het hart ligt: vrouwen. Maar het is geen verhaal dat hij echt kwijt
moest, hij moest een boek kwijt en hij schreef er een. Het resultaat
is een boek dat bij momenten, zeker niet altijd, een beetje een ziel
mist, wat vooral duidelijk wordt in de dialogen.
'zei ze nadrukkelijk', als er bij moet
worden gezegd dat een personage iets 'nadrukkelijk' zegt, dan schort
er wat aan je dialoog, de lezer moet voelen dat ze het nadrukkelijk
zei.
Het boek krijgt je als lezer
voornamelijk mee, doordat je wel voelt dat de auteur een sympathieke,
ruimdenkende kerel is door fragmenten die wel een intense stem
hebben. En sja, lezen over vrouwen en seks is als pizza eten, zelfs
middelmatige pizza gaat er vlot in. De fragmenten met de 'jonge'
hoofdpersoon zijn met veel meer liefde geschreven dan de andere
stukken. Het ware interessant te weten wat de auteur daar zelf over
vindt.
Fons Burger kan duidelijk stukken
beter. Als hij zich concentreert op een echt doorleefd verhaal, zoals
in het 'jonge' gedeelte en niet zozeer op een tastbaar eindresultaat:
een boek. Mannelijke schrijvers hebben die orgasmedrang en er is niet
altijd passie nodig of geduld voorradig om tot dat orgasme te komen,
net zoals een boek ook sneller af raakt met boekdrang en
doorzettingsvermogen, dan met echte passie en vertelgenot. Fons
Burger heeft zeker en vast een grote passie voor vrouwen, maar in dit
boek blijkt dat maar gedeeltelijk.
Vrouwen was trouwens de titel
van mijn tweede poging tot een manuscript, 9 jaar geleden. Een
verdomd goeie titel voor een half manuscript dat qua inhoud goed leek
op Vrouwen van Fons Burger, maar door gebrek aan ervaring,
zowel als schrijver als op vlak van vrouwen, bleef steken in
beschrijvingen. Het boek zal alleszins een bijzondere plaats krijgen
in mijn boekenkast en ik hoop Fons ooit eens te ontmoeten.
Mijn eerste poging tot een manuscript
heette overigens Verkrijt mij, waar uiteindelijk alleen de
stripfiguur Verkrijt: (www.verkrijt.net)
is van overgebleven. Een stripreeks over het onderwijs, die op zijn
best is als ze daait om...