De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
01-03-2009
DEEL 22: Tamanj
Donkere
wolken beginnen samen te pakken aan de horizon. De koets dendert over een
stenen pad. Als de reizigers links uit het raam kijken, zien ze de zon zakken
in de zee. Het strand is op een 500-tal meter van hen verwijderd.
Zie
je wel, de zee, zegt Pieter-Jan. daar heb ik een neus voor.
De
zee ruikt als de plukrijpe kut van een jong meisje, vandaar de kennis. Of nee,
iets klopt niet aan die redenering., mijmert Boelie plagerig. Niet waar,
Pieter-Jan?
Maryam
geeft hem een harde mep op zijn slaap. Houd je manieren jij!
Ik vraag mij af waar we eindigen., zegt Willem.
De
zee wordt opeens onttrokken aan het zicht, afgeschermd door duinen. Als de koets
een pad inslaat dat steil omhoog leidt, zegt Benjamin:
Deze
gang van zaken doet mij sterk denken aan Tamanj, dat kortverhaal van Lermontov
waar we het net over hadden.
Wat
gebeurt er dan verder? Snel, dan kunnen we ons wapenen tegen gevaar., weet Willem.
Benjamin
en Boelie steken de koppen bij elkaar en proberen zich te herinneren hoe het
verhaal juist liep. Er kwamen alleszins smokkelaars in voor en een meisje met
een speciale neus.
Specialer
dan de mijne?, vraagt Maryam al op voorhand gekwetst.
Boelie
ontkent stellig, mooier dan haar neus bestaat niet. Hij is zo van zijn zaak
overtuigd, dat Maryam snel terug straalt van geluk.
Smokkelaars
en een meisje met een speciale neus., herhaalt Willem minachtend. Gewapend
met jullie kennis telt onze bende voor 100 in plaats van voor acht.
Je
moet jezelf er nog bij tellen natuurlijk, zegt Boelie. Met jou er bij tellen
we nog voor zes.
Heel
geestig., bijt Willem.
De
koets stopt ondertussen bij een groot houten huis temidden van de duinen.
Nee,
werkelijk, dit komt mij heel bekend voor, ik weet alleen niet hoe het verder
gaat., zegt Benjamin beslist.
Trek
daar mee naar de oorlog, snuift Willem.
De
deuren van de koets zwaaien open. Einde van de rit, heren en dame, roept Pieter-Jan
als een volleerd postiljon.
Er
zit weinig anders op dan aan te kloppen op de deur van de oude hoeve. Onder het
bonzen op deur door, vertrekt de koets al. De man (of vrouw) met het Venetiaans
masker op de bok schaterlacht.
De
hoevedeur zwaait open en alle acht kijken gelijktijdig omlaag. Voor hen staat
een klein ventje met een lantaarn.
Wat
met al die herrie?, zegt het ventje met een onverwacht bitse stem.
Ik zit in je zetel. Voor het eerst
merk ik dat je een televisietoestel hebt, op de grond, in de hoek. Je zegt dat
je zelf ook nauwelijks beseft dat het er staat. Ik kijk je aan en glimlach. Bij
jou glimlach ik bovengemiddeld vaak en dat ligt niet aan de drank. Als ik
vrolijk ben stort ik mij op alcohol. Niet omgekeerd. Met jou in mijn buurt
smaakt wijn naar wijn en die gaat recht naar mijn hoofd. Je werkt een taak af,
je bent gedisciplineerd. Onvrede met jezelf is een gesofisticeerde
injectiemotor. Je slaat het document op en scrollt door je digitale
muziekcollectie.
Een zwoele cd, zeg je.
Je stapt op me toe en landt op mijn schoot. We
kussen, ik trek je shirt uit. Mooi patroon, besluit ik. Je zucht. Ik lik
langs de rode lijnen. Speeksel werkt helend. Gezien bij biologie.
Ik ben verdikt.
Ondertussen ken ik je. Jij vist
niet naar complimenten, je meent het serieus. Ik reageer meteen.
Er zit geen gram vet aan jou. Je
protesteert.
Jawel, ik ben moddervet.
Ik schud mijn hoofd.
Miljoenen meisjes dromen elke dag
van jouw figuur.
Ik ben lief, zeg je. Mijn voorhoofd rust tegen
je middenrif. Mijn ogen bestuderen je destructie. Soort wereldoorlog I
niemandsland. Verse krassen zonder korst, iets oudere mét, nog roze littekens
van nauwelijks een maand geleden, genezen littekens van dáár voor, net de
nerven in een eikenblad. Alleen, eiken kerven niet zelf. Ik kijk omhoog en duik
in je absurd grote chocoladebruine ogen. Hun warme kleur werpt een aangename
gloed op je bleke huid. Victoriaans wit, in je eigen woorden.
Ik vraag wat je vandaag gegeten hebt. Je noemt
alles op.
900 calorieën in totaal, zeg je
fier en toch niet zonder een klein schuldgevoel.
Je mag het fruit niet eens meetellen,
herhaal ik weer.
Van mandarijntjes zul je nooit
één gram aankomen.
Je weet het, maar je kunt niet van
de ene dag op de andere je eetgewoontes omgooien. Ik streel je, ik voel hoe
mijn handen je pijn absorberen.
Mijn ex weende als hij mijn buik
zag.
Lief van hem, reageer ik.
Je toont mij de grote blauwe plek
op je schouder. Gisteren waren we bepaald van de wereld. We moeten gevallen
zijn, tegen een kast, of tegen je bureau, we weten het niet meer. Ik grijp je
vast en sta op. Tijd om je slaapkamer op te zoeken. Kleren dwarrelen om ons
heen. Je bent opvallend behendig in ontkleden, en niet alleen dat. Ik omsluit
je tengere lichaam. Nee, ik zeg niet dat je klein bent. Je bent niet klein,
voor een meisje heb je een gemiddelde lengte. Mijn hand gaat foeien tussen je dijen.
Je kreunt.
niet stoppen, zo lekker, je bent lekker,
bijna zo goed als mijn eitje.
Dat soort complimenten raakt mij, de enige
soort vleierij die mij doet zweven. Ik snap pas sinds gisteren wat je bedoelt
met mijn eitje. Eerst dacht ik aan een eicel. De zin: Gelukkig heb ik mijn
eitje, leverde flink wat giswerk op. Wat heeft ze er aan dat ze een eicel
zitten heeft? Is ze zich daar dan zo bewust van? Een mentaal uitgeroepen:
Ahaaa, dát bedoel je!, wanneer je mij een vibrerend plastic ei toont. Dat werkt
in twee shiften. Drie keer s morgens en drie keer s avonds. Ik kan je
seksuele appetijt ten zeerste appreciëren. Ach, weet je, sinds ik weet dat je
weg bent van The Beatles, ben ik weg van jou. Mensen gaan gretig op zoek naar
excuses om verliefd te worden, maar dit is een degelijk. Alleen aardige mensen
houden van The Beatles.
Mijn mond omsluit afwisselend je
ene borst en dan de andere. Je komt stil klaar en trekt subtiel mijn hand
terug. Daarna kneedt je, zonder de minste instructies, mijn ballen. Ik vraag
verbaasd: Waar heb je dat geleerd? Ik moet niet te veel vragen stellen, zeg
jij. Je hebt gelijk, maar in mijn hoofd doe ik het toch. Waarom is het altijd
zo gezellig met jou? Waarom fantaseer ik bij jou NIET over een resem andere
vrouwen? Waarom storm ik niet de deur uit? ANNOREXIA! ZELFVERMINKING!
FUNDAMENTELE ONVREDE MET ZICHZELF! ZELFMOORDPOGINGEN!
Nee, ik blijf. Godverdomme, ik wil
ALTIJD blijven. Ik weet het, altijd bestaat niet in de liefde, en toch wil ik
het. Omdat ik het leuk vind met jou. LEUK. Met jou. Met jou is het leuk. Dat
besefte ik toen we net op de trap naar je kamer een kotgenote van je tegen het
lijf liepen. Ik heb haar niet getrakteerd op een flirterige oogopslag en het
opmerkelijkst van al: ik beklaag het me niet. Mijn vingers aaien door je
krullen. Ik lig domweg te glimlachen. Damn, ik ben gelukkig.
De
acht trekken over een kleine heuvelrug en op de
top zien ze twee officieren die duelleren ,old school style. Ze staan
met hun rug tegen elkaar en wandelen dan tien passen van elkaar weg
terwijl ze luidop
tellen, daarna draaien ze zich om en openen het vuur.
De officier links van het achttal wordt geraakt,
zijn officiersjas wordt stuk gereten ter hoogte van zijn borst.
Morsdood, zegt Jelle.
Knap vervelend, sterven als je al dood bent, merkt
Pieter-Jan op.
Best kwiek voor een dooie, vult Boelie verder aan.
De gedode officier springt inderdaad vlotjes terug
recht, herlaadt net als zijn tegenstander zijn pistool en het hele ritueel
begint opnieuw. Ook deze keer is het de linkse officier die tegen de vlakte
gaat.
Knap schot, zegt de gesneuvelde van op de grond. Wat
is de stand?
11-3 in mijn voordeel. Hoe je in de oude wereld
ooit van mij hebt kunnen winnen, is mij een raadsel.
De linkse officier krabbelt weer overeind en zegt: Ik
had het recht aan mijn kant, je had maar niet de draak met me moeten steken.
Ach, jij, jij kan tegen niets, zo lichtgeraakt.
Ondertussen staan ze al weer rug aan rug en wandelen
ze de tien voorgeschreven passen.
12-3. Kerel, ben jij soms bezopen?
Jij hebt vast aan mijn pistool gemorreld, daar ben
je wel toe in staat.
Mij nog betichten van bedrog ook. Straks voel ik
mij beledigd en daag ik je uit tot een duel.
De twee officieren grijnzen, de winnaar trekt de
verliezer overeind en stelt maar eventjes een pauze voor.
Het achttal is er bij gaan liggen en observeert de
officieren.
Maryam hamert er op dat ze voorzichtig moeten wezen,
tenslotte zijn die twee officieren gewapend en het is nog altijd niet bewezen
dat zij, de acht, ook gelijk weer opknappen na een schotwonde.
Misschien moeten we het eens testen en een rondje
afschieten op één van ons, zegt Pieter-Jan met een mierzoete stem, terwijl hij
zacht over Randys arm wrijft.
Boelie en Benjamin kijken elkaar opeens aan en
zeggen dan: Hij is het hé?
Ze knikken elkaar toe.
Wie is het?, vraagt Willem.
Die vent rechts is Michaïl Lermontov, zo wat de grootste
Russische schrijver ooit., zegt Boelie. De schrijver van het boek Een held
van onze tijd, de beste roman over Sehnsucht die er bestaat. Onovertroffen met
tussenin ook nog eens het beste kortverhaal ooit geschreven.
Als dat zo is, waarom heb ik dan nooit van die
kerel gehoord?, vraagt Willem geïrriteerd.
Boelie trekt onwetend zijn schouders op, maar er
weegt een duidelijk zweem arrogantie in door.
Wat weet je nog meer van die Lermontov?, vraagt
Pieter-Jan.
Hij is gestorven op zijn 27ste, in het
duel waarvan we hier nu talloze keren de reconstructie kunnen zien., vertelt
Benjamin. Hij schreef ook een geweldig aantal gedichten.
Maryam protesteert: Ja, maar wat heeft dat met ons
te maken? Kunnen we niet gewoon verder?
Wie is die andere kerel dan?, wil Pieter-Jan nog
weten.
O, een collega-officier die hij beledigd had.
En dat boek en dat kortverhaal, vertel daar eens
iets meer over.
Het boek gaat over een soort psychopaat die zich
chronisch verveelt en altijd maar nieuwe kicks opzoekt. Zo laat hij
bijvoorbeeld de dochter van een gevaarlijk stamhoofd ontvoeren. Eigenlijk
speelt hij een beetje de regisseur van zijn omgeving en zorgt hij voor drama
overal waar hij komt.
En het kortverhaal?
Dat is een scène die een beetje los staat van de
rest van het boek. Het leest als een spannend verhaal over smokkelaars.
Maryam vraagt of ze nou weer verder kunnen. Tenminste,
als ze zeker zijn dat die twee gekken niet op hun beginnen knallen.
Zal wel niet. Daar hebben ze geen reden toe.
Trouwens, we kunnen Randy eerst laten gaan en ons achter hem schuilhouden., stelt Pieter-Jan voor.
Iedereen behalve Randy stemt voor dat plan en dus
gaat de brave lange wapper voorop. Gelukkig is de maatregel nergens voor nodig.
De acht lopen langs de twee officieren die een kleinigheid eten aan een
klaptafeltje, gezeten op klapstoeltjes, zonder er schoten volgen. De twee bieden hen zelfs wat te eten.
De acht slaan het aanbod niet af en proeven van een soort
pikante worst die ze doorspoelen met wodka.
Bedank hen van ons, zegt Pieter-Jan aan Boelie en
Benjamin.
Bedank hen zelf., zeggen de twee.
Maar ik spreek helemaal geen Russisch., reageert
Pieter-Jan.
Maak je geen zorgen, die twee spreken vast veel
beter Frans dan jou. Frans was wijdverbreid in de hogere Russische kringen.
En inderdaad de twee officieren zijn perfect het
Frans machtig. Pieter-Jan vraagt net in het Frans wat er zoal verder te beleven
valt hier. in de onderwereld. Maar dan komen er twee heren langs, ook al gewapend met pistolen.
Benjamin en Boelie fluisteren verrast Dat is Pusjkin.
De twee nieuwkomers stellen de twee officieren voor
om even te wisselen.
De winnaars tegen de winnaars?, vraagt één van de
nieuwe, die er gebronsd uitziet en duidelijk roots heeft die in Afrika liggen.
Best, zegt Lermontov terwijl hij zijn glas
achterover slaat. Daarna verontschuldigt hij zich en de schutters wisselen van partner.
Wie van beide is Pusjkin?, vraagt Pieter-Jan.
'Die met de donkere huidskleur en de negroïde neus.', antwoordt Benjamin.
'Is dat dan ook een schrijver?', vraagt Maryam.
Inderdaad. En zelfs een tijdgenoot van Lermontov.
Ook gestorven in een duel, op zijn 37ste., doceert Benjamin verder.
En welke is dat dan?, vraagt Maryam.
Benjamin zucht en herhaalt:
Die met de Afrikaanse trekken, Pusjkin stamt af van
een Ethiopiër.
Boelie knikt bevestigend.
En die vier doen nu de hele dag niets anders dan
duelleren? Fraaie bezigheid. Typisch iets voor venten., roept Maryam half
verontwaardigd uit.
Zullen we verder trekken en zien wat de onderwereld
verder voor ons in petto heeft?, adviseert Nico sussend.
De acht kruipen overeind. Naast hen stopt opeens een
postkoets met een zesspan prachtige paarden. Op de bok zit een kerel met een
Venetiaans masker. Hij kijkt strak voor zich en de deur van zijn koets valt als
vanzelf open. Tegelijkertijd steekt er een fikse wind op.
Zeelucht, merkt Pieter-Jan gedecideerd op. Zullen
we? Met de postkoets, gaat het vast sneller.
Maryam twijfelt. Ik vind het maar eng. Die vent met
zijn masker en zo. Het uitzicht van die koets.'
Dit tafereel doet mij eerlijk gezegd denken aan het
masker van de rode dood van Edgar Allen Poe.', merkt Willem op.
Willem, ik denk dat je ondertussen wel bewezen
hebt, dat je wat afgelezen hebt in je jonge leven, zegt Boelie afgemeten.
De koets ziet er inderdaad maar akelig uit. Pikzwart
hout, maar binnenin volledig donkerrood afgewerkt. De paarden zijn dan weer wit.
Ik voel wel voor een ritje in zon statig ding. Wie
volgt? Altijd beter dan stappen.
Maryam voelt aan haar pijnlijke voeten en is dan de
tweede om in te stappen, na Pieter-Jan. De rest volgt.
Zolang we samen blijven kan ons weinig overkomen, toch?,
zegt Nico op kalmerende toon.
De wind buiten verhevigt, het portier slaat dicht,
de acht horen het klakken van een zweep en de koets gaat er aan een
baanbrekende snelheid vandoor.
Charon spuwt over de rand van zijn boot, stopt even
met roeien en propt een nieuw stuk tabak in zijn mond. Pas als zijn boot terug
vaart heeft, vraagt hij:
Wat moet je?
Ik vroeg mij af hoe het exact zit met uw
renumeratie.
Mijn watte?
Uw ereloon.
Wat is er van?
Pieter-Jan laat zich niet afschrikken door de
norsheid van de bootsman en vraagt door:
Investeert u uw geld?
Charon blijkt nog nooit van investeren gehoord te
hebben.
Spendeert u het dan?
Aan wat dan?
De magere man roeit onvermoeibaar verder, het is een
vreemd zicht om zon oude man te zien met zon gespierde armen.
Nou, ik weet niet. Vertier, amusement,
toegangstickets voor toneel of cinema of concerten. Allemaal erg duur.
Waar zou ik de tijd moeten halen. Mijn oever loopt
elke ochtend vol.
Geen idee. Work hard, play hard, niet uw ding?
Charon herhaalt zijn ritueel, spuwt over de boot en
haalt zijn zak tabak van onder zijn tuniek. Als hij een nieuwe voorraad tussen
zijn kiezen gepropt heeft, zegt hij kortaf:
Nee.
Maar, het geld, u bewaart het dan toch tenminste?
Uiteraard.
Charon draait zich naar de anderen: Is die maat van
jullie altijd zo nieuwsgierig? Volgens mij heeft er eentje in de oude wereld
een ponjaard in zijn buik geploft, omdat hij te veel vragen stelde. Dat gebeurt
vaker met zon mensen.
Pieter-Jan zegt dat hij niet dood is, dat geen van
zijn metgezellen dood zijn.
Nog in ontkenning, zie ik., zegt Charon met een
glimlach.
Pieter-Jan komt terug op zijn onderwerp.
Als u het geld nog heeft, dan bent u een schatrijk
man. Zonde dat u er niets mee aanvangt, en als een workaholic maar blijft door
ploeteren. Maar goed, je krijgt er vast veel voor terug. De warmte van de
mensen, de erkentelijkheid van de klanten.
Dat zul je zien aan mijn stramme botten.
Erkentelijkheid! Nada!, protesteert Charon.
Its a shitty job, but someones gotta do it.
Maar met al dat geld kan je toch perfect gaan
rentenieren?
Je bedoelt mij laten bepikken in een
bejaardentehuis waar elke dag omstreeks vier een stagiaire kokend hete thee in
mijn schoot dropt, zogenáámd per ongeluk? Of het er enkele jaren flink van
pakken, maar dan sta ik hier na een tijd opnieuw, met geen cent om aan mijn gat
te krabben en helemaal uit vorm. En roeien maar.
Maar als je de helft van je kapitaal in
hefboomfondsen stopt. Twintig procent veilig belegt in kasbons en de overige
dertig procent investeert in enkele bloeiende, jonge bedrijven. Dan zit je er
toch voor de rest van je dagen warmpjes bij?
Eindelijk heeft Pieter-Jan het gewenste effect
bereikt. Om de een of andere reden, misschien als uitloper van zijn gemene bui,
wil hij er voor zorgen dat Charon zijn job laat staan en met pensioen gaat. De oude man krijgt van hem een lezing over de nieuwste beleggingsmogelijkheden. Zijn metgezellen vinden dat hij beter economie in plaats van geneeskunde had gestudeerd. Boelie die zijn vriend beter kent zegt: 'Dan las hij nu eindelijk eens de geneeskundeboeken die hij nu ongeopend in hun plastic hoesje laat.'
Als de acht de overkant bereiken, steekt Charon
meteen zijn boot lek en beent er vandoor.
De bende jongeren staart hem na, tot de oude
bootsman zich nog één keer omdraait en luid schreeuwt: YOU CANT FIRE ME CAUSE
I QUIT
Boelie ziet de humor er van in, maar de rest wil
weten waarom P-Jay nu zoiets doet.
Geen idee. Ik had er wel zin in. Misschien houd ik
gewoon niet van mensen die gewoon zonder nadenken doen wat van hen verwacht
wordt. Ik had als kind al een hekel aan elke vorm van autoriteit.'
Ondertussen staart Boelie met een brede glimlach
naar de oever die ze net achter zich lieten.
Het grensconflict tussen India en Pakistan is
mogelijks een klein beetje geëscaleerd.
Aan de overkant is inderdaad een gigantische
mensenzee te zee. Meer en meer mensen blijven er bij stromen en gaan gelijk met
elkaar op de vuist. De overgrote meerderheid zijn inderdaad Pakistanen en
Indiërs, maar ook overledenen van andere nationaliteiten zijn als snel
gedwongen om partij te kiezen.
De acht willen de discussie verder zetten en negeren
het strijdgewoel. Ze vragen zich af waar Charon eigenlijk echt naar toe kan. Of
hij met al zijn geld een normaal leven kan lijden. Of hij terug kan naar de
oude wereld. Het gezelschap wordt al snel geconfronteerd met hun beroerde
kennis van de antieke mythen.
Natuurlijk, hoe de onderwereld precies ingericht
is, kunnen we wel ontdekken, we hoeven maar gewoon verder te trekken., zegt
Nico om terug kalmte te brengen tussen de acht.
Het is even stil en nu pas beseffen ze dat ze al de
hele tijd pistoolschoten horen, niet van de andere oever, want de Indiërs en
Pakistanen arriveren ongewapend in het hiernamaals. Nee, de schoten komen van
verderop.
Willem zegt dat hij om de een of andere reden moet
denken aan een kortverhaal van Alexander Pusjkin dat het pistoolschot heet. Hij
vraagt aan Boelie en Benjamin, of zij, als slavisten, dat kortverhaal gelezen
hebben. De twee kijken elkaar aan en schieten in de lach.
Wat nou? Jullie zijn hebben toch een literaire
opleiding genoten, dus dat is toch een logische vraag?, reageert Willem
onbegrijpend.
Zeker, zeker, zeggen de twee slavisten, maar jij
klinkt altijd alsof literatuur een hogere waarde heeft of bijna heilig is,
terwijl het in het beste geval gewoon een beetje relatief goedkoop entertainment
is. En een leuke manier om vrouwen te versieren, want een jongen die zegt dat
hij veel leest, wil eigenlijk zeggen: kijk, meisje, ik ben een gevoelige ziel,
ik ben geen neo-holbewoner die alleen over voetbal en autos lult, dus neem
mij, o neem mij.
Willem ontkent en zegt dat hij oprecht van
literatuur houdt.
Nico, die duidelijk niet houdt van geschillen, zegt:
Laat ons nou eerst uitzoeken waar die schoten
vandaan komen.
Als ze aan de rivier komen, zegt Jelle: Shit, we waren
beter toch nog gisteren gekomen. Gisteren zag je hier geen mens. Van waar komt
al dat volk ineens?
Dat is nu wel even anders. Bij de pier krioelt het van de
mensen, die blijkbaar allemaal staan te wachten op de oversteek. En er is
alleen de oude man om hen over te roeien, dus dat neemt aardig wat tijd in
beslag. Bovendien heerst aan de oever je reinste chaos, want de wachtende zijn
ook nog eens met elkaar op de vuist gegaan.
De groep moet eerst langs een loket voor ze naar de pier
kunnen. Gisteren was dit loket er helemaal niet, merkt Willem op. De bediende
aan het loket, gewoon een houten balie met een tentdoek als dak, verklaart: Mijn
loket is enkel open op erg drukke momenten zoals nu. India en Pakistan hebben
vannacht een ernstig grensconflict gehad en nu worden we zon beetje overspoeld
met de gevolgen.
Nico vraagt zich af wat een grensconflict tussen India en
Pakistan nu voor invloed kan hebben hier. Pieter-Jan heeft het wel begrepen:
Rivier, bootje, geldstukken, oude man, overroeien? Zegt
jullie dat niets?
Willem pikt in: Blijkbaar gaan we nu een tochtje maken op
de Styx.
En brengen we een bezoekje aan de onderwereld, dat
belooft., neemt Boelie over.
Tickets voor 8 neem ik aan?
Pieter-Jan knikt. Maryam gaat bij iedereen rond voor twee
munten.
Geven jullie groepskortingen?, vraagt Boelie.
Jammer maar helaas, zegt de bediende aan het loket.
Naar wie gaat de opbrengst hiervan eigenlijk?, wil
Pieter-Jan weten.
Tien procent voor mij, 90 procent voor de baas.
En de baas is Charon, neem ik aan?
Yup.
90 procent, dat is heel mooi.
Wie is Charon?, vraagt Nico.
Die ouwe die ons straks overroeit.
Iedereen heeft zijn ticket op zak en wacht op de oversteek.
De Indiërs en Pakistanen weten van geen ophouden en blijven zelfs op elkaar
inbeuken als ze al bij Charon in de boot zitten.
Niet slim om die twee groepen te mengen, in zon bootje.,
merkt Benjamin op.
Maar die Charon heeft geen enkele moeite om rechte koers
te varen. Indrukwekkend. Ik heb zelf nog gezeild, dat is verdorie niet simpel
wat die man doet. Wie is die kerel nu?
Dat is de man die volgens de mythe de overledenen naar de
onderwereld roeit. Vandaar dat mensen in de oudheid geldstukken legden op de
ogen van doden, omdat ze de bootsman zouden kunnen betalen., doceert Willem.
Ik vraag mij echt af wat die kerel doet met al dat geld.
Zou hij soms een riant optrekje hebben voorbij de volgende rivierbocht? Bepaald
doorvoed ziet hij er ook al niet uit., vraagt Pieter-Jan zich luidop af.
Al dat roeien houdt hem vast slank., mijmert Nico. Ik
herinner mij de tijd dat ik zelf drie keer in de week ging zeilen. Een strak
kontje dat je daar van krijgt! Niet normaal!
Ik krijg er honger van als ik er alleen nog maar naar kijk.,
zegt Randy.
Wat hopen die vechtersbaasjes nu eigenlijk te bewijzen?
Als de mythe klopt dan hebben ze elkaar al eens vermoord., merkt Boelie op.
Ik voel me een beetje zoals die Israëlis op die heuvel
van de schaamte, die zo onbeschaamd de oorlogstoerist uithingen., zegt Maryam
treurig. Waarom doen ze dat nou?
De jongens vuren meteen theorieën over het hoe en waarom
van oorlog op elkaar af. Pieter-Jan heeft het over natuurlijke selectie en een
demografische noodzaak. Boelie sluit zich daar min of meer bij aan en zegt dat
oorlog ontstaat als te veel mannen wel eten hebben maar geen duidelijke
economische functie en dus een uitlaatklep zoeken in militante bewegingen. Randy
geeft het kapitalisme de schuld. Als ze hem wijzen op het feit dat er door het
communisme ook oorlog is gevoerd, werpt hij tegen: als heel de wereld
communistisch was geweest, dan had je geen oorlog gehad en trouwens het
communisme is nooit ingevoerd.
Ook de andere jongens mengen zich in de discussie en de
gemoederen lopen zo hoog op dat ze op het punt staan elkaar naar de keel te
vliegen. En dat voor jongens die uiteindelijk niet de meest prikkelbare mensen
zijn.
Maryam komt tussenbeide en zegt: Ik denk dat jullie mij nu
een per-fect idee hebben gegeven van hoe oorlogen ontstaan. Ik dank jullie en
laat het ons nu over iets anders hebben.
De rust keert terug en op de pier is te zien, hoe Charon
hen met een gezicht vol ergernis roept: Zeg hoe zit dat, komen jullie nog?
Onze beurt, zegt Pieter-Jan.
Alle acht zuchten ze van opluchting als ze zich naar het
bootje begeven. Het is ondertussen al weer laat in de namiddag.
Als ze plaats nemen in het bootje waar net genoeg plek is
voor hen allemaal, tikt Pieter-Jan op Charons schouder:
Het achttal besluit om voedsel even te laten primeren en
gaat op jacht. Maryam en Boelie vinden varkensvlees absoluut niet te eten
wegens veel te ongezond, maar gelukkig wemelt het bos ook van de konijnen. Ze
maken jacht op de vlugge dieren door een beproefde methode toe te passen. Alle konijnenpijpen
dekken ze af en als er een konijntje verschijnt, jagen ze het op tot het
nergens meer naar toe kan en totaal uitgeput is.
Gemiddeld neemt het een half uurtje rennen om zon beestje te
vangen. Het is dan helemaal op en je kan het van de grond oppikken. Een slag in
de nek en de tafel is al zo goed als gedekt. De acht zijn in een gebied waar eindelijk een hemel te zien
is, hoog boven hen, mét zon, dus vuur stoken doen ze met behulp van Benjamins bril.
Die is nog steeds versuft, dus die kan wel even zonder. Als de konijntjes verwerkt zijn, gaat de zon onder. De
groep is nu wat loom geworden, bezwaard door hun volle magen. Pieter-Jan herhaalt dat die
grijsaard met zijn boot niet wegloopt en stelt voor om de nacht door te brengen
in het bos. Maryam protesteert, want het is nog maar pas nacht en ze heeft het
nu al bar koud. De dikst geklede jongens staan elk een trui af en Maryam trekt
vier kledingstukken extra aan.
Willem kijkt naar Boelie en zegt: Je kan niet nog eens
voor een herberg zorgen, zeker?
Boelie reageert niet, de acht leggen zich in het gras en
kruipen dicht opeen. Het is niet zo heel erg koud en iedereen is uitgeteld dus
slaap is geen probleem.
De jongens maken een groter vuur aan voor de nacht, zodat
zelfs Maryam geen kou meer hoeft te lijden. Rond de gezellig smeulende stapel
takken, ontspinnen zich verdere kennismakingsgesprekken. Benjamin komt weer tot
zijn positieven, hij bekent dat hij eigenlijk een beetje komedie speelde.
Stuk voor stuk vragen ze zich af waar ze zich bevinden en
hoe ze daar gekomen zijn. Iedereen lijkt een variant van het zelfde verhaal te
vertellen. Randy en Nico waren in de oude wereld respectievelijk
criminologiestudent en psychologiestudent. Benjamin is eigenlijk helemaal geen
dokter, maar is net als Boelie een slavist. De twee hebben elkaar nooit eerder
ontmoet, omdat ze in andere steden naar de universiteit gegaan zijn. Die link maakt de band tussen de twee jongemannen nog hechter. Jelle is
inderdaad doctorandus geschiedenis, maar is op een dag hier terechtgekomen via
een luik dat achter de badkamerspiegel op zijn kot zat. Dat luik komt bij
iedereen terug.
Nico en Randy ontdekten net zon luik in het
gemeenschappelijke tuintje achter het huis waar ze op kamers zaten. Ze schatten
dat ze ondertussen twee weken in deze wereld zitten en dat ze zich in leven
hielden met theatervoorstellingen in de herberg, de eerste plek met enig teken van leven dat
ze tegenkwamen. Jelle zegt dat hij hier al veel langer is, dat hij niet
snapt dat hij zich nooit vragen gesteld heeft bij zijn verblijf hier, alsof hij
vergeten was dat hij eigenlijk van elders kwam, alsof de twee werelden voor hem
feilloos vervloeid waren.
Benjamin vond het luik in de toiletten van een school in
Slowakije, waar hij Engelse les gaf. Hij schat dat hij hier een drietal weken
is. Hij ging er eerst vanuit dat hij in een leuke droom zat waar hij maar niet
uit wakker werd en dat hij dat na verloop van tijd ook niet meer wilde, omdat
hij het zo naar zijn zin had. Voor de lezingen die hij gaf, kreeg hij een
vergoeding en het bier in de herberg was spotgoedkoop. Eigenlijk merkte hij
weinig verschil met zijn situatie in Slowakije. Het enige minpuntje was de
eenzaamheid, die zich soms zwaar liet voelen.
Maar mistte je dan nooit je familie?, vraagt Maryam
ongelovig.
Mijn lezing over de schadelijkheid van tabak was meer wél
waar dan niet waar, vrees ik. Ik hoef niet zo nodig terug naar huis.
Randy en Nico zeggen tegelijk: Wij ook niet. Deze wereld
is veel leuker, zeker sinds jullie er zijn. Er is altijd iets te beleven.
Jelle bekent dat hij sowieso een beetje een loner is en dat
het voor hem ook weinig verschil uitmaakt of hij nu hier is of terug thuis. Hij
is er ook vast van overtuigd dat de tocht uiteindelijk wel ergens toe leidt.
Het is even stil en iedereen is even alleen met zijn
gedachten. Uiteindelijk neemt Maryam velen van hen de woorden uit de mond als
ze een pact voorstelt. Iedereen is akkoord en de acht zweren plechtig om altijd
voor elkaar te zorgen. Stuk voor stuk bekennen ze dat ze dit avontuur eigenlijk
voor geen geld zouden willen missen en dat ze branden van nieuwsgierigheid om te
zien hoe het verder gaat.
Als de nacht gitzwart is en iedereen onvermijdelijk door
slaap overmand is, kruipt de bende knus samen en sluiten ze de ogen, stuk voor
stuk met een tevreden gevoel.
De enige die het niet kan laten is Willem, die vlak voor
iedereen in slaap valt, nog vraagt:
Allemaal goed en wel, maar nu hebben we nog steeds geen
verklaring voor die rare voorspellingen van Boelie.
Er komt geen reactie meer en de acht ontwaken pas de
volgende dag, tegen de middag.
Dat was fantastisch leuk! Kunnen we nog
eens? Ik wil nog eens!, roept Maryam als ze eigenlijk keihard op de rug van
Benjamin landt, die pijnlijk kreunt en moeite heeft om terug recht te komen. Boelie
trekt hem omhoog en fluistert hem ondertussen toe:
Als ze vraagt of ze je pijn heeft
gedaan, zeg dan zeker nee. Anders maakt ze zich zorgen over haar gewicht en ik
wil absoluut niet dat ze haar vormen verpest met een dieet. Zeg dat ze een
pluim is en dat je haar zelfs niet gevoeld hebt.
Boelie kijkt zijn nieuwe vriend streng
aan. Die wrijft over zijn pijnlijke rug, maar hij heeft de boodschap begrepen.
Maryam kijkt vrolijk rond op zoek naar
een ladder om de glijbaan nog eens te kunnen afdalen.
Uiteindelijk valt haar blik op Benjamin
die zijn pijn moeilijk kan verbergen.
Oei, heb ik je pijn gedaan?, roept
Maryam verschrikt uit.
Nee, nee, je bent een pluim, ik heb
niets gevoeld.
Pieter-Jan, die al eens een gemene bui
kan hebben, vooral als hij zich verveelt, slaat keihard op Benjamins rug en
zegt:
Benjamin is een vent van staal, die
voelt zoiets toch niet.
De man van staal valt echter voorover op
de grond en onderneemt zelfs geen poging meer om terug recht te komen.
Maryam denkt dat het allemaal haar
schuld is en loopt weg, terwijl ze schreeuwt: Ik moet op dieet!
Boelie vloekt: Daar zul je het gedonderd
hebben. en gaat haar achterna.
Ondertussen grabbelt Randy de gepijnigde
Benjamin van de grond en zet hem in zijn nek. Benjamin mompelt versuft: De
here God neemt mij tot zich. Het einde is nabij.
Nico, blijkbaar een jongeman die altijd
de kalmte bewaart, praat zacht op hem in. Je bent een beetje de kluts kwijt,
maar dat gaat zo wel over.
Pieter-Jan koestert nog even zijn gemene
bui, tast in zijn zak en werpt een handvol snoepjes naar Randy. Die lost de
benen van Benjamin die in zijn hals zit en de onfortuinlijke jongeling tuimelt
op de grond. Randy beseft pas dat zijn ballast op de grond ligt, als de
snoepjes verwerkt zijn. Nico ontfermt zich ondertussen over de gevallene. Willem
en Jelle vinden het welletjes geweest met deze slapstick en gaan alvast op
verkenning in de buurt.
Maryam en Boelie blijven anderhalf uur
weg, tot ze opeens verschijnen met een stralende glimlach en een gezonde blos
op hun wangen. Boelie stapt met opvallend meer zelfvertrouwen dan gewoonlijk. Normaal
loopt hij wat voorovergebogen, met zijn hoofd ingetrokken en zonder enige
soepelheid, maar nu loopt hij fiks rechtop. Nico merkt op dat Boelie er uitziet
als Johnny Depp in de film Blow, nu hij zijn haren los gelaten heeft en een
lichtere tred heeft.
Twee wandelende zonnetjes, merkt
Pieter-Jan op die in het gras ligt en ontwaakt uit een hazenslaapje. Nico zit
bij Benjamin en wuift hem koelte toe. Maryam kondigt opgewekt aan dat ze een
reuzenhonger heeft.
Ging jij dan niet op dieet?, vraagt
Pieter-Jan met een ironische ondertoon in zijn stem.
Nee, Boelie heeft mij overtuigd dat een
dieet ab-so-luut zonde zou zijn.
Boelie heeft vast vurige argumenten,
merkt de jonge Oblomov op, nog steeds niet helemaal genezen van zijn vlaag
gemeenheid. Hij werpt een vette knipoog naar Randy en vraagt wat die er van
vindt.
Ik heb eigenlijk ook wel terug honger.
Benjamin zingt ondertussen een liedje
van de komiek Hans Teeuwen, in zijn blik zit een vreemd soort wazigheid.
Hinkstapsprong, hinkstapsprong, twaalf
Surinamers met een ingeklapte long.
Nico sust hem: Kalm nu maar, slaap nog
maar eventjes. Maar Benjamin wil van geen ophouden weten, hij zingt steeds
luider:
Optelsom, opstelsom. Vrouwen lastig
vallen met een lege vissenkom.
Op dat moment komen Jelle en Willem
terug. Maryam en Boelie gaan zitten in het gras en geven ongeveer 100 kussen
per minuut, terwijl ze de allergrootste moeite hebben om niet in het zicht van
iedereen de activiteiten van zo net te hervatten.
Iets gezien?, vraagt Pieter-Jan met
een geeuw.
Willem zegt dat er verschillende paden
door het bos zijn, dat ze even bang waren dat ze hun weg niet zouden terug
vinden.
Valt er iets te bikken in het bos?,
wil Randy graag weten.
Wel, we hebben een soort varkens
gezien. Die vreemd genoeg achterna gezeten werden door een bende halfnaakte,
erg onverzorgde jongens. Zeker een stuk of dertig allemaal gewapend met
stokken. Allemaal met lang haar, gebronsd en vrij mager. Behalve een dikzakje
met een brilletje.
Dat tafereel zegt mij iets, mijmert
Pieter-Jan.
Mij ook, zegt Willem, maar ik kan het
niet plaatsen.
Lord of the flies, mompelt Boelie
tussen twee kussen door, maar ze horen hem niet, omdat Benjamin maar steeds
luider blijft zingen.
Roerbakei, roerbakei. Heroïne dealen op
een kinderboerderij.
Jelle gaat verder: Uiteindelijk stoot
je op een brede rivier.
Jemininee, wie had dat gedacht?, zegt
P-jay sarcastisch. En zijn er al grote boerinnenvrouwen en bloeddorstige
krijgers gespot om ons de oversteek te bemoeilijken? Of zorgt Boelie daar
straks nog voor?
Nee, aan de oever zit een oude
grijsaard die een boot heeft en ons wel wil overzetten voor twee geldstukken
per hoofd. Geeft niet welke munteenheid, zei hij.
Goed, zegt P-jay als hij overeind
veert, laat ons dan eerst maar zon varkentje vangen en roosteren voor we de
oversteek wagen, die ouwe loopt vast niet weg.
Pieter-Jan vraagt Randy om Benjamin
terug in zijn nek te nemen, maar hem deze keer verdomme niet te laten vallen.
Randy hijst de versufte zanger terug over zijn hoofd, terwijl die van geen
ophouden weet.
Blokfluitles, blokfluitles. Debbie
amputeert haar eigen borsten met een mes.
Het achttal begeeft zich op het bospad.
Eventjes drukken ze zich dicht tegen elkaar als er een luid kwelend varken hun
richting opschiet met daarachter de dertig uitzinnige jongens onder leiding van
een grote slanke jongen met vuurrood haar. De jongens negeren hen en lopen
gewoon voorbij. Met op een tiental meter achter hen, het dikkerdje dat de rest
smeekt om even te wachten op hem.
Daarna trekt het achttal verder. Ze
horen luid gerommel en Pieter-Jan zucht verveeld: Al terug een onweer op een
dak?
Nee, sorry, zegt Randy bedeesd, dat
is mijn maag.
Ik weet hoe klanten zijn, ze weten graag wat voor vlees ze
in de kuip hebben als iemand hen iets te koop aanbiedt. En wat zijn lezers
anders dan klanten? Ik wil niet te filosofisch klinken, maar is alles niet ergens
economie, ook lectuur? Nu goed, mijn naam is Hendrik Van Tuft. Ik ben ondertussen
al 35, maar ik ben niet zo iemand die bang is om oud te worden. Dat is de
normale gang van het leven en elke leeftijd heeft zijn voor- en zijn nadelen,
ik geniet van het moment en drink elke dag alsof het een wijnsoort is die ik
pas ontdek.
Mijn dagen zijn best druk, ik doe zaken in textiel, een
branche waar de concurrentie hard kan zijn en waar je kort op de bal moet
spelen. Bovendien ben ik getrouwd en heb ik twee kinderen. Huisje, boompje,
tuintje, hoor ik de lezer smalend denken, maar ik kan zeggen dat mijn vrouw en
ik gelukkig zijn. Ik ben tevreden, de zaken draaien goed. Elk jaar kan ik een
stukje bijbouwen of renoveren aan mijn huis, mijn kinderen lopen school en halen
mooie cijfers. Mijn echtgenote heeft het druk met de kinderen en heeft verder
ook haar bezigheden. Ze geeft bijvoorbeeld parttime les in het
volwassenonderwijs. Niet noodzakelijk om het geld, wat ze verdient, zet ze
volledig opzij en met het bedrag gaan we dan jaarlijks op reis. De reis
stippelt zij uit, ik ben niet zo kieskeurig op dat vlak. Reizen op zich vind ik
al leuk genoeg, de bestemming maakt dan niet zo veel uit, maar zij weet liever
op voorhand waar ze zich kan aan verwachten. Vaak komen we uit in steden waar
ik voor mijn werk al eens was, maar tijdens een zakenreis kijk je toch met een
andere blik naar een stad, dan als je er met vakantie bent, dus ik klaag niet.
In mijn vrije tijd, knutsel ik graag (ik ben verzot op
modelbouwvliegtuigen, voornamelijk types uit de 77-jarige oorlog) of knap ik
mijn huis verder op. We hebben acht jaar geleden een oud herenhuis gekocht met
zicht op de kaai en de zee. Een prachtig huis, het zal wel ooit toebehoord
hebben aan een of andere rijke koopman, waarschijnlijk wel een pak rijker dan
de koopman die er nu zijn intrek in heeft genomen. Indertijd zijn kosten noch
moeite gespaard, dat merk je aan veel dingen. De badkamer is bijvoorbeeld een
stoer voorbeeld van echt vakmanschap, het lijkt meer op een binnenzwembad dan
een gewoon ligbad. Achter de wanden zaten frescos verborgen. Als de vorige
eigenaar dat had geweten, had ik het huis vast het dubbele voor betaald, in
plaats van de zeer schappelijke som die ik er nu voor hem neergeteld. Maar er
is natuurlijk veel werk aan. Sommige kamers waren aanvankelijk nauwelijks
leefbaar, de eigenaar had het pand wat verwaarloosd, maar ondertussen staan we
al veel verder. We moeten enkel nog de zolder, de kelder en de tuin onder
handen nemen. Er was trouwens ook enige schade aan de achtergevel van een
bominslag uit de 77-jarige oorlog. Dat is toch al eeuwen geleden?, vraagt de
lezer wantrouwig. Akkoord maar de schade was treurig slecht opgelapt, eigenlijk
hing er enkel een doek waar er verdorie een buitenmuur moest staan. Het huis
had dan ook bijzonder geleden van de koude.
Waarom nu al die uitleg. Wel vergeef mij als ik langdradig
word, ik geef zo dadelijk het woord door, want zelf ben ik niet zon verteller.
De aanleiding tot deze publicatie vond ik namelijk toen ik op een zaterdagnamiddag
aan de slag was op zolder. Meer bepaald was ik plinten tegen de muren aan het
slaan. Zolders hebben mij altijd kunnen intrigeren, dus ik had het daar hoog en
droog best naar mijn zin. Ik kwam er tot rust, zwaar werk of niet. Tijdens mijn
pauzes ging ik, meer om mezelf te vermaken, dan dat ik het ernstig bedoelde, op
zoek naar eventuele schatten op zolder. Veel meer dan een oud muntstuk
(nauwelijks iets waard helaas) en een tamelijk versleten speelgoeddiertje (een
soort wasbeertje, lijkt mij, al kan het ook een eekhoorn zijn, ik heb niet zon
verstand van biologie) leverde dat aanvankelijk niet op. Maar toen ik mijn
speurdersdromen al opgegeven had, vond ik een bundel papier. De lezer hoort mij
al komen. Hier bijgesloten is inderdaad precies die bundel. Het betreft een
manuscript, de bedoeling ervan is mij niet duidelijk. Is het nu bedoeld als
roman, is het een ernstig verslag (akkoord, maar voor wie dan?), een soort
dagboek? Zijn de feiten echt gebeurd of gaat het om fantasie? Het manuscript
beschrijft enkele weinig waarschijnlijke gebeurtenissen, maar tegelijk ook weer
niet, als je gelooft in verbindingen tussen twee totaal verschillende universa
bijvoorbeeld, als je dat axioma, om het
zo te zeggen, aanvaardt, kan er al veel. En als het niet echt is, wie heeft
zich dan beziggehouden met dit te boek op te stellen? Ik heb het manuscript
ondertussen laten dateren, het is meer dan 200 jaar oud, maar bevat zo dan wel
een lange waslijst aan anachronismen. De personages in de vertellingen vinden
vele dingen die 200 geleden niet eens bestonden volstrekt vanzelfsprekend.
Wie het ook moge geschreven hebben, moet zeker veel kennis
gehad hebben over zijn tijd en zijn cultuur. Er wordt vaak verwezen naar wat
mij, in de optiek van de personages, bekende schrijvers en belangrijke
historische gebeurtenissen lijken. Nochtans heb ik het manuscript voorgelegd
aan een prof klassieke literatuur die doceert aan de universiteit en die kende
geen enkele naam van de vele auteurs die doorheen het verhaal de revue
passeren. Ik waarschuw op voorhand dat sommige passages nogal nietszeggend
zijn, omdat we de nodige achtergrondkennis ontberen, maar het blijft leuk. We
hebben er bewust voor gekozen om tussen de tekst door geen karrenvracht
voetnoten aan te brengen om de dingen te verduidelijken.
Ik ben zelf absoluut niet zon lezer, maar dit manuscript
heb ik ondertussen al vijf keer aandachtig doorgenomen. Wat mij het meest
fascineert, is natuurlijk dat mijn huis erin voorkomt, beschreven in de staat
waarin het 200 geleden moet verkeerd hebben. Dat is alleszins nauwkeurig
weergegeven, want die dingen kan je makkelijk nagaan. Er is bijvoorbeeld sprake
van pijnbomen in de tuin, die er nu niet meer staan, maar die er inderdaad ooit
moeten geweest zijn.
Maar dan nog. Wat moet ik er van denken? Als ik alles voor
waar aanneem, sta ik voor de mysterieuze zekerheid dat er 200 jaar geleden een
bende jongeren uit een andere wereld hier is aangekomen, gewoon via een luik en
dat ze enige tijd in dit huis gewoond hebben.
Ofwel heeft een bewoner met erg veel fantasie een leuk
manuscript geschreven, dat in zijn tijd niet publiceerbaar was omwille van het
zonderlinge karakter ervan. Ofwel heeft de schrijver ervan nooit een uitgeverij
aangesproken. Dat kan ook natuurlijk, want mensen die al te zeer begiftigd zijn
met een rijke verbeelding zijn vaak niet zo praktisch ingesteld.
Ik heb er dus wél een uitgever voor gezocht. Nu, de
eerlijkheid gebiedt mij te zeggen, dat dit gebeurde in samenwerking met mijn
vrouw (die voor zo ver ik weet het manuscript met begeleidende brief verzonden
heeft naar elke uitgeverij in dit land) en de reeds vermelde Professor
literatuur, doctor Andreas van Leeuwen, die bereidwillig zijn contacten heeft
aangesproken en de taal van het manuscript ook een beetje opgepoetst heeft. Het
bevatte namelijk nogal wat grammaticale onzuiverheden. Professor Van Leeuwen
denkt dat de auteur of auteurs waarschijnlijk geen native speakers van onze
taal waren. Voor mij natuurlijk een extra punt om geloof te hechten aan deze
fantastische vertelling. Mijn vrouw heeft mij daar al voor op de vingers
getikt. Volgens haar zou ik veel te graag hebben dat het verhaal werkelijk waar
is. Nu, zij heeft ook wel liever dat het verhaal een grotere geloofwaardigheid
mee krijgt.
Ik ben niet voor
niets met haar getrouwd en we hebben wel zon bepaalde economische inslag
gemeen. De lezer zal ons misschien verwijten van winstbejag, maar dat zij dan
maar zo. We leven tenslotte in een economie en geld is nu eenmaal belangrijk.
Het is maar logisch dat een mens af en toe lucratieve invallen krijgt. Dat wil
nog niet zeggen dat hij of zij er daadwerkelijk gevolg aan geeft.
Wat ik nu in feite wil bekennen is dat mijn vrouw en ik
redeneerden: hoe meer mensen geboeid raken door dit verhaal en hoe meer de kans
bestaat dat het allemaal echt gebeurd is, hoe meer ons huis in waarde zal
stijgen. Want dan is dit huis ten eerste het geboortehuis van dit fantastisch
manuscript én dan hebben de personen die deze wonderlijke dingen hebben
meegemaakt, daadwerkelijk hier gewoond. U kan zich voorstellen dat het hier met
enige handigheid al snel om te toveren is tot een soort bedevaartsoord voor de
fans van dit manuscript. Het is nog maar net verschenen of er bestaan al sites
voor en internetgroeperingen waar mensen hun vermoedens, ideeën, theorieën en
appreciaties omtrent het boek uitwisselen.
Nu voorlopig bedanken wij voor die drukte en houden wij de
deuren gesloten. Om aan te tonen dat wij helemaal niet rijk willen worden door
te teren op het creatieve talent (of reële lotgevallen) van 200 jaar geleden,
wil ik nog vermelden dat twintig procent van de opbrengst van dit boek naar een
goed doel gaat, meer bepaald naar een stichting die de belangen verdedigt van
debuterende auteurs, enerzijds en anderzijds naar een fonds voor de ontwikkeling
van nieuwe medicijnen. Dat leek ons naar de spirit van het manuscript het
beste.
Wij krijgen hier en daar nogal wat kritiek in de pers, er
zijn vooral enkele columnisten die de situatie wel dankbaar vinden (zakenman
lanceert boek dat hij niet zelf geschreven heeft en zal er dankzij gewiekste
marketing, naar alle waarschijnlijkheid dik aan verdienen), maar eigenlijk
hoef ik mezelf en mijn vrouw niet zo in te dekken. Tenslotte hebben wij het
manuscript gevonden en alle nodige stappen ondernomen om het tot de lezer te
brengen.
Volgens de wetten van ons land behoren de rechten ons toe,
alleen al op basis van de koopakte van ons huis. Ik weet dat er in andere
landen andere bepalingen geldig zijn, maar mijn vrouw en ik wonen nu eenmaal
niet in die landen, dus verder wil ik deze discussie niet meer voeren. Eerlijk
gezegd, ben ik er van overtuigd dat u net zo zou gehandeld hebben, tenzij u met
het manuscript natuurlijk meteen de kachel had aangemaakt.
Liever zeg ik nog een woordje over het
manuscript zelf, in mijn bescheiden hoedanigheid van vinder en eerste lezer. Wat
volgt is niet het verhaal van beroemdheden, niet het verhaal van
persoonlijkheden die in hun tijd het podium van de populaire cultuur betraden.
Ook al hadden sommige, wat zeg ik, misschien de meeste daar wel de ambitie toe.
Maar welke jongere kent die drang op een bepaald punt in zijn leven niet?
Nee,
dit is het verhaal van een groep onbekenden, mensen van alle dag, ja, de meeste
onder hen met een academische vorming, zoals zal blijken, dat wel. Als vinder
zou ik willen dat de lezer hen leert kennen als mensen zoals u en ik. Geen
uitzonderlijke wezens, geen halfgoden, gewoon mensen zoals u en ik, die op de
een of andere onverklaarbare manier uit hun eigen wereld (vermoed ik) in de
onze zijn terechtgekomen (dat ze dat deden via nog een andere wereld, maakt het
nog net iets gecompliceerder, maar dat laat ik de lezer liever zelf ontdekken).
Geef hen onbevooroordeeld een kans. Ik
heb bijzonder genoten van deze personages(echt of niet), meer nog, als vader zou ik willen dat mijn kinderen tot
zon mensen kunnen uitgroeien en even onbevangen en fris het leven tegemoet
kunnen gaan. Ik zal hen verder niet in detail beschrijven, liever geef ik het
woord door aan hen. Voor de aandachtige lezer heb ik mezelf al verraden, en ja,
ik geef het toe, ik geloof dat elke letter van wat volgt niets meer of minder
is dan de waarheid. De feitelijke waarheid of de waarheid van de auteur(s), dat
laat ik in het midden, maar is er werkelijk een verschil?
DEEL 16: with a grim determination to maintain announced independence to the last
Boelie laat weten dat hij de tocht veel
saaier vindt zo zonder achtervolging, dat hij het toch leuker zou vinden als
Maar zijn metgezellen geven hem deze
keer geen kans om zijn zin af te maken. Ze springen op hem en Maryam drukt haar
lippen op de zijne, tot in zijn ogen een diepe roes te lezen is.
Die hoor je het komende uur geen gekke
dingen meer zeggen, meldt Maryam.
Gedwee wandelt hij hand in hand met haar
het gebouw binnen samen met de rest.
Benjamin vraagt zich af of dit zon
toestand gaat geven als in een verhaal van Asterix, waarbij die kleine Galliër
samen met Obelix op zoek moet naar formulier A-38 in het huis waar je gek
wordt.
Ik hoop voor jou dat die voorspelgave
zich beperkt tot Boelie, laat Pieter-Jan dreigend weten.
De acht komen aan bij een loket. Een
vrouw zit achter glas en kijkt intriest, uitgedoofd voor zich uit. Er is een
grote traphal met witte treden, in het midden van de inkom staan enkele zwarte
lederen zetels met daar tussen een glazen rechthoekig tafeltje. Aan de linker
en de rechterkant zijn deuren met iconen die toiletten laten vermoeden. Verder
is er niets te zien.
En nu?, vraagt Willem zich af.
Teruggaan is niet echt een optie en we
kunnen niet om het gebouw heen trekken., zegt Pieter-Jan, het gebouw is
netjes tussen de rotsen ingeplant.
Boelie trekt zijn schouders op, zegt
voor het eerst dat hij het in deze wereld reuze naar zijn zin heeft en stapt
toe op het loket. Met een brede glimlach en een speelse ondertoon in zijn stem
zegt hij:
Goedemiddag of ja ochtend of avond. Wij
zoeken eigenlijk de uitgang, als die er is.
De vrouw antwoordt niet.
Vraag ook eens wat ze eigenlijk doen
hier in dit gebouw., fluistert Maryam.
Ja, wat doen jullie hier voor werk?
De vrouw reageert niet en blijft sip
voor zich uitkijken.
Uitvaartdiensten en crematies
verzorgen, lijkt mij een goede gok, zegt Jelle nuchter. Ik ga naar toilet, ik
moet al uren.
Dan gaan we maar zo verder.,
concludeert Boelie.
Iedereen gaat naar toilet en frist zich
op. De toiletten zijn erg verzorgd en hypermodern. Boelie kijkt rond of er geen
cameras zijn. Hij vindt het vreemd dat die er niet zijn. Waarschijnlijk zijn
ze erg goed verborgen. Wantrouwig tikt hij tegen de spiegels boven de lavabos.
Typisch paranoïde Boelie, zegt Maryam
als ze hem een zachte, lange kus op zijn voorhoofd geeft.
Het achttal gaat de trap op, prepared
for the worst, maar de vrouw aan de balie beweegt niet, duwt niet op een
alarmknop of iets dergelijks. Als het gezelschap van op de tweede verdieping
naar beneden blikt over de balustrade, zien ze dat het patroon op de vloer een
reusachtige zwart varken uitbeeldt. Simplistisch getekende figuurtjes gooien
met schoppen dollarmuntjes die ze van een berg naast zich scheppen, in de muil
van het beest. De tekening steekt nogal af tegen de rest van het strakke
interieur. Willem komt terug op wat ondertussen zijn stokpaardje is:
Kan Boelie niet spontaan de uitgang
voorspellen? Dit is de eerste keer dat ik mij echt verveel op onze tocht.
Op de tweede verdieping blijkt helemaal
niets, gewoon een groot leeg vertrek, volledig in het wit. De trap gaat verder
en de acht gaan hoger en hoger. Er zijn geen ramen en dus ook geen uitzicht.
Uiteindelijk stopt de trap bij een
enkele deur in zwart mat glas.
Spannend, zegt Maryam die staat te
popelen om te weten hoe het nu verder gaat.
Boelie duwt de deur open en het
gezelschap komt terecht in een gigantisch kantoor waar honderden bediendes hun
eigen bureautafeltje en een computer hebben. Er is niets te horen buiten het
geluid van muisklikken en het geratel van klavieren.
Dus zo ziet de hel er uit, verklaart
Boelie, die een notoir hater is van elke vorm van kantoorwerk. 'Horen jullie ook The Ramones die met verpletterende begeestering 'the nine to five world ain't no place for me' zingen', als een anthem voor iedereen die zijn leven wil leiden en niet lijden?'
De vrienden willen iemand van de bediendes vragen
waar ze zijn en waar de uitgang is, maar de mannen en vrouwen zien er stuk voor
stuk hoogst onbenaderbaar uit. Boelie suggereert dat ze iets luid en shockerend
zouden kunnen roepen om de aandacht te krijgen, want niemand gunt het
gezelschap zelfs maar een blik.
Pieter-Jan schreeuwt met luide
paniekerige stem: Brand! Brand! Braaaand!
Reacties blijven echter volkomen uit.
Hij haalt diep adem en probeert dan met: Hey inktpissers. Als dat ook niet
werkt, springt hij voorover en loopt hij op handen en voeten over de
kantoorvloer. Ook dat heeft geen effect, dus duwt hij één pc op de grond. De
vrouw die aan het bureautje zit, kijkt apathisch naar de pc op de grond. Er zit
een barst in het scherm, maar verder is er weinig aan te zien. Haar hoofd valt
een beetje opzij en met dat gebaar lijkt alle actieve leven uit haar verdwenen.
Ze staart in het niets. Maryam merkt op dat ze erg lijkt op de vrouw aan de
balie.
Qua houding, bedoel je?, vraagt
Benjamin.
Nee, ook van gezicht. Best griezelig
eigenlijk.
Ja, nu je het zegt.
Als ze ons dan niet willen helpen,
kunnen we ook gewoon zo doordoen. Ze proberen ons ook niet tegen te houden.,
zegt Pieter-Jan terwijl hij al verder stapt.
De acht trekken verder en laten bureau
na bureau achter zich. Op de schermen komen enkel cijfercodes en grafieken
voorbij. Elk bureautje heeft een telefoon, maar geen enkel toestel rinkelt. Er
is nauwelijks onderscheid tussen de bedienden, dus het is niet duidelijk of er
hiërarchische verschillen zijn.
Veel komen we niet te weten over de
werking van dit Wereldeconomisch Centrum., merkt Nico op.
Om de een of andere reden doet dit
gebouw mij denken aan het boek Lijmen
van Willem Elschot., zegt Willem
Je bedoelt dat ze hier waarschijnlijk
gebakken lucht produceren?, vraagt Boelie.
Uiteraard produceren ze hier niets.
Volgens mij bestaat dit bedrijf niet eens echt. Alles wat we zien, is een
projectie van een bestaand idee in ons bewustzijn of in het bewustzijn van
tenminste één van ons., zegt Pieter-Jan.
Maar wat is de bedoeling hiervan dan?,
wil Benjamin weten.
We komen er nog wel achter, stap nu
gewoon door, straks komt er wel iets leuker, want dit is maar saai.
En wat als er helemaal geen uitgang
is?, vraagt Willem.
Dan slaan we de muren in of zo, dat
zien we dan wel.
Die uitspraak vol zelfvertrouwen van de
kant van Pieter-Jan legt de gesprekken even stil. De acht stappen verder tot ze
uiteindelijk een ander uitzicht in het vizier krijgen.
Eindelijk, eindelijk nog eens groen.
Voor mij mag het bos zijn, met heuvels en bergen. Weten jullie hoe lang het
geleden is dat wij normale natuur hebben gezien? , roept Maryam uit.
Het achttal nadert het einde van de zaal
en merkt dan op dat ze niet door een raam kijken. Het gebouw heeft gewoon geen
achterkant, geen ramen, geen muur. Een glijbaan leidt honderden meters naar
beneden.
Die ziet er wel veilig uit., zegt
Jelle met een inspecterende blik op de lange blauwe buis.
Tot nu toe zijn we er altijd met de
schrik van afgekomen, dus ik ben voor., zegt Pieter-Jan. Alles beter dan hier
te blijven.
Achter hen gaat het tikken op de
klavieren onverminderd voort.
De acht stellen zich op van groot naar
klein en laten voor de zekerheid telkens dertig seconden tussen elk vertrek. De
wachtende horen de vrolijke kreten van zij die al in volle afdaling zijn.
En nu maar hopen dat die leuke jongens
aan de overkant niet op hetzelfde idee komen., zegt Benjamin zacht.
Dat doen ze natuurlijk wel en de ware
stijl van een volkstorm springen de strijders en masse op de tonnen.
Verschillende tuimelen naar beneden en slaan te pletter tegen de rotsen, maar
dat doet geen afbreuk aan de vechtlust van hun makkers die meer geluk hebben.
Ons achttal gaat er vandoor en schiet de
spelonk in, de ruimte is smal en net hoog genoeg om iedereen rechtop te laten
lopen. Boelie houdt van het vlugge tempo. Op de wand zijn een soort getekende
mijlpalen aangebracht waarop om de zoveel meter aangekondigd staat hoe lang ze
nog moeten lopen tot het Wereldeconomisch Centrum Ter Bevordering Van De
Consumptie. Blijkbaar is dat de volgende halte langs de weg.
Pieter-Jan zegt tot Boelie dat ze nu wel
al lekker opgeschoten zijn, dat die extra motivatie in de vorm van Vietcong achtervolgers
niet langer nodig is. Tot zijn verbazing gaat Boelie akkoord.
Ja,
je hebt gelijk ondertussen zijn het Talibanstrijders die nog net iets
fanatieker een eitje met ons willen pellen., corrigeert Boelie.
Zijn vriend vindt het niet meer serieus
en dwingt hem om de achtervolging stel te leggen. Boelie zweert dat zijn
uitspraken geen effect hebben als hij niet meent wat hij zegt.
Zorg dan dat je het meent, leg die
achtervolging stil!
Goed, straks zijn het geen
Talibanstrijders meer, maar waanzinnig krijsende fans ten tijde van de
Beatlemania die ons voor hun grote idolen houden.
Achter hen zijn nu inderdaad horden
jongedames te zien die zich de ziel het lijf gillen. Best pijnlijk aan de oren
van het gezelschap, zo in die spelonk. Uit onzichtbare boxen weerklinkt
bovendien ook nog eens het minder bekende nummer Slow down. De vrouwen hebben
van die typische haarbergen die in de mode waren in de sixties en zo wat de
helft draagt een schooluniform.
Pieter-jan wordt er even stil van en
schudt zichzelf dan wakker. Een hele verbetering qua uitzicht alleszins, maar
we moeten wel blijven lopen, want die gekke dames scheuren ons ook aan
stukken.
Mooi kostuum trouwens, merkt Boelie
op.
Allemaal, ook Maryam, blijken ze nu een
kostuum aan te hebben. Benjamin en Jelle zijn in hun nopjes, nice, nice, zegt
hij terwijl hij zijn nieuwe kleren inspecteert.
Het achttal is blijven stilstaan, netjes
op een rijtje in de nauwe spelonk. Ze kijken elkaar aan en schieten in de lach.
Iedereen blijkt ook een beatlepruik te dragen.
Willem bekent dat hij toch echt niet
snapt waarom wat Boelie zegt ook echt gebeurt.
Ach, het is gewoon Boelie. Verder niet
te veel bij nadenken., luidt het antwoord van Pieter-Jan en Maryam.
De gillende meiden krijgen nu de tijd om
hen in halen. Het achttal weet even niet hoe te reageren.
Boelie oppert dat ze wel af te schrikken
zijn als Randy gewoon even zijn broek laat zakken. Tenminste als zijn
Koninklijke juwelen in proportie zijn met de rest van zijn lange wapperlichaam.
Randy glimlacht, maar ontkent, noch bevestigt.
Willem zegt geïrriteerd aan Boelie: Je
kan ook gewoon zeggen dat tussen hen en ons een rotsblok verschijnt, dan zijn
we er vanaf.
Boelie herhaalt dat het alleen werkt,
als het spontaan bij hem opkomt, maar Willem gelooft hem niet.
Probeer het toch maar eens.
Best, en toen verscheen er een wand en
waren we van die krijstrienen af.
Het achttal kijkt toe in spanning, maar
er gebeurt helemaal niets, de dolenthousiaste tieners komen enkel dichter.
We kuisen maar beter onze schop af,,
adviseert Benjamin vrolijk met een geveinsd dialectaccent.
Of ze kunnen natuurlijk ook allemaal
veranderen in piepkleine witte vlindertjes die honing kakken, zegt Boelie
opeens.
Het gezelschap blijft staan en de
vlinders voelen als een windhoos als ze massaal langs hun gezichten trekken.
Akkoord dat je er vlinders van maakt,
maar moesten ze nu echt honing kakken?, vraagt Randy, die kwaad klinkt, maar
het eigenlijk best grappig vindt. Zijn neus zit onder de honing en hij haalt de
zakdoek uit die netjes in het borstzakje van zijn kostuumvest zit.
Ik klaag niet, zegt Maryam terwijl ze
zich te goed doet aan druppeltjes honing die ze van haar armen oplikt. Boelie
kijkt vertederd toe. Willem rolt met zijn ogen, de romantiek van het koppel
gaat al snel op zijn zenuwen werken.
Maar goed, daar zijn we dus vanaf,
misschien kunnen we nu maar weer verder trekken. Ik ben wel eens benieuwd wat
dat Wereldeconomisch Centrum en zo verder en zo voorts, is. Nog nooit van
gehoord eigenlijk, stelt Nico voor.
Willem kan de vragen waarmee hij zit
niet uit zijn gedachten bannen en vraagt:
Maar is alles hier dan een product van
Boelies fantasie, of bestaat deze werkelijkheid toch op zichzelf en kan hij
enkel maar ingrijpen als hij een spontane inval krijgt?
Iedereen kiest voor het laatste. Boelie
benadrukt dat hij dit niet verzonnen heeft. Dat Willem goed moet beseffen dat
ze samen vertrokken zijn, samen door een luik getrokken zijn en dat Boelie net
zo min wist wat dat zou opleveren als Willem. En dat hij zelf ook niet weet
waarom sommigen van zijn uitspraken effect hebben.
Willem kan het min of meer stellen met
die uitleg. Benjamin zegt nog: Hoe meer je denkt, hoe meer zorgen. Dus beter
maar niet denken. Trouwens, ik amuseer mij kostelijk op deze reis, alleen had
er een flinke scheut alcohol mogen zijn voor mij. Het leven is mooi, maar met
alcohol is het mooier, toch?
Stuk voor stuk gekleed in een poepsjiek
zwart kostuum met bordeaux onderhemd en zilveren das trekken de jongeren verder
tot ze uiteindelijk aan een gigantisch complex aankomen. Bijna naar gewoonte,
kunnen we ondertussen zeggen, mondt de spelonk uit op een open plek.
Zou dit het zijn?, vraagt Boelie.
Op basis van het opschrift boven de
ingang Wereldeconomisch Centrum Ter
Bevordering Van De Consumptie, zou je denken van wel., merkt Jelle op.
Nou waar wachten we op, gaan we
binnen?, vraagt Maryam.