De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
08-12-2012
Gedronken :: Rape me, demo versio, Nirvana, cd 3 van 'with the lights out'
Verkrachters die verkracht worden. Uw
andere wang tonen als ze u al lappen. Al uw kwetsbaarheid op tafel
smijten, tegen uw aanvaller zeggen dat er niks meer kapot te doen is,
dat er niks meer is waar ze u zeer kunnen doen. De leerkracht in
'Detachment' zegt het ook, stop maar al met proberen op mijn
gevoelens trappen, want ik heb er allang geen meer over.
De verbondenheid met alle slachtoffers
overal ter wereld. Dat ge niet den enige zijt en niet eens 't
slechtst af zijt. Allez, kom dan maar op. Stamp mij een beetje. Het
doet allemaal niet zo veel meer. Als ge mot in een oppervlak water,
doet ge 't water ook gene zeer. Kurt Cobain werd eens aangevallen
door een geblokte reus. Die reus stampte hem constant op de grond. En
Kurt deed niks, buiten lachen, lachen, lachen. En vallen en lachend
weer recht kruipen. En die reus droop af, gefrustreerd.
Ach, rape me. Rape me, VDAB,
economische onheilsbrieven die mij dagelijks te pas en te onpas
bashen, de madame van de mutualiteit die mij een loser vindt, de dag
dat het woord loser is ingeburgerd geraakt, was zowat 't begin van 't
einde, zure mensen op den trein, die nog niet content zijn met hun
ambtenarenjobke, op den trein zijn 't altijd ambtenaren, behalve de
west-vlamingen, dat zijn noeste werkers, die travakken in de
privé-sector.
Allez, rape me, ik zit thuis te beven,
ook van kou, maar vooral van schrik, voor alles wat ik nog zou kunnen
kwijt spelen, en alles waar ik nog kan naast grijpen (die schrik is
erger), allez, rape me, beter van niks te voelen, dan schrik te
hebben. Als de tv mij dan toch wijs maakt dat ik af moet zien, door
absurde kapitaalsophoping, ben ik liever zo midden in 't gevecht. Ik
peins dat in een oorlog de slechtste momenten zijn als ge zit te
wachten. We kunnen 't niemand vragen, maar 't gevoel van bevrijding
als ge dan uw kop uit de loopgraaf steekt en vijftien interne
bloedingen later neerzijgt, is vast bevrijdend. Loden vrijkaartjes
voor het Nirwana. Gelijk Jonathan Alpert (da's de psyscholoog van al
die mannen op Wallstreet, ik dacht als ik nog eens een boek wil lezen
van een psycholoog, dan pak ik direct den best betaalde) die zegt dat
alle angst uiteindelijk angst voor 't onbekende is. En als 't gebeurd
is, dan kunt ge er geen angst meer voor hebben.
Allez, rape me, nog liever dan dat
dagelijks gebash met economische rampspoed en dat gevoel van niet
genoeg te zijn, te doen, te presteren, heb ik de apocalyps. Rape me
op repeat, als de Maya's gelijk hebben, de hele laatste dag van hun
kalender. En Jezus verschijnt op een tempel in Damascus. Als de
maya's kunnen gelijk hebben, dan kunnen de Bijbel en de Koran ook
gelijk hebben. Als de wereld vergaat, verschijnt Jezus op een tempel
in Damascus. Staat daar een tempel? Zet daar maar anders rap een
prefab tempel neer, daar zal nog wel net geld genoeg voor zijn. Als
ons het einde van de wereld beloofd wordt, moeten we die belofte niet
gaan saboteren. Een wereld voor de happy few, mag gerust vergaan, ik
wil zelfs sparen voor een fleske champagne om 't einde samen met de
superijken te kunnen vieren. Soms hebt ge geen goesting in geforceerd
optimisme. Ik zal maar een week niet naar 't journaal kijken. Ik kan
er duidelijk niet zo goed tegen.
Deze
blog kan niet de titel voeren: de ups en downs van een schrijverke,
zonder het over de downs te hebben.
Ik
zoek werk. Een half-time, deeltijds, 2,5/5, hoe ge 't ook wilt
noemen. Dat combineert het beste met mijn journalistieke, artistieke,
filosofische, literaire bezigheden waar de Staat zal over fronsen tot
ik een bestseller of een blockbuster op mijn naam heb en ze komen
kloppen om belasting te heffen op mijn jarenlange artistieke gewroet.
Ge zult als kunstenaar doorbreken en betalen, of gij zult wroeten en
scheef bekeken worden, als parasiet met te veel dromen.Of ge zult gewoon breken, dat kan ook.
De
VDAB is bijvoorbeeld bepaald niet blij met mij. Ze hebben daar het
concept 'tough love' voor mij uit de kast gehaald. Ik heb een
kunstenaarsstatuut. Naar 't schijnt. De meningen zijn verdeeld. Het
kunstenaarsstatuut bestaat namelijk niet. Het is een verhaal over al
dan niet vakjes kleuren op blauwe kaarten. Hopelijk heeft u er GEEN
ervaring mee.
Het
is een mooi systeem, ook al loopt het voor geen meter. Het is best
menselijk allemaal. De Staat geeft mij tijd om te wroeten zonder
honger te lijden. Als ik mijn calorie-iname terugschroef tot 1500
calorieën per dag, doe ik dat uit esthetische en ergonomische
overwegingen en in de hoop mijn vrouw te plezieren, niet door mijn kunstenaarsstatuut. En daarbij,
volgevreten schrijven, levert altijd logge literatuur op.
Ik
word wel eens afgeblaft bij de VDAB. Dat hoort bij hun job. Dat er
nogal verwarring is in de regels van dat kunstenaarsstatuut (dat
officieel niet schijnt te bestaan, naar gelang welke instantie je
raadpleegt). Als ik dat opmerk, word ik snel de mond gesnoerd.
Ik
ben een positieve mens. Als ge een genetische aanleg voor depressies
overwint, dan word ge misschien geen onverbeterlijke optimist, maar
toch een hardnekkige optimist. A king must see the good in any
situation, zegt de smeerlapkoning in Braveheart. Een ambitieuze
kunstenaar moet ook altijd 't goeie zien in elke situatie of ge kunt er beter direct mee stoppen.
De
VDAB had gelijk over enkele dingen. Mijn motivatiebrief, hoewel een
klein literair werkstuk, is als sollicitatiebrief niets waard. Ge
zoudt denken dat ik dat na het lezen van al die sollicitatieboeken (dank u, Lex, voor alle tips) ook zo wel had begrepen. Niet dus, ik was over de schreef gegaan, en had
mijn motivatiebrief net iets TE persoonlijk gekleurd. Formeel zijn is
nooit mijn sterkste punt geweest. Tenminste niet als ik een pen in
mijn knuist heb of een toetsenbord onder mijn vingers.
Nooit
gebruik van gemaakt, maar mogelijk: als ik naar een
sollicitatiegesprek ga, kan ik goedkope treintickets krijgen. 2 euro
heen en terug. Het lag op mijn lippen. Ik wilde vragen, krijg ik ook
korting als ik manuscripten instuur naar uitgeverijen? Dat kost mij soms
wel eens 150 euro om een stuk of acht uitgeverijen te bombarderen.
Omdat ik levend buiten wilde komen, heb ik het niet gevraagd. Het had
nochtans mooie literatuur kunnen opleveren. De wroetende kunstenaar
die onderhandelt over de vis bij zijn kunstenaarsstatuut.
Ze
zijn in zekere zin veel efficiënter bij de VDAB, dan algemeen wordt
aangenomen. Ik wil helemaal nooit meer daar op de beklaagdenbank
moeten zitten en als parasiet bekeken worden. Ik denk dat ik mijn
motivatiebrief ga ONTpersonaliseren, conformaliseren, mainstreamen, droogzwieren. Ze hebben mij daar
twee weken tijd voor gegeven. Een lief, klein affront. Ik ben
schrijver. Ik heb daar 20 minuten voor nodig, en twee uur als ik het echt
goed wil doen. Ik had ook wel voor een keer een idiote
sollicitatiestrategie geadopteerd: een passe partout motivatiebrief,
een CV goed voor alle markten en dan massaal insturen naar alles wat
een 'vlotte pen' als trefwoord had. Nein, nein, nein, zo werkt dat
niet. Als ge aan die vlotte pen een heel lange arm hebt, dan lukt het
misschien.
Vakjes
kleuren. Op blauwe kaarten. Denk dat ik dan toch liever
rapportkaartjes kleur, halftijds. 't is vraag en aanbod. Leerkrachten
zijn er tekort. En hoe sneller de leerlingen digitaliseren en
zichzelf uitzappen tijdens de schooluren, en ons onderwijssysteem
hopeloos de feiten achterna holt, hoe meer er leerkrachten tekort
zullen zijn. Dus als ik echt rap zo'n halftijds wil hebben, moet ik
vooral Nederlands willen geven. In Brussel. Het oudercontact is als
leerkracht bijna even brutaal als zo'n VDAB-verhoor, maar het betaalt
toch beter en het sociale stigma blijft iets kleiner. En alle verdere
inspiratie voor www.verkrijt.net
is natuurlijk altijd welkom.
Ook
heb ik van andere schrijver-leerkrachten wel eens de tip gekregen:
print je manuscripten op de schoolprinter, dat scheelt heel wat.
En zo
gaan wij moedig voorwaarts. Bekeken worden als parasiet, dat hoort er
bij, vooral in 't begin. Het verbindt u innig met alle andere
beroepen waar ze in onze maatschappij zo hun neus voor ophalen. Ik
zal later, als Vrouwenalfabet verfilmd is -mijn serieus werk moet
natuurlijk niet rekenen op een verfilming- en er veel volk gegaan is
naar die 'platte film', met veel plezier mijn belastingen betalen. En
in mijn hart zal al dat belastingsgeld integraal naar zowel onderwijs
als kunstenaarsstatuten van koppige wroeters gaan die hun dromen
nooit verraden.
En Kurt Cobain had niet eens een kunstenaarsstatuut. En zie hem hier eens lachen, al die jaren voor Nevermind. Ge hoort mij dus niet klagen. En mijn ego heeft zo om de maand toch wel eens een knipbeurt nodig, want dat groeit anders toch gelijk zot.
Waarom ik de rest van de week een zombie ben (helaas niet in een blockbuster)
De niet commerciële titel: Gelezen :: The Road, van Cormac McCarthy
Ge
zijt pas halfweg als de vetzak snurkt.
Bussen.
Ik haat ze. Bussen van De Lijn, hier in de rodina, het moederland
dus, vermijd ik altijd. Al moet ik vijf kilometer te voet gaan of
meer. Want die bussen voerden mij vroeger naar 't school. En dat
ervaarde ik elke ochtend als een enkeltje Buchenwald. Ge kunt dat
overdreven vinden, ge kunt dat pathetisch vinden, maar het was toch
zo, als overgevoeligaard beleef ik mijn wereld nogal hysterisch.
Maar
soit, bussen dus.
Om
de 1200 km naar mijn vrouw te overbruggen kan ik soms niet anders.
Het
gebrek aan beenruimte, zelfs voor een vestzakschrijver gelijk ik,
veel te weinig, de geur van een turnlokaal waar wel eens gekotst
wordt en de turnleerkracht elke dag rauwe look kauwt, claustrofobie,
licht dat nooit goed zit, schabouwelijk slechte filmprogrammatie, de
onmogelijkheid van slaap, zingende Tsjechen, jengelende kleuters en
snurkers.
Niks
tegen dikke mensen. Ik ben het zelf geweest. Het is rot. Ge wordt het
snel en onverwacht. En vermageren is moeilijk. En sommige mensen
kunnen er ook gewoon niks aan doen. Ge moet maar malchance hebben met
uw hormonen.
Het
chips vretende boeddhabeeldje achter mij, leek er mij wel iets te
kunnen aan doen. Het zal wel een vooroordeel zijn, maar ik had het
direct gedacht toen ik hem zag. Die gaat snurken. Hij had alle
tekenen. Hij had geen boek bij, niks om zich bezig te houden, buiten
zakken chips dan en hij zag er niet verveeld uit. Er zijn van die
mensen die zich nooit lijken te amuseren, maar zich ook nooit lijken
te vervelen. Ze hebben de benijdendswaardige eigenschap dat ze in
alle omstandigheden altijd direct in slaap vallen. Ze zien er altijd
een beetje uit als grazende koeien. Maar ik heb toch liever koeien.
Die snurken niet.
Mijn
maat had mij meerdere keren aangeraden om oordoppen mee te pakken.
Niet dus. Ik ben hardleers in die dingen. Ik vergeet ook bijna altijd
een kussen mee te pakken. En dus zie ik af. En lees ik. 1200 km lang.
Zo'n bus is gelijk een leeszaal met een SS-opzichter voor mij. 't is
lezen of de verveling voelen, de kwelling van willen slapen, maar
niet kunnen.
En
dus vreet ik nogal wat pagina's. Om het een beetje ironisch te
houden, las ik onder andere The Road,
van Cormac McCarthy. U heeft misschien de film gezien. De film is
minstens zo goed als het boek. Zelf vond ik de film zelfs (nog)
pakkender. Het einde blijft idioot, maar het is een goed boek.
Ik
slaap geen minuut echt op zo'n bus. Echt slapen doen de personages in
The Road ook
niet. En aan hun road lijkt ook nooit een einde te komen. Hun doel is
gewoon de zee bereiken. In de heenreis naar mijn vrouw heb ik ook
zo'n schoon doel voor mij, de zee van haar vrouwelijke schoonheid,
zowel vanbinnen als vanbuiten. In de terugreis heb ik dat schoon doel
een pak minder. Dan is er vooral de elasticiteit van fysieke
verknochtheid die gerekt wordt. En dat in een bus dat gelijk een
middeleeuws rektuig op wielen is, maar dan omgekeerd. Ge wordt daar
niet uitgerekt, maar ineengekrompen, ingebokst, uit de kom
geschudderd, verkabouterd.
Over
wat er zo schoon was bij aankomst, kan ik niet uitwijden. Mijn vrouw
is in tegenstelling tot ikzelve gesteld op privacy. Ikzelf heb
helemaal niks met privacy. Ge moogt 't allemaal weten van mij. Wat
zou ik bij God te verbergen hebben? Maar zij is anders, zij vindt dat
er magie verloren gaat als ge alles met iedereen deelt. Voor mij dus
niet, want alles delen, dat lukt toch niet, hoe hard ge ook probeert.
Hoe zou ik u nu kunnen vertellen hoe dat voelt om haar in mijn armen
te hebben? Een heel weekend, een veel te kort lang weekend, vier
dagen lang, met zeer korte pauzes om te eten en de zoveelste stad te
bezichtigen die mij niet interesseert, ik wil alleen haar
bezichtigen. Het zou meer dan één blogpostje vereisen om een klein
beetje mee te geven wat dat zo wil zeggen voor mij: mijn vrouw huid
op huid bij mij hebben, inademen, soortement opvreten, mij bijna
letterlijk in haar begraven (en dan heb ik het veel meer over een
echte begrafenis dan over seks)
Het
woord seks is gevallen, dus ik ga 't over iets anders hebben, want ze
heeft niet graag dat ik daar over schrijf. Boekidee 55.603, waarin
ikke tien prostituées zou interviewen over hun ambt, heeft ze vrij
uitgesproken getorpedeerd, nog voor ik één voet in 't glazen
straatje te Gent had gezet. Nochtans voel ik dat het een goed plan
is. Ik ben bang in prostitutiebuurten. Bang om aanzien te worden als
ene die er moet voor betalen. Heb er nochtans een jaar op kot
gezeten, maar dat was een vrij valabel excuus, en toen ik het kot
huurde, dacht ik dat het glazen straatje wilde zeggen dat er daar
veel winkelruimten waren. Niet dus. Het is toen nooit bij mij
opgekomen om te gaan interviewen. Ik kwam net van school af.
Initiatief dat knijpen ze daar vakkundig uit u. En zo lag de
literatuur godver om de hoek te wachten om geschreven te worden en ik
zat Anna Karenina
te lezen. Dan nog gewoon in 't Nederlands. In 't Russisch had ik er
nog IETS van geleerd.
Mag
het gezegd worden? Anna Karenina
is een kutboek. Nèh. Een kutboek. Het enige wat het minder kut had
kunnen maken, was als er meer kut in voorgekomen was. Zo'n braaf
boekske. En lang. En saai. Waarschijnlijk is 't alleen zo lang, omdat
als ge in den tijd van Tolstoj naar uw vrouw reisde op 1200 km
afstand, ge niet toe kwam met zo'n dun boekske gelijk The
Road. Ocharme 200
pagina's.
Fuck
you, Anna Karenina, ik vond Madame Bovary
veel beter. Al is de boodschap hetzelfde: vrouwen willen doorgaans
wat ze niet kunnen hebben. Nee, vrouwen willen kunnen iets willen dat
ze niet kunnen hebben. Even herhalen, want 't is voor ene keer geen
typfout: vrouwen willen iets kunnen willen dat ze niet kunnen hebben.
Serieus waar. Niet allemaal, maar een bepaald type vrouw is zo. Mijn
vrouw is bijvoorbeeld niet zo. Daarom vind ik haar zo verdomd
fascinerend. Ze heeft wat ze wil en ze is daar onwerelds content mee.
Als iemand de laatste tevredenheid wil bijeen puzzelen, moet die
persoon zich dringend begeven tot mijn vrouw, want zij heeft nog een
beetje. Een beetje veel, voor zo een slanke madame.
Zelf
ben ik altijd wat bang geweest van tevredenheid. Tevredenheid dat wil
ook zeggen dat ge niet rebelleert. En al te schreeuwerig rebelleren
gaat mij niet af, ik ben toch vooral zo'n salonkamerrebel, maar niet
rebelleren dat gaat mij nog slechter af. Dus nee, tevredenheid, het
gaat niet. Maar ik draag doodgraag bij tot de tevredenheid van mijn
vrouw. Ge moet haar eens zien groeien als mens, als ge liefde kunt
geven aan een vrouw die dat apprecieert. Ik laat mij al eens
wijsmaken dat westerse vrouwen dat niet meer kunnen, zich laten
beminnen. Ik heb in geen jaren iets gehad met een westerse vrouw, dus
ik kan het u niet vertellen. Het zal wel zever zijn. Maar ik beklaag
mij niet dat ik 1200 km moet reizen om mijn vrouw te zien, want ik
zie hier nooit een vrouw, die zo vrouwelijk is als ginder, in den
Oost. Ja, wel in Charleroi, als ik geland ben, en één van die
Slowaakse langpootmuggen (die meer bloed geven, dan zuigen, en 't
pikt niet) mij de weg vraagt. Dan weer wel. Ik weet niet goed wat ze
ginder anders doen met vrouwen, maar ze hebben van alle markten
altijd 't beste in huis. Misschien omdat ze in den Oost zo veel
ervaring hebben opgebouwd met aanschuiven voor winkels. Kijk zie, er
kan nog een anticommunistisch grapke af. Dat is gelijk negers die
mekaar niggers mogen noemen, als soortement marxist (ge moet op
mij geen label plakken, ik ben geen potteke van de apotheker) mag
ik daar mee lachen he.
Maar
dus het punt. Nee, er is geen punt. Ik heb twee keer kort naeen een
ganse nacht niet geslapen, twee keer kort naeen 20 uur bussen, van de
ene in den andere, mijn concentratie is nog slechter dan anders, ik
slaapwandel de rest van de week nog om wat te recuperen. Het ligt
niet zozeer aan weinig slapen, dat ben ik redelijk gewend, het ligt
aan in die bus zitten, aan slecht eten, aan veel koppijn, aan een
boel ergernis aan snurkende chipsfanaten, aan een reeks folterfilms
(twilight, harry potter, united 93) op die bus.
Met
mijn vrouw in bed, spelen op de achtergrond ook altijd films. Om enig
gekraak te overstemmen. Ofwel het kraken van de vorst buiten of dat
van het bed binnen of omdat we allebei de gewoonte hebben om iets te
moeten zien als we eten. Ook rotslechte films. Gelijk The Vow, The
girl next door, the Notebook (de enige film over dementie waar ge
dement van wordt) en onbedoeld toch weer dolkomisch: the war of the
worlds.
En
dat is louterend, zo'n flutfilmruis op den achtergrond. Ge kunt grof
geld verdienen met brolverhaatjes te schrijven, dan moet ge toch
minstens uw boterham kunnen verdienen met doorwrochte verhaaltjes,
nee? En voor even hebt ge hoop dat ge toch kunt leven van die pen. Ge
kunt altijd nog verhuizen naar Hollywood en een shitverhaal schrijven
over een vampier die dementeert en niet meer weet dat zijn dochter
ook zijn tante is of zoiets, met veel detail voor kostumering. Er is
altijd een plan B. Of was dat al plan V?
En
zelfs in die shitfilms wordt men al eens kwistig met de filosofie die
ge hier wel eens geleverd krijgt door de Bond Zonder Naam. In Girl
next door vragen ze: is
the juice worth the squeeze?
Ik kan even geen bussen
meer zien. En ik heb weer de heilige eed gezworen dat ik nooit nog in
zo'n bus stap voor 20 uur. En mijn maat heeft weer gezegd: jongen,
binnen de maand zit ge daar weer op. En gelukkig is hij één van
die weinige maten, die ik zonder veel wrevel gelijk kan geven.
En
The Road
is een goed boek. Dat u iets leert waar ik zowat dagelijks voor buis:
de kleine dingen appreciëren. In de post-apocalyptische wereld van
The Road
wordt een klein beetje eten, fruit uit blik of wat champignons, plots
een groot festijn. Het zou schoon zijn moesten we dat met z'n allen
vaker kunnen, die kleine dingen appreciëren. Ik kan het dus niet,
dus ik kan er niemand toe verplichten. Maar ge hoort mij komen: als
ik bij mijn vrouw ben, kan ik het toch weer wel, dan moet de
zweterige tredmolen van de ambitie heel even niet draaien, even geen
bij het haar getrokken napoleontische wensdromen, en dan is er die
ouwe zak in the Notebook
die in de intro zegt: ik heb nooit iets speciaals gedaan, tenzij
één iemand echt graag gezien, en voor mij is dat altijd genoeg
geweest
Hij
schopt in mijn ballen met zo'n uitspraak. Als ze in 'Troy'
aan Achilles voorstellen: leven en braaf een gezinneke stichten, of
vertrekken naar Troy en zeker dood gaan, maar nog een paar duizend
jaar herinnerd worden, dan snap ik veel te goed waarom hij direct
vertrekt. Ik zou ook nog nooit mijn bagage bij elkaar gegooid hebben
bij zo'n voorstel. Maar, ja, ge weet het al, bij mijn vrouw kruipt
dan toch de twijfel binnen. Haar graag zien, is misschien toch het
beste dat ik ooit zal presteren. Niet dat er veel prestatie aan is,
want het gaat vanzelf, zelfs de haat tegenover skype, zelfs de
bushaat, de reisangst, de gemiste slaap, de gemiste driften, al dat,
het gaat allemaal gemakkelijker dan ik graag beklaag.
Ik functioneer de rest van de week niet, en ik kan de wallen onder mijn ogen weer bezigen als beenwarmers, maar the juice was very much worth the squeeze.
Een langeafstandsrelatie. Don't try it
at home. Zou niet lukken ook. Tenzij ge een héél groot huis hebt,
en zij in de achterste kamer zit en gij in de voorste en ge de
tussendeuren op slot doet. Maar dat doen al heel wat mensen en dat
heet geen langeafstandsrelatie maar een klassiek huwelijk.
Het kost mij de grootste moeite om deze
foto van haar van Facebook te plukken en hier op te laden. Ik probeer
er zo weinig mogelijk naar te kijken. Want foto's van mijn vrouw zien
zonder haar te kunnen vastpakken, dat hakt door mijn middenrif gelijk
een botte zeis. 'About a girl' van Nirvana blaast hier vroeg op de
ochtend door de boxen. De hond kijkt mij weer iets angstiger aan dan
anders, maar het moet, Sloeber, het moet.
Al was het maar voor de lijn: 'Ik kan u
niet elke dag gratis zien'. 't is waar, ik spring sebiet den zuur
betaalde bus op ergens in Brussel, ik moet nog checken waar, om 1200
kilometer te overbruggen. Oostwaarts. Operatie Barbarossa in 't
klein. In zo één van die verschrikkelijke bussen,waar zelfs een
Hobbit als ik te weinig beenruimte heeft. Hell on wheels. Waar ge als
het tegen zit, vlak voor een jengelende kleuter zit, die de HELE reis
weent en jankt en om zijn moeder zeurt. En klappen krijgt van zijn
nonkels. De hele familie leek mij mee, behalve de moeder. Ik heb niks
gevraagd, want ik wilde samen met de hele bus die kleine jengelbak in
de kofferbak rammen. En dan vonden we onszelf nog zeer humaan.
Nochtans kon ik die jengelbak
natuurlijk wel snappen. Ik roep elke dag om mijn vrouw. Op 1200
kilometer van hier. Vooral 's morgens als ik wakker word, met de
zoveelste paniekaanval. Die ik nooit heb als ik naast haar wakker
word. De enige anxyliolitica zonder negatieve bijwerkingen zitten in
haar geur.
Ik mis haar zo hard, dat ik heel hard
mijn best doe om haar te vergeten. Zij bestookt mij dan met mails en
smssen. Contact op lange afstand maakt het voor haar allemaal wat
draagelijker, maar voor mij maakt het al dat gemis juist veel erger.
Ik weet niet of het is, omdat ik een man ben, maar ik heb zo'n knop
waarmee ik mijn gevoelens in sluimertoestand kan zetten. Misschien is
het die knop die oerventen omdraaiden als ze op jacht gingen en
achter mamoeten gingen hollen.
Ik kan dagen, weken, maanden, niks
voelen. Ik ben dan wel in een rothumeur en lach niet meer, maar ik
voel dan toch dat gruwelijke gemis niet, alsof ze mijn hart onder
mijn voetzool hebben gebonden. Foto's van mijn vrouw doen mij meer
zeer dan eender welke fysieke pijn die ik ooit gevoeld heb, die keer
dat ik ver dood was aan acute appendicitis inbegrepen, want toen had
ik koorts en begon ik te hallucineren. Van walrussen om de een of
andere onopgehelderde reden. Als ik naar foto's van mijn vrouw kijk,
hallucineer ik ook, maar dan van tijdelijk onbeschikbaar geluk.
Geluk, dat is een vies woord geworden. Daar loopt ge in deze tijden
niet mee te koop. Ge wilt toch geen ogen uitsteken. Maar als ik bij
mijn vrouw ben, ben ik gelukkig. En dat is zeer uitzonderlijk en
uitsluitend haar verdienste, want ik heb absoluut geen talent voor
geluk. De mannetjes in mijn kop die aan de lopende band endorfines en
serotonine en van die andere natuurlijke pep moeten zitten
produceren, die doen hun werk niet, dat zijn tamzakken. Ze schieten
alleen wakker als mijn vrouw in de buurt is. En Nirvana op het
luidste volume krijgt hen ook nog wel wakker, en acht kilometer lopen
wil hen ook nog wel eens responsabiliseren, maar werken doen ze
alleen als mijn vrouw in de buurt is. De opzichtster van mijn
endorfineproductie. Kijken naar foto's van mijn vrouw, is als een
drugsverslaafde voor een etalage met hopen zuivere cocaïne ter grote
van het Tatragebergte zetten en dan zijn neus dicht plakken met
secondelijm.
Mijn vrouw weet dat maar al te goed. Ze
heeft de achtergrond van mijn gsm ingesteld op een foto van haar. Ze
deed dat telkens wij een een moment geluk veroverden op een
onverschillige geografie. Ik deed die foto telkens ze de deur uit
was, direct weer weg. Maar ze zette die koppig weer terug, dus laat
ik hem nu staan. Ik ben er blind voor geworden. Ik merk enkel nog dat
oranje vlak van haar strakke T-shirt op. Dat is al erg genoeg. Dan
vindt ze het vreemd dat als we samen zijn, ik haar onafgebroken
aanstaar, ook als we films zien, ook als we over straat lopen en zij
mij moet wegtrekken, zodat ik niet tegen verlichtingspalen loop. Bij
mijn vrouw ben ik hoogstens eens triest, omdat mijn pa haar nooit zal
ontmoeten. Ge gaat dit niet geloven, maar als ik mij als kind mijn
vader voorstelde met een andere vrouw dan mijn moeder, dan stelde ik
mij een vrouw voor die in alles geweldig goed lijkt op mijn eigen
vrouw. Wie mij een klein beetje kent, is het al kotsebeu gehoord,
maar ik heb 't hardnekkige doel om het leven te leiden dat mijn vader
had moeten hebben, maar te getraumatiseerd voor was. Daarom spreek ik
ook nooit tegen zijn moeder, mijn grootmoeder, want ik steek het op
haar dat mijn vader gestopt is met leven rond zijn 25 en dan
uitsluitend bleef rondlopen om de sputterende levensvonk door te
geven aan mij. Technisch gezien ben ik een fysiek minder geslaagde
kloon van mijn vader. Maar goed, we gingen het hebben over waarom ik
niet naar foto's van mijn vrouw kan kijken. Ik had ook haar status
updates op Facebook verborgen. Dat vond ze toch wat te ver gaan, maar
ik wil niet herinnerd worden aan geluk dat niet binnen handbereik is.
Ik ben van de fastfoodgeneratie, ik kan totaal niet om met
uitgestelde bevrediging. Alles moet nu, direct en onbeperkt.
Later als we eindelijk in het zelfde
huis wonen en er nooit meer dan 30 km tussen ons in zit, en nooit
langer dan tien uur scheiding, mag het huis vol hangen met foto's van
haar. Dat zal zij niet fijn vinden, want ze is niet ijdel. Ze vindt
het al hoogst vervelend dat ik hier over haar schrijf. En haar
schoonheid roemen dat verdraagt ze niet, wat haar zo siert dat ik het
alleen maar nog meer wil doen.En dat ik hier onaangekondigd een foto
van haar op mijn blog zwier, gaat mij gegarandeerd een kwaad
telefoontje opleveren, van zodra ze het gezien heeft.
Mijn broer die is ook met een
Slowaakse. Wij hebben paralelle levens. Met accentverschillen. Ik
klaag over de afstand tussen mij en mijn vrouw. Hij klaagt over de
afstandelijkheid van zijn vrouw. Als ik mag kiezen, dan toch liever
het eerste. Sorry Brat, dat ik dat hier nu zo bot op mijn blog zet en
niet in een mail. Ik mail al genoeg, zie ge. Mijn vrouw en ik slagen
er toch minstens een paar dagen per week in om closer te zijn dan de
meeste koppels die elke dag samen zijn. Rondom mij zijn de huwelijken
als de kopjes in een Antwerpse porseleinenwinkel waar in '44 een V2
raket is op neer gevallen, ergens in de buurt van cinema Rex. Ze
breken allemaal. Ik heb dit jaar meer koppels uit elkaar zien gaan,
dan gevormd zien worden. Ik bel ze niet om het te zeggen, maar ze
gaan allemaal kapot aan een stupide niveau van communicatie. Die
koppels kunnen niet praten. Ze houden meer verborgen dan ze delen.
Als je met 1200 kilometer weerstand zit, en je praat niet, dan heb je
helemaal geen relatie meer. Mijn vrouw en ik zijn zeer bedreven
geworden in communicatie. Het is niet eens zo moeilijk. Je zegt wat
je denkt, ook als het botst. En we vinden altijd wel een woord voor
wat we willen zeggen, want samen spreken we een stuk of tien talen.
Het stomste dat we kunnen doen, is al dat gemis vergeten. We zouden
al dat gemis liefst in een doos stoppen. Als we later mekaar dan
eindelijk eens op de zenuwen werken en dat snertvervelende Engelse
woord 'space' nodig hebben, kunnen we die doos nog eens opentrekken
en terug weten wat voor concentratiekampgevoel het was, om niet bij
elkaar te zijn. Al die onnozele koppels die zo gemakkelijk uiteen
gaan, zouden ze enkele weken of maanden voor hun breuk moeten
verbannen, elk apart naar een verschillend afgelegen eiland. Het moet
niet eens een eiland zijn, als ze maar heel ver van elkaar zitten. En
laat ze het dan maar uitklaren.
La
distance est
à l'amour
ce que le vent est
au feu:
Elle éteint
le petit.Elle attise
le grand.
En
dus spring ik straks op een bus. En dus heb ik tot mijn schade en
schande alweer om vrije dagen moeten bedelen. En dus zit ik straks in
zweetgeur en gejengel met een stewardess die mij om de vijf minuten
komt vragen of ik iets nodig heb (NEE, ALLEEN MIJN VROUW EN EEN BED),
verdiept in vier à vijf boeken die ik meesleur. Onder andere
'Vrouwen'
van die attente Fons Burger. Ik hoop voor hem dat één van die
vrouwen die hij beschrijft, ook zo'n vrouw is waarvan de foto te veel
schittert van te felle schoonheid, als een scalpel die vakkundig elke
beschermlaag fileert en je blootstelt aan alle ongure elementen van
de liefde die nooit zo volledig kan bezitten als ze zou willen.
Vooral niet met een antitankgracht van 1200 kilometer breed. Mijn
vrouw en ik geven even veel uit aan reizen als andere mensen aan de
huur of de hypotheek. Met die troost dat wij op 1200 km nog altijd
samenleven en die andere koppels toch vooral naast elkaar leven en
wij in één weekend genoeg schade inhalen om op onze tachtigste
vredig te kunnen heen gaan, wetende dat we alles hebben gepakt wat
te krijgen viel. Het eerste wat ik doe als we eindelijk op minder dan
3 uur reizen van elkaar zijn (onder de 250 km spreken wij al van een
dichtbijrelatie), is skype van mijn computer smijten. Terug opladen
en NOG EENS VAN MIJN COMPUTER SMIJTEN. En daarna print ik elke
bestaande foto van mijn vrouw af en behang ik de muren.
Ergens
morgenvroeg, ergens in Tsjechië vindt een clash van een omhelzing
plaats, die ge normaal inderdaad alleen in films ziet, om een lijn te
pikken uit een song waar mijn vrouw haar Nederlands mee oefent.
De attitude van Ramones. Dingen
simpel houden. Volle kracht vooruit. Niet kijken naar beperkingen.
Gewoon je ding doen. Wars van alle trends en modegrillen. Bij de
essentie blijven: vlammende punkmuziek spelen. Of dat nu veel geld
oplevert of niet. Fuck you. Gewoon je ding doen.
Van zodra ik die eerste keer, toen ik
vier was, die plaat hoorde End of the century was ik verkocht.
Rock N roll high school. Waw, een nummer waar ze op het einde een
school opblazen. Zou ik als kind geweten hebben dat het niet echt
was? Of dacht ik dat die vier langharige kerels op de rode hoes (mijn
favoriete kleur) echt een school hadden opgeblazen? Geen idee. Ik
haatte school toen al en die mannen waren mijn nieuwste helden. Of ze
die school nu echt hadden verpulverd of niet. Als het niet met
explosieven was, dan hadden ze die school zeker tot puin geblazen met
hun muziek. Wat een geluid.
Van die dag af wilde ik lang haar
hebben. De kapper werd een no gone zone. Mijn moeder knipte mijn
haren terwijl ik sliep. Dat moest in twee nachten, want ze kon elke
nacht maar één kant doen. Voor één dag liep ik er dus meer
punkachtig bij dan ik zelf kon vermoeden. Ik kan mij geen pesterijen
herinneren. Misschien sloegen mijn klasgenootjes wel veel harder dan
ik mij inbeeld.
Bij een instant verliefdheid op de
Ramones hoort vanalles bij. Je houdt als fan van de Ramones
niet van onnodige bullshit. Administratie kan je kloten kussen.
Stropdassen en kostuums horen ritueel verbrand te worden. Natuurlijk,
zo'n punkoutfit is ook een uniform. Maar dat snap je als jonge mens
nog niet. In het begin zie je die leren jekkers en jeansbroeken nog
als anti-kostuums.
Het echte conformisme zit nooit in je
kleren, het zit vanbinnen natuurlijk. Het heeft lang geduurd voor ik
dat snapte. Voor ik er kon mee spelen. Ik begon het met vallen en
opstaan te leren. Toen ik als politiek officier op een ambassade
werkte, droeg ik wel een kostuum. En graag. Wat een grap. Ik die voor
een ambassade werkte. En gewoon om ietwat trouw te blijven aan mijn
afkomst, daagde ik de helft van de tijd toch op in ongestreken,
sjofele kleren. Mijn bazen hebben er nooit wat van gezegd. Alleen zei
mijn directe overste eens: mij kan het niet schelen. Misschien wel
moest ik je moeten aanwerven voor een functie bij een bedrijf waar je
met klanten moet omgaan.
Als je ouder wordt dan 27 lijkt
conformisme onvermijdelijk. Je wil toch een beetje rust en
stabiliteit en je wilt een beetje geld verdienen. Al die dingen
verliezen, omdat je zo nodig stoere kleren wilt dragen en het
invullen van formulieren wil vermijden, dat wil je niet. En je gaat
je gedragen als een kleine pony van Troje. Je draagt nette kleren en
je smokkelt het anticonformisme toch mee naar de werkvloer. Die hekel
aan administratie, te veel beperkende regels en te veel hypocrisie.
Maar ben je zelf niet hypocriet? 'The
nine to five world ain't no place for me', zingen de Ramones.
Kun je die lyrics nog meekwelen zonder dat je hart bloedt? Als punker
nette kleren dragen en je aard verstoppen? Is dat pragmatisch zijn of
jezelf in de uitverkoop zetten? Het zijn vragen die je na een tijd
onbeantwoord laat. Want de gasfactuur moet betaald worden. En je laat
je vangen door comfort en luxe en stabiliteit en status. En je
vergeet dat de grote voorbeelden van rags to riches net die
mensen zijn geweest die zich nooit geconformeerd hebben. Met
doorgedreven conformisme schraap je al vrij snel een mooi
maandsalaris bij elkaar. Met doorgedreven, authentiek anticonformisme
kan je soms wel eens schatrijk worden. Maar ja, de kans is wel klein.
Ja, na je 27ste begin je de dingen nogal simpel op te delen: dingen
die tot geld leiden en dingen die niet tot geld leiden. De eerste
bezorgen je stress en de tweede bezorgen je schuld. Gevangen tussen
twee vuren. Het maakt je mentaal kapot, dat halfslachtig laveren, dan
eens tegen de stroom dan eens met de stroom mee. Tegen de stroom in
verga je van angst en kan het eenzaam zijn en met de stroom mee is
het verstikkend en kots je van jezelf. Noch zalm, noch karper.
En op een dag, als je 56 bent,
verzwelgen de golven je en pleeg je zelfmoord in je bed. 29 jaar te
laat voor die afspraak met de voetnoten van een geschiedenisboek. En
als laatste gesel zie je nog eens je leven aan je voorbij gaan. Hoe
het had kunnen zijn. En het is een illusie dat je zelfmoord pleegt.
Je sterft aan angst. En de Ramones die sterven ook één voor één, zo ongeveer op dezelfde leeftijd, aan net het omgekeerde van angst: aan leven zonder remmen.
âIk heb zo'n maat, zie je, hij geeft mij het gevoel dat ik meer wilde dan ik kon stelen.â
Wie raadt uit welke song de titel komt,
krijgt een gratis en gesigneerd exemplaar van Kladderadasj.
Spelfouten incluis. Voor een redacteur was geen geld.
Die maat van mij werkt in een
call-center. Dat is één van de vele jobs waar ze mij wel zouden
voor aannemen, maar dan alleen om mij een eind op weg te helpen
richting zelfmoord. Niet omdat ik mij daar te goed voor voel. (god
ja, misschien wel, maar zoiets mag je niet openlijk toegeven en al
zeker niet op een blog) Maar omdat ik het gewoon niet zou kunnen. Ik
lijd aan chronisch dagdromen. Ik ben negentig procent (optimistisch
afgerond) van de tijd verward. Ik sla in de zelfde tekst Oeganda en
Uganda door elkaar. Ik schrijf foto's als fotos, omdat ik mij inbeeld
wat er had kunnen gebeuren als Pickett's charge succesvol was
geweest. Ik heb gegoogled, maar Alternative History Obsession
Syndrome bestaat niet, dus ik houd het bij onzinnige dagdromen. Wel
wreed plezant, maar slecht voor 't werk.
Ik volg niet graag protocollen. Dus
ofwel gooien ze mij daar in dat callcenter na een week buiten, omdat
ik met de mensen hun voeten rammel of via de telefoon psychiater
speel in plaats van de mensen een gsm-abonnement aan te smeren, ofwel
neem ik de trein naar het overbevolkte Walhalla, voor mislukte
schrijvers, dat wil zeggen: spring ik er voor. Ik ben zo'n mens die
liever dood is dan zijn goesting niet krijgt. Zo'n soort one man do
or die command. Genetisch onderzoek moet nog uitwijzen of ik Japanse
kamikazegenen heb.
Echter. Ik wilde het echter niet over
mij hebben. Ik wilde het echter over die maat van mij hebben. De
allereerste keer dat ik hem in levende lijve zag, gaf hij mij een
boek cadeau. Geef toe, hoeveel mensen ken je die je bij je
allereerste ontmoeting meteen een heel boek cadeau deden? Hij schreef
er iets in. In het Spaans. Het boek was 'Young Stalin'. Een
andere maat van mij is het nu aan 't lezen. Zijn eigen exemplaar,
want boeken met een Spaanse dédicace leen ik niet uit. Die andere
maat zegt dat hij bij 't lezen constateert dat ik op Stalin lijk.
Misschien was Stalin op 22 juni 1941 ook wel gewoon aan 't dagdromen.
Misschien bedoelt hij dat wel, die andere maat van mij.
Hij is gigantisch groot. De
callcentermaat. Ik heb een ego ter grootte van zijn lichaam en hij
heeft een ego ter grootte van mijn lichaam. Dat schept toch een band.
Zelfs al krijg ik nekpijn als ik twee uur met hem sta te babbelen.
Gebeurt niet vaak dat wij praten. Want mijn maat werkt in een call-center. Hij is
daar zelfs supervisor. Zijn carrière gaat daar even vlot omhoog als
de lul van een 13-jarige die www.youporn.com
ontdekt. Dat werk slorpt hem nogal op. Logisch, want ze zijn daar
onderbemand en onderbevrouwd. Wie wil er in godsnaam in een
callcenter werken? Hij dus. En hij heeft veel zin voor
verantwoordelijkheid, is intelligent en werkt hard.
Ik vind hem erg fascinerend, want
natuurlijk is het niet zijn grote droom om in zo'n telefonisch
wespennest te werken. De crisis in Spanje bracht hem naar hier. Ja,
hij is opgegroeid in Spanje. Het werklozenbureau bevond zich op
enkele straten van zijn appartement, maar op een dag stond de rij
wachtenden tot onder zijn raam. Toen heeft hij zijn koffers gepakt en
is hij teruggekeerd naar België.
Hij is dichter. Ik bedoel, niet dichter
bij België of zo, ik bedoel poëet. Daarmee is hij uniek. 't valt
toch sterk te betwijfelen dat er veel dichters in call-centra werken.
Hij heeft altijd een Moleskin bij. Kent u dat? Dat zijn van die hippe
notitieboekjes die helemaal anders zijn dan alle andere
notitieboekjes op de markt. Ze zijn namelijk tien keer zo duur. Naar
't schijnt had Hemingway ook zo'n Moleskin. En als Hemingway zoiets
aangeraakt heeft, dan mag je het tiendubbele vragen. Ik heb er ook
eens zo eentje gekregen. Een cadeau van een schrijfster. Ja, ja, dat
merk Moleskin is hot in het literaire bedrijf. Mijn toenmalige vrouw
heeft het gebruikt voor haar dieet. Ze noteerde er wat ze elke dag
at. Historisch niet geheel wonderlijk, want Hemingway gebruikte het
alleen om op te schrijven wat hij elke dag zoop.
Die maat van mij is dichter, werkt in
een call-center, heeft een passie voor maritieme oorlogsvoering,
leest alles over Wereldoorlog Twee en is een hele zware en serieuze
bodybuilder. Een van zijn favoriete documentaires is 'pumping iron'.
Een andere maat van mij doesn't like to pump iron, but does like to
iron his pumps, maar dat is weer een ander verhaal. Als ik moe ben,
dwaal ik naar alle kanten, behalve naar mijn bed.
Toch bizar. Zo iemand in een
callcenter. Als ik zelf gebeld word door call centers heb ik de
vervelende neiging om de vraag te stellen: werkt u graag in een
call-center? en als het dan even stil is, een antwoord krijg ik
nooit, vraag ik wanneer bent u gestopt met dromen? Dan reageren
ze heel verward. Ze willen dan wel ophangen, maar dat is tegen het
protocol. Normaal hangen ze op als je zegt dat het je niet
interesseert. Maar het interesseert mij juist heel erg. Wanneer zijn
deze mensen gestopt met dromen? Wanneer hebben ze hun ziel begraven
en zijn ze naar zo'n call-center getrokken? Ik projecteer wellicht te
veel. Misschien zijn er mensen die zo'n job graag doen. Na een
belletje richting mij schijnt er wel eventjes een dipje in hun
motivatie te registeren te zijn.
En dan doe ik hen een plezier en hang
ik op. En dan denk ik aan mijn maat, die mij mails belooft, maar
verzuipt in het werk en verantwoordelijkheden. Ik heb niet zo'n last
van al die verantwoordelijkheden. Dat komt zo. Ik vroeg aan mijn pa:
hoe word je eigenlijk ooit zo succesvol als The Beatles? En
mijn pa zei: Lang genoeg niet willen werken. Zo heeft Hitler
het trouwens ook tot dictator van het machtigste land van Europa
geschopt: lang genoeg niet willen werken. Het is een feilloze
strategie. Sylvester Stallone deed het trouwens ook zo. Geen job
aanvaarden tot hij een bekend acteur was. Do or die. Ik heb dat
graag. Het maakt van onverantwoordelijkheid een feilloos business
plan.
Mijn callcentermaat die dichter is en
oorlogsvoering op zee tof vindt en in Spanje is opgegroeid en ook
heel graag foto's neemt en een fitnessdiploma heeft en een
kruisvaarder tegen kinderprostitutie is en een bodybuilder is en de
gestalte van een SS-officier heeft, leidinggevende capaciteiten
inbegrepen, die werkt zich te pletter, in een sector die hij niet
wilde. Hij wilde werken voor de VN of vrijwilligerwerk doen in een
derdewereldland.
Waarom zit ik te wachten op een mail
van hem?
Als ik mag kiezen tussen hem als zoon
of mezelf als zoon, kies ik hem. Er zal in huis allicht een pak
minder gelachen worden, maar er zou veel meer stabiliteit zijn en
minder of zelfs geen cynisme. Er zou heel wat minder geschreven
worden, maar waarschijnlijk veel meer gedaan en op geschrijf zit toch
echt niemand te wachten. Ook al noemt hij mij de scherpste pen die
hij kent. Veel pennen kent hij niet. Het zijn van die complimenten
die je niet mag geloven, zoals je ook niet al te luxueus moet gaan
leven, want dat verweekt alleen maar.
Hij is ambitieus zonder nijdig te zijn.
En hij zit er niet mee in om via omwegen zijn ambities te
verwezenlijken. Ik ben toch meer het soort dat zich opblaast bij een
checkpoint als ik mijn goesting niet krijg. Dat heb ik niet gezegd,
dat heeft een schrijfster mij ooit gezegd. Die van de geschonken
Moleskin.
Ik ben wel nijdig. Fluogroen nijdig. De
hele zomer lang heb ik nijdige dromen gehad over D.V. uit Wallonië.
Nu wijst een programma op internet dat je schrijfstijl linkt aan
sommige schrijvers uit dat mijn schrijfstijl het beste lijkt op D.V.
uit Wallonië. Iets dat ik al mag horen van kennissen nog voor ik
wist dat D.V bestond en nog lang voor ik wist dat D.V., geboren en
getogen te Aalst, in Wallonië woont. Beter zo, dan hoef ik hem niet
tegen te komen als ik nijdig langs de Dender loop. Misschien wacht
ik daarom wel op de mail van mijn maat. Waarvan ik meer wilde dan ik
kon stelen. Om dat van die scherpste pen nog eens te horen. En dan
kan ik hem zeggen dat ik hem niet geloof, maar dat het toch prettig
is om horen. Zoals je soms ook eens in een vijfsterrenhotel gaat
slapen, voor die ene keer, gewoon om te weten wat het is, zo'n leven
met vijf sterren.
Gelezen:: Jonge honden: is er nog toekomst voor de journalistiek?
In dit slanke, maar echt opvallend
relevante boekje bundelt journalist Geert Zagers tien interviews met
jonge en zeer ambitieuze collegas, maar ook met een reclamejongen
en een erg creatieve ondernemer. Een diverse bende, van eeuwige
optimisten tot nuchtere analysten, met enkele zeer eigengereide
jongens en meisjes. (o ja, ik werd geregeld groen van jaloezie)
Het resultaat is een rijk gevuld kookboek met
interessante recepten om de journalistiek te herbronnen en te
vernieuwen. We lezen hoe het internet en andere nieuwigheden het
journalistieke veld drastisch hebben veranderd. We zien ook hoe de
meeste media gewoon eindeloos teren op de snelle berichtgeving van de
grote persbureaus, wat tot churnalism leidt, in plaats van tot
echte journalistiek.
Churnalism, afgeleid van het Engels werkwoord
'to churn': altijd maar in het potje roeren aan de oppervlakte van de
nieuwsgaring, zonder de tijd te nemen om diep te graven. U kent het.
U vindt het op elke nieuwssite. Doe de test. Neem een artikel over
een opvallend nieuwsfeit en je vindt het zelfde artikel op minstens
vijf verschillende krantensites. Hoogstens is de titel een beetje
omgebouwd.
Ook lezen we over de vele mogelijkheden van het
internet. Vaak blijft het echter bij de mogelijkheid, want er zijn
nog geen degelijke business modellen om die mogelijkheden om te
zetten in wat onze maatschappij zo graag hoort: het rinkelen van de
kassa.Er wordt nogal gefocust op het winst slaan uit
nieuwsgaring. De toekomst van nieuws is blijkbaar vooral afhankelijk
van de mogelijkheden om reclame-inkomsten te genereren. Tegelijk
wordt gelukkig gezocht of er nog mogelijkheden zijn om diepgravende
kwaliteitsjournalistiek te brengen. Een terugkerende discussie is
ook: moet nieuws gratis zijn of niet? Zelf ben ik eventueel te winnen
om te betalen voor mijn nieuws. Dan wel op voorwaarde dat de krant
niet naar de pijpen danst van de adverteerders. Anders heb ik mijn
nieuws liever gratis. Ik ben krenterig als het aankomt op het kopen
van kranten en tijdschriften. Nochtans geef ik veel te veel geld uit
aan boeken.
Ik betrapte mezelf op de vreemde reflex: ik ben zo
ongeveer verslaafd aan nieuws. Ik check minstens elk uur wel een
nieuwssite, maar ik weiger ervoor te betalen. Als mijn hele generatie
zo is opgegroeid, dan lijkt het mij onmogelijk om nieuwssites
volledig betalend te maken. Dan moeten ze de beste artikels en
interviews bundelen in boekvorm, want dan wil ik het blijkbaar wel
kopen. Consumenten zijn vreemde beestjes. Zei ik nou consumenten?
Consumeren wij nieuws? Is nieuws een product geworden? Dat was het
waarschijnlijk al sinds de eerste krant. Dit boekje leert je wat bij
over nieuws. Iets wat dagelijks op ons afkomt, of we dat nou willen
of niet en eigenlijk weten we helemaal niet hoe het tot stand komt.
Kort samengevat is jonge honden een
adrenalinestoot voor elke ambitieuze journalist die een passie heeft
voor zijn vak. En voor leken die willen weten wat ze consumeren. Of
het nu voedsel is of brainfood zoals nieuws.
Geen boek om te lezen, maar om te verslinden.
Om evenjes de slogan van uitgeverij EPO te jatten.
Jonge Honden, is er nog toekomst
voor de journalistiek? (2009), van Geert Zagers uitgegeven
door Van Halewyck. 192 pagina's.
Tags:William Peynsaert, journalistiek, business modellen, nieuwssites, churnalism
niet EEN stompzinnige interesse, maar TWAALF stompzinnige interesses
Het zijn zo van die bekentenissen die je beter niet doet, als je wil dat ooit nog iemand je serieus neemt. Erger dan mijn interesse in
geschiedenis, is een interesse in astrologie. Nochtans, als ik met
iets geld kan verdienen, is het astrologie. Maar dat durf ik dan weer
niet, ik ben zo'n brave mens, ik zet de mensen niet graag in 't zak,
al is dat eerlijk gezegd mijn grootste talent, een talent dat ik
nooit aanwend. I'm worst at what I do best, zong Kurt Cobain
(Vissen)
Het gaat ver die stompzinnige
interesse. Ik ken van zo ongeveer alle bekende (nou ja, bekend voor
een aantal Amerikaanse geeks en 1 Belgische geek) generaals uit de
Amerikaanse Burgeroorlog de sterrenbeelden. Daar zijn twee obsessies
met elkaar verweven geraakt. Ik ken het sterrenbeeld van mijn
vrienden (waar zeer bewust geen enkele Tweelingen toegelaten wordt).
Ik ken het sterrenbeeld van mijn collega's. Van Belgische politici,
van een hele sliert schrijvers. Hoera, telkens er een Vissen tussen
zit, zelfbevestiging, hoezee.
Meestal klopt het. Meestal hebben ze
net die eigenschappen van hun sterrenbeeld. Dat kan aan mij liggen.
Pure perceptie, gefilterde focus en self-fulfilling prophecies van
mijn kant. Rationeel besef ik dat. Emotioneel laat ik er mij toch
door leiden. Vandaag ontdekte ik dat eentje geen Waterman is, zoals
ik dacht, maar Maagd. Ik vond de collega in kwestie op slag
sympathieker. Dan besef je toch dat je te ver gaat in een interesse.
Zelf ben ik Vissen, die hun ongeschreven slogan is: een klein
beetje te veel is juist genoeg voor mij.
En dus check ik, die volgens de
modernste criteria op zijn minst in theorie als een klein beetje
intelligent wordt gecategoriseerd elke dag mijn horoscoop. Die van de
Metro vind ik bijvoorbeeld heel goed. Ik check hem in 't Frans, zo
leer ik toch ook iets nuttigs door mijn stompzinnige interesse. En in
't Duits op internet. Hoe een stompzinnige interesse goed kan zijn
voor je talenkennis. Maar het is fout, dat besef ik. Als baas zou ik
nooit een Tweelingen aannemen, waarschijnlijk nooit een Leeuw, tenzij
om mij een beetje op te vrolijker, maar niet om echt werk te
verrichten, allicht nooit een Waterman en ook geen Weegschaal. Ik heb
het niet zo voor luchttekens. Maagden bij de vleet, om de details
netjes te krijgen. Liever geen stier, tenzij voor bepaalde functies.
Heel graag één Kreeft. Niet meer, want Kreeften maken elkaar
onderling kapot. Vooral vrouwelijke Kreeften. Enkele mannelijke
schorpioenen. Als ik wil dat er flink geneukt wordt op kantoor, neem
ik enkele vrouwelijke Schorpioenen aan. En als ik mijn positie als
baas kwijt wil, neem ik enkele mannelijke Steenbokken aan. Nu, Vissen
worden zelden baas. En als ze 't worden zijn het excentrieke bazen.
De normaalste is nog George Washington. Maar Steve Jobs en Gorbachov
zijn bizarre figuren.
Mijn broer is Steenbok. Dan merk je
meteen dat ik lui word en het roer uit handen geef als die in de
buurt is. Maar mijn vrouw is ook Steenbok. En dat heb ik altijd
gewild. Een Steenbok of een Kreeft. Al is voor mij een Steenbokvrouw
duidelijk de beste keuze, want een Kreeft zou mij te veel bemoederen,
hoewel ze misschien iets agressiever mijn schrijfcarrière zou
organiseren. De vrouwen van Kurt Cobain en Johnny Cash, beide Vissen,
waren getrouwd met Kreeften. Einstein trouwens ook. Maar nee, liever
een Steenbokvrouw. Dat bemoederen van de Kreeft is dodelijk voor een
kleine jongen als ik, die nog veel moet groeien en stompzinnige
interesses moet overwinnen.
Hij zit in elk van ons. Steven
Pressfield beschrijft hem heel precies. Pressfield noemt hem
'resistance', 'verzet'. Hij zit ook in u. De mijne heet AntiWilko.
Zie foto. Hij ziet er bedriegelijk onnozel uit. En hij staat mij
dagelijks naar het leven. Geen zever. Dit is de enige vijand die ik
heb. Dan wel direct een gruwelijke. Hij kent geen regels, hij zou
niks laten om zijn goesting te krijgen. En zijn goesting is mijn hel.
Zijn goesting is ervoor zorgen dat ik
mijn goesting niet krijg, niks onderneem om mijn goesting te krijgen.
U kent hem, hij zit ook in u. Een variant ervan. Het is die stem die
u 's ochtends van uw plan af helpt om te gaan joggen. Die stem die u
overtuigt om toch nog die zak chips open te trekken en uw dieet uit
te stellen tot morgen. Die stem die u zegt: stop pas met roken als uw
laatste pakje leeg is. De demon is full of bullshit en vindt vanalles
uit om u af te leiden en u te saboteren. Het is de stem die u
verleidt om als jongeman acht uur per dag een dwaze shooter te zitten
spelen. Die stem is zo geslepen dat de demon u zal overtuigen dat er
allerlei heilzame dingen verbonden zijn aan acht uur lang een
schietspel op een pc te spelen met 'vrienden' uit Zuid-Korea.
Het is die stem die bij Facebook hoort
en u daar gegijzeld houdt, waar u status updates overloopt, die u
niets bijbrengen, waar u in de bekende blauwe Facebook-cirkels blijft
lopen. Waar u het zoveelste miljoenste in elkaar geflanste
fotoshopprentje bekijkt dat u vertelt dat u uw leven zelf in handen
heeft en dat u gewoon uw ding moet doen in het leven. De demon kickt
op dat soort prentjes. De demon kickt op boodschappen die u vertellen
dat u uw zin moet doen en echt iets moet en kunt maken van uw leven.
Het verzacht uw angst. Het prentje delen op uw muur, verzacht de
pijn, geeft u een vals gevoel van daadkracht. Ondertussen zit u nog
altijd op Facebook en doet u niks. De demon lacht.
Het is aan de demon dat u overtollig
buikvet te danken heeft, een magere bankrekening, een relatie die in
't slop zit, een diploma dat u niet gehaald heeft, een job die u niet
graag doet en blijft doen uit een vals gevoel van
verantwoordelijkheidszin of 'realiteit'. De demon masturbeert op een
papiertje waar hij het woord 'realistisch' geschreven heeft. Dat vals
woord dat u ontslaat van actie en initiatief. Uw gebroken dromen eet
hij voor lunch.
De mijne heet dus AntiWilko. Hij staat
voor alles wat ik niet wil in 't leven. Hij lacht mij uit met zijn
bolle ogen. Er van weg lopen, maakt hem sterker, dus neem ik hem
overal mee. Het is AntiWilko die tussen mijn voeten zit, als ik
buikspieroefeningen doen. Het is AntiWilko die op de grond ligt en
die ik bij elke push-up met mijn neus raak. Oorlog geeft zin aan ons
leven. Het stelt de dingen scherp. Een tweedeling tussen wat
aangevallen moet worden en wat verdedigd moet worden. Het is een
oorlog op leven en dood. Er sterven dagelijks mensen aan hun eigen
AntiWilko. Soms leven ze fysiek nog wel een jaar of twintig, maar
mentaal heeft hun AntiWilko hen uitgerot.
Als elke dag een veldslag is tegen
AntiWilko, dan wint AntiWilko negen van de tien veldslagen.
Waarschijnlijk meer, want AntiWilko heeft doodgraag dat ik hem
onderschat. Mijn magere overwinningen op AntiWilko dit weekend zijn
één uitgelezen boek, een paar pagina's extra aan mijn briefroman
'brieven aan mijn vader' en een hele sliert Duitse en Franse
documentaires die speelden op de achtergrond terwijl ik niets deed en
een strategisch bordspel speelde tegen de enige persoon die al eens
wint van mij bij bordspellen. Ik ben zo goed in bordspellen, omdat
AntiWilko zo vaak gewonnen heeft van mij. In het enige bordspel dat
er toe doet: dat in mijn hoofd. Doel van het spel: voor mij:
voldoening halen, voor AntiWilko: dat ten allen prijze vermijden.
Regels: geen. AntiWilko wint op vele manieren: als je bijvoorbeeld
iemand ziet die verder staat dan jou en je denkt: dju, dat had ik
kunnen zijn. Jij wint als je tranen in je ogen krijgt, omdat je een
overwinning gehaald hebt op de gemeenste kracht die je ooit tegen
kunt komen: jezelf. Als je het moeilijkste van het moeilijkste doet:
dat waar je het meeste angst voor hebt: stappen in de richting van je
droom. Hoe belangrijker de droom voor je is, hoe harder de demon
vecht, hoe meer geheime wapens hij uit zijn arsenaal trekt.
U kent hem ook. Daarom werkt u vandaag
compleet tegen uw zin als ambtenaar bij pensioenen, terwijl u veel
liever kinderverzorgster zou zijn. Daarom geeft u vandaag Nederlands
aan anderstaligen, terwijl u veel liever therapie met
piano-improvisatie zou geven, daarom staat u vandaag aan de lopende
band bij Tupperware, terwijl u veel liever in de modewereld zou
werken, daarom schept u vandaag 2000 kilo cacao bij Callebaut,
terwijl u veel liever in een punkband zou spelen of een winkel zou
openhouden met punkplaten, daarom werkt u vandaag als isolator
terwijl u veel liever een restaurant met Armeense specialiteiten zou
openhouden. De meeste mensen die ik ken, hebben een razgrom geleden
tegen hun AntiWilko. Razgrom, een Russisch woord waarvoor we niet
echt een mooi equivalent hebben. Het betekent zoiets als een complete
nederlaag.
Die maat van mij, die mij soms een
razgrom bezorgt op het veld van karton, die verslaat zijn AntiWilko
zowat elke weekdag. Hij pendelt vanuit Menen naar Leuven om een
master biochemie te halen. Op andere vlakken verliest hij wel van
zijn demon. Hij geeft zijn wens om een lief te hebben elke dag een
half potje slaappillen. De demon vecht op alle fronten. En wie
beweert de demon staande te houden op alle fronten, bluft. Maar
bluffen mag, want in de oorlog tegen de demon, zijn geen regels.
Behalve: er wordt gevochten tot de dood, je kan niet winnen zonder
strategie, er geen mogelijkheid tot een wapenstilstand, er is nooit
een gevechtspauze, de demon past zich altijd aan en vindt altijd iets
anders uit, de demon zoekt bondgenoten in je omgeving en schakelt ook
je vrienden en familie in, de demon valt niet te overtuigen, luistert
niet naar argumenten, de demon is als een pestkop op school, het
enige waar hij van ineen krimpt, is een brute tegenaanval. Discipline
en vastbeslotenheid zijn het watervat, waarin de demon om zijn moeder
krijst. Ik ga de mijne pesten met 50 kussen. 50 kussen voor 50
push-ups.
Gelezen :: Maak van je merk een held, Guillaume Van der Stighelen
Goed boek. Beknopt. Trefzeker. Helder.
De wereld van marketing teruggebracht tot de essentie. Zeer praktisch
gericht. Met interessante analyses. Overzichtelijk. Veel voorbeelden.
Aangename vertelstijl. Hier en daar een fout die voorbij de redactie
is geraakt. Alfred Einstein in plaats van Albert Einstein. Doet geen
afbreuk aan de marketinglessen.
Marketing is basically toch 'gewoon'
een emotie koppelen aan een product. De klant koopt de emotie, voelt
zich lekker, blijft je product kopen. Klinkt simpel, maar is het
totaal niet. En strooien met ingewikkelde reclametaal helpt niemand
vooruit. Guillaume houdt het simpel.
Welke emotie koppel je aan een product?
Dat bepaal je zelf niet zozeer. De klanten zien jou op een bepaalde
manier. Als ze je zien als 'saai' en 'grijs', is het verloren geld om
een campagne te starten om jezelf het imago 'hip' en 'jong' aan te
meten. Daarmee voed je alleen de gedachte dat die twee dingen erg
belangrijk zijn en sja, je bent het niet, wat je campagne ook mogen
beweren. Wat je wel kan doen is 'saai' en 'grijs' ombuigen. Naar
'intelligent' en 'degelijk' bijvoorbeeld. Zoiets werkt wel. Het boek
geeft het voorbeeld van de krant De Standaard.
Guillaume vermijdt dus al te veel
marketinglatijn. Sporadisch duikt er toch eens zo'n term op. Zoals
'leading call'. Dat wil zeggen de boodschap van de hoofdspeler in een
marktsegment. Zoals Danone die beweert dat yoghurt een modern en
jong product is. De leading call is dan: yoghurt is modern. En de
klanten slikken dat. Stassano, de concurrent, werd bang en lanceerde
een campagne dat hun yoghurt ook modern is. Fout: daarmee voedden ze
alleen de gedachte dat yoghurt inderdaad modern MOET zijn. Spijtig,
want de klant had Danone al gezien als de modernste. Beter voor
Stassano was een tegenboodschap geweest: yoghurt moet oerdegelijk en
traditioneel zijn. Of yoghurt moet vooral zo weinig mogelijk suiker
bevatten. Of yoghurt hoort er bij als je naar de cinema trekt. Weet
ik veel, iets anders. Je het imago aanmeten van de concurrent faalt
meestal. Als Dag Allemaal zich straks gaat profileren als Knack,
wordt dat een marketingramp. Guillaume pleit voor authenticiteit.
Zeker in een tijdperk waar mond aan mond reclame met de snelheid van
het licht over de wereld reist. Een merk dat iets belooft dat het
niet kan waarmaken, gaat er aan. Killed by blog, noemen ze dat dan.
(Van Der Stighelen is ook auteur van 'Echt', de man breekt
terecht een lans voor authenticiteit)
Zeer interessant is een overzichtje met
een indeling van merken op basis van persoonlijkheidstrekken.
Het lijstje:
De tovenaar (Disney, Viagra, Mr.
Proper)
De vrijbuiter (Virgin, Humo)
De schepper (Apple, Renault)
De wijze (laboratoires Garnier, Dr.
Vogel)
De heerser (BMW, Microsoft, Côte d'Or)
de mens zoals u en ik (Jupiler, Dove)
de minnaar (Mini, magnum)
de grapjas (Gamma, Red Bull, Axe)
de verzorger (Nivea, Danone)
de onschuld (Lenor, Milka)
de grote held (Nike, Fedex)
de avonturier (Jeep, A.S. Adventure)
Belangrijkste vraag is natuurlijk
wat maakt van een merk dan een held?
Het merk moet uitzonderlijke
kwaliteiten hebben
Er moet eigenbelang van de klant
spelen.
Er moet een maatschappelijk belang
spelen.
Je moet de naam mee hebben, je moet het
hele pakket goed kunnen vatten in één slogan en je moet je
visueel onderscheiden.
Een uitstekend voorbeeld dat
iedereen kent is Apple. Briljante marketing en branding.
Uitzonderlijke kwaliteiten:
computertechnologie volledig onderdeel laten worden van je dagelijkse
leven.
Eigenbelang van de klant: de klant die
apple gebruikt, denkt dat hij speciaal is. Anders denkt. Vernieuwend
is. Mee is. De computerboel van Apple is gebruiksvriendelijk.
Maatschappelijk belang: Apple zet zijn
klanten op één lijn met mensen als Einstein. Zie hun overbekende
filmpje.
Vernieuwers. De mensen die gek genoeg zijn om te denken dat ze de
wereld kunnen veranderen, zijn diegene die inderdaad de wereld
veranderen. Apple verandert de wereld. Kleurt buiten de lijntjes.
Geeft niet om regels. Met een fucking I-pod op de trein zitten wordt
plots rebels en vernieuwend. De kunstzinnige avantgarde zijn Apple
gebuikers (niet dus, maar het is een mooie gedachte die goed
verkoopt)
Visueel: Sja, Apple is visueel top.
Herkenbaar. Beheksende branding.
Wie wil weten hoe hard er nagedacht
wordt over de producten die u in uw karretje laadt, welke emotie men
bespeelt om u te doen kopen, en hoe men in een ruis van reclame toch
nog probeert uw aandacht te vangen, moet vooral dit boek lezen.
Gelezen :: Het spel der tronen: hiermee vergeleken is Machiavelli een lepe kleuter
En Tolstoj een zaag met zijn Oorlog en
Vrede. George Martin heeft met zijn reeks 'A song of fire and Ice',
(game of thrones is slechts het eerste deel uit een bredere reeks) de
oorlog en vrede van het fanatasygenre geschreven. Allez, hij is er
nog volop aan bezig.
Het is stukken beter dan oorlog en
vrede, stukken beter ook dan Lord
of the Rings en blaast the Chronicles of Narnia of iets
als Harry Potter gewoon weg. De omvang van deze boeken
proberen vatten, is als de komos proberen meten.
Massa's personages, allemaal
interessant en loepzuiver uitgewerkt, gevarieerd, authentiek, met net
genoeg fantasy-elementen om de illusie van een echte wereld niet te
vergallen. Gestoorde karakters. Bruut geweld zoals alleen de
mensensoort die kan brengen. Gruwelijke praktijken, denken we maar
aan de Unsullied (de onbezoedelden) huursoldaten die als kind
gecastreerd worden, elke dag van naam veranderen en voor niets anders
leven dan gehoorzamen. Ze zijn ook geheel gevoelloos, want men
vergiftigt ze van kindsbeen af langzaam tot ze geen pijn meer kunnen
voelen. Het is maar één voorbeeld uit een wereld bevolkt door
berekende personages die hun eigen moeder zouden opeten om hun
goesting te krijgen. Als er op de achterflap staat: 'characters so
venomous they could eat the Borgia's' dan maakt de inhoud dat
helemaal waar.
Ik ben geen fan van het genre. Bij
fantasy denk ik aan 25-jarige maagden die op donderdagavond samen
komen om Dungeons en Dragons te spelen. Maar dat is weer zo'n flauw
vooroordeel. Vin Diesel is een groot fanaat van Dungeons en Dragons
en het valt toch te betwijfelen dat die nog maagd is.
George Martin is ook Maagd. Maar dan
van sterrenbeeld. Dat is typisch het sterrenbeeld van een pietje
precies. Of astrologie klopt is wat anders, maar die Martin is
alleszins een groot pietje precies. De mate van detail in deze boeken
is zo overweldigend dat je als lezer bijna om genade wil smeken,
vooral als nijdige collega-schrijver, maar je leest natuurlijk
verder, want je wil graag weten hoe het verder gaat. Pageturner is er
een te zwak woord voor. Geen enkele Vlaamse schrijver is tot zoiets
in staat. De Vlaamse boeken die wij in onze pers ophemelen mogen nog
niet ruiken aan de moeite die in deze boeken gekropen is. Dat kan
natuurlijk liggen aan onze Nederlandstalige boekenmarkt. Wie durft
het aan om vijf jaar van zijn leven op te offeren om één deel van
deze reeks te schrijven? In de Amerikaanse uitgeefcultuur krijg je
als schrijver een riant voorschot voor zoiets. Je hebt wat om van te
leven VOOR je boeken in de winkel liggen. In ons taalgebied heb je
zelfs niets om van te leven NADAT je boeken in de winkels liggen.
Haters van het fantasygenre doen er
toch goed aan om deze boeken een kans te geven. Ze zijn een goudmijn
aan psychologie, filosfie en strategie en als het dan echt moet: ook
van culinaire hoogstandjes. Martin beschrijft graag in 't lang en
breed eetfestijnen.
De reeks wordt ook verfilmd. En is
terwijl ik dit schrijf te zien op tv. De acteurs zijn zeer goed
gekozen. Het labyrint aan verhaallijnen wordt tot zijn essentie
herleid. De dialogen roken vuur. Mijn eigen favoriet is de dwerg Tyrion. De favorieten van
mijn ogen zijn Daenerys en koningin Cersei. Wie begint te kijken of
te lezen is verkocht en mag zich bij George Martin beklagen voor heel
wat weg gesmokkelde nachtrust.
Gelezen :: Amerika: een biografie van dromen en bedrog
Geen zin om dat boek hier nu eens
lekker af te breken. Wie een hond wil slaan, vindt een stok, dat weet
iedereen. Zo'n boek kost een geweldige hoop moed, tijd en energie. Al
wie dat tot een goed einde brengt, verdient een pluim. Maar dus, in
vogelvlucht:
Auteur: Björn Soenens. U kent
hem misschien niet, maar u heeft hem begin november vast wel eens
gezien. In eender welk tv-programma dat iets te brengen had over de
presidentsverkiezingen mocht hij opdraven om met een guitige glimlach
zijn mening te geven. Plezante tv. Vlot verteerbare analyses bij het
avondeten.
Wat?
Een vlotte doorloop van de Amerikaanse
geschiedenis in hapklare hoofdstukjes. Plus veel info over het
verschil tussen democraten en republikeinen. Veel info over de
laatste presidentsverkiezingen van november 2012.
Gaat het boek diep?
Nee, het boek gaat niet diep. Het is
het equivalent van het vak Amerikaanse geschiedenis van de Ugent,
vroeger ter waarde van een schamele 4 studiepunten. Niet
verwonderlijk, want Soenens heeft nog Amerikaanse geschiedenis
gegeven aan de tolkenschool in Gent.
Is het een slecht boek?
Hangt van je verwachtingen af. Zelf
vind ik het een matig boek. Na je 27ste word je met de dag een stukje
milder.
Als je de VS door en door wilt kennen
na het dichtslaan van dit boek, dan niet. Maar mogen we dat zelfs maar
verwachten van één boek? Eventjes alles meegeven dat er te weten
valt over een land dat meer dan een paar honderd miljoen mensen telt?
En een zeer bewogen geschiedenis heeft gekend? Nee, natuurlijk niet.
Wie weinig weet van de VS, maakt met
dit boek een vrij goede keuze. Alles passeert snel. Alle klassieke
hoekstenen van de Amerikaanse geschiedenis: de Mayflower, de traditie
van Thanksgiving, de preek van 'a city on a hill', de
beschavingsmissie van de Amerikanen, de onafhankelijkheidsoorlog
tegen de Engelsen, de trail of tears (als de VS eventjes een heel
volk verhuist, de Cherokee indianen uit Georgia), de burgeroorlog, de
oorlog met Spanje, de twee wereldoorlogen, Korea, Vietnam, de koude
oorlog die toch eigenlijk best heet was enzovoort, eigenlijk kent u
het allemaal wel, maar het is tof om het nog eens allemaal kort te
lezen. En geen toeval dat ik de geschiedenis van de VS nu vooral mijlpalen geef in de vorm van oorlogen.
Over de gewone Amerikaan gaat het
zelden. Soenens zoomt vooral in op politici en de media. Boeken over
de VS hebben wat van apocalyptische literatuur. Ook dit. De VS is op
de retour, is failliet, gaat helemaal naar de kloten. En volgens
Soenens valt dat enkel goed te krijgen als de Democraten en de
Republikeinen nu eindelijk eens gaan samenwerken. Valt over te
discussiëren, maar ik betwijfel het. De Democraten zijn rechts en
voor de toplaag van de samenleving en de Republieken zijn dat ook,
alleen nog veel openlijker en fanatieker.
Het is vooral een geschiedenis van
ongekende, ongelimiteerde mogelijkheden en heel wat stompzinnige
beslissingen. We zullen het maar op de pioniersspirit van de
gemiddelde Amerikaan steken: altijd de grens opzoeken, risico's
nemen, falen is niet zo erg, pick up your troubles en trek weer
verder, begin iets anders. Het ongebreidelde kapitalisme, met ongekende mogelijkheden voor de enkelingen en zwarte sneeuw voor de massa. Maar die massa klaagt niet, want er is altijd die droom: ooit zijn zij bij die enkelingen die het helemaal maken. Een mens droomt graag en niemand die de verrassende kracht van dromen betwijfelt. Soenens houdt van de Amerikaanse
mentaliteit, zoveel is duidelijk. Dat er daar nauwelijks sociale
zekerheid is, vindt hij op zijn minst charmant en efficiënt. De
obers zijn zoveel vriendelijker, want zonder je fooi verhongeren ze.
Mensen weigeren geen werk, want het is het rotste, vuilste jobke
aanvaarden, of dus ja, verhongeren of uit vuilbakken leven.
Geen wonder dat donkerblauwe Karel De
Gucht zo lovend was over het boek. Zoals gezegd, geen zin om Soenens
af te knallen. Ik ben onze moddergooicultuur (leve sociale
afbraaknetwerken) serieus beu. Dus om kort te gaan, vijf dingen pro
en vijf dingen tegen
PRO
-vlotte wandeling door de hele
Amerikaanse geschiedenis. Als u een gesprek wilt voeren over de VS
heeft u na dit boek een goeie basis
-een plezantere manier om te slagen
voor het vak Amerikaanse geschiedenis, dan het lezen van een
gortdroge cursus
-voor de internauten met hun
concentratiespanne van een goudvis zijn de hapklare, korte
hoofdstukken kleine lectuuroases
-het enthousiasme van Soenens druipt er
zichtbaar vanafen dat werkt aanstekelijk (zowel op papier als in zijn tv-optredens)
-Soenens weet als ervaren journalist
goed te kiezen wat een sexy onderwerp is en wat niet en hij levert er
aardig wat cijfermateriaal bij waar u toch wel van op zal kijken
TEGEN
-er was geen bibliografie. GEEN
bibliografie. Nauwelijks bronvermelding. Soenens dankt Wikipedia (!), een
beetje lezer wordt dan bang, heel bang. Er zijn hier en daar foutjes
geslopen in het boek. De fout die mij natuurlijk een schop tegen mijn
milt gaf, was: 'bij Atlanta hakte Sherman de troepen van generaal Lee
in de pan'
Dan nu tijd voor een bijzonder nerdige reactie:
aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaarg!!!
MIS. William Tecumseh Sherman hakte de
troepen van John Bell Hood in de pan. John Bell Hood verving generaal
Jospeh Eggleston Johnston. Lee heeft niks, maar dan ook niks met de
slag bij Atlanta te maken. Jefferson Davis nam de beslissing om Johnston te
vervangen door Hood. Lee zit op dat moment in Petersburg, vlakbij de
zuidelijke hoofdstad, Richmond. Hij is op dat moment geen
opperbevelhebber van het zuidelijke leger, hij is enkel de
bevelhebber van het leger van Noord-Virgina. Hij heeft er dus
werkelijk niks mee te maken.
Waarom moet iemand dit erg vinden?
Als ik zeg dat de troepen van
maarschalk Zhoekov de troepen van Erwin Rommel in de pan hakten bij
Stalingrad, steigert u ook. Omdat het gewoon niet speciaal historisch
correct is om een generaal bij zijn kraag te vatten en enkele
duizende kilometers verder neer te smijten om hem een nederlaag aan
te wrijven. De fout doet vooral sterk vermoeden dat er meer van die
uitschuivers zijn. Ook vind ik dat het niet in zo'n boek mag staan,
als er op de achterflap staat: 'Wat Soenens niet weet over Amerika
kun je op de achterkant van een postzegel schrijven'. Alle respect
voor Soenens, maar sorry, klopt dus niet. Een journalist als Thomas Blommaert (auteur van 'ik was nog nooit in Zelzate geweest') zou zoveel lof nooit toelaten op de achterflap van zijn boek. Marketinggewijs laat je het natuurlijk beter staan.
-er staan stomme typfouten in, data en
namen worden soms per vergissing verwisseld. Voor 25 euro verwacht je
dat de redactie feilloos gewerkt heeft
-wie de presidentsverkiezingen niet zo
sexy vindt, kan een heel groot deel van dit boek gerust aan zich
voorbij laten gaan
-ondertussen hoeft echt niemand, maar
dan ook echt niemand, die de mooie kans krijgt om een boek over dit
boeiende land te schrijven nog eens te onderstrepen dat DE Amerikaan
niet bestaat. Ik denk dat de meest wereldvreemde Europeaan onderhand
begrepen heeft, dat de VS een zeer diverse bevolking heeft en dat je
vooral niet moet gaan veralgemenen à la ze vreten daar allemaal
hamburgers, hebben geen cultuur, weten niks over het buitenland en
rijden allemaal rond in tanks van auto's die olie zuipen. Die bestaan
natuurlijk, clichés komen van ergens, maar ze zijn niet allemaal zo.
Kunnen we afspreken dat iedereen dat nu weet? DE Amerikaan bestaat
niet. Als iedereen dat nu even noteert, kan het volgende boek over
Amerika een beetje pagina's uitsparen.
Oordeel:
Matig boek. Zeer orthodox van opzet. De
echt alternatieve pers van de VS wordt bijvoorbeeld nooit genoemd. Wel vrij graag gelezen. Belangrijkste mankement is een compleet gebrek
aan een degelijke bibliografie. Wat meteen verraadt dat dit geen echt
wetenschappelijk boek is. Is dat de fout van Soenens? Nee, boeken
moeten verkopen. En dit boek heeft vermoedelijk zeer goed verkocht.
En men heeft er alles aan gedaan om het voor de moderne en snel
afgeleide lezer (ikzelf inbegrepen) boeiend te maken. Hier 25 euro
voor neer tellen? Zelf heb ik dat gelukkig niet moeten doen.
Eindverdict: aangename beginnerscursus en een tikje beter dan de
amerikaboeken van zijn collega's, Greet De Keyser en Tom Vandijck.
Qua stijl wint het Amerikaboek van Geert Mak, maar dat is appelen en
peren vergelijken.
Ik wil toch eindelijk eens afrekenen
met enkele interesses die ik koester, al van mijn eerste
herinneringen. Want productief zijn dat soort interesses niet. Welke
werkgever zit er bij God te wachten op mijn kennis over een kleine
veldslag in juni 1876 waar ocharme iets meer dan 250 Amerikaanse
cavaleristen gesneuveld zijn?
Mijn kennis over dat kleine voetnootje
in de geschiedenis is absurd groot en totaal nergens nuttig voor. Zo
kunt ge u al vragen stellen bij de term 'Amerikaanse' cavaleristen.
Een groot deel ervan waren verse inwijkelingen, uit Ierland, uit
Italië, uit Engeland. Vers van de boot kwamen ze aan hun einde in
één van de vele hoofdstukken van een eeuwenlange volkerenmoord. Die
van de blanken op de indianen.
'Maar' 268 cavaleristen en scouts
sneuvelden en toch is die gebeurtenis meermaals verfilmd en zijn er
een pak boeken over geschreven. Het is ook wel een sexy feit. Een
echte celebrity, een vedette met blond krulhaar, leidt een schoon
regiment, de fameuze zevende cavalerie, naar een gigantische
verzameling indianen, is zo stom om aan te vallen zonder op
versterking te wachten en sneuvelt, nog altijd maar 36 jaar oud.
Kolonel Custer had een blitzcarrière
gemaakt tijdens de Burgeroorlog. Meer omdat hij snel de favoriet werd
van zijn oversten, dan dat hij zo'n geweldig tacticus was. Tijdens de
burgeroorlog doet hij niet veel meer dan altijd maar aanvallen, ten
koste van grote verliezen. Maar hij is fotogeniek, hij kleedt zich
goed en opvallend, hij heeft zijn uiterlijk mee, hij heeft een knappe
jonge vrouw, Libby, hij heeft altijd jachthonden bij en hij heeft een
gigantisch ego. Hij kan het ook goed uitleggen. Na enkele jaren
campagne voeren tegen indianen schrijft hij het boek 'my life on the
plains'. Door critici rap verbasterd tot 'my lies on the plains'. En
vooral: met hem op de voorpagina verkopen de kranten beter, dus hij
heeft altijd de pers aan zijn kant.
Wat steekt die kerel uit eind juni
1876? Amerika wil de indianen uit Montana verdrijven. Er zou goud
zitten in de Black Hills. Spijtig genoeg op indianengebied. Die
moeten dus maar opkrassen. Probleem: die zien dat niet zitten.
Sitting Bull, Gall en Crazy Horse verzamelen duizenden indianen rond
zich en gaan kamperen bij de Little Big Horn rivier. De VS sturen er
een legermacht op af in verschillende kolonnes. Een van die kolonnes
is de zevende cavalerie onder Custer. Iets van een 650 man. Custer
laat zijn sabels achter, hij neemt alleen geweren mee. Gatling
machinegeweren interesseren hem ook niet. Hij wil snel zijn. Hij wil
als eerste bij de indianen zijn, want hij wil alle 'roem' voor zich.
Als hij op de indianen stuit, zijn de
mannen onder zijn bevel doodop, ze hebben weinig geslapen en hun
gezondheid is al fragiel. Recent onderzoek op de lijken wijst uit dat
die jonge gasten al artritis hadden, rotslechte tanden en slecht
gevoed waren. Niet echt elitetroepen dus. Ook piepjong, nogal vaak
jonger dan 18. Echt geweldig bewapend zijn ze ook al niet. Ze hebben
springfieldgeweren bij met slechte kogels die niet altijd echt vuren.
De indianen -leve het Amerikaanse kapitalisme- hebben de modernste
geweren kunnen kopen bij Amerikaanse handelsposten. Tussen de 900 en
de 1800 krijgers zijn verzameld bij de Little Big Horn met hun
vrouwen en hun kinderen. We zullen wel nooit weten hoeveel het er
echt waren.
Die indianen zijn op dat moment de
beste lichte cavalerie ter wereld. Ze weten wanneer ze moeten
aanvallen en wanneer ze moeten terugtrekken. Ze zijn razendsnel,
kennen het terrein als hun broekzak en zijn dus opvallend goed
bewapend. Zelfs met pijl en boog zijn ze geducht. Hun vuursnelheid is
enorm en zeer precies.
Custer trekt zich daar allemaal niks
van aan en valt het uitgestrekte dorp meteen aan, zonder op de andere
kolonnes te wachten. Nog erger: hij verdeelt zijn commando in drie
delen. Een onder zijn bevel, een onder majoor Reno en een onder
kapitein Benteen. Majoor Reno valt eerst aan, maar dat wordt al snel
niks. Die trekt zich terug. Kapitein Benteen loopt een beetje
verloren en komt niet echt indianen tegen. Custer krijgt de
hoofdmacht op zijn dak. Men heeft tot voor kort nooit goed gesnapt
wat Custer juist van plan was. De meest logische uitleg is dat Custer
met zijn onderdeel de vrouwen en kinderen van de indianen wilde
omsingelen. Die tactiek had in eerdere gevechten altijd goed gewerkt.
Deze keer lukt het niet. Er sneuvelen hier ook vrouwen en kinderen,
maar het is Custer die omsingeld raakt. Er is de mythe van de 'last
stand' van Custer. Een restantje van zijn onderdeel dat zich
verschanste en nog een tijdje tot de laatste kogel en de laatste man
zou gevochten hebben. Onderzoek op het terrein en de mondelinge
overlevering van de indianen spreken dat tegen. De hele affaire was
rap beslecht. De cavaleristen panikeerden, er pleegden er nogal wat
zelfmoord. Kortom, het onderdeel van Custer werd vlotjes in de pan
gehakt.
De geschiedschrijving schenkt altijd
overdreven veel aandacht aan de vele manieren waarop de indianen
daarna die lijken hebben verminkt. Onder andere omdat die lijken dan
in hun volgende leven zwaar belemmerd zouden zijn. Als je ziet wat
die indianen te lijden hebben gehad, mag er wel wat begrip zijn voor
die reactie. Als ze dan eindelijk een schoon hoopke van die
langmessen die hen steeds westelijker duwden en hun land inpikten, te
pakken hadden, dan snap ik dat ze zich eens goed hebben laten gaan en
pezen hebben doorgesneden, schedels hebben ingeslagen en meer van het
betere fileerwerk. Custer zelf hebben ze met pijlen de oren
uitgekuist, want als hij beter had geluisterd, had hij niet nog eens
oorlog gevoerd tegen de indianen.
Voor de indianen veranderde er niet
veel met hun overwinning. Het was het laatste hoofdstuk voor Custer,
maar het was ook een beetje het laatste hoofdstuk voor de indianen
van de plains. Crazy Horse wordt zes maand later al neer gestoken met
een bayonet. Op een reservaat en dan nog terwijl een van zijn eigen
stam hem vasthield. Sitting Bill trok naar Canada, zag honger af en
werd uiteindelijk vermoord door politie van het Indiaans agentschap.
Wat ge er in geschiedenisboeken, of ze
nu degelijk zijn of niet, nooit bij krijgt, is wat die
geschiedenisfeiten betekenen voor wie die leest en bestudeert. Zo'n
stomme veldslag als deze, speelt geregeld in mijn kop. Waarom weet ik
niet. Het boeit mij. Ik vind dat er in geschiedenisboeken ook te
weinig gevloekt wordt. Een geschiedenisboek mag die Custer gerust een
overambititieus kalf noemen.
Waarom het mij interesseert, weet ik
niet. Vooral snap ik niet waarom ik dat als ik vijf jaar was constant
zat na te spelen met playmobil. Herkende ik mij in die Custer? Die
overdreven ambitie zonder geduld? Misschien wel. Vandaag interesseert
mij vooral de andere kant van het verhaal. Sitting Bull, Gall en
Crazy Horse die eindelijk zoveel indianen konden verzamelen en
toonden tot wat ze in staat waren. Er bestaat een boek met
alternatieve geschiedenis, waarin plausibel uitgelegd wordt hoe de
indianen van de plains onder de leiding van Sitting Bull hadden
kunnen uitgroeien tot een wereldmacht. Dat deden ze echter niet. Hun
bizons werden bruut afgeslacht, zomaar, voor de sport. Hun hele
manier van leven dat gebaseerd was op de bizonjacht verdween. En ze
verhongerden en kwijnden weg, en kwamen compleet teneergeslagen
bedelen bij de Amerikaanse regering. Vandaag kwijnen ze nog altijd
weg in hun reservaten. Waar men er alles aan doet om hen in het
alcoholisme te stampen. Tenzij ze furore maken in de casinowereld.
Want de Amerikaanse regering promoot tegenwoordig vooral dat indianen
casino's oprichten. Vooral Navajo-indianen staan sterk op dat vlak.
Het is erg een erg trieste
geschiedenis, het verhaal van de indianen, iets waar weinig aandacht
voor is. Ondertussen snap ik nog altijd niet waarom het mij zo
fascineert. En ik vind het spijtig. Als economie mij als kind zo hard
had gefascineerd als dit hier, was ik nu rijk. Tenzij ik mij als
beursgoeroe had ontwikkeld in de stijl van Custer. Dan was ik nu
failliet door te veel risico op de beurs. Ah, nee te veel risico
nemen wordt tegenwoordig zwaar beloond met bonussen. Damn, die Custer
is veel te vroeg geboren.
Waarom ze die kutserie waar ik mij graag aan erger hebben afgeschaft
Om te beginnen met een understatement: het is een flauwe show. Een van mijn
vele guilty bitterzoete pleasures, met nadruk op bitter, want die
show is echt slecht. Het hoofdpersonage kijkt afwisselend extreem
bezorgd, in distress, ofwel overdreven gelukzalig alsof viagra voor
vrouwen uitgevonden is en tien keer zo potent is als een speedball.
Als MILF vind ik haar best aantrekkelijk, dus ik kijk. En 't gaat
toch over cowboys en indianen en ik ben een kleine jongen van een
jaar of zes.
Anyway, de serie was zeer populair op
het Amerikaanse platteland. Niet onlogisch voor een serie die zich op
den boeren buiten afspeelt. De sterkte was meteen ook de zwakte. De
serie werd afgeschaft. Programma's zijn er alleen om kijkers te
lokken, zodat die reclameblokken tussen de progamma's door kunnen
slikken.
Dat vermoedt iedereen als kind al: dat
tv een blok reclame is dat opgesneden wordt met stukjes programma's
tussen. Wel, het is dus echt zo. De serie werd afgeschaft, want
plattelandsvolk is niet interessant voor adverteerders. Die boeren
die kopen niet genoeg. Geen advertenties, geen shows. Nèh, zo simpel
gaat dat.
Dus bedenk: de krant die ge leest, het
magazine dat ge leest, ge leest dat alleen, omdat gij het product
zijt. De makers van dat blad hebben u verkocht aan adverteerders. En
als u een lezende plattelandsmens bent, hebt ge chance als ge
dezelfde interesses hebt als stadsmensen, want voor u op den boeren
buiten maken ze niks. Tenzij, tenzij dus, er enkele slimmeriken zich
puur op u richten en adverteerders tevreden stellen die puur dingen
verkopen die alleen op 't platteland gekocht worden. Dat heten ze dan
nichemarketing. Maar in de regel: adverteerders zijn niet
geïnteresseerd in plattelandsvolk. Ook niet in oudere mensen. Ook
niet zozeer in vrouwen. En ook niet in mindervaliden of lesbische
vrouwen. Ook niet in mijn schizofrene tante. Ook niet in mij
trouwens, ik verdien te weinig en ik vertoon een anarchistisch
koopgedrag, als ik er reclame van gezien heb, koop ik het opzettelijk
niet. Mannelijke homokoppels blijken wel interessant, want mannen
verdienen helaas nog altijd meer dan vrouwen, en zo'n homokoppel
verdient dus een pak meer dan een heterokoppel en nog veel meer dan
een lesbokoppel. Adverteren naar homo's toe is interessant. Landen
waar veel homofobie is zullen dus logischerwijze ook zeer domme
adverteerders hebben. Ik heb goede hoop voor de homobeweging. De
geldzucht van adverteerders zal wel winnen. En zo zit er een mooie
kant aan alles. Ook aan die snertvervelende reclame. Het enige wat ik
verder irritant vind aan de reclamewereld, is dat ik er niet in zit
en geen miljoenen schep met slogans als '12 meter zout'
Enig idee wat die slogan moet
aanprijzen? CHIPS. Een camion vol chips. 12 meter lang. Dat doet
zeer. Dat iemand rijk is geworden met zo'n prulslogan.
Poen pakken. Toen ze dat vak op school
gaven, was ik aan 't staren naar een mooi meisje twee banken van mij
verwijderd. Ze is nu een succesvol architecte. Als ze mij passeert,
ik te voet, zij in haar dikke sjees, dan zwaait ze enthousiast. Mijn
doffe staar met waanhoop bedreigt haar nu minder, dan mijn bronstige staar met kwijl,
tien jaar geleden.Vooral omdat haar sjees ontworpen is om overstekende koeien op te scheppen alsof het zwartwitte pluisjes waren. Zo'n plattelandsproduct dat gemarket werd naar stadsmensen toe.
âWat zit er daar achter?â âHij wil u in uw poep pakken.â
Het hoeft nergens op te slaan, er is geen hond die het leest, het wordt niet gepubliceerd, komt niet in de krant, en deze blog staat niet op mijn CV.
"Hij wil je in je poep pakken!" (voor eventuele Hollandse lezers: in mijn reet dus, niet in mijn kaka) Als ik zeg dat
Fons Burger netjes woord heeft gehouden, krijg ik dat soort reacties. Er
floepen ook in mijn verdorven hoofd vraagtekens aan. Whats the catch?Fons Burger houdt woord. Meer dan woord.
Hij stuurt mij niet alleen een exemplaar van zijn boek Vrouwen, maar ook een
exemplaar van een ander boek van hem, een thriller. Alleen al de portokosten
vanuit Nederland lopen op tot 13 euro.
Het minste wat
ik kan doen, is de boeken recenseren. Van mijn kant ook trouw aan mijn woord,
ben ik al begonnen in Vrouwen. Als Fons Burger denkt dat hij met een recensie
van mijn pen doorbreekt in de Vlaamse boekenmarkt, dan toch twee bedenkingen:
-Fons Burger
dicht mij mogelijks een invloed toe, die ik alleen in mijn dromen heb
-de Vlaamse
boekenmarkt staat alleen open voor kookboeken, irritante Bekende Vlamingen, hoe
irritanter, hoe meer verkoop en zeer eventueel voor romans die zwaar opgeklopt
worden in onze kwaliteitskranten (bij gebrek aan beter) De Morgen en De
Standaard.
Ik zal de
boeken netjes lezen en recenseren. Ja, ik ben zon geweldig onpraktische
recensent die boeken eerst van A tot Z leest voor hij een recensie schrijft.
Misschien heeft Fons Burger dat intuïtief aangevoeld. Fons is schorpioen, die
zijn zeer intuïtief. Vooral naar andere watertekens toe, zoals ik, Vissen.
Op de
achterflap alvast alarm als ik de commentaar vind van niemand minder dan H.B. uit
Gent:
Gelezen en
goedgekeurd. Het is een prettige combinatie van Jan Cremer, Charles Bukowski en
Arthur Schopenhauer.
(H.B, auteur)
H.B. uit Gent
achtervolgt mij. Niet dat hij zich daar bewust van is. Ik heb het hem nooit
verteld. H.B. uit Gent is Weegschaal. Als er nu een sterrenbeeld is waar ik
meestal niet mee door dezelfde deur kan, dan zijn het Weegschalen. D.V. ergens
in Wallonië is ook Weegschaal. Arthur Schopenhauer is trouwens Vissen. Dit is
info die er voor u, lezer, totaal niet toe doet. Rechts van de pagina vindt u
een balkje om omlaag te scrollen.
Ik, Jan
Cremer van Jan Cremer is de tweede roman die ik in mijn leven gelezen heb. De
eerste was de bende van Jan De Lichte, van Louis Paul Boon, waar ik mij
overigens geen letter kan van herinneren. Louis Paul Boon is trouwens ook
Vissen, waarmee ik niets wil zeggen. Jan Cremer heeft dezelfde verjaardag als
Hitler, waarmee ik nog minder wil zeggen
Ik wil vooral
zeggen: ik wacht tot de redactievergadering begint en ben blij dat iemand zo
goed is om mij twee gratis boeken helemaal uit Nederland te versturen. Het
minste wat ik kan doen, is die boeken recensereren en promoten, want het beetje
zakenman in mij gaat kapot van de zenuwen bij de gedachte dat investeringen
niet zouden renderen. Bij mijn eerstvolgende optreden in de Laatste Show (al is
het qua marketing beter om mee te doen in de slimste mens) zal ik een T-shirt
dragen met de cover van Vrouwen. Als bedankje naar Fons toe, een intrigerend
man, die ik nooit ontmoet heb, maar ook gewoon omdat ik de cover mooi vind.
Hier op de redactie dook mijn charmantste collega reeds naar het boek, een
collega die science-fiction verhalen schrijft met een interessante kijk op
seksualiteit. Tu lis ça pour les comprendre?
Ja, zei ik, maar het echte antwoord is: ik lees dat om te achterhalen hoe ik
zelf een boek kan schrijven en gepubliceerd kan krijgen. Over vrouwen. En dan
stuur ik gratis recensie-exemplaren naar chocoschrijvers (een woord dat dat
daar niet bestaat) in Nederland, want ik heb liever een recensie in NRC of De
Volkskrant dan in de Standaard of de Morgen en ik kom liever raar doen op de
VPRO dan in de slimste mens, waar ze alleen derderangs komieken opvoeren die
kerkelijk recht gestudeerd hebben of van stemvervorming of een elegante snor
hun beroep gemaakt hebben.
En misschien wilde Fons Burger wel gewoon aardig zijn. We zijn het vergeten, maar aardigheid, dat is een kwaliteit die mensen soms hebben. Zo helemaal zonder bijbedoelingen. Gewoon zomaar aardig. Als ik gisteren twee euro gaf aan mijn Roma-zigeuner en zei dat hij iets moest eten, was ik ook alleen maar aardig en wilde ik hem zeker niet in de poep pakken.
Deel van het lot van chocoschrijvers: Manuscripten van andere schrijflustigen
verbeteren. Aan kruimeltarief. Ik wil niet weten hoeveel dat in
uurloon is.
Net verscheept naar de auteur: een
historische avonturenroman dikker dan een telefoonboek.
De kans dat het een uitgever vindt, is
zeer klein. Heb ik ook eerlijk gezegd. Het verhaal is braaf en past
beter bij de jaren vijftig. Het deed mij de hele tijd denken aan
avonturenfilms van vele decennia geleden. Ivanhoe en zo. Ik vond het
aardig om lezen. Verhaaltechnisch zit het best knap in elkaar. Alleen
zijn de actiescènes enorm voorspelbaar, is de held van karton, een
soort James Bond van de zeventiende eeuw.
Het was een
titanenwerk om de stijl te moderniseren. De auteur is Franstalig
opgevoed. Ik heb een begeleidende brief geschreven voor het
manuscript, met een korte samenvatting van het verhaal. Het
visitekaartje voor de auteur die aanklopt bij een uitgeverij. En ik
heb hem enkele uitgeverijen aangeraden.
Verder heb ik hem aangeraden om zijn
talent als verhalenverteller eerst te richten op kortere verhalen.
Kinderverhaaltjes bijvoorbeeld. Makkelijker en goedkoper in te sturen
naar uitgeverijen. Sinds mijn advies heeft hij niets meer geschreven.
Hij verwacht nu dat ik zijn ideeën voor verhalen uitschrijf op
papier. Sorry, maar dat is niet part of the deal. Moest hij nu een
grote naam zijn in de letteren, zou ik het meteen doen. Als
chocoschrijver hang je graag je ambitieuze karretje aan een grote
naam.
Maar de schrijfideeën van een ander
uitschrijven, daar pas ik voor. Ideeën zijn als straatstenen. Een
goed idee is als wachten op een bus, er komt altijd wel een volgende.
Ik wens hem het beste met zijn manuscript. Ik kan ook een tijdlang
geen participium presens zoals 'denkend', 'wachtend', 'zoekende',
'wetende', 'werkende' meer zien. Beginnende schrijvers lijden nog al
eens aan wat onder schrijvers bekend staat als de -endziekte.
Ik legde hem ook de situatie in
uitgeefland uit. Kort samengevat:
-uitgeverijen zitten echt, maar dan ook
echt niet, te wachten op spontaan ingezonden manuscripten. Van alle
boeken die een uitgeverij in een jaar uitgeeft, komt minder dan 1
procent van spontaan, lukraak ingezonden manuscripten.
-uitgeverijen zijn pro-actieve
bedrijven geworden. Een uitgever zoekt thema's die goed in de markt
liggen en linkt daar helemaal ZELF een auteur aan. De uitgever
contacteert de schrijver, nog voor die een woord op papier heeft. Wie
boeken wil schrijven doet er dus goed aan om eerst nationale faam te
verwerven met iets totaal anders dan schrijven. Als een uitgever mag
kiezen tussen een bekende wielrenner die een tienerzwangerschap in de
familie heeft of een jonge snaak die zich elke dag de pleuris
schrijft, dan kiest die direct die wielrenner die een grammaticaal
vermogen heeft ter grootte van zijn plasje voor de dopingcontrole,
maar dan minder potent.
-hij heeft absoluut een literair agent
nodig, een professional met uitstekende contacten, die een voet in de
deur van uitgeverijen heeft
-hij kan zijn boek ook in eigen beheer
uitgeven. De prijs per boek kan dan wel hoog oplopen. Zelf ben je
veilig. Zo'n print on demand uitgeverij eist meestal alleen dat je
drie exemplaren zelf koopt. Daarna kan elke koper gewoon via de site
van dat bedrijf bestellen. Probleem: je hebt geen uitgeverij die jouw
boek promoot, die voorlezingsavondjes voor je regelt, te beginnen met
een officiële boekvoorstelling en je moet jezelf promoten, wat
godvlammens moeilijk is en veel energie vreet. Hij was er echt niet
voor te winnen. Trouwens, bij een reguliere uitgeverij ben je ook nog
niet zo zeker van goede promotie. Uitgeverijen volgen goede
marketingstrategieën, die zetten al hun promotiegeweld in op titels
die al ontzettend goed verkopen. Een boek dat niet opgepikt wordt
door de media, bestaat eenvoudig weg niet. Van de meeste boeken heeft
niemand ooit gehoord. Reguliere uitgever of niet. Veel hangt af van
de inventiviteit en de energie van de schrijver. Dat is een muur waar
je tegen op ziet. Ik snap dus volkomen dat hij het niet ziet zitten
om zijn eigen uitgever en marketingbureau te spelen.
Deze charmante man had overigens 8.000
boeken gelezen in zijn leven. En ik geloof hem op zijn woord. Hij
heeft gewerkt als crisismanager, maar hij had altijd een boek bij
zich op zijn vele reizen. Zoals hij spreekt over boeken, dat doet
geen enkele recensent hem na. Zijn vrouw vond zijn schrijfambities
helemaal niets. En bekeek mij, zijn redacteur, als een huis-aan-huis
stofzuigerverkoper, die ook de begrafenis regelt als de stofzuiger
eenmaal ontploft is. Telkens het woord 'boek' viel, trok ze haar neus
op alsof het om een haarbal in een verstopte douche ging.
Waarschijnlijk schrijft hij daarom
niet meer. Hij schreef zijn historische turf 'toen mijn echtgenote
zwaar ziek' was. Dat is het allerbelangrijkste dat een schrijver of
schrijfster in huis moet hebben: een liefhebbende partner die
vierkant achter je schrijfambities staat. Je partner moet je eerste
fan zijn.
Die raad heb ik hem niet gegeven. En
waarschijnlijk was dat de beste raad die ik hem had kunnen geven.
Interviews doen is niet: gewoon opschrijven wat ze u zeggen
Schrijverken zijn, is gelijk naar 't
school gaan, alleen kunt ge nooit een diploma halen. In 't beste
geval krijgt ge een boek gepubliceerd of een interview in de gazet.
En er is voor geen een van de twee een vaststaand recept, maar ge
leert al eens iets bij.
Ge moogt, nee, ge moet, schuiven met
de vragen. Ge moet de antwoorden aanvullen, als de antwoorden niet
duidelijk zijn voor de lezer. Als de geïnterviewde dingen zegt dat
niet passen bij uw vraag, dan zet ge een andere vraag in uw
interview. Als de boel te ingewikkeld wordt, zet ge er een kaderke
bij waarin ge den boel versimpelt. Intro's dienen NIET om de
geïnterviewde voor te stellen. In den intro zet ge kort waar ge 't
gaat over hebben, de aanleiding voor het interview en liefst een
straffe stelling van de geïnterviewde, die hij/zij dan gaat staven
in het interview, indien die dat niet doet, moet ge dat zelf doen,
bij voorkeur op basis van eerdere geschriften, youtubevideo's, mails
of Facebookposts van de geïnterviewde. Extracten uit gestolen
dagboeken zijn helaas de grens. Ge moet dus zelf bepalen waar ge met uw interview naar toe wilt. Liefst in samenwerking met de geïnterviewde, maar een geïnterviewde de rode draad van 't interview laten bepalen, is een beetje gelijk kinderen de menu laten samenstellen: alleen hun lievelingseten en nooit iets anders.
Tot nu toe hield ik mij dus redelijk
trouw aan wat de geïnterviewde mij zei. Dat blijkt een tamelijk
stompzinnige aanpak te zijn. Aangezien er altijd een hele boel
onuitgesproken blijft. De geïnterviewde gaat er al eens vanuit dat
gij wel weet wat hij wil zeggen. Maar de lezer niet, voor die moet ge
dus aanvullen. Bon, over mijn soms stompzinnige aanpak van
vertalingen kan ik het later hebben. En gezien ik mijn
stompzinnigheden geregeld op deze blog zwier, zal duidelijk wezen dat
het adres van deze blog in geen geval terug te vinden is in mijn CV.
Pavel Ocepek, lector Sloveens en de
kerel die mij ontdekt heeft, zullen we zeggen. Zijn eerste
schrijfadvies: een schrijver moet sociale zekerheid hebben. Een
dagjob en geen zorgen over geld als hij thuiskomt.
Sinds ik afgestudeerd ben, ben ik nog
geen dag zonder financiële zorgen geweest. Ow, boehoe, denkt u. En
terecht. Maar ik zeg het toch nog eens feitelijk: geen dag zonder
regeltje geschreven en ook nog geen dag zonder geldzorgen. Tenzij
misschien toen ik op de Nederlandse ambassade in Bratislava zat en ik
naar Slowaakse normen flink veel poen pakte. Let wel: naar
Slowaakse normen.
Om echt diep te graven in een roman,
zal het vast wel handig zijn om routine te hebben, een kalme dagjob
of helemaal geen job. Geldzorgen kunnen ook een motor zijn. Tsjechov
schreef om den brode. En als je met je schrijven niks verdient, vind
ik het maar onnozelheid. Zo'n beetje als bloemschikken. Met excuus
aan de mensen die hun leven een totaal andere wending gegeven hebben,
al bloemschikkende.
Op dit moment speelt een documentaire
over Bill Hicks, stand-up comedian. Een betere drinker, dan een
grapjas. Ik vind zijn stem en zijn houding best tof, maar grappig
vind ik hem niet. George Carlin is een pak grappiger en qua sociale
kritiek nog zoveel schroeiender. Wat ze allebei gemeen hebben: ze
zijn er vlam voor gegaan. Ik ben zo'n kunstenaar die het veilig
probeert te spelen. Nu ja, Boon schreef ook bij een krant en schreef
thuis zijn romans. Maar toch. Er zijn van die mensen die hun huis
verkopen, hun job opzeggen en in een caravan gaan zitten schrijven.
Ik niet. Ik vind er ten eerste niks romantisch aan. Ik vind het niet
nodig. En het keelt nog de creativiteit ook, want je maakt geen zak
meer mee.
Chuck Palahniuk schreef 'Fight Club'
terwijl hij als mechanicien werkte. Hij lag te sleutelen onder auto's
en schreef toch nog.
Mijn pa schreef na acht uur op de
fabriek. Dat is geen aanrader. Ten eerste hou je het niet vol. Werken
in een fabriek hou je sowieso niet vol. Schrijven na je acht uur
chain gang in de fabriek, hou je nog minder vol. Ook niet met
'Paperback writer' van The Beatles op de achtergrond. Zelfs
niet op vinyl.
Het moet verbazen dat er zo weinig
grote schrijvers bij de ambtenarij zitten. Goed loon voor weinig
werk. Als je thuis komt, ben je niet moe. En van die grote kantoren
met veel volk bij elkaar dat niets doet en strategieën ontwikkelt om
nog minder te doen, dat moet toch geweldige grond geven voor allerlei
verhalen?
Ik heb nog gewerkt op zo'n ministerie.
Enige man op een hele verdieping met een stuk of vijftien vrouwen
rond mij. Dat soort werk doet beter schrijven dan jezelf opsluiten in
een caravan. 90 procent van de tijd werk je aan collegialiteit, ik
weet nog altijd alles over al hun relaties, echtscheidingen en
kinderen. Toch het gros van veel romans. Ze zijn nog aan het lobbyen
gegaan om mij voor het tijdschrift van het departement financiën te
laten schrijven.
't is niks geworden. Er brak juist een
schandaal los. Heel Aalst en Erembodegem werkte al voor het
ministerie van financiën. Ene Anne-Marie Verdoodt, een liberale uit
Aalst, was zeer liberaal geweest met het verdelen van postjes en had
iedereen die op haar wilde stemmen een job als ambtenaar bezorgd. Ja,
dat brak toen uit, dat schandaal. En deze Aalstenaar schreef dus niet
voor het blad van financiën, maar voor de krant die de
miljonairstaks verdedigt. En ook wel de koopkracht van u en van die
ambtenaren, maar zeker ook van die wild gekke schrijvers die zich
opsluiten in een caravan.
En toch nog 't meest van al, de
koopkracht van die zeldzame arbeider die boven op een koude zolder
zit te typen met zijn pilootvest aan, half gebroken in lijf en leden,
maar de moed er nog inhoudt om een Vlaamse Chuck Palahniuk neer te
zetten. Ik gun het hem van harte. Anne-Marie Verdoodt zal een
schrijvende arbeider geen postje bezorgen. Die heeft geen tijd om
Marie's eetfestijn te helpen organiseren. Die travakt en schrijft,
subversief, want eerlijk.
Dank u Nieuwsblad, om dit schandaal zo
goed getimed uit te werken. Anders had ik nooit die geldzorgen
gekend. En dat is niet goed voor een schrijver, want mensen die lezen
hebben geldzorgen. De rest zit zijn aandelen te tellen.
De volgende Twilight komt niet van uitgeverij Hautekiet
Twilight in
de titel kan je ook vervangen door GOEDE jeugdboeken zoals De
dagboeken van Adrian Mole van Sue Townsend of eender welk boek
van Aidan Chambers, zoals bijvoorbeeld This Is All: The Pillow
Book of Cordelia Kenn.
Een vriendin laat weten dat Hautekiet
geen jeugdboeken meer uitgeeft. Hun jeugdboeken kregen vroeger goede
recensies, maar ze verkochten niet. Een verleidelijke boekcover als
van Twilight heb ik bij Hautekiet nooit gezien. Goeie boeken, zonder
goeie cover, of slechte boeken met goeie cover. Als mijn hoofddoel
verkopen is, weet ik wat kiezen. Mijn vrouw heeft het eerste boek van
Twilight gekocht, puur van de cover. Ze had er nog nooit van
gehoord. En ze had er al zeker geen recensie van gelezen, anders had
ze de cover geprint van internet en het boek laten links liggen.
Ja, als dat hun business strategie was;
hopen dat goeie recensies tot verkoop leiden, dan moet het niemand
verbazen dat ze er nu mee stoppen.
Heeft iemand al ooit eens een knappe
advertentie gezien voor een jeugdboek? Hoeveel jongeren zitten
trouwens recensies van jeugdboeken te lezen voor ze naar de winkel
stappen? Ja, commercials voor blockbusters GEBASEERD op jeugdboeken.
Die hebben ze wel gezien. En dan staan ze in de cinema, maar ook in
de boekhandel.
Knappe advertenties bedenken was een
brug te ver voor Hautekiet. Liever stoppen ze er mee. Had de Coca
Cola Company dat indertijd ook maar gezegd: dit product verkoopt
niet, laat ons dit vooral niet sluw en assertief promoten.
Ik vrees dat Hautekiet met die
beslissing nog niet uit het slop is. In Humo vragen ze Leo De
Haes naar een boek dat het publiek had gemist. Zal ik je mijn
fondslijst meegeven?, vraagt hij. Allemaal dus.
Verder zegt hij: Ik zie mezelf als
een ambachtelijk uitgever, maar merk dat zelfs ík begin te denken:
'Welk boek zou er nu goed verkopen? Bij welke trend moet ik een boek
bedenken? Welke auteur heb ik huis om als een merk te exploiteren?'
Want daar komt het meer en meer op neer: uitgeven als een
marketingprobleem.
Hun marketingprobleem met jeugdboeken
hebben ze alvast finaal uit de wereld geholpen.
Ik hou niet van het woord inspiratie.
Inspiratie bestaat niet. Inspiratie is dat woord dat zegt: de
kunstenaar moet zitten wachten tot de invallen dan ineens komen.
Het woord inspiratie
is uitgevonden door tamzakken, die iets nodig hadden om hun tamheid
goed te praten. Niks op papier gekregen? Sja, de inspiratie wilde
niet komen. Inspiratie is net zo echt als de tandenfee.
Hier is hoe een echte kunstenaar met
inspiratie omgaat. Je doet het rottigste, het moeilijkste, het meest
revolterende dat je als kunstenaar moet doen:
je blijft zitten. Achter dat scherm,
achter dat canvas, voor dat blok marmer. Koppig blijven zitten. Veel moeilijker dan schrijven. En je
gaat niet weg, voor je enkele pagina's verder staat.
Een echte schrijver doet duursport.
John Irving worstelt. Murakami, Biebau en Peynsaert lopen.
Je spreekt er niet over, je klaagt er
niet over, je loopt niet mijmerend rond wachtend op een hemelse
inval. Nee, de hemelse invallen komen als je blijft zitten. En typt.
De schrijfmuze houdt maar van één geluid en dat is luid je
toetsenbord aanslaan.