Het antwoord moet even wachten, Pieter-Jan wil in een
makkelijke houding zitten als hij zijn verhaal doet. Hij gooit zijn geleende
jas af, neemt plaats op een stoel en schept eerst wat sfeer door overdreven
gedetailleerd zijn zoektocht naar de mysterieuze bar te beschrijven. Boelie is
de gezapige vertelstijl van zijn maat gewend en weet dat het weinig zin heeft
om hem op te jagen. Pieter-Jan vertelt zoals een fijnproever eet: traag en met
smaak. Uiteindelijk komt hij dan toch nog bij de pittige details aan. Ik beschouw
het als een ego boost van formaat. Het had natuurlijk elke vent kunnen zijn,
die daar toevallig langs kwam, maar ik veronderstel dat ze mij toch hadden laten
links liggen als ik niet aan hun eisen voldeed. De verteller werpt nog eens
een onderzoekende blik op zijn zwartrode hand. Donker is het wel hé, dat
bloed?
Wel zonde natuurlijk dat de knapste er vandoor ging,
herhaalt Boelie met een uitdrukking van spijtbetuiging op zijn gezicht.
Oooo ja, bevestigt Pieter-Jan, haar vriendinnen mochten
er ook wel wezen, maar bij de ene beviel er mij echt iets niet, iets in haar
geur dat mij echt afstootte. Toch wel vrij onpraktisch zon trio. Het is bijna
onmogelijk om je aandacht gelijk te verdelen over de twee.
Boelie tuurt naar de grond en heeft die blik in zijn ogen
van iemand die meer zou kunnen zeggen, maar wijselijk zijn mond meent te
houden.
Jij hebt natuurlijk andere ervaringen wat trios betreft,
zegt zijn maat dan maar in zijn plaats. Veel hangt natuurlijk af van de
aantrekkingskracht tussen de twee vrouwen waar je het mee doet. Als die twee
zich stierlijk vervelen met elkaar en ze volledig afhankelijk zijn van de
aandacht die jij ze schenkt, dan ben je wel gezien.
Even is het stil. Dan lachen ze allebei. Veel mannen maken
zoietsniet mee, mompelt Boelie toch
wel trots, zowel op zichzelf als op zijn maat.
Waarom ben jij eigenlijk nog zo laat op in je eentje? Is al
de rest al gaan slapen?
Yup, iedereen maft al. Willem heeft van de hele avond geen
woord gezegd. Nico en Randy zijn blijven schaken. Maryam is in bed blijven
lezen. Dieter en Elke heb ik niet meer gezien. Die zullen ook wel al slapen.
Pieter-Jan heeft weinig nodig om te snappen wat er aan de
hand is.
En jij had een paniekerig nachtje? Het moest er natuurlijk
ooit weer eens van komen. Vertel eens, hoe gaat het eigenlijk nog met jou?
Pieter-Jan was in de vorige wereld graag psychiater
geworden, tenminste dat was één van de carrières waar de jongeman welgenoegen wilde mee nemen.
Sinds mijn vader overleden is, denk ik vaak aan de dood. Er
lijkt mij zo weinig tijd te resten om iets te maken van mijn leven. Ik denk ook
dat ik die ongezonde bekendheidsdrang maar eens moet wegwerken.
Pieter-Jan is blij dat zijn maat dit zelf inziet. De
overdreven ambities van de jongen die hij gaandeweg gaan beschouwen is als zijn
adoptiefbroer, lijken hem vooral ranzig en onnuttig. Ze maken zijn broer geen
gelukkiger mens.
Verbluffend succes willen oogsten, maar er niet het juiste
zaad voor vinden, dat is een pijnlijke zaak, erkent hij begripvol.
Dat of niet de juiste grond vinden om het zaad te laten
kiemen, stelt Boelie even bij.
Zo kan je het ook verwoorden natuurlijk, geeft Pieter-Jan
toe, zich ervan bewust dat zaad hebben, maar geen grond, een gedachte is die
meer troost brengt, dan wel de grond hebben, maar geen eigen zaad.
Wat zijn jouw plannen in deze wereld? Voor Willem, Maryam en ik, is het duidelijk
genoeg, wij worden dokters hoe dan ook, de anderen komen ook wel op hun pootjes
terecht, ze nemen genoegen met weinig. Om jou maak ik mij zorgen. Fragiele egos
en hun onbevredigbare honger hebben het moeilijker om geluk in te vinden, in
welke wereld dan ook.
Boelie kijkt intriest naar de grond en zucht. Hij vraagt
zich af of er hem ooit iets zal bevredigen.
Jij moet kunnen excelleren in iets. De vraag is in wat. En
hoeveel bevestiging je nodig hebt om er zelf van overtuigd te zijn dat je
excelleert. Schrijven is één ding, akkoord, als je blijft schaven en meer
geduld oefent als je scènes en personages creëert, dan komt er vast wel iets
van. Je moet zon dingen vooral praktisch aanpakken.
Als er geen reactie komt, gaat Pieter-Jan verder:
Serieus man, als ik naar jou kijk, zie ik in de eerste
plaats vooral mogelijkheden en niet zozeer beperkingen.
Als Boelie vindt dat hij te veel aandacht krijgt, gooit hij
het gesprek snel over een andere boeg.
Heb je die twee eigenlijk gepenetreerd?
Nee, de ene had haar maandstonden, dus die wilde geen
penetratie, en om er dan maar eentje te penetreren, dat is ook geen doen. Ze
waren wel übergeil, moet ik zeggen, ze hebben mijn dijen bereden, dus die
zitten ook onder het bloed. Best wel kinky eigenlijk. En man, gul dat die twee
waren. Overal hebben ze mij gestreeld en gekust. Een compleet nieuwe ervaring
voor mij.
Boelie kent het seksuele verleden van zijn maat, weet heel
goed dat hij drie jaar lang verkeerd heeft met een ijskast.
Ik heb je al vaak genoeg gezegd: jouw ex is de
uitzondering. De meeste vrouwen zijn warm en geven graag. Hoe meer je neemt,
hoe meer ze geven. En ik kan me goed voorstellen dat je dat fijn vond.
Strelende vrouwenhanden polijsten een mannenziel. En dat zeg ik niet, omdat het
pseudo-poëtisch klinkt, maar omdat het zo is. Passionele vrouwen injecteren je
met zelfvertrouwen waarop je altijd kunt terugvallen. Ben je dan eigenlijk nog
in die bar geraakt?
Nee, maar nu wil ik er helemaal zeker eens langswippen.
Pieter-Jan pauzeert even en haalt zijn schouders op. Veel
hangt natuurlijk af van de plannen die Frank met ons heeft. Misschien zijn we
hier sneller weg dan je denkt.
Het loopt al tegen de ochtend aan, maar de twee vrienden zijn
nog lang niet uitgepraat. Ze gaan naar beneden, niet meer op zoek naar de fles
wijn, die Boelie wilde vinden Boelie drinkt niet in de buurt van zijn
geheelonthoudende maat-, maar gewoon op verkenning door het huis, zonder
getuigen. Met elk een kaars voor zich uit, dalen ze de trap af. Ze gunnen
zichzelf de tijd om het huis eens goed te bestuderen. Overal in huis hangen
grootste jachttaferelen. Mijnheer Frank blijkt echt verzot op jagen. Onze gastheer
heeft ook zo zijn ambities, zegt Pieter-Jan terwijl hij over bustes van de
eerste presidenten van hun nieuwe thuisland wrijft. Hij zet zijn kaars op kant
en propt twee bekende marmeren hoofden onder zijn hemd. Ik heb borsten met een
uitgesproken politieke voorkeur. Hij geeft een kusje op de mond van een derde.
Lekker koud, dat marmer, ersatzliefde voor een necrofiel zon beeld.
Pieter-Jan zet de beelden voorzichtig terug, haalt dan een hertenkop van de muur
en probeert daar zijn hoofd in te wurmen, maar dat wil niet zo goed lukken.
Boelie geniet van de vrolijke narrenkunsten van zijn maat, maar breekt het
moment als hij weer een briefje vindt. Deze keer is het wél duidelijk van wie
het afkomstig is.
Pieter-Jan, some breaking news hier op tafel. Vriend Willem
is er vandoor.
Pieter-Jan zet de hertenkop af. Hoezo?
Zie zo, en Boelie steekt hem het briefje toe.
Blijkbaar kon Willem absoluut niet wennen aan het zicht van
onderdanige slaven, hij voelde zich ook niet meer op zn gemak binnen de groep,
heeft nu nood aan alleentijd en wil zijn geluk beproeven in het Noorden,
helemaal in zijn eentje. Het briefje eindigt met: een echte man maakt zijn
eigen geluk. Hij wil niet leven van de gunsten van een slavenhouder, want hij
kan niets bedenken dat zo smerig immoreel is als dat.
Een typische Willem-redenering, zegt Pieter-jan die hem
het beste kent, heel rechtlijnig en niet het minste beetje pragmatiek
Boelie neuriet bevestiging en draait neerbuigend met zijn
ogen, alsof hij wil zeggen dat een gebrek aan opportunisme het grootste kwaad
van allemaal is.
Frank
snuift de lauwe lucht van de zomernacht op. Hij staat te wachten bij de grote
deur van Front royal, de villa van de manke leeuw, de baas van hun intieme
kring, al spreekt niemand hem met die term aan. De jonge plantagehouder voelt
zich een beetje ijl in zijn hoofd. Hij voelt zich weldadig warm, alsof zijn
bloed rond stroomt om hem van binnenuit te masseren. Het kan hem niet schelen
dat de stalknecht er verdacht lang over doet om zijn paard te brengen. Op dit
moment is alles hem eender. Het voelt fantastisch om zo goed op de hoogte te
zijn van de toekomst en enkel blije verwachtingen te hebben. De redders van de
komende revolutie heeft hij onderdak verschaft, ze staan bij hem in het krijt.
Hoe ze in godsnaam het Zuiden zullen helpen zegevieren, daar heeft hij geen
idee van. Zelf vindt hij ook dat het Zuiden de nakende oorlog best alleen af
kan, maar goed, als de voorspelling anders dicteert, het zij zo. Frank zal de
oorlog geen windeieren leggen. Wat er ook moge gebeuren, hij zal zijn gasten in
de watten blijven leggen, contacten met hen blijven onderhouden.
In New Burbon kunnen ze niet blijven. Akkoord,
het lot is het lot, maar het kan geen kwaad om het lot een handje te helpen. New
Burbon is geen plek voor de Brekers. De stad ligt niet centraal genoeg, ze
moeten naar Steadville, Carlston of eventueel New Ridge. Al denken sommigen dat
die stad misschien voor het noorden zal vechten of alleszins neutraal zal
blijven. Ach, nee, al dat geblaat, als er oorlog komt, volgt New Ridge het
voorbeeld van haar zustersteden, en komt ze onder de banier van het zuiden,
zeker weten, verdomme. Frank zou zijn dronkenschap kunnen commanderen, zich
nuchter kunnen houden, maar hij heeft er geen zin in, hij wil zich laten
meedrijven op de golven van de roes.
Hij
is de laatste die vertrekt. De leeuw heeft hem bewust tot de laatste bij zich
gehouden. Hij moet er alles aan doen om zijn gasten samen te houden, maar ze
moeten weg van hier, dat is het belangrijkste. De leeuw had zijn redenen, het
is hier niet veilig voor de brekers. Onzin, natuurlijk, maar de leeuw wordt
oud, oude mensen zijn altijd bezorgd. Maar akkoord, weg moeten ze, geen
probleem, Frank zorgt voor alles.
De
knecht komt eindelijk met Franks paard. Zelfs in het donker kan Frank zien dat
de jongen schichtige, bange ogen heeft. Het laat zich raden, de stalknecht is
bang voor een standje. En de gevolgen kunnen zwaar zijn. Als Frank zijn beklag
doet bij de leeuw en die om zijn reputatie van goed gastheer te verdedigen
ongemeen hard wil straffen, riskeert de jongen meer dan zo maar een pak rammel.
De verontschuldigingen beginnen al.
De
hoef, er zat vuil in de hoef, het paard
Tot
de grote verbazing van de knecht, legt Frank hem het zwijgen op en gooit hij
hem een kwartje toe. De slaaf vangt het met beide handen. Zijn grijs-witte tanden lichten
op als hij ze bloot lacht.
Dank
u, meester, dank u!
Frank
is niet zijn meester, maar elke blanke is uiteindelijk meester van elke dink. Hij
wipt op zijn paard als een wilde, de drank lijkt hem licht te maken. Als hij
over de lange oprit van de villa draaft en de donkere nacht tegemoet rijdt,
voelt hij het pistool dat in zijn broek zit tegen zijn buik op duwen. Het geeft
hem een behaaglijk veilig gevoel. Hij test het uithoudingsvermogen van zijn
lievelingspaard, Flash, en geeft het meedogenloos de sporen. In nuchtere
toestand springt hij veel voorzichtiger om met zijn dieren. In een recordtijd
bereikt hij Beauregard. Het paard staat er afgemat bij, Frank geeft het enkele
complimenterende tikjes. Vaag beseft hij dat hij morgen spierpijn zal hebben in
zijn dijen, zijn achterwerk voelt nu al aan als was het van hout gemaakt.
Terwijl hij het paard naar de stal brengt, blikt hij omhoog naar de
sterrenhemel. Op nauwelijks vijf minuten tijd ziet hij drie vallende sterren
langs het firmament scheren. Nu is hij er echt helemaal van overtuigd. Er wacht
hem een grote toekomst. Vast iets in de politiek, ja, dat moet wel. Vechten is
niet aan mij besteed. Laat mij maar oreren, mensen overtuigen en nieuwe ideeën
lanceren. Elk zijn sterkte en dat is de mijne.
Eens
in huis gaat hij rechtstreeks naar zijn kamer. Hij geeft toe aan de
vermoeidheid die nu over hem valt. Het initiële oppeppende effect van de
alcohol heeft plaatsgemaakt voor een slome beneveling. Op weg naar zijn bed,
merkt hij niet dat er nog licht schemert in zijn bibliotheek. Hij is te zeer in
gedachten verzonken. Morgen, morgen tref ik alle regelingen, niets aan het
toeval overlaten. De Brekers zijn de weg.
Op
Beauregard is Boelie er niet in geslaagd om zijn vrienden tot actie aan te
sporen. Ofwel geloven ze dat hij de briefjes zelf geschreven heeft, ofwel
denken ze dat Pieter-Jan er achter zit. Bovendien vinden ze dat Pieter-Jan een
intelligente kerel is, die best wel op zichzelf kan passen.
Iedereen
is al naar bed en Boelie waakt. Op de deur van zijn afwezige maat heeft hij een
briefje gehangen. Ik zit in de bibliotheek, laat mij weten als je terug bent.
Boelie
heeft zich teruggetrokken in de bibliotheek. Benjamin heeft hem nog een hele
tijd gezelschap gehouden. Samen hebben ze kaarten bestudeerd, omdat ze daar
beiden verzot op zijn. Boelie is moe, maar de vermoeidheid maakt hem niet
slaperig, maar maakt hem paradoxaal genoeg juist babbelziek.
Mis
jij hier niemand? Je ouders bijvoorbeeld? We zijn nu al een tijdje weggerukt
uit onze vertrouwde omgeving, maar niemand van ons spreekt daar ooit over,
alsof we al in onze eigen leugens geloven en we echt per schip gevlucht zijn
uit Auburië.
Ik
denk natuurlijk wel aan mijn ouders, en aan enkele vrienden. Mijn activiteiten
bij de scouts, de school waar ik les geef, nou ja, gaf. Soms vraag ik mij ook
wel af of ze mij thuis nu zoeken. Soms denk ik dat ik een afsplitsing ben van
mezelf, dat er thuis niets veranderd is, dat Benjamin daar nog steeds rondloopt
en functioneert. Misschien dat we op een dag allemaal terug wakker schieten in
onze vertrouwde omgeving. Ik wil liever niet nadenken over hoe het mogelijk is
dat wij dit meemaken, ik denk dat ik anders snel gek word.
Ja,
waarschijnlijk valt het wel niet te achterhalen waarom dit gebeurt. Ik geloof
ook niet dat het een droom is. Dit is echt, dat weet ik zeker, ik denk dat
niemand van ons dat betwijfelt.
Benjamin
bevestigt door kalm van nee te gebaren. Hij slaat een grote, dikke atlas dicht,
stelt zich traag recht en plaats het grote boek met de nodige moeite terug op
zijn plaats.
Mis
jij soms iemand?
Boelie
overweegt de vraag en aarzelt even.
Mmnee,
niet echt. Ik troost mij inderdaad ook met de gedachte, dat wij een afsplitsing
zijn van onszelf en dat wij ginder gewoon verder blijven bestaan. Of er een
wisselwerking bestaat tussen de ik die we hier zijn en de ik die we daar zijn,
weet ik niet. Als je daar over nadenkt, zal je inderdaad wel snel doorslaan. Ik
sta er verder liever ook niet te veel bij stil. Je weet dat mijn moeder weduwe
is. Dat ze mij, haar enige zoon, nu ook nog eens moet missen, dat wil ik liever
niet visualiseren. Mijn moeder die zo heel alleen, doodsbang alleen thuiszit en
zich afvraagt waar ik heen ben. Natuurlijk, ik ben niet alleen verdwenen, ik
ben verdwenen samen met Pieter-Jan en mijn lief. Misschien put ze daar troost
uit. Maar goed, ik ga er mee akkoord dat ons gewone leven op de een of andere
manier gewoon doorgaat.
Benjamin
zegt geeuwend ja.
Hoe
zie jij onze toekomst hier?
Geen
idee. Een job vinden zeker? Gewoon verder doen, veronderstel ik, iets opbouwen.
Welke keuze hebben we anders? Sit back and enjoy the ride, dat hadden we toch
afgesproken
Benjamin
geeuwt opnieuw en verontschuldigt zich.
Sorry,
man, maar ik ben echt moe. Vind je het erg als ik ga slapen? We kunnen morgen
verder praten.
Nee,
natuurlijk niet. Ga maar, ik ben nog niet moe. Ik ga nog wat lezen.
Je
vindt het niet erg? Ok, dan laat ik je.
Benjamin
kijkt met een blik vol medeleven, naar zijn maat, die volgens hem, veel te veel
nadenkt. Boelie is zich bewust van dat medelijden en voelt zich daar
ongemakkelijk bij.
Er
is niets aan de hand, hoor, ik wil gewoon nog wat lezen.
Benjamin
gelooft niet dat er niets scheelt, maar verdwijnt. Rust zal zijn maat misschien
goed doen.
Boelie
blijft alleen achter. Hij staat op en loopt langs de rekken met boeken, leest
hier en daar een titel, bladert lukraak door enkele boeken. Hoe moet het met
zijn schrijfdroom in deze wereld? Zal hij hier gewoon dezelfde dingen ambiëren
als in de vorige wereld? Misschien gaat het hem hier makkelijker af? In de
vorige wereld liep zijn schrijverscarrière of althans de hoop daarop, helemaal
niet van een leien dakje.
Het
knaagt in hem, de jongeman heeft vaak last van onverklaarbare angstaanvallen.
Hij heeft zijn gemoedstoestand uitvoerig gedocumenteerd in tientallen
dagboekschriften en kent ondertussen wel ongeveer de mechanismen van zijn
geest. Boelie keek als kind uitermate op naar zijn vader. Zijn vader was met
stip zijn grootste held. Maar die vaderfiguur stootte hem af en trok hem
tegelijk aan. De schrijversopdracht is hem met de paplepel ingegeven, maar zijn
vader vond zijn verhalen nooit goed. Die dubbele houding van zijn vader, heeft
het zelfvertrouwen van de jongeman als kind en als adolescent zwaar
ondergraven. Zijn vader dweepte eigenlijk met twee zaken: literatuur en
militaire strategie. Om zijn vader te plezieren koos de jongeman de weg van de
literatuur. De militaire weg, leek, zeker in het vredige Europa, nogal
uitgesloten. Dat het nooit gelukt is om van het schrijversschap iets te maken
is een oud zeer dat vaak pijnlijk opspeelt. Net zoals het nu doet.
Boelie
staat op, hij wil op verkenning gaan in huis, zien of er niet ergens een fles
wijn is die hij achterover kan drukken om zichzelf te benevelen, in een poging
zo tot andere inzichten te komen. De wandelende cocktail aan contrasterende
emoties die de jongen is, is niet echt een stevige drinker. Als hij drinkt, is
het omdat enkele van zijn literaire idolen officieel claimt hij geen zulke
idolen te hebben - onverbeterlijke zuipschuiten waren.
Hij
duwt de zware houten stoel achteruit en stapt naar de deur. Net als hij die
opentrekt, staat Pieter-Jan met een brede glimlach voor zijn neus. Lijkt wel
een soap, mompelt Boelie, daar kunnen ze ook geen deur opentrekken zonder dat
er toevallig net iemand binnenkomt. Pieter-Jan blijft onbewegelijk staan, zijn
glimlach wordt alleen nog breder. Boelie moet er ook van glimlachen, hij heeft
begrepen dat zijn vriend een leuk verhaal te vertellen heeft.
Hoe
vind je de locatie van een bar in een wereld zonder internet, zonder kaart op
zak, zonder stadsplannen op elke hoek van de straat en zonder gps? Dat is de
vraag die Pieter-Jan moet oplossen. Hij zou natuurlijk gewoon de weg kunnen
vragen aan een local en dat probeert hij ook.
Alleen
trekt elke blanke zijn neus op en laten ze hem staan zonder hem nog een blik te
gunnen. Dinks reageren zo mogelijk nog vreemder, ze raken in de war, doen alsof
ze hem niet begrijpen of zeggen vlakaf dat ze het niet weten. Pieter-Jan
vermoedt sterk dat ze liegen.
Dan
maar op goed geluk, besluit Pieter-Jan. Met wat geluk vindt hij de weg naar
Freedmens Quarter terug. Een blanke vrouw houdt hem staande met een blik in
haar ogen alsof ze met een krankzinnige te maken heeft.
Ben
je soms gek, daar regeren de dinks, zelfs de politie waagt zich daar niet. De
enige blanken die je er ontmoet zijn uitschot.
Als
ze de vastbeslotenheid opmerkt in Pieter-Jans bewegingen, besluit ze dat de
jongeman tot de laatste soort behoort en dus gaat ze vlug heen. Ze tilt haar
lange rokken op en weg is, gevolgd door haar slavin, die in elk hand een zware
mand draagt.
Pieter-Jan
vindt het wel amusant en krijgt enkel maar meer zin om verder te gaan. Twee
straten verder, beseft hij dat hij vast en zeker in Freedmens Quarter is
gearriveerd, want er zijn geen blanken meer op straat, de meeste huizen zijn
zwaar vervallen en de dinks die hij ontmoet, kijken hem brutaal aan. Wel laten
ze hem met rust. De nieuwsgierige jongeman vermoedt dat ze hem voor een
gevaarlijke bandiet houden. Welke andere blanke zou het in zijn hoofd halen om
hier schijnbaar ongewapend te komen?
Pieter-Jan
probeert zijn geluk bij een stel spelende, halfnaakte kinderen die een
conservenblikje rondtrappen. Het merendeel kijkt hem aan alsof ze nog nooit een
blanke van dichtbij gezien hebben. Een moedig ventje stapt naar voren en eist
geld voor de inlichting. Pieter-Jan bekent met een glimlach dat hij geen geld
op zak heeft. Geen probleem, de kleine wil het ook wel doen voor een paar
schoenen en zijn begerende blik valt op Pieter-Jans schoeisel. Zijn vriendjes
volgen de onderhandeling met grote nieuwsgierige ogen, er is nog niets
overeengekomen en ze kijken nu al jaloers.
Pieter-Jan
twijfelt en tast in zijn zakken of hij niet iets anders kan aanbieden. Er is
niets dat in aanmerking komt, dus vraagt hij een inlichting op krediet.
Je
zegt mij waar ik de bar kan vinden en morgen, dat zweer ik, sta ik hier terug
met een halve obloon.
De
kleine, die naarmate de onderhandeling aansleept, meer en meer zijn angst
overwint, is niet gek en vraagt Pieter-Jans schoenen als onderpand. De jongeman
begint nu echt zijn ongeduld te verliezen, maar dan weerklinken er drie
vrouwenstemmen die als een snerpende alarmbel door zijn verstand schieten.
Wij
willen seks, wij willen seks, geef ons seks.
Pieter-Jans
pupillen vergroten en keuren onderzoekend een trio vrouwen dat schaterlachend
uit een huis komt gezwalpt. De drie lopen arm in arm en amuseren zich
kostelijk. Het zijn dinks, maar aan hun teint te zien, hebben ze ook blank
bloed door de aderen stromen. Kindjes van prostituees oordeelt Pieter-Jan snel.
De
kleine zakenman blijft afwachtend voor zijn voeten staan. Als de vrouwen Pieter-Jans
richting uit wandelen, wil hij van het kleine ventje af.
No deal, ik vind het zelf wel.
Zo
makkelijk komt hij er echter niet af. De kleine fixeert zijn blik op
Pieter-Jans gezicht en doet een milder voorstel. Een schoen als onderpand en
een kwartje morgen.
Of
ik nou één schoen geef of twee, het ongemak is hetzelfde.
Zijn
zin is pas uitgesproken als de drie vrouwen al rond zijn nek hangen. De kleine
beseft dat het nu geen zin meer heeft en druipt af, zijn vriendjes volgen.
Heimelijk opgelucht dat hun maat verloren heeft, zijn ze gul met troostende
woorden en gebaren.
Pieter-Jan
weet niet wat hem overkomt.
Wat
een stuk, zeg, kirt de eerste.
De
tweede draait haar sjaal om zijn hals.
Hmm,
lekker breed in de schouders.
En
die armen zijn geen pap, zegt de derde terwijl ze in zijn bovenarmen knijpt.
De
drie vrouwen draaien onderzoekende cirkels rond hun vangst.
Hij
is echt groot, hé, net wat we zoeken.
Dat
gezicht mag er trouwens ook wezen. Echt een guitig gezicht. Hij combineert het
schattige jongensachtige, met het stoere mannelijke. Erg opwindend, moet ik
zeggen.
Vinden
jullie niet dat hij iets kunstzinnigs over zich heeft, wat denken jullie?
Volgens
mij is hij een soldaat met verlof. En wat voor slechte burgers zouden wij zijn
als we de verdedigers van de natie geen verzetje gunnen?
Ach,
nee, geen soldaat. Zakenman misschien, wie weet, zon dominante
slavenhandelaar. Ja, ja er schuilt iets duisters in die ogen. Ik wed dat hij
graag de touwtjes in handen heeft.
Om
te demonstreren wat ze bedoelt, trekt ze bruusk aan de haren van een van haar
vriendinnen, die opzettelijk een zwoele pijnkreet uitbrengt.
Spraakzaam
is hij niet, hé, zegt de andere, terwijl ze met haar vingers over zijn mond
streelt. Pieter-Jan bekomt niet van de verrassing, laat alles over zich heen
komen en beseft pas dat de drie hem richting een muur manoeuvreren als hij met
zijn rug al de stenen raakt.
Eentje
vraagt rechtstreeks wat hij doet in het leven en uit gewoonte antwoordt
Pieter-Jan dat hij geneeskunde studeert.
Genééskunde,
herhaalt ze, duidelijk onder de indruk. Kijk eens aan, zeg, verstandige jongen
hebben we hier.
Wat
een vangst zeg, en dat loopt hier maar vogelvrij rond. Boffen wij maar dat die
hengst hier langskomt. Hij lijkt wel door God gezonden.
Of
de duivel, vult er eentje al te gretig aan.
Nemen
we hem mee?
Natuurlijk
nemen we hem mee. We zijn kierewiet als we deze laten lopen. Straks wordt hij
nog vermoord. Dat zou pas zonde zijn.
Mee
waarheen?, vraagt Pieter-Jan.
Mee
met ons naar binnen, malle jongen. Je mag ons berijden tot de kippen weer van
stok komen.
De
belaagde jongeman beseft opeens dat de zon al onder is. Een blik in de ronde,
geeft hem het onaangename gevoel dat er heel wat ogen op hem gericht zijn,
vanachter de gordijntjes van de smalle huisjes. Veel is er door het duister
niet te zien waarschijnlijk, maar een veilig gevoel geeft het toch niet.
Is
het ver?
Is
het ver, vraagt hij, nee, schatje, het is dat huis daar, waar we net buiten
komen.
Eentje
sabbelt al aan zijn oor, een andere heeft haar hand al eens stevig over zijn
kruis laten glijden. De derde, de knapste, schuurt met haar boezem langs zijn
zij. Tot die zich opeens realiseert dat ze getrouwd is.
Getrouwd?,
roept haar vriendin verontwaardigd uit. tegenoverstaan van wie? De vlooien in
het bed van de dominee?
In
ons hart zijn Zachary en ik getrouwd! Begrepen, gemene feeks?
In
zijn hart is jouw Zachary getrouwd met de halve buurt, gniffelt er één.
Pieter-Jan
valt de koude op waar net nog een weelderige boezem was, als de boze vrouw weg
beent.
Mijn
Zachary is veranderd, hij is trouw nu. Bekijk het maar, voze sloeries, geef die
jongen maar de ziekte door, matrassen.
De
vrouw verdwijnt om de hoek. Op zoek naar haar Zachary, neemt Pieter-Jan
teleurgesteld aan. Spijtig, want die derde vond hij nou net de mooiste.
Let
maar niet op haar, koene ridder.
Meer
lekkers voor ons mondje
Pieter-Jan
houdt echter de boot af. De twee vrouwen nemen hem bij de hand en willen hem
mee naar binnen sleuren. Wacht, wacht eens even. Waarom ik en niet een ander?
Het loopt hier toch vol mannen die net zo geschikt zijn voor jullie doeleinden
als ik?
De
vrouwen hebben hun antwoord klaar: Dat zijn geen mannen zoals jij, dat zijn
nog kleine jongens, die kunnen we zo rond onze vingers draaien. Daar is echt
niets aan.
Pieter-Jan
heeft al lang geen fysiek contact gehad met vrouwen en nu is het alsof hij met
zijn neus in een botervloot vrouwelijkheid wordt geduwd.
Maar
we weten hoegenaamd niets van elkaar. Hoe heten jullie bijvoorbeeld? vraagt
Pieter-Jan als ze bij de deur zijn.
Voor
ze antwoordt, zegt de ene nog eens tegen de andere: Maar hij is toch echt wel
erg knap, hé? En dat wij daar dan zo toevallig tegenaan botsen. Daarna richt
ze haar ogen weer op haar doelwit, ze bukt haar hoofdje en knippert fel met
haar wimpers.
Ik
heet Hope.
En
ik heet Misty, die de houding van haar vriendin kopieert.
Kijk,
lijken mij aangename meisjes, maar het probleem is dat
Dat
is nou net jouw probleem, pikt de andere in, er is helemaal geen probleem.
Wij gaan elkaar gewoon lekker verwennen. Kom aan, twee vrouwen die zich zo aan
jou overgeven, is dat niet waar elke man van droomt?
Akkoord,
het zal wel een fantasie zijn van haast elke man. Maar ik hoef die fantasie
niet per se te beleven.
Ach,
kom, zon kans laat je toch niet liggen? Hoeveel mannen kunnen zeggen dat ze
dit ooit hebben meegemaakt? Zonder dat ze er voor betalen wel te verstaan.
Ik
geef toe dat ik geflatteerd ben, maar hoe verleidelijk de kelk ook is, toch
laat ik hem liever aan mij voorbijgaan.
De
twee vrouwen pakken elkaar vast, en bijna alsof het een bewuste strategie is,
raken ze elkaar traag en affectief aan, terwijl ze net hoorbaar tegen elkaar
fluisteren:
Oh,
en hij kan het zo mooi zeggen. Een man die goed is met woorden, daar word ik
nou eens echt helemaal heet van.
En
het is zon schatje. Heb je die ogen van hem al eens bekijken. Ik geloof dat
het ons een uur kost om alle kleurschakeringen te noemen die er in voorkomen.
Pieter-Jan
blijft twijfelen, maar enkele centimeters onder zijn middel, begint een
dwingend gevoel langzaam zijn gedachten te domineren. De zoete vrouwelijke geur
van zijn tegenstandsters prikkelt in zijn neus, en loopt als een stroom van
genot over zijn rug naar beneden. Elke cel in zijn lichaam lijkt wel een
losgeslagen elektron dat op en neer springt en tuimelingen maakt.
Bij
zichzelf denkt hij: geef nou eens toe, gun je zelf ook iets, even niet meer
denken, go with the flow, laat gebeuren wat gebeuren mag, in het slechtste
geval is het een leerrijke ervaringen.
Nog
een laatste blik op de lippen van de meisjes, waarvan hij zich de smaak en de
textuur voorstelt, zodat het verlangen groeit om zijn voorstelling ervan te
toetsen aan de werkelijkheid. Het ene meisje heeft van nature vuurrode lippen,
extra geaccentueerd door een minuscuul schoonheidsvlekje, net boven haar mondhoek. Het andere meisje
heeft helaas dunne lippen en een nogal grauwe huidskleur, de vorm van haar
gezicht is best ok, maar haar neus mist alle karakter. Haar golvende lange
kastanjebruine haren maken nog iets goed, maar haar weinig intelligente ogen,
maken het beeld uiteindelijk toch kapot. Kan hij er niet eentje nemen?
Een trio
hoeft niet zo zeer, met eentje is hij ook al best tevreden. De knappe van de
twee, is nog lang niet zo mooi als het meisje dat veel te vroeg weg ging, maar
ze mag er wezen. Ze is net iets kleiner dan haar vriendin, haar borsten zijn
niet overdreven groot, maar ze weten de aandacht te trekken, op de een of
andere manier zijn ze prominenter aanwezig dan het dikkere paar borsten van
haar vriendin. Pieter-Jan gokt dat de lekkerste geur ook van haar komt. Hij
meent dat er een storend element zit in de geur van de andere. Geen stank, nee,
gewoon een storend element in haar lijfgeur, niet eens een kwestie van hygiëne.
Op de duur vindt hij zichzelf in zijn weigerachtige houding net iets te komisch
worden. Hij wil niet dwarsliggen om speciaal te doen, dus uiteindelijk zwicht
hij toch en laat hij zich meetronen. Het gevoel van hun fijne handen strak om zijn polsen, vindt hij wel iets hebben. De twee meisjes hebben beide een lange dunne nek. Van die kwetsbaarheid gaat een prikkelende seksualiteit uit.
Binnen
werpen ze zich als roofdieren op hun vangst. Zijn eerdere vermoedens blijken al
te waar. De smaak van de ene bevalt hem allerminst, al kan hij dan niet zeggen waarom dat dan zo is, er botst gewoon iets. Hij zou liever alleen
kussen met de ene, mooiere, maar hij beseft dat hij zoiets niet kan maken. Als
de ene zich genegeerd voelt, volgt er gegarandeerd ruzie en dan is het uit met
de pret. Pieter-Jan is zoveel vrouwelijk
initiatief niet gewend en blijft tussen de kussen en het ontkleden door verder
praten.
Wat
doen jullie eigenlijk in het leven?
Wij
zijn danseressen.
In
Sordid Haven, een bar hier net om de hoek.
Je
meent het
En
nu sst, toon maar eens wat je naast praten nog meer kan met die tong van je.
De
overdonderde jongeman wordt op bed geduwd en voelt hoe vier handen tegelijk
over zijn naakte lichaam strelen. Over die sensatie heeft hij verder geen
klagen. Die bar heeft zijn naam niet gestolen, bedenkt hij nog, voor hij zelf
in actie schiet.
Frank
schudt overtuigd van nee en nestelt zich aan de vergadertafel in het huis van
Bertold Cheatham, bijgenaamd de manke leeuw. Tot zijn vijfenzestigste zetelde
de man in de senaat. Sinds hij tijdens een debat over de slavernijkwestie een
tegenstander tot bloedens toe afgeranseld heeft met zijn wandelstok, heeft men
debatten over de kwestie, althans in de senaat, verboden. Een overwinning voor
het zuiden, want als er niet eens over gesproken mag worden, kan de slavernij
ook niet worden afgeschaft.
In
het zuiden kan ouwe Bertold rekenen op een heldenstatuut en ook in het noorden
heeft men in brede kringen respect voor de ouwe. Kort na het debat kreeg hij
honderden wandelstokken toegezonden van bewonderaars van over het hele land.
Sommige zelfs belegd met diamanten. De mooiste exemplaren heeft hij gehouden en
die sieren nu zijn vergaderruimte. Frank voelt zich nooit helemaal op zijn
gemak in de buurt van de oude vuurvreter. De nationale held van het zuiden kan
het nooit laten om op een vervelende toon te vragen: En Frank, nog
experimentjes gepland met je slaven? Frank herhaalt dan zijn
standaardantwoord: Op dit moment niet, maar ik bedenk nog wel wat.
Zelfs
vandaag spreekt de manke leeuw zijn vraag uit in één adem met zijn begroeting. Frank
laat deze keer echter meer ergernis dan gewoonlijk doorklinken in zijn
ingestudeerde reactie. Gelukkig zijn er genoeg aanwezigen die de vergadering
geen seconde langer willen uitstellen. James Munford, een slanke jongeman die
er nogal ziekelijk uitziet geen wonder als je bedenkt dat het binnen zijn
familie traditie is om neven en nichten te trouwen- opent met de woorden:
Heren,
de gebeurtenissen van de afgelopen tijd spreken eigenlijk voor zich. Alles
loopt volgens de voorspelling van de oude acht. We mogen onszelf feliciteren,
want we hebben goed gehandeld. De brekers hebben een veilig heenkomen gevonden.
We kunnen de toekomst rustig afwachten.
Een
van de aanwezigen lacht schamper. Ik blijf het onzin vinden. Als het
daadwerkelijk tot oorlog komt tussen noord en zuid, heeft het zuiden geen hulp
van buitenaf nodig om die klus tot een goed einde te brengen. Voorspelling of
geen voorspelling.
De
man spreekt voor velen en krijgt applaus, vooral van de jongste deelnemers. De
manke leeuw duwt zich met beide handen af op de tafel en veert overeind.
De
voorspelling is heel duidelijk. Zonder hen, is het Zuiden reddeloos verloren en
laat een uitputtende oorlog ons na vier jaar geruïneerd achter.
Simon
Cartwright durft het aan om de eminente gastheer tegen te spreken.
Met
alle respect, maar ik blijf het onzinnig bijgeloof vinden. De acht oudste
plantagehouders plegen tijdens een obscuur ritueel zelfmoord, hun volste recht
wat mij betreft, leuk voor hun erfgenamen, maar met die daad zouden ze dan
redders uit een andere wereld aangetrokken hebben? Kom zeg, dat heeft alles van
de griezelromans die mijn vrouw met haar holle hoofd met tonnen tegelijk
verslindt.
Waarom
ben je dan hier, als je er toch geen geloof aan hecht?, vraagt Frank.
In
alle eerlijkheid: ik kom uit respect voor onze leeuw en ik blijf voor de
exquise parels uit zijn wijnkelder die hij ons met een buitenwereldse gulheid
blijft voorzetten.
Met
die uitspraak heeft hij de lachers op zijn hand.
Hij
staat op en heft het glas:
Heren,
op de gezondheid van de leeuw.
Hoe
weten we eigenlijk dat we met de juiste mensen van doen hebben?, vraagt een
van de plantagehouders die anders bijna nooit een woord zegt en enkel aanwezig
mag zijn omdat hij de kleinzoon is van één van de oude acht.
Frank
wist dat die vraag zou komen.
Ze
matchen perfect de beschrijving die in de cirkel staat geschreven. Alleen zijn
ze met negen, in plaats van met tien.
Aha,
dus de voorspelling loopt al mank, ik bedoel, fout, roept de leider van de
sceptici triomfantelijk uit. Het gebruik van het woord mank ten overstaan van
oud-senator Cheatham, heeft hem wel even doen blozen.
De
jongen die ontbreekt, had geen cruciale rol. Zijn afwezigheid hoeft verder
niets te betekenen. Wat telt is dat de anderen gekomen zijn.
De
aanwezigen vragen Frank om zijn mening te geven over zijn speciale gasten.
Ze
doen zich voor als pas gearriveerde Auburiërs. Echt overtuigend zijn ze
natuurlijk niet, want ze zijn helemaal nooit in Auburië geweest. Ik kan echter ook
niet zeggen dat ze ooit zwaar in de fout gaan. Je kan raden dat ze niet van
Auburië komen, maar je zou ook nooit vermoeden dat ze uit een verder gevorderde
wereld afkomstig zijn die met de onze niets te maken heeft. Fysiek zijn ze erg
zwak, paardrijden kunnen ze bijvoorbeeld niet of nauwelijks, welbespraakt zijn
ze dan weer wel. Ze zijn trots en makkelijk te complimenteren. Zo zijn ze er
bijvoorbeeld echt van overtuigd dat ze mijn leven gered hebben.
Op
dat punt schieten Franks zogenaamde belagers van toen in de lach.
Ze
zijn natuurlijk zeer slecht op de hoogte van onze cultuur, maar zo wat de helft
van hen beent actief bij en leert snel. Eentje ervan is erg apathisch. Een van
de meisjes is enkel geïnteresseerd in mijn paarden. Die houd ik zo zoet.
Volgens de voorspelling is het enkel nodig dat zij en haar vriend voorlopig in
leven blijven. Anders kunnen de anderen vreemd reageren.
Vertoont
een van hen ook maar het minste militaire of politieke talent?, vraagt de
scepticusfractie.
Eentje
heeft in een herberg voor aardig wat commotie gezorgd door als leek het spel
Revolution te winnen. Ik schaak ook regelmatig tegen hem en ik moet toegeven
dat er strijdlust brandt in zijn ogen.
Ach
kom zeg, daar zetten we op in? Op een bordkartonnen generaal die fonkelende
ogen zou hebben. Mijn zoontje van drie heeft ook agressie in zijn blik. Zullen
we hem vast een generaalsuniform laten naaien?
De
manke leeuw is het zat.
Heren,
we houden ons trouw aan de voorspelling. Laat ons niet vergeten dat ze exacte
op het voorspelde tijdstip verschenen en meteen ingrepen toen ze dachten dat
Frank bedreigd werd. Dat is genoeg bewijs voor mij. Zelfs al zijn die jongelui
het grootst denkbare uitschot, het kan nooit kwaad om ze voorlopig te steunen
en te zien wat er verder van komt. Frank, jij regelt het nodige, zorg ervoor
dat het hen aan niets ontbreekt. Verwen hen verder, de rest wijst zichzelf wel
uit. Ik verwacht van iedereen dat hij Frank bijstaat om de veiligheid van zijn
gasten te garanderen.
De
autoriteit van de leeuw legt de scepsis van de slavenhouders aan banden.
Ik
hoef de heren er ook niet aan te herinneren dat niemand, maar dan ook niemand,
één woord hierover mag zeggen, aan eender wie.
Daar
is iedereen het inderdaad over eens. Stuk voor stuk geven ze te verstaan dat ze
hun zwijgplicht als een vanzelfsprekendheid beschouwen. Ook Miles Porter knikt
instemmend. Nochtans kan deze moddervette plantagehouder het nooit laten om
alles wat hij meemaakt in zijn leven, in geuren en kleuren te vertellen aan de
slavin waarmee hij haast dagelijks het bed deelt. Geen moment vermoedt hij dat
bloedmooie Carlice, terwijl ze verveeld onder zijn zweterige lichaam ligt,
uitrekent hoeveel geld ze kan vangen voor de kostbare informatie die hij haar
domweg in het oor fluistert. In Sordid Haven betaalt men voor zon inlichtingen
een eerlijke prijs.