De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
12-04-2009
Zomerse groeipijn: deel 23
Op
Beauregard is Frank nu pas echt in alle staten. Een bevriende plantagehouder is
het nieuws over de slavenopstand (of de poging daartoe) komen brengen. Franks
vriend vraagt om een gesprek onder vier ogen. De gastheer trekt zich met zijn
bezoek beleefd terug in zijn studeervertrek. Het schaakspel dat toch al op
weinig aandacht kon rekenen, wordt uitgesteld tot een volgende keer. Even later
komt Frank al terug en rijden hij en de vriend samen weg. Kennelijk hebben de
slavenhouders in New Burbon een soort spoedvergadering gepland.
Boelie
en Pieter-Jan blijven alleen achter. Die laatste stelt zich vragen bij het
gedrag van hun gastheer.
Wel gek eigenlijk hoe die Frank ons zo
vertrouwt. In principe kunnen we zijn hele hebben en houden roven.
Denk
je werkelijk dat dit zijn hele hebben en houden is? En trouwens, denk je dat de
slaven hier ons zo maar laten begaan?
Je
denkt niet dat we hen een aanzetje zouden kunnen geven om mee te plunderen?
Nope,
die slaven zijn niet gek. Waar zouden ze verdomme heen moeten? Het noorden is
ver en zelfs in het vrije noorden zitten ze niet te wachten op dinks. Daar zijn
ze bang dat dinks als goedkopere arbeidskrachten het werk van de blanken
afpakken. De exemplaren hier in huis zijn ook veel te trots op hun bevoorrechte
positie als huispersoneel.
Akkoord.
Maar zeg, als zon slaaf er in slaagt om het noorden te bereiken, is hij dan
vrij?
Ik
denk het niet. Maar als hij er in slaagt om uit de handen van zijn baas te
blijven, is hij veilig natuurlijk. De meeste noordelingen zien dinks misschien niet
graag komen, maar een arrogante slavenhouder helpen om zijn eigendom terug te
krijgen, dat is dan ook weer een stap te ver.
Het
gesprek van de twee jongens wordt onderbroken. Ook de anderen zijn ondertussen
wakker. Als die te horen krijgen wat er allemaal gebeurd is, vinden ze het
allemaal bijzonder spannend. Maryam hoopt dat de slaven massaal in opstand
komen. Ze zou doodgraag zon revolutie van dichtbij zien. Randy is daar niet
van overtuigd.
Zon
slavenopstand zou volgens mij extreem bloederig verlopen. Geloof mij, dat wil
je liever niet zien.
Maryam
betwijfelt dat en zegt dat het misschien ook wel zonder geweld kan. De
apartheid in Zuid-Afrika is toch ook via een politieke weg afgeschaft?
Randy
protesteert opnieuw.
Ja,
maar dat was in een wereld die op zo veel vlakken zo veel verder ontwikkeld was
dan deze. En ook de afschaffing van de apartheid liep niet over rozen, hé.
Maryam
vraagt Boelie of ze het boek dat de aanleiding gaf tot zoveel onvrede mag lenen.
Ze is nog niet helemaal wakker en wil
het liever rustig aan doen vandaag. Het lezen van De armband van tante Rosy
lijkt haar nuttige tijdsbesteding. Bij wijze van verlaat ontbijt neemt ze wat
fruit mee.
Ook
de rest scharrelt in de keuken wat eten bij elkaar. Tot ze er uitgejaagd worden
door Jubs, de dikke slavin, die naar eigen zeggen al voor meester Frank kookt,
sinds hij zijn eerste tandjes heeft.
Nico
en Randy herschikken het schaakbord en beginnen aan een echte schaakmarathon.
Benjamin gaat samen met Boelie nog wat neuzen in Franks privé-bibliotheek. Als
ze Willem vragen of die niet meekomt, weigert die categoriek. Met een sip
gezicht neemt hij plaats in een luie stoel en doet vanuit die positie alsof hij
de schaakpartij observeert. Pieter-Jan slaat hem gemoedelijk op zijn schouder.
De literatuur van deze wereld interesseert je niet?
Lusteloos
trekt Willem zijn schouders op. Pieter-Jan begrijpt het gedrag van zijn maat
niet, dus gaat hij naar boven, vraagt het personeel om schone kleren en gaat
dan de deur uit. Hij heeft er wel zin om eens alleen op verkenningstocht te
gaan in de stad.Benjamin
en Boelie zitten ondertussen gebogen over een kaart van hun nieuwe thuisland.
Het is onderverdeeld in staten met aan het hoofd een verkiesbare gouverneur. Er
zijn 34 staten in totaal, daarvan zijn er 17, net de helft dus, waarin
slavernij legaal is.
Een
mooi evenwicht, stelt Benjamin.
Tot
je andere zaken vergelijkt. In de noordelijke staten wonen 20 miljoen blanken,
in het zuiden slechts 5 miljoen, aangevuld met 3 miljoen slaven. Volgens de
laatste cenus leven er ook 100 000 vrije dinks in het zuiden.
Als
je de lijst van de presidenten eens bekijkt, is het wel zo dat bijna alle
staatshoofden in het zuiden geboren zijn. De laatste zes presidenten zijn
allemaal zuidelijken.
Sja,
slavenhouders hebben natuurlijk alle tijd om aan politiek te doen en bovendien
hebben ze geld genoeg om stemmen te kopen.
De
twee bollebozen worden in hun onderzoek gestoord door een vreemd schuivend geluid.
Als een blik op deur werpen, zien ze een blaadje liggen.
Boelie
loopt naar de klink en gooit de deur open, maar op de gang is al niemand meer
te zien. Hey, toon ons nou gewoon wie je bent, we zullen je niks maken, roept
hij. Er komt natuurlijk geen antwoord.
Tot
zichzelf mompelt Boelie:
Als
je ons briefjes kunt schrijven, kun je ons toch net zo goed aanspreken? Zon
kinderachtige onzin.
Wat
staat er op het briefje?, vraagt zijn compagnon.
Het
is van het allergrootste belang dat jullie vanavond naar Sordid Haven gaan. Doe
het voor jullie eigen veiligheid.
Benjamin
neemt het blaadje over om het zelf eens goed te bekijken, net of hij vertrouwt
zijn maat niet helemaal. Boelie toont hem ook het tweede briefje.
Wat
denk jij? Dit is zo amateuristisch, zo doorzichtig, dit ruikt uren in de wind
naar een hinderlaag, toch?
Benjamin
weet niet wat hij er van denken moet. Misschien wil die Harlem ons helpen?
Waarom
dan die geheimzinnigheid? Die heeft zich toch al aan ons voorgesteld?
Wie
zou Frank dan betalen? Dat slaat nergens op. Wie heeft er nou baat bij dat wij
hier logeren?
Boelie
vindt dat ze dit nog een tijdje moeten stil houden voor de groep.
Waarom
dan?
Anders
panikeren ze maar en angst is een slechte raadgever. Voor je het weet, begint
iedereen spoken te zien.
Benjamin
is voorlopig akkoord, maar heeft wel één bedenking.
Maar
zeg, kunnen we Pieter-Jan dan wel alleen laten vertrekken naar die bar?
Shit,
das ook waar.
De
twee rennen naar Pieter-Jans kamer, maar daar ze zijn al te laat. Op de deur
hangt een briefje.
Lieve
jongens en meisjes. Blijven jullie gezellig binnen, ik zet vanavond een stapje
in de wereld. Wie mijn aanwezigheid te zeer mist, kan mij
wellicht vinden in de
Sordid Haven. Die bar met zijn onderhand mythische proporties.
Dont
wait up.
Kusjes,
P-Jay.
Ja,
ok, concludeert Benjamin direct, die briefjes zijn zon onnozele grap van
Pieter-Jan, dat is wel duidelijk.
Boelie
wil akkoord gaan wat betreft het briefje onder de deur van de bib. Maar wat
dan met het briefje in mijn bed?
Ach,
hij is gewoon snel geweest. Hij kan altijd even langs jullie slaapkamer geweest
zijn, geef toe.
Ja,
maar de handschriften zijn ook compleet verschillend.
Benjamin
valt niet te overtuigen. Hij knipoogt en wandelt glimlachend terug naar de bib.
Als
er iemand spoken ziet, ben jij het wel.
Boelies
reactie op die laatste zin, druist helemaal in tegen zijn eerdere voornemen.
Best
dan probeer ik de anderen wel aan het verstand te brengen dat dit niet pluis
is.
Tien uur s ochtends en al te warm voor een jas. Op weg naar
vergadering met twee dames. Een schrijfproject voor het OCMW. Om den brode. Veel
water bij de wijn doen en maar slikken. Every time I sell myself to you, I
feel a little bit cheaper You is dan de uitgeverswereld en iedereen die mij
daar aan een voet tussen de deur kan helpen.
Dromen van een eigen uitgeverij. Spelen met het idee van
uitgeven in eigen beheer. Het typische fasendoorloop van een
wanna-be-schrijver. its fun to lose and to pretend en ik geef er nauwelijks
nog een zak om. Ook het woordje nee went. De standaard afwijsmails wennen.
Ergens weet je: je moet tot een bepaald aantal nees komen om tot een ja te
komen. Elke nee is een stap dichter bij een ja. In de liefde net zo. Ik was
bont en blauw voor ik eindelijk de geheime vrouwensappen kon proeven. Op een
dag laat je los en dan hoeft het niet per se meer, dan ben je ook gelukkig zo.
Je koestert je in de zon en het maakt allemaal niet meer zo veel uit. Op zon
moment valt uit de lucht, wat vroeger compleet onbereikbaar leek.
Het is je onderhand zo menens dat je verdomme handleidingen
begint te lezen als spanning in verhalen, writing a novel en je koopt
tijdschriftjes die heel kort en bondig Schrijven heten en die trouwens pokkenduur
zijn. De dame aan de kassa meent je te herkennen en zegt: Ja, dat zijn
interessante boekjes. Jij bent toch die Pool he? Die ook nog piano speelt? Als
je er uitziet als een Poolse schrijver-pianist heb je dan tenminste toch al de
look mee. Schrijfsucces heeft niets van doen met schrijven, maar met het juiste
imago en de juiste contacten. 1 procent schrijfarbeid, 99 procent handjes
schudden.
Ik ben nooit zo gelukkig geweest, want ik het diepst van
mijn gedachten ben ik Rhett Butler en als ik terugkijk op mijn leven krijg ik
altijd wat ik wil. De zekerheden van het zondagskind. Dus vriendjes worden met
de Maarten Ingelsen van deze wereld, smeekbedes schrijven naar Arnon Grunberg,
bedelen bij uitgeverijen, het hoeft allemaal niet meer.
Volgend jaar omstreeks deze tijd, lig ik in de winkels.
Ik vraag mij wel af, hoe zal ik dan reageren op de
bedelmails in mijn inbox?
In
zijn kleine kamertje boven het stamcafé van de bende van Burke, ontwaakt ook de
quadroon Harlem Monroe. Luide stemmen beneden wekken hem uit zijn slaap. Hij
heeft helemaal niet zo lekker gedroomd en zijn hart slaat zo snel dat de
ketting om zijn hals er gaat van trillen.
Eventjes
is hij bang dat Burke gek genoeg is om wraak te nemen voor gisteren. Zou die
Burke het wagen om hem ook maar één vinger kwaad te doen? Iedereen weet toch
dat Harlem een beschermeling is van Duro? En wat er gebeurt met lui die Duros
vrienden aanpakken, weet iedereen. Harlem staat op van zijn bed, hij was deze
middag zo moe dat hij met zijn kleren aan in slaap is gevallen. Nieuwsgierig legt
hij zijn oor te luisteren tegen de deur. Hier en daar kan hij een woord
opvangen. Als hem duidelijk is geworden waar de mannen beneden in de bar het
over hebben, zegt hij bij zichzelf:
Het
is begonnen! Zo snel al. Verdorie, we moeten vlug handelen nu, voor het te laat
is.
Zonder
nog een moment te aarzelen, neemt hij de weg over de daken, en gaat hij via de
brandladder naar beneden om verslag uit te brengen bij zijn baas. Die
is echter al beter op de hoogte dan Harlem.
Als
hij hijgend aan hetzelfde tafeltje van deze ochtend gaat zitten, is Duro hem
voor:
Dus
je hebt het ook gehoord? Nu komt er zeker oorlog, dit is nog maar het begin.
Harlem
zegt wat hij er van weet, in de verwachting dat zijn chef de ontbrekende
details aanvult:
In
Coopers Creek heeft een blanke man samen met een bende slaven een munitiedepot
van het leger bezet.
Is dat al wat je weet?
Harlem
kijkt beschaamd omlaag en knikt kort van ja. Hij vindt dat hij zich belachelijk
gemaakt heeft door zo snel te reageren. Duro vertelt hem de rest.
Ze
zijn al allemaal opgepakt. Opgepakt of dood. Het leger heeft de opstand
neergeslagen. Er was blijkbaar een energieke kolonel van het beroepsleger in de
buurt en die heeft meteen een honderdtal gewapende mannen gemobiliseerd. De
opstandelingen hebben het nog drie uur volgehouden, maar de meeste zijn
gesneuveld. De leider is gevangen genomen. Hem wacht allicht de strop.
Wie
was hij?
Een
tamelijk oude blanke man, genaamd Miles Green. Hij zou maanden geleden al eens
vijf slavenhouders vermoord hebben met de hulp van zijn zonen.
En
er zijn nergens anders opstanden uitgebroken?, vraagt Harlem beteuterd.
Nee,
er was te weinig tijd. De bedoeling was om met de voorraad in het wapendepot
een duizendtal slaven te bewapenen en er mee naar de bergen te trekken om
vandaar uit geleidelijk aan alle slaven tot opstand te brengen.
Hoe
weet je dat allemaal? Zijn er al kranten?
Duro
leunt achterover en glimlacht.
Ik
wist al enkele dagen dat er iets op til was. Maar het nieuws is mij te laat ter
oren gekomen en Coopers Creek is natuurlijk veel te ver van hier. Anders waren
we er bij geweest. Dan was de actie misschien gelukt.
Waarom
heb je mij er niet eerder iets van gezegd?
In
sommige kwesties is het beter dat alleen de baas op de hoogte is.
Harlem
apprecieert het niet dat zijn baas niet meer vertrouwen in hem stelt, maar hij
gaat er verder niet op in.
Maar
je beseft toch wat dit betekent? De brekers arriveren en de kans dat er oorlog
komt tussen Zuid en Noord wordt op enkele dagen tijd opeens wel heel reëel.
Op
dat moment komt Marly aangewandeld.
Ach,
Harlem, is er ook al. Gefeliciteerd.
Hoezo?
Nou,
je bent vast de laatste in heel New Burbon om het nieuws te horen, marmot. Er
is trouwens nog meer nieuws.
Marly
gooit iets op tafel. Het is een exemplaar van De armband van tante Rosy.
Ik
heb het net uit. Als die poging tot een opstand geen olie op het vuur gooit,
doet dit het wel. Er is niet één slavenhouder die hier mee gediend is. En
geloof me, die rijke piefen lezen misschien niet vaak, maar die hebben ze
allemaal gelezen, hoor.
Jullie
kennen de voorspelling, zegt Duro plechtig. Als alles goed gaat, hebben we
over een jaar of zo oorlog in dit zondige land, met als gevolg dat al onze
broeders en zusters die nu nog gebukt gaan onder het discriminerende juk van de
slavernij binnenkort allemaal vrij zijn.
Harlem
ergert zich aan het overdreven optimisme van zijn baas.
Je
vergeet een klein detail. De oude acht hebben hun zin gekregen, als de Brekers
in leven blijven, gebeurt net het omgekeerde en wint het Zuiden de oorlog,
zodat de slavernij gewoon blijft bestaan, sterker dan ooit gegrondvest dan ooit
tevoren.
Maak
je maar geen zorgen, die brekers hebben we volgende week al gekeeld. Je zei
toch dat ze op Beauregard logeerden? Nou, waar maken we ons dan druk over?
Heb
je mannetjes onder het personeel van Beauregard?, vraagt Harlem.
Duro
lacht.
Nooit
te veel willen weten, Harlem, nooit te veel willen weten.
In
de namiddag is Frank nog steeds niet helemaal gekalmeerd. Elke en Dieter zijn
nog uit huize en Boelie is de eerste die wakker is. Om zijn gastheer wat tot
bedaren te brengen, stelt hij een spelletje schaak voor. Voorlopig houdt hij
het merkwaardige briefje op zak, ook zijn vrienden weten niets van zijn vondst.
De
twee plaatsen de prachtige marmeren stukken in de overbekende slagorde. Boelie
houdt van de koude, gladde steen, en betast elk stuk uitgebreid voor hij ze op
het bord plaatst. Het briefje verandert niets aan zijn houding ten opzichte van
de rijke planter.
Kent
u overigens het spel Revolution?
Ja,
natuurlijk ken ik dat. Geweldig spel ook, alleen spijtig dat het zo lang
duurt.
Frank
is echter moeilijk op andere gedachten te brengen. Zijn lectuur van deze
ochtend laat hem niet los.
Wat
ik ook niet snap, is dat een uitgever zon boek publiceert.
Ach,
dat is toch allemaal vriendjespolitiek. Wellicht heeft die uitgever het boek
niet eens gelezen. Die Margaret Harper zal waarschijnlijk een charmante
verschijning zijn.
Dat
mens Harper een knappe verschijning? Frank vliegt op en pakt er een
verfrommeld exemplaar van The New Burbon Illustrated Herald bij en drukt zijn
gast een foto onder de neus.
Boelie
moet bekennen dat het kleine, iele ding op de foto nou niet bepaald een
schoonheid is. Is dat de schrijfster van De armband van Tante Rosy? Net een
soort dwerg.
Die
dwerg heeft wel net de schandaalroman van de eeuw geschreven.
Boelie
snapt nog niet zo goed waar het precies om draait.
Komt
er dan zo veel seks in voor?
Seks?
Als het nou alleen dat was! Nee, volgens die smerige troep is elke zuidelijke planter
een sadist, een pooier of een apathische morfinist die geen zier geeft om het
welzijn van zijn slaven. Of waarom niet al die dingen tegelijk? En het beeld
dat ze van dinks schetst! De enige intelligente personages in heel het boek
zijn dinks. Alle blanken zijn bruten. Wat wil je ook, de helft van de blanken
die ze opvoert zijn geboren uit interraciale gemeenschap, want jufvrouw Harper
meent kennelijk dat wij allemaal onze slavinnen misbruiken, van zodra onze
echtgenotes even de andere kant opkijken. Vunzigheid.
Mag
ik het boek eens zien?
Frank
beveelt een knecht om het boek te halen in zijn studeervertrek.
Als
je het tenminste nog terugvind. Ik weet niet wat ik er in mijn woede mee gedaan
heb. Wie weet kan je het gaan zoeken ergens achter in de tuin.
Even
later krijgt Boelie de gewraakte roman onder ogen. Bij het lezen van enkele
random passages, valt hem op dat de dinks in het boek erg menselijk
geportretteerd zijn. Wat ook opvalt, is dat ze er alles aan doen, om hun
slavenbestaan op sluwe wijze te verlichtten en dat ze verder maar één grote
droom koesteren: ooit vrij zijn.
Verkoopt
dit boek goed?, vraagt Boelie.
En
of! Noordelijke kranten noemen het al een klassieker. Ze zouden dat mens
verdomme een proces moeten aandoen. De slavernij van dinks is hun natuurlijke
staat. Verstandelijk zijn zij niet in staat om een maatschappij te organiseren.
Ze willen die verantwoordelijkheid ook niet dragen, ze zijn niet gelukkiger dan
als ze slaaf zijn.
Waarom
worden er dan zo veel maatregelen genomen om te vermijden dat slaven weglopen?
Als ze toch zo gelukkig zijn met hun slavenbestaan?
Ook
daar heeft Frank het antwoord op.
Dr.
Samuel Cartwright, die veel geschreven heeft over de speciale hersenstructuur
van dinks, noemt die aandoening drapetomanie: de krankzinnige neiging om weg te
lopen. Ach, eigenlijk moet je medelijden met ze hebben, ze hebben zichzelf niet
gemaakt.
Boelie
gelooft zijn oren niet. Hij wil Franks beweringen aanvechten, maar dan weerklinkt
de stem van Pieter-Jan, die terwijl hij zich lui uitrekt vraagt:
Wie
is er aan het winnen?
Als
Pieter-Jan zijn wenkbrauwen fronst, bij het zien van de slordige ontwikkelingen
op het spelbord, zegt Frank, voor hij voor het eerst tijdens dit spel een zet
overdenkt:
Wij
zijn eigenlijk niet echt geconcentreerd bezig.
Pieter-Jan
stelt Boelie voor om te wachten tot de rest wakker is en dan maar eens op zoek
te gaan naar die Sordid Haven.
Ik
denk niet dat je de rest mee krijgt. Als Maryam hier blijft, is de kans groot
dat de rest ook hier blijft, werpt Boelie tegen.
And
you stand by your woman, veronderstel ik. Geeft niet, dan ga ik wel alleen. Dan
hoef ik ook niet meer te wachten tot iedereen wakker is.
Gisa klinkt als een oud-Egyptische stad, maar er gaat een
kersverse studentenvereniging achter schuil. Een hele speciale nog wel. Gisa
klinkt mooi meegenomen- exotisch, maar staat eigenlijk voor: Ghent Intercultural
Student Association. De vereniging heeft, naast het organiseren van barbecues
medeoprichter Duro, heeft een levensgenietend maagje- nog heel wat andere waardevolle
doelstellingen. Intal ging een kijkje nemen bij wat een verwante groepering
lijkt.
Wie in contact komt met Gisa, komt waarschijnlijk al snel in
contact met de sympathieke oprichters, Placide M. Habiyambere en Durotimi
Olawaive, de twee enthousiastelingen van het eerste uur. Aan motivatie en
enthousiasme geen gebrek, dat zie je meteen. De twee zitten boordevol ideeën en
goede bedoelingen. Om hun enthousiasme en idealistische vuur te kanaliseren
trokken zij van bij de start de expertise aan van Maryam Shiri, een dame die
van wanten weet als het op organiseren aankomt. Duro en Placide schuiven haar
graag naar voor als het boegbeeld van de vereniging, omdat zij met haar
onmiskenbare charisma en bestuurstalent de vereniging een broodnodige
professionele basis kan geven. She arrives and things start moving.
Gisa zou geen moderne vereniging zijn als het al geen groep
op facebook had. Op hun pagina kun je onder andere meer lezen over hun doelstellingen.
We geven hier kort hun vier hoofddoelen:
1 ) HET VERENIGEN VAN MENSEN VAN VERSCHILLENDE CUKTURELE
AFKOMSTEN
2)DE IN-, DOOR- EN UITSTROOM VAN STUDENTEN VAN VERSCHILLENDE
CULTURELE ACHTERGRONDEN IN HET HOGER ONDERWIJS VERBETEREN
3)BETERE INTEGRATIE EN PARTICIPATIE IN DE BELGISCHE
MAATSCHAPPIJ
4 ) HET VERGROTEN VAN HET BEWUSTZIJN OVER DE BAND TUSSEN EN
HET GEMEENSCHAPPELIJK ERFGOED VAN STUDENTEN IN DE DIASPORA EN DE STUDENTEN VAN
HUN MOEDER/VADER-CONTINENTEN
We geven ze in hoofdletters en dat mag ook wel: het zijn
doelstellingen die elke student zou moeten onderschrijven. De vereniging heeft
goed gezien dat onderwijs bij voorkeur een stokpaardje in het programma is. Is
er een draagvlak voor deze vereniging? Zeker wel, deze vereniging is nodig. Dat
bewijst de belangstelling waarop de eerste grote samenkomst van Gisa al kon
rekenen. Gisa stelt zich dan ook open voor een zo breed mogelijk publiek. Elke
student, van elke komaf, is welkom. En de Ghent in de naam betekent niet dat
studenten uit Brussel of Leuven niet hoeven aan te kloppen. Integendeel.
De eerste hindernissen van dit piepjongen initiatief zijn:
allereerst tot een werkbare structuur komen en ten tweede, eens die structuur
er staat, de basisactiviteiten van een vereniging uitbouwen. Dat houdt onder
andere in: zo snel mogelijk vijf evenementen organiseren die kaderen in de
doelstellingen. Geopteerd werd (wijselijk genoeg) om deze eerste vijf simpel te
houden. Wie wil vliegen, moet eerst leren lopen. De leden gooiden bakken
voorstellen op tafel. Aan nieuw stimulerend bloed geen gebrek.
Als deze vereniging zich realiseert dat zij, zeker bij de
geboorte van iets dergelijks, als alles nog broos en fragiel is, een leidende
hand nodig hebben, die snel knopen kan doorhakken, indien het niet bij ideeën
spuien blijft en men zijn tijd niet verliest met oeverloze discussies
voorspellen we deze vereniging een grote toekomst. De overgrote meerderheid op
de eerste samenkomst had jeukende handen en wilde meteen aan de slag gaan.
Enkele jongens echter deden mij helaas denken aan een befaamde scène uit Monty
Pyton, waar men maar blijft schreeuwen om immediate action zonder tot iets
concreets te komen. Vooral de dames hoorde ik nogal zuchtten als reactie
daarop. Om maar te zeggen: de goede bedoelingen zijn er, maar een vereniging
heeft pas kans als er vrij snel bindende beslissingen genomen worden.
Gisa kan (en zal, het vertrouwen is er) een vereniging worden
die zal werken rond de milleniumdoelstellingen, zal samenwerken met
zielsverwante organisaties, de nodige contacten zal uitbouwen, op termijn een
eigen site en een eigen maandblad zal uit de grond stampen, mensen zal
enthousiasmeren om te delen en te laten delen in andere culturen, de
buitenlandse student een stok achter de deur zal geven tijdens zijn of haar
academische carrière, kortom: haar doelstellingen zal realiseren.
Hou deze jongens en meisjes in de gaten, want er broeit wat!
I. Anyone intending to embark on a major work should
be lenient with himself and, having completed a stint, deny himself nothing
that will not prejudice the next.
II. Talk about what you have written, by all means,
but do not read from it while the work is in progress. Every gratification
procured in this way will slacken your tempo. If this regime is followed, the
growing desire to communicate will become in the end a motor for completion.
III. In your working conditions avoid everyday
mediocrity. Semi-relaxation, to a background of insipid sounds, is degrading.
On the other hand, accompaniment by an etude or a cacophony of voices can
become as significant for work as the perceptible silence of the night. If the
latter sharpens the inner ear, the former acts as a touchstone for a diction
ample enough to bury even the most wayward sounds.
IV. Avoid haphazard writing materials. A pedantic
adherence to certain papers, pens, inks is beneficial. No luxury, but an
abundance of these utensils is indispensable.
V. Let no thought pass incognito, and keep your
notebook as strictly as the authorities keep their register of aliens.
VI. Keep your pen aloof from inspiration, which it will
then attract with magnetic power. The more circumspectly you delay writing down
an idea, the more maturely developed it will be on surrendering itself. Speech
conquers thought, but writing commands it.
VII. Never stop writing because you have run out of
ideas. Literary honour requires that one break off only at an appointed moment
(a mealtime, a meeting) or at the end of the work.
VIII. Fill the lacunae of inspiration by tidily
copying out what is already written. Intuition will awaken in the process.
IX. Nulla dies sine linea -- but there may well be weeks.
X. Consider no work perfect over which you have not
once sat from evening to broad daylight.
XI. Do not write the conclusion of a work in your
familiar study. You would not find the necessary courage there.
XII. Stages of composition: idea -- style -- writing.
The value of the fair copy is that in producing it you confine attention to
calligraphy. The idea kills inspiration, style fetters the idea, writing pays
off style.
XIII. The work is the death mask of its conception.
The Critic's Technique in Thirteen Theses
I. The critic is the strategist in the literary
battle.
II. He who cannot take sides should keep silent.
III. The critic has nothing in common with the
interpreter of past cultural epochs.
IV. Criticism must talk the language of artists. For
the terms of the cenacle
are slogans. And only in slogans is the battle-cry heard.
V. "Objectivity" must always be sacrificed
to partisanship, if the cause fought for merits this.
VI. Criticism is a moral question. If Goethe misjudged
Holderlin and Kleist, Beethoven and Jean Paul, his morality and not his
artistic discernment was at fault.
VII. For the critic his colleagues are the higher
authority. Not the public. Still less posterity.
VIII. Posterity forgets or acclaims. Only the critic
judges in face of the author.
IX. Polemics mean to destroy a book in a few of its
sentences. The less it has been studies the better. Only he who can destroy can
criticize.
X. Genuine polemics approach a book as lovingly as a
cannibal spices a baby.
In
de hal van het ontwaakte huis, zijn de jonge indringers tot een besluit gekomen.
Maryam zal de deur openzwaaien en de jongens zullen met malende vuisten naar
buiten stormen. Iedereen zet zich schrap, de jongens zetten zich per twee, met
op kop Randy en Pieter-Jan en achteraan Benjamin en Willem.
Maryam
telt tot drie en maakt dan de deur bliksemsnel open. De jongens nemen hun
aanloop, maar vertragen ook weer meteen, zodat ze over elkaar struikelen. Voor
hun neus staat een klein oud mannetje met nog één grijze pluk haar, zo
gedrapeerd om zo veel mogelijk van zijn schedel te bedekken.
Ik
heb een levering voor Mevrouw Jenkins, zegt hij, terwijl hij een beetje in de
war gebracht, nog snel even het adres checkt. De postmeester houdt het pakje
onder zijn ene arm, in de hand van zijn andere arm heeft hij een briefje.
Mevrouw stond er op dat ik al zo vroeg zou komen, verontschuldigt hij zich.
Aan zijn grote ogen te zien, brandt hij van nieuwsgierigheid om te weten wie
deze rare snuiters zijn, maar de beleefdheid weerhoudt hem om verdere vragen te
stellen dan:
Is
mevrouw thuis? Ze zou even moeten tekenen.
De
jongens krabbelen overeind, Maryam acht het raadzaam om gewoon achter de deur
te blijven staan. Boelie is de eerste om te antwoorden.
Wij
zijn haar Auburische neven, zoals ze ons noemt. Ze heeft ons vast vermeld, we zijn, euhm,
nogal berucht. Sorry, hoor, maar we wilden neef Hendry een poets bakken. Die is
nu om een krant. Heeft tante niets over ons gezegd?
De
postbeambte herstelt wat van zijn verwarring. Nee, daar heeft ze, geloof ik
niets over gezegd
Dat
is nou vreemd, zegt Boelie, tante heeft ons in haar brieven verzekerd dat ze
zo uit keek naar onze komst dat ze het tegen iedereen uitschreeuwde.
O,
maar dat is leuk, zegt de beambte, inderdaad vreemd dat ze er niets van zei,
maar mevrouw zal het vast wel erg druk gehad hebben met de voorbereidingen voor
zo veel gasten. Blijven jullie lang?
Als
Boelie niet meteen antwoordt, meent de oude man dat hij een grens overschreden
heeft.
O,
neem mij niet kwalijk. Ik wilde helemaal niet zo nieuwsgierig zijn.
Boelie
haalt een vergevingsgezinde glimlach boven. Maryam en de rest van de jongens
vragen zich af hoe lang ze hier nog blijven plakken. Als het meisje vanuit het
huis voetstappen hoort, is ze het beu en komt ze naar buiten.
Haar
vriend weet hoe laat het is en zegt nog:
Nou,
beste man, wij moeten er weer eens vandoor. Als je moet wachten op tante om
flensjes te bakken voor ontbijt, ben je gezien. En haar huispersoneel heeft ze
te veel verwend, dat steekt geen poot uit. Doe haar mijn complimenten en geef
haar een flinke pets op dr lekkere kont.
Daarna
beent hij met grote passen weg, de rest volgt gauw. De postbeambte is zo
geschrokken dat hij naar lucht hapt. Als de dame des huizes in het deurgat
verschijnt, beginnen ze hard te lopen. Randy vindt het heerlijk en schatert het
uit.
Als
ze ver genoeg gekomen zijn, ploffen ze neer op een bankje in een klein park.
Dat
was fun, moeten we vaker doen, zegt Pieter-Jan hijgend. Die bende van Burly
zal het dan toch opgegeven hebben.
Als
Maryam wat bekomen is, vraagt ze: Heeft het dan nog zin dat we naar dat
Freemens Quarter trekken? Ik ben eerlijk gezegd, doodop, kunnen we niet gewoon
terug naar Beauregard? Ik verlang naar mijn bed.
Iedereen
is moe en gaat akkoord. In de straat waar ze zich bevinden, komt het leven
terug op gang. Rolluiken gaan omhoog, dienstmeisjes en knechten vertrekken om
boodschappen te doen. Een heer rijdt voorbij in een open koets en kijkt hen
onderzoekend aan.
Pieter-Jan
spreekt voor iedereen als hij zegt:
Misschien
krassen we nu beter op, we hebben dan wel niets gestolen, maar waarschijnlijk
krijg je toch wel problemen in een chique buurt als deze. Wat een contrast met
de wijk die er achter ligt, zeg.
Randy,
de criminoloog van het gezelschap, veronderstelt dat ze ook in New Burbon wel iets
kennen als huisvredebreuk.
Iedereen
staat op. Best eens een keer de weg naar het centrum vragen, zeker?, vraagt
Pieter-Jan. Van daaruit is de terugweg snel gevonden.
Rijden
hier geen taxis?, wil Maryam weten.
Wel
een paardentram, weet Nico, maar die doet enkel de hoofdstraat.
De
groep vindt vrij vlot de weg terug naar Beauregard, maar het is toch bijna
middag als ze door het hek slenteren, moe en met een reuzenhonger. Mobs laat
hen binnen, samen met Elke en Dieter, die ondertussen al aardig ongerust waren.
We
stonden eigenlijk net op het punt om jullie te komen zoeken.
Een
hele opluchting, zegt Boelie.
Mobs
laat een uitgebreid middagmaal bereiden en ondertussen krijgen de thuisblijvers
het hele avontuur te horen. Op een bepaald punt in hun relaas, vraagt Maryam:
Waar
is Frank eigenlijk? Weg voor zaken?
Elke
wuift haar vermoeden weg.
O,
nee, dit heeft zich opgesloten in zijn studeerkamer. Vanochtend heeft hij een
pakketje boeken ontvangen. Man, ik heb nooit iemand zo blij geweten met nieuwe
lectuur!
Dat
scenario klinkt Boelie bekend in de oren.
Ah,
de boekenbevoorrading via zijn pennenvriendin, ja daar vertelde hij mij al van.
De boekenwinkels hier zijn nogal slecht, bijna alle boeken worden gedrukt in
het Noorden, en het duurt soms maanden voor ze hier op de schappen verschijnen.
Geen geringe frustratie voor een veellezer als Frank.
Als
de nachtbrakers hun verhaal gedaan hebben, zijn Elke en Dieter stevig onder de
indruk. Dieter heeft echt spijt dat hij dit allemaal moeten missen heeft.
Ja,
sorry, we wilden jullie niet wakker maken, zegt Willem.
Hebben
jullie die mysterieuze redder, die Harlem nog teruggezien?, vraagt Elke,
hoewel ze het antwoord op die vraag ook zo wel kent.
Nee,
zegt Maryam. en misschien maar goed ook. Ik heb geen zin in nog meer van die
belevenissen.
Pieter-Jan
vouwt zijn handen achter zijn hoofd en laat zich onderuit zaken.
Mwa,
ik weet zo niet. Als ik straks wat geslapen heb, wil ik deze avond wel eens een
kijkje gaan nemen in die Sordid Haven. Lijkt mij wel een intrigerende naam voor
een bar
Je
doet maar, zegt Maryam, maar dan toch zonder mij.
Het
gezelschap kan bijna de ogen niet meer open houden. Ze schuiven van tafel en
gaan op zoek naar hun bed. Elke en Dieter trekken naar de stal, deels gerustgesteld,
deels beteuterd, omdat ze er niet bij waren.
Op
de trap vraagt Boelie aan Maryam: Gaan we echt al meteen slapen?
Het
meisje had blijkbaar inderdaad wel plannen in die richting.
Boelie,
je bent stout.
Met
lome passen gaat het hoger. Net als ze bovenaan de trap zijn gekomen, horen ze
luid een deur dichtslaan. Frank verschijnt en komt aangedreven als een
donderwolk.
Die
ziet er bepaald niet happy uit, zegt Pieter-Jan.
Zonder
te groeten, loopt de gastheer hen voorbij, en stormt hij de trap af.
Hoe
durft die kwezel! Het lef! En dat heeft nog nooit één voet op een plantage
gezet. Zon vunzige laster. Ze schept er vast nog een pervers genoegen in om
zon vieze leugens op papier te zetten.
Pieter-Jan
vindt de situatie wel komisch.
Romannetjes
lezen kan ernstige gevolgen hebben. Denk je dat mijnheer Frank op een stout
seksboekje gestoten is dat de seksuele revolutie dreigt in te luiden, hier in
New Burbon?
Geen
idee, we horen het vanavond wel, zegt Maryam met een geeuw. Zonder nog verder
te talmen duikt ze haar slaapkamer in. De rest volgt haar voorbeeld.
In
de slaapkamer spoelt Maryam nog snel haar mond. Tandpasta kennen ze hier
duidelijk nog niet.
Boelie
laat mondhygiëne de strijd verliezen van de wil tot slapen, en kruipt al in bed.
Als hij de lakens openslaat, vindt hij iets op zijn hoofdkussen, geen muntjes
zoals in een hotel, maar een kleine enveloppe. Daarin steekt een briefje,
waarop staat te lezen:
Buckner
krijgt betaald om jullie in huis te nemen
De eerste twee paginas van de dag mogen nog met haken en
ogen aan elkaar hangen
Ik zit in de bibliotheek, al enkele dagen gebombardeerd tot
mijn vaste werkplek. Langzaam kom ik terug in mijn oude, getrouwe ritme. Dat
wil zeggen: ik heb nauwelijks slaap nodig, ik schrik s morgens automatisch
wakker en ga voor een ochtendjog door het park. Finish or faint als mantra in
mijn hoofd bij elk extra rondje. De rituelen van de strever voelen beter aan
dan de doelloosheid van de niksnut, de endorfines na de run, voelen prettiger
dan het tintelen van de onderbuik van de nachtbraker waar het vet zich
opstapelt. De heerschappij van het vet die zich uitbreidt, is een voelbaar,
branderig gegeven. Liever de verzuurde benen van de roadrunner.
Uitzicht op het zuidpark, waar ik nu niet zit, het weer is
er niet naar. De kleine insectjes, de frisbees, de hijgende honden, lawaaierige
koters, voetballen als asteroïden, een nakende zonneslag, voorbijgangers die om
vuur vragen (als je de face hebt van een Bulgaar, een zigeuner of een Hongaar,
heb je ook meteen de face van een roker) lawaai van autos, de ongemakkelijke houding
in het prikkende gras, de grillen van een micro-klimaat, geurtjes van een
ondergedoken drol, het zijn allemaal dingen die mij vandaag niet begeleiden bij
de schrijf/onderzoeksarbeid. Als de zon doorbreekt, verhuis ik spoorslags naar
buiten.
Zin om ersatzgesprekken te schrijven, voor alle dialogen met
vrienden die ik mis, omdat ik hier zit, als schrijverkluizenaar tussen de boeken,
mijn oudste maatjes. De sterke overweging om mijn gsm uit te zetten tot 22u,
zodat ik een easy target ben voor de fictiespellers in mijn brein en me
volledig kan laten roven door verhalen. Alles wat ik schrijf, zit nu al in
mijn, ik heb enkel tijd en concentratie (lees: roes)nodig om het er allemaal uit te laten rollen.
Aan schrijven is weinig gelegen, het komt op automatische piloot, alleen moet
de baan recht en vrij zijn om over te schakelen, zodat ze je niet crasht in de
bochten.
Iemand vraagt mij of Arnon soms al een antwoord stuurde. Ik
zeg Nee, die man heeft natuurlijk wel iets beters te doen dan de concurrentie
te helpen. De persoon vraagt verder. Ik snap het niet. Vanwaar al die
interesse. Komt het antwoord: Ik kijk uit naar je definitieve doorbraak.
That makes two of us.
Een blik op het grijze weer en ik denk aan mijn neef. Zondag
voor het eerst gezien in pakweg acht jaar. Die begon ook over het weer. En dat
hij op zijn werk elke dag een pak ijsjes opat. En met een pak, bedoelde hij een
collie, dus niet 1 pak maar meerdere pakken. Hij zei mij niets over de methadon
die hij nog elke dag moet drinken, de gesprekken met psychologen. Geen woordje
uitleg over de lijdensweg van de junk. Wat hebben mensen toch met het weer? Ik
hoor liever alle vettige geheimen die ieder van ons zeker wel heeft, dan hoe
het weer er uit ziet. Ik heb ook ogen in mijn kop en ik lees nog steeds niet
aan een tempo dat voortijdige blindheid veroorzaakt.
Dag William, ik heb je acht jaar niet gezien, wist je dat
ik nu elke dag methadon drink, omdat ik anders steel van mijn ouders? Omdat ik
anders niet aard in deze wereld, omdat ik ervan kots van deze wereld?
Nee, hoor. Slok, slokkie, hier met die metadon, zeg, lekker
weertje hé, vandaag, hoe het gaat? Goed, op het gemakje hé, maar nu moet ik er
weer eens vandoor.
(wat is er ooit goed aan op
het gemakje??)
Tot over acht jaar, schat ik, benieuwd welk weerstype er dan
heerst. We hebben er niet eens een weddenschap aan verbonden. Onder de 15°C
moet jij mij het verzameld werk van Pessoa, en boven de 15°C moet ik jou een
kilo weed, of had je liever de nieuwste Playstation, dat helpt ook. Ben ik
beter, omdat ik Pessoa ken en hij liever een racespel speelt op een console, om
te bekomen van een zware dag ijsjes likken op het werk? Beter is een vuil
woord.
Dank je, neef, onder invloed heb je mij beïnvloedt als geen
vijf schrijfcursussen ooit hadden gekund.
Mijn boeken worden realistischer, mijn personages klagen al
eens over het weer.
In
het huis waar de jongeren zijn binnengeslopen, blijft ook niet alles rustig. Ze
riskeren om vast te zitten tussen twee fronten. Willem kijkt schichtig achterom
en zegt:
Horen
jullie dat ook? De vrouw en heer des huizes ontwaken, geloof ik. Hun
voetstappen op de trap weergalmen als een echo
Wat
ik me eigenlijk afvraag, is waar die slaven van het portiek eigenlijk logeren.
We zijn geen slavenkwartieren gepasseerd, mijmert Randy.
Nico
berispt hem.
Niet
aan de orde, man, niet aan de orde.
Boelie
is voor ingrijpende maatregelen.
Gaan
we hier nu bang staan blijven wachten op betrapping? Ofwel rushen we nu naar
buiten, all-out attack, guns blazing, ofwel lopen we naar achter en leggen we
de situatie uit.
Willem
is -het kan haast niet anders- tegen.
Ja,
leg die familie maar eens uit wat wij hier doen. Alsof ze ons niet voor
inbrekers zullen aanzien
Even
is het stil en wacht de groep bang af. Enkel Willem kan niet zwijgen.
Ik
voel mij een beetje als het hoofdpersonage in the tell-tale heart van Poe
Na
een minuutje bang afwachten, schrikken ze allemaal op van een schel geluid. Met
grote ogen staren ze elkaar aan.
Op
Beauregard zit Frank Bolivar Buckner alleen, maar naar eigen zeggen, niet
eenzaam aan de ontbijttafel. Vandaag is hij extra vroeg op, want hij zit al
weken op hete kolen. De postmeester had hem verzekerd: Op een verzending van
meer dan 15 kilo, moet je minstens acht dagen wachten. Natuurlijk, vanuit
Burston komen die pakjes per schip, dus dan is er geen vertraging.
Acht
dagen dus, dat wil zeggen dat vandaag de grote dag is. Al drie dagen heeft hij
Ewan, de loopjongen van de post een halve obloon beloofd als hij de bestelling
meteen bij aankomst op het postkantoor inlaadt en met de hondenkar bezorgt te
Beauregard.
Vijftien
kilo, mijmert Frank terwijl hij zijn derde gekookte eitje van die ochtend
uitlepelt. Mary stuurt minstens wel vijfentwintig kilo!
Frank
eet om zijn ongeduld te vergeten, pas als hij van tafel komt en zijn zware maag
voelt, beseft hij hoeveel eten hij verwerkt heeft. Om die lading te verteren,
gaat hij rondjes stappen in de tuin.
Roep
mij van zodra er iemand belt
Het
personeel snapt niet waar al dat ongeduld goed voor was. Het driemaandelijkse
postpak uit het Noorden kan hen echt geen moer schelen. Maar de meester fleurde
er van op als van niets anders, alsof hij pas terug vrij kon ademen als hij het
nieuwe pakket verslonden had.
Als
de zon pas een uur op is, heeft Frank al een heus ijsbeerparcours getrokken
door de tuin. Elke en Dieter zijn nu ook uit de veren en komen hem op blote voeten
gedag zeggen, alvorens ze binnen op hun beurt aan de ontbijttafel schuiven. Een
vrouw die overal op blote voeten ronddartelt, vindt Frank maar niets.
Gelukkig
is ze Auburisch, anders had ik er toch echt iets van gezegd. Hoog tijd dat ik
mijn gasten wat etiquette bij breng. Maar goed, ze komen mij tenminste groeten
voor ze aan het brassen slaan.
Brassen
is een verkeerd woord, en dat weet Frank ook zelf. Zijn ongeduld maakt hem
echter een beetje knorrig. Uiteindelijk valt zijn blik op de rozenstruiken
achter in de tuin en die bevallen hem allerminst. Net als hij de tuiniers er
bij wil roepen om ze een standje te geven, verschijnt Mobs, het hoofd van het
huispersoneel, met aan zijn zijde een rosse knaap, die nerveus heen en weer
wiebelt. De broodmagere knaap heeft het langverwachte pak stevig in zijn beide pezige
en vooral sproeterige armen geklemd.
Frank
komt toegesneld, neemt het pak over en scheurt het open als een hongerige wolf.
Mobs,
neem die beste jongen mee naar de keuken en schenk hem zoveel frambozensap of
citroenlimonade uit als hij op kan.
Ewan
heeft dorst, veel dorst, maar als hij Mobs volgt naar de keuken, is hij toch
niet op zijn gemak. Vruchtensap allemaal goed en wel, en er kan vast ook wel
een koekje af, maar hij zal pas een gerust hart hebben als die hij die halve
obloon veilig op zak heeft. Als mijnheer Buckner het nou maar niet vergeten is.
Hoe herinner je een heer aan een belofte zonder over te komen als een brutale
boerenpummel? Zelf mag hij niet vergeten om enkele koekjes weg te grissen voor
zijn sneeuwwitte hond, Traveller, die nu trouw op hem wacht bij het hek.
Frank
is dolblij met zijn nieuwe voorraad. Maar zo blij als hij nu is, zon vreselijk
donderhumeur heeft hij vanavond al.
En
dat heeft alles te maken met het eerste item dat hij uit de doos tilt.
De
tengere jongeman die altijd gekleed gaat in zijn beige velours broek en grijze
trui, hier in de nieuwe wereld weliswaar vervangen door een vaal hemd, is over
een heleboel keukenspullen gestruikeld en is daarna in een grote verzameling
vuile kookpotten getuimeld.
Voor
hoeveel mensen koken ze hier wel?, vraagt Maryam zich af.
In
het donker gaan de jongelui van kamer naar kamer.
En
kijk deze keer een beetje uit je doppen!, waarschuwt het meisje, vlak voor ze
zelf bijna tegen een openstaande deur loopt. Nico kan haar nog net tegenhouden.
Het doet haar nieuwsgierigheid allerminst teniet.
Wie
zou hier wonen?
Hoe
moeten wij dat nou weten?, antwoorden de jongens.
Ze
dringen door in de eetkamer, daarna weer een eetkamer, groter en mooier ook.
Hmm,
fancy, zegt Maryam goedkeurend.
Die
eerste eetkamer zal van de slaven zijn en de tweede van de meesters, merkt
Randy op. Het kritisch ingestelde meisje is daar nog niet zo zeker van.
Die
eerste kan ook van de kinderen zijn, misschien zitten die niet samen met hun
ouders aan tafel. Misschien gunnen ze hun slaven niet eens een eetkamer. We
weten uiteindelijk zo weinig van deze wereld.
Niet
het meest uitgelezen moment voor een socio-culturele, me dunkt, zegt P-jay. Al
is Randy natuurlijk net iets te braaf voor een zinderend debat.
Randy
laat de opmerking over zijn laag hangende, maar brede schouders gaan. In de
mooie woonkamer hangen grote schilderijen, maar het is te donker om te zien wat
ze uitbeelden.
Pieter-Jan
is niet trouw aan zijn woord en geeft zich zelf over aan cultuurkritiek.
Ik
zou dit huis graag eens aanschouwen bij daglicht. Al heb ik wel zon vermoeden
dat de schilderijen van die typische bombastische, strijdvaardige,
überromantische shit uitbeelden die hier zo in zwang is. Vrouwen in wapperende
rokken die legers ten strijde voeren met in hun handen een kolossaal zwaard en
een blik in hun ogen alsof ze net orgasme van hun leven gaan krijgen.
Ik
vind het wel iets hebben, mompelt Boelie onverwacht.
I
bet you do
Maryam
neemt ondanks de adrenalinerush de tijd om de sfeer op te snuiven.
Het
is hier nu zo donker, maar, weet je, het ruikt hier zelfs duur
Na
de grote eetkamer, luxueus gemeubileerd en ongeveer zo groot als de doorsnee
fabrieksrefter, volgt een grote traphal, met maar liefst twee trappen die naar
hetzelfde verdiep leiden.
Als
dit een boek was, zou ik naast ravijnen, traphallen als een motief nemen.
En
als dit een film was, zou ik P-Jay nemen om de audiocommentaar te leveren,
gromt Boelie.
Vaste
slapers wel, die eigenaars, merkt Randy op.
Nico
zucht diep.
Laat
ons hopen dat dit zo blijft
Pieter-Jan
zet dreigend een voet op de eerste trede van de trap. Weet je, het jeukt om
boven ook eens een kijkje te nemen. Ik voel mij of alsof ik een vrouw gezien
heb met haar tieten bloot, maar die het vertikt om haar rok uit te trekken.
Iedereen
sluipt door de centrale gang die vermoedelijk uitkomt op de voordeur.
Dat
is nog vlotjes verlopen, niet, schatjes?, vraagt Nico retorisch.
Maryam
vindt de vrouwelijke trekjes van Nico echt schattig.
Zon
versuikerd taalgebruik en toch het testosterongehalte van een divisie Waffen-SS
die enkele duizenden Russische infanteristen keihard in de val laat lopen.
Maryam
drukt haar Boelie een dikke kus op de lippen, misschien wel omdat dat de enige
manier is om hem het zwijgen op te leggen.
Oorlog,
oorlog, Boelie ziet overal oorlog.
Randy
die voorop loopt, legt zijn hand op de klink van de voordeur, die eindelijk
bereikt is, hekkensluiter Pieter-Jan heeft echter een vervelende bedenking.
Hoe
dom zijn wij eigenlijk?
Hoe
bedoel je?, vraagt de rest al half op de tenen getrapt.
Die
kerels kennen de buurt toch veel beter dan ons, doe die deur open en we lopen
als lammetjes naar de slachtbank.
Als
iedereen beneden aan de ladder staat, is er geen moment om op adem te komen.
Hun zelfaangestelde gids had dit niet verwacht.
Gatverdrie,
zijn ze daar nu al achter ons?
Willem
piept om de hoek. Die Burly heeft zo te zien versterking opgetrommeld. Wat
doen we nu?
Boelie
stelt voor om er in een rotvaart op toe te lopen en ze te tackelen. Dat zien
ze nooit komen. De aanval is de beste verdediging, toch?
De
gids frunnikt ondertussen aan zijn jas. Iedereen wacht af, tot hij zegt:
Oef,
gelukt, taaie draadjes, zeg. Hier, neem deze knoop, ga naar het Freedmens
Quarter en blijf daar tot morgenavond, als iemand jullie lastigvalt, toon dan
die knoop. Ga naar Sordid Haven, dat is een bar. Zorg dat je Quincy Jones te
spreken krijgt.
Maryam
krijgt de knoop in haar handpalm geduwd, ze weet niet zo goed wat ze er mee
moet aanvangen. Iedereen verdringt ze om een glimp op te vangen. De voetstappen
om de hoek komen dichter.
Zeg,
horen jullie niet wat ik zeg? Freedmens Quarter, daar moeten jullie wezen! Die
kant uit!
De
jongeman in de lange jas waaraan nu een knoop ontbreekt, wijst driftig in de
juiste richting. Eindelijk zet de groep zich in beweging. Enkel Boelie draait
zich nog om.
Ja,
maar, hoe zit het dan met jou?
Maak
je om mij nou maar geen zorgen, knul. Mij doen ze niets.
Mogen
we dan tenminste de naam van onze redder weten?
Harlem
Monroe en ga nu!
De
groep stuift er vandoor, kriskras door de zwak verlichte steegjes. Als ze om
kijken zien ze nog net hoe Harlem express in de armen van de achtervolgers
wandelt.
Hoe
vinden we nou die wijk?, vraagt Nico. Een duidelijke routebeschrijving heeft
hij niet echt gegeven.
Als
we een internetcafé tegenkomen, zoeken we even op google maps, grapt Randy,
maar niemand lacht.
Har
har, zegt Maryam.
Na
enkele straten verder geracet te hebben, houden ze halt om de situatie te
overdenken. Heeft iemand nog het flauwste idee waar we zijn?, vraagt Willem.
Blijkt
van niet.
O
natuurlijk begint het nu ook nog eens te regenen. Perfect., vindt Maryam.
Ach,
het zijn maar wat druppeltjes, sust Pieter-Jan, losse flodders.
Nicos
blik valt op een portiek, waar twee mannen rustig een sigaretje roken. Ze
zitten op de laagste trede van een trap en kunnen makkelijk schuilen als ze
gewoon enkel treden opschuiven, maar de regen schijnt hen allerminst te deren.
We kunnen het altijd aan hen vragen, stelt Randy voor.
Stuk
voor stuk betrappen ze zichzelf op een verraderlijke reflex. Ze bespeuren de
aarzeling in elkaars gedragingen. De twee mannen zijn dinks. Boelie lacht
spottend.
Ha,
nog maar pas hier en we zijn al beladen met de zelfde klassenmentaliteit en
racistische voordelen als iedereen hier.
Maryam
trekt haar schouders op en wil haar Boelie graag meteen van het tegendeel
overtuigen. Kordaat stapt ze op het rokende paar toe. Als ze dichter komt, ziet
ze pas hoe oud de twee zijn. Ze schat hen zeker wel een stuk boven de zestig.
Hoewel ze vermoedt dat mensen die heel hun leven een slavenbestaan leiden vast
veel sneller aftakelen.
Kunnen
jullie ons de weg wijzen naar Freedmens Quarter?
De
twee bejaarde dinks kijken elkaar aan alsof ze net wereldschokkend nieuws
gehoord hebben. Maryam ruikt dat ze in de maling zijn genomen.
Bestaat
die wijk niet? Hebben ze ons wat wijsgemaakt?
Nu
snappen de twee rokers er helemaal niets meer van. Jullie willen naar een wijk
waarvan jullie niet eens zeker zijn of ze bestaat?
De
twee oude slaven schudden synchroon hun hoofd en zeggen, grammaticale fout inbegrepen:
Witte
mensen is vreemd.
Op
het einde van de straat, duiken ook figuren op. Willem is de eerste die hen
opmerkt.
We
zijn nog niet verlost van die lastpakken zo te zien.
Pieter-Jan
is optimistisch.
Hun
aantal is wel al flink gekrompen
Randys
oog valt echter op de vuurwapens die de achtervolgers hanteren. De groep duikt
in de portiek die afgeschermd is met aan weerszijden twee muurtjes die een
grote poort flankeren. In de smalle portiek raken ze opeen gepropt, samen met
de twee oude dinks, die zich zichtbaar ongemakkelijk voelen met blanken zo
fysiek nabij. Maryam krijgt het benauwd.
En
nu? Nu staan we hier ook mooi, we kunnen geen kant meer op
De
twee dinks fluisteren onder elkaar en nemen aan dat dit vreemde troepje blanken
Fälisch spreekt, vandaar dat ze zich zo zonderling gedragen. Pieter-Jan laat
zijn blik vallen op de poort die nog op een kier staat.
Dit
lijkt mij de achterdeur van een groot huis. We kunnen eventueel los door het
huis gaan en verdwijnen langs de voorzijde.
Willem
is niet te vinden voor dat idee.
Dat
kunnen we ook niet maken, we maken binnen iedereen wakker. Straks hebben we ook
nog de kwaaie eigenaar achter ons aan met een shotgun of iets in die aard.
Kunnen we het niet uitpraten met die jongens, als beschaafde mensen? Tijdens het spel leken ze mij toch voor rede vatbaar, of niet soms?
Jij
gelooft nog in eenhoorns en draken zeker? Ik weet zeker dat hij nog met een
knuffel slaapt, bijt Boelie.
Een
van de dinks lijkt het begrepen te hebben en blikt om het rechtse muurtje van
de portiek. Al direct weerklinkt er een schot, de kogel slaat in op het linkse
muurtje en ketst af.
Ok,
door het huis maar.
Willem
zelf duwt de poort open.
Now
youre talking sense, boy, reageert P-jay.
De
monden van de dinks vallen wagenwijd open, één van hen wil alarm slaan, maar
zijn makker weerhoudt hem.
White
peoples business, Bird, see no evil, hear no evil, am I right or am I right?
De
groep glipt een voor een door de kier. Iedereen muisstil zijn, hoor, we hebben
al problemen genoeg.
Veel
effect heeft Maryams waarschuwing niet. Het klingelt en het klatert, net of er
een dozijn kerkklokken wild tegen elkaar opbotsen. Randy zucht diep.
Ok,
nu gaan we het krijgen.
Benjamin,
zegt met een gepijnigde stem: Ja, sorry, het is hier dan ook pikdonker.
Het duurt niet lang of Boelie heeft tien veldslagen én de
oorlog gewonnen. De mannen aan de overzijde van de tafel vloeken er op los en krijgen onderling ruzie als ze de schuld op elkaar af willen schuiven. Iemand zoekt een uitvlucht om niet te betalen. 'Tenslotte sleuren ze er zo maar halverwege het spel nog iemand bij.'
De man met de meeste autoriteit legt hem het zwijgen op. 'Laat het.' Aan zijn ogen kan je anders zien, dat de gang van zaken hem ook totaal niet zint.
Dat maakt dan 30 oblonen in ons voordeel
P-Jay die de
handigste is als het op geld aankomt, incasseert het bedrag bij de verliezers.
De vrienden vieren de overwinning en werpen een blik op de
menukaart.
Nico is nog niet al te vertrouwd met de munteenheid in de
derde wereld.
30 oblonen, welke koopkracht moet ik mij daar bij
voorstellen? Is dat veel?
Pieter-Jan rekent snel even na.
Dat zijn negentig dagschotels, dus ja, dat lijkt mij wel
een aardig sommetje
De hele bende buigt zich over P-Jays schouders en loopt mee
de kaart af. Maryam is opeens klaarwakker en helemaal in een uitbundige feeststemming.
'Een grote karaf wijn voor ons allen?'
Pieter-Jan is de enige die protesteert. Maryam heeft in haar feestzucht weinig begrip voor buitenbeentjes: 'Zeg, waarom kun jij nou niet voor één keertje met ons mee drinken. Wat is er nou in godsnaam mis met één glaasje wijn?'
De geheelonthouder van het gezelschap wijkt niet. 'Ik houd zielsveel van wijn, dat heb ik altijd gedaan en dat is waarom ik het nooit drink'
'Waar slaat dat nou weer op?', vraagt Maryam geërgerd. Boelie antwoordt in de plaats van zijn maat.
'Pieter-Jan is bang dat hij net iets te innig vriendschap zou sluiten met het inspiratievocht der dichters. Zijn favoriete schrijver Pessoa heeft niet alleen in zijn plaats alles geschreven wat Pieter-Jan ooit had willen schrijven, die notoire zuipschuit heeft ook al elke druppel alcohol in zijn plek achterover geslagen.'
'Dat is nou de stomste reden om geen alcohol te drinken, die ik ooit gehoord heb. Slaat echt helemaal nergens op. Hoe kan een dooie nou ooit in jouw plaats een alcoholverslaving hebben gehad, laat staan in jouw plaats een oeuvre bijeen geschreven hebben? Drink verdomme voor één keer met je mee. Mate houden, dát is karakter hebben. Geheelonthouding is voor bange papkindjes.'
Maryams uitdagende woorden hebben geen effect, Pieter-Jan bestelt thee.
Het meisje dat nu volledig haar slaap vergeten is, gaat de bestelling doorgeven aan de bar, maar ze strandt op drie meter van de toog. Een kerel manoeuvreert zich naar haar toe en klampt haar aan.
Wacht, meid, jullie komen beter met mij mee. Die kerels
zijn slechte verliezers. Volg en wenk je vrienden, als je leven je lief is.
Maryam voelt hoe de hand van de man zich stevig om haar pols
wurmt. Ze wil protesteren, maar voelt instinctief aan dat zijn bedoelingen goed
zijn. De vrienden schieten overeind als ze denken dat het meisje lastig wordt
gevallen. Als Maryam ziet hoe ze agressief uit de startblokken schieten, doet
ze subtiel, maar duidelijk genoeg teken, dat ze het moeten laten. Iedereen
heeft begrepen dat er iets op til is. In de bar is het muisstil, alle ogen zijn
op het centrale tafereel gericht.Een jongeman die de trappen opgaat, gevolgd
door de bende nieuwkomers.De uitbater zegt aan zijn serveuse, een blonde Lolita van circa 15 lentes:
'Snel, verdomme, draag de duurste flessen en de wandspiegels naar de kelder en blijf daar tot ik je roep.'
Bovenaan de trap, zegt de jongeman:
Snel, mijn kamertje is op het einde van de gang. Via het
raam kunnen we langs de straten weg.
Iedereen is nog zo gewend aan het jachtige ritme van hun
lange tocht dat ze stilzwijgend volgen. Een voor een klauteren ze uit het
kleine raampje van een krappe hotelkamer. Overal staan spullen die nogal
Afrikaans aandoen. Maryam kijkt iets aandachtiger naar haar redder, de jongeman
heeft zelf ook iets exotisch.
Kom, vlug nu, Burly Burke en zijn bende forceren straks wel
mijn deur. Ik snap niet dat ze jullie die 30 oblonen zo maar gegeven hebben. Ze
zullen wel even van slag geweest zijn door de nederlaag. Maar dat duurt nooit
lang bij die achterbakse messentrekkers.
Via de daken komt het gezelschap uiteindelijk bij een
gammele brandladder. Tijdens de afdaling vraagt Boelie:
Kom jij niet in de problemen straks, omdat je ons geholpen
hebt?
Maak je over mij nou maar geen zorgen. Jullie zijn degenen
die in de shit zitten.
Pieter-Jan is niet echt overtuigd.
Zo gewiekst lijkt de tegenstand mij anders niet. Als die
Burke de leider is, ligt het verstandelijk gemiddelde van de groep vast nog een
stuk lager en die vent ziet er al de dommigheid zelve uit.
Dat zegt hij deels ook om Boelies overwinning te
minimaliseren, maar dat beseft hij zelf niet echt. De nerveuze jongeman die de
vrienden tot grotere spoed blijft aanmanen, gaat er nauwelijks op in.
O, maar daar had ik het niet eens over. Burke en zijn bende
zijn op dit moment inderdaad het minste van jullie zorgen.