De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
28-04-2009
een engeltje perverteren
Op kot maak ik nader kennis met
één van mijn huisgenotes. Het meisje in kwestie heet Laura.
Laura is lief. Laura is klein.
Blond. Meisjesachtig verzorgend. Vrolijk. Gekleed in opwekkende kleuren, vooral
gelige tinten. Een aangeboren gebronsde teint. Korte, stevige ronde dijen, met
een hooguitstekende kont als van een zwarte sprintster, soms in een jeansrok,
soms in witte katoenen broeken. Altijd moordend. Laura is een brave meid. Zacht
en fris als een pas opgemaakt bed. Een fijn engeltje, een seksengeltje. Op
voorwaarde dat men zich niet veeleisend opstelt.
Als ik nu s avonds niet bij Cybil
ben, hang ik bij haar uit. Ze kookt voor mij, we lachen vaak, samen,
tegelijkertijd, om dezelfde grap, niet elk om beurt. Ze stimuleert mijn
levenslust. Na het eten, eten onze lichamen van elkaar. Ik word reuze geil van
haar, ondanks haar conservatieve voorkeuren, haar preutse restricties.
Of misschien wel juist daarom,
omdat wat niet mag, opwindt. De grens van het toelaatbare aftasten maakt
hitsig. Pijpen doet ze zelden, penetratie kan alleen met condoom, beffen kan
als je aandringt en dan vindt ze het wel lekker, anaal moet je zelfs niet
insinueren, valt me zwaar van dr tegen.
Blijven slapen heeft ze liever
niet. Ze raakt niet in slaap als er iemand in haar gezicht ademt. Stoort mij
allerminst, als ze slaapt, kan ik rustig op wandel. Ze heeft geen speciale nood
aan knuffels, al helemaal niet in het openbaar. Komt mooi uit, die enkele keren
dat ik zo gek ben om samen met haar naar de winkel te gaan.
Wel houdt ze er van zij aan zij te leunen, als
we samen een boek lezen, als we samen fotos kijken. Alle vrouwen houden van
fotos. Mijn hand houdt ze ook graag vast, dan streelt ze mijn vingertoppen, ze
sopt deze niet in haar mond, maar, och, daar hebben we anderen voor.
Neuken met haar is lekker. Niet
dat het háár verdienste is. Ik bedoel, het woord neuken alleen al vindt ze
afschuwelijk. Afschuwelijk is één van haar vaakst gebruikte woorden.
Afschuwelijk en verschrikkelijk. Alles is afschuwelijk en verschrikkelijk. O,
en erg. Alles is erg. Wachten in de rij is erg. Een prof die vijf minuten te
laat komt is verschrikkelijk. Een kassierster die een nummer fout intikt, is
afschuwelijk. Alles is afschuwelijk. Goed, dat ik Laura graag bespring, heeft
dus weinig van doen met de persoon Laura.
Haar medewerking beperkt zich tot liggen en
spreiden, soms ook zitten en komen. Ja, klaarkomen doet ze wel. Dat noem ik een
groot pluspunt. De frequentie van haar orgasmen maakt zelfs genegenheid in me
los. Ze steelt mijn ego door klaar te komen. Met kleine, korte gilletjes komt
ze klaar. Anders is ze heel stil. Ik weet dat ze niet faket, want ze kan
überhaupt niet liegen.
Laura is een heel proper meisje,
zowel van lichaam als van ziel. Het heeft geen zin haar verder te perverteren.
Laura heeft geen kinky geheime wensen. Laura heeft geen geheimen. Al vast geen
enkel waar mijn hartslag sneller gaat van slaan. Mijn hartslag kan werkelijk
goed overweg met andermans geheimen. Met die van mezelf iets minder.
Trouwens, ze kookt best aardig.
Ze lacht lief. Ze heeft enige waarde als gesprekspartner en belangrijk: ze is
zich van geen kwaad bewust. Cybil komt zelden of nooit naar mijn kot, want Hare
majesteit Cybil trekt haar neus op voor mijn vervallen onderkomen. De kans dat
Laura en Cybil met elkaar in contact komen is bijzonders klein.
Vandaag zie ik Cybil niet, ik
blijf liever binnen, ik ga niet uit. Niemand heeft me wat gevraagd en overdag
heb ik uitzonderlijk eens gestudeerd. Ik studeer talen. De enige kennis die
quasi van zelf komt bij mij.
Om 19u kom ik binnengewaaid bij
mijn kokette kotgenote. Ik heb haar ma Parisienne gedoopt, naar dat befaamde
fresco van een verfijnde jongedame op Kreta. Doen alsof je enige culturele
verfijning hebt, verhoogt je aantrekkingskracht bij intelligente vrouwen. Ma Parisienne
is aan het kokkerellen, druk in de weer met elektrische vuurtjes. Spinazie met
rijst, viskroketten, fruitsla als toemaatje.
Ik bekijk aandachtig de in
stukjes gehakte vruchten. Je hebt er waar ik frambozen op plet om vervolgens de
frambozenmoes langzaam af te likken. Op Laura plet ik niks. Laura is er in
geslaagd haar maagdelijkheid te verliezen niet eens aan mij!- en haar
deugdelijkheid te bewaren. Ze roert in haar potten, ik plof op bed, probeer mij
Laura voor te stellen bij haar eerste keer. Het lukt niet. We hebben het er
nooit over gehad. Niet echt. Laura doet aan seks in zoverre ze achteraf kan
doen alsof er niks gebeurd is.
Ik staar haar aan. Een andere
vrouw zou vragen waar ik zo naar zit kijken. Niet Laura. Ze imiteert een
huisvrouw en roept gespeeld aan tafel!.
Ze steekt een kaars aan. Van
kaarsen houdt ze. Dat weer wel. De radio speelt. Een jongerenzender. Ze schept
mij op. Ik glimlach. Ik wacht tot zij begint te eten. Nooit eet ik vóór haar.
Nee, ze beseft dit niet. Ik mag dan wel zo promiscue zijn als een bonobo of
weet ik wat, ik behandel haar altijd netjes.
Ze eet traag en elegant. Heel
nauwlettend, maakt helemaal nooit een vlekje. Mensen eten zoals ze neuken. Ik
schrok. Met smaak.
Terwijl ze eet, vertelt ze mij
over haar dag, welke lessen ze gehad heeft, waar ze om gelachen ik vervang
door: onnozel gegiecheld - heeft. Ik knik, stel vragen om mijn aandacht te
bewijzen, bied aan om samen de vaat te doen. Ik voel het stuwen in mijn ballen
als ik denk aan hoe ik haar straks penetreer. Wat ruikt ze vandaag waanzinnig
lekker.
Ik droog af, zij schrobt. Ze
vraagt naar mijn dag. Ik vind mijn dag uit. Ze lacht. Schattig toch? Ik vertel
hoe ik vandaag twee straten lang achtervolgd ben door een dolle hond, die ik
alleen dan heb afgeschud toen de hond in kwestie in onzachte aanvaring kwam met
een fietser. Liegen: de basis van elke gezonde relatie.
Terwijl ze de vaat wegzet - alles
heeft een vaste plaats - word ik mij bewust van haar kledij. Geen schoenen,
maar pluchen sloffen in de vorm van puppies. Meisjesachtig, totaal, zei ik het
niet? Daar boven een nauwsluitende rok, stof onbekend ben ik soms een
couturier?-, hoger een goudgele bloes, nog hoger, om haar hals, zit een sjaal,
ook binnenskamers, ook als ze de vaat doet. Slechts voor seks gaat die uit en
dat is een heel proces. Niks heeft een motief, alles is één kleur, enkel de
pluchen voetwarmers hebben gezichtjes.
Ik geef als een automaat borden door, zij
zingt mee met de zangeres op de radio. Het stoort mij niet en dat verbaast me.
Als de afwas eindelijk opnieuw verdwenen is in de kasten, het aanrecht blinkt
en de vaatdoek als een afdakje gedrapeerd is rond de kraan, kunnen we overgaan
tot wat anders, denk ik zo.
Ik ga achter haar staan en kus
haar in haar hals. Gevloek in mijn hoofd als ze kirrend dat kietelt
uitproest. Dan sluit ik haar borsten maar in de palmen van mijn handen. Dat
lukt net. Ik aai traag, van de onderkant van de tepel richting haar oksel en weer
terug, ik kneed zacht de kern van haar boezem. Er heeft iemand zin, krijg ik
te horen. Kindje, ik heb altijd zin.
Waarom kom ik anders eten? Om te
eten? Malle meid. Wat mij betreft, hebben we een fijne deal. Ik hou jou
gezelschap, wanneer je daar zin in hebt, en jij geeft me toegang tot je
lichaam, wanneer ik daar zin in heb. Begrijp mij niet verkeerd, ik zal heus
niet aandringen als je eens werkelijk geen zin hebt. Of als je menstrueert en
jij jezelf te vies voelt. Mij maakt dat beetje bloed niet uit. Jou wel. Jij
walgt van die stroperige, rode substantie. Het is niet het soort bloed dat uit
een snijwonde gutst. Nee, ik heb het over een dikke geleiachtige brei die met
mondjesmaat je poes verlaat.
Laura gebruikt niet het woord
poes als ze het over haar vrouwelijke driehoek heeft. Eigenlijk heeft ze er
geen benaming voor, geen koosnaampje, niets. Alsof dat deel van haar lichaam
niet bestaat. Laura is er zo eentje die zich schaamt voor wat de natuur haar
schonk. Zonde.
Ik zou haar graag helpen. Echt,
ik ben meer dan bereid om haar te leren houden van haar lichaam. Haar de
schoonheidsbeleving mee te geven die ik ervaar als ik haar vlekkenloze huid
zie, de volheid van haar dijen, haar ondeugend bolle achterwerk. Helaas, het
mag niet zijn.
Spreken over seksualiteit kan
niet met Laura. Ze klapt meteen dicht, ze sluit zich af. Seksualiteit is iets
dat ze hooguit laat gebeuren. Die complexe handeling zwijgt ze liever dood. Ze
is te bang. Straks ontdekt ze nog dat ze het lekker vindt. Waarom zou mijn ding
anders twee tot drie keer per week in haar ding glijden? Om de weg vrij te
houden?
Ik trek haar naar me toe, draai
haar gezicht naar het mijne. Zacht druk ik mijn lippen op haar ontspannen mond.
Als ze nu een bepaald kort klankje uitstoot, iets erg korts, in geen geval een
bestaand woord, meer een soort gezoem dat uit haar keel opstijgt, dan weet ik
het. Dan heeft ze geen zin. Het keelgeluidje zegt: Leuk dat je mij in je armen
sluit, maar laat ons het daar bij houden vanavond.
Mijn buik trekt samen. Ik spits
mijn oren. Als het nu niet komt, dan zal het ook niet komen. Het moment van de
waarheid breekt aan, als ik over haar kruis streel, over haar kleren heen. Als
haar wangen nu rood aanlopen, zit ik gebeiteld. Ik speur haar gelaat af naar de
eerste tekenen van seksblos. Vandaag is geen verloren avond. In haar ogen komt
die blik bovengedreven die zegt: Best, laat maar komen. De opluchting is
groot. Ik ben haar dankbaar. De zeurende pijn in mijn onderbuik krijgt straks
verlichting.
Ik til haar op en leg haar zachtjes op bed. Ze
schopt zelf haar pluchen puppies uit. Ik ben niet de enige hier die zin heeft.
De rok laat ze aan mij over. Plagend traag koppel ik hem los. Die gordel om
haar taille zit er enkel voor de show. De rok dwarrelt op de vloer. Tijdens
seks, op zich al een ordeverstoring in haar optiek, lap ik gelijk ook alle
andere netheidregels aan mijn laars. De beurt is aan de bloes. Ik draai haar
teder-dwingend op haar buik. Er zit een rits aan de achterkant. De sjaal trek
ik als laatste los. Ik laat hem spelen rond haar nek. Vervolgens laat ik hem
langs haar buik, langs haar dijen glijden. Daarna deponeer ik hem bij de rok en
de bloes. Haar ondergoed kan nog even wachten.
Mijn vader drukte mij als kleine jongen, toen
hij mij nog iets wilde inprenten, vaak
genoeg op het hart: Een vrouw is als een gitaar; je moet haar eerst stemmen.
Ik wil maar zeggen: ik wil de pret niet bederven door overhaasting. Traag
streel ik haar hele lichaam. Met bijzondere aandacht voor haar wangen. Heel wat
vrouwen vinden het bijzonder opwindend als je hen streelt over hun gezicht.
Daar is Laura geen uitzondering op.
Ze komt op temperatuur, want ze blaast uit.
Een deel van de hitte die zich nu ongedurig nestelt in haar binnenste, moet ze
uitstoten. Ze raakt al aardig opgespannen, maar ik wil het vuur wat verder
oppoken. Laat mijn natuur zich uiten als haar genot. Ik aai zacht over haar
ondergoed. Met mijn hand duw ik ritmisch tegen haar geslacht. Ik plaats me over
haar heen. Mijn handen plaats ik aan weerszijden van haar hoofd. Een knie glipt
tussen haar dijen en neemt het over van mijn hand. Zij kreunt. Ik lach. Haar
ogen draaien weg. Ze kronkelt onder mij. Zelfs Laura kan zo opgewonden raken
dat ze uit eigen beweging mijn broek open gespt. Ik schrik me een hoedje, als
ze mijn broek ook afstroopt en met haar vingers op verkenning gaat in mijn
slip. Zou ze het leren?
De opwarming kan ik nu staken.
Tot zover gaat ie goed. Het ondergoed mag uit. Als ik haar BH verwijderd heb,
trek ik zelf mijn kleren uit. Het tempo mag lichtjes opgedreven worden. Haar
slip vormt de laatste barrière. Het is een wit stofje, versierd met kleine
hartjes. Voor mij stijgt de spanning ten top. Ik kan haar bloedgeil maken, maar
kan ik haar ook bevredigen?
De katoenen slip raakt de grond.
Voorzichtig glijd ik in haar. Stukje voor stukje gaat hij er in. Als we
volledig in elkaar geklikt zijn, wacht ik. Gewoon wachten. Ik tel tot tachtig.
Haar vagina sluit zich om mij heen. Voor Laura lijkt het net of mijn lid zwelt.
Eens ze zich gevuld voelt, kan het aloude spel van in en uit en in en uit
beginnen. Ontstoppingswerkzaamheden.
Alleen, het hoeft niet zo nodig.
Ik kan ook draaibewegingen maken. Daar heeft een vrouw heel wat meer aan. Ik
let op en observeer haar mond, haar ogen en haar blos. Alle kleine signalen wil
ik gezien hebben. Ik ben één grote voelspriet. Alle middelen zet ik in om te
peilen naar haar genot. Vrouwen sturen niet graag woordelijk bij. Liever laten
ze een man aanmodderen. Een enkele keer pakken ze je hand om die naar de juiste
plek te leiden. Daarbij oefenen ze een absoluut minimum aan druk uit. Als er
geen woorden komen, moet je het van non-verbale communicatie hebben. Ik kijk en
merk dat ze ongemakkelijk ligt. Daarom schuif ik het kussen steviger onder haar
hals. Ze nadert zo ongeveer het hoogtepunt.
Ik houd op met steunen en beweeg
me dichter naar haar toe. Mijn handen wurmen zich onder haar rug. Ik ga op haar
liggen. Inniger kunnen we niet verbonden zijn. Als ik het goed heb, is ze nu
behoorlijk van de wereld. Op dit punt hoop ik dat de ontlading niet lang meer
op zich laat wachten. Ik weiger koppig vóór haar klaar te komen. Dat is een
domper op de feestvreugde, zowel voor mij als voor haar. Gelukkig zijn daar al
gauw de juiste tekenen.
Ze graait met haar handen in het
vel van mijn rug. Ik voel haar fijne vingers over mijn ruggengraat dwalen.
Schattig. Tot op dit moment is ze betrekkelijk stil geweest. Maar dan laat ze
een langgerekte kreet van bevrijding ontsnappen. Ik krijg mijn beloning. Haar
genot nestelt zich ook in mij. De aanblik van een vrouw in vol orgasme is te
mooi. Ze kijkt mij aan, een bewijs van erkentelijkheid, een onuitgesproken
bedankje? Wie zal het zeggen? Ik mag nu.
Het ritme versnelt. Mijn
opwinding neemt even gevoelig af. Ik besef dat we iets vergeten zijn. Ik gok
dat zij er niet bij stil staat, maar deze keer hebben we geen condoom gebruikt.
Mag ik dat zien als een mijlpaal in onze vertrouwensband? Of is het gewoon
nalatigheid? Ik ben nog niet klaargekomen. Voorlopig zijn we safe. Er kan enkel
een beetje voorvocht in haar gedruppeld zijn. Trouwens, safe zijn we altijd. Ik
weet vrijwel zeker dat ik geen venerische ziektes heb. Dus zeg ik lekker niks.
Straks staat ze voor een voldongen feit.
Misschien kunnen we dat gedoe met
condooms dan helemaal achter ons laten. Goed, tijd om mij te concentreren. Ik
kom wild schokkend klaar. Eerlijk gezegd, zijn die schokken bedoeld voor haar.
Ik kan het ook zonder. Aan mij zie je moeilijk of ik geniet of niet. Om haar te
plezieren, doe ik er graag een schepje bovenop. Het resultaat is er. Ze is
tevreden.
Wellicht merkt ze straks dat
sperma niet lang in een vrouw blijft. Het stroomt er vrijwel meteen terug uit.
Als ze straks foetert, omdat we rubberen protectie vergeten zijn, zal ik uit de
lucht vallen. Voorlopig geen vrees. Onze geslachten vormen nog mooi één geheel.
Ik kus haar op haar voorhoofd, op beide wangen, op haar neus en op haar mond.
Onze lippen blijven even aan elkaar plakken. Dat noem ik een geslaagde kus. Ik
strijk door haar haren. Er plakken er enkele op haar zweterige huid. Ze gloeit.
Ik kijk haar vertederd aan en zeg: Dat was, euh, aangenaam. Om mijn
understatement goed te verduidelijken, rol ik met mijn ogen en adem ik zwaar.
Ze lacht en ze neuriet instemmend. Heb ik nou
parels voor de zwijnen gegooid? Waarom zegt ze niet dat ik de meest attente,
meest passionele, meest bedreven minnaar ben? Jezus, ik moet dringend dat ego
van me een beetje intomen. Dat gaat fout anders. Ik geef haar een stevige
knuffel en rol kussend van haar af. Altijd het horizontale protocol eren.
Terwijl ik haar hand vast blijf houden, vertelt
ze mij over haar kindertijd. Over zomervakanties die ze doorbracht op de
boerderij van haar oom. Als ze nou zou zeggen dat die oom zijn poten niet kon
thuis houden. Dan zou ik haar geremdheid kunnen plaatsen. Niets van dat. Op de
boerderij had ze het helemaal naar haar zin.
Als ze stilvalt, staart ze gelukzalig voor
zich uit. In haar dagdroom loopt ze weer als een klein meisje achter kippen
aan. Ze plaagt de gemene hond die gelukkig aan de ketting ligt. Van tijd tot
tijd gaat ze mee de koeien melken. Zulke verhaaltjes zijn alleen leuk om horen
als je juist geloosd hebt in de vertelster. Ze zijn ook te genieten als je weet
dat er daarna gegarandeerd seks volgt. In alle andere gevallen, word ik er
driftig van.
Als ze uitverteld is, bol ik mijn
kleren samen en zoek ik mijn eigen kamer op. Het is maandagavond. Vandaag valt
er verder niets te scoren. Ik zou nog gauw naar Cybil kunnen lopen om haar te
kussen met Lauras smaak nog brandend op mijn lippen. Maar als ik voor cynisch
ga, wil ik het meteen goed doen en mijn lief tongzoenen met het kutvocht van
een ander glinsterend om mijn mond.
Nachtelijke ontmoeting met een mannenverkrachtster
Het is drie uur voor
zonsopgang en ik ga nog een ommetje doen in het park. Zogezegd om een frisse
neus te halen, maar eigenlijk wil ik aan mezelf bewijzen dat ik wél dapper ben,
want het is s nachts gevaarlijk in het park.
Stadslegenden en andere onzin
ten spijt is het volstrekt kalm in dat gevaarlijke park Groene oase, thuis van
verkrachters, schandknapen, dieven en drugsverslaafde allochtonen als je de
verhalen mag geloven. Allemaal niks van aan.
Maar wanneer ik onverwacht dan
toch geritsel in de struiken hoor, ga ik er vanuit dat het een vette bankier is
die zich laat afzuigen door een schoolverlater die thuis klop kreeg van een
tirannieke vader. Of misschien wordt daar wel een vrouw verkracht? Dan moet ik
als held natuurlijk ingrijpen. Twee reddingsacties op één avond. Voor een held
is dat een makkie.
Als scenario 1 van toepassing
is, zweer ik bij mezelf dat ik die bankier in zijn planetoïde-reet schop en bij
scenario 2 begraaf ik die verkrachter levend in hondenpoep. Rijkelijk voorradig
in een stadspark.
Ik spring in vol ornaat tevoorschijn
van tussen de bomen en in mijn hoofd dondert de stem van die instructeur uit de
film Full Metal Jacket. SHOW ME YOUR WAR-FACE!!!
WRAAAAAH, schreeuw ik en ik
maak me klaar om mijn kneukels te breken op de onderkaak van levend menselijk
afval.
Nou, kijk eens aan, wie we
daar hebben! Zo laat nog op pad? Heeft de melk met honing geen effect gehad?
Wil mama geen verhaaltje voorlezen?
Ik moet nog even wennen aan
het donker, maar ik herken de stem al. Het is de verkrachtster.
Ik zie dat je druk in de weer
bent., zeg ik spottend.
Uhu. Valt wel mee.
Op de grond voor mij ligt een
man van middelbare leeftijd. Armen en benen wijd gespannen en vastgebonden aan
vier palen in de grond. In zijn mond zit een opgerold maandverband. Zijn ogen
doen mij denken aan fotos van Joden of zigeuners die weten dat ze straks een
nekschot krijgen. Of dat straks iemand hun borstkas openbreekt en hen bij volle
bewustzijn ontdoet van hun hart. Ik krijg opgewonden rillingen over mijn rug
bij de gedachte. Ik weet dat het verkeerd is, maar de enige reden waarom ik
niet zou genieten van zon martelpret is, omdat ik bang ben voor karmische
repercussies. De wereld heeft geluk dat ik niet twintig centimeter groter ben,
blond met blauwe ogen.
Ik heb zin om met een freaky
blik te zeggen dat ik in een vorig leven Mengele was. Maar wie weet, misschien
leeft die vent nog en snijdt hij Argentijnse tweelingen open of straatkindjes
in Calcutta. Een voortvluchtige Nazi met een beetje verstand in zijn kop, zit
nu allang niet meer in Zuid-Amerika.
Ik sta met mijn handen in mijn
zakken en ik let al niet meer op de scène aan mijn voeten. Ik zucht diep en ik
vraag mij af waarom mijn tijdperk zo saai is. Mijn gedachten gaan uit naar
Hitler en de rest van de massas, hoe die uitzinnig van vreugde de komst van
oorlog toejuichten in 14. Ik snap het helemaal.
Zeg, ga je daar een beetje
depri staan lummelen? Zo kan ik mij niet concentreren, hoor.
Ik kijk het moordwijf, waarvan
ik de naam niet wil weten, uit angst dat die hard zal tegenvallen, hulpeloos en
verloren in de ogen.
Ja, zeg, what a rotten
party-pooper jij bent. Ga dan tenminste zitten, ik kan er niet tegen om met
iemand te spreken die zijn gezicht niet op de zelfde hoogte van het mijne
heeft.
Ik doe zoals ze vraagt en zij
berijdt verder haar slachtoffer. Ze heeft al haar kleren nog aan, maar haar rok
is helemaal tot haar middel omhoog gekropen.
Ben je al lang bezig?, vraag
ik terwijl ik mijn benen moeizaam in kleermakerszit trek.
Een kwartier of zo. Niet weer
beginnen met je Gestapovragen, ja?
Ze
vloekt luid.
Wat?
Die vent zijn flutlul floept
voortdurend uit mijn Yoni. Lach niet! Als ik mijn kut Yoni wil noemen dan doe
ik dat toch? Alsof jij geen naam hebt voor je piemeltje.
Wel, om eerlijk te zijn...
Lieg niet. Gadverdamme,
floept ie er wéér uit.
Misschien is hij al
klaargekomen, dan verslapt zijn lul sowieso.
Klaargekomen?
Ze trekt bruut aan de man zijn
oren, net of ze wil die er met alle geweld afrukken en gromt afgemeten tussen
haar tanden: Ben jij klaargekomen?
Zo geef je hem nog flaporen
in ware Dumbo-stijl.
Jij houdt je muil.
Ze duikt met haar gezicht tot
vlak bij haar slachtoffer. Ben jij klaargekomen, smeerlap?
De man antwoordt niet, maar
snikt, bang en vernederd. Ze laat een straal speeksel op zijn voorhoofd
druppelen en graait met één hand naast zich. Ik hoor iets rinkelen en dan zie
ik hoe ze hoog haar arm heft en met volle kracht haar sleutelbos laat neerkomen
op haar slachtoffer. Ze slaat om te raken, er is niet de minste beheersing in
haar beweging. Er valt een aardige hap vlees uit de wang van de man. Langs zijn
neus lopen twee kleine stroompjes traanvocht.
Ze draait rondjes, net of ze
buikdanst, maar dan zittend, dus ik vraag:
Kun jij buikdansen?
Wat zei ik nou net van die vragen?
En godverdomme, ik zweer het, als ik hier niet snel klaarkom, steek ik dat
maandverband in zijn muil in de fik.
Zal ik anders helpen? Met dat
orgasme, bedoel ik. Ik geef wel een Yoni-massage.
Zou je wel willen, hé,
gluiperd?
Betrapt tuur ik naar de tippen
van mijn schoenen. Is dat maandverband eigenlijk gebruikt?
O ja, reken maar. Lekker hé,
niet dan? Kom, geef toe, zeg dat je het lekker vindt!
De man brengt natuurlijk enkel
bange m-klanken uit. Ze heft weer haar arm, het maanlicht botst van de
sleutelbos en ik zie hoe er enkele bloedspatten tot op mijn schoenen vliegen.
De slagen gaan synchroon met haar neukbewegingen. Ik geniet ervan om
lethargisch en verveeld naar het bloed op mijn schoeisel te staren.
Als je klaar bent, gaan we
dan iets drinken?
Op dit uur? Denk je dat er
nog iets open is?
We kunnen eens kijken, we
vinden vast wel iets.
Nou, misschien. Hangt er van
af hoe moe ik ben.
Het lijkt mij passend om in de
context een beetje grof uit de hoek te komen, dus ik zeg:
Komt dat orgasme nog? Je
lijkt wel besneden.
In sommige culturen besnijden
ze vrouwen, zodat ze niet van seks zouden genieten. Ik begrijp waarom ze dat
bij ons niet doen. Belgische mannen zijn in bed toch compleet knudde.
Ik ben niet knudde in bed.
Kerel, laat het. Ik ga echt
niet met jou naar bed.
Je verkracht een half
kalende, tamelijk gezette, kleurloze veertiger, maar je wilt niet met mij naar
bed. Leg me dat eens uit.
Ik hoef helemaal niks uit te
leggen. Je lijkt mij een uitslover in bed en daar hou ik niet zo van. Dan voel
ik mij verplicht om klaar te komen en dan lukt het al helemaal niet.
NIET klaarkomen lukt je
zonder mij anders ook al best aardig.
Kijk, nu begin je écht
irritant te worden. Ken je het liedje uit de begingeneriek van Dawsons
Creek?
Ik trek bevreemd mijn
wenkbrauwen in een schuine plooi en knik.
Zing dat voor me, wil je.
Ik kan echt niet zingen, een
halve maat en alle parkdieren migreren meteen naar de dichtstbijzijnde spoorweg
om...
ZING!! Godverdomme, zing!!
Best. Jij je zin.
Ik ga op mijn rug liggen, vouw
mijn handen achter mijn hoofd en kijk opnieuw naar de sterren waarvan ik er
geen enkele kan benoemen. Op de koude grond wentel ik mij in herinneringen aan
de puberale tristesse die ik voelde toen ik nog elke dag aan de buis
gekluisterd hing bij die zeemzoete tienersoap. Ik kweel:
My heart is in my hands
My head is in the clouds
My feet have left the ground
My life is turning around and round
And every voice inside my head is telling me to run like mad
Oh bows and arrows stars and sunsets
hey hey hey yeah
hey hey hey yeah
Every heartbeat, every kiss
just
Makes me wonder what all this is
Suits of armour Hearts and arrows
Hey hey hey ye-eah!
Ondertussen hoor ik de zwepende geluiden van de sleutelbos die stukken vlees
weggrissen uit het aangezicht van de man. Ik moet denken aan die geselscène uit
The Passion of the Christ, de enige reden waarom ik die film indertijd ben
gaan zien. Bij de lijn my feet have left the ground, komt my cute little
rapist luid schreeuwend klaar.
Sjeezes, van een ontlading gesproken, je schokt over heel je lijf.
Je kunt echt niet zingen, maar toch bedankt, hijgt ze. Dat was echt, écht
sweeeeet.
Zeg nou eens eerlijk, als ik je nu vraag of we nu niet op de één of andere
manier, op een hoger niveau, toch seks gehad hebben, wat zeg je dan?
I did not have sexual relations with this man., zegt ze met een krakende
mannenstem, terwijl ze kort in mijn richting knikt .
Ze gunt mij ook niks.
Gaan we dan nu eentje drinken?, vraag ik beteuterd.
Heb jij een aansteker? Nee, natuurlijk niet. Je rookt niet.
Waarom wil je een aansteker?
Ze zingt dromerig die lijn uit Satisfaction: Cant be a man, if he does
not smoke en zegt dan:
Ik wil dat maandverband in brand steken, kun je dat niet raden, slimpie?
Ze staat op en loopt rondjes rond haar slachtoffer, op zoek naar een ander
speeltje om hem te kwellen, maar ze vindt niks.
Kom, doe mij en een lol en plas op zijn gezicht, als je dan toch zo nodig
wil meespelen.
Maar ik moet helemaal niet., protesteer ik.
Aan jou heb je ook echt, maar dan ook, echt, ECHT NIETS!!
Ze gaat over zijn hoofd staan, een voet langs weerszijden en tilt haar rok
een beetje op. Al gauw klatert er een gouden straal naar beneden. Meer de kleur
van platinagoud, zo in het donker van de nacht.
En denk nou niet dat ik into plasseks ben, oké?. Ik pis gewoon op die vent,
omdat het zout in mijn urine zijn pijn zal verergeren.
Al goed, al goed, ik zei niks. En gaan we dan nu eentje drinken? Je hebt
die kerel bewerkt met de punch van een gevleugelde wurgslang met
scheermesklauwen.
Mijnheer is zeker poëet?
Gitarist.
Nee, ik ga niks met jou drinken. Halvegare. Het is laat, het is koud, ik
ben moe en er is nu niks meer open.
Ze plukt haar slip van een laaghangende tak, blijft ternauwernood overeind
terwijl ze die aantrekt en beent dan weg.
De groeten.
Ik kijk naar haar heerlijk lange benen en zucht van verlangen. Waarom zijn
de mooiste vrouwen altijd zon krengen?
Jij een idee?, richt ik mij tot haar slachtoffer.
Nee, zal wel niet hé?
Ik krabbel recht en maak de man los, wat geen sinecure is. Damn, waar heeft
die leren knopen leggen? Even geduld, beste man.
Als de kerel los is, draait hij zich op zijn zij en trekt hij zijn benen
omhoog, dicht naar zich toe. Met zijn handen duikt hij tussen zijn benen, en
ontdoet hij zijn letterlijk blauwe ballen van de elastiek die er strak om zit.
Ik haal het stuk maanverband uit zijn mond en wrijf mijn bebloede handen af
in het gras. Echt vies, vind ik dat.
En dan begint het. De man jammert, jammert alsof iemand alle ellende in de
wereld op muziek heeft gezet. Ik zeg: Rustig maar, rustig nou maar. Alles komt
goed., zoals ze dat in films ook altijd doen, maar films hebben mij weer eens lelijk
belogen. De man kalmeert helemáál niet en gaat gewoon door met janken. Ergens
wel begrijpelijk natuurlijk. Ik wil hem vragen waar hij woont en of ik soms
iemand kan bellen, maar dan daagt het mij ineens dat ze mij wel eens als
medeplichtig zouden kunnen beschouwen.
In paniek richt ik mij tot de man en zeg met fluweelzoete stem: Ik heb jou
losgemaakt hé, niet vergeten hé, ik heb jou gered, ok, niet vergeten hé, goed?
Luisteren is er niet bij, hij blijft gewoon grienen en ontwijkt mijn blik. Snot
uit zijn neus vermengt zich met het bloed om zijn lippen.
Boelie
zit samen met Nico en Randy bij Skinny Joe, een broodmagere kerel die de hele
dag door onafgebroken tabak kauwt, zenuwtics schijnt te verzamelen, voor de
rest op zijn vrouw scheldt en nerveus zijn lopende zaken gadeslaat. Joe
organiseert toernooien in gezelschapsspelen, hij ziet er op toe dat alles
eerlijk verloopt en linkt spelers die ongeveer aan elkaar gewaagd zijn om zo de
spanning te verzekeren.
Boelie
heeft er al een spel Revolution opzitten, Nico en Randy zijn elk nog verwikkeld
in een schaakpartij voor geld. In afwachting neemt Boelie hun post door. Dieter
en Elke, die bij Frank op een plantage logeren, schrijven geregeld een briefje,
maar Benjamin, die inwoont bij de zus van Frank in Steadville, bombardeert hen wekelijks met minstens één dik
epistel, waarin hij elk mogelijk detail uit zijn dagelijks leven lijkt te
vermelden. Enkel Boelie leest zijn brieven nog aandachtig. De rest neemt genoegen
met een korte samenvatting.
De
wedstrijden gaan door in een overdekte steeg, vlak voor het huis van Joe. Die
zet elke ochtend wat tafeltjes buiten. Zijn vrouw, een gezette jongedame met
twee dikke vlechten en een aantrekkelijk gezicht, dat echter erg aan schoonheid
inboet door de eeuwig trieste uitdrukking die uit haar grote waterige ogen
spreekt. Haar ogen zouden in betere omstandigheden nochtans een sterke troef
geweest zijn. Indringend blauw en dat voor een halfbloed. Zij loopt af en aan
met thee, die in theorie gratis is. Joe heeft geen vergunning om een café uit
te baten, dus mag hij geen drank verkopen, al zeker geen alcoholische. De walm
die uit sommige theekoppen opstijgt, laat niets te raden over wat de inhoud
betreft. Deze service is Joes excuus om zijn deel van 15 procent op alle inzet
op te eisen. Cynthia
biedt ook de drie jongens een kop aan, maar die weigeren beleefd. Ze weten maar
al te goed dat Joe dat vergif zelf brouwt in zijn kelder. Boelie verwijst er
naar als Penny Royal tea, het betere aborteermiddel voor de moedige
doe-het-zelfster
Randy
heeft zijn blik gefixeerd op het schaakbord en denkt al goed vijf minuten na
over zijn volgende zet. Zijn tegenstander wordt ongedurig en drinkt kop na kop
van de thee. Een procedure die Boelie met een veelbetekende glimlach
observeert. Nico ziet het ook en knipoogt naar zijn maat. Na drie koppen van
dat brouwsel kan niemand nog helder denken.
Als
Randy dan eindelijk een zet gedaan heeft, vraagt hij zonder op te kijken van
het bord: En wat schrijft onze Benjamin?
Boelie
bladert door de negen vellen papier om nog eens te verifiëren.
Hij
heeft nogal te klagen over zijn leerlingen.
Zijn
ze stout?, vraagt Nico.
Nee,
ze zijn best braaf, ze zijn alleen in niets geïnteresseerd. Benjamin heeft een
brief bijgesloten van zijn oudste leerlinge om te illustreren waar ze wél van
wakker liggen. Moet je horen. Best wel erg eigenlijk.
Hallo lieve Lucinda,
Hoe maak je het? Het spijt mij dat ik zo
lang niet geschreven heb, maar ik heb het dan ook ongelofelijk druk. Met
kerstmis in aantocht is het hier een gekkenhuis. Dus vergeef mij als ik soms
even de draad kwijtraak, maar je verliest je hoofd hier gewoon. En er is nog
zoveel te doen! Er moet nog eten gekocht worden en de koks moeten het nog
deftig klaarmaken, want Jezus, zijn dat een stel niksnutten bij elkaar. Je mag
al blij zijn als ze er in slagen 's ochtends een eitje voor je te bakken.
Mathilde van de Coburns zei laatst ook al dat de slaven sinds de verschijning
van dat boek en de hele hetze er rond de
laatste tijd nog zo moeilijk doen wat ze moeten doen.. En dat is er niet om
gelogen, want bij de Coburns zijn de
portiers werkelijk een bende onbeschofteriken. Ze nemen je hoed nog geeneens
aan. Die hetze rond dat boek snap ik trouwens niet. Ik heb er vijf paginas in
gelezen en toen al weer opzij gelegd. Echt verschrikkelijk saai. Als ze de
schrijfster straffen, dan liever omdat ze zon saai lor de wereld ingestuurd
heeft.
Genoeg daarover, want ik wind mij zo al
genoeg op. Om verder te gaan: er moeten nodig nieuwe tafelkleden gekocht
worden, want wist je dat die dit jaar rood moeten zijn? Dat heeft Shirley, van
de familie Sturgis gezegd, en die kan
het weten, want die is bij de gouverneur zelf op bezoek geweest. Alleen hebben wij echt
alle mogelijke tafelkleden in huis, in alle mogelijke kleuren, maar natuurlijk
geen rode. Zou je niet gek worden? Dus die moeten zo snel mogelijk gekocht
worden.
Volgende punt: de wijnen. Papa heeft een
enorme wijnvoorraad aangelegd, maar dat is nog niks, hoe gaan we in godsnaam
beslissen welke we nemen bij welke gang? Charleszei dat we met witte moesten beginnen. Maar
je kan toch helemaal niet met witte wijn beginnen op een avondfeest? En toch
zeker niet als de tafelkleden al rood zijn. Dus zeg ik, consequent zijn en voor
rood gaan. Maar nee, Charles was niet
akkoord, die kleine tiran wil natuurlijk witte. Papa was het gauw beu en nu
drinken we bij de eerste gang rosé. Ik weet wel al zeker dat de buren zich
daarover zullen vermaken.
Een
ellende, toch, een ellende! Goed, da's de wijn en we zullen het er mee doen.
Dan, het bestek. Nemen we oma's oude zilver, of nemen we het nieuwe dat oom
Oliver ons geschonken heeft, toen ie weer was uit Auburië. Ik zeg tegen mama:
laat ons het nieuwe nemen, dat is eens wat anders. Was mama natuurlijk helemaal
de put van in, zegt ze, helemaal over haar toeren: je oma draait zich om in
haar graf! Dus dat wordt het oude. Ho, net komt Helen zeggen dat Mira niet van
zin is aan tafel te komen, zogenaamd omdat ze haar blauwe jurk niet mag dragen,
maar werkelijk alleen om mij te pesten, want zo is ze. Dus die blijft de hele
avond op haar kamer zitten. Wat zullen de buren daar van zeggen? O , ik voel
dat ik ga schelden of wenen of beide.
Kalm, kalm, Liza, alles komt goed. Volgende
punt: vragen we de gasten eerst in de salon of gaan we maar gelijk aan tafel.
Ik vind dat we maar beter meteen aan tafel kunnen gaan, want van al dat
gepalaver in de salon krijg ik hoofdpijn, vooral als ze beginnen roken. En als Mathew
Evans aan zijn verhaaltjes over zijn tijd in het leger begint, dan zijn we nog
niet thuis. Om van Mildred Rogers nog te
zwijgen, want die valt dan vast in slaap en begint dan zo te snurken dat de
ramen er gaan van trillen. Maar naar mij wil natuurlijk weer niemand luisteren.
Nee, papa zegt dat het geen pas heeft om de mensen zomaar zonder boe of ba aan
tafel te jagen. Dat je zo geen mensen ontvangt. Och, ik haat het. Dan, kleren.
Wat zal ik nou dragen? Ik heb echt helemaal niks om te dragen. Al mijn jurken
zijn zo saai. Mama wordt dol bij het minste decolleté. Zo'n kwezel. Ik zou mijn
groene linten kunnen dragen en mijn amberkleurige japon, of denk je dat die
meer bij een zonnewendefeestpassent?
Zal ik mijn paarse jurk dragen met die karmozijnrode overgooier, die oom voor mij
meegebracht heeft? Of denk je dat er dan te veel rood is? Ach, dat zon feest is
me toch een kwelling! Leuk om op visite te gaan, maar om het zelf te
organiseren? Zeker in dit gekkenhuis.
Juist, voor ik het vergeet, wist je al dat
Fanny Burtows, de vrouw van de chef van politie en Emma Meigs, de vrouw van de
kolonel, vlammende ruzie hebben? Echt waar, dat was me een gedoe! Je gelooft je
oren niet. Fanny was op visite gegaan bij Emma om thee te drinken, zoals ze
vaak doen. Nou zijn ze in gesprek en dan flapt Fanny er uit dat haar servies
toch mooier is dan dat van Emma. Waarop Emma zegt dat ze gewoon jaloers is,
omdat zij van haar man altijd veel duurdere kleren, dan Fanny. En toen heeft
Fanny gezegd dat haar man tenminste eerlijk werkt voor zijn boterham. Toen wilde
Emma natuurlijk weten wat ze daarmee wel wou insinueren.
Nou, toen zei Fanny dat Emma's man zich rijk
pikt en in wel twintig schandalen tegelijk verwikkeld zit. En toen heeft Emma een
theekopje stuk geslagen op Fanny's hoofd. Sindsdien spreken ze niet meer tegen
elkaar. Dat komt er ook nog eens bij. Want welke van de twee zullen we
uitnodigen? Je kan ze toch niet beiden vragen, want dan heb je de gasten meteen
verdeeld in twee kampen want iedereen heeft ondertussen natuurlijk al partij
gekozen, en als je er maar één vraagt heb je ook heibel.
Stel nou dat we alleen Emma vragen met haar man. Dan weet je al zeker dat
Theresa, de vrouw van Gustav, de tapijtenhandelaar afzegt, want dat is de beste
vriendin van Rmma. En als je alleen Fanny vraagt dan kan je wel vergeten dat de
vrouw van de rechter komt, want die is daar kind aan huis. Een dilemma! Mama
vindt dat we ze maar beide moeten vragen en hopen dat ze alle twee afzeggen.
Alsof dat ooit gebeurt! Lucinda, lieverd, schrijf mij alsjeblieft hoe het er aan
toe gaat daar bij jou, want hier moet je wel compleet zwakzinnig worden!
O ja, wist je wat ik van papa gekregen heb
voor mijn verjaardag? Een pony met bijpassende koets! Goed he? En ik mag zelf
mijn koetsier uitkiezen! Als je komt, moeten we maar een ritje maken. Nou, ik
laat je.
Liefs,
Je vriendin Liza.
Ps Geloof jij trouwens dat er oorlog komt?
Ik geloof van niet. Maar ik hoop wel dat we een onafhankelijk land worden. Dat
is weer eens wat anders. Papa denkt er over om dan in de politiek te gaan. Maar
o, laat ik je daar maar niet mee vervelen! Daag!
Boelie
vouwt de brief dicht.
Dat
is nou eens een typevoorbeeld van de mentaliteit die mijn Maryam zo veracht.
Randy
vindt de inhoud inderdaad opvallend leeghoofdig, maar keurt wat hun vriend doet
ook niet goed.
Dus
Benjamin pakt zo maar brieven af van zijn leerlingen en stuurt ze zelf rond?
Klaarblijkelijk
was ze de brief aan het overschrijven tijdens zijn les. Van elke brief die ze
stuurt, bewaart ze een kopie voor zichzelf.
Lang
leve email toch maar, zegt Nico. Daarna zwijgen de jongens. Hun tegenstanders
vragen om stilte, ze worden nerveus van al dat getater in een taaltje dat ze
niet eens kunnen verstaan.
Boelie
wil de brief wegstoppen, maar net op dat moment valt er iemand onstuimig rond
zijn nek. Als hij omkijkt, voelt hij meteen een dikke kus op zijn lippen
landen.
Waar
bleven jullie zo lang?
Maryam
heeft het te druk met kussen om antwoord te geven op de vraag van haar Boelie.
Pieter-Jan neemt over.
Er
was weer zon parade, de hele hoofdstraat zat muurvast.
O
jee, zuchten Randy en Nico verveeld.
Hebben
jullie al veel kunnen winnen vandaag?, vraagt Maryam.
Randy
draait zich naar haar toe, vist iets op uit zijn binnenzak en toont haar met
een opzettelijk karikaturale glimlach de winst van de voormiddag: een brede
waaier bankbiljetten.
Randy,
stop dat weg, loop daar niet zo mee te koop, dat is gevaarlijk, sist het
meisje op luide fluistertoon.
Daarna
valt haar oog op de brief in Boelies handen. O heeft Benjamin weer een turf
geschreven? Boelie knikt. Is er ook een brief van Dieter en Elke die wil ik
wel lezen?
Boelie
overhandigt haar een ongeopende enveloppe, die Maryam voorzichtig openscheurt
met nagel van haar wijsvinger. Rrrrr, mooi rood gelakt, merkt Boelie op,
terwijl hij in een ronde cirkel over haar achterwerk wrijft. Maryam, wijst hem
op haar typische manier terecht voor zijn publieke avances, door langgerekt
zijn naam te laten rollen. Boelie wrijft onverstoord verder.
O
nee, roept Maryam uit, als ze hooguit een halve pagina ver is.
Wat?,
vraagt Pieter-Jan die gebogen staat over het schaakbord van Randys partij.
Maryam
en Pieter-Jan lopen over Goldsmith Boulevard. Ze komen net terug van de les.
Pieter-Jan is niet echt lovend over de prof, die niet voor niets de bijnaam, Tom
Fool draagt.
Heb
je die kerel nu horen tekeer gaan tegen de nieuwe theorie dat ziektes
verspreid worden door onzichtbare organismen? De mensen hier hebben een enorm
temperament, maar ze gebruiken hun energie om de verkeerde dingen te
verdedigen.
Maryam
haalt haar schouders op. Ze volgt nu al bijna twee jaar geneeskunde aan The
Southern University of Medicine en heeft op vlak van onwetendheid en
vooroordelen al heel wat meegemaakt. Zeker als enig meisje in een klas van meer
dan 150 studenten.
Met
zo iemand valt niet te discussiëren. Een vent die er trots op is dat in zijn
hele carrière als chirurg nog niet één keer zijn operatieschort heeft laten
wassen. Shit man, als je hier ziek valt, maak je enkel kans om te overleven als
je uit de handen van een dokter blijft.
Pieter-Jan
wuift naar enkele voorbijgaande meisjes. Elk vergezeld van een slavin die als
chaperonne fungeert. Hun overdreven vrolijkheid staat in schril contrast met de
expressieloze gezichten van hun personeel. Ze paraderen parmantig door de
straten, met hun neus in de wind en gaan erg aanrakerig met elkaar om. Maryam
keurt hen geen blik waardig, maar vanuit haar ooghoeken ziet ze toch hoe de
dwaze geiten, zoals ze hen onveranderlijk bestempelt, aan het fluisteren en
giechelen slaan, van zodra ze haar opmerken.
Is
dat niet een nichtje van Frank?, vraagt Pieter-Jan, die de meisjes als ze
voorbij zijn, ongegeneerd nastaart.
Maryam
blijft strak voor zich uitkijken en wandelt traag en onaangedaan verder.
Welke
bedoel je?
Die
ene met de gele schoenen.
Pieter-Jan
kijkt zijn vriendin aan en glimlacht als hij ziet hoe ostentatief ze met haar
ogen rolt.
Dat
is de ergste. Dat onnozel schaap waant zich de godin van de schoonheid of
zoiets, geloof ik. En dat heeft niet eens één aanbidder.
Oei,
reageert Pieter-Jan, nochtans is het in de hogere kringen sociaal wenselijk om
toch minstens een stuk of drie smachtende aanbidders te hebben.
Ze
mag dan een schare vrouwelijke fans hebben die haar hoofd op hol brengen met de
meest overdreven complimenten, maar volgens Frank is er wel geen enkele jongen
die haar het hof maakt.
Pieter-Jan
lacht. Ik kan al raden wat die vriendinnen haar wijs maken. Dat ze mannen
afschrikt door haar schoonheid en dat ze haar niet eens durven benaderen.
Dat
was meteen de reactie van mijn Boelie ook. En ze gelooft het zelf, dat is het
ergste.
Maryam
merkt hoe de trottoirs nu opvallend snel vol mensen stromen. Uit alle huizen
verschijnen nieuwsgierig kijkende mensen, uit de ramen hangen kinderen, die met
vlaggetjes zwaaien. Een koppel dat voor de twee geneeskundestudenten wandelt,
draait zich abrupt om en haast zich weg. Maryam hoort de man tegen zijn vrouw
zeggen: O nee, daar heb je weer zon bende van die idioten. Die waterkop van een
Vance heeft ook geen sikkepit autoriteit.
Maryam
heeft zon soort klachten al vaker gehoord. Seymour Vance is de burgemeester van
Carlston, hun nieuwe verblijfplaats. Officieel verbiedt hij demonstraties als deze,
maar in de praktijk laat hij maar begaan.
Maryam
zucht. Die heethoofden die ijveren voor de onafhankelijkheid van het zuiden,
maken haar bang. Ze doen haar denken aan de domme extremisten uit haar oude
wereld. Pieter-Jan neuriet ondertussen het overbekende deuntje mee dat de
demonstratie onvermijdelijk begeleidt. Het kersverse Zuidelijke volkslied hoor
je tegenwoordig elke dag, nergens ontsnap je er nog aan. Het behoort tot het
vaste repertoire van elke caféband.
Je
moet ze wel meegeven dat ze een levendig muziekje hebben gekozen voor hun zaak.
Maryam
is niet overtuigd en heeft andere zorgen. De straat zit nu potdicht, alle
verkeer is tot stilstand gekomen. We gaan een omweg moeten maken als we tot
bij mijn Boelie willen raken.
Of
we kunnen wachten tot de stoet voorbij is.
Maryam
draait zich al om.
O
nee, daar heb ik geen zin in. Als je er zo één gezien hebt, heb je ze allemaal
gezien.
De
twee keren terug en wringen zich door de massa, de eerste zijstraat die ze
tegenkomen slaan ze in. Als ze pas om de hoek zijn, zien ze hoe vier mannen
gewapend met zware houten knuppels een deur van een huis intrappen en zonder de
minste aarzeling naar binnen gaan. Een menigte vrouwen en kinderen blijft
buiten staan en schreeuwt aanmoedigingen.
Wat
krijgen we nou?, vraagt Maryam verontwaardigd.
Pieter-Jan
wijst gewoon omhoog, naar het balkon van het huis en dat volstaat als antwoord.
Over de reling van het balkon is de nationale vlag gedrapeerd. Blijkbaar wil de
eigenaar van het huis, zijn anti-secessie gevoelens uiten, maar dat wordt hem
niet in dank afgenomen. De gewapende mannen sleuren hem naar buiten en leveren
hem uit aan de vrouwen die als een vlucht aasgieren op hem toeschieten om hem
te bedekken met pek en veren. Zelfs de kinderen spuwen naar hem en werpen
steentjes naar zijn hoofd.
Maryam
duwt haar stapel cursussen in armen van haar maat en vliegt dan naar een vrouw
die met een grote kwast het gezicht van de man insmeert. Ze duwt haar opzij en
tiert luid: Wel eens gehoord van vrije meningsuiting?
Alle
vrouwen verstillen als stenen zuilen en gapen haar stomverbaasd aan. Het
slachtoffer maakt van de gelegenheid gebruik om er vanonder te muizen. Het kringetje
vrouwen weet even niet wat gezegd, tot er eentje is die Maryam herkent.
Dat
is dat manwijf dat dokter wil worden!, proest er eentje uit.
Er
volgt luid gelach. Ze kijken haar aan alsof ze het grootste stuk vuil is dat de
vrouwen ooit gezien hebben in hun leven. Je kunt al raden hoe ze haar patiënten
zal genezen.
Maryam
briest, maar Pieter-Jan sleurt haar mee, voorbij de groep. Terwijl ze zich laat
meenemen, zegt ze rustig, maar recht uit haar hart: Jullie zijn zo, zo heel
erg, dóm.
Eentje
reageert: Een hoer die zich voordoet als dokter. Slim bekeken natuurlijk.
Spijtig dat zoiets zo doorzichtig is.
Misschien
kon ze geen klanten versieren op een normale manier, lacht er een andere.
Een
vrouw die voor dokter studeert vinden ze in deze wereld scandaleus. Volgens een
rare gedachtekronkel is elke verpleegster of dokteres per definitie een vrouw
van lichte zeden. Een deftige vrouw zou nooit een job zoeken die haar zo nauw
in contact brengt met wildvreemde mannen.
Op
het einde van de straat blikt Pieter-Jan nog één keer achterom. Maryam zegt
geen woord meer en is in zichzelf teruggetrokken. Hmm, zegt hij, die man
heeft blijkbaar zijn conclusies getrokken. Zijn balkon ziet er opeens opvallend
naakt uit. De vlag is inderdaad verdwenen.
Gaat
het een beetje?, vraagt hij aan zijn kokende vriendin.
Weer
haalt ze haar schouders op en met een uitgestreken gezicht zegt ze: Ik hoop
gewoon dat die dwazen hun zin krijgen met hun o zo geliefde
afscheidingsplannen. Eens zien hoe lang ze dan nog lachen.
Pieter-Jan
geeft haar een stevige arm en versnelt zijn pas. Hij denkt aan die grappige cartoon
met die boom, in die Noordelijke krant. De boom stelt de hele natie voor, op
een hoge zijtak zitten enkele lekkerbekkende mannen die de tak waarop ze zitten
ongeduldig afzagen. Ze zitten op de kant van de tak die zal neerstorten en op
de tak staat geschreven: secessie.
Een groepje dinks zit in een hoekje dolken, dieven en ridders te
spelen, een spel waarbij het de bedoeling is om met vijf dobbelstenen de
hoogste combinaties te gooien. Je gooit twee keer en na je eerste worp kies je
zelf met hoeveel dobbelstenen je hergooit. Alleen het resultaat van je tweede
worp telt. Het spelletje is razend populair in New Burbon, in alle lagen van de
bevolkingen. Er zijn gevallen bekend van rijke grootgrondbezitters die hun hele
fortuin er doorjagen en daarna dienst nemen in het leger of voor een
vernederend baantje nemen als opzichter op een plantage van een buur.
Dinks spelen zelden voor geld, want dat hebben ze niet. De
landslaven spelen meestal voor karweien. Een slaaf die veel geluk heeft in het
spel, kan er voor zorgen dat hij voor lange tijd naast zijn vaste dagtaak geen
vervelende karweitjes meer moet opknappen. Spelers die het geluk tegenzit en
van geen ophouden weten, kunnen zich zo beladen met extra werk dat ze wekenlang
maar vier uur slaap per nacht halen. Gelukkig is de solidariteit onder de
slaven groot genoeg om medeslaven op tijd te doen stoppen voor ze een gokschuld
verzamelen van maanden karweien.
Deze dinks, die aan een half vermolmd tafeltje zitten, behoren tot
die 100 000 uitzonderingen die in vrijheid leven, maar ook zij dobbelen niet om
geld. Ze vinden het grappig om te spelen om uitdagingen. De verliezers moeten
gekke opdrachten uitvoeren. Dat varieert van in het holst van de nacht de items
op een absurd boodschappenlijstje aanslepen tot, levensgevaarlijk eigenlijk,
naar een blanke vrouw knipogen. Het spel verloopt zonder dat er één woord valt,
de spelers concentreren zich op het resultaat, iemand houdt nauwgezet de stand
bij. Tot er eentje opstaat en luid snauwt:
Ik ruik nog liever aan de kont van een oude, verlepte hoer, die net
een scheet laat waar soep bij is, dan dat ik ooit nog tegen jou speel, Harlem.
De duivel zelf heeft je handen gekust
Wat scheelt er?, roept Marly vanachter zijn bar. Het is al na
sluitingstijd, maar de vaste klanten mogen blijven tot na de opkuis. De barman
vindt het wel fijn zo. Alleen is maar alleen en terwijl hij de boel weer netjes
legt, hoort hij graag het gemoedelijke kabaal van het vaste cliënteel. Hij
vraagt zich wel af waar zijn meester uithangt, want die blijft uitzonderlijk
lang weg vannacht. Toen Marly hem vroeg waar hij heen ging, zei Duro op typisch
geheimzinnige toon: Naar de maan kraaien met een tong. Daaruit wist Marly wel
genoeg, Duro had een afspraak met een van zijn spionnen, tongen, in het
taaltje van zijn baas. Duro is een vrije dink, die ijvert voor de afschaffing
van de slavernij en de vooruitgang van zijn ras, maar Duro zou Duro niet zijn
als hij, tot het zover was, niet zelf gebruikmaakte van het noodzakelijke
kwaad. Marly merkt er zelf weinig van en is waarschijnlijk één van de best
verzorgde slaven in het hele zuiden, maar dat neemt niet weg, dat Duro hem
wettelijk bezit. Voorlopig is onze regeling wel zo handig. Dat vermijdt dat je
gekke dingen uithaalt, is Duros uitleg als Marly vraagt of hij niet gewoon
zijn vrijheid kan krijgen, als zijn meester dan toch zo gekant is tegen
slavernij. Duro heeft dan ook meer iets tegen blanken dan tegen slavernij. En
in de wet is er niets dat vrije dinks belet om zelf slaven te hebben. In
theorie kan het zelfs dat een slaaf zelf een slaaf bezit.
Pux, de gedrongen jongeman, die net kwaad is opgesprongen, loopt op
Marly af. Beste vent, schenk me nog
eens één van die cocktails van jou uit. Zo eentje waarvan je oren dubbel
plooien en je neusharen uitvallen.
Sorry, Pux, de bar is dicht. Als Duro er niet is, blijft alles
onder de kurk.
Pux laat zich niet zo makkelijk afschepen. Ach, kom toe, wat geeft
een klein drupje? Duro is rijk genoeg. Verdomme, een dink die er zelf dinks op
na houdt, hoe vaak hoor je dat? Kom toe nou, ik heb net hard verloren van
Harlem. Ik moet veertien dagen lang elke avond zijn schoenen blinken, hem s
ochtends wekken en zijn bed opmaken. Heb dan verdorie toch een klein beetje
medelijden.
Marly is onverbiddelijk en dan wordt Pux gemeen: Is het dan toch
waar wat ze zeggen, hebben slaven dan werkelijk geen gevoelens?
Op dat moment zwaait de deur van de bar open. Als Pux Duro opmerkt,
fluistert hij tegen Marly: Kom nou, Marly, braaf opzitten en pootje geven,
baasje is terug. Baasje boos zijn, hoor. Kom, geef braaf een kopje dan krijg je
een suikerklontje. Daarna hijgt hij overdreven als een hond. Als hij ziet dat
Duro recht op hem afstormt, krimpt hij ineen. De baas stopt pas pal voor hem,
met zijn ogen op vijf centimeter van de bange ogen van Pux. Duro laat twee tonnen
die hij onder zijn armen draagt, vallen en geeft Pux een klap in zijn gezicht.
Weer verloren, hé? Werk je hoerengeluk uit op een ander, gesnopen mestdinkje?
Pux wrijft hard over zijn wang, niet omdat het zon erge pijn doet, maar om
niet nog erger uit te lokken. En grijp nou zon ton en doe zoals ik. Marly, ga
jij naar boven en grijp al onze spullen bij elkaar.
Marly twijfelt een moment maar doet dan wat hem gevraagd is. De
anderen, Pux, en Harlem en Jubs, in de hoek, staren Duro met grote ogen na,
terwijl hij door de bar rent en de inhoud van zijn ton overal achterlaat. Na
nog eens een kwaad commando, volgt Pux zijn voorbeeld. Duro maant hem aan om
het goed te verspreiden. Buiten staan nog twee tonnen, behelp je, zegt hij
tegen de anderen. Als er vier tonnen zijn uitgegoten, volgt de rest van de
bevelen. Harlem, Pux en Jubs, waarschuw de rest van de bende, haal je spullen,
we verzamelen bij Laïla en Latifa. Zorg dat Misty en Hope er ook zijn. Iedereen
gaat mee.Harlem wil weten waarheen dan wel. Dat krijgen jullie later wel te
horen, het belangrijkste is dat we nu snel tewerk gaan.
Duro loopt naar boven om
Marly te helpen met de bagage en ook de rest schiet er vandoor. Marly en zijn
meester dragen twee zware koffers naar buiten, veilig naar de overkant van de
straat. Duro wandelt rustig terug, werpt nog een laatste onderzoekende blik
naar binnen, tast dan in zijn binnenzak en strijkt een lucifer af langs de
houten gevel. Marly die zijn baas gadeslaat trappelt ongedurig ter plaatste,
hij weet niet of hij Duro nu moet tegenhouden of niet. Zijn meester gedraagt
zich als een krankzinnige. Marly wil toeschieten, maar dan is het al te laat.
De lucifer suist naar binnen. Het lijkt wel of er een fikse wind opsteekt, een
gele golf deint uit en Salems Haven verandert in een woeste vlammenzee.
Marly dwingt zichzelf om praktisch te denken. Hoe krijgen we die zware koffers
bij de La-las? Duro schijnt te weten wat hij doet. Maak je maar geen zorgen.
Ik heb voor vervoer gezorgd. Carlice komt ons oppikken.
Inderdaad komt er van op hoek een open koets aangereden,
voorgetrokken door twee kleine, maar snelle paarden. Zwart maar met een witte
vlek op hun nek. Die vlekken fungeren in de donkere nacht als een soort
oplichtende bakens. Op de bok van de koets, trekt een jonge vrouw met een
vastbesloten, grimmige trek op haar gezicht, de paarden ruw tot stilstand. Duro
en zij begroeten elkaar kort met een knikje. Vlug laden de meester en zijn
slaaf de koffers in en weg zijn ze. Marly merkt hoe ze tijdens de rit andere
dinks voorbijsteken, die een opgerold vloerkleed met zich mee zeulen, waarin
waarschijnlijk al hun bezittingen zitten. Ze rennen als ratten die een zinkend
schip verlaten, maar als ze hun leider onbeweeglijk zien zitten in de koets,
vertragen ze en vallen hun stemmen stil. Is de grote afrekening begonnen?,
vraagt Marly verschrikt. Kuisen ze Freedmens Quarter op?
Zijn baas kijkt star voor zich uit. Veel meer dan dat. De hele
wereld zoals je die nu kent, staat op het punt om grondig te veranderen. Bid
samen met mij dat ik binnenkort wettelijk verplicht ben om je de vrijheid te
schenken.
Marly kijkt nog eens goed naar de vluchtelingen en voelt zich
helemaal warm worden. Hij heeft zich niet meer zo gevoeld, sinds Duro hem kocht
van zijn vorige meester.
Het antwoord moet even wachten, Pieter-Jan wil in een
makkelijke houding zitten als hij zijn verhaal doet. Hij gooit zijn geleende
jas af, neemt plaats op een stoel en schept eerst wat sfeer door overdreven
gedetailleerd zijn zoektocht naar de mysterieuze bar te beschrijven. Boelie is
de gezapige vertelstijl van zijn maat gewend en weet dat het weinig zin heeft
om hem op te jagen. Pieter-Jan vertelt zoals een fijnproever eet: traag en met
smaak. Uiteindelijk komt hij dan toch nog bij de pittige details aan. Ik beschouw
het als een ego boost van formaat. Het had natuurlijk elke vent kunnen zijn,
die daar toevallig langs kwam, maar ik veronderstel dat ze mij toch hadden laten
links liggen als ik niet aan hun eisen voldeed. De verteller werpt nog eens
een onderzoekende blik op zijn zwartrode hand. Donker is het wel hé, dat
bloed?
Wel zonde natuurlijk dat de knapste er vandoor ging,
herhaalt Boelie met een uitdrukking van spijtbetuiging op zijn gezicht.
Oooo ja, bevestigt Pieter-Jan, haar vriendinnen mochten
er ook wel wezen, maar bij de ene beviel er mij echt iets niet, iets in haar
geur dat mij echt afstootte. Toch wel vrij onpraktisch zon trio. Het is bijna
onmogelijk om je aandacht gelijk te verdelen over de twee.
Boelie tuurt naar de grond en heeft die blik in zijn ogen
van iemand die meer zou kunnen zeggen, maar wijselijk zijn mond meent te
houden.
Jij hebt natuurlijk andere ervaringen wat trios betreft,
zegt zijn maat dan maar in zijn plaats. Veel hangt natuurlijk af van de
aantrekkingskracht tussen de twee vrouwen waar je het mee doet. Als die twee
zich stierlijk vervelen met elkaar en ze volledig afhankelijk zijn van de
aandacht die jij ze schenkt, dan ben je wel gezien.
Even is het stil. Dan lachen ze allebei. Veel mannen maken
zoietsniet mee, mompelt Boelie toch
wel trots, zowel op zichzelf als op zijn maat.
Waarom ben jij eigenlijk nog zo laat op in je eentje? Is al
de rest al gaan slapen?
Yup, iedereen maft al. Willem heeft van de hele avond geen
woord gezegd. Nico en Randy zijn blijven schaken. Maryam is in bed blijven
lezen. Dieter en Elke heb ik niet meer gezien. Die zullen ook wel al slapen.
Pieter-Jan heeft weinig nodig om te snappen wat er aan de
hand is.
En jij had een paniekerig nachtje? Het moest er natuurlijk
ooit weer eens van komen. Vertel eens, hoe gaat het eigenlijk nog met jou?
Pieter-Jan was in de vorige wereld graag psychiater
geworden, tenminste dat was één van de carrières waar de jongeman welgenoegen wilde mee nemen.
Sinds mijn vader overleden is, denk ik vaak aan de dood. Er
lijkt mij zo weinig tijd te resten om iets te maken van mijn leven. Ik denk ook
dat ik die ongezonde bekendheidsdrang maar eens moet wegwerken.
Pieter-Jan is blij dat zijn maat dit zelf inziet. De
overdreven ambities van de jongen die hij gaandeweg gaan beschouwen is als zijn
adoptiefbroer, lijken hem vooral ranzig en onnuttig. Ze maken zijn broer geen
gelukkiger mens.
Verbluffend succes willen oogsten, maar er niet het juiste
zaad voor vinden, dat is een pijnlijke zaak, erkent hij begripvol.
Dat of niet de juiste grond vinden om het zaad te laten
kiemen, stelt Boelie even bij.
Zo kan je het ook verwoorden natuurlijk, geeft Pieter-Jan
toe, zich ervan bewust dat zaad hebben, maar geen grond, een gedachte is die
meer troost brengt, dan wel de grond hebben, maar geen eigen zaad.
Wat zijn jouw plannen in deze wereld? Voor Willem, Maryam en ik, is het duidelijk
genoeg, wij worden dokters hoe dan ook, de anderen komen ook wel op hun pootjes
terecht, ze nemen genoegen met weinig. Om jou maak ik mij zorgen. Fragiele egos
en hun onbevredigbare honger hebben het moeilijker om geluk in te vinden, in
welke wereld dan ook.
Boelie kijkt intriest naar de grond en zucht. Hij vraagt
zich af of er hem ooit iets zal bevredigen.
Jij moet kunnen excelleren in iets. De vraag is in wat. En
hoeveel bevestiging je nodig hebt om er zelf van overtuigd te zijn dat je
excelleert. Schrijven is één ding, akkoord, als je blijft schaven en meer
geduld oefent als je scènes en personages creëert, dan komt er vast wel iets
van. Je moet zon dingen vooral praktisch aanpakken.
Als er geen reactie komt, gaat Pieter-Jan verder:
Serieus man, als ik naar jou kijk, zie ik in de eerste
plaats vooral mogelijkheden en niet zozeer beperkingen.
Als Boelie vindt dat hij te veel aandacht krijgt, gooit hij
het gesprek snel over een andere boeg.
Heb je die twee eigenlijk gepenetreerd?
Nee, de ene had haar maandstonden, dus die wilde geen
penetratie, en om er dan maar eentje te penetreren, dat is ook geen doen. Ze
waren wel übergeil, moet ik zeggen, ze hebben mijn dijen bereden, dus die
zitten ook onder het bloed. Best wel kinky eigenlijk. En man, gul dat die twee
waren. Overal hebben ze mij gestreeld en gekust. Een compleet nieuwe ervaring
voor mij.
Boelie kent het seksuele verleden van zijn maat, weet heel
goed dat hij drie jaar lang verkeerd heeft met een ijskast.
Ik heb je al vaak genoeg gezegd: jouw ex is de
uitzondering. De meeste vrouwen zijn warm en geven graag. Hoe meer je neemt,
hoe meer ze geven. En ik kan me goed voorstellen dat je dat fijn vond.
Strelende vrouwenhanden polijsten een mannenziel. En dat zeg ik niet, omdat het
pseudo-poëtisch klinkt, maar omdat het zo is. Passionele vrouwen injecteren je
met zelfvertrouwen waarop je altijd kunt terugvallen. Ben je dan eigenlijk nog
in die bar geraakt?
Nee, maar nu wil ik er helemaal zeker eens langswippen.
Pieter-Jan pauzeert even en haalt zijn schouders op. Veel
hangt natuurlijk af van de plannen die Frank met ons heeft. Misschien zijn we
hier sneller weg dan je denkt.
Het loopt al tegen de ochtend aan, maar de twee vrienden zijn
nog lang niet uitgepraat. Ze gaan naar beneden, niet meer op zoek naar de fles
wijn, die Boelie wilde vinden Boelie drinkt niet in de buurt van zijn
geheelonthoudende maat-, maar gewoon op verkenning door het huis, zonder
getuigen. Met elk een kaars voor zich uit, dalen ze de trap af. Ze gunnen
zichzelf de tijd om het huis eens goed te bestuderen. Overal in huis hangen
grootste jachttaferelen. Mijnheer Frank blijkt echt verzot op jagen. Onze gastheer
heeft ook zo zijn ambities, zegt Pieter-Jan terwijl hij over bustes van de
eerste presidenten van hun nieuwe thuisland wrijft. Hij zet zijn kaars op kant
en propt twee bekende marmeren hoofden onder zijn hemd. Ik heb borsten met een
uitgesproken politieke voorkeur. Hij geeft een kusje op de mond van een derde.
Lekker koud, dat marmer, ersatzliefde voor een necrofiel zon beeld.
Pieter-Jan zet de beelden voorzichtig terug, haalt dan een hertenkop van de muur
en probeert daar zijn hoofd in te wurmen, maar dat wil niet zo goed lukken.
Boelie geniet van de vrolijke narrenkunsten van zijn maat, maar breekt het
moment als hij weer een briefje vindt. Deze keer is het wél duidelijk van wie
het afkomstig is.
Pieter-Jan, some breaking news hier op tafel. Vriend Willem
is er vandoor.
Pieter-Jan zet de hertenkop af. Hoezo?
Zie zo, en Boelie steekt hem het briefje toe.
Blijkbaar kon Willem absoluut niet wennen aan het zicht van
onderdanige slaven, hij voelde zich ook niet meer op zn gemak binnen de groep,
heeft nu nood aan alleentijd en wil zijn geluk beproeven in het Noorden,
helemaal in zijn eentje. Het briefje eindigt met: een echte man maakt zijn
eigen geluk. Hij wil niet leven van de gunsten van een slavenhouder, want hij
kan niets bedenken dat zo smerig immoreel is als dat.
Een typische Willem-redenering, zegt Pieter-jan die hem
het beste kent, heel rechtlijnig en niet het minste beetje pragmatiek
Boelie neuriet bevestiging en draait neerbuigend met zijn
ogen, alsof hij wil zeggen dat een gebrek aan opportunisme het grootste kwaad
van allemaal is.
Frank
snuift de lauwe lucht van de zomernacht op. Hij staat te wachten bij de grote
deur van Front royal, de villa van de manke leeuw, de baas van hun intieme
kring, al spreekt niemand hem met die term aan. De jonge plantagehouder voelt
zich een beetje ijl in zijn hoofd. Hij voelt zich weldadig warm, alsof zijn
bloed rond stroomt om hem van binnenuit te masseren. Het kan hem niet schelen
dat de stalknecht er verdacht lang over doet om zijn paard te brengen. Op dit
moment is alles hem eender. Het voelt fantastisch om zo goed op de hoogte te
zijn van de toekomst en enkel blije verwachtingen te hebben. De redders van de
komende revolutie heeft hij onderdak verschaft, ze staan bij hem in het krijt.
Hoe ze in godsnaam het Zuiden zullen helpen zegevieren, daar heeft hij geen
idee van. Zelf vindt hij ook dat het Zuiden de nakende oorlog best alleen af
kan, maar goed, als de voorspelling anders dicteert, het zij zo. Frank zal de
oorlog geen windeieren leggen. Wat er ook moge gebeuren, hij zal zijn gasten in
de watten blijven leggen, contacten met hen blijven onderhouden.
In New Burbon kunnen ze niet blijven. Akkoord,
het lot is het lot, maar het kan geen kwaad om het lot een handje te helpen. New
Burbon is geen plek voor de Brekers. De stad ligt niet centraal genoeg, ze
moeten naar Steadville, Carlston of eventueel New Ridge. Al denken sommigen dat
die stad misschien voor het noorden zal vechten of alleszins neutraal zal
blijven. Ach, nee, al dat geblaat, als er oorlog komt, volgt New Ridge het
voorbeeld van haar zustersteden, en komt ze onder de banier van het zuiden,
zeker weten, verdomme. Frank zou zijn dronkenschap kunnen commanderen, zich
nuchter kunnen houden, maar hij heeft er geen zin in, hij wil zich laten
meedrijven op de golven van de roes.
Hij
is de laatste die vertrekt. De leeuw heeft hem bewust tot de laatste bij zich
gehouden. Hij moet er alles aan doen om zijn gasten samen te houden, maar ze
moeten weg van hier, dat is het belangrijkste. De leeuw had zijn redenen, het
is hier niet veilig voor de brekers. Onzin, natuurlijk, maar de leeuw wordt
oud, oude mensen zijn altijd bezorgd. Maar akkoord, weg moeten ze, geen
probleem, Frank zorgt voor alles.
De
knecht komt eindelijk met Franks paard. Zelfs in het donker kan Frank zien dat
de jongen schichtige, bange ogen heeft. Het laat zich raden, de stalknecht is
bang voor een standje. En de gevolgen kunnen zwaar zijn. Als Frank zijn beklag
doet bij de leeuw en die om zijn reputatie van goed gastheer te verdedigen
ongemeen hard wil straffen, riskeert de jongen meer dan zo maar een pak rammel.
De verontschuldigingen beginnen al.
De
hoef, er zat vuil in de hoef, het paard
Tot
de grote verbazing van de knecht, legt Frank hem het zwijgen op en gooit hij
hem een kwartje toe. De slaaf vangt het met beide handen. Zijn grijs-witte tanden lichten
op als hij ze bloot lacht.
Dank
u, meester, dank u!
Frank
is niet zijn meester, maar elke blanke is uiteindelijk meester van elke dink. Hij
wipt op zijn paard als een wilde, de drank lijkt hem licht te maken. Als hij
over de lange oprit van de villa draaft en de donkere nacht tegemoet rijdt,
voelt hij het pistool dat in zijn broek zit tegen zijn buik op duwen. Het geeft
hem een behaaglijk veilig gevoel. Hij test het uithoudingsvermogen van zijn
lievelingspaard, Flash, en geeft het meedogenloos de sporen. In nuchtere
toestand springt hij veel voorzichtiger om met zijn dieren. In een recordtijd
bereikt hij Beauregard. Het paard staat er afgemat bij, Frank geeft het enkele
complimenterende tikjes. Vaag beseft hij dat hij morgen spierpijn zal hebben in
zijn dijen, zijn achterwerk voelt nu al aan als was het van hout gemaakt.
Terwijl hij het paard naar de stal brengt, blikt hij omhoog naar de
sterrenhemel. Op nauwelijks vijf minuten tijd ziet hij drie vallende sterren
langs het firmament scheren. Nu is hij er echt helemaal van overtuigd. Er wacht
hem een grote toekomst. Vast iets in de politiek, ja, dat moet wel. Vechten is
niet aan mij besteed. Laat mij maar oreren, mensen overtuigen en nieuwe ideeën
lanceren. Elk zijn sterkte en dat is de mijne.
Eens
in huis gaat hij rechtstreeks naar zijn kamer. Hij geeft toe aan de
vermoeidheid die nu over hem valt. Het initiële oppeppende effect van de
alcohol heeft plaatsgemaakt voor een slome beneveling. Op weg naar zijn bed,
merkt hij niet dat er nog licht schemert in zijn bibliotheek. Hij is te zeer in
gedachten verzonken. Morgen, morgen tref ik alle regelingen, niets aan het
toeval overlaten. De Brekers zijn de weg.
Op
Beauregard is Boelie er niet in geslaagd om zijn vrienden tot actie aan te
sporen. Ofwel geloven ze dat hij de briefjes zelf geschreven heeft, ofwel
denken ze dat Pieter-Jan er achter zit. Bovendien vinden ze dat Pieter-Jan een
intelligente kerel is, die best wel op zichzelf kan passen.
Iedereen
is al naar bed en Boelie waakt. Op de deur van zijn afwezige maat heeft hij een
briefje gehangen. Ik zit in de bibliotheek, laat mij weten als je terug bent.
Boelie
heeft zich teruggetrokken in de bibliotheek. Benjamin heeft hem nog een hele
tijd gezelschap gehouden. Samen hebben ze kaarten bestudeerd, omdat ze daar
beiden verzot op zijn. Boelie is moe, maar de vermoeidheid maakt hem niet
slaperig, maar maakt hem paradoxaal genoeg juist babbelziek.
Mis
jij hier niemand? Je ouders bijvoorbeeld? We zijn nu al een tijdje weggerukt
uit onze vertrouwde omgeving, maar niemand van ons spreekt daar ooit over,
alsof we al in onze eigen leugens geloven en we echt per schip gevlucht zijn
uit Auburië.
Ik
denk natuurlijk wel aan mijn ouders, en aan enkele vrienden. Mijn activiteiten
bij de scouts, de school waar ik les geef, nou ja, gaf. Soms vraag ik mij ook
wel af of ze mij thuis nu zoeken. Soms denk ik dat ik een afsplitsing ben van
mezelf, dat er thuis niets veranderd is, dat Benjamin daar nog steeds rondloopt
en functioneert. Misschien dat we op een dag allemaal terug wakker schieten in
onze vertrouwde omgeving. Ik wil liever niet nadenken over hoe het mogelijk is
dat wij dit meemaken, ik denk dat ik anders snel gek word.
Ja,
waarschijnlijk valt het wel niet te achterhalen waarom dit gebeurt. Ik geloof
ook niet dat het een droom is. Dit is echt, dat weet ik zeker, ik denk dat
niemand van ons dat betwijfelt.
Benjamin
bevestigt door kalm van nee te gebaren. Hij slaat een grote, dikke atlas dicht,
stelt zich traag recht en plaats het grote boek met de nodige moeite terug op
zijn plaats.
Mis
jij soms iemand?
Boelie
overweegt de vraag en aarzelt even.
Mmnee,
niet echt. Ik troost mij inderdaad ook met de gedachte, dat wij een afsplitsing
zijn van onszelf en dat wij ginder gewoon verder blijven bestaan. Of er een
wisselwerking bestaat tussen de ik die we hier zijn en de ik die we daar zijn,
weet ik niet. Als je daar over nadenkt, zal je inderdaad wel snel doorslaan. Ik
sta er verder liever ook niet te veel bij stil. Je weet dat mijn moeder weduwe
is. Dat ze mij, haar enige zoon, nu ook nog eens moet missen, dat wil ik liever
niet visualiseren. Mijn moeder die zo heel alleen, doodsbang alleen thuiszit en
zich afvraagt waar ik heen ben. Natuurlijk, ik ben niet alleen verdwenen, ik
ben verdwenen samen met Pieter-Jan en mijn lief. Misschien put ze daar troost
uit. Maar goed, ik ga er mee akkoord dat ons gewone leven op de een of andere
manier gewoon doorgaat.
Benjamin
zegt geeuwend ja.
Hoe
zie jij onze toekomst hier?
Geen
idee. Een job vinden zeker? Gewoon verder doen, veronderstel ik, iets opbouwen.
Welke keuze hebben we anders? Sit back and enjoy the ride, dat hadden we toch
afgesproken
Benjamin
geeuwt opnieuw en verontschuldigt zich.
Sorry,
man, maar ik ben echt moe. Vind je het erg als ik ga slapen? We kunnen morgen
verder praten.
Nee,
natuurlijk niet. Ga maar, ik ben nog niet moe. Ik ga nog wat lezen.
Je
vindt het niet erg? Ok, dan laat ik je.
Benjamin
kijkt met een blik vol medeleven, naar zijn maat, die volgens hem, veel te veel
nadenkt. Boelie is zich bewust van dat medelijden en voelt zich daar
ongemakkelijk bij.
Er
is niets aan de hand, hoor, ik wil gewoon nog wat lezen.
Benjamin
gelooft niet dat er niets scheelt, maar verdwijnt. Rust zal zijn maat misschien
goed doen.
Boelie
blijft alleen achter. Hij staat op en loopt langs de rekken met boeken, leest
hier en daar een titel, bladert lukraak door enkele boeken. Hoe moet het met
zijn schrijfdroom in deze wereld? Zal hij hier gewoon dezelfde dingen ambiëren
als in de vorige wereld? Misschien gaat het hem hier makkelijker af? In de
vorige wereld liep zijn schrijverscarrière of althans de hoop daarop, helemaal
niet van een leien dakje.
Het
knaagt in hem, de jongeman heeft vaak last van onverklaarbare angstaanvallen.
Hij heeft zijn gemoedstoestand uitvoerig gedocumenteerd in tientallen
dagboekschriften en kent ondertussen wel ongeveer de mechanismen van zijn
geest. Boelie keek als kind uitermate op naar zijn vader. Zijn vader was met
stip zijn grootste held. Maar die vaderfiguur stootte hem af en trok hem
tegelijk aan. De schrijversopdracht is hem met de paplepel ingegeven, maar zijn
vader vond zijn verhalen nooit goed. Die dubbele houding van zijn vader, heeft
het zelfvertrouwen van de jongeman als kind en als adolescent zwaar
ondergraven. Zijn vader dweepte eigenlijk met twee zaken: literatuur en
militaire strategie. Om zijn vader te plezieren koos de jongeman de weg van de
literatuur. De militaire weg, leek, zeker in het vredige Europa, nogal
uitgesloten. Dat het nooit gelukt is om van het schrijversschap iets te maken
is een oud zeer dat vaak pijnlijk opspeelt. Net zoals het nu doet.
Boelie
staat op, hij wil op verkenning gaan in huis, zien of er niet ergens een fles
wijn is die hij achterover kan drukken om zichzelf te benevelen, in een poging
zo tot andere inzichten te komen. De wandelende cocktail aan contrasterende
emoties die de jongen is, is niet echt een stevige drinker. Als hij drinkt, is
het omdat enkele van zijn literaire idolen officieel claimt hij geen zulke
idolen te hebben - onverbeterlijke zuipschuiten waren.
Hij
duwt de zware houten stoel achteruit en stapt naar de deur. Net als hij die
opentrekt, staat Pieter-Jan met een brede glimlach voor zijn neus. Lijkt wel
een soap, mompelt Boelie, daar kunnen ze ook geen deur opentrekken zonder dat
er toevallig net iemand binnenkomt. Pieter-Jan blijft onbewegelijk staan, zijn
glimlach wordt alleen nog breder. Boelie moet er ook van glimlachen, hij heeft
begrepen dat zijn vriend een leuk verhaal te vertellen heeft.
Hoe
vind je de locatie van een bar in een wereld zonder internet, zonder kaart op
zak, zonder stadsplannen op elke hoek van de straat en zonder gps? Dat is de
vraag die Pieter-Jan moet oplossen. Hij zou natuurlijk gewoon de weg kunnen
vragen aan een local en dat probeert hij ook.
Alleen
trekt elke blanke zijn neus op en laten ze hem staan zonder hem nog een blik te
gunnen. Dinks reageren zo mogelijk nog vreemder, ze raken in de war, doen alsof
ze hem niet begrijpen of zeggen vlakaf dat ze het niet weten. Pieter-Jan
vermoedt sterk dat ze liegen.
Dan
maar op goed geluk, besluit Pieter-Jan. Met wat geluk vindt hij de weg naar
Freedmens Quarter terug. Een blanke vrouw houdt hem staande met een blik in
haar ogen alsof ze met een krankzinnige te maken heeft.
Ben
je soms gek, daar regeren de dinks, zelfs de politie waagt zich daar niet. De
enige blanken die je er ontmoet zijn uitschot.
Als
ze de vastbeslotenheid opmerkt in Pieter-Jans bewegingen, besluit ze dat de
jongeman tot de laatste soort behoort en dus gaat ze vlug heen. Ze tilt haar
lange rokken op en weg is, gevolgd door haar slavin, die in elk hand een zware
mand draagt.
Pieter-Jan
vindt het wel amusant en krijgt enkel maar meer zin om verder te gaan. Twee
straten verder, beseft hij dat hij vast en zeker in Freedmens Quarter is
gearriveerd, want er zijn geen blanken meer op straat, de meeste huizen zijn
zwaar vervallen en de dinks die hij ontmoet, kijken hem brutaal aan. Wel laten
ze hem met rust. De nieuwsgierige jongeman vermoedt dat ze hem voor een
gevaarlijke bandiet houden. Welke andere blanke zou het in zijn hoofd halen om
hier schijnbaar ongewapend te komen?
Pieter-Jan
probeert zijn geluk bij een stel spelende, halfnaakte kinderen die een
conservenblikje rondtrappen. Het merendeel kijkt hem aan alsof ze nog nooit een
blanke van dichtbij gezien hebben. Een moedig ventje stapt naar voren en eist
geld voor de inlichting. Pieter-Jan bekent met een glimlach dat hij geen geld
op zak heeft. Geen probleem, de kleine wil het ook wel doen voor een paar
schoenen en zijn begerende blik valt op Pieter-Jans schoeisel. Zijn vriendjes
volgen de onderhandeling met grote nieuwsgierige ogen, er is nog niets
overeengekomen en ze kijken nu al jaloers.
Pieter-Jan
twijfelt en tast in zijn zakken of hij niet iets anders kan aanbieden. Er is
niets dat in aanmerking komt, dus vraagt hij een inlichting op krediet.
Je
zegt mij waar ik de bar kan vinden en morgen, dat zweer ik, sta ik hier terug
met een halve obloon.
De
kleine, die naarmate de onderhandeling aansleept, meer en meer zijn angst
overwint, is niet gek en vraagt Pieter-Jans schoenen als onderpand. De jongeman
begint nu echt zijn ongeduld te verliezen, maar dan weerklinken er drie
vrouwenstemmen die als een snerpende alarmbel door zijn verstand schieten.
Wij
willen seks, wij willen seks, geef ons seks.
Pieter-Jans
pupillen vergroten en keuren onderzoekend een trio vrouwen dat schaterlachend
uit een huis komt gezwalpt. De drie lopen arm in arm en amuseren zich
kostelijk. Het zijn dinks, maar aan hun teint te zien, hebben ze ook blank
bloed door de aderen stromen. Kindjes van prostituees oordeelt Pieter-Jan snel.
De
kleine zakenman blijft afwachtend voor zijn voeten staan. Als de vrouwen Pieter-Jans
richting uit wandelen, wil hij van het kleine ventje af.
No deal, ik vind het zelf wel.
Zo
makkelijk komt hij er echter niet af. De kleine fixeert zijn blik op
Pieter-Jans gezicht en doet een milder voorstel. Een schoen als onderpand en
een kwartje morgen.
Of
ik nou één schoen geef of twee, het ongemak is hetzelfde.
Zijn
zin is pas uitgesproken als de drie vrouwen al rond zijn nek hangen. De kleine
beseft dat het nu geen zin meer heeft en druipt af, zijn vriendjes volgen.
Heimelijk opgelucht dat hun maat verloren heeft, zijn ze gul met troostende
woorden en gebaren.
Pieter-Jan
weet niet wat hem overkomt.
Wat
een stuk, zeg, kirt de eerste.
De
tweede draait haar sjaal om zijn hals.
Hmm,
lekker breed in de schouders.
En
die armen zijn geen pap, zegt de derde terwijl ze in zijn bovenarmen knijpt.
De
drie vrouwen draaien onderzoekende cirkels rond hun vangst.
Hij
is echt groot, hé, net wat we zoeken.
Dat
gezicht mag er trouwens ook wezen. Echt een guitig gezicht. Hij combineert het
schattige jongensachtige, met het stoere mannelijke. Erg opwindend, moet ik
zeggen.
Vinden
jullie niet dat hij iets kunstzinnigs over zich heeft, wat denken jullie?
Volgens
mij is hij een soldaat met verlof. En wat voor slechte burgers zouden wij zijn
als we de verdedigers van de natie geen verzetje gunnen?
Ach,
nee, geen soldaat. Zakenman misschien, wie weet, zon dominante
slavenhandelaar. Ja, ja er schuilt iets duisters in die ogen. Ik wed dat hij
graag de touwtjes in handen heeft.
Om
te demonstreren wat ze bedoelt, trekt ze bruusk aan de haren van een van haar
vriendinnen, die opzettelijk een zwoele pijnkreet uitbrengt.
Spraakzaam
is hij niet, hé, zegt de andere, terwijl ze met haar vingers over zijn mond
streelt. Pieter-Jan bekomt niet van de verrassing, laat alles over zich heen
komen en beseft pas dat de drie hem richting een muur manoeuvreren als hij met
zijn rug al de stenen raakt.
Eentje
vraagt rechtstreeks wat hij doet in het leven en uit gewoonte antwoordt
Pieter-Jan dat hij geneeskunde studeert.
Genééskunde,
herhaalt ze, duidelijk onder de indruk. Kijk eens aan, zeg, verstandige jongen
hebben we hier.
Wat
een vangst zeg, en dat loopt hier maar vogelvrij rond. Boffen wij maar dat die
hengst hier langskomt. Hij lijkt wel door God gezonden.
Of
de duivel, vult er eentje al te gretig aan.
Nemen
we hem mee?
Natuurlijk
nemen we hem mee. We zijn kierewiet als we deze laten lopen. Straks wordt hij
nog vermoord. Dat zou pas zonde zijn.
Mee
waarheen?, vraagt Pieter-Jan.
Mee
met ons naar binnen, malle jongen. Je mag ons berijden tot de kippen weer van
stok komen.
De
belaagde jongeman beseft opeens dat de zon al onder is. Een blik in de ronde,
geeft hem het onaangename gevoel dat er heel wat ogen op hem gericht zijn,
vanachter de gordijntjes van de smalle huisjes. Veel is er door het duister
niet te zien waarschijnlijk, maar een veilig gevoel geeft het toch niet.
Is
het ver?
Is
het ver, vraagt hij, nee, schatje, het is dat huis daar, waar we net buiten
komen.
Eentje
sabbelt al aan zijn oor, een andere heeft haar hand al eens stevig over zijn
kruis laten glijden. De derde, de knapste, schuurt met haar boezem langs zijn
zij. Tot die zich opeens realiseert dat ze getrouwd is.
Getrouwd?,
roept haar vriendin verontwaardigd uit. tegenoverstaan van wie? De vlooien in
het bed van de dominee?
In
ons hart zijn Zachary en ik getrouwd! Begrepen, gemene feeks?
In
zijn hart is jouw Zachary getrouwd met de halve buurt, gniffelt er één.
Pieter-Jan
valt de koude op waar net nog een weelderige boezem was, als de boze vrouw weg
beent.
Mijn
Zachary is veranderd, hij is trouw nu. Bekijk het maar, voze sloeries, geef die
jongen maar de ziekte door, matrassen.
De
vrouw verdwijnt om de hoek. Op zoek naar haar Zachary, neemt Pieter-Jan
teleurgesteld aan. Spijtig, want die derde vond hij nou net de mooiste.
Let
maar niet op haar, koene ridder.
Meer
lekkers voor ons mondje
Pieter-Jan
houdt echter de boot af. De twee vrouwen nemen hem bij de hand en willen hem
mee naar binnen sleuren. Wacht, wacht eens even. Waarom ik en niet een ander?
Het loopt hier toch vol mannen die net zo geschikt zijn voor jullie doeleinden
als ik?
De
vrouwen hebben hun antwoord klaar: Dat zijn geen mannen zoals jij, dat zijn
nog kleine jongens, die kunnen we zo rond onze vingers draaien. Daar is echt
niets aan.
Pieter-Jan
heeft al lang geen fysiek contact gehad met vrouwen en nu is het alsof hij met
zijn neus in een botervloot vrouwelijkheid wordt geduwd.
Maar
we weten hoegenaamd niets van elkaar. Hoe heten jullie bijvoorbeeld? vraagt
Pieter-Jan als ze bij de deur zijn.
Voor
ze antwoordt, zegt de ene nog eens tegen de andere: Maar hij is toch echt wel
erg knap, hé? En dat wij daar dan zo toevallig tegenaan botsen. Daarna richt
ze haar ogen weer op haar doelwit, ze bukt haar hoofdje en knippert fel met
haar wimpers.
Ik
heet Hope.
En
ik heet Misty, die de houding van haar vriendin kopieert.
Kijk,
lijken mij aangename meisjes, maar het probleem is dat
Dat
is nou net jouw probleem, pikt de andere in, er is helemaal geen probleem.
Wij gaan elkaar gewoon lekker verwennen. Kom aan, twee vrouwen die zich zo aan
jou overgeven, is dat niet waar elke man van droomt?
Akkoord,
het zal wel een fantasie zijn van haast elke man. Maar ik hoef die fantasie
niet per se te beleven.
Ach,
kom, zon kans laat je toch niet liggen? Hoeveel mannen kunnen zeggen dat ze
dit ooit hebben meegemaakt? Zonder dat ze er voor betalen wel te verstaan.
Ik
geef toe dat ik geflatteerd ben, maar hoe verleidelijk de kelk ook is, toch
laat ik hem liever aan mij voorbijgaan.
De
twee vrouwen pakken elkaar vast, en bijna alsof het een bewuste strategie is,
raken ze elkaar traag en affectief aan, terwijl ze net hoorbaar tegen elkaar
fluisteren:
Oh,
en hij kan het zo mooi zeggen. Een man die goed is met woorden, daar word ik
nou eens echt helemaal heet van.
En
het is zon schatje. Heb je die ogen van hem al eens bekijken. Ik geloof dat
het ons een uur kost om alle kleurschakeringen te noemen die er in voorkomen.
Pieter-Jan
blijft twijfelen, maar enkele centimeters onder zijn middel, begint een
dwingend gevoel langzaam zijn gedachten te domineren. De zoete vrouwelijke geur
van zijn tegenstandsters prikkelt in zijn neus, en loopt als een stroom van
genot over zijn rug naar beneden. Elke cel in zijn lichaam lijkt wel een
losgeslagen elektron dat op en neer springt en tuimelingen maakt.
Bij
zichzelf denkt hij: geef nou eens toe, gun je zelf ook iets, even niet meer
denken, go with the flow, laat gebeuren wat gebeuren mag, in het slechtste
geval is het een leerrijke ervaringen.
Nog
een laatste blik op de lippen van de meisjes, waarvan hij zich de smaak en de
textuur voorstelt, zodat het verlangen groeit om zijn voorstelling ervan te
toetsen aan de werkelijkheid. Het ene meisje heeft van nature vuurrode lippen,
extra geaccentueerd door een minuscuul schoonheidsvlekje, net boven haar mondhoek. Het andere meisje
heeft helaas dunne lippen en een nogal grauwe huidskleur, de vorm van haar
gezicht is best ok, maar haar neus mist alle karakter. Haar golvende lange
kastanjebruine haren maken nog iets goed, maar haar weinig intelligente ogen,
maken het beeld uiteindelijk toch kapot. Kan hij er niet eentje nemen?
Een trio
hoeft niet zo zeer, met eentje is hij ook al best tevreden. De knappe van de
twee, is nog lang niet zo mooi als het meisje dat veel te vroeg weg ging, maar
ze mag er wezen. Ze is net iets kleiner dan haar vriendin, haar borsten zijn
niet overdreven groot, maar ze weten de aandacht te trekken, op de een of
andere manier zijn ze prominenter aanwezig dan het dikkere paar borsten van
haar vriendin. Pieter-Jan gokt dat de lekkerste geur ook van haar komt. Hij
meent dat er een storend element zit in de geur van de andere. Geen stank, nee,
gewoon een storend element in haar lijfgeur, niet eens een kwestie van hygiëne.
Op de duur vindt hij zichzelf in zijn weigerachtige houding net iets te komisch
worden. Hij wil niet dwarsliggen om speciaal te doen, dus uiteindelijk zwicht
hij toch en laat hij zich meetronen. Het gevoel van hun fijne handen strak om zijn polsen, vindt hij wel iets hebben. De twee meisjes hebben beide een lange dunne nek. Van die kwetsbaarheid gaat een prikkelende seksualiteit uit.
Binnen
werpen ze zich als roofdieren op hun vangst. Zijn eerdere vermoedens blijken al
te waar. De smaak van de ene bevalt hem allerminst, al kan hij dan niet zeggen waarom dat dan zo is, er botst gewoon iets. Hij zou liever alleen
kussen met de ene, mooiere, maar hij beseft dat hij zoiets niet kan maken. Als
de ene zich genegeerd voelt, volgt er gegarandeerd ruzie en dan is het uit met
de pret. Pieter-Jan is zoveel vrouwelijk
initiatief niet gewend en blijft tussen de kussen en het ontkleden door verder
praten.
Wat
doen jullie eigenlijk in het leven?
Wij
zijn danseressen.
In
Sordid Haven, een bar hier net om de hoek.
Je
meent het
En
nu sst, toon maar eens wat je naast praten nog meer kan met die tong van je.
De
overdonderde jongeman wordt op bed geduwd en voelt hoe vier handen tegelijk
over zijn naakte lichaam strelen. Over die sensatie heeft hij verder geen
klagen. Die bar heeft zijn naam niet gestolen, bedenkt hij nog, voor hij zelf
in actie schiet.
Frank
schudt overtuigd van nee en nestelt zich aan de vergadertafel in het huis van
Bertold Cheatham, bijgenaamd de manke leeuw. Tot zijn vijfenzestigste zetelde
de man in de senaat. Sinds hij tijdens een debat over de slavernijkwestie een
tegenstander tot bloedens toe afgeranseld heeft met zijn wandelstok, heeft men
debatten over de kwestie, althans in de senaat, verboden. Een overwinning voor
het zuiden, want als er niet eens over gesproken mag worden, kan de slavernij
ook niet worden afgeschaft.
In
het zuiden kan ouwe Bertold rekenen op een heldenstatuut en ook in het noorden
heeft men in brede kringen respect voor de ouwe. Kort na het debat kreeg hij
honderden wandelstokken toegezonden van bewonderaars van over het hele land.
Sommige zelfs belegd met diamanten. De mooiste exemplaren heeft hij gehouden en
die sieren nu zijn vergaderruimte. Frank voelt zich nooit helemaal op zijn
gemak in de buurt van de oude vuurvreter. De nationale held van het zuiden kan
het nooit laten om op een vervelende toon te vragen: En Frank, nog
experimentjes gepland met je slaven? Frank herhaalt dan zijn
standaardantwoord: Op dit moment niet, maar ik bedenk nog wel wat.
Zelfs
vandaag spreekt de manke leeuw zijn vraag uit in één adem met zijn begroeting. Frank
laat deze keer echter meer ergernis dan gewoonlijk doorklinken in zijn
ingestudeerde reactie. Gelukkig zijn er genoeg aanwezigen die de vergadering
geen seconde langer willen uitstellen. James Munford, een slanke jongeman die
er nogal ziekelijk uitziet geen wonder als je bedenkt dat het binnen zijn
familie traditie is om neven en nichten te trouwen- opent met de woorden:
Heren,
de gebeurtenissen van de afgelopen tijd spreken eigenlijk voor zich. Alles
loopt volgens de voorspelling van de oude acht. We mogen onszelf feliciteren,
want we hebben goed gehandeld. De brekers hebben een veilig heenkomen gevonden.
We kunnen de toekomst rustig afwachten.
Een
van de aanwezigen lacht schamper. Ik blijf het onzin vinden. Als het
daadwerkelijk tot oorlog komt tussen noord en zuid, heeft het zuiden geen hulp
van buitenaf nodig om die klus tot een goed einde te brengen. Voorspelling of
geen voorspelling.
De
man spreekt voor velen en krijgt applaus, vooral van de jongste deelnemers. De
manke leeuw duwt zich met beide handen af op de tafel en veert overeind.
De
voorspelling is heel duidelijk. Zonder hen, is het Zuiden reddeloos verloren en
laat een uitputtende oorlog ons na vier jaar geruïneerd achter.
Simon
Cartwright durft het aan om de eminente gastheer tegen te spreken.
Met
alle respect, maar ik blijf het onzinnig bijgeloof vinden. De acht oudste
plantagehouders plegen tijdens een obscuur ritueel zelfmoord, hun volste recht
wat mij betreft, leuk voor hun erfgenamen, maar met die daad zouden ze dan
redders uit een andere wereld aangetrokken hebben? Kom zeg, dat heeft alles van
de griezelromans die mijn vrouw met haar holle hoofd met tonnen tegelijk
verslindt.
Waarom
ben je dan hier, als je er toch geen geloof aan hecht?, vraagt Frank.
In
alle eerlijkheid: ik kom uit respect voor onze leeuw en ik blijf voor de
exquise parels uit zijn wijnkelder die hij ons met een buitenwereldse gulheid
blijft voorzetten.
Met
die uitspraak heeft hij de lachers op zijn hand.
Hij
staat op en heft het glas:
Heren,
op de gezondheid van de leeuw.
Hoe
weten we eigenlijk dat we met de juiste mensen van doen hebben?, vraagt een
van de plantagehouders die anders bijna nooit een woord zegt en enkel aanwezig
mag zijn omdat hij de kleinzoon is van één van de oude acht.
Frank
wist dat die vraag zou komen.
Ze
matchen perfect de beschrijving die in de cirkel staat geschreven. Alleen zijn
ze met negen, in plaats van met tien.
Aha,
dus de voorspelling loopt al mank, ik bedoel, fout, roept de leider van de
sceptici triomfantelijk uit. Het gebruik van het woord mank ten overstaan van
oud-senator Cheatham, heeft hem wel even doen blozen.
De
jongen die ontbreekt, had geen cruciale rol. Zijn afwezigheid hoeft verder
niets te betekenen. Wat telt is dat de anderen gekomen zijn.
De
aanwezigen vragen Frank om zijn mening te geven over zijn speciale gasten.
Ze
doen zich voor als pas gearriveerde Auburiërs. Echt overtuigend zijn ze
natuurlijk niet, want ze zijn helemaal nooit in Auburië geweest. Ik kan echter ook
niet zeggen dat ze ooit zwaar in de fout gaan. Je kan raden dat ze niet van
Auburië komen, maar je zou ook nooit vermoeden dat ze uit een verder gevorderde
wereld afkomstig zijn die met de onze niets te maken heeft. Fysiek zijn ze erg
zwak, paardrijden kunnen ze bijvoorbeeld niet of nauwelijks, welbespraakt zijn
ze dan weer wel. Ze zijn trots en makkelijk te complimenteren. Zo zijn ze er
bijvoorbeeld echt van overtuigd dat ze mijn leven gered hebben.
Op
dat punt schieten Franks zogenaamde belagers van toen in de lach.
Ze
zijn natuurlijk zeer slecht op de hoogte van onze cultuur, maar zo wat de helft
van hen beent actief bij en leert snel. Eentje ervan is erg apathisch. Een van
de meisjes is enkel geïnteresseerd in mijn paarden. Die houd ik zo zoet.
Volgens de voorspelling is het enkel nodig dat zij en haar vriend voorlopig in
leven blijven. Anders kunnen de anderen vreemd reageren.
Vertoont
een van hen ook maar het minste militaire of politieke talent?, vraagt de
scepticusfractie.
Eentje
heeft in een herberg voor aardig wat commotie gezorgd door als leek het spel
Revolution te winnen. Ik schaak ook regelmatig tegen hem en ik moet toegeven
dat er strijdlust brandt in zijn ogen.
Ach
kom zeg, daar zetten we op in? Op een bordkartonnen generaal die fonkelende
ogen zou hebben. Mijn zoontje van drie heeft ook agressie in zijn blik. Zullen
we hem vast een generaalsuniform laten naaien?
De
manke leeuw is het zat.
Heren,
we houden ons trouw aan de voorspelling. Laat ons niet vergeten dat ze exacte
op het voorspelde tijdstip verschenen en meteen ingrepen toen ze dachten dat
Frank bedreigd werd. Dat is genoeg bewijs voor mij. Zelfs al zijn die jongelui
het grootst denkbare uitschot, het kan nooit kwaad om ze voorlopig te steunen
en te zien wat er verder van komt. Frank, jij regelt het nodige, zorg ervoor
dat het hen aan niets ontbreekt. Verwen hen verder, de rest wijst zichzelf wel
uit. Ik verwacht van iedereen dat hij Frank bijstaat om de veiligheid van zijn
gasten te garanderen.
De
autoriteit van de leeuw legt de scepsis van de slavenhouders aan banden.
Ik
hoef de heren er ook niet aan te herinneren dat niemand, maar dan ook niemand,
één woord hierover mag zeggen, aan eender wie.
Daar
is iedereen het inderdaad over eens. Stuk voor stuk geven ze te verstaan dat ze
hun zwijgplicht als een vanzelfsprekendheid beschouwen. Ook Miles Porter knikt
instemmend. Nochtans kan deze moddervette plantagehouder het nooit laten om
alles wat hij meemaakt in zijn leven, in geuren en kleuren te vertellen aan de
slavin waarmee hij haast dagelijks het bed deelt. Geen moment vermoedt hij dat
bloedmooie Carlice, terwijl ze verveeld onder zijn zweterige lichaam ligt,
uitrekent hoeveel geld ze kan vangen voor de kostbare informatie die hij haar
domweg in het oor fluistert. In Sordid Haven betaalt men voor zon inlichtingen
een eerlijke prijs.
Op
Beauregard is Frank nu pas echt in alle staten. Een bevriende plantagehouder is
het nieuws over de slavenopstand (of de poging daartoe) komen brengen. Franks
vriend vraagt om een gesprek onder vier ogen. De gastheer trekt zich met zijn
bezoek beleefd terug in zijn studeervertrek. Het schaakspel dat toch al op
weinig aandacht kon rekenen, wordt uitgesteld tot een volgende keer. Even later
komt Frank al terug en rijden hij en de vriend samen weg. Kennelijk hebben de
slavenhouders in New Burbon een soort spoedvergadering gepland.
Boelie
en Pieter-Jan blijven alleen achter. Die laatste stelt zich vragen bij het
gedrag van hun gastheer.
Wel gek eigenlijk hoe die Frank ons zo
vertrouwt. In principe kunnen we zijn hele hebben en houden roven.
Denk
je werkelijk dat dit zijn hele hebben en houden is? En trouwens, denk je dat de
slaven hier ons zo maar laten begaan?
Je
denkt niet dat we hen een aanzetje zouden kunnen geven om mee te plunderen?
Nope,
die slaven zijn niet gek. Waar zouden ze verdomme heen moeten? Het noorden is
ver en zelfs in het vrije noorden zitten ze niet te wachten op dinks. Daar zijn
ze bang dat dinks als goedkopere arbeidskrachten het werk van de blanken
afpakken. De exemplaren hier in huis zijn ook veel te trots op hun bevoorrechte
positie als huispersoneel.
Akkoord.
Maar zeg, als zon slaaf er in slaagt om het noorden te bereiken, is hij dan
vrij?
Ik
denk het niet. Maar als hij er in slaagt om uit de handen van zijn baas te
blijven, is hij veilig natuurlijk. De meeste noordelingen zien dinks misschien niet
graag komen, maar een arrogante slavenhouder helpen om zijn eigendom terug te
krijgen, dat is dan ook weer een stap te ver.
Het
gesprek van de twee jongens wordt onderbroken. Ook de anderen zijn ondertussen
wakker. Als die te horen krijgen wat er allemaal gebeurd is, vinden ze het
allemaal bijzonder spannend. Maryam hoopt dat de slaven massaal in opstand
komen. Ze zou doodgraag zon revolutie van dichtbij zien. Randy is daar niet
van overtuigd.
Zon
slavenopstand zou volgens mij extreem bloederig verlopen. Geloof mij, dat wil
je liever niet zien.
Maryam
betwijfelt dat en zegt dat het misschien ook wel zonder geweld kan. De
apartheid in Zuid-Afrika is toch ook via een politieke weg afgeschaft?
Randy
protesteert opnieuw.
Ja,
maar dat was in een wereld die op zo veel vlakken zo veel verder ontwikkeld was
dan deze. En ook de afschaffing van de apartheid liep niet over rozen, hé.
Maryam
vraagt Boelie of ze het boek dat de aanleiding gaf tot zoveel onvrede mag lenen.
Ze is nog niet helemaal wakker en wil
het liever rustig aan doen vandaag. Het lezen van De armband van tante Rosy
lijkt haar nuttige tijdsbesteding. Bij wijze van verlaat ontbijt neemt ze wat
fruit mee.
Ook
de rest scharrelt in de keuken wat eten bij elkaar. Tot ze er uitgejaagd worden
door Jubs, de dikke slavin, die naar eigen zeggen al voor meester Frank kookt,
sinds hij zijn eerste tandjes heeft.
Nico
en Randy herschikken het schaakbord en beginnen aan een echte schaakmarathon.
Benjamin gaat samen met Boelie nog wat neuzen in Franks privé-bibliotheek. Als
ze Willem vragen of die niet meekomt, weigert die categoriek. Met een sip
gezicht neemt hij plaats in een luie stoel en doet vanuit die positie alsof hij
de schaakpartij observeert. Pieter-Jan slaat hem gemoedelijk op zijn schouder.
De literatuur van deze wereld interesseert je niet?
Lusteloos
trekt Willem zijn schouders op. Pieter-Jan begrijpt het gedrag van zijn maat
niet, dus gaat hij naar boven, vraagt het personeel om schone kleren en gaat
dan de deur uit. Hij heeft er wel zin om eens alleen op verkenningstocht te
gaan in de stad.Benjamin
en Boelie zitten ondertussen gebogen over een kaart van hun nieuwe thuisland.
Het is onderverdeeld in staten met aan het hoofd een verkiesbare gouverneur. Er
zijn 34 staten in totaal, daarvan zijn er 17, net de helft dus, waarin
slavernij legaal is.
Een
mooi evenwicht, stelt Benjamin.
Tot
je andere zaken vergelijkt. In de noordelijke staten wonen 20 miljoen blanken,
in het zuiden slechts 5 miljoen, aangevuld met 3 miljoen slaven. Volgens de
laatste cenus leven er ook 100 000 vrije dinks in het zuiden.
Als
je de lijst van de presidenten eens bekijkt, is het wel zo dat bijna alle
staatshoofden in het zuiden geboren zijn. De laatste zes presidenten zijn
allemaal zuidelijken.
Sja,
slavenhouders hebben natuurlijk alle tijd om aan politiek te doen en bovendien
hebben ze geld genoeg om stemmen te kopen.
De
twee bollebozen worden in hun onderzoek gestoord door een vreemd schuivend geluid.
Als een blik op deur werpen, zien ze een blaadje liggen.
Boelie
loopt naar de klink en gooit de deur open, maar op de gang is al niemand meer
te zien. Hey, toon ons nou gewoon wie je bent, we zullen je niks maken, roept
hij. Er komt natuurlijk geen antwoord.
Tot
zichzelf mompelt Boelie:
Als
je ons briefjes kunt schrijven, kun je ons toch net zo goed aanspreken? Zon
kinderachtige onzin.
Wat
staat er op het briefje?, vraagt zijn compagnon.
Het
is van het allergrootste belang dat jullie vanavond naar Sordid Haven gaan. Doe
het voor jullie eigen veiligheid.
Benjamin
neemt het blaadje over om het zelf eens goed te bekijken, net of hij vertrouwt
zijn maat niet helemaal. Boelie toont hem ook het tweede briefje.
Wat
denk jij? Dit is zo amateuristisch, zo doorzichtig, dit ruikt uren in de wind
naar een hinderlaag, toch?
Benjamin
weet niet wat hij er van denken moet. Misschien wil die Harlem ons helpen?
Waarom
dan die geheimzinnigheid? Die heeft zich toch al aan ons voorgesteld?
Wie
zou Frank dan betalen? Dat slaat nergens op. Wie heeft er nou baat bij dat wij
hier logeren?
Boelie
vindt dat ze dit nog een tijdje moeten stil houden voor de groep.
Waarom
dan?
Anders
panikeren ze maar en angst is een slechte raadgever. Voor je het weet, begint
iedereen spoken te zien.
Benjamin
is voorlopig akkoord, maar heeft wel één bedenking.
Maar
zeg, kunnen we Pieter-Jan dan wel alleen laten vertrekken naar die bar?
Shit,
das ook waar.
De
twee rennen naar Pieter-Jans kamer, maar daar ze zijn al te laat. Op de deur
hangt een briefje.
Lieve
jongens en meisjes. Blijven jullie gezellig binnen, ik zet vanavond een stapje
in de wereld. Wie mijn aanwezigheid te zeer mist, kan mij
wellicht vinden in de
Sordid Haven. Die bar met zijn onderhand mythische proporties.
Dont
wait up.
Kusjes,
P-Jay.
Ja,
ok, concludeert Benjamin direct, die briefjes zijn zon onnozele grap van
Pieter-Jan, dat is wel duidelijk.
Boelie
wil akkoord gaan wat betreft het briefje onder de deur van de bib. Maar wat
dan met het briefje in mijn bed?
Ach,
hij is gewoon snel geweest. Hij kan altijd even langs jullie slaapkamer geweest
zijn, geef toe.
Ja,
maar de handschriften zijn ook compleet verschillend.
Benjamin
valt niet te overtuigen. Hij knipoogt en wandelt glimlachend terug naar de bib.
Als
er iemand spoken ziet, ben jij het wel.
Boelies
reactie op die laatste zin, druist helemaal in tegen zijn eerdere voornemen.
Best
dan probeer ik de anderen wel aan het verstand te brengen dat dit niet pluis
is.
Tien uur s ochtends en al te warm voor een jas. Op weg naar
vergadering met twee dames. Een schrijfproject voor het OCMW. Om den brode. Veel
water bij de wijn doen en maar slikken. Every time I sell myself to you, I
feel a little bit cheaper You is dan de uitgeverswereld en iedereen die mij
daar aan een voet tussen de deur kan helpen.
Dromen van een eigen uitgeverij. Spelen met het idee van
uitgeven in eigen beheer. Het typische fasendoorloop van een
wanna-be-schrijver. its fun to lose and to pretend en ik geef er nauwelijks
nog een zak om. Ook het woordje nee went. De standaard afwijsmails wennen.
Ergens weet je: je moet tot een bepaald aantal nees komen om tot een ja te
komen. Elke nee is een stap dichter bij een ja. In de liefde net zo. Ik was
bont en blauw voor ik eindelijk de geheime vrouwensappen kon proeven. Op een
dag laat je los en dan hoeft het niet per se meer, dan ben je ook gelukkig zo.
Je koestert je in de zon en het maakt allemaal niet meer zo veel uit. Op zon
moment valt uit de lucht, wat vroeger compleet onbereikbaar leek.
Het is je onderhand zo menens dat je verdomme handleidingen
begint te lezen als spanning in verhalen, writing a novel en je koopt
tijdschriftjes die heel kort en bondig Schrijven heten en die trouwens pokkenduur
zijn. De dame aan de kassa meent je te herkennen en zegt: Ja, dat zijn
interessante boekjes. Jij bent toch die Pool he? Die ook nog piano speelt? Als
je er uitziet als een Poolse schrijver-pianist heb je dan tenminste toch al de
look mee. Schrijfsucces heeft niets van doen met schrijven, maar met het juiste
imago en de juiste contacten. 1 procent schrijfarbeid, 99 procent handjes
schudden.
Ik ben nooit zo gelukkig geweest, want ik het diepst van
mijn gedachten ben ik Rhett Butler en als ik terugkijk op mijn leven krijg ik
altijd wat ik wil. De zekerheden van het zondagskind. Dus vriendjes worden met
de Maarten Ingelsen van deze wereld, smeekbedes schrijven naar Arnon Grunberg,
bedelen bij uitgeverijen, het hoeft allemaal niet meer.
Volgend jaar omstreeks deze tijd, lig ik in de winkels.
Ik vraag mij wel af, hoe zal ik dan reageren op de
bedelmails in mijn inbox?
In
zijn kleine kamertje boven het stamcafé van de bende van Burke, ontwaakt ook de
quadroon Harlem Monroe. Luide stemmen beneden wekken hem uit zijn slaap. Hij
heeft helemaal niet zo lekker gedroomd en zijn hart slaat zo snel dat de
ketting om zijn hals er gaat van trillen.
Eventjes
is hij bang dat Burke gek genoeg is om wraak te nemen voor gisteren. Zou die
Burke het wagen om hem ook maar één vinger kwaad te doen? Iedereen weet toch
dat Harlem een beschermeling is van Duro? En wat er gebeurt met lui die Duros
vrienden aanpakken, weet iedereen. Harlem staat op van zijn bed, hij was deze
middag zo moe dat hij met zijn kleren aan in slaap is gevallen. Nieuwsgierig legt
hij zijn oor te luisteren tegen de deur. Hier en daar kan hij een woord
opvangen. Als hem duidelijk is geworden waar de mannen beneden in de bar het
over hebben, zegt hij bij zichzelf:
Het
is begonnen! Zo snel al. Verdorie, we moeten vlug handelen nu, voor het te laat
is.
Zonder
nog een moment te aarzelen, neemt hij de weg over de daken, en gaat hij via de
brandladder naar beneden om verslag uit te brengen bij zijn baas. Die
is echter al beter op de hoogte dan Harlem.
Als
hij hijgend aan hetzelfde tafeltje van deze ochtend gaat zitten, is Duro hem
voor:
Dus
je hebt het ook gehoord? Nu komt er zeker oorlog, dit is nog maar het begin.
Harlem
zegt wat hij er van weet, in de verwachting dat zijn chef de ontbrekende
details aanvult:
In
Coopers Creek heeft een blanke man samen met een bende slaven een munitiedepot
van het leger bezet.
Is dat al wat je weet?
Harlem
kijkt beschaamd omlaag en knikt kort van ja. Hij vindt dat hij zich belachelijk
gemaakt heeft door zo snel te reageren. Duro vertelt hem de rest.
Ze
zijn al allemaal opgepakt. Opgepakt of dood. Het leger heeft de opstand
neergeslagen. Er was blijkbaar een energieke kolonel van het beroepsleger in de
buurt en die heeft meteen een honderdtal gewapende mannen gemobiliseerd. De
opstandelingen hebben het nog drie uur volgehouden, maar de meeste zijn
gesneuveld. De leider is gevangen genomen. Hem wacht allicht de strop.
Wie
was hij?
Een
tamelijk oude blanke man, genaamd Miles Green. Hij zou maanden geleden al eens
vijf slavenhouders vermoord hebben met de hulp van zijn zonen.
En
er zijn nergens anders opstanden uitgebroken?, vraagt Harlem beteuterd.
Nee,
er was te weinig tijd. De bedoeling was om met de voorraad in het wapendepot
een duizendtal slaven te bewapenen en er mee naar de bergen te trekken om
vandaar uit geleidelijk aan alle slaven tot opstand te brengen.
Hoe
weet je dat allemaal? Zijn er al kranten?
Duro
leunt achterover en glimlacht.
Ik
wist al enkele dagen dat er iets op til was. Maar het nieuws is mij te laat ter
oren gekomen en Coopers Creek is natuurlijk veel te ver van hier. Anders waren
we er bij geweest. Dan was de actie misschien gelukt.
Waarom
heb je mij er niet eerder iets van gezegd?
In
sommige kwesties is het beter dat alleen de baas op de hoogte is.
Harlem
apprecieert het niet dat zijn baas niet meer vertrouwen in hem stelt, maar hij
gaat er verder niet op in.
Maar
je beseft toch wat dit betekent? De brekers arriveren en de kans dat er oorlog
komt tussen Zuid en Noord wordt op enkele dagen tijd opeens wel heel reëel.
Op
dat moment komt Marly aangewandeld.
Ach,
Harlem, is er ook al. Gefeliciteerd.
Hoezo?
Nou,
je bent vast de laatste in heel New Burbon om het nieuws te horen, marmot. Er
is trouwens nog meer nieuws.
Marly
gooit iets op tafel. Het is een exemplaar van De armband van tante Rosy.
Ik
heb het net uit. Als die poging tot een opstand geen olie op het vuur gooit,
doet dit het wel. Er is niet één slavenhouder die hier mee gediend is. En
geloof me, die rijke piefen lezen misschien niet vaak, maar die hebben ze
allemaal gelezen, hoor.
Jullie
kennen de voorspelling, zegt Duro plechtig. Als alles goed gaat, hebben we
over een jaar of zo oorlog in dit zondige land, met als gevolg dat al onze
broeders en zusters die nu nog gebukt gaan onder het discriminerende juk van de
slavernij binnenkort allemaal vrij zijn.
Harlem
ergert zich aan het overdreven optimisme van zijn baas.
Je
vergeet een klein detail. De oude acht hebben hun zin gekregen, als de Brekers
in leven blijven, gebeurt net het omgekeerde en wint het Zuiden de oorlog,
zodat de slavernij gewoon blijft bestaan, sterker dan ooit gegrondvest dan ooit
tevoren.
Maak
je maar geen zorgen, die brekers hebben we volgende week al gekeeld. Je zei
toch dat ze op Beauregard logeerden? Nou, waar maken we ons dan druk over?
Heb
je mannetjes onder het personeel van Beauregard?, vraagt Harlem.
Duro
lacht.
Nooit
te veel willen weten, Harlem, nooit te veel willen weten.
In
de namiddag is Frank nog steeds niet helemaal gekalmeerd. Elke en Dieter zijn
nog uit huize en Boelie is de eerste die wakker is. Om zijn gastheer wat tot
bedaren te brengen, stelt hij een spelletje schaak voor. Voorlopig houdt hij
het merkwaardige briefje op zak, ook zijn vrienden weten niets van zijn vondst.
De
twee plaatsen de prachtige marmeren stukken in de overbekende slagorde. Boelie
houdt van de koude, gladde steen, en betast elk stuk uitgebreid voor hij ze op
het bord plaatst. Het briefje verandert niets aan zijn houding ten opzichte van
de rijke planter.
Kent
u overigens het spel Revolution?
Ja,
natuurlijk ken ik dat. Geweldig spel ook, alleen spijtig dat het zo lang
duurt.
Frank
is echter moeilijk op andere gedachten te brengen. Zijn lectuur van deze
ochtend laat hem niet los.
Wat
ik ook niet snap, is dat een uitgever zon boek publiceert.
Ach,
dat is toch allemaal vriendjespolitiek. Wellicht heeft die uitgever het boek
niet eens gelezen. Die Margaret Harper zal waarschijnlijk een charmante
verschijning zijn.
Dat
mens Harper een knappe verschijning? Frank vliegt op en pakt er een
verfrommeld exemplaar van The New Burbon Illustrated Herald bij en drukt zijn
gast een foto onder de neus.
Boelie
moet bekennen dat het kleine, iele ding op de foto nou niet bepaald een
schoonheid is. Is dat de schrijfster van De armband van Tante Rosy? Net een
soort dwerg.
Die
dwerg heeft wel net de schandaalroman van de eeuw geschreven.
Boelie
snapt nog niet zo goed waar het precies om draait.
Komt
er dan zo veel seks in voor?
Seks?
Als het nou alleen dat was! Nee, volgens die smerige troep is elke zuidelijke planter
een sadist, een pooier of een apathische morfinist die geen zier geeft om het
welzijn van zijn slaven. Of waarom niet al die dingen tegelijk? En het beeld
dat ze van dinks schetst! De enige intelligente personages in heel het boek
zijn dinks. Alle blanken zijn bruten. Wat wil je ook, de helft van de blanken
die ze opvoert zijn geboren uit interraciale gemeenschap, want jufvrouw Harper
meent kennelijk dat wij allemaal onze slavinnen misbruiken, van zodra onze
echtgenotes even de andere kant opkijken. Vunzigheid.
Mag
ik het boek eens zien?
Frank
beveelt een knecht om het boek te halen in zijn studeervertrek.
Als
je het tenminste nog terugvind. Ik weet niet wat ik er in mijn woede mee gedaan
heb. Wie weet kan je het gaan zoeken ergens achter in de tuin.
Even
later krijgt Boelie de gewraakte roman onder ogen. Bij het lezen van enkele
random passages, valt hem op dat de dinks in het boek erg menselijk
geportretteerd zijn. Wat ook opvalt, is dat ze er alles aan doen, om hun
slavenbestaan op sluwe wijze te verlichtten en dat ze verder maar één grote
droom koesteren: ooit vrij zijn.
Verkoopt
dit boek goed?, vraagt Boelie.
En
of! Noordelijke kranten noemen het al een klassieker. Ze zouden dat mens
verdomme een proces moeten aandoen. De slavernij van dinks is hun natuurlijke
staat. Verstandelijk zijn zij niet in staat om een maatschappij te organiseren.
Ze willen die verantwoordelijkheid ook niet dragen, ze zijn niet gelukkiger dan
als ze slaaf zijn.
Waarom
worden er dan zo veel maatregelen genomen om te vermijden dat slaven weglopen?
Als ze toch zo gelukkig zijn met hun slavenbestaan?
Ook
daar heeft Frank het antwoord op.
Dr.
Samuel Cartwright, die veel geschreven heeft over de speciale hersenstructuur
van dinks, noemt die aandoening drapetomanie: de krankzinnige neiging om weg te
lopen. Ach, eigenlijk moet je medelijden met ze hebben, ze hebben zichzelf niet
gemaakt.
Boelie
gelooft zijn oren niet. Hij wil Franks beweringen aanvechten, maar dan weerklinkt
de stem van Pieter-Jan, die terwijl hij zich lui uitrekt vraagt:
Wie
is er aan het winnen?
Als
Pieter-Jan zijn wenkbrauwen fronst, bij het zien van de slordige ontwikkelingen
op het spelbord, zegt Frank, voor hij voor het eerst tijdens dit spel een zet
overdenkt:
Wij
zijn eigenlijk niet echt geconcentreerd bezig.
Pieter-Jan
stelt Boelie voor om te wachten tot de rest wakker is en dan maar eens op zoek
te gaan naar die Sordid Haven.
Ik
denk niet dat je de rest mee krijgt. Als Maryam hier blijft, is de kans groot
dat de rest ook hier blijft, werpt Boelie tegen.
And
you stand by your woman, veronderstel ik. Geeft niet, dan ga ik wel alleen. Dan
hoef ik ook niet meer te wachten tot iedereen wakker is.
Gisa klinkt als een oud-Egyptische stad, maar er gaat een
kersverse studentenvereniging achter schuil. Een hele speciale nog wel. Gisa
klinkt mooi meegenomen- exotisch, maar staat eigenlijk voor: Ghent Intercultural
Student Association. De vereniging heeft, naast het organiseren van barbecues
medeoprichter Duro, heeft een levensgenietend maagje- nog heel wat andere waardevolle
doelstellingen. Intal ging een kijkje nemen bij wat een verwante groepering
lijkt.
Wie in contact komt met Gisa, komt waarschijnlijk al snel in
contact met de sympathieke oprichters, Placide M. Habiyambere en Durotimi
Olawaive, de twee enthousiastelingen van het eerste uur. Aan motivatie en
enthousiasme geen gebrek, dat zie je meteen. De twee zitten boordevol ideeën en
goede bedoelingen. Om hun enthousiasme en idealistische vuur te kanaliseren
trokken zij van bij de start de expertise aan van Maryam Shiri, een dame die
van wanten weet als het op organiseren aankomt. Duro en Placide schuiven haar
graag naar voor als het boegbeeld van de vereniging, omdat zij met haar
onmiskenbare charisma en bestuurstalent de vereniging een broodnodige
professionele basis kan geven. She arrives and things start moving.
Gisa zou geen moderne vereniging zijn als het al geen groep
op facebook had. Op hun pagina kun je onder andere meer lezen over hun doelstellingen.
We geven hier kort hun vier hoofddoelen:
1 ) HET VERENIGEN VAN MENSEN VAN VERSCHILLENDE CUKTURELE
AFKOMSTEN
2)DE IN-, DOOR- EN UITSTROOM VAN STUDENTEN VAN VERSCHILLENDE
CULTURELE ACHTERGRONDEN IN HET HOGER ONDERWIJS VERBETEREN
3)BETERE INTEGRATIE EN PARTICIPATIE IN DE BELGISCHE
MAATSCHAPPIJ
4 ) HET VERGROTEN VAN HET BEWUSTZIJN OVER DE BAND TUSSEN EN
HET GEMEENSCHAPPELIJK ERFGOED VAN STUDENTEN IN DE DIASPORA EN DE STUDENTEN VAN
HUN MOEDER/VADER-CONTINENTEN
We geven ze in hoofdletters en dat mag ook wel: het zijn
doelstellingen die elke student zou moeten onderschrijven. De vereniging heeft
goed gezien dat onderwijs bij voorkeur een stokpaardje in het programma is. Is
er een draagvlak voor deze vereniging? Zeker wel, deze vereniging is nodig. Dat
bewijst de belangstelling waarop de eerste grote samenkomst van Gisa al kon
rekenen. Gisa stelt zich dan ook open voor een zo breed mogelijk publiek. Elke
student, van elke komaf, is welkom. En de Ghent in de naam betekent niet dat
studenten uit Brussel of Leuven niet hoeven aan te kloppen. Integendeel.
De eerste hindernissen van dit piepjongen initiatief zijn:
allereerst tot een werkbare structuur komen en ten tweede, eens die structuur
er staat, de basisactiviteiten van een vereniging uitbouwen. Dat houdt onder
andere in: zo snel mogelijk vijf evenementen organiseren die kaderen in de
doelstellingen. Geopteerd werd (wijselijk genoeg) om deze eerste vijf simpel te
houden. Wie wil vliegen, moet eerst leren lopen. De leden gooiden bakken
voorstellen op tafel. Aan nieuw stimulerend bloed geen gebrek.
Als deze vereniging zich realiseert dat zij, zeker bij de
geboorte van iets dergelijks, als alles nog broos en fragiel is, een leidende
hand nodig hebben, die snel knopen kan doorhakken, indien het niet bij ideeën
spuien blijft en men zijn tijd niet verliest met oeverloze discussies
voorspellen we deze vereniging een grote toekomst. De overgrote meerderheid op
de eerste samenkomst had jeukende handen en wilde meteen aan de slag gaan.
Enkele jongens echter deden mij helaas denken aan een befaamde scène uit Monty
Pyton, waar men maar blijft schreeuwen om immediate action zonder tot iets
concreets te komen. Vooral de dames hoorde ik nogal zuchtten als reactie
daarop. Om maar te zeggen: de goede bedoelingen zijn er, maar een vereniging
heeft pas kans als er vrij snel bindende beslissingen genomen worden.
Gisa kan (en zal, het vertrouwen is er) een vereniging worden
die zal werken rond de milleniumdoelstellingen, zal samenwerken met
zielsverwante organisaties, de nodige contacten zal uitbouwen, op termijn een
eigen site en een eigen maandblad zal uit de grond stampen, mensen zal
enthousiasmeren om te delen en te laten delen in andere culturen, de
buitenlandse student een stok achter de deur zal geven tijdens zijn of haar
academische carrière, kortom: haar doelstellingen zal realiseren.
Hou deze jongens en meisjes in de gaten, want er broeit wat!
I. Anyone intending to embark on a major work should
be lenient with himself and, having completed a stint, deny himself nothing
that will not prejudice the next.
II. Talk about what you have written, by all means,
but do not read from it while the work is in progress. Every gratification
procured in this way will slacken your tempo. If this regime is followed, the
growing desire to communicate will become in the end a motor for completion.
III. In your working conditions avoid everyday
mediocrity. Semi-relaxation, to a background of insipid sounds, is degrading.
On the other hand, accompaniment by an etude or a cacophony of voices can
become as significant for work as the perceptible silence of the night. If the
latter sharpens the inner ear, the former acts as a touchstone for a diction
ample enough to bury even the most wayward sounds.
IV. Avoid haphazard writing materials. A pedantic
adherence to certain papers, pens, inks is beneficial. No luxury, but an
abundance of these utensils is indispensable.
V. Let no thought pass incognito, and keep your
notebook as strictly as the authorities keep their register of aliens.
VI. Keep your pen aloof from inspiration, which it will
then attract with magnetic power. The more circumspectly you delay writing down
an idea, the more maturely developed it will be on surrendering itself. Speech
conquers thought, but writing commands it.
VII. Never stop writing because you have run out of
ideas. Literary honour requires that one break off only at an appointed moment
(a mealtime, a meeting) or at the end of the work.
VIII. Fill the lacunae of inspiration by tidily
copying out what is already written. Intuition will awaken in the process.
IX. Nulla dies sine linea -- but there may well be weeks.
X. Consider no work perfect over which you have not
once sat from evening to broad daylight.
XI. Do not write the conclusion of a work in your
familiar study. You would not find the necessary courage there.
XII. Stages of composition: idea -- style -- writing.
The value of the fair copy is that in producing it you confine attention to
calligraphy. The idea kills inspiration, style fetters the idea, writing pays
off style.
XIII. The work is the death mask of its conception.
The Critic's Technique in Thirteen Theses
I. The critic is the strategist in the literary
battle.
II. He who cannot take sides should keep silent.
III. The critic has nothing in common with the
interpreter of past cultural epochs.
IV. Criticism must talk the language of artists. For
the terms of the cenacle
are slogans. And only in slogans is the battle-cry heard.
V. "Objectivity" must always be sacrificed
to partisanship, if the cause fought for merits this.
VI. Criticism is a moral question. If Goethe misjudged
Holderlin and Kleist, Beethoven and Jean Paul, his morality and not his
artistic discernment was at fault.
VII. For the critic his colleagues are the higher
authority. Not the public. Still less posterity.
VIII. Posterity forgets or acclaims. Only the critic
judges in face of the author.
IX. Polemics mean to destroy a book in a few of its
sentences. The less it has been studies the better. Only he who can destroy can
criticize.
X. Genuine polemics approach a book as lovingly as a
cannibal spices a baby.
In
de hal van het ontwaakte huis, zijn de jonge indringers tot een besluit gekomen.
Maryam zal de deur openzwaaien en de jongens zullen met malende vuisten naar
buiten stormen. Iedereen zet zich schrap, de jongens zetten zich per twee, met
op kop Randy en Pieter-Jan en achteraan Benjamin en Willem.
Maryam
telt tot drie en maakt dan de deur bliksemsnel open. De jongens nemen hun
aanloop, maar vertragen ook weer meteen, zodat ze over elkaar struikelen. Voor
hun neus staat een klein oud mannetje met nog één grijze pluk haar, zo
gedrapeerd om zo veel mogelijk van zijn schedel te bedekken.
Ik
heb een levering voor Mevrouw Jenkins, zegt hij, terwijl hij een beetje in de
war gebracht, nog snel even het adres checkt. De postmeester houdt het pakje
onder zijn ene arm, in de hand van zijn andere arm heeft hij een briefje.
Mevrouw stond er op dat ik al zo vroeg zou komen, verontschuldigt hij zich.
Aan zijn grote ogen te zien, brandt hij van nieuwsgierigheid om te weten wie
deze rare snuiters zijn, maar de beleefdheid weerhoudt hem om verdere vragen te
stellen dan:
Is
mevrouw thuis? Ze zou even moeten tekenen.
De
jongens krabbelen overeind, Maryam acht het raadzaam om gewoon achter de deur
te blijven staan. Boelie is de eerste om te antwoorden.
Wij
zijn haar Auburische neven, zoals ze ons noemt. Ze heeft ons vast vermeld, we zijn, euhm,
nogal berucht. Sorry, hoor, maar we wilden neef Hendry een poets bakken. Die is
nu om een krant. Heeft tante niets over ons gezegd?
De
postbeambte herstelt wat van zijn verwarring. Nee, daar heeft ze, geloof ik
niets over gezegd
Dat
is nou vreemd, zegt Boelie, tante heeft ons in haar brieven verzekerd dat ze
zo uit keek naar onze komst dat ze het tegen iedereen uitschreeuwde.
O,
maar dat is leuk, zegt de beambte, inderdaad vreemd dat ze er niets van zei,
maar mevrouw zal het vast wel erg druk gehad hebben met de voorbereidingen voor
zo veel gasten. Blijven jullie lang?
Als
Boelie niet meteen antwoordt, meent de oude man dat hij een grens overschreden
heeft.
O,
neem mij niet kwalijk. Ik wilde helemaal niet zo nieuwsgierig zijn.
Boelie
haalt een vergevingsgezinde glimlach boven. Maryam en de rest van de jongens
vragen zich af hoe lang ze hier nog blijven plakken. Als het meisje vanuit het
huis voetstappen hoort, is ze het beu en komt ze naar buiten.
Haar
vriend weet hoe laat het is en zegt nog:
Nou,
beste man, wij moeten er weer eens vandoor. Als je moet wachten op tante om
flensjes te bakken voor ontbijt, ben je gezien. En haar huispersoneel heeft ze
te veel verwend, dat steekt geen poot uit. Doe haar mijn complimenten en geef
haar een flinke pets op dr lekkere kont.
Daarna
beent hij met grote passen weg, de rest volgt gauw. De postbeambte is zo
geschrokken dat hij naar lucht hapt. Als de dame des huizes in het deurgat
verschijnt, beginnen ze hard te lopen. Randy vindt het heerlijk en schatert het
uit.
Als
ze ver genoeg gekomen zijn, ploffen ze neer op een bankje in een klein park.
Dat
was fun, moeten we vaker doen, zegt Pieter-Jan hijgend. Die bende van Burly
zal het dan toch opgegeven hebben.
Als
Maryam wat bekomen is, vraagt ze: Heeft het dan nog zin dat we naar dat
Freemens Quarter trekken? Ik ben eerlijk gezegd, doodop, kunnen we niet gewoon
terug naar Beauregard? Ik verlang naar mijn bed.
Iedereen
is moe en gaat akkoord. In de straat waar ze zich bevinden, komt het leven
terug op gang. Rolluiken gaan omhoog, dienstmeisjes en knechten vertrekken om
boodschappen te doen. Een heer rijdt voorbij in een open koets en kijkt hen
onderzoekend aan.
Pieter-Jan
spreekt voor iedereen als hij zegt:
Misschien
krassen we nu beter op, we hebben dan wel niets gestolen, maar waarschijnlijk
krijg je toch wel problemen in een chique buurt als deze. Wat een contrast met
de wijk die er achter ligt, zeg.
Randy,
de criminoloog van het gezelschap, veronderstelt dat ze ook in New Burbon wel iets
kennen als huisvredebreuk.
Iedereen
staat op. Best eens een keer de weg naar het centrum vragen, zeker?, vraagt
Pieter-Jan. Van daaruit is de terugweg snel gevonden.
Rijden
hier geen taxis?, wil Maryam weten.
Wel
een paardentram, weet Nico, maar die doet enkel de hoofdstraat.
De
groep vindt vrij vlot de weg terug naar Beauregard, maar het is toch bijna
middag als ze door het hek slenteren, moe en met een reuzenhonger. Mobs laat
hen binnen, samen met Elke en Dieter, die ondertussen al aardig ongerust waren.
We
stonden eigenlijk net op het punt om jullie te komen zoeken.
Een
hele opluchting, zegt Boelie.
Mobs
laat een uitgebreid middagmaal bereiden en ondertussen krijgen de thuisblijvers
het hele avontuur te horen. Op een bepaald punt in hun relaas, vraagt Maryam:
Waar
is Frank eigenlijk? Weg voor zaken?
Elke
wuift haar vermoeden weg.
O,
nee, dit heeft zich opgesloten in zijn studeerkamer. Vanochtend heeft hij een
pakketje boeken ontvangen. Man, ik heb nooit iemand zo blij geweten met nieuwe
lectuur!
Dat
scenario klinkt Boelie bekend in de oren.
Ah,
de boekenbevoorrading via zijn pennenvriendin, ja daar vertelde hij mij al van.
De boekenwinkels hier zijn nogal slecht, bijna alle boeken worden gedrukt in
het Noorden, en het duurt soms maanden voor ze hier op de schappen verschijnen.
Geen geringe frustratie voor een veellezer als Frank.
Als
de nachtbrakers hun verhaal gedaan hebben, zijn Elke en Dieter stevig onder de
indruk. Dieter heeft echt spijt dat hij dit allemaal moeten missen heeft.
Ja,
sorry, we wilden jullie niet wakker maken, zegt Willem.
Hebben
jullie die mysterieuze redder, die Harlem nog teruggezien?, vraagt Elke,
hoewel ze het antwoord op die vraag ook zo wel kent.
Nee,
zegt Maryam. en misschien maar goed ook. Ik heb geen zin in nog meer van die
belevenissen.
Pieter-Jan
vouwt zijn handen achter zijn hoofd en laat zich onderuit zaken.
Mwa,
ik weet zo niet. Als ik straks wat geslapen heb, wil ik deze avond wel eens een
kijkje gaan nemen in die Sordid Haven. Lijkt mij wel een intrigerende naam voor
een bar
Je
doet maar, zegt Maryam, maar dan toch zonder mij.
Het
gezelschap kan bijna de ogen niet meer open houden. Ze schuiven van tafel en
gaan op zoek naar hun bed. Elke en Dieter trekken naar de stal, deels gerustgesteld,
deels beteuterd, omdat ze er niet bij waren.
Op
de trap vraagt Boelie aan Maryam: Gaan we echt al meteen slapen?
Het
meisje had blijkbaar inderdaad wel plannen in die richting.
Boelie,
je bent stout.
Met
lome passen gaat het hoger. Net als ze bovenaan de trap zijn gekomen, horen ze
luid een deur dichtslaan. Frank verschijnt en komt aangedreven als een
donderwolk.
Die
ziet er bepaald niet happy uit, zegt Pieter-Jan.
Zonder
te groeten, loopt de gastheer hen voorbij, en stormt hij de trap af.
Hoe
durft die kwezel! Het lef! En dat heeft nog nooit één voet op een plantage
gezet. Zon vunzige laster. Ze schept er vast nog een pervers genoegen in om
zon vieze leugens op papier te zetten.
Pieter-Jan
vindt de situatie wel komisch.
Romannetjes
lezen kan ernstige gevolgen hebben. Denk je dat mijnheer Frank op een stout
seksboekje gestoten is dat de seksuele revolutie dreigt in te luiden, hier in
New Burbon?
Geen
idee, we horen het vanavond wel, zegt Maryam met een geeuw. Zonder nog verder
te talmen duikt ze haar slaapkamer in. De rest volgt haar voorbeeld.
In
de slaapkamer spoelt Maryam nog snel haar mond. Tandpasta kennen ze hier
duidelijk nog niet.
Boelie
laat mondhygiëne de strijd verliezen van de wil tot slapen, en kruipt al in bed.
Als hij de lakens openslaat, vindt hij iets op zijn hoofdkussen, geen muntjes
zoals in een hotel, maar een kleine enveloppe. Daarin steekt een briefje,
waarop staat te lezen:
Buckner
krijgt betaald om jullie in huis te nemen
De eerste twee paginas van de dag mogen nog met haken en
ogen aan elkaar hangen
Ik zit in de bibliotheek, al enkele dagen gebombardeerd tot
mijn vaste werkplek. Langzaam kom ik terug in mijn oude, getrouwe ritme. Dat
wil zeggen: ik heb nauwelijks slaap nodig, ik schrik s morgens automatisch
wakker en ga voor een ochtendjog door het park. Finish or faint als mantra in
mijn hoofd bij elk extra rondje. De rituelen van de strever voelen beter aan
dan de doelloosheid van de niksnut, de endorfines na de run, voelen prettiger
dan het tintelen van de onderbuik van de nachtbraker waar het vet zich
opstapelt. De heerschappij van het vet die zich uitbreidt, is een voelbaar,
branderig gegeven. Liever de verzuurde benen van de roadrunner.
Uitzicht op het zuidpark, waar ik nu niet zit, het weer is
er niet naar. De kleine insectjes, de frisbees, de hijgende honden, lawaaierige
koters, voetballen als asteroïden, een nakende zonneslag, voorbijgangers die om
vuur vragen (als je de face hebt van een Bulgaar, een zigeuner of een Hongaar,
heb je ook meteen de face van een roker) lawaai van autos, de ongemakkelijke houding
in het prikkende gras, de grillen van een micro-klimaat, geurtjes van een
ondergedoken drol, het zijn allemaal dingen die mij vandaag niet begeleiden bij
de schrijf/onderzoeksarbeid. Als de zon doorbreekt, verhuis ik spoorslags naar
buiten.
Zin om ersatzgesprekken te schrijven, voor alle dialogen met
vrienden die ik mis, omdat ik hier zit, als schrijverkluizenaar tussen de boeken,
mijn oudste maatjes. De sterke overweging om mijn gsm uit te zetten tot 22u,
zodat ik een easy target ben voor de fictiespellers in mijn brein en me
volledig kan laten roven door verhalen. Alles wat ik schrijf, zit nu al in
mijn, ik heb enkel tijd en concentratie (lees: roes)nodig om het er allemaal uit te laten rollen.
Aan schrijven is weinig gelegen, het komt op automatische piloot, alleen moet
de baan recht en vrij zijn om over te schakelen, zodat ze je niet crasht in de
bochten.
Iemand vraagt mij of Arnon soms al een antwoord stuurde. Ik
zeg Nee, die man heeft natuurlijk wel iets beters te doen dan de concurrentie
te helpen. De persoon vraagt verder. Ik snap het niet. Vanwaar al die
interesse. Komt het antwoord: Ik kijk uit naar je definitieve doorbraak.
That makes two of us.
Een blik op het grijze weer en ik denk aan mijn neef. Zondag
voor het eerst gezien in pakweg acht jaar. Die begon ook over het weer. En dat
hij op zijn werk elke dag een pak ijsjes opat. En met een pak, bedoelde hij een
collie, dus niet 1 pak maar meerdere pakken. Hij zei mij niets over de methadon
die hij nog elke dag moet drinken, de gesprekken met psychologen. Geen woordje
uitleg over de lijdensweg van de junk. Wat hebben mensen toch met het weer? Ik
hoor liever alle vettige geheimen die ieder van ons zeker wel heeft, dan hoe
het weer er uit ziet. Ik heb ook ogen in mijn kop en ik lees nog steeds niet
aan een tempo dat voortijdige blindheid veroorzaakt.
Dag William, ik heb je acht jaar niet gezien, wist je dat
ik nu elke dag methadon drink, omdat ik anders steel van mijn ouders? Omdat ik
anders niet aard in deze wereld, omdat ik ervan kots van deze wereld?
Nee, hoor. Slok, slokkie, hier met die metadon, zeg, lekker
weertje hé, vandaag, hoe het gaat? Goed, op het gemakje hé, maar nu moet ik er
weer eens vandoor.
(wat is er ooit goed aan op
het gemakje??)
Tot over acht jaar, schat ik, benieuwd welk weerstype er dan
heerst. We hebben er niet eens een weddenschap aan verbonden. Onder de 15°C
moet jij mij het verzameld werk van Pessoa, en boven de 15°C moet ik jou een
kilo weed, of had je liever de nieuwste Playstation, dat helpt ook. Ben ik
beter, omdat ik Pessoa ken en hij liever een racespel speelt op een console, om
te bekomen van een zware dag ijsjes likken op het werk? Beter is een vuil
woord.
Dank je, neef, onder invloed heb je mij beïnvloedt als geen
vijf schrijfcursussen ooit hadden gekund.
Mijn boeken worden realistischer, mijn personages klagen al
eens over het weer.
In
het huis waar de jongeren zijn binnengeslopen, blijft ook niet alles rustig. Ze
riskeren om vast te zitten tussen twee fronten. Willem kijkt schichtig achterom
en zegt:
Horen
jullie dat ook? De vrouw en heer des huizes ontwaken, geloof ik. Hun
voetstappen op de trap weergalmen als een echo
Wat
ik me eigenlijk afvraag, is waar die slaven van het portiek eigenlijk logeren.
We zijn geen slavenkwartieren gepasseerd, mijmert Randy.
Nico
berispt hem.
Niet
aan de orde, man, niet aan de orde.
Boelie
is voor ingrijpende maatregelen.
Gaan
we hier nu bang staan blijven wachten op betrapping? Ofwel rushen we nu naar
buiten, all-out attack, guns blazing, ofwel lopen we naar achter en leggen we
de situatie uit.
Willem
is -het kan haast niet anders- tegen.
Ja,
leg die familie maar eens uit wat wij hier doen. Alsof ze ons niet voor
inbrekers zullen aanzien
Even
is het stil en wacht de groep bang af. Enkel Willem kan niet zwijgen.
Ik
voel mij een beetje als het hoofdpersonage in the tell-tale heart van Poe
Na
een minuutje bang afwachten, schrikken ze allemaal op van een schel geluid. Met
grote ogen staren ze elkaar aan.
Op
Beauregard zit Frank Bolivar Buckner alleen, maar naar eigen zeggen, niet
eenzaam aan de ontbijttafel. Vandaag is hij extra vroeg op, want hij zit al
weken op hete kolen. De postmeester had hem verzekerd: Op een verzending van
meer dan 15 kilo, moet je minstens acht dagen wachten. Natuurlijk, vanuit
Burston komen die pakjes per schip, dus dan is er geen vertraging.
Acht
dagen dus, dat wil zeggen dat vandaag de grote dag is. Al drie dagen heeft hij
Ewan, de loopjongen van de post een halve obloon beloofd als hij de bestelling
meteen bij aankomst op het postkantoor inlaadt en met de hondenkar bezorgt te
Beauregard.
Vijftien
kilo, mijmert Frank terwijl hij zijn derde gekookte eitje van die ochtend
uitlepelt. Mary stuurt minstens wel vijfentwintig kilo!
Frank
eet om zijn ongeduld te vergeten, pas als hij van tafel komt en zijn zware maag
voelt, beseft hij hoeveel eten hij verwerkt heeft. Om die lading te verteren,
gaat hij rondjes stappen in de tuin.
Roep
mij van zodra er iemand belt
Het
personeel snapt niet waar al dat ongeduld goed voor was. Het driemaandelijkse
postpak uit het Noorden kan hen echt geen moer schelen. Maar de meester fleurde
er van op als van niets anders, alsof hij pas terug vrij kon ademen als hij het
nieuwe pakket verslonden had.
Als
de zon pas een uur op is, heeft Frank al een heus ijsbeerparcours getrokken
door de tuin. Elke en Dieter zijn nu ook uit de veren en komen hem op blote voeten
gedag zeggen, alvorens ze binnen op hun beurt aan de ontbijttafel schuiven. Een
vrouw die overal op blote voeten ronddartelt, vindt Frank maar niets.
Gelukkig
is ze Auburisch, anders had ik er toch echt iets van gezegd. Hoog tijd dat ik
mijn gasten wat etiquette bij breng. Maar goed, ze komen mij tenminste groeten
voor ze aan het brassen slaan.
Brassen
is een verkeerd woord, en dat weet Frank ook zelf. Zijn ongeduld maakt hem
echter een beetje knorrig. Uiteindelijk valt zijn blik op de rozenstruiken
achter in de tuin en die bevallen hem allerminst. Net als hij de tuiniers er
bij wil roepen om ze een standje te geven, verschijnt Mobs, het hoofd van het
huispersoneel, met aan zijn zijde een rosse knaap, die nerveus heen en weer
wiebelt. De broodmagere knaap heeft het langverwachte pak stevig in zijn beide pezige
en vooral sproeterige armen geklemd.
Frank
komt toegesneld, neemt het pak over en scheurt het open als een hongerige wolf.
Mobs,
neem die beste jongen mee naar de keuken en schenk hem zoveel frambozensap of
citroenlimonade uit als hij op kan.
Ewan
heeft dorst, veel dorst, maar als hij Mobs volgt naar de keuken, is hij toch
niet op zijn gemak. Vruchtensap allemaal goed en wel, en er kan vast ook wel
een koekje af, maar hij zal pas een gerust hart hebben als die hij die halve
obloon veilig op zak heeft. Als mijnheer Buckner het nou maar niet vergeten is.
Hoe herinner je een heer aan een belofte zonder over te komen als een brutale
boerenpummel? Zelf mag hij niet vergeten om enkele koekjes weg te grissen voor
zijn sneeuwwitte hond, Traveller, die nu trouw op hem wacht bij het hek.
Frank
is dolblij met zijn nieuwe voorraad. Maar zo blij als hij nu is, zon vreselijk
donderhumeur heeft hij vanavond al.
En
dat heeft alles te maken met het eerste item dat hij uit de doos tilt.