Foto
Follow your bliss
De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot
What we think we become
28-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.een engeltje perverteren

Op kot maak ik nader kennis met één van mijn huisgenotes. Het meisje in kwestie heet Laura.

 

Laura is lief. Laura is klein. Blond. Meisjesachtig verzorgend. Vrolijk. Gekleed in opwekkende kleuren, vooral gelige tinten. Een aangeboren gebronsde teint. Korte, stevige ronde dijen, met een hooguitstekende kont als van een zwarte sprintster, soms in een jeansrok, soms in witte katoenen broeken. Altijd moordend. Laura is een brave meid. Zacht en fris als een pas opgemaakt bed. Een fijn engeltje, een seksengeltje. Op voorwaarde dat men zich niet veeleisend opstelt.

 

Als ik nu ’s avonds niet bij Cybil ben, hang ik bij haar uit. Ze kookt voor mij, we lachen vaak, samen, tegelijkertijd, om dezelfde grap, niet elk om beurt. Ze stimuleert mijn levenslust. Na het eten, eten onze lichamen van elkaar. Ik word reuze geil van haar, ondanks haar conservatieve voorkeuren, haar preutse restricties.

 

Of misschien wel juist daarom, omdat wat niet mag, opwindt. De grens van het toelaatbare aftasten maakt hitsig. Pijpen doet ze zelden, penetratie kan alleen met condoom, beffen kan als je aandringt en dan vindt ze het wel lekker, anaal moet je zelfs niet insinueren, valt me zwaar van d’r tegen.

 

Blijven slapen heeft ze liever niet. Ze raakt niet in slaap als er iemand in haar gezicht ademt. Stoort mij allerminst, als ze slaapt, kan ik rustig op wandel. Ze heeft geen speciale nood aan knuffels, al helemaal niet in het openbaar. Komt mooi uit, die enkele keren dat ik zo gek ben om samen met haar naar de winkel te gaan.

 

 Wel houdt ze er van zij aan zij te leunen, als we samen een boek lezen, als we samen foto’s kijken. Alle vrouwen houden van foto’s. Mijn hand houdt ze ook graag vast, dan streelt ze mijn vingertoppen, ze sopt deze niet in haar mond, maar, och, daar hebben we anderen voor.

 

Neuken met haar is lekker. Niet dat het háár verdienste is. Ik bedoel, het woord neuken alleen al vindt ze afschuwelijk. Afschuwelijk is één van haar vaakst gebruikte woorden. Afschuwelijk en verschrikkelijk. Alles is afschuwelijk en verschrikkelijk. O, en erg. Alles is erg. Wachten in de rij is erg. Een prof die vijf minuten te laat komt is verschrikkelijk. Een kassierster die een nummer fout intikt, is afschuwelijk. Alles is afschuwelijk. Goed, dat ik Laura graag bespring, heeft dus weinig van doen met de persoon Laura.

 

 Haar medewerking beperkt zich tot liggen en spreiden, soms ook zitten en komen. Ja, klaarkomen doet ze wel. Dat noem ik een groot pluspunt. De frequentie van haar orgasmen maakt zelfs genegenheid in me los. Ze steelt mijn ego door klaar te komen. Met kleine, korte gilletjes komt ze klaar. Anders is ze heel stil. Ik weet dat ze niet faket, want ze kan überhaupt niet liegen.

 

Laura is een heel proper meisje, zowel van lichaam als van ziel. Het heeft geen zin haar verder te perverteren. Laura heeft geen kinky geheime wensen. Laura heeft geen geheimen. Al vast geen enkel waar mijn hartslag sneller gaat van slaan. Mijn hartslag kan werkelijk goed overweg met andermans geheimen. Met die van mezelf iets minder.

 

Trouwens, ze kookt best aardig. Ze lacht lief. Ze heeft enige waarde als gesprekspartner en belangrijk: ze is zich van geen kwaad bewust. Cybil komt zelden of nooit naar mijn kot, want Hare majesteit Cybil trekt haar neus op voor mijn vervallen onderkomen. De kans dat Laura en Cybil met elkaar in contact komen is bijzonders klein.

 

Vandaag zie ik Cybil niet, ik blijf liever binnen, ik ga niet uit. Niemand heeft me wat gevraagd en overdag heb ik uitzonderlijk eens gestudeerd. Ik studeer talen. De enige kennis die quasi van zelf komt bij mij.

 

Om 19u kom ik binnengewaaid bij mijn kokette kotgenote. Ik heb haar ‘ma Parisienne’ gedoopt, naar dat befaamde fresco van een verfijnde jongedame op Kreta. Doen alsof je enige culturele verfijning hebt, verhoogt je aantrekkingskracht bij intelligente vrouwen. Ma Parisienne is aan het kokkerellen, druk in de weer met elektrische vuurtjes. Spinazie met rijst, viskroketten, fruitsla als toemaatje.

 

Ik bekijk aandachtig de in stukjes gehakte vruchten. Je hebt er waar ik frambozen op plet om vervolgens de frambozenmoes langzaam af te likken. Op Laura plet ik niks. Laura is er in geslaagd haar maagdelijkheid te verliezen –niet eens aan mij!- en haar deugdelijkheid te bewaren. Ze roert in haar potten, ik plof op bed, probeer mij Laura voor te stellen bij haar eerste keer. Het lukt niet. We hebben het er nooit over gehad. Niet echt. Laura doet aan seks in zoverre ze achteraf kan doen alsof er niks gebeurd is.

 

Ik staar haar aan. Een andere vrouw zou vragen waar ik zo naar zit kijken. Niet Laura. Ze imiteert een huisvrouw en roept gespeeld ‘ aan tafel!’.

Ze steekt een kaars aan. Van kaarsen houdt ze. Dat weer wel. De radio speelt. Een jongerenzender. Ze schept mij op. Ik glimlach. Ik wacht tot zij begint te eten. Nooit eet ik vóór haar. Nee, ze beseft dit niet. Ik mag dan wel zo promiscue zijn als een bonobo of weet ik wat, ik behandel haar altijd netjes.

 

Ze eet traag en elegant. Heel nauwlettend, maakt helemaal nooit een vlekje. Mensen eten zoals ze neuken. Ik schrok. Met smaak.

 

Terwijl ze eet, vertelt ze mij over haar dag, welke lessen ze gehad heeft, waar ze om gelachen –ik vervang door: onnozel gegiecheld - heeft. Ik knik, stel vragen om mijn aandacht te bewijzen, bied aan om samen de vaat te doen. Ik voel het stuwen in mijn ballen als ik denk aan hoe ik haar straks penetreer. Wat ruikt ze vandaag waanzinnig lekker.

 

Ik droog af, zij schrobt. Ze vraagt naar mijn dag. Ik vind mijn dag uit. Ze lacht. Schattig toch? Ik vertel hoe ik vandaag twee straten lang achtervolgd ben door een dolle hond, die ik alleen dan heb afgeschud toen de hond in kwestie in onzachte aanvaring kwam met een fietser. Liegen: de basis van elke gezonde relatie.

 

Terwijl ze de vaat wegzet - alles heeft een vaste plaats - word ik mij bewust van haar kledij. Geen schoenen, maar pluchen sloffen in de vorm van puppies. Meisjesachtig, totaal, zei ik het niet? Daar boven een nauwsluitende rok, stof onbekend –ben ik soms een couturier?-, hoger een goudgele bloes, nog hoger, om haar hals, zit een sjaal, ook binnenskamers, ook als ze de vaat doet. Slechts voor seks gaat die uit en dat is een heel proces. Niks heeft een motief, alles is één kleur, enkel de pluchen voetwarmers hebben gezichtjes.

 

 Ik geef als een automaat borden door, zij zingt mee met de zangeres op de radio. Het stoort mij niet en dat verbaast me. Als de afwas eindelijk opnieuw verdwenen is in de kasten, het aanrecht blinkt en de vaatdoek als een afdakje gedrapeerd is rond de kraan, kunnen we overgaan tot wat anders, denk ik zo.

 

Ik ga achter haar staan en kus haar in haar hals. Gevloek in mijn hoofd als ze kirrend ‘dat kietelt’ uitproest. Dan sluit ik haar borsten maar in de palmen van mijn handen. Dat lukt net. Ik aai traag, van de onderkant van de tepel richting haar oksel en weer terug, ik kneed zacht de kern van haar boezem. ‘Er heeft iemand zin’, krijg ik te horen. Kindje, ik heb altijd zin.

 

Waarom kom ik anders eten? Om te eten? Malle meid. Wat mij betreft, hebben we een fijne deal. Ik hou jou gezelschap, wanneer je daar zin in hebt, en jij geeft me toegang tot je lichaam, wanneer ik daar zin in heb. Begrijp mij niet verkeerd, ik zal heus niet aandringen als je eens werkelijk geen zin hebt. Of als je menstrueert en jij jezelf te vies voelt. Mij maakt dat beetje bloed niet uit. Jou wel. Jij walgt van die stroperige, rode substantie. Het is niet het soort bloed dat uit een snijwonde gutst. Nee, ik heb het over een dikke geleiachtige brei die met mondjesmaat je poes verlaat.

 

Laura gebruikt niet het woord poes als ze het over haar vrouwelijke driehoek heeft. Eigenlijk heeft ze er geen benaming voor, geen koosnaampje, niets. Alsof dat deel van haar lichaam niet bestaat. Laura is er zo eentje die zich schaamt voor wat de natuur haar schonk. Zonde.

 

Ik zou haar graag helpen. Echt, ik ben meer dan bereid om haar te leren houden van haar lichaam. Haar de schoonheidsbeleving mee te geven die ik ervaar als ik haar vlekkenloze huid zie, de volheid van haar dijen, haar ondeugend bolle achterwerk. Helaas, het mag niet zijn.

Spreken over seksualiteit kan niet met Laura. Ze klapt meteen dicht, ze sluit zich af. Seksualiteit is iets dat ze hooguit laat gebeuren. Die complexe handeling zwijgt ze liever dood. Ze is te bang. Straks ontdekt ze nog dat ze het lekker vindt. Waarom zou mijn ding anders twee tot drie keer per week in haar ding glijden? Om de weg vrij te houden?

 

Ik trek haar naar me toe, draai haar gezicht naar het mijne. Zacht druk ik mijn lippen op haar ontspannen mond. Als ze nu een bepaald kort klankje uitstoot, iets erg korts, in geen geval een bestaand woord, meer een soort gezoem dat uit haar keel opstijgt, dan weet ik het. Dan heeft ze geen zin. Het keelgeluidje zegt: ‘Leuk dat je mij in je armen sluit, maar laat ons het daar bij houden vanavond.’

 

Mijn buik trekt samen. Ik spits mijn oren. Als het nu niet komt, dan zal het ook niet komen. Het moment van de waarheid breekt aan, als ik over haar kruis streel, over haar kleren heen. Als haar wangen nu rood aanlopen, zit ik gebeiteld. Ik speur haar gelaat af naar de eerste tekenen van seksblos. Vandaag is geen verloren avond. In haar ogen komt die blik bovengedreven die zegt: ‘Best, laat maar komen.’ De opluchting is groot. Ik ben haar dankbaar. De zeurende pijn in mijn onderbuik krijgt straks verlichting.

 

 Ik til haar op en leg haar zachtjes op bed. Ze schopt zelf haar pluchen puppies uit. Ik ben niet de enige hier die zin heeft. De rok laat ze aan mij over. Plagend traag koppel ik hem los. Die gordel om haar taille zit er enkel voor de show. De rok dwarrelt op de vloer. Tijdens seks, op zich al een ordeverstoring in haar optiek, lap ik gelijk ook alle andere netheidregels aan mijn laars. De beurt is aan de bloes. Ik draai haar teder-dwingend op haar buik. Er zit een rits aan de achterkant. De sjaal trek ik als laatste los. Ik laat hem spelen rond haar nek. Vervolgens laat ik hem langs haar buik, langs haar dijen glijden. Daarna deponeer ik hem bij de rok en de bloes. Haar ondergoed kan nog even wachten.

 

 Mijn vader drukte mij als kleine jongen, toen hij mij nog iets wilde inprenten,  vaak genoeg op het hart: ‘Een vrouw is als een gitaar; je moet haar eerst stemmen.’ Ik wil maar zeggen: ik wil de pret niet bederven door overhaasting. Traag streel ik haar hele lichaam. Met bijzondere aandacht voor haar wangen. Heel wat vrouwen vinden het bijzonder opwindend als je hen streelt over hun gezicht. Daar is Laura geen uitzondering op.

 

 Ze komt op temperatuur, want ze blaast uit. Een deel van de hitte die zich nu ongedurig nestelt in haar binnenste, moet ze uitstoten. Ze raakt al aardig opgespannen, maar ik wil het vuur wat verder oppoken. Laat mijn natuur zich uiten als haar genot. Ik aai zacht over haar ondergoed. Met mijn hand duw ik ritmisch tegen haar geslacht. Ik plaats me over haar heen. Mijn handen plaats ik aan weerszijden van haar hoofd. Een knie glipt tussen haar dijen en neemt het over van mijn hand. Zij kreunt. Ik lach. Haar ogen draaien weg. Ze kronkelt onder mij. Zelfs Laura kan zo opgewonden raken dat ze uit eigen beweging mijn broek open gespt. Ik schrik me een hoedje, als ze mijn broek ook afstroopt en met haar vingers op verkenning gaat in mijn slip. Zou ze het leren?

 

De opwarming kan ik nu staken. Tot zover gaat ie goed. Het ondergoed mag uit. Als ik haar BH verwijderd heb, trek ik zelf mijn kleren uit. Het tempo mag lichtjes opgedreven worden. Haar slip vormt de laatste barrière. Het is een wit stofje, versierd met kleine hartjes. Voor mij stijgt de spanning ten top. Ik kan haar bloedgeil maken, maar kan ik haar ook bevredigen?

De katoenen slip raakt de grond. Voorzichtig glijd ik in haar. Stukje voor stukje gaat hij er in. Als we volledig in elkaar geklikt zijn, wacht ik. Gewoon wachten. Ik tel tot tachtig. Haar vagina sluit zich om mij heen. Voor Laura lijkt het net of mijn lid zwelt. Eens ze zich gevuld voelt, kan het aloude spel van in en uit en in en uit beginnen. Ontstoppingswerkzaamheden.

 

Alleen, het hoeft niet zo nodig. Ik kan ook draaibewegingen maken. Daar heeft een vrouw heel wat meer aan. Ik let op en observeer haar mond, haar ogen en haar blos. Alle kleine signalen wil ik gezien hebben. Ik ben één grote voelspriet. Alle middelen zet ik in om te peilen naar haar genot. Vrouwen sturen niet graag woordelijk bij. Liever laten ze een man aanmodderen. Een enkele keer pakken ze je hand om die naar de juiste plek te leiden. Daarbij oefenen ze een absoluut minimum aan druk uit. Als er geen woorden komen, moet je het van non-verbale communicatie hebben. Ik kijk en merk dat ze ongemakkelijk ligt. Daarom schuif ik het kussen steviger onder haar hals. Ze nadert zo ongeveer het hoogtepunt.

 

Ik houd op met steunen en beweeg me dichter naar haar toe. Mijn handen wurmen zich onder haar rug. Ik ga op haar liggen. Inniger kunnen we niet verbonden zijn. Als ik het goed heb, is ze nu behoorlijk van de wereld. Op dit punt hoop ik dat de ontlading niet lang meer op zich laat wachten. Ik weiger koppig vóór haar klaar te komen. Dat is een domper op de feestvreugde, zowel voor mij als voor haar. Gelukkig zijn daar al gauw de juiste tekenen.

 

Ze graait met haar handen in het vel van mijn rug. Ik voel haar fijne vingers over mijn ruggengraat dwalen. Schattig. Tot op dit moment is ze betrekkelijk stil geweest. Maar dan laat ze een langgerekte kreet van bevrijding ontsnappen. Ik krijg mijn beloning. Haar genot nestelt zich ook in mij. De aanblik van een vrouw in vol orgasme is te mooi. Ze kijkt mij aan, een bewijs van erkentelijkheid, een onuitgesproken bedankje? Wie zal het zeggen? Ik mag nu.

 

Het ritme versnelt. Mijn opwinding neemt even gevoelig af. Ik besef dat we iets vergeten zijn. Ik gok dat zij er niet bij stil staat, maar deze keer hebben we geen condoom gebruikt. Mag ik dat zien als een mijlpaal in onze vertrouwensband? Of is het gewoon nalatigheid? Ik ben nog niet klaargekomen. Voorlopig zijn we safe. Er kan enkel een beetje voorvocht in haar gedruppeld zijn. Trouwens, safe zijn we altijd. Ik weet vrijwel zeker dat ik geen venerische ziektes heb. Dus zeg ik lekker niks. Straks staat ze voor een voldongen feit.

 

Misschien kunnen we dat gedoe met condooms dan helemaal achter ons laten. Goed, tijd om mij te concentreren. Ik kom wild schokkend klaar. Eerlijk gezegd, zijn die schokken bedoeld voor haar. Ik kan het ook zonder. Aan mij zie je moeilijk of ik geniet of niet. Om haar te plezieren, doe ik er graag een schepje bovenop. Het resultaat is er. Ze is tevreden.

 

Wellicht merkt ze straks dat sperma niet lang in een vrouw blijft. Het stroomt er vrijwel meteen terug uit. Als ze straks foetert, omdat we rubberen protectie vergeten zijn, zal ik uit de lucht vallen. Voorlopig geen vrees. Onze geslachten vormen nog mooi één geheel. Ik kus haar op haar voorhoofd, op beide wangen, op haar neus en op haar mond. Onze lippen blijven even aan elkaar plakken. Dat noem ik een geslaagde kus. Ik strijk door haar haren. Er plakken er enkele op haar zweterige huid. Ze gloeit. Ik kijk haar vertederd aan en zeg: ‘Dat was, euh, aangenaam.’ Om mijn understatement goed te verduidelijken, rol ik met mijn ogen en adem ik zwaar.

 

 Ze lacht en ze neuriet instemmend. Heb ik nou parels voor de zwijnen gegooid? Waarom zegt ze niet dat ik de meest attente, meest passionele, meest bedreven minnaar ben? Jezus, ik moet dringend dat ego van me een beetje intomen. Dat gaat fout anders. Ik geef haar een stevige knuffel en rol kussend van haar af. Altijd het horizontale protocol eren.

 

 Terwijl ik haar hand vast blijf houden, vertelt ze mij over haar kindertijd. Over zomervakanties die ze doorbracht op de boerderij van haar oom. Als ze nou zou zeggen dat die oom zijn poten niet kon thuis houden. Dan zou ik haar geremdheid kunnen plaatsen. Niets van dat. Op de boerderij had ze het helemaal naar haar zin.

 

 Als ze stilvalt, staart ze gelukzalig voor zich uit. In haar dagdroom loopt ze weer als een klein meisje achter kippen aan. Ze plaagt de gemene hond die gelukkig aan de ketting ligt. Van tijd tot tijd gaat ze mee de koeien melken. Zulke verhaaltjes zijn alleen leuk om horen als je juist geloosd hebt in de vertelster. Ze zijn ook te genieten als je weet dat er daarna gegarandeerd seks volgt. In alle andere gevallen, word ik er driftig van.

 

Als ze uitverteld is, bol ik mijn kleren samen en zoek ik mijn eigen kamer op. Het is maandagavond. Vandaag valt er verder niets te scoren. Ik zou nog gauw naar Cybil kunnen lopen om haar te kussen met Laura’s smaak nog brandend op mijn lippen. Maar als ik voor cynisch ga, wil ik het meteen goed doen en mijn lief tongzoenen met het kutvocht van een ander glinsterend om mijn mond. 


(extract uit 'Zaaien')

28-04-2009 om 19:30 geschreven door Tederdraads  


27-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nachtelijke ontmoeting met een mannenverkrachtster

Het is drie uur voor zonsopgang en ik ga nog een ommetje doen in het park. Zogezegd om een frisse neus te halen, maar eigenlijk wil ik aan mezelf bewijzen dat ik wél dapper ben, want het is ’s nachts gevaarlijk in het park.

Stadslegenden en andere onzin ten spijt is het volstrekt kalm in dat gevaarlijke park Groene oase, thuis van verkrachters, schandknapen, dieven en drugsverslaafde allochtonen als je de verhalen mag geloven. Allemaal niks van aan.

Maar wanneer ik onverwacht dan toch geritsel in de struiken hoor, ga ik er vanuit dat het een vette bankier is die zich laat afzuigen door een schoolverlater die thuis klop kreeg van een tirannieke vader. Of misschien wordt daar wel een vrouw verkracht? Dan moet ik als held natuurlijk ingrijpen. Twee reddingsacties op één avond. Voor een held is dat een makkie.

Als scenario 1 van toepassing is, zweer ik bij mezelf dat ik die bankier in zijn planetoïde-reet schop en bij scenario 2 begraaf ik die verkrachter levend in hondenpoep. Rijkelijk voorradig in een stadspark.

Ik spring in vol ornaat tevoorschijn van tussen de bomen en in mijn hoofd dondert de stem van die instructeur uit de film ‘Full Metal Jacket’. ‘SHOW ME YOUR WAR-FACE!!!’

‘WRAAAAAH’, schreeuw ik en ik maak me klaar om mijn kneukels te breken op de onderkaak van levend menselijk afval.

‘Nou, kijk eens aan, wie we daar hebben! Zo laat nog op pad? Heeft de melk met honing geen effect gehad? Wil mama geen verhaaltje voorlezen?’

Ik moet nog even wennen aan het donker, maar ik herken de stem al. Het is de verkrachtster.

‘Ik zie dat je druk in de weer bent.’, zeg ik spottend.

‘Uhu. Valt wel mee.’

Op de grond voor mij ligt een man van middelbare leeftijd. Armen en benen wijd gespannen en vastgebonden aan vier palen in de grond. In zijn mond zit een opgerold maandverband. Zijn ogen doen mij denken aan foto’s van Joden of zigeuners die weten dat ze straks een nekschot krijgen. Of dat straks iemand hun borstkas openbreekt en hen bij volle bewustzijn ontdoet van hun hart. Ik krijg opgewonden rillingen over mijn rug bij de gedachte. Ik weet dat het verkeerd is, maar de enige reden waarom ik niet zou genieten van zo’n martelpret is, omdat ik bang ben voor karmische repercussies. De wereld heeft geluk dat ik niet twintig centimeter groter ben, blond met blauwe ogen.

Ik heb zin om met een freaky blik te zeggen dat ik in een vorig leven Mengele was. Maar wie weet, misschien leeft die vent nog en snijdt hij Argentijnse tweelingen open of straatkindjes in Calcutta. Een voortvluchtige Nazi met een beetje verstand in zijn kop, zit nu allang niet meer in Zuid-Amerika.

Ik sta met mijn handen in mijn zakken en ik let al niet meer op de scène aan mijn voeten. Ik zucht diep en ik vraag mij af waarom mijn tijdperk zo saai is. Mijn gedachten gaan uit naar Hitler en de rest van de massa’s, hoe die uitzinnig van vreugde de komst van oorlog toejuichten in ’14. Ik snap het helemaal.

‘Zeg, ga je daar een beetje depri staan lummelen? Zo kan ik mij niet concentreren, hoor.’

Ik kijk het moordwijf, waarvan ik de naam niet wil weten, uit angst dat die hard zal tegenvallen, hulpeloos en verloren in de ogen.

‘Ja, zeg, what a rotten party-pooper jij bent. Ga dan tenminste zitten, ik kan er niet tegen om met iemand te spreken die zijn gezicht niet op de zelfde hoogte van het mijne heeft.’

Ik doe zoals ze vraagt en zij berijdt verder haar slachtoffer. Ze heeft al haar kleren nog aan, maar haar rok is helemaal tot haar middel omhoog gekropen.

‘Ben je al lang bezig?’, vraag ik terwijl ik mijn benen moeizaam in kleermakerszit trek.

‘Een kwartier of zo. Niet weer beginnen met je Gestapovragen, ja?’

Ze vloekt luid.                                                     

‘Wat?’

‘Die vent zijn flutlul floept voortdurend uit mijn Yoni. Lach niet! Als ik mijn kut Yoni wil noemen dan doe ik dat toch? Alsof jij geen naam hebt voor je piemeltje.’

‘Wel, om eerlijk te zijn...’

‘Lieg niet. Gadverdamme, floept ie er wéér uit.’

‘Misschien is hij al klaargekomen, dan verslapt zijn lul sowieso.’

‘Klaargekomen?’

Ze trekt bruut aan de man zijn oren, net of ze wil die er met alle geweld afrukken en gromt afgemeten tussen haar tanden: ‘Ben jij klaargekomen?’

‘Zo geef je hem nog flaporen in ware Dumbo-stijl.’

‘Jij houdt je muil.’

Ze duikt met haar gezicht tot vlak bij haar slachtoffer. ‘Ben jij klaargekomen, smeerlap?’

De man antwoordt niet, maar snikt, bang en vernederd. Ze laat een straal speeksel op zijn voorhoofd druppelen en graait met één hand naast zich. Ik hoor iets rinkelen en dan zie ik hoe ze hoog haar arm heft en met volle kracht haar sleutelbos laat neerkomen op haar slachtoffer. Ze slaat om te raken, er is niet de minste beheersing in haar beweging. Er valt een aardige hap vlees uit de wang van de man. Langs zijn neus lopen twee kleine stroompjes traanvocht.

Ze draait rondjes, net of ze buikdanst, maar dan zittend, dus ik vraag:

‘Kun jij buikdansen?’

‘Wat zei ik nou net van die vragen? En godverdomme, ik zweer het, als ik hier niet snel klaarkom, steek ik dat maandverband in zijn muil in de fik.’

‘Zal ik anders helpen? Met dat orgasme, bedoel ik. Ik geef wel een Yoni-massage.’

‘Zou je wel willen, hé, gluiperd?’

Betrapt tuur ik naar de tippen van mijn schoenen. ‘Is dat maandverband eigenlijk gebruikt?’

‘O ja, reken maar. Lekker hé, niet dan? Kom, geef toe, zeg dat je het lekker vindt!’

De man brengt natuurlijk enkel bange m-klanken uit. Ze heft weer haar arm, het maanlicht botst van de sleutelbos en ik zie hoe er enkele bloedspatten tot op mijn schoenen vliegen. De slagen gaan synchroon met haar neukbewegingen. Ik geniet ervan om lethargisch en verveeld naar het bloed op mijn schoeisel te staren.

‘Als je klaar bent, gaan we dan iets drinken?’

‘Op dit uur? Denk je dat er nog iets open is?’

‘We kunnen eens kijken, we vinden vast wel iets.’

‘Nou, misschien. Hangt er van af hoe moe ik ben.’

Het lijkt mij passend om in de context een beetje grof uit de hoek te komen, dus ik zeg:

‘Komt dat orgasme nog? Je lijkt wel besneden.’

‘In sommige culturen besnijden ze vrouwen, zodat ze niet van seks zouden genieten. Ik begrijp waarom ze dat bij ons niet doen. Belgische mannen zijn in bed toch compleet knudde.’

‘Ik ben niet knudde in bed.’

‘Kerel, laat het. Ik ga echt niet met jou naar bed.’

‘Je verkracht een half kalende, tamelijk gezette, kleurloze veertiger, maar je wilt niet met mij naar bed. Leg me dat eens uit.’

‘Ik hoef helemaal niks uit te leggen. Je lijkt mij een uitslover in bed en daar hou ik niet zo van. Dan voel ik mij verplicht om klaar te komen en dan lukt het al helemaal niet.’

‘NIET klaarkomen lukt je zonder mij anders ook al best aardig.’

‘Kijk, nu begin je écht irritant te worden. Ken je het liedje uit de begingeneriek van ‘Dawson’s Creek?’

Ik trek bevreemd mijn wenkbrauwen in een schuine plooi en knik.

‘Zing dat voor me, wil je.’

‘Ik kan echt niet zingen, een halve maat en alle parkdieren migreren meteen naar de dichtstbijzijnde spoorweg om...’

‘ZING!! Godverdomme, zing!!’

‘Best. Jij je zin.’

Ik ga op mijn rug liggen, vouw mijn handen achter mijn hoofd en kijk opnieuw naar de sterren waarvan ik er geen enkele kan benoemen. Op de koude grond wentel ik mij in herinneringen aan de puberale tristesse die ik voelde toen ik nog elke dag aan de buis gekluisterd hing bij die zeemzoete tienersoap. Ik kweel:

‘My heart is in my hands
My head is in the clouds
My feet have left the ground
My life is turning around and round
And every voice inside my head is telling me to run like mad
Oh bows and arrows stars and sunsets

hey hey hey yeah
hey hey hey yeah

Every heartbeat, every kiss just
Makes me wonder what all this is
Suits of armour Hearts and arrows

Hey hey hey ye-eah!’

Ondertussen hoor ik de zwepende geluiden van de sleutelbos die stukken vlees weggrissen uit het aangezicht van de man. Ik moet denken aan die geselscène uit ‘The Passion of the Christ’, de enige reden waarom ik die film indertijd ben gaan zien. Bij de lijn ‘my feet have left the ground’, komt my cute little rapist luid schreeuwend klaar.

‘Sjeezes, van een ontlading gesproken, je schokt over heel je lijf.’

‘Je kunt echt niet zingen, maar toch bedankt’, hijgt ze. ‘Dat was echt, écht sweeeeet.’

‘Zeg nou eens eerlijk, als ik je nu vraag of we nu niet op de één of andere manier, op een hoger niveau, toch seks gehad hebben, wat zeg je dan?’

‘I did not have sexual relations with this man.’, zegt ze met een krakende mannenstem, terwijl ze kort in mijn richting knikt .

Ze gunt mij ook niks.

‘Gaan we dan nu eentje drinken?’, vraag ik beteuterd.

‘Heb jij een aansteker? Nee, natuurlijk niet. Je rookt niet.’

‘Waarom wil je een aansteker?’

Ze zingt dromerig die lijn uit ‘Satisfaction’: ‘Can’t be a man, if he does not smoke’ en zegt dan:

‘Ik wil dat maandverband in brand steken, kun je dat niet raden, slimpie?’

Ze staat op en loopt rondjes rond haar slachtoffer, op zoek naar een ander speeltje om hem te kwellen, maar ze vindt niks.

‘Kom, doe mij en een lol en plas op zijn gezicht, als je dan toch zo nodig wil meespelen.’

‘Maar ik moet helemaal niet.’, protesteer ik.

‘Aan jou heb je ook echt, maar dan ook, echt, ECHT NIETS!!’

Ze gaat over zijn hoofd staan, een voet langs weerszijden en tilt haar rok een beetje op. Al gauw klatert er een gouden straal naar beneden. Meer de kleur van platinagoud, zo in het donker van de nacht.

‘En denk nou niet dat ik into plasseks ben, oké?. Ik pis gewoon op die vent, omdat het zout in mijn urine zijn pijn zal verergeren.’

‘Al goed, al goed, ik zei niks. En gaan we dan nu eentje drinken? Je hebt die kerel bewerkt met de punch van een gevleugelde wurgslang met scheermesklauwen.’

‘Mijnheer is zeker poëet?’

‘Gitarist.’

‘Nee, ik ga niks met jou drinken. Halvegare. Het is laat, het is koud, ik ben moe en er is nu niks meer open.’

Ze plukt haar slip van een laaghangende tak, blijft ternauwernood overeind terwijl ze die aantrekt en beent dan weg.

‘De groeten.’

Ik kijk naar haar heerlijk lange benen en zucht van verlangen. ‘Waarom zijn de mooiste vrouwen altijd zo’n krengen?’

‘Jij een idee?’, richt ik mij tot haar slachtoffer.

‘Nee, zal wel niet hé?’

Ik krabbel recht en maak de man los, wat geen sinecure is. ‘Damn, waar heeft die leren knopen leggen? Even geduld, beste man.’

Als de kerel los is, draait hij zich op zijn zij en trekt hij zijn benen omhoog, dicht naar zich toe. Met zijn handen duikt hij tussen zijn benen, en ontdoet hij zijn letterlijk blauwe ballen van de elastiek die er strak om zit.

Ik haal het stuk maanverband uit zijn mond en wrijf mijn bebloede handen af in het gras. Echt vies, vind ik dat.

En dan begint het. De man jammert, jammert alsof iemand alle ellende in de wereld op muziek heeft gezet. Ik zeg: ‘Rustig maar, rustig nou maar. Alles komt goed.’, zoals ze dat in films ook altijd doen, maar films hebben mij weer eens lelijk belogen. De man kalmeert helemáál niet en gaat gewoon door met janken. Ergens wel begrijpelijk natuurlijk. Ik wil hem vragen waar hij woont en of ik soms iemand kan bellen, maar dan daagt het mij ineens dat ze mij wel eens als medeplichtig zouden kunnen beschouwen.

In paniek richt ik mij tot de man en zeg met fluweelzoete stem: ‘Ik heb jou losgemaakt hé, niet vergeten hé, ik heb jou gered, ok, niet vergeten hé, goed?’

Luisteren is er niet bij, hij blijft gewoon grienen en ontwijkt mijn blik. Snot uit zijn neus vermengt zich met het bloed om zijn lippen.

(extract uit 'zaaien')

27-04-2009 om 23:36 geschreven door Tederdraads  


25-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 31

Boelie zit samen met Nico en Randy bij Skinny Joe, een broodmagere kerel die de hele dag door onafgebroken tabak kauwt, zenuwtics schijnt te verzamelen, voor de rest op zijn vrouw scheldt en nerveus zijn lopende zaken gadeslaat. Joe organiseert toernooien in gezelschapsspelen, hij ziet er op toe dat alles eerlijk verloopt en linkt spelers die ongeveer aan elkaar gewaagd zijn om zo de spanning te verzekeren.


Boelie heeft er al een spel Revolution opzitten, Nico en Randy zijn elk nog verwikkeld in een schaakpartij voor geld. In afwachting neemt Boelie hun post door. Dieter en Elke, die bij Frank op een plantage logeren, schrijven geregeld een briefje, maar Benjamin, die inwoont bij de zus van Frank in Steadville,  bombardeert hen wekelijks met minstens één dik epistel, waarin hij elk mogelijk detail uit zijn dagelijks leven lijkt te vermelden. Enkel Boelie leest zijn brieven nog aandachtig. De rest neemt genoegen met een korte samenvatting.


De wedstrijden gaan door in een overdekte steeg, vlak voor het huis van Joe. Die zet elke ochtend wat tafeltjes buiten. Zijn vrouw, een gezette jongedame met twee dikke vlechten en een aantrekkelijk gezicht, dat echter erg aan schoonheid inboet door de eeuwig trieste uitdrukking die uit haar grote waterige ogen spreekt. Haar ogen zouden in betere omstandigheden nochtans een sterke troef geweest zijn. Indringend blauw en dat voor een halfbloed. Zij loopt af en aan met thee, die in theorie gratis is. Joe heeft geen vergunning om een café uit te baten, dus mag hij geen drank verkopen, al zeker geen alcoholische. De walm die uit sommige theekoppen opstijgt, laat niets te raden over wat de inhoud betreft. Deze service is Joe’s excuus om zijn deel van 15 procent op alle inzet op te eisen. Cynthia biedt ook de drie jongens een kop aan, maar die weigeren beleefd. Ze weten maar al te goed dat Joe dat vergif zelf brouwt in zijn kelder. Boelie verwijst er naar als ‘Penny Royal tea’, het betere aborteermiddel voor de moedige doe-het-zelfster’


Randy heeft zijn blik gefixeerd op het schaakbord en denkt al goed vijf minuten na over zijn volgende zet. Zijn tegenstander wordt ongedurig en drinkt kop na kop van de thee. Een procedure die Boelie met een veelbetekende glimlach observeert. Nico ziet het ook en knipoogt naar zijn maat. Na drie koppen van dat brouwsel kan niemand nog helder denken.


Als Randy dan eindelijk een zet gedaan heeft, vraagt hij zonder op te kijken van het bord: ‘En wat schrijft onze Benjamin?’


Boelie bladert door de negen vellen papier om nog eens te verifiëren.


‘Hij heeft nogal te klagen over zijn leerlingen.’


‘Zijn ze stout?’, vraagt Nico.


‘Nee, ze zijn best braaf, ze zijn alleen in niets geïnteresseerd. Benjamin heeft een brief bijgesloten van zijn oudste leerlinge om te illustreren waar ze wél van wakker liggen. Moet je horen. Best wel erg eigenlijk.’


Hallo lieve Lucinda,


Hoe maak je het? Het spijt mij dat ik zo lang niet geschreven heb, maar ik heb het dan ook ongelofelijk druk. Met kerstmis in aantocht is het hier een gekkenhuis. Dus vergeef mij als ik soms even de draad kwijtraak, maar je verliest je hoofd hier gewoon. En er is nog zoveel te doen! Er moet nog eten gekocht worden en de koks moeten het nog deftig klaarmaken, want Jezus, zijn dat een stel niksnutten bij elkaar. Je mag al blij zijn als ze er in slagen 's ochtends een eitje voor je te bakken. Mathilde van de Coburns zei laatst ook al dat de slaven sinds de verschijning van dat boek en de hele hetze er rond  de laatste tijd nog zo moeilijk doen wat ze moeten doen.. En dat is er niet om gelogen, want bij de Coburns  zijn de portiers werkelijk een bende onbeschofteriken. Ze nemen je hoed nog geeneens aan. Die hetze rond dat boek snap ik trouwens niet. Ik heb er vijf pagina’s in gelezen en toen al weer opzij gelegd. Echt verschrikkelijk saai. Als ze de schrijfster straffen, dan liever omdat ze zo’n saai lor de wereld ingestuurd heeft.


Genoeg daarover, want ik wind mij zo al genoeg op. Om verder te gaan: er moeten nodig nieuwe tafelkleden gekocht worden, want wist je dat die dit jaar rood moeten zijn? Dat heeft Shirley, van de familie Sturgis  gezegd, en die kan het weten, want die is bij de gouverneur  zelf op bezoek geweest. Alleen hebben wij echt alle mogelijke tafelkleden in huis, in alle mogelijke kleuren, maar natuurlijk geen rode. Zou je niet gek worden? Dus die moeten zo snel mogelijk gekocht worden.


Volgende punt: de wijnen. Papa heeft een enorme wijnvoorraad aangelegd, maar dat is nog niks, hoe gaan we in godsnaam beslissen welke we nemen bij welke gang? Charles  zei dat we met witte moesten beginnen. Maar je kan toch helemaal niet met witte wijn beginnen op een avondfeest? En toch zeker niet als de tafelkleden al rood zijn. Dus zeg ik, consequent zijn en voor rood gaan. Maar nee, Charles  was niet akkoord, die kleine tiran wil natuurlijk witte. Papa was het gauw beu en nu drinken we bij de eerste gang rosé. Ik weet wel al zeker dat de buren zich daarover zullen vermaken.


 Een ellende, toch, een ellende! Goed, da's de wijn en we zullen het er mee doen. Dan, het bestek. Nemen we oma's oude zilver, of nemen we het nieuwe dat oom Oliver ons geschonken heeft, toen ie weer was uit Auburië. Ik zeg tegen mama: laat ons het nieuwe nemen, dat is eens wat anders. Was mama natuurlijk helemaal de put van in, zegt ze, helemaal over haar toeren: je oma draait zich om in haar graf! Dus dat wordt het oude. Ho, net komt Helen zeggen dat Mira niet van zin is aan tafel te komen, zogenaamd omdat ze haar blauwe jurk niet mag dragen, maar werkelijk alleen om mij te pesten, want zo is ze. Dus die blijft de hele avond op haar kamer zitten. Wat zullen de buren daar van zeggen? O , ik voel dat ik ga schelden of wenen of beide.


Kalm, kalm, Liza, alles komt goed. Volgende punt: vragen we de gasten eerst in de salon of gaan we maar gelijk aan tafel. Ik vind dat we maar beter meteen aan tafel kunnen gaan, want van al dat gepalaver in de salon krijg ik hoofdpijn, vooral als ze beginnen roken. En als Mathew Evans aan zijn verhaaltjes over zijn tijd in het leger begint, dan zijn we nog niet thuis. Om van Mildred Rogers  nog te zwijgen, want die valt dan vast in slaap en begint dan zo te snurken dat de ramen er gaan van trillen. Maar naar mij wil natuurlijk weer niemand luisteren. Nee, papa zegt dat het geen pas heeft om de mensen zomaar zonder boe of ba aan tafel te jagen. Dat je zo geen mensen ontvangt. Och, ik haat het. Dan, kleren. Wat zal ik nou dragen? Ik heb echt helemaal niks om te dragen. Al mijn jurken zijn zo saai. Mama wordt dol bij het minste decolleté. Zo'n kwezel. Ik zou mijn groene linten kunnen dragen en mijn amberkleurige japon, of denk je dat die meer bij een zonnewendefeest  passent? Zal ik mijn paarse jurk dragen met die karmozijnrode overgooier, die oom voor mij meegebracht heeft? Of denk je dat er dan te veel rood is? Ach, dat zo’n feest is me toch een kwelling! Leuk om op visite te gaan, maar om het zelf te organiseren? Zeker in dit gekkenhuis.


Juist, voor ik het vergeet, wist je al dat Fanny Burtows, de vrouw van de chef van politie en Emma Meigs, de vrouw van de kolonel, vlammende ruzie hebben? Echt waar, dat was me een gedoe! Je gelooft je oren niet. Fanny was op visite gegaan bij Emma om thee te drinken, zoals ze vaak doen. Nou zijn ze in gesprek en dan flapt Fanny er uit dat haar servies toch mooier is dan dat van Emma. Waarop Emma zegt dat ze gewoon jaloers is, omdat zij van haar man altijd veel duurdere kleren, dan Fanny. En toen heeft Fanny gezegd dat haar man tenminste eerlijk werkt voor zijn boterham. Toen wilde Emma natuurlijk weten wat ze daarmee wel wou insinueren.

Nou, toen zei Fanny dat Emma's man zich rijk pikt en in wel twintig schandalen tegelijk verwikkeld zit. En toen heeft Emma een theekopje stuk geslagen op Fanny's hoofd. Sindsdien spreken ze niet meer tegen elkaar. Dat komt er ook nog eens bij. Want welke van de twee zullen we uitnodigen? Je kan ze toch niet beiden vragen, want dan heb je de gasten meteen verdeeld in twee kampen want iedereen heeft ondertussen natuurlijk al partij gekozen, en als je er maar één vraagt heb je ook heibel.


Stel nou dat we alleen Emma  vragen met haar man. Dan weet je al zeker dat Theresa, de vrouw van Gustav, de tapijtenhandelaar afzegt, want dat is de beste vriendin van Rmma. En als je alleen Fanny vraagt dan kan je wel vergeten dat de vrouw van de rechter komt, want die is daar kind aan huis. Een dilemma! Mama vindt dat we ze maar beide moeten vragen en hopen dat ze alle twee afzeggen. Alsof dat ooit gebeurt! Lucinda, lieverd, schrijf mij alsjeblieft hoe het er aan toe gaat daar bij jou, want hier moet je wel compleet zwakzinnig worden!


O ja, wist je wat ik van papa gekregen heb voor mijn verjaardag? Een pony met bijpassende koets! Goed he? En ik mag zelf mijn koetsier uitkiezen! Als je komt, moeten we maar een ritje maken. Nou, ik laat je.


Liefs,


Je vriendin Liza.


Ps Geloof jij trouwens dat er oorlog komt? Ik geloof van niet. Maar ik hoop wel dat we een onafhankelijk land worden. Dat is weer eens wat anders. Papa denkt er over om dan in de politiek te gaan. Maar o, laat ik je daar maar niet mee vervelen! Daag!

Boelie vouwt de brief dicht.


‘Dat is nou eens een typevoorbeeld van de mentaliteit die mijn Maryam zo veracht.’


Randy vindt de inhoud inderdaad opvallend leeghoofdig, maar keurt wat hun vriend doet ook niet goed.


‘Dus Benjamin pakt zo maar brieven af van zijn leerlingen en stuurt ze zelf rond?’


‘Klaarblijkelijk was ze de brief aan het overschrijven tijdens zijn les. Van elke brief die ze stuurt, bewaart ze een kopie voor zichzelf.’


‘Lang leve email toch maar’, zegt Nico. Daarna zwijgen de jongens. Hun tegenstanders vragen om stilte, ze worden nerveus van al dat getater in een taaltje dat ze niet eens kunnen verstaan.


Boelie wil de brief wegstoppen, maar net op dat moment valt er iemand onstuimig rond zijn nek. Als hij omkijkt, voelt hij meteen een dikke kus op zijn lippen landen.


‘Waar bleven jullie zo lang?’


Maryam heeft het te druk met kussen om antwoord te geven op de vraag van haar Boelie. Pieter-Jan neemt over.


‘Er was weer zo’n parade, de hele hoofdstraat zat muurvast.’


‘O jee’, zuchten Randy en Nico verveeld.


‘Hebben jullie al veel kunnen winnen vandaag?’, vraagt Maryam.


Randy draait zich naar haar toe, vist iets op uit zijn binnenzak en toont haar met een opzettelijk karikaturale glimlach de winst van de voormiddag: een brede waaier bankbiljetten.


‘Randy, stop dat weg, loop daar niet zo mee te koop, dat is gevaarlijk’, sist het meisje op luide fluistertoon.


Daarna valt haar oog op de brief in Boelie’s handen. ‘O heeft Benjamin weer een turf geschreven?’ Boelie knikt. ‘Is er ook een brief van Dieter en Elke die wil ik wel lezen?’


Boelie overhandigt haar een ongeopende enveloppe, die Maryam voorzichtig openscheurt met nagel van haar wijsvinger. ‘Rrrrr, mooi rood gelakt’, merkt Boelie op, terwijl hij in een ronde cirkel over haar achterwerk wrijft. Maryam, wijst hem op haar typische manier terecht voor zijn publieke avances, door langgerekt zijn naam te laten rollen. Boelie wrijft onverstoord verder.


‘O nee’, roept Maryam uit, als ze hooguit een halve pagina ver is.


‘Wat?’, vraagt Pieter-Jan die gebogen staat over het schaakbord van Randy’s partij.


‘Ze hebben een aanslag gepleegd op Frank.’


(wordt vervolgd)

25-04-2009 om 21:11 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 30

Mei 1859


Maryam en Pieter-Jan lopen over Goldsmith Boulevard. Ze komen net terug van de les. Pieter-Jan is niet echt lovend over de prof, die niet voor niets de bijnaam, ‘Tom Fool’ draagt.


‘Heb je die kerel nu horen tekeer gaan tegen de ‘nieuwe’ theorie dat ziektes verspreid worden door onzichtbare organismen? De mensen hier hebben een enorm temperament, maar ze gebruiken hun energie om de verkeerde dingen te verdedigen.’


Maryam haalt haar schouders op. Ze volgt nu al bijna twee jaar geneeskunde aan ‘The Southern University of Medicine’ en heeft op vlak van onwetendheid en vooroordelen al heel wat meegemaakt. Zeker als enig meisje in een klas van meer dan 150 studenten.


‘Met zo iemand valt niet te discussiëren. Een vent die er trots op is dat in zijn hele carrière als chirurg nog niet één keer zijn operatieschort heeft laten wassen. Shit man, als je hier ziek valt, maak je enkel kans om te overleven als je uit de handen van een dokter blijft.’


Pieter-Jan wuift naar enkele voorbijgaande meisjes. Elk vergezeld van een slavin die als chaperonne fungeert. Hun overdreven vrolijkheid staat in schril contrast met de expressieloze gezichten van hun personeel. Ze paraderen parmantig door de straten, met hun neus in de wind en gaan erg aanrakerig met elkaar om. Maryam keurt hen geen blik waardig, maar vanuit haar ooghoeken ziet ze toch hoe de dwaze geiten, zoals ze hen onveranderlijk bestempelt, aan het fluisteren en giechelen slaan, van zodra ze haar opmerken.


‘Is dat niet een nichtje van Frank?’, vraagt Pieter-Jan, die de meisjes als ze voorbij zijn, ongegeneerd nastaart.


Maryam blijft strak voor zich uitkijken en wandelt traag en onaangedaan verder.


‘Welke bedoel je?’


‘Die ene met de gele schoenen.’


Pieter-Jan kijkt zijn vriendin aan en glimlacht als hij ziet hoe ostentatief ze met haar ogen rolt.


‘Dat is de ergste. Dat onnozel schaap waant zich de godin van de schoonheid of zoiets, geloof ik. En dat heeft niet eens één aanbidder.’


‘Oei’, reageert Pieter-Jan,’ nochtans is het in de hogere kringen sociaal wenselijk om toch minstens een stuk of drie smachtende aanbidders te hebben.’


‘Ze mag dan een schare vrouwelijke fans hebben die haar hoofd op hol brengen met de meest overdreven complimenten, maar volgens Frank is er wel geen enkele jongen die haar het hof maakt.’


Pieter-Jan lacht. ‘Ik kan al raden wat die vriendinnen haar wijs maken. Dat ze mannen afschrikt door haar schoonheid en dat ze haar niet eens durven benaderen.’


‘Dat was meteen de reactie van mijn Boelie ook. En ze gelooft het zelf, dat is het ergste.’


Maryam merkt hoe de trottoirs nu opvallend snel vol mensen stromen. Uit alle huizen verschijnen nieuwsgierig kijkende mensen, uit de ramen hangen kinderen, die met vlaggetjes zwaaien. Een koppel dat voor de twee geneeskundestudenten wandelt, draait zich abrupt om en haast zich weg. Maryam hoort de man tegen zijn vrouw zeggen: ‘O nee, daar heb je weer zo’n bende van die idioten. Die waterkop van een Vance heeft ook geen sikkepit autoriteit.’


Maryam heeft zo’n soort klachten al vaker gehoord. Seymour Vance is de burgemeester van Carlston, hun nieuwe verblijfplaats. Officieel verbiedt hij demonstraties als deze, maar in de praktijk laat hij maar begaan.


‘Ah, hoor daar’, zegt Pieter-Jan opgewekt, ‘weer zo’n stel secessionisten’


Maryam zucht. Die heethoofden die ijveren voor de onafhankelijkheid van het zuiden, maken haar bang. Ze doen haar denken aan de domme extremisten uit haar oude wereld. Pieter-Jan neuriet ondertussen het overbekende deuntje mee dat de demonstratie onvermijdelijk begeleidt. Het kersverse Zuidelijke volkslied hoor je tegenwoordig elke dag, nergens ontsnap je er nog aan. Het behoort tot het vaste repertoire van elke caféband.


‘Je moet ze wel meegeven dat ze een levendig muziekje hebben gekozen voor hun zaak.’


Maryam is niet overtuigd en heeft andere zorgen. De straat zit nu potdicht, alle verkeer is tot stilstand gekomen. ‘We gaan een omweg moeten maken als we tot bij mijn Boelie willen raken.’


‘Of we kunnen wachten tot de stoet voorbij is.’


Maryam draait zich al om.


‘O nee, daar heb ik geen zin in. Als je er zo één gezien hebt, heb je ze allemaal gezien.’


De twee keren terug en wringen zich door de massa, de eerste zijstraat die ze tegenkomen slaan ze in. Als ze pas om de hoek zijn, zien ze hoe vier mannen gewapend met zware houten knuppels een deur van een huis intrappen en zonder de minste aarzeling naar binnen gaan. Een menigte vrouwen en kinderen blijft buiten staan en schreeuwt aanmoedigingen.


‘Wat krijgen we nou?’, vraagt Maryam verontwaardigd.


Pieter-Jan wijst gewoon omhoog, naar het balkon van het huis en dat volstaat als antwoord. Over de reling van het balkon is de nationale vlag gedrapeerd. Blijkbaar wil de eigenaar van het huis, zijn anti-secessie gevoelens uiten, maar dat wordt hem niet in dank afgenomen. De gewapende mannen sleuren hem naar buiten en leveren hem uit aan de vrouwen die als een vlucht aasgieren op hem toeschieten om hem te bedekken met pek en veren. Zelfs de kinderen spuwen naar hem en werpen steentjes naar zijn hoofd.


Maryam duwt haar stapel cursussen in armen van haar maat en vliegt dan naar een vrouw die met een grote kwast het gezicht van de man insmeert. Ze duwt haar opzij en tiert luid: ‘Wel eens gehoord van vrije meningsuiting?’


Alle vrouwen verstillen als stenen zuilen en gapen haar stomverbaasd aan. Het slachtoffer maakt van de gelegenheid gebruik om er vanonder te muizen. Het kringetje vrouwen weet even niet wat gezegd, tot er eentje is die Maryam herkent.


‘Dat is dat manwijf dat dokter wil worden!’, proest er eentje uit.


Er volgt luid gelach. Ze kijken haar aan alsof ze het grootste stuk vuil is dat de vrouwen ooit gezien hebben in hun leven. ‘Je kunt al raden hoe ze haar patiënten zal genezen


Maryam briest, maar Pieter-Jan sleurt haar mee, voorbij de groep. Terwijl ze zich laat meenemen, zegt ze rustig, maar recht uit haar hart: ‘Jullie zijn zo, zo heel erg, dóm.’


Eentje reageert: ‘Een hoer die zich voordoet als dokter. Slim bekeken natuurlijk. Spijtig dat zoiets zo doorzichtig is.’


‘Misschien kon ze geen klanten versieren op een normale manier’, lacht er een andere.


Een vrouw die voor dokter studeert vinden ze in deze wereld scandaleus. Volgens een rare gedachtekronkel is elke verpleegster of dokteres per definitie een vrouw van lichte zeden. Een deftige vrouw zou nooit een job zoeken die haar zo nauw in contact brengt met wildvreemde mannen.

Op het einde van de straat blikt Pieter-Jan nog één keer achterom. Maryam zegt geen woord meer en is in zichzelf teruggetrokken. ‘Hmm’, zegt hij, ‘die man heeft blijkbaar zijn conclusies getrokken. Zijn balkon ziet er opeens opvallend naakt uit.’ De vlag is inderdaad verdwenen.


‘Gaat het een beetje?’, vraagt hij aan zijn kokende vriendin.


Weer haalt ze haar schouders op en met een uitgestreken gezicht zegt ze: ‘Ik hoop gewoon dat die dwazen hun zin krijgen met hun o zo geliefde afscheidingsplannen. Eens zien hoe lang ze dan nog lachen.’


Pieter-Jan geeft haar een stevige arm en versnelt zijn pas. Hij denkt aan die grappige cartoon met die boom, in die Noordelijke krant. De boom stelt de hele natie voor, op een hoge zijtak zitten enkele lekkerbekkende mannen die de tak waarop ze zitten ongeduldig afzagen. Ze zitten op de kant van de tak die zal neerstorten en op de tak staat geschreven: secessie.


(wordt vervolgd)

25-04-2009 om 14:44 geschreven door Tederdraads  


21-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 29

Een groepje dinks zit in een hoekje ‘dolken, dieven en ridders’ te spelen, een spel waarbij het de bedoeling is om met vijf dobbelstenen de hoogste combinaties te gooien. Je gooit twee keer en na je eerste worp kies je zelf met hoeveel dobbelstenen je hergooit. Alleen het resultaat van je tweede worp telt. Het spelletje is razend populair in New Burbon, in alle lagen van de bevolkingen. Er zijn gevallen bekend van rijke grootgrondbezitters die hun hele fortuin er doorjagen en daarna dienst nemen in het leger of voor een vernederend baantje nemen als opzichter op een plantage van een buur.


Dinks spelen zelden voor geld, want dat hebben ze niet. De landslaven spelen meestal voor karweien. Een slaaf die veel geluk heeft in het spel, kan er voor zorgen dat hij voor lange tijd naast zijn vaste dagtaak geen vervelende karweitjes meer moet opknappen. Spelers die het geluk tegenzit en van geen ophouden weten, kunnen zich zo beladen met extra werk dat ze wekenlang maar vier uur slaap per nacht halen. Gelukkig is de solidariteit onder de slaven groot genoeg om medeslaven op tijd te doen stoppen voor ze een gokschuld verzamelen van maanden karweien.

Deze dinks, die aan een half vermolmd tafeltje zitten, behoren tot die 100 000 uitzonderingen die in vrijheid leven, maar ook zij dobbelen niet om geld. Ze vinden het grappig om te spelen om uitdagingen. De verliezers moeten gekke opdrachten uitvoeren. Dat varieert van in het holst van de nacht de items op een absurd boodschappenlijstje aanslepen tot, levensgevaarlijk eigenlijk, naar een blanke vrouw knipogen. Het spel verloopt zonder dat er één woord valt, de spelers concentreren zich op het resultaat, iemand houdt nauwgezet de stand bij. Tot er eentje opstaat en luid snauwt:


‘Ik ruik nog liever aan de kont van een oude, verlepte hoer, die net een scheet laat waar soep bij is, dan dat ik ooit nog tegen jou speel, Harlem. De duivel zelf heeft je handen gekust’


‘Wat scheelt er?’, roept Marly vanachter zijn bar. Het is al na sluitingstijd, maar de vaste klanten mogen blijven tot na de opkuis. De barman vindt het wel fijn zo. Alleen is maar alleen en terwijl hij de boel weer netjes legt, hoort hij graag het gemoedelijke kabaal van het vaste cliënteel. Hij vraagt zich wel af waar zijn meester uithangt, want die blijft uitzonderlijk lang weg vannacht. Toen Marly hem vroeg waar hij heen ging, zei Duro op typisch geheimzinnige toon: ‘Naar de maan kraaien met een tong.’ Daaruit wist Marly wel genoeg, Duro had een afspraak met een van zijn spionnen, ‘tongen’, in het taaltje van zijn baas. Duro is een vrije dink, die ijvert voor de afschaffing van de slavernij en de vooruitgang van zijn ras, maar Duro zou Duro niet zijn als hij, tot het zover was, niet zelf gebruikmaakte van ‘het noodzakelijke kwaad’. Marly merkt er zelf weinig van en is waarschijnlijk één van de best verzorgde slaven in het hele zuiden, maar dat neemt niet weg, dat Duro hem wettelijk bezit. ‘Voorlopig is onze regeling wel zo handig. Dat vermijdt dat je gekke dingen uithaalt,’ is Duro’s uitleg als Marly vraagt of hij niet gewoon zijn vrijheid kan krijgen, als zijn meester dan toch zo gekant is tegen slavernij. Duro heeft dan ook meer iets tegen blanken dan tegen slavernij. En in de wet is er niets dat vrije dinks belet om zelf slaven te hebben. In theorie kan het zelfs dat een slaaf zelf een slaaf bezit.


Pux, de gedrongen jongeman, die net kwaad is opgesprongen, loopt op Marly af. ‘Beste vent, schenk me nog eens één van die cocktails van jou uit. Zo eentje waarvan je oren dubbel plooien en je neusharen uitvallen.’


‘Sorry, Pux, de bar is dicht. Als Duro er niet is, blijft alles onder de kurk.’


Pux laat zich niet zo makkelijk afschepen. ‘Ach, kom toe, wat geeft een klein drupje? Duro is rijk genoeg. Verdomme, een dink die er zelf dinks op na houdt, hoe vaak hoor je dat? Kom toe nou, ik heb net hard verloren van Harlem. Ik moet veertien dagen lang elke avond zijn schoenen blinken, hem ’s ochtends wekken en zijn bed opmaken. Heb dan verdorie toch een klein beetje medelijden.’


Marly is onverbiddelijk en dan wordt Pux gemeen: ‘Is het dan toch waar wat ze zeggen, hebben slaven dan werkelijk geen gevoelens?’

Op dat moment zwaait de deur van de bar open. Als Pux Duro opmerkt, fluistert hij tegen Marly: ‘Kom nou, Marly, braaf opzitten en pootje geven, baasje is terug. Baasje boos zijn, hoor. Kom, geef braaf een kopje dan krijg je een suikerklontje.’ Daarna hijgt hij overdreven als een hond. Als hij ziet dat Duro recht op hem afstormt, krimpt hij ineen. De baas stopt pas pal voor hem, met zijn ogen op vijf centimeter van de bange ogen van Pux. Duro laat twee tonnen die hij onder zijn armen draagt, vallen en geeft Pux een klap in zijn gezicht. ‘Weer verloren, hé? Werk je hoerengeluk uit op een ander, gesnopen mestdinkje?’ Pux wrijft hard over zijn wang, niet omdat het zo’n erge pijn doet, maar om niet nog erger uit te lokken. ‘En grijp nou zo’n ton en doe zoals ik. Marly, ga jij naar boven en grijp al onze spullen bij elkaar.’


Marly twijfelt een moment maar doet dan wat hem gevraagd is. De anderen, Pux, en Harlem en Jubs, in de hoek, staren Duro met grote ogen na, terwijl hij door de bar rent en de inhoud van zijn ton overal achterlaat. Na nog eens een kwaad commando, volgt Pux zijn voorbeeld. Duro maant hem aan om het goed te verspreiden. ‘Buiten staan nog twee tonnen, behelp je’, zegt hij tegen de anderen. Als er vier tonnen zijn uitgegoten, volgt de rest van de bevelen. ‘Harlem, Pux en Jubs, waarschuw de rest van de bende, haal je spullen, we verzamelen bij Laïla en Latifa. Zorg dat Misty en Hope er ook zijn. Iedereen gaat mee.’Harlem wil weten waarheen dan wel. ‘Dat krijgen jullie later wel te horen, het belangrijkste is dat we nu snel tewerk gaan.’


Duro loopt naar boven om Marly te helpen met de bagage en ook de rest schiet er vandoor. Marly en zijn meester dragen twee zware koffers naar buiten, veilig naar de overkant van de straat. Duro wandelt rustig terug, werpt nog een laatste onderzoekende blik naar binnen, tast dan in zijn binnenzak en strijkt een lucifer af langs de houten gevel. Marly die zijn baas gadeslaat trappelt ongedurig ter plaatste, hij weet niet of hij Duro nu moet tegenhouden of niet. Zijn meester gedraagt zich als een krankzinnige. Marly wil toeschieten, maar dan is het al te laat. De lucifer suist naar binnen. Het lijkt wel of er een fikse wind opsteekt, een gele golf deint uit en ‘Salem’s Haven’ verandert in een woeste vlammenzee. Marly dwingt zichzelf om praktisch te denken. ‘Hoe krijgen we die zware koffers bij de La-la’s?’ Duro schijnt te weten wat hij doet. ‘Maak je maar geen zorgen. Ik heb voor vervoer gezorgd. Carlice komt ons oppikken.’


Inderdaad komt er van op hoek een open koets aangereden, voorgetrokken door twee kleine, maar snelle paarden. Zwart maar met een witte vlek op hun nek. Die vlekken fungeren in de donkere nacht als een soort oplichtende bakens. Op de bok van de koets, trekt een jonge vrouw met een vastbesloten, grimmige trek op haar gezicht, de paarden ruw tot stilstand. Duro en zij begroeten elkaar kort met een knikje. Vlug laden de meester en zijn slaaf de koffers in en weg zijn ze. Marly merkt hoe ze tijdens de rit andere dinks voorbijsteken, die een opgerold vloerkleed met zich mee zeulen, waarin waarschijnlijk al hun bezittingen zitten. Ze rennen als ratten die een zinkend schip verlaten, maar als ze hun leider onbeweeglijk zien zitten in de koets, vertragen ze en vallen hun stemmen stil. ‘Is de grote afrekening begonnen?’, vraagt Marly verschrikt. ‘Kuisen ze Freedmen’s Quarter op?’


Zijn baas kijkt star voor zich uit. ‘Veel meer dan dat. De hele wereld zoals je die nu kent, staat op het punt om grondig te veranderen. Bid samen met mij dat ik binnenkort wettelijk verplicht ben om je de vrijheid te schenken.’

Marly kijkt nog eens goed naar de vluchtelingen en voelt zich helemaal warm worden. Hij heeft zich niet meer zo gevoeld, sinds Duro hem kocht van zijn vorige meester.


(wordt vervolgd)

21-04-2009 om 13:03 geschreven door Tederdraads  


18-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 28

‘Wat denk  je dat dit is?’, vraagt Pieter-Jan terwijl hij zijn hand uitsteekt.

Boelie lacht hartelijk  en vraagt enthousiast: ‘Menstrutiebloed?’

Pieter-Jan knikt kort.

‘Hoe kom je daar aan?’

Het antwoord moet even wachten, Pieter-Jan wil in een makkelijke houding zitten als hij zijn verhaal doet. Hij gooit zijn geleende jas af, neemt plaats op een stoel en schept eerst wat sfeer door overdreven gedetailleerd zijn zoektocht naar de mysterieuze bar te beschrijven. Boelie is de gezapige vertelstijl van zijn maat gewend en weet dat het weinig zin heeft om hem op te jagen. Pieter-Jan vertelt zoals een fijnproever eet: traag en met smaak. Uiteindelijk komt hij dan toch nog bij de pittige details aan. ‘Ik beschouw het als een ego boost van formaat. Het had natuurlijk elke vent kunnen zijn, die daar toevallig langs kwam, maar ik veronderstel dat ze mij toch hadden laten links liggen als ik niet aan hun eisen voldeed.’ De verteller werpt nog eens een onderzoekende blik op zijn zwartrode hand. ‘Donker is het wel hé, dat bloed?’

‘Wel zonde natuurlijk dat de knapste er vandoor ging’, herhaalt Boelie met een uitdrukking van spijtbetuiging op zijn gezicht.

‘Oooo ja’, bevestigt Pieter-Jan’, ‘haar vriendinnen mochten er ook wel wezen, maar bij de ene beviel er mij echt iets niet, iets in haar geur dat mij echt afstootte. Toch wel vrij onpraktisch zo’n trio. Het is bijna onmogelijk om je aandacht gelijk te verdelen over de twee.’

Boelie tuurt naar de grond en heeft die blik in zijn ogen van iemand die meer zou kunnen zeggen, maar wijselijk zijn mond meent te houden.

‘Jij hebt natuurlijk andere ervaringen wat trio’s betreft’, zegt zijn maat dan maar in zijn plaats. ‘Veel hangt natuurlijk af van de aantrekkingskracht tussen de twee vrouwen waar je het mee doet. Als die twee zich  stierlijk vervelen met elkaar en ze volledig afhankelijk zijn van de aandacht die jij ze schenkt, dan ben je wel gezien.’

Even is het stil. Dan lachen ze allebei. ‘Veel mannen maken zoiets niet mee’, mompelt Boelie toch wel trots, zowel op zichzelf als op zijn maat.

‘Waarom ben jij eigenlijk nog zo laat op in je eentje? Is al de rest al gaan slapen?’

‘Yup, iedereen maft al. Willem heeft van de hele avond geen woord gezegd. Nico en Randy zijn blijven schaken. Maryam is in bed blijven lezen. Dieter en Elke heb ik niet meer gezien. Die zullen ook wel al slapen.’

Pieter-Jan heeft weinig nodig om te snappen wat er aan de hand is.

‘En jij had een paniekerig nachtje? Het moest er natuurlijk ooit weer eens van komen. Vertel eens, hoe gaat het eigenlijk nog met jou?’

Pieter-Jan was in de vorige wereld graag psychiater geworden, tenminste dat was één van de carrières waar de jongeman wel  genoegen wilde mee nemen.

‘Sinds mijn vader overleden is, denk ik vaak aan de dood. Er lijkt mij zo weinig tijd te resten om iets te maken van mijn leven. Ik denk ook dat ik die ongezonde bekendheidsdrang maar eens moet wegwerken.’

Pieter-Jan is blij dat zijn maat dit zelf inziet. De overdreven ambities van de jongen die hij gaandeweg gaan beschouwen is als zijn adoptiefbroer, lijken hem vooral ranzig en onnuttig. Ze maken zijn broer geen gelukkiger mens.

‘Verbluffend succes willen oogsten, maar er niet het juiste zaad voor vinden, dat is een pijnlijke zaak’, erkent hij begripvol.

‘Dat of niet de juiste grond vinden om het zaad te laten kiemen’, stelt Boelie even bij.

‘Zo kan je het ook verwoorden natuurlijk’, geeft Pieter-Jan toe, zich ervan bewust dat zaad hebben, maar geen grond, een gedachte is die meer troost brengt, dan wel de grond hebben, maar geen eigen zaad.

‘Wat zijn jouw plannen in deze wereld?  Voor Willem, Maryam en ik, is het duidelijk genoeg, wij worden dokters hoe dan ook, de anderen komen ook wel op hun pootjes terecht, ze nemen genoegen met weinig. Om jou maak ik mij zorgen. Fragiele ego’s en hun onbevredigbare honger hebben het moeilijker om geluk in te vinden, in welke wereld dan ook.’

Boelie kijkt intriest naar de grond en zucht. Hij vraagt zich af of er hem ooit iets zal bevredigen.

‘Jij moet kunnen excelleren in iets. De vraag is in wat. En hoeveel bevestiging je nodig hebt om er zelf van overtuigd te zijn dat je excelleert. Schrijven is één ding, akkoord, als je blijft schaven en meer geduld oefent als je scènes en personages creëert, dan komt er vast wel iets van. Je moet zo’n dingen vooral praktisch aanpakken.’

Als er geen reactie komt, gaat Pieter-Jan verder:

‘Serieus man, als ik naar jou kijk, zie ik in de eerste plaats vooral mogelijkheden en niet zozeer beperkingen.’

Als Boelie vindt dat hij te veel aandacht krijgt, gooit hij het gesprek snel over een andere boeg.

‘Heb je die twee eigenlijk gepenetreerd?’

‘Nee, de ene had haar maandstonden, dus die wilde geen penetratie, en om er dan maar eentje te penetreren, dat is ook geen doen. Ze waren wel übergeil, moet ik zeggen, ze hebben mijn dijen bereden, dus die zitten ook onder het bloed. Best wel kinky eigenlijk. En man, gul dat die twee waren. Overal hebben ze mij gestreeld en gekust. Een compleet nieuwe ervaring voor mij.’

Boelie kent het seksuele verleden van zijn maat, weet heel goed dat hij drie jaar lang verkeerd heeft met een ijskast.

‘Ik heb je al vaak genoeg gezegd: jouw ex is de uitzondering. De meeste vrouwen zijn warm en geven graag. Hoe meer je neemt, hoe meer ze geven. En ik kan me goed voorstellen dat je dat fijn vond. Strelende vrouwenhanden polijsten een mannenziel. En dat zeg ik niet, omdat het pseudo-poëtisch klinkt, maar omdat het zo is. Passionele vrouwen injecteren je met zelfvertrouwen waarop je altijd kunt terugvallen. Ben je dan eigenlijk nog in die bar geraakt?’

‘Nee, maar nu wil ik er helemaal zeker eens langswippen.’

Pieter-Jan pauzeert even en haalt zijn schouders op. ‘Veel hangt natuurlijk af van de plannen die Frank met ons heeft. Misschien zijn we hier sneller weg dan je denkt.’

Het loopt al tegen de ochtend aan, maar de twee vrienden zijn nog lang niet uitgepraat. Ze gaan naar beneden, niet meer op zoek naar de fles wijn, die Boelie wilde vinden –Boelie drinkt niet in de buurt van zijn geheelonthoudende maat-, maar gewoon op verkenning door het huis, zonder getuigen. Met elk een kaars voor zich uit, dalen ze de trap af. Ze gunnen zichzelf de tijd om het huis eens goed te bestuderen. Overal in huis hangen grootste jachttaferelen. Mijnheer Frank blijkt echt verzot op jagen. ‘Onze gastheer heeft ook zo zijn ambities’, zegt Pieter-Jan terwijl hij over bustes van de eerste presidenten van hun nieuwe thuisland wrijft. Hij zet zijn kaars op kant en propt twee bekende marmeren hoofden onder zijn hemd. ‘Ik heb borsten met een uitgesproken politieke voorkeur.’ Hij geeft een kusje op de mond van een derde. ‘Lekker koud, dat marmer, ersatzliefde voor een necrofiel zo’n beeld.’ Pieter-Jan zet de beelden voorzichtig terug, haalt dan een hertenkop van de muur en probeert daar zijn hoofd in te wurmen, maar dat wil niet zo goed lukken. Boelie geniet van de vrolijke narrenkunsten van zijn maat, maar breekt het moment als hij weer een briefje vindt. Deze keer is het wél duidelijk van wie het afkomstig is.

‘Pieter-Jan, some breaking news hier op tafel. Vriend Willem is er vandoor.’

Pieter-Jan zet de hertenkop af. ‘Hoezo?’

‘Zie zo’, en Boelie steekt hem het briefje toe.

Blijkbaar kon Willem absoluut niet wennen aan het zicht van onderdanige slaven, hij voelde zich ook niet meer op z’n gemak binnen de groep, heeft nu nood aan alleentijd en wil zijn geluk beproeven in het Noorden, helemaal in zijn eentje. Het briefje eindigt met: ‘ een echte man maakt zijn eigen geluk’. Hij wil niet leven van de gunsten van een slavenhouder, want hij kan niets bedenken dat zo smerig immoreel is als dat.

‘Een typische Willem-redenering’, zegt Pieter-jan die hem het beste kent, ‘heel rechtlijnig en niet het minste beetje pragmatiek’

Boelie neuriet bevestiging en draait neerbuigend met zijn ogen, alsof hij wil zeggen dat een gebrek aan opportunisme het grootste kwaad van allemaal is.

(wordt vervolgd)

18-04-2009 om 00:00 geschreven door Tederdraads  


16-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 27

Frank snuift de lauwe lucht van de zomernacht op. Hij staat te wachten bij de grote deur van ‘Front royal’, de villa van de manke leeuw, de baas van hun intieme kring, al spreekt niemand hem met die term aan. De jonge plantagehouder voelt zich een beetje ijl in zijn hoofd. Hij voelt zich weldadig warm, alsof zijn bloed rond stroomt om hem van binnenuit te masseren. Het kan hem niet schelen dat de stalknecht er verdacht lang over doet om zijn paard te brengen. Op dit moment is alles hem eender. Het voelt fantastisch om zo goed op de hoogte te zijn van de toekomst en enkel blije verwachtingen te hebben. De redders van de komende revolutie heeft hij onderdak verschaft, ze staan bij hem in het krijt. Hoe ze in godsnaam het Zuiden zullen helpen zegevieren, daar heeft hij geen idee van. Zelf vindt hij ook dat het Zuiden de nakende oorlog best alleen af kan, maar goed, als de voorspelling anders dicteert, het zij zo. Frank zal de oorlog geen windeieren leggen. Wat er ook moge gebeuren, hij zal zijn gasten in de watten blijven leggen, contacten met hen blijven onderhouden.


 In New Burbon kunnen ze niet blijven. Akkoord, het lot is het lot, maar het kan geen kwaad om het lot een handje te helpen. New Burbon is geen plek voor de Brekers. De stad ligt niet centraal genoeg, ze moeten naar Steadville, Carlston of eventueel New Ridge. Al denken sommigen dat die stad misschien voor het noorden zal vechten of alleszins neutraal zal blijven. ‘Ach, nee, al dat geblaat, als er oorlog komt, volgt New Ridge het voorbeeld van haar zustersteden, en komt ze onder de banier van het zuiden, zeker weten, verdomme.’ Frank zou zijn dronkenschap kunnen commanderen, zich nuchter kunnen houden, maar hij heeft er geen zin in, hij wil zich laten meedrijven op de golven van de roes.


Hij is de laatste die vertrekt. De leeuw heeft hem bewust tot de laatste bij zich gehouden. Hij moet er alles aan doen om zijn gasten samen te houden, maar ze moeten weg van hier, dat is het belangrijkste. De leeuw had zijn redenen, het is hier niet veilig voor de brekers. Onzin, natuurlijk, maar de leeuw wordt oud, oude mensen zijn altijd bezorgd. Maar akkoord, weg moeten ze, geen probleem, Frank zorgt voor alles.

De knecht komt eindelijk met Franks paard. Zelfs in het donker kan Frank zien dat de jongen schichtige, bange ogen heeft. Het laat zich raden, de stalknecht is bang voor een standje. En de gevolgen kunnen zwaar zijn. Als Frank zijn beklag doet bij de leeuw en die om zijn reputatie van goed gastheer te verdedigen ongemeen hard wil straffen, riskeert de jongen meer dan zo maar een pak rammel. De verontschuldigingen beginnen al.


‘De hoef, er zat vuil in de hoef, het paard…’


Tot de grote verbazing van de knecht, legt Frank hem het zwijgen op en gooit hij hem een kwartje toe. De slaaf vangt het met beide handen. Zijn grijs-witte tanden lichten op als hij ze bloot lacht.


‘Dank u, meester, dank u!’


Frank is niet zijn meester, maar elke blanke is uiteindelijk meester van elke dink. Hij wipt op zijn paard als een wilde, de drank lijkt hem licht te maken. Als hij over de lange oprit van de villa draaft en de donkere nacht tegemoet rijdt, voelt hij het pistool dat in zijn broek zit tegen zijn buik op duwen. Het geeft hem een behaaglijk veilig gevoel. Hij test het uithoudingsvermogen van zijn lievelingspaard, Flash, en geeft het meedogenloos de sporen. In nuchtere toestand springt hij veel voorzichtiger om met zijn dieren. In een recordtijd bereikt hij Beauregard. Het paard staat er afgemat bij, Frank geeft het enkele complimenterende tikjes. Vaag beseft hij dat hij morgen spierpijn zal hebben in zijn dijen, zijn achterwerk voelt nu al aan als was het van hout gemaakt. Terwijl hij het paard naar de stal brengt, blikt hij omhoog naar de sterrenhemel. Op nauwelijks vijf minuten tijd ziet hij drie vallende sterren langs het firmament scheren. Nu is hij er echt helemaal van overtuigd. Er wacht hem een grote toekomst. ‘Vast iets in de politiek, ja, dat moet wel. Vechten is niet aan mij besteed. Laat mij maar oreren, mensen overtuigen en nieuwe ideeën lanceren. Elk zijn sterkte en dat is de mijne.’


Eens in huis gaat hij rechtstreeks naar zijn kamer. Hij geeft toe aan de vermoeidheid die nu over hem valt. Het initiële oppeppende effect van de alcohol heeft plaatsgemaakt voor een slome beneveling. Op weg naar zijn bed, merkt hij niet dat er nog licht schemert in zijn bibliotheek. Hij is te zeer in gedachten verzonken. ‘Morgen, morgen tref ik alle regelingen, niets aan het toeval overlaten. De Brekers zijn de weg.’


(wordt vervolgd)

16-04-2009 om 21:35 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 26

Op Beauregard is Boelie er niet in geslaagd om zijn vrienden tot actie aan te sporen. Ofwel geloven ze dat hij de briefjes zelf geschreven heeft, ofwel denken ze dat Pieter-Jan er achter zit. Bovendien vinden ze dat Pieter-Jan een intelligente kerel is, die best wel op zichzelf kan passen.

Iedereen is al naar bed en Boelie waakt. Op de deur van zijn afwezige maat heeft hij een briefje gehangen. ‘Ik zit in de bibliotheek, laat mij weten als je terug bent.’

Boelie heeft zich teruggetrokken in de bibliotheek. Benjamin heeft hem nog een hele tijd gezelschap gehouden. Samen hebben ze kaarten bestudeerd, omdat ze daar beiden verzot op zijn. Boelie is moe, maar de vermoeidheid maakt hem niet slaperig, maar maakt hem paradoxaal genoeg juist babbelziek.

‘Mis jij hier niemand? Je ouders bijvoorbeeld? We zijn nu al een tijdje weggerukt uit onze vertrouwde omgeving, maar niemand van ons spreekt daar ooit over, alsof we al in onze eigen leugens geloven en we echt per schip gevlucht zijn uit Auburië.’

‘Ik denk natuurlijk wel aan mijn ouders, en aan enkele vrienden. Mijn activiteiten bij de scouts, de school waar ik les geef, nou ja, gaf. Soms vraag ik mij ook wel af of ze mij thuis nu zoeken. Soms denk ik dat ik een afsplitsing ben van mezelf, dat er thuis niets veranderd is, dat Benjamin daar nog steeds rondloopt en functioneert. Misschien dat we op een dag allemaal terug wakker schieten in onze vertrouwde omgeving. Ik wil liever niet nadenken over hoe het mogelijk is dat wij dit meemaken, ik denk dat ik anders snel gek word.’

‘Ja, waarschijnlijk valt het wel niet te achterhalen waarom dit gebeurt. Ik geloof ook niet dat het een droom is. Dit is echt, dat weet ik zeker, ik denk dat niemand van ons dat betwijfelt.’

Benjamin bevestigt door kalm van nee te gebaren. Hij slaat een grote, dikke atlas dicht, stelt zich traag recht en plaats het grote boek met de nodige moeite terug op zijn plaats.

‘Mis jij soms iemand?’

Boelie overweegt de vraag en aarzelt even.

‘Mmnee, niet echt. Ik troost mij inderdaad ook met de gedachte, dat wij een afsplitsing zijn van onszelf en dat ‘wij’ ginder gewoon verder blijven bestaan. Of er een wisselwerking bestaat tussen de ik die we hier zijn en de ik die we daar zijn, weet ik niet. Als je daar over nadenkt, zal je inderdaad wel snel doorslaan. Ik sta er verder liever ook niet te veel bij stil. Je weet dat mijn moeder weduwe is. Dat ze mij, haar enige zoon, nu ook nog eens moet missen, dat wil ik liever niet visualiseren. Mijn moeder die zo heel alleen, doodsbang alleen thuiszit en zich afvraagt waar ik heen ben. Natuurlijk, ik ben niet alleen verdwenen, ik ben verdwenen samen met Pieter-Jan en mijn lief. Misschien put ze daar troost uit. Maar goed, ik ga er mee akkoord dat ons gewone leven op de een of andere manier gewoon doorgaat.’

Benjamin zegt geeuwend ja.

‘Hoe zie jij onze toekomst hier?’

‘Geen idee. Een job vinden zeker? Gewoon verder doen, veronderstel ik, iets opbouwen. Welke keuze hebben we anders? Sit back and enjoy the ride, dat hadden we toch afgesproken’

Benjamin geeuwt opnieuw en verontschuldigt zich.

‘Sorry, man, maar ik ben echt moe. Vind je het erg als ik ga slapen? We kunnen morgen verder praten.’

‘Nee, natuurlijk niet. Ga maar, ik ben nog niet moe. Ik ga nog wat lezen.’

‘Je vindt het niet erg? Ok, dan laat ik je.’

Benjamin kijkt met een blik vol medeleven, naar zijn maat, die volgens hem, veel te veel nadenkt. Boelie is zich bewust van dat medelijden en voelt zich daar ongemakkelijk bij.

‘Er is niets aan de hand, hoor, ik wil gewoon nog wat lezen.’

Benjamin gelooft niet dat er niets scheelt, maar verdwijnt. Rust zal zijn maat misschien goed doen.

Boelie blijft alleen achter. Hij staat op en loopt langs de rekken met boeken, leest hier en daar een titel, bladert lukraak door enkele boeken. Hoe moet het met zijn schrijfdroom in deze wereld? Zal hij hier gewoon dezelfde dingen ambiëren als in de vorige wereld? Misschien gaat het hem hier makkelijker af? In de vorige wereld liep zijn schrijverscarrière of althans de hoop daarop, helemaal niet van een leien dakje.

Het knaagt in hem, de jongeman heeft vaak last van onverklaarbare angstaanvallen. Hij heeft zijn gemoedstoestand uitvoerig gedocumenteerd in tientallen dagboekschriften en kent ondertussen wel ongeveer de mechanismen van zijn geest. Boelie keek als kind uitermate op naar zijn vader. Zijn vader was met stip zijn grootste held. Maar die vaderfiguur stootte hem af en trok hem tegelijk aan. De schrijversopdracht is hem met de paplepel ingegeven, maar zijn vader vond zijn verhalen nooit goed. Die dubbele houding van zijn vader, heeft het zelfvertrouwen van de jongeman als kind en als adolescent zwaar ondergraven. Zijn vader dweepte eigenlijk met twee zaken: literatuur en militaire strategie. Om zijn vader te plezieren koos de jongeman de weg van de literatuur. De militaire weg, leek, zeker in het vredige Europa, nogal uitgesloten. Dat het nooit gelukt is om van het schrijversschap iets te maken is een oud zeer dat vaak pijnlijk opspeelt. Net zoals het nu doet.

Boelie staat op, hij wil op verkenning gaan in huis, zien of er niet ergens een fles wijn is die hij achterover kan drukken om zichzelf te benevelen, in een poging zo tot andere inzichten te komen. De wandelende cocktail aan contrasterende emoties die de jongen is, is niet echt een stevige drinker. Als hij drinkt, is het omdat enkele van zijn literaire idolen – officieel claimt hij geen zulke idolen te hebben - onverbeterlijke zuipschuiten waren.

Hij duwt de zware houten stoel achteruit en stapt naar de deur. Net als hij die opentrekt, staat Pieter-Jan met een brede glimlach voor zijn neus. ‘Lijkt wel een soap’, mompelt Boelie, ‘daar kunnen ze ook geen deur opentrekken zonder dat er toevallig net iemand binnenkomt.’ Pieter-Jan blijft onbewegelijk staan, zijn glimlach wordt alleen nog breder. Boelie moet er ook van glimlachen, hij heeft begrepen dat zijn vriend een leuk verhaal te vertellen heeft.

(wordt vervolgd)

16-04-2009 om 21:19 geschreven door Tederdraads  


13-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zomerse groeipijn: deel 25

Hoe vind je de locatie van een bar in een wereld zonder internet, zonder kaart op zak, zonder stadsplannen op elke hoek van de straat en zonder gps? Dat is de vraag die Pieter-Jan moet oplossen. Hij zou natuurlijk gewoon de weg kunnen vragen aan een local en dat probeert hij ook.

Alleen trekt elke blanke zijn neus op en laten ze hem staan zonder hem nog een blik te gunnen. Dinks reageren zo mogelijk nog vreemder, ze raken in de war, doen alsof ze hem niet begrijpen of zeggen vlakaf dat ze het niet weten. Pieter-Jan vermoedt sterk dat ze liegen.


Dan maar op goed geluk, besluit Pieter-Jan. Met wat geluk vindt hij de weg naar Freedmen’s Quarter terug. Een blanke vrouw houdt hem staande met een blik in haar ogen alsof ze met een krankzinnige te maken heeft.


‘Ben je soms gek, daar regeren de dinks, zelfs de politie waagt zich daar niet. De enige blanken die je er ontmoet zijn uitschot.’


Als ze de vastbeslotenheid opmerkt in Pieter-Jans bewegingen, besluit ze dat de jongeman tot de laatste soort behoort en dus gaat ze vlug heen. Ze tilt haar lange rokken op en weg is, gevolgd door haar slavin, die in elk hand een zware mand draagt.


Pieter-Jan vindt het wel amusant en krijgt enkel maar meer zin om verder te gaan. Twee straten verder, beseft hij dat hij vast en zeker in Freedmen’s Quarter is gearriveerd, want er zijn geen blanken meer op straat, de meeste huizen zijn zwaar vervallen en de dinks die hij ontmoet, kijken hem brutaal aan. Wel laten ze hem met rust. De nieuwsgierige jongeman vermoedt dat ze hem voor een gevaarlijke bandiet houden. Welke andere blanke zou het in zijn hoofd halen om hier schijnbaar ongewapend te komen?


Pieter-Jan probeert zijn geluk bij een stel spelende, halfnaakte kinderen die een conservenblikje rondtrappen. Het merendeel kijkt hem aan alsof ze nog nooit een blanke van dichtbij gezien hebben. Een moedig ventje stapt naar voren en eist geld voor de inlichting. Pieter-Jan bekent met een glimlach dat hij geen geld op zak heeft. Geen probleem, de kleine wil het ook wel doen voor een paar schoenen en zijn begerende blik valt op Pieter-Jans schoeisel. Zijn vriendjes volgen de onderhandeling met grote nieuwsgierige ogen, er is nog niets overeengekomen en ze kijken nu al jaloers.


Pieter-Jan twijfelt en tast in zijn zakken of hij niet iets anders kan aanbieden. Er is niets dat in aanmerking komt, dus vraagt hij een inlichting op krediet.


‘Je zegt mij waar ik de bar kan vinden en morgen, dat zweer ik, sta ik hier terug met een halve obloon.’


De kleine, die naarmate de onderhandeling aansleept, meer en meer zijn angst overwint, is niet gek en vraagt Pieter-Jans schoenen als onderpand. De jongeman begint nu echt zijn ongeduld te verliezen, maar dan weerklinken er drie vrouwenstemmen die als een snerpende alarmbel door zijn verstand schieten.


‘Wij willen seks, wij willen seks, geef ons seks.’


Pieter-Jans pupillen vergroten en keuren onderzoekend een trio vrouwen dat schaterlachend uit een huis komt gezwalpt. De drie lopen arm in arm en amuseren zich kostelijk. Het zijn dinks, maar aan hun teint te zien, hebben ze ook blank bloed door de aderen stromen. Kindjes van prostituees oordeelt Pieter-Jan snel.


De kleine zakenman blijft afwachtend voor zijn voeten staan. Als de vrouwen Pieter-Jans richting uit wandelen, wil hij van het kleine ventje af.

‘No deal, ik vind het zelf wel.’           

                 

Zo makkelijk komt hij er echter niet af. De kleine fixeert zijn blik op Pieter-Jans gezicht en doet een milder voorstel. ‘Een schoen als onderpand en een kwartje morgen.’


‘Of ik nou één schoen geef of twee, het ongemak is hetzelfde.’


Zijn zin is pas uitgesproken als de drie vrouwen al rond zijn nek hangen. De kleine beseft dat het nu geen zin meer heeft en druipt af, zijn vriendjes volgen. Heimelijk opgelucht dat hun maat verloren heeft, zijn ze gul met troostende woorden en gebaren.

Pieter-Jan weet niet wat hem overkomt.


‘Wat een stuk, zeg’, kirt de eerste.


De tweede draait haar sjaal om zijn hals.


‘Hmm, lekker breed in de schouders.’


‘En die armen zijn geen pap’, zegt de derde terwijl ze in zijn bovenarmen knijpt.


De drie vrouwen draaien onderzoekende cirkels rond hun vangst.


‘Hij is echt groot, hé, net wat we zoeken.’


‘Dat gezicht mag er trouwens ook wezen. Echt een guitig gezicht. Hij combineert het schattige jongensachtige, met het stoere mannelijke. Erg opwindend, moet ik zeggen.’


‘Vinden jullie niet dat hij iets kunstzinnigs over zich heeft, wat denken jullie?’


‘Volgens mij is hij een soldaat met verlof. En wat voor slechte burgers zouden wij zijn als we de verdedigers van de natie geen verzetje gunnen?’

‘Ach, nee, geen soldaat. Zakenman misschien, wie weet, zo’n dominante slavenhandelaar. Ja, ja er schuilt iets duisters in die ogen. Ik wed dat hij graag de touwtjes in handen heeft.’


Om te demonstreren wat ze bedoelt, trekt ze bruusk aan de haren van een van haar vriendinnen, die opzettelijk een zwoele pijnkreet uitbrengt.

‘Spraakzaam is hij niet, hé’, zegt de andere, terwijl ze met haar vingers over zijn mond streelt. Pieter-Jan bekomt niet van de verrassing, laat alles over zich heen komen en beseft pas dat de drie hem richting een muur manoeuvreren als hij met zijn rug al de stenen raakt.


Eentje vraagt rechtstreeks wat hij doet in het leven en uit gewoonte antwoordt Pieter-Jan dat hij geneeskunde studeert.


‘Genééskunde’, herhaalt ze, duidelijk onder de indruk. ‘Kijk eens aan, zeg, verstandige jongen hebben we hier.’


‘Wat een vangst zeg, en dat loopt hier maar vogelvrij rond. Boffen wij maar dat die hengst hier langskomt. Hij lijkt wel door God gezonden.’

‘Of de duivel’, vult er eentje al te gretig aan.


‘Nemen we hem mee?’


‘Natuurlijk nemen we hem mee. We zijn kierewiet als we deze laten lopen. Straks wordt hij nog vermoord. Dat zou pas zonde zijn.’


‘Mee waarheen?’, vraagt Pieter-Jan.


‘Mee met ons naar binnen, malle jongen. Je mag ons berijden tot de kippen weer van stok komen.’


De belaagde jongeman beseft opeens dat de zon al onder is. Een blik in de ronde, geeft hem het onaangename gevoel dat er heel wat ogen op hem gericht zijn, vanachter de gordijntjes van de smalle huisjes. Veel is er door het duister niet te zien waarschijnlijk, maar een veilig gevoel geeft het toch niet.


‘Is het ver?’


‘Is het ver, vraagt hij, nee, schatje, het is dat huis daar, waar we net buiten komen.’


Eentje sabbelt al aan zijn oor, een andere heeft haar hand al eens stevig over zijn kruis laten glijden. De derde, de knapste, schuurt met haar boezem langs zijn zij. Tot die zich opeens realiseert dat ze getrouwd is.


‘Getrouwd?’, roept haar vriendin verontwaardigd uit. ‘tegenoverstaan van wie? De vlooien in het bed van de dominee?’

‘In ons hart zijn Zachary en ik getrouwd! Begrepen, gemene feeks?’


‘In zijn hart is jouw Zachary getrouwd met de halve buurt’, gniffelt er één.


Pieter-Jan valt de koude op waar net nog een weelderige boezem was, als de boze vrouw weg beent. 


‘Mijn Zachary is veranderd, hij is trouw nu. Bekijk het maar, voze sloeries, geef die jongen maar de ziekte door, matrassen.’

De vrouw verdwijnt om de hoek. Op zoek naar haar Zachary, neemt Pieter-Jan teleurgesteld aan. Spijtig, want die derde vond hij nou net de mooiste.


‘Let maar niet op haar, koene ridder.’


‘Meer lekkers voor ons mondje’


Pieter-Jan houdt echter de boot af. De twee vrouwen nemen hem bij de hand en willen hem mee naar binnen sleuren. ‘Wacht, wacht eens even. Waarom ik en niet een ander? Het loopt hier toch vol mannen die net zo geschikt zijn voor jullie doeleinden als ik?’


De vrouwen hebben hun antwoord klaar: ‘Dat zijn geen mannen zoals jij, dat zijn nog kleine jongens, die kunnen we zo rond onze vingers draaien. Daar is echt niets aan.’


Pieter-Jan heeft al lang geen fysiek contact gehad met vrouwen en nu is het alsof hij met zijn neus in een botervloot vrouwelijkheid wordt geduwd.


‘Maar we weten hoegenaamd niets van elkaar. Hoe heten jullie bijvoorbeeld?’ vraagt Pieter-Jan als ze bij de deur zijn.


Voor ze antwoordt, zegt de ene nog eens tegen de andere: ‘Maar hij is toch echt wel erg knap, hé? En dat wij daar dan zo toevallig tegenaan botsen.’ Daarna richt ze haar ogen weer op haar doelwit, ze bukt haar hoofdje en knippert fel met haar wimpers.


‘Ik heet Hope.’


‘En ik heet Misty’, die de houding van haar vriendin kopieert.


‘Kijk, lijken mij aangename meisjes, maar het probleem is dat…’


‘Dat is nou net jouw probleem’, pikt de andere in, ‘er is helemaal geen probleem. Wij gaan elkaar gewoon lekker verwennen. Kom aan, twee vrouwen die zich zo aan jou overgeven, is dat niet waar elke man van droomt?’


‘Akkoord, het zal wel een fantasie zijn van haast elke man. Maar ik hoef die fantasie niet per se te beleven.’


‘Ach, kom, zo’n kans laat je toch niet liggen? Hoeveel mannen kunnen zeggen dat ze dit ooit hebben meegemaakt? Zonder dat ze er voor betalen wel te verstaan.’


‘Ik geef toe dat ik geflatteerd ben, maar hoe verleidelijk de kelk ook is, toch laat ik hem liever aan mij voorbijgaan.’


De twee vrouwen pakken elkaar vast, en bijna alsof het een bewuste strategie is, raken ze elkaar traag en affectief aan, terwijl ze net hoorbaar tegen elkaar fluisteren:


‘Oh, en hij kan het zo mooi zeggen. Een man die goed is met woorden, daar word ik nou eens echt helemaal heet van.’

‘En het is zo’n schatje. Heb je die ogen van hem al eens bekijken. Ik geloof dat het ons een uur kost om alle kleurschakeringen te noemen die er in voorkomen.’


Pieter-Jan blijft twijfelen, maar enkele centimeters onder zijn middel, begint een dwingend gevoel langzaam zijn gedachten te domineren. De zoete vrouwelijke geur van zijn tegenstandsters prikkelt in zijn neus, en loopt als een stroom van genot over zijn rug naar beneden. Elke cel in zijn lichaam lijkt wel een losgeslagen elektron dat op en neer springt en tuimelingen maakt.


Bij zichzelf denkt hij: geef nou eens toe, gun je zelf ook iets, even niet meer denken, go with the flow, laat gebeuren wat gebeuren mag, in het slechtste geval is het een leerrijke ervaringen.


Nog een laatste blik op de lippen van de meisjes, waarvan hij zich de smaak en de textuur voorstelt, zodat het verlangen groeit om zijn voorstelling ervan te toetsen aan de werkelijkheid. Het ene meisje heeft van nature vuurrode lippen, extra geaccentueerd door een minuscuul schoonheidsvlekje, net boven haar mondhoek. Het andere meisje heeft helaas dunne lippen en een nogal grauwe huidskleur, de vorm van haar gezicht is best ok, maar haar neus mist alle karakter. Haar golvende lange kastanjebruine haren maken nog iets goed, maar haar weinig intelligente ogen, maken het beeld uiteindelijk toch kapot. Kan hij er niet eentje nemen?


Een trio hoeft niet zo zeer, met eentje is hij ook al best tevreden. De knappe van de twee, is nog lang niet zo mooi als het meisje dat veel te vroeg weg ging, maar ze mag er wezen. Ze is net iets kleiner dan haar vriendin, haar borsten zijn niet overdreven groot, maar ze weten de aandacht te trekken, op de een of andere manier zijn ze prominenter aanwezig dan het dikkere paar borsten van haar vriendin. Pieter-Jan gokt dat de lekkerste geur ook van haar komt. Hij meent dat er een storend element zit in de geur van de andere. Geen stank, nee, gewoon een storend element in haar lijfgeur, niet eens een kwestie van hygiëne. Op de duur vindt hij zichzelf in zijn weigerachtige houding net iets te komisch worden. Hij wil niet dwarsliggen om speciaal te doen, dus uiteindelijk zwicht hij toch en laat hij zich meetronen. Het gevoel van hun fijne handen strak om zijn polsen, vindt hij wel iets hebben. De twee meisjes hebben beide een lange dunne nek. Van die kwetsbaarheid gaat een prikkelende seksualiteit uit.


Binnen werpen ze zich als roofdieren op hun vangst. Zijn eerdere vermoedens blijken al te waar. De smaak van de ene bevalt hem allerminst, al kan hij dan niet zeggen waarom dat dan zo is, er botst gewoon iets. Hij zou liever alleen kussen met de ene, mooiere, maar hij beseft dat hij zoiets niet kan maken. Als de ene zich genegeerd voelt, volgt er gegarandeerd ruzie en dan is het uit met de pret.  Pieter-Jan is zoveel vrouwelijk initiatief niet gewend en blijft tussen de kussen en het ontkleden door verder praten.


‘Wat doen jullie eigenlijk in het leven?’


‘Wij zijn danseressen.’


‘In Sordid Haven, een bar hier net om de hoek.’


‘Je meent het’


‘En nu sst, toon maar eens wat je naast praten nog meer kan met die tong van je.’


De overdonderde jongeman wordt op bed geduwd en voelt hoe vier handen tegelijk over zijn naakte lichaam strelen. Over die sensatie heeft hij verder geen klagen. Die bar heeft zijn naam niet gestolen, bedenkt hij nog, voor hij zelf in actie schiet.


(wordt vervolgd)

13-04-2009 om 23:07 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 24

‘En hoe vallen ze mee? Vermoeden ze iets?’


Frank schudt overtuigd van nee en nestelt zich aan de vergadertafel in het huis van Bertold Cheatham, bijgenaamd de manke leeuw. Tot zijn vijfenzestigste zetelde de man in de senaat. Sinds hij tijdens een debat over de slavernijkwestie een tegenstander tot bloedens toe afgeranseld heeft met zijn wandelstok, heeft men debatten over de kwestie, althans in de senaat, verboden. Een overwinning voor het zuiden, want als er niet eens over gesproken mag worden, kan de slavernij ook niet worden afgeschaft.


In het zuiden kan ouwe Bertold rekenen op een heldenstatuut en ook in het noorden heeft men in brede kringen respect voor de ouwe. Kort na het debat kreeg hij honderden wandelstokken toegezonden van bewonderaars van over het hele land. Sommige zelfs belegd met diamanten. De mooiste exemplaren heeft hij gehouden en die sieren nu zijn vergaderruimte. Frank voelt zich nooit helemaal op zijn gemak in de buurt van de oude vuurvreter. De nationale held van het zuiden kan het nooit laten om op een vervelende toon te vragen: ‘En Frank, nog experimentjes gepland met je slaven?’ Frank herhaalt dan zijn standaardantwoord: ‘Op dit moment niet, maar ik bedenk nog wel wat.’


Zelfs vandaag spreekt de manke leeuw zijn vraag uit in één adem met zijn begroeting. Frank laat deze keer echter meer ergernis dan gewoonlijk doorklinken in zijn ingestudeerde reactie. Gelukkig zijn er genoeg aanwezigen die de vergadering geen seconde langer willen uitstellen. James Munford, een slanke jongeman die er nogal ziekelijk uitziet –geen wonder als je bedenkt dat het binnen zijn familie traditie is om neven en nichten te trouwen- opent met de woorden:


‘Heren, de gebeurtenissen van de afgelopen tijd spreken eigenlijk voor zich. Alles loopt volgens de voorspelling van de oude acht. We mogen onszelf feliciteren, want we hebben goed gehandeld. De brekers hebben een veilig heenkomen gevonden. We kunnen de toekomst rustig afwachten.’


Een van de aanwezigen lacht schamper. ‘Ik blijf het onzin vinden. Als het daadwerkelijk tot oorlog komt tussen noord en zuid, heeft het zuiden geen hulp van buitenaf nodig om die klus tot een goed einde te brengen. Voorspelling of geen voorspelling.’

De man spreekt voor velen en krijgt applaus, vooral van de jongste deelnemers. De manke leeuw duwt zich met beide handen af op de tafel en veert overeind.


‘De voorspelling is heel duidelijk. Zonder hen, is het Zuiden reddeloos verloren en laat een uitputtende oorlog ons na vier jaar geruïneerd achter.’

Simon Cartwright durft het aan om de eminente gastheer tegen te spreken.


‘Met alle respect, maar ik blijf het onzinnig bijgeloof vinden. De acht oudste plantagehouders plegen tijdens een obscuur ritueel zelfmoord, hun volste recht wat mij betreft, leuk voor hun erfgenamen, maar met die daad zouden ze dan redders uit een andere wereld aangetrokken hebben? Kom zeg, dat heeft alles van de griezelromans die mijn vrouw met haar holle hoofd met tonnen tegelijk verslindt.’


‘Waarom ben je dan hier, als je er toch geen geloof aan hecht?’, vraagt Frank.


‘In alle eerlijkheid: ik kom uit respect voor onze leeuw en ik blijf voor de exquise parels uit zijn wijnkelder die hij ons met een buitenwereldse gulheid blijft voorzetten.’


Met die uitspraak heeft hij de lachers op zijn hand.


Hij staat op en heft het glas:

‘Heren, op de gezondheid van de leeuw.’


‘Hoe weten we eigenlijk dat we met de juiste mensen van doen hebben?’, vraagt een van de plantagehouders die anders bijna nooit een woord zegt en enkel aanwezig mag zijn omdat hij de kleinzoon is van één van de oude acht.


Frank wist dat die vraag zou komen.


‘Ze matchen perfect de beschrijving die in de cirkel staat geschreven. Alleen zijn ze met negen, in plaats van met tien.’


‘Aha, dus de voorspelling loopt al mank, ik bedoel, fout’, roept de leider van de sceptici triomfantelijk uit. Het gebruik van het woord mank ten overstaan van oud-senator Cheatham, heeft hem wel even doen blozen.


‘De jongen die ontbreekt, had geen cruciale rol. Zijn afwezigheid hoeft verder niets te betekenen. Wat telt is dat de anderen gekomen zijn.’

De aanwezigen vragen Frank om zijn mening te geven over zijn speciale gasten.


‘Ze doen zich voor als pas gearriveerde Auburiërs. Echt overtuigend zijn ze natuurlijk niet, want ze zijn helemaal nooit in Auburië geweest. Ik kan echter ook niet zeggen dat ze ooit zwaar in de fout gaan. Je kan raden dat ze niet van Auburië komen, maar je zou ook nooit vermoeden dat ze uit een verder gevorderde wereld afkomstig zijn die met de onze niets te maken heeft. Fysiek zijn ze erg zwak, paardrijden kunnen ze bijvoorbeeld niet of nauwelijks, welbespraakt zijn ze dan weer wel. Ze zijn trots en makkelijk te complimenteren. Zo zijn ze er bijvoorbeeld echt van overtuigd dat ze mijn leven gered hebben.’


Op dat punt schieten Franks zogenaamde belagers van toen in de lach.


‘Ze zijn natuurlijk zeer slecht op de hoogte van onze cultuur, maar zo wat de helft van hen beent actief bij en leert snel. Eentje ervan is erg apathisch. Een van de meisjes is enkel geïnteresseerd in mijn paarden. Die houd ik zo zoet. Volgens de voorspelling is het enkel nodig dat zij en haar vriend voorlopig in leven blijven. Anders kunnen de anderen vreemd reageren.’


‘Vertoont een van hen ook maar het minste militaire of politieke talent?’, vraagt de scepticusfractie.


‘Eentje heeft in een herberg voor aardig wat commotie gezorgd door als leek het spel Revolution te winnen. Ik schaak ook regelmatig tegen hem en ik moet toegeven dat er strijdlust brandt in zijn ogen.’


‘Ach kom zeg, daar zetten we op in? Op een bordkartonnen generaal die fonkelende ogen zou hebben. Mijn zoontje van drie heeft ook agressie in zijn blik. Zullen we hem vast een generaalsuniform laten naaien?’


De manke leeuw is het zat.


‘Heren, we houden ons trouw aan de voorspelling. Laat ons niet vergeten dat ze exacte op het voorspelde tijdstip verschenen en meteen ingrepen toen ze dachten dat Frank bedreigd werd. Dat is genoeg bewijs voor mij. Zelfs al zijn die jongelui het grootst denkbare uitschot, het kan nooit kwaad om ze voorlopig te steunen en te zien wat er verder van komt. Frank, jij regelt het nodige, zorg ervoor dat het hen aan niets ontbreekt. Verwen hen verder, de rest wijst zichzelf wel uit. Ik verwacht van iedereen dat hij Frank bijstaat om de veiligheid van zijn gasten te garanderen.’

De autoriteit van de leeuw legt de scepsis van de slavenhouders aan banden.


‘Ik hoef de heren er ook niet aan te herinneren dat niemand, maar dan ook niemand, één woord hierover mag zeggen, aan eender wie.’

Daar is iedereen het inderdaad over eens. Stuk voor stuk geven ze te verstaan dat ze hun zwijgplicht als een vanzelfsprekendheid beschouwen. Ook Miles Porter knikt instemmend. Nochtans kan deze moddervette plantagehouder het nooit laten om alles wat hij meemaakt in zijn leven, in geuren en kleuren te vertellen aan de slavin waarmee hij haast dagelijks het bed deelt. Geen moment vermoedt hij dat bloedmooie Carlice, terwijl ze verveeld onder zijn zweterige lichaam ligt, uitrekent hoeveel geld ze kan vangen voor de kostbare informatie die hij haar domweg in het oor fluistert. In Sordid Haven betaalt men voor zo’n inlichtingen een eerlijke prijs.


(wordt vervolgd)

13-04-2009 om 22:59 geschreven door Tederdraads  


12-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 23

Op Beauregard is Frank nu pas echt in alle staten. Een bevriende plantagehouder is het nieuws over de slavenopstand (of de poging daartoe) komen brengen. Franks vriend vraagt om een gesprek onder vier ogen. De gastheer trekt zich met zijn bezoek beleefd terug in zijn studeervertrek. Het schaakspel dat toch al op weinig aandacht kon rekenen, wordt uitgesteld tot een volgende keer. Even later komt Frank al terug en rijden hij en de vriend samen weg. Kennelijk hebben de slavenhouders in New Burbon een soort spoedvergadering gepland.


Boelie en Pieter-Jan blijven alleen achter. Die laatste stelt zich vragen bij het gedrag van hun gastheer.


 ‘Wel gek eigenlijk hoe die Frank ons zo vertrouwt. In principe kunnen we zijn hele hebben en houden roven.’


‘Denk je werkelijk dat dit zijn hele hebben en houden is? En trouwens, denk je dat de slaven hier ons zo maar laten begaan?’


‘Je denkt niet dat we hen een aanzetje zouden kunnen geven om mee te plunderen?’


‘Nope, die slaven zijn niet gek. Waar zouden ze verdomme heen moeten? Het noorden is ver en zelfs in het vrije noorden zitten ze niet te wachten op dinks. Daar zijn ze bang dat dinks als goedkopere arbeidskrachten het werk van de blanken afpakken. De exemplaren hier in huis zijn ook veel te trots op hun bevoorrechte positie als huispersoneel.’


‘Akkoord. Maar zeg, als zo’n slaaf er in slaagt om het noorden te bereiken, is hij dan vrij?’


‘Ik denk het niet. Maar als hij er in slaagt om uit de handen van zijn baas te blijven, is hij veilig natuurlijk. De meeste noordelingen zien dinks misschien niet graag komen, maar een arrogante slavenhouder helpen om zijn eigendom terug te krijgen, dat is dan ook weer een stap te ver.’


Het gesprek van de twee jongens wordt onderbroken. Ook de anderen zijn ondertussen wakker. Als die te horen krijgen wat er allemaal gebeurd is, vinden ze het allemaal bijzonder spannend. Maryam hoopt dat de slaven massaal in opstand komen. Ze zou doodgraag zo’n revolutie van dichtbij zien. Randy is daar niet van overtuigd.


‘Zo’n slavenopstand zou volgens mij extreem bloederig verlopen. Geloof mij, dat wil je liever niet zien.’


Maryam betwijfelt dat en zegt dat het misschien ook wel zonder geweld kan. ‘De apartheid in Zuid-Afrika is toch ook via een politieke weg afgeschaft?’


Randy protesteert opnieuw.


‘Ja, maar dat was in een wereld die op zo veel vlakken zo veel verder ontwikkeld was dan deze. En ook de afschaffing van de apartheid liep niet over rozen, hé.’


Maryam vraagt Boelie of ze het boek dat de aanleiding gaf tot zoveel onvrede mag lenen.  Ze is nog niet helemaal wakker en wil het liever rustig aan doen vandaag. Het lezen van ‘De armband van tante Rosy’ lijkt haar nuttige tijdsbesteding. Bij wijze van verlaat ontbijt neemt ze wat fruit mee.

Ook de rest scharrelt in de keuken wat eten bij elkaar. Tot ze er uitgejaagd worden door Jubs, de dikke slavin, die naar eigen zeggen al voor meester Frank kookt, sinds hij zijn eerste tandjes heeft.


Nico en Randy herschikken het schaakbord en beginnen aan een echte schaakmarathon. Benjamin gaat samen met Boelie nog wat neuzen in Franks privé-bibliotheek. Als ze Willem vragen of die niet meekomt, weigert die categoriek. Met een sip gezicht neemt hij plaats in een luie stoel en doet vanuit die positie alsof hij de schaakpartij observeert. Pieter-Jan slaat hem gemoedelijk op zijn schouder. ‘De literatuur van deze wereld interesseert je niet?’


Lusteloos trekt Willem zijn schouders op. Pieter-Jan begrijpt het gedrag van zijn maat niet, dus gaat hij naar boven, vraagt het personeel om schone kleren en gaat dan de deur uit. Hij heeft er wel zin om eens alleen op verkenningstocht te gaan in de stad.Benjamin en Boelie zitten ondertussen gebogen over een kaart van hun nieuwe thuisland. Het is onderverdeeld in staten met aan het hoofd een verkiesbare gouverneur. Er zijn 34 staten in totaal, daarvan zijn er 17, net de helft dus, waarin slavernij legaal is.


‘Een mooi evenwicht’, stelt Benjamin.


‘Tot je andere zaken vergelijkt. In de noordelijke staten wonen 20 miljoen blanken, in het zuiden slechts 5 miljoen, aangevuld met 3 miljoen slaven. Volgens de laatste cenus leven er ook 100 000 vrije dinks in het zuiden.’


‘Als je de lijst van de presidenten eens bekijkt, is het wel zo dat bijna alle staatshoofden in het zuiden geboren zijn. De laatste zes presidenten zijn allemaal zuidelijken.’


‘Sja, slavenhouders hebben natuurlijk alle tijd om aan politiek te doen en bovendien hebben ze geld genoeg om stemmen te kopen.’


De twee bollebozen worden in hun onderzoek gestoord door een vreemd schuivend geluid. Als een blik op deur werpen, zien ze een blaadje liggen.

Boelie loopt naar de klink en gooit de deur open, maar op de gang is al niemand meer te zien. ‘Hey, toon ons nou gewoon wie je bent, we zullen je niks maken’, roept hij. Er komt natuurlijk geen antwoord.


Tot zichzelf mompelt Boelie:


‘Als je ons briefjes kunt schrijven, kun je ons toch net zo goed aanspreken? Zo’n kinderachtige onzin.’


‘Wat staat er op het briefje?’, vraagt zijn compagnon.


‘Het is van het allergrootste belang dat jullie vanavond naar Sordid Haven gaan. Doe het voor jullie eigen veiligheid.’


Benjamin neemt het blaadje over om het zelf eens goed te bekijken, net of hij vertrouwt zijn maat niet helemaal. Boelie toont hem ook het tweede briefje.


‘Wat denk jij? Dit is zo amateuristisch, zo doorzichtig, dit ruikt uren in de wind naar een hinderlaag, toch?’


Benjamin weet niet wat hij er van denken moet. ‘Misschien wil die Harlem ons helpen?’


‘Waarom dan die geheimzinnigheid? Die heeft zich toch al aan ons voorgesteld?’


‘Wie zou Frank dan betalen? Dat slaat nergens op. Wie heeft er nou baat bij dat wij hier logeren?’


Boelie vindt dat ze dit nog een tijdje moeten stil houden voor de groep.


‘Waarom dan?’


‘Anders panikeren ze maar en angst is een slechte raadgever. Voor je het weet, begint iedereen spoken te zien.’


Benjamin is voorlopig akkoord, maar heeft wel één bedenking.


‘Maar zeg, kunnen we Pieter-Jan dan wel alleen laten vertrekken naar die bar?’


‘Shit, da’s ook waar.’


De twee rennen naar Pieter-Jans kamer, maar daar ze zijn al te laat. Op de deur hangt een briefje.


‘Lieve jongens en meisjes. Blijven jullie gezellig binnen, ik zet vanavond een stapje in de wereld. Wie mijn aanwezigheid te zeer mist, kan mij

wellicht vinden in de Sordid Haven. Die bar met zijn onderhand mythische proporties.                                           

Don’t wait up.


Kusjes, P-Jay.’


‘Ja, ok’, concludeert Benjamin direct, ‘die briefjes zijn zo’n onnozele grap van Pieter-Jan, dat is wel duidelijk.’


Boelie wil akkoord gaan wat betreft het briefje onder de deur van de bib. ‘Maar wat dan met het briefje in mijn bed?’


‘Ach, hij is gewoon snel geweest. Hij kan altijd even langs jullie slaapkamer geweest zijn, geef toe.’


‘Ja, maar de handschriften zijn ook compleet verschillend.’


Benjamin valt niet te overtuigen. Hij knipoogt en wandelt glimlachend terug naar de bib.


‘Als er iemand spoken ziet, ben jij het wel.’


Boelie’s reactie op die laatste zin, druist helemaal in tegen zijn eerdere voornemen.


‘Best dan probeer ik de anderen wel aan het verstand te brengen dat dit niet pluis is.’


(wordt vervolgd)

12-04-2009 om 23:50 geschreven door Tederdraads  


11-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn schaamhaar is langer

Tien uur ’s ochtends en al te warm voor een jas. Op weg naar vergadering met twee dames. Een schrijfproject voor het OCMW. Om den brode. Veel water bij de wijn doen en maar slikken. ‘Every time I sell myself to you, I feel a little bit cheaper’ You is dan de uitgeverswereld en iedereen die mij daar aan een voet tussen de deur kan helpen.

 

Dromen van een eigen uitgeverij. Spelen met het idee van uitgeven in eigen beheer. Het typische fasendoorloop van een wanna-be-schrijver. ‘it’s fun to lose and to pretend’ en ik geef er nauwelijks nog een zak om. Ook het woordje ‘nee’ went. De standaard afwijsmails wennen. Ergens weet je: je moet tot een bepaald aantal nee’s komen om tot een ja te komen. Elke nee is een stap dichter bij een ja. In de liefde net zo. Ik was bont en blauw voor ik eindelijk de geheime vrouwensappen kon proeven. Op een dag laat je los en dan hoeft het niet per se meer, dan ben je ook gelukkig zo. Je koestert je in de zon en het maakt allemaal niet meer zo veel uit. Op zo’n moment valt uit de lucht, wat vroeger compleet onbereikbaar leek.

 

Het is je onderhand zo menens dat je verdomme handleidingen begint te lezen als ‘spanning in verhalen’, ‘writing a novel’ en je koopt tijdschriftjes die heel kort en bondig ‘Schrijven’ heten en die trouwens pokkenduur zijn. De dame aan de kassa meent je te herkennen en zegt: ‘Ja, dat zijn interessante boekjes. Jij bent toch die Pool he? Die ook nog piano speelt?’ Als je er uitziet als een Poolse schrijver-pianist heb je dan tenminste toch al de look mee. Schrijfsucces heeft niets van doen met schrijven, maar met het juiste imago en de juiste contacten. 1 procent schrijfarbeid, 99 procent handjes schudden.

 

Ik ben nooit zo gelukkig geweest, want ik het diepst van mijn gedachten ben ik Rhett Butler en als ik terugkijk op mijn leven krijg ik altijd wat ik wil. De zekerheden van het zondagskind. Dus vriendjes worden met de Maarten Ingelsen van deze wereld, smeekbedes schrijven naar Arnon Grunberg, bedelen bij uitgeverijen, het hoeft allemaal niet meer.

 

Volgend jaar omstreeks deze tijd, lig ik in de winkels.

 

Ik vraag mij wel af, hoe zal ik dan reageren op de bedelmails in mijn inbox?

11-04-2009 om 13:22 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zomerse groeipijn: deel 22

In zijn kleine kamertje boven het stamcafé van de bende van Burke, ontwaakt ook de quadroon Harlem Monroe. Luide stemmen beneden wekken hem uit zijn slaap. Hij heeft helemaal niet zo lekker gedroomd en zijn hart slaat zo snel dat de ketting om zijn hals er gaat van trillen.


Eventjes is hij bang dat Burke gek genoeg is om wraak te nemen voor gisteren. Zou die Burke het wagen om hem ook maar één vinger kwaad te doen? Iedereen weet toch dat Harlem een beschermeling is van Duro? En wat er gebeurt met lui die Duro’s vrienden aanpakken, weet iedereen. Harlem staat op van zijn bed, hij was deze middag zo moe dat hij met zijn kleren aan in slaap is gevallen. Nieuwsgierig legt hij zijn oor te luisteren tegen de deur. Hier en daar kan hij een woord opvangen. Als hem duidelijk is geworden waar de mannen beneden in de bar het over hebben, zegt hij bij zichzelf:


‘Het is begonnen! Zo snel al. Verdorie, we moeten vlug handelen nu, voor het te laat is.’


Zonder nog een moment te aarzelen, neemt hij de weg over de daken, en gaat hij via de brandladder naar beneden om verslag uit te brengen bij zijn baas. Die is echter al beter op de hoogte dan Harlem.


Als hij hijgend aan hetzelfde tafeltje van deze ochtend gaat zitten, is Duro hem voor:


‘Dus je hebt het ook gehoord? Nu komt er zeker oorlog, dit is nog maar het begin.’


Harlem zegt wat hij er van weet, in de verwachting dat zijn chef de ontbrekende details aanvult:


‘In Cooper’s Creek heeft een blanke man samen met een bende slaven een munitiedepot van het leger bezet.’


‘Is dat al wat je weet?’        

                     

Harlem kijkt beschaamd omlaag en knikt kort van ja. Hij vindt dat hij zich belachelijk gemaakt heeft door zo snel te reageren. Duro vertelt hem de rest.


‘Ze zijn al allemaal opgepakt. Opgepakt of dood. Het leger heeft de opstand neergeslagen. Er was blijkbaar een energieke kolonel van het beroepsleger in de buurt en die heeft meteen een honderdtal gewapende mannen gemobiliseerd. De opstandelingen hebben het nog drie uur volgehouden, maar de meeste zijn gesneuveld. De leider is gevangen genomen. Hem wacht allicht de strop.’


‘Wie was hij?’


‘Een tamelijk oude blanke man, genaamd Miles Green. Hij zou maanden geleden al eens vijf slavenhouders vermoord hebben met de hulp van zijn zonen.’


‘En er zijn nergens anders opstanden uitgebroken?’, vraagt Harlem beteuterd.


‘Nee, er was te weinig tijd. De bedoeling was om met de voorraad in het wapendepot een duizendtal slaven te bewapenen en er mee naar de bergen te trekken om vandaar uit geleidelijk aan alle slaven tot opstand te brengen.’


‘Hoe weet je dat allemaal? Zijn er al kranten?’


Duro leunt achterover en glimlacht.


‘Ik wist al enkele dagen dat er iets op til was. Maar het nieuws is mij te laat ter oren gekomen en Cooper’s Creek is natuurlijk veel te ver van hier. Anders waren we er bij geweest. Dan was de actie misschien gelukt.’


‘Waarom heb je mij er niet eerder iets van gezegd?’


‘In sommige kwesties is het beter dat alleen de baas op de hoogte is.’


Harlem apprecieert het niet dat zijn baas niet meer vertrouwen in hem stelt, maar hij gaat er verder niet op in.


‘Maar je beseft toch wat dit betekent? De brekers arriveren en de kans dat er oorlog komt tussen Zuid en Noord wordt op enkele dagen tijd opeens wel heel reëel.’


Op dat moment komt Marly aangewandeld.


‘Ach, Harlem, is er ook al. Gefeliciteerd.’


‘Hoezo?’


‘Nou, je bent vast de laatste in heel New Burbon om het nieuws te horen, marmot. Er is trouwens nog meer nieuws.’


Marly gooit iets op tafel. Het is een exemplaar van ‘De armband van tante Rosy.’


‘Ik heb het net uit. Als die poging tot een opstand geen olie op het vuur gooit, doet dit het wel. Er is niet één slavenhouder die hier mee gediend is. En geloof me, die rijke piefen lezen misschien niet vaak, maar die hebben ze allemaal gelezen, hoor.’


‘Jullie kennen de voorspelling’, zegt Duro plechtig. ‘Als alles goed gaat, hebben we over een jaar of zo oorlog in dit zondige land, met als gevolg dat al onze broeders en zusters die nu nog gebukt gaan onder het discriminerende juk van de slavernij binnenkort allemaal vrij zijn.’


Harlem ergert zich aan het overdreven optimisme van zijn baas.


‘Je vergeet een klein detail. De oude acht hebben hun zin gekregen, als de Brekers in leven blijven, gebeurt net het omgekeerde en wint het Zuiden de oorlog, zodat de slavernij gewoon blijft bestaan, sterker dan ooit gegrondvest dan ooit tevoren.’


‘Maak je maar geen zorgen, die brekers hebben we volgende week al gekeeld. Je zei toch dat ze op Beauregard logeerden? Nou, waar maken we ons dan druk over?


‘Heb je mannetjes onder het personeel van Beauregard?’, vraagt Harlem.


Duro lacht.


‘Nooit te veel willen weten, Harlem, nooit te veel willen weten.’


(wordt vervolgd)

11-04-2009 om 09:45 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zomerse groeipijn: deel 21

In de namiddag is Frank nog steeds niet helemaal gekalmeerd. Elke en Dieter zijn nog uit huize en Boelie is de eerste die wakker is. Om zijn gastheer wat tot bedaren te brengen, stelt hij een spelletje schaak voor. Voorlopig houdt hij het merkwaardige briefje op zak, ook zijn vrienden weten niets van zijn vondst.


De twee plaatsen de prachtige marmeren stukken in de overbekende slagorde. Boelie houdt van de koude, gladde steen, en betast elk stuk uitgebreid voor hij ze op het bord plaatst. Het briefje verandert niets aan zijn houding ten opzichte van de rijke planter.


‘Kent u overigens het spel Revolution?’


‘Ja, natuurlijk ken ik dat. Geweldig spel ook, alleen spijtig dat het zo lang duurt.’


Frank is echter moeilijk op andere gedachten te brengen. Zijn lectuur van deze ochtend laat hem niet los.


‘Wat ik ook niet snap, is dat een uitgever zo’n boek publiceert.’


‘Ach, dat is toch allemaal vriendjespolitiek. Wellicht heeft die uitgever het boek niet eens gelezen. Die Margaret Harper zal waarschijnlijk een charmante verschijning zijn.’


‘Dat mens Harper een knappe verschijning?’ Frank vliegt op en pakt er een verfrommeld exemplaar van ‘The New Burbon Illustrated Herald’ bij en drukt zijn gast een foto onder de neus.


Boelie moet bekennen dat het kleine, iele ding op de foto nou niet bepaald een schoonheid is. ‘Is dat de schrijfster van ‘De armband van Tante Rosy’? Net een soort dwerg.’


‘Die dwerg heeft wel net de schandaalroman van de eeuw geschreven.’


Boelie snapt nog niet zo goed waar het precies om draait.


‘Komt er dan zo veel seks in voor?’


‘Seks? Als het nou alleen dat was! Nee, volgens die smerige troep is elke zuidelijke planter een sadist, een pooier of een apathische morfinist die geen zier geeft om het welzijn van zijn slaven. Of waarom niet al die dingen tegelijk? En het beeld dat ze van dinks schetst! De enige intelligente personages in heel het boek zijn dinks. Alle blanken zijn bruten. Wat wil je ook, de helft van de blanken die ze opvoert zijn geboren uit interraciale gemeenschap, want jufvrouw Harper meent kennelijk dat wij allemaal onze slavinnen misbruiken, van zodra onze echtgenotes even de andere kant opkijken. Vunzigheid.’


‘Mag ik het boek eens zien?’


Frank beveelt een knecht om het boek te halen in zijn studeervertrek.


‘Als je het tenminste nog terugvind. Ik weet niet wat ik er in mijn woede mee gedaan heb. Wie weet kan je het gaan zoeken ergens achter in de tuin.’


Even later krijgt Boelie de gewraakte roman onder ogen. Bij het lezen van enkele random passages, valt hem op dat de dinks in het boek erg menselijk geportretteerd zijn. Wat ook opvalt, is dat ze er alles aan doen, om hun slavenbestaan op sluwe wijze te verlichtten en dat ze verder maar één grote droom koesteren: ooit vrij zijn.


‘Verkoopt dit boek goed?’, vraagt Boelie.


‘En of! Noordelijke kranten noemen het al een klassieker. Ze zouden dat mens verdomme een proces moeten aandoen. De slavernij van dinks is hun natuurlijke staat. Verstandelijk zijn zij niet in staat om een maatschappij te organiseren. Ze willen die verantwoordelijkheid ook niet dragen, ze zijn niet gelukkiger dan als ze slaaf zijn.’


‘Waarom worden er dan zo veel maatregelen genomen om te vermijden dat slaven weglopen? Als ze toch zo gelukkig zijn met hun slavenbestaan?’

Ook daar heeft Frank het antwoord op.


‘Dr. Samuel Cartwright, die veel geschreven heeft over de speciale hersenstructuur van dinks, noemt die aandoening drapetomanie: de krankzinnige neiging om weg te lopen. Ach, eigenlijk moet je medelijden met ze hebben, ze hebben zichzelf niet gemaakt.’

Boelie gelooft zijn oren niet. Hij wil Franks beweringen aanvechten, maar dan weerklinkt de stem van Pieter-Jan, die terwijl hij zich lui uitrekt vraagt:


‘Wie is er aan het winnen?’


Als Pieter-Jan zijn wenkbrauwen fronst, bij het zien van de slordige ontwikkelingen op het spelbord, zegt Frank, voor hij voor het eerst tijdens dit spel een zet overdenkt:


‘Wij zijn eigenlijk niet echt geconcentreerd bezig.’


Pieter-Jan stelt Boelie voor om te wachten tot de rest wakker is en dan maar eens op zoek te gaan naar die Sordid Haven.


‘Ik denk niet dat je de rest mee krijgt. Als Maryam hier blijft, is de kans groot dat de rest ook hier blijft’, werpt Boelie tegen.


‘And you stand by your woman, veronderstel ik. Geeft niet, dan ga ik wel alleen. Dan hoef ik ook niet meer te wachten tot iedereen wakker is.’


(wordt vervolgd)

11-04-2009 om 09:42 geschreven door Tederdraads  


10-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gisa

Omdat zij ook dromen van een diploma

 

Gisa klinkt als een oud-Egyptische stad, maar er gaat een kersverse studentenvereniging achter schuil. Een hele speciale nog wel. Gisa klinkt –mooi meegenomen- exotisch, maar staat eigenlijk voor: Ghent Intercultural Student Association. De vereniging heeft, naast het organiseren van barbecues –medeoprichter Duro, heeft een levensgenietend maagje-  nog heel wat andere waardevolle doelstellingen. Intal ging een kijkje nemen bij wat een verwante groepering lijkt.

 

Wie in contact komt met Gisa, komt waarschijnlijk al snel in contact met de sympathieke oprichters, Placide M. Habiyambere en Durotimi Olawaive, de twee enthousiastelingen van het eerste uur. Aan motivatie en enthousiasme geen gebrek, dat zie je meteen. De twee zitten boordevol ideeën en goede bedoelingen. Om hun enthousiasme en idealistische vuur te kanaliseren trokken zij van bij de start de expertise aan van Maryam Shiri, een dame die van wanten weet als het op organiseren aankomt. Duro en Placide schuiven haar graag naar voor als het boegbeeld van de vereniging, omdat zij met haar onmiskenbare charisma en bestuurstalent de vereniging een broodnodige professionele basis kan geven. She arrives and things start moving.

 

Gisa zou geen moderne vereniging zijn als het al geen groep op facebook had. Op hun pagina kun je onder andere meer lezen over hun doelstellingen. We geven hier kort hun vier hoofddoelen:

 

1 ) HET VERENIGEN VAN MENSEN VAN VERSCHILLENDE CUKTURELE AFKOMSTEN

 

2)DE IN-, DOOR- EN UITSTROOM VAN STUDENTEN VAN VERSCHILLENDE

CULTURELE ACHTERGRONDEN IN HET HOGER ONDERWIJS VERBETEREN

 

3)BETERE INTEGRATIE EN PARTICIPATIE IN DE BELGISCHE MAATSCHAPPIJ

 

4 ) HET VERGROTEN VAN HET BEWUSTZIJN OVER DE BAND TUSSEN EN HET GEMEENSCHAPPELIJK ERFGOED VAN STUDENTEN IN DE DIASPORA EN DE STUDENTEN VAN HUN MOEDER/VADER-CONTINENTEN

 

We geven ze in hoofdletters en dat mag ook wel: het zijn doelstellingen die elke student zou moeten onderschrijven. De vereniging heeft goed gezien dat onderwijs bij voorkeur een stokpaardje in het programma is. Is er een draagvlak voor deze vereniging? Zeker wel, deze vereniging is nodig. Dat bewijst de belangstelling waarop de eerste grote samenkomst van Gisa al kon rekenen. Gisa stelt zich dan ook open voor een zo breed mogelijk publiek. Elke student, van elke komaf, is welkom. En de Ghent in de naam betekent niet dat studenten uit Brussel of Leuven niet hoeven aan te kloppen. Integendeel.

 

De eerste hindernissen van dit piepjongen initiatief zijn: allereerst tot een werkbare structuur komen en ten tweede, eens die structuur er staat, de basisactiviteiten van een vereniging uitbouwen. Dat houdt onder andere in: zo snel mogelijk vijf evenementen organiseren die kaderen in de doelstellingen. Geopteerd werd (wijselijk genoeg) om deze eerste vijf simpel te houden. Wie wil vliegen, moet eerst leren lopen. De leden gooiden bakken voorstellen op tafel. Aan nieuw stimulerend bloed geen gebrek.

 

Als deze vereniging zich realiseert dat zij, zeker bij de geboorte van iets dergelijks, als alles nog broos en fragiel is, een leidende hand nodig hebben, die snel knopen kan doorhakken, indien het niet bij ideeën spuien blijft en men zijn tijd niet verliest met oeverloze discussies voorspellen we deze vereniging een grote toekomst. De overgrote meerderheid op de eerste samenkomst had jeukende handen en wilde meteen aan de slag gaan. Enkele jongens echter deden mij helaas denken aan een befaamde scène uit Monty Pyton, waar men maar blijft schreeuwen om immediate action zonder tot iets concreets te komen. Vooral de dames hoorde ik nogal zuchtten als reactie daarop. Om maar te zeggen: de goede bedoelingen zijn er, maar een vereniging heeft pas kans als er vrij snel bindende beslissingen genomen worden.

 

Gisa kan (en zal, het vertrouwen is er) een vereniging worden die zal werken rond de milleniumdoelstellingen, zal samenwerken met zielsverwante organisaties, de nodige contacten zal uitbouwen, op termijn een eigen site en een eigen maandblad zal uit de grond stampen, mensen zal enthousiasmeren om te delen en te laten delen in andere culturen, de buitenlandse student een stok achter de deur zal geven tijdens zijn of haar academische carrière, kortom: haar doelstellingen zal realiseren.

 

Hou deze jongens en meisjes in de gaten, want er broeit wat!

 

William Peynsaert

 

PS Voor de beroemde scène uit Monty Pyton, die ik bedoel, zie: http://www.youtube.com/watch?v=YawagQ6lLrA

10-04-2009 om 11:58 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.tips aan beginnende schrijvers - Walter Benjamin
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 

The Writer's Technique in Thirteen Theses

 

I. Anyone intending to embark on a major work should be lenient with himself and, having completed a stint, deny himself nothing that will not prejudice the next.

 

II. Talk about what you have written, by all means, but do not read from it while the work is in progress. Every gratification procured in this way will slacken your tempo. If this regime is followed, the growing desire to communicate will become in the end a motor for completion.

 

III. In your working conditions avoid everyday mediocrity. Semi-relaxation, to a background of insipid sounds, is degrading. On the other hand, accompaniment by an etude or a cacophony of voices can become as significant for work as the perceptible silence of the night. If the latter sharpens the inner ear, the former acts as a touchstone for a diction ample enough to bury even the most wayward sounds.

 

IV. Avoid haphazard writing materials. A pedantic adherence to certain papers, pens, inks is beneficial. No luxury, but an abundance of these utensils is indispensable. 

 

V. Let no thought pass incognito, and keep your notebook as strictly as the authorities keep their register of aliens.

 

VI. Keep your pen aloof from inspiration, which it will then attract with magnetic power. The more circumspectly you delay writing down an idea, the more maturely developed it will be on surrendering itself. Speech conquers thought, but writing commands it.

 

VII. Never stop writing because you have run out of ideas. Literary honour requires that one break off only at an appointed moment (a mealtime, a meeting) or at the end of the work.

 

VIII. Fill the lacunae of inspiration by tidily copying out what is already written. Intuition will awaken in the process.

 

IX. Nulla dies sine linea -- but there may well be weeks.

 

X. Consider no work perfect over which you have not once sat from evening to broad daylight.

 

XI. Do not write the conclusion of a work in your familiar study. You would not find the necessary courage there.

 

XII. Stages of composition: idea -- style -- writing. The value of the fair copy is that in producing it you confine attention to calligraphy. The idea kills inspiration, style fetters the idea, writing pays off style.

 

XIII. The work is the death mask of its conception.

 

The Critic's Technique in Thirteen Theses

 

I. The critic is the strategist in the literary battle.

 

II. He who cannot take sides should keep silent.

 

III. The critic has nothing in common with the interpreter of past cultural epochs.

 

IV. Criticism must talk the language of artists. For the terms of the cenacle are slogans. And only in slogans is the battle-cry heard.

 

V. "Objectivity" must always be sacrificed to partisanship, if the cause fought for merits this.

 

VI. Criticism is a moral question. If Goethe misjudged Holderlin and Kleist, Beethoven and Jean Paul, his morality and not his artistic discernment was at fault.

 

VII. For the critic his colleagues are the higher authority. Not the public. Still less posterity.

 

VIII. Posterity forgets or acclaims. Only the critic judges in face of the author.

 

IX. Polemics mean to destroy a book in a few of its sentences. The less it has been studies the better. Only he who can destroy can criticize.

 

X. Genuine polemics approach a book as lovingly as a cannibal spices a baby.

 

XI. Artistic enthusiasm is alien to the critic. In his hand the art©work is the shining sword in the battle of the minds.

 

XII. The art of the critic in a nutshell: to coin slogans without betraying ideas. The slogans of an inadequate criticism peddle ideas to fashion.

 

XIII. The public must always be proved wrong, yet always feel represented by the critic.

 

10-04-2009 om 10:23 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zomerse groeipijn: deel 20

In de hal van het ontwaakte huis, zijn de jonge indringers tot een besluit gekomen. Maryam zal de deur openzwaaien en de jongens zullen met malende vuisten naar buiten stormen. Iedereen zet zich schrap, de jongens zetten zich per twee, met op kop Randy en Pieter-Jan en achteraan Benjamin en Willem.


Maryam telt tot drie en maakt dan de deur bliksemsnel open. De jongens nemen hun aanloop, maar vertragen ook weer meteen, zodat ze over elkaar struikelen. Voor hun neus staat een klein oud mannetje met nog één grijze pluk haar, zo gedrapeerd om zo veel mogelijk van zijn schedel te bedekken.


‘Ik heb een levering voor Mevrouw Jenkins’, zegt hij, terwijl hij een beetje in de war gebracht, nog snel even het adres checkt. De postmeester houdt het pakje onder zijn ene arm, in de hand van zijn andere arm heeft hij een briefje. ‘Mevrouw stond er op dat ik al zo vroeg zou komen’, verontschuldigt hij zich. Aan zijn grote ogen te zien, brandt hij van nieuwsgierigheid om te weten wie deze rare snuiters zijn, maar de beleefdheid weerhoudt hem om verdere vragen te stellen dan:


‘Is mevrouw thuis? Ze zou even moeten tekenen.’


De jongens krabbelen overeind, Maryam acht het raadzaam om gewoon achter de deur te blijven staan. Boelie is de eerste om te antwoorden.

‘Wij zijn haar Auburische neven, zoals ze ons noemt.  Ze heeft ons vast vermeld, we zijn, euhm, nogal berucht. Sorry, hoor, maar we wilden neef Hendry een poets bakken. Die is nu om een krant. Heeft tante niets over ons gezegd?’


De postbeambte herstelt wat van zijn verwarring. ‘Nee, daar heeft ze, geloof ik niets over gezegd’


‘Dat is nou vreemd’, zegt Boelie, ‘tante heeft ons in haar brieven verzekerd dat ze zo uit keek naar onze komst dat ze het tegen iedereen uitschreeuwde.’


‘O, maar dat is leuk’, zegt de beambte, ‘inderdaad vreemd dat ze er niets van zei, maar mevrouw zal het vast wel erg druk gehad hebben met de voorbereidingen voor zo veel gasten. Blijven jullie lang?’


Als Boelie niet meteen antwoordt, meent de oude man dat hij een grens overschreden heeft.


‘O, neem mij niet kwalijk. Ik wilde helemaal niet zo nieuwsgierig zijn.’


Boelie haalt een vergevingsgezinde glimlach boven. Maryam en de rest van de jongens vragen zich af hoe lang ze hier nog blijven plakken. Als het meisje vanuit het huis voetstappen hoort, is ze het beu en komt ze naar buiten.


Haar vriend weet hoe laat het is en zegt nog:

‘Nou, beste man, wij moeten er weer eens vandoor. Als je moet wachten op tante om flensjes te bakken voor ontbijt, ben je gezien. En haar huispersoneel heeft ze te veel verwend, dat steekt geen poot uit. Doe haar mijn complimenten en geef haar een flinke pets op d’r lekkere kont.’

Daarna beent hij met grote passen weg, de rest volgt gauw. De postbeambte is zo geschrokken dat hij naar lucht hapt. Als de dame des huizes in het deurgat verschijnt, beginnen ze hard te lopen. Randy vindt het heerlijk en schatert het uit.

Als ze ver genoeg gekomen zijn, ploffen ze neer op een bankje in een klein park.


‘Dat was fun, moeten we vaker doen’, zegt Pieter-Jan hijgend. ‘Die bende van Burly zal het dan toch opgegeven hebben.’


Als Maryam wat bekomen is, vraagt ze: ‘Heeft het dan nog zin dat we naar dat Freemen’s Quarter trekken? Ik ben eerlijk gezegd, doodop, kunnen we niet gewoon terug naar Beauregard? Ik verlang naar mijn bed.’


Iedereen is moe en gaat akkoord. In de straat waar ze zich bevinden, komt het leven terug op gang. Rolluiken gaan omhoog, dienstmeisjes en knechten vertrekken om boodschappen te doen. Een heer rijdt voorbij in een open koets en kijkt hen onderzoekend aan.

Pieter-Jan spreekt voor iedereen als hij zegt:


‘Misschien krassen we nu beter op, we hebben dan wel niets gestolen, maar waarschijnlijk krijg je toch wel problemen in een chique buurt als deze. Wat een contrast met de wijk die er achter ligt, zeg.’


Randy, de criminoloog van het gezelschap, veronderstelt dat ze ook in New Burbon wel iets kennen als huisvredebreuk.

Iedereen staat op. ‘Best eens een keer de weg naar het centrum vragen, zeker?’, vraagt Pieter-Jan. ‘Van daaruit is de terugweg snel gevonden.’


‘Rijden hier geen taxi’s?’, wil Maryam weten.


‘Wel een paardentram’, weet Nico, ‘maar die doet enkel de hoofdstraat.’


De groep vindt vrij vlot de weg terug naar Beauregard, maar het is toch bijna middag als ze door het hek slenteren, moe en met een reuzenhonger. Mobs laat hen binnen, samen met Elke en Dieter, die ondertussen al aardig ongerust waren.


‘We stonden eigenlijk net op het punt om jullie te komen zoeken.’


‘Een hele opluchting,’ zegt Boelie.


Mobs laat een uitgebreid middagmaal bereiden en ondertussen krijgen de thuisblijvers het hele avontuur te horen. Op een bepaald punt in hun relaas, vraagt Maryam:


‘Waar is Frank eigenlijk? Weg voor zaken?’


Elke wuift haar vermoeden weg.


‘O, nee, dit heeft zich opgesloten in zijn studeerkamer. Vanochtend heeft hij een pakketje boeken ontvangen. Man, ik heb nooit iemand zo blij geweten met nieuwe lectuur!’


Dat scenario klinkt Boelie bekend in de oren.


‘Ah, de boekenbevoorrading via zijn pennenvriendin, ja daar vertelde hij mij al van. De boekenwinkels hier zijn nogal slecht, bijna alle boeken worden gedrukt in het Noorden, en het duurt soms maanden voor ze hier op de schappen verschijnen. Geen geringe frustratie voor een veellezer als Frank.’


Als de nachtbrakers hun verhaal gedaan hebben, zijn Elke en Dieter stevig onder de indruk. Dieter heeft echt spijt dat hij dit allemaal moeten missen heeft.


‘Ja, sorry, we wilden jullie niet wakker maken’, zegt Willem.


‘Hebben jullie die mysterieuze redder, die Harlem nog teruggezien?’, vraagt Elke, hoewel ze het antwoord op die vraag ook zo wel kent.

‘Nee’, zegt Maryam. ‘en misschien maar goed ook. Ik heb geen zin in nog meer van die belevenissen.’


Pieter-Jan vouwt zijn handen achter zijn hoofd en laat zich onderuit zaken.


‘Mwa, ik weet zo niet. Als ik straks wat geslapen heb, wil ik deze avond wel eens een kijkje gaan nemen in die Sordid Haven. Lijkt mij wel een intrigerende naam voor een bar’


‘Je doet maar,’ zegt Maryam, ‘maar dan toch zonder mij.’


Het gezelschap kan bijna de ogen niet meer open houden. Ze schuiven van tafel en gaan op zoek naar hun bed. Elke en Dieter trekken naar de stal, deels gerustgesteld, deels beteuterd, omdat ze er niet bij waren.


Op de trap vraagt Boelie aan Maryam: ‘Gaan we echt al meteen slapen?’


Het meisje had blijkbaar inderdaad wel plannen in die richting.

‘Boelie, je bent stout.’


Met lome passen gaat het hoger. Net als ze bovenaan de trap zijn gekomen, horen ze luid een deur dichtslaan. Frank verschijnt en komt aangedreven als een donderwolk.


‘Die ziet er bepaald niet happy uit’, zegt Pieter-Jan.


Zonder te groeten, loopt de gastheer hen voorbij, en stormt hij de trap af.


‘Hoe durft die kwezel! Het lef! En dat heeft nog nooit één voet op een plantage gezet. Zo’n vunzige laster. Ze schept er vast nog een pervers genoegen in om zo’n vieze leugens op papier te zetten.’


Pieter-Jan vindt de situatie wel komisch.


‘Romannetjes lezen kan ernstige gevolgen hebben. Denk je dat mijnheer Frank op een stout seksboekje gestoten is dat de seksuele revolutie dreigt in te luiden, hier in New Burbon?’


‘Geen idee, we horen het vanavond wel’, zegt Maryam met een geeuw. Zonder nog verder te talmen duikt ze haar slaapkamer in. De rest volgt haar voorbeeld.


In de slaapkamer spoelt Maryam nog snel haar mond. ‘Tandpasta kennen ze hier duidelijk nog niet.’


Boelie laat mondhygiëne de strijd verliezen van de wil tot slapen, en kruipt al in bed. Als hij de lakens openslaat, vindt hij iets op zijn hoofdkussen, geen muntjes zoals in een hotel, maar een kleine enveloppe. Daarin steekt een briefje, waarop staat te lezen:


‘Buckner krijgt betaald om jullie in huis te nemen’


(wordt vervolgd)

10-04-2009 om 00:29 geschreven door Tederdraads  


09-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aanloop van een schrijver

De eerste twee pagina’s van de dag mogen nog met haken en ogen aan elkaar hangen

 

Ik zit in de bibliotheek, al enkele dagen gebombardeerd tot mijn vaste werkplek. Langzaam kom ik terug in mijn oude, getrouwe ritme. Dat wil zeggen: ik heb nauwelijks slaap nodig, ik schrik ’s morgens automatisch wakker en ga voor een ochtendjog door het park. ‘Finish or faint’ als mantra in mijn hoofd bij elk extra rondje. De rituelen van de strever voelen beter aan dan de doelloosheid van de niksnut, de endorfines na de run, voelen prettiger dan het tintelen van de onderbuik van de nachtbraker waar het vet zich opstapelt. De heerschappij van het vet die zich uitbreidt, is een voelbaar, branderig gegeven. Liever de verzuurde benen van de roadrunner.

 

Uitzicht op het zuidpark, waar ik nu niet zit, het weer is er niet naar. De kleine insectjes, de frisbees, de hijgende honden, lawaaierige koters, voetballen als asteroïden, een nakende zonneslag, voorbijgangers die om vuur vragen (als je de face hebt van een Bulgaar, een zigeuner of een Hongaar, heb je ook meteen de face van een roker)  lawaai van auto’s, de ongemakkelijke houding in het prikkende gras, de grillen van een micro-klimaat, geurtjes van een ondergedoken drol, het zijn allemaal dingen die mij vandaag niet begeleiden bij de schrijf/onderzoeksarbeid. Als de zon doorbreekt, verhuis ik spoorslags naar buiten.

                                               

Zin om ersatzgesprekken te schrijven, voor alle dialogen met vrienden die ik mis, omdat ik hier zit, als schrijverkluizenaar tussen de boeken, mijn oudste maatjes. De sterke overweging om mijn gsm uit te zetten tot 22u, zodat ik een easy target ben voor de fictiespellers in mijn brein en me volledig kan laten roven door verhalen. Alles wat ik schrijf, zit nu al in mijn, ik heb enkel tijd en concentratie (lees: roes)  nodig om het er allemaal uit te laten rollen. Aan schrijven is weinig gelegen, het komt op automatische piloot, alleen moet de baan recht en vrij zijn om over te schakelen, zodat ze je niet crasht in de bochten.

 

Iemand vraagt mij of Arnon soms al een antwoord stuurde. Ik zeg ‘Nee, die man heeft natuurlijk wel iets beters te doen dan de concurrentie te helpen.’ De persoon vraagt verder. Ik snap het niet. ‘Vanwaar al die interesse.’ Komt het antwoord: ‘Ik kijk uit naar je definitieve doorbraak.’

 

That makes two of us.

 

Een blik op het grijze weer en ik denk aan mijn neef. Zondag voor het eerst gezien in pakweg acht jaar. Die begon ook over het weer. En dat hij op zijn werk elke dag een pak ijsjes opat. En met een pak, bedoelde hij een collie, dus niet 1 pak maar meerdere pakken. Hij zei mij niets over de methadon die hij nog elke dag moet drinken, de gesprekken met psychologen. Geen woordje uitleg over de lijdensweg van de junk. Wat hebben mensen toch met het weer? Ik hoor liever alle vettige geheimen die ieder van ons zeker wel heeft, dan hoe het weer er uit ziet. Ik heb ook ogen in mijn kop en ik lees nog steeds niet aan een tempo dat voortijdige blindheid veroorzaakt.

 

‘Dag William, ik heb je acht jaar niet gezien, wist je dat ik nu elke dag methadon drink, omdat ik anders steel van mijn ouders? Omdat ik anders niet aard in deze wereld, omdat ik ervan kots van deze wereld?’

 

Nee, hoor. Slok, slokkie, hier met die metadon, ‘zeg, lekker weertje hé, vandaag, hoe het gaat? Goed, op het gemakje hé, maar nu moet ik er weer eens vandoor.’

 

(wat is er ooit goed aan op het gemakje??)

 

Tot over acht jaar, schat ik, benieuwd welk weerstype er dan heerst. We hebben er niet eens een weddenschap aan verbonden. ‘Onder de 15°C moet jij mij het verzameld werk van Pessoa, en boven de 15°C moet ik jou een kilo weed, of had je liever de nieuwste Playstation, dat helpt ook.’ Ben ik beter, omdat ik Pessoa ken en hij liever een racespel speelt op een console, om te bekomen van een zware dag ijsjes likken op het werk? Beter is een vuil woord.

Dank je, neef, onder invloed heb je mij beïnvloedt als geen vijf schrijfcursussen ooit hadden gekund.

 

Mijn boeken worden realistischer, mijn personages klagen al eens over het weer.

09-04-2009 om 12:09 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse Groeipijn: deel 18

In het huis waar de jongeren zijn binnengeslopen, blijft ook niet alles rustig. Ze riskeren om vast te zitten tussen twee fronten. Willem kijkt schichtig achterom en zegt:


‘Horen jullie dat ook? De vrouw en heer des huizes ontwaken, geloof ik. Hun voetstappen op de trap weergalmen als een echo’


‘Wat ik me eigenlijk afvraag, is waar die slaven van het portiek eigenlijk logeren. We zijn geen slavenkwartieren gepasseerd’, mijmert Randy.


Nico berispt hem.


‘Niet aan de orde, man, niet aan de orde.’


Boelie is voor ingrijpende maatregelen.


‘Gaan we hier nu bang staan blijven wachten op betrapping? Ofwel rushen we nu naar buiten, all-out attack, guns blazing, ofwel lopen we naar achter en leggen we de situatie uit.’


Willem is -het kan haast niet anders- tegen.


‘Ja, leg die familie maar eens uit wat wij hier doen. Alsof ze ons niet voor inbrekers zullen aanzien’


Even is het stil en wacht de groep bang af. Enkel Willem kan niet zwijgen.


‘Ik voel mij een beetje als het hoofdpersonage in ‘the tell-tale heart’ van Poe’


Na een minuutje bang afwachten, schrikken ze allemaal op van een schel geluid. Met grote ogen staren ze elkaar aan.


De deurbel gaat.


(wordt vervolgd)

09-04-2009 om 12:07 geschreven door Tederdraads  


08-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 17

Op Beauregard zit Frank Bolivar Buckner alleen, maar naar eigen zeggen, niet eenzaam aan de ontbijttafel. Vandaag is hij extra vroeg op, want hij zit al weken op hete kolen. De postmeester had hem verzekerd: ‘Op een verzending van meer dan 15 kilo, moet je minstens acht dagen wachten. Natuurlijk, vanuit Burston komen die pakjes per schip, dus dan is er geen vertraging.’


Acht dagen dus, dat wil zeggen dat vandaag de grote dag is. Al drie dagen heeft hij Ewan, de loopjongen van de post een halve obloon beloofd als hij de bestelling meteen bij aankomst op het postkantoor inlaadt en met de hondenkar bezorgt te Beauregard.


‘Vijftien kilo’, mijmert Frank terwijl hij zijn derde gekookte eitje van die ochtend uitlepelt. ‘Mary stuurt minstens wel vijfentwintig kilo!’


Frank eet om zijn ongeduld te vergeten, pas als hij van tafel komt en zijn zware maag voelt, beseft hij hoeveel eten hij verwerkt heeft. Om die lading te verteren, gaat hij rondjes stappen in de tuin.


‘Roep mij van zodra er iemand belt’


Het personeel snapt niet waar al dat ongeduld goed voor was. Het driemaandelijkse postpak uit het Noorden kan hen echt geen moer schelen. Maar de meester fleurde er van op als van niets anders, alsof hij pas terug vrij kon ademen als hij het nieuwe pakket verslonden had.

Als de zon pas een uur op is, heeft Frank al een heus ijsbeerparcours getrokken door de tuin. Elke en Dieter zijn nu ook uit de veren en komen hem op blote voeten gedag zeggen, alvorens ze binnen op hun beurt aan de ontbijttafel schuiven. Een vrouw die overal op blote voeten ronddartelt, vindt Frank maar niets.


‘Gelukkig is ze Auburisch, anders had ik er toch echt iets van gezegd. Hoog tijd dat ik mijn gasten wat etiquette bij breng. Maar goed, ze komen mij tenminste groeten voor ze aan het brassen slaan.’


Brassen is een verkeerd woord, en dat weet Frank ook zelf. Zijn ongeduld maakt hem echter een beetje knorrig. Uiteindelijk valt zijn blik op de rozenstruiken achter in de tuin en die bevallen hem allerminst. Net als hij de tuiniers er bij wil roepen om ze een standje te geven, verschijnt Mobs, het hoofd van het huispersoneel, met aan zijn zijde een rosse knaap, die nerveus heen en weer wiebelt. De broodmagere knaap heeft het langverwachte pak stevig in zijn beide pezige en vooral sproeterige armen geklemd.


Frank komt toegesneld, neemt het pak over en scheurt het open als een hongerige wolf.


‘Mobs, neem die beste jongen mee naar de keuken en schenk hem zoveel frambozensap of citroenlimonade uit als hij op kan.’

Ewan heeft dorst, veel dorst, maar als hij Mobs volgt naar de keuken, is hij toch niet op zijn gemak. Vruchtensap allemaal goed en wel, en er kan vast ook wel een koekje af, maar hij zal pas een gerust hart hebben als die hij die halve obloon veilig op zak heeft. Als mijnheer Buckner het nou maar niet vergeten is. Hoe herinner je een heer aan een belofte zonder over te komen als een brutale boerenpummel? Zelf mag hij niet vergeten om enkele koekjes weg te grissen voor zijn sneeuwwitte hond, Traveller, die nu trouw op hem wacht bij het hek.


Frank is dolblij met zijn nieuwe voorraad. Maar zo blij als hij nu is, zo’n vreselijk donderhumeur heeft hij vanavond al.


En dat heeft alles te maken met het eerste item dat hij uit de doos tilt.


(wordt vervolgd)

08-04-2009 om 18:02 geschreven door Tederdraads  




Zoeken in blog



Inhoud blog
  • Wat vind ik in Slowakije? Een zekere 'pokoj'
  • 5 ingrepen om meer uit je dag te halen
  • Het probleem met Vlaanderen is dat het vol Vlamingen zit
  • Ik heb het bijna gehad met al dat analyseren van mezelf
  • Bloggen: Voor wie of voor wat?
  • Blitzkerstshoppen door een mini winterstorm
  • Jachtinstinct botvieren in de Kringloopwinkel
  • Te zijn of to be?
  • Lezen over Gestalttherapie, Tony Robbins, een beetje trainen en zorgen voor mijn grootouders
  • Waar komt geld vandaan?
  • De antwoorden zitten in ons, maar ze moeten je aandacht verschalken om indruk te maken
  • ik lijd aan aandachtszucht
  • Een zelfportret om eens de balans op te maken
  • Drie dagen groepstherapie in een klooster, 11 keer diep achter de schermen van 11 schone mensen en hard in de spiegel kijken
  • Tien eindejaarsvragen
  • Hoe zit het met uw nieuwjaarsresoluties?
  • Friends en het 'echte' leven of je vrienden verliezen aan de 9 tot 5 wereld
  • Het recept om uzelf mentaal te ruïneren
  • Waarom (romans) lezen?
  • Waarom hebben zoveel leerkrachten een burnout?
  • Zes redenen waarom ik niet staak vandaag
  • Prins William en zijn vrouw Kate hebben drie foto's van hun zoontje George vrijgegeven
  • Een soort gesprek tussen een extreem-linkse en een extreme fan van alles wat menselijk is
  • Psychiater Dirk De Wachter en het leven dat doordramde
  • Generatie Me :: Wat is dat?
  • Doorbreek de eenzaamheid en word buddy
  • Red de wereld, lynch elke week een opniemaker
  • Waarom zit er een koffielepel in mijn broekzak?
  • Een thesis deponeren in Olomouc
  • The usual suspects :: mijn zes meest frequente doemgedachten
  • De geur van oude mensen en wachten op de trein in Olomouc
  • Hand to mouth :: Een razend boekske van een Amerikaanse die shitty jobs doet
  • 10 redenen waarom ik wéér in een Slowaakse kerk zit
  • Meet Mark: Een moderne man met moderne complexen
  • 34 persoonlijke dingen over John Lennon, 34 jaar na zijn dood
  • Niet serieus :: Dingen posten op 'www.writehistory.be'
  • Tien essentiële tips voor succes
  • Elke zondag zit ik in een Slowaakse mis
  • Writehistory :: Een site voor beginnende schrijvers
  • William Peynsaert, De revolutie van Russell Brand :: Plezant, maar 't zal niet voor morgen zijn
  • Strip over foute leerkracht
  • Boyhood :: Een film over niks of over alles
  • Eten, schrijven en lezen in Slowakije
  • Mijn vrouw blijft me verbazen
  • Slick and Silk :: een klein amateuristisch filmprojectje
  • Stalingrad en vrouwen versieren
  • Schrijven in de bunker
  • Operatie Walkure
  • Bent u gelukkig met wat u doet?
  • Geluk zoeken
  • Al die schone dingen die we niet laten gebeuren
  • Er is weinig net aan netwerken
  • Weg peddelen
  • Mijn loon weerspiegelt mijn lage zelfvertrouwen
  • Mijn dag in minder dan 1000 karakters :: Verbinding
  • Een tontine? Wat is dat nu weer?
  • Ge moet maar de pretentie hebben om u voort te planten
  • Gevallen op het veld van eer
  • Deze blog is verhuisd naar
  • De veel te heerlijke opwarming (13) :: wèèèèèèh
  • De veel te heerlijke opwarming (13) :: Mèèèèèèh
  • De veel te heerlijke opwarming (12) :: 8 km met Freud, dambusting cannabis en brokeback Dender
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (11) :: Het rijdt niet, het staat stil
  • De veel te (h)eerlijk opwarming (10) :: Grootvader bouwt al lang geen Volkswagens meer en rijdt al zeker niet meer rond in Pershing of Leopard tanks
  • De veel te (h)eerlijk opwarming (9) :: De wilde weldoenster in mijn straat heeft Korsakov
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (7):: Als een intercultureel koppel Engels wil afzweren
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (6):: Mijn Roma-zigeuner wilde niet meewerken en Iwans verkrachtten liefste mollige vrouwen
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (5) :: “Il y a full black à Denderleeuw et Aloste”
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (4) :: papierwerk, geld, werken, statusangst en iets dat we voor 't gemak maar Karma zullen noemen
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (3) :: het is niet al kak op Faecesbook
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (2) :: drie overbruggingen en een klaplong
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (1) :: red de wereld, lynch elke week een opniemaker
  • Rauwe rouw (16)
  • Rauwe rouw (15)
  • Rauwe rouw (einde)
  • Rauwe rouw (14)
  • Rauwe rouw (13)
  • Rauwe rouw (12)
  • Rauwe rouw (11)
  • Rauwe rouw (10)
  • Rauwe rouw (9)
  • Rauwe rouw (8)
  • Rauwe rouw (7)
  • Rauwe rouw (6)
  • Rauwe rouw (5)
  • Rauwe rouw (4)
  • Rauwe rouw (3)
  • Rauwe rouw (2)
  • Cappuccino :: Gelukkige (echte) verjaardag, George
  • Rauwe rouw (1)
  • Cappuccino :: Feedback van een volbloed perfectionist
  • Cappuccino :: Een vré gelukkige, Kurt
  • Cappuccino :: Bloedboeken
  • Cappuccino :: Leven in het nu en nooit meer nijdig zijn
  • Cappuccino :: Energetische sterfputten
  • Gelezen :: Vrouwen
  • Gelezen :: Achter je angst, ligt je kracht, van Jonathan Alpert
  • Mijn Syrische leerling over Syrië
  • Pestmails
  • In afwachting van ups, meer nieuws over downs
  • Wat doet een schrijverke zo dagdagelijks om zijn literaire carrière levend te houden?
  • Kortverhaal :: Koud Obstakel
  • Kortverhaal :: Doe het wel netjes
  • Kortverhaal :: Scalpenjagers
  • Ervaringen als beginnende leerkracht
  • CV tips van de VDAB
  • Gelezen :: The Last Full Measure
  • Moet uw passie ook uw werk zijn?
  • Koppels
  • Soms hebt ge een vacature die naar u schreeuwt
  • Vroeger plukten wij actrices van 't straat
  • Op restaurant met mijn psychiater
  • Een gevoel van belegering
  • Gedronken :: Rape me, demo versio, Nirvana, cd 3 van 'with the lights out'
  • Guerrilla sollicitaties, afwijzingen en kunstenaarsstatuten, maar ge leert er van
  • Waarom ik de rest van de week een zombie ben (helaas niet in een blockbuster)
  • Waarom ik nooit naar foto's van mijn vrouw kijk
  • Conformisme, Ramones en Club 27
  • “Ik heb zo'n maat, zie je, hij geeft mij het gevoel dat ik meer wilde dan ik kon stelen.”
  • Gelezen:: Jonge honden: is er nog toekomst voor de journalistiek?
  • niet EEN stompzinnige interesse, maar TWAALF stompzinnige interesses
  • Hij zit ook in u :: Maak kennis met een demon
  • Gelezen :: Maak van je merk een held, Guillaume Van der Stighelen
  • Gelezen :: Het spel der tronen: hiermee vergeleken is Machiavelli een lepe kleuter
  • Gelezen :: Amerika: een biografie van dromen en bedrog
  • Interesses waar ge niet rijk van wordt
  • Waarom ze die kutserie waar ik mij graag aan erger hebben afgeschaft
  • “Wat zit er daar achter?” “Hij wil u in uw poep pakken.”
  • Schaduwschrijven: andermans manuscripten opschonen
  • Interviews doen is niet: gewoon opschrijven wat ze u zeggen
  • Playing it safe, in fiscusdorp Erembodegem/Aalst
  • De volgende Twilight komt niet van uitgeverij Hautekiet
  • Inspiratie bestaat niet
  • Vrouwen, maandstonden en marketing
  • Onder collega's :: Fons Burger, auteur van 'Vrouwen'
  • De beste investering :: Blauwe bonen
  • Treingesprekken :: Zelfmoord in Roosdaal
  • Waarom mijn angst op de bodem van de Dender ligt
  • Provocerende homo's: waar of niet?
  • Onder collega's :: Jeroen Olyslaegers, ik wil uw branding pikken
  • 'jullie zijn allemaal de slachtoffers van een marketing holocaust'
  • Schrijverkens, smijt er op tijd het bijltje bij neer
  • De zeven spirituele wetten van succes- Deepak Chopra
  • De sixpack tirannie
  • Mijn adviseur gaat tien dagen, ehm, smurfen in Brazilië
  • Treingesprekken, treinlectuur en mijn eigenste Roma-zigeuner
  • Gratis bij proclamatie van uw zoon of dochter: N-VA-propaganda
  • Ik ben bang
  • My own private Sleepy Hollow: Halloween met mijn tante
  • Een bescheiden succesverhaal dat begon met veel Guinness
  • Maar er is ook goed nieuws
  • Getormenteerde jongensdromen
  • Skild ende vriend in Aalst anno 2012
  • Zeepbellen, individualisme, UFO's, Judas Iskariot, rommelmarkten en mijn vader
  • Het leven is ook...
  • 34 is net 15 (en was ik maar nooit geboren)
  • ik mocht er niks over zeggen, dus moest ik wel
  • In uw leven gebeurt niet meer of minder als het mijne, alleen ik ben zo stom om het op op een blog te zetten
  • Sinds ik bij een gazet werk zit mijn wijsvinger vaker aan de delete space dan aan de clitoris van mijn lief
  • Waarom een treincontroleur of andere ambetante nobody's dood slaan?
  • Ik word niet rap kwaad. Een open blogske aan de regisseur die mijn kloten kan kussen.
  • Frigide in een Marginaalst Café
  • waar ne mens zoal op peinst, op den trein terug van zijn werk
  • als ge dan eindelijk in de gazet staat
  • De plastic tetten van mijn jongste tante doen mij denken
  • Bijna geen kat op politiek debat, waar Voka beet in de arbeider zijn gat
  • Liefde is...niet meer kunnen masturberen
  • Gij moet mijn beste vriend zijn, want ik kan u wel wurgen
  • prentjes van blote tieten en harige kutten
  • The female alphabet: Pia
  • The female alphabet- Olga with the mjagkij znak
  • Silk- Alessandro Baricco
  • The imaginary girlfriend- John Irving
  • Model Behaviour, Jay McInerney
  • On Chesil Beach, Ian McEwan
  • Five reasons to read Outliers
  • What do Americans want?
  • What I talk about when I talk about running
  • Margot- If it hadn't been for streets
  • The X-files of literature, Arie Storm
  • Game of Thrones
  • Blue Mondays is
  • Only in Erembodegem
  • 7 things I like to read about in the news
  • Parental Advice
  • First Kill
  • Pat smear is not gay
  • when I grow up
  • Lore- A platonic Liaison
  • Kate
  • Jess-Towering goddess of feminity
  • Irene
  • Herlinde
  • Chuck Chalkers- teaching students nothing, except life
  • Georgina
  • Fay
  • The female alphabet:: Elise
  • The female alphabet: Denise
  • The female alphabet:: Cathy
  • Gratefulness

    Archief per week
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 03/10-09/10 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 13/10-19/10 2008
  • 22/09-28/09 2008


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs