Foto
Follow your bliss
De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot
What we think we become
08-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 17

Op Beauregard zit Frank Bolivar Buckner alleen, maar naar eigen zeggen, niet eenzaam aan de ontbijttafel. Vandaag is hij extra vroeg op, want hij zit al weken op hete kolen. De postmeester had hem verzekerd: ‘Op een verzending van meer dan 15 kilo, moet je minstens acht dagen wachten. Natuurlijk, vanuit Burston komen die pakjes per schip, dus dan is er geen vertraging.’


Acht dagen dus, dat wil zeggen dat vandaag de grote dag is. Al drie dagen heeft hij Ewan, de loopjongen van de post een halve obloon beloofd als hij de bestelling meteen bij aankomst op het postkantoor inlaadt en met de hondenkar bezorgt te Beauregard.


‘Vijftien kilo’, mijmert Frank terwijl hij zijn derde gekookte eitje van die ochtend uitlepelt. ‘Mary stuurt minstens wel vijfentwintig kilo!’


Frank eet om zijn ongeduld te vergeten, pas als hij van tafel komt en zijn zware maag voelt, beseft hij hoeveel eten hij verwerkt heeft. Om die lading te verteren, gaat hij rondjes stappen in de tuin.


‘Roep mij van zodra er iemand belt’


Het personeel snapt niet waar al dat ongeduld goed voor was. Het driemaandelijkse postpak uit het Noorden kan hen echt geen moer schelen. Maar de meester fleurde er van op als van niets anders, alsof hij pas terug vrij kon ademen als hij het nieuwe pakket verslonden had.

Als de zon pas een uur op is, heeft Frank al een heus ijsbeerparcours getrokken door de tuin. Elke en Dieter zijn nu ook uit de veren en komen hem op blote voeten gedag zeggen, alvorens ze binnen op hun beurt aan de ontbijttafel schuiven. Een vrouw die overal op blote voeten ronddartelt, vindt Frank maar niets.


‘Gelukkig is ze Auburisch, anders had ik er toch echt iets van gezegd. Hoog tijd dat ik mijn gasten wat etiquette bij breng. Maar goed, ze komen mij tenminste groeten voor ze aan het brassen slaan.’


Brassen is een verkeerd woord, en dat weet Frank ook zelf. Zijn ongeduld maakt hem echter een beetje knorrig. Uiteindelijk valt zijn blik op de rozenstruiken achter in de tuin en die bevallen hem allerminst. Net als hij de tuiniers er bij wil roepen om ze een standje te geven, verschijnt Mobs, het hoofd van het huispersoneel, met aan zijn zijde een rosse knaap, die nerveus heen en weer wiebelt. De broodmagere knaap heeft het langverwachte pak stevig in zijn beide pezige en vooral sproeterige armen geklemd.


Frank komt toegesneld, neemt het pak over en scheurt het open als een hongerige wolf.


‘Mobs, neem die beste jongen mee naar de keuken en schenk hem zoveel frambozensap of citroenlimonade uit als hij op kan.’

Ewan heeft dorst, veel dorst, maar als hij Mobs volgt naar de keuken, is hij toch niet op zijn gemak. Vruchtensap allemaal goed en wel, en er kan vast ook wel een koekje af, maar hij zal pas een gerust hart hebben als die hij die halve obloon veilig op zak heeft. Als mijnheer Buckner het nou maar niet vergeten is. Hoe herinner je een heer aan een belofte zonder over te komen als een brutale boerenpummel? Zelf mag hij niet vergeten om enkele koekjes weg te grissen voor zijn sneeuwwitte hond, Traveller, die nu trouw op hem wacht bij het hek.


Frank is dolblij met zijn nieuwe voorraad. Maar zo blij als hij nu is, zo’n vreselijk donderhumeur heeft hij vanavond al.


En dat heeft alles te maken met het eerste item dat hij uit de doos tilt.


(wordt vervolgd)

08-04-2009 om 18:02 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 16

De tengere jongeman die altijd gekleed gaat in zijn beige velours broek en grijze trui, hier in de nieuwe wereld weliswaar vervangen door een vaal hemd, is over een heleboel keukenspullen gestruikeld en is daarna in een grote verzameling vuile kookpotten getuimeld.


‘Voor hoeveel mensen koken ze hier wel?’, vraagt Maryam zich af.


In het donker gaan de jongelui van kamer naar kamer.


‘En kijk deze keer een beetje uit je doppen!’, waarschuwt het meisje, vlak voor ze zelf bijna tegen een openstaande deur loopt. Nico kan haar nog net tegenhouden. Het doet haar nieuwsgierigheid allerminst teniet.


‘Wie zou hier wonen?’


‘Hoe moeten wij dat nou weten?’, antwoorden de jongens.


Ze dringen door in de eetkamer, daarna weer een eetkamer, groter en mooier ook.


‘Hmm, fancy’, zegt Maryam goedkeurend.


‘Die eerste eetkamer zal van de slaven zijn en de tweede van de meesters’, merkt Randy op. Het kritisch ingestelde meisje is daar nog niet zo zeker van.


‘Die eerste kan ook van de kinderen zijn, misschien zitten die niet samen met hun ouders aan tafel. Misschien gunnen ze hun slaven niet eens een eetkamer. We weten uiteindelijk zo weinig van deze wereld.’


‘Niet het meest uitgelezen moment voor een socio-culturele, me dunkt’, zegt P-jay. ‘Al is Randy natuurlijk net iets te braaf voor een zinderend debat.’


Randy laat de opmerking over zijn laag hangende, maar brede schouders gaan. In de mooie woonkamer hangen grote schilderijen, maar het is te donker om te zien wat ze uitbeelden.


Pieter-Jan is niet trouw aan zijn woord en geeft zich zelf over aan cultuurkritiek.


‘Ik zou dit huis graag eens aanschouwen bij daglicht. Al heb ik wel zo’n vermoeden dat de schilderijen van die typische bombastische, strijdvaardige, überromantische shit uitbeelden die hier zo in zwang is. Vrouwen in wapperende rokken die legers ten strijde voeren met in hun handen een kolossaal zwaard en een blik in hun ogen alsof ze net orgasme van hun leven gaan krijgen.’


‘Ik vind het wel iets hebben’, mompelt Boelie onverwacht.


‘I bet you do’


Maryam neemt ondanks de adrenalinerush de tijd om de sfeer op te snuiven.


‘Het is hier nu zo donker, maar, weet je, het ruikt hier zelfs duur’


Na de grote eetkamer, luxueus gemeubileerd en ongeveer zo groot als de doorsnee fabrieksrefter, volgt een grote traphal, met maar liefst twee trappen die naar hetzelfde verdiep leiden.


‘Als dit een boek was, zou ik naast ravijnen, traphallen als een motief nemen.’


‘En als dit een film was, zou ik P-Jay nemen om de audiocommentaar te leveren’, gromt Boelie.


‘Vaste slapers wel, die eigenaars’, merkt Randy op.


Nico zucht diep.


‘Laat ons hopen dat dit zo blijft’


Pieter-Jan zet dreigend een voet op de eerste trede van de trap. ‘Weet je, het jeukt om boven ook eens een kijkje te nemen. Ik voel mij of alsof ik een vrouw gezien heb met haar tieten bloot, maar die het vertikt om haar rok uit te trekken.’


Iedereen sluipt door de centrale gang die vermoedelijk uitkomt op de voordeur.


‘Dat is nog vlotjes verlopen, niet, schatjes?’, vraagt Nico retorisch.


Maryam vindt de vrouwelijke trekjes van Nico echt schattig.


‘Zo’n versuikerd taalgebruik en toch het testosterongehalte van een divisie Waffen-SS die enkele duizenden Russische infanteristen keihard in de val laat lopen.’


Maryam drukt haar Boelie een dikke kus op de lippen, misschien wel omdat dat de enige manier is om hem het zwijgen op te leggen.

‘Oorlog, oorlog, Boelie ziet overal oorlog.’


Randy die voorop loopt, legt zijn hand op de klink van de voordeur, die eindelijk bereikt is, hekkensluiter Pieter-Jan heeft echter een vervelende bedenking.


‘Hoe dom zijn wij eigenlijk?’


‘Hoe bedoel je?’, vraagt de rest al half op de tenen getrapt.


‘Die kerels kennen de buurt toch veel beter dan ons, doe die deur open en we lopen als lammetjes naar de slachtbank.’

(wordt vervolgd)

08-04-2009 om 16:29 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 15

Als iedereen beneden aan de ladder staat, is er geen moment om op adem te komen. Hun zelfaangestelde gids had dit niet verwacht.


‘Gatverdrie, zijn ze daar nu al achter ons?’


Willem piept om de hoek. ‘Die Burly heeft zo te zien versterking opgetrommeld. Wat doen we nu?’


Boelie stelt voor om er in een rotvaart op toe te lopen en ze te tackelen. ‘Dat zien ze nooit komen. De aanval is de beste verdediging, toch?’


De gids frunnikt ondertussen aan zijn jas. Iedereen wacht af, tot hij zegt:

‘Oef, gelukt, taaie draadjes, zeg. Hier, neem deze knoop, ga naar het Freedmen’s Quarter en blijf daar tot morgenavond, als iemand jullie lastigvalt, toon dan die knoop. Ga naar Sordid Haven, dat is een bar. Zorg dat je Quincy Jones te spreken krijgt.’


Maryam krijgt de knoop in haar handpalm geduwd, ze weet niet zo goed wat ze er mee moet aanvangen. Iedereen verdringt ze om een glimp op te vangen. De voetstappen om de hoek komen dichter.


‘Zeg, horen jullie niet wat ik zeg? Freedmen’s Quarter, daar moeten jullie wezen! Die kant uit!’


De jongeman in de lange jas waaraan nu een knoop ontbreekt, wijst driftig in de juiste richting. Eindelijk zet de groep zich in beweging. Enkel Boelie draait zich nog om.


‘Ja, maar, hoe zit het dan met jou?’


‘Maak je om mij nou maar geen zorgen, knul. Mij doen ze niets.’


‘Mogen we dan tenminste de naam van onze redder weten?’


‘Harlem Monroe en ga nu!’


De groep stuift er vandoor, kriskras door de zwak verlichte steegjes. Als ze om kijken zien ze nog net hoe Harlem express in de armen van de achtervolgers wandelt.


‘Hoe vinden we nou die wijk?’, vraagt Nico. ‘Een duidelijke routebeschrijving heeft hij niet echt gegeven.’


‘Als we een internetcafé tegenkomen, zoeken we even op google maps’, grapt Randy, maar niemand lacht.


‘Har har’, zegt Maryam.


Na enkele straten verder geracet te hebben, houden ze halt om de situatie te overdenken. ‘Heeft iemand nog het flauwste idee waar we zijn?’, vraagt Willem.


Blijkt van niet.


‘O natuurlijk begint het nu ook nog eens te regenen. Perfect.’, vindt Maryam.


‘Ach, het zijn maar wat druppeltjes’, sust Pieter-Jan, ‘losse flodders.’


Nico’s blik valt op een portiek, waar twee mannen rustig een sigaretje roken. Ze zitten op de laagste trede van een trap en kunnen makkelijk schuilen als ze gewoon enkel treden opschuiven, maar de regen schijnt hen allerminst te deren. ‘We kunnen het altijd aan hen vragen’, stelt Randy voor.


Stuk voor stuk betrappen ze zichzelf op een verraderlijke reflex. Ze bespeuren de aarzeling in elkaars gedragingen. De twee mannen zijn dinks. Boelie lacht spottend.


‘Ha, nog maar pas hier en we zijn al beladen met de zelfde klassenmentaliteit en racistische voordelen als iedereen hier.’


Maryam trekt haar schouders op en wil haar Boelie graag meteen van het tegendeel overtuigen. Kordaat stapt ze op het rokende paar toe. Als ze dichter komt, ziet ze pas hoe oud de twee zijn. Ze schat hen zeker wel een stuk boven de zestig. Hoewel ze vermoedt dat mensen die heel hun leven een slavenbestaan leiden vast veel sneller aftakelen.


‘Kunnen jullie ons de weg wijzen naar Freedmen’s Quarter?’


De twee bejaarde dinks kijken elkaar aan alsof ze net wereldschokkend nieuws gehoord hebben. Maryam ruikt dat ze in de maling zijn genomen.

‘Bestaat die wijk niet? Hebben ze ons wat wijsgemaakt?’


Nu snappen de twee rokers er helemaal niets meer van. ‘Jullie willen naar een wijk waarvan jullie niet eens zeker zijn of ze bestaat?’


De twee oude slaven schudden synchroon hun hoofd en zeggen, grammaticale fout inbegrepen:

‘Witte mensen is vreemd.’


Op het einde van de straat, duiken ook figuren op. Willem is de eerste die hen opmerkt.


‘We zijn nog niet verlost van die lastpakken zo te zien.’


Pieter-Jan is optimistisch.


‘Hun aantal is wel al flink gekrompen’


Randy’s oog valt echter op de vuurwapens die de achtervolgers hanteren. De groep duikt in de portiek die afgeschermd is met aan weerszijden twee muurtjes die een grote poort flankeren. In de smalle portiek raken ze opeen gepropt, samen met de twee oude dinks, die zich zichtbaar ongemakkelijk voelen met blanken zo fysiek nabij. Maryam krijgt het benauwd.


‘En nu? Nu staan we hier ook mooi, we kunnen geen kant meer op’


De twee dinks fluisteren onder elkaar en nemen aan dat dit vreemde troepje blanken ‘Fälisch’ spreekt, vandaar dat ze zich zo zonderling gedragen. Pieter-Jan laat zijn blik vallen op de poort die nog op een kier staat.


‘Dit lijkt mij de achterdeur van een groot huis. We kunnen eventueel los door het huis gaan en verdwijnen langs de voorzijde.’


Willem is niet te vinden voor dat idee.


‘Dat kunnen we ook niet maken, we maken binnen iedereen wakker. Straks hebben we ook nog de kwaaie eigenaar achter ons aan met een shotgun of iets in die aard. Kunnen we het niet uitpraten met die jongens, als beschaafde mensen? Tijdens het spel leken ze mij toch voor rede vatbaar, of niet soms?’


‘Jij gelooft nog in eenhoorns en draken zeker? Ik weet zeker dat hij nog met een knuffel slaapt’, bijt Boelie.


Een van de dinks lijkt het begrepen te hebben en blikt om het rechtse muurtje van de portiek. Al direct weerklinkt er een schot, de kogel slaat in op het linkse muurtje en ketst af. 


‘Ok, door het huis maar.’


Willem zelf duwt de poort open.


‘Now you’re talking sense, boy’, reageert P-jay.


De monden van de dinks vallen wagenwijd open, één van hen wil alarm slaan, maar zijn makker weerhoudt hem.


‘White people’s business, Bird, see no evil, hear no evil, am I right or am I right?’


De groep glipt een voor een door de kier. ‘Iedereen muisstil zijn, hoor, we hebben al problemen genoeg.’


Veel effect heeft Maryams waarschuwing niet. Het klingelt en het klatert, net of er een dozijn kerkklokken wild tegen elkaar opbotsen. Randy zucht diep.


‘Ok, nu gaan we het krijgen.’


Benjamin, zegt met een gepijnigde stem: ‘Ja, sorry, het is hier dan ook pikdonker.’


(wordt vervolgd)

08-04-2009 om 13:33 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 14

Het duurt niet lang of Boelie heeft tien veldslagen én de oorlog gewonnen. De mannen aan de overzijde van de tafel vloeken er op los en krijgen onderling ruzie als ze de schuld op elkaar af willen schuiven. Iemand zoekt een uitvlucht om niet te betalen. 'Tenslotte sleuren ze er zo maar halverwege het spel nog iemand bij.'


De man met de meeste autoriteit legt hem het zwijgen op. 'Laat het.' Aan zijn ogen kan je anders zien, dat de gang van zaken hem ook totaal niet zint.

 

‘Dat maakt dan 30 oblonen in ons voordeel’


P-Jay die de handigste is als het op geld aankomt, incasseert het bedrag bij de verliezers.

 

De vrienden vieren de overwinning en werpen een blik op de menukaart.

 

Nico is nog niet al te vertrouwd met de munteenheid in de derde wereld.

 

’30 oblonen, welke koopkracht moet ik mij daar bij voorstellen? Is dat veel?’

 

Pieter-Jan rekent snel even na.

 

‘Dat zijn negentig dagschotels, dus ja, dat lijkt mij wel een aardig sommetje’

 

De hele bende buigt zich over P-Jays schouders en loopt mee de kaart af. Maryam is opeens klaarwakker en helemaal in een uitbundige feeststemming.


'Een grote karaf wijn voor ons allen?'


Pieter-Jan is de enige die protesteert. Maryam heeft in haar feestzucht weinig begrip voor buitenbeentjes: 'Zeg, waarom kun jij nou niet voor één keertje met ons mee drinken. Wat is er nou in godsnaam mis met één glaasje wijn?'


De geheelonthouder van het gezelschap wijkt niet. 'Ik houd zielsveel van wijn, dat heb ik altijd gedaan en dat is waarom ik het nooit drink'


'Waar slaat dat nou weer op?', vraagt Maryam geërgerd. Boelie antwoordt in de plaats van zijn maat.


'Pieter-Jan is bang dat hij net iets te innig vriendschap zou sluiten met het inspiratievocht der dichters. Zijn favoriete schrijver Pessoa heeft niet alleen in zijn plaats alles geschreven wat Pieter-Jan ooit had willen schrijven, die notoire zuipschuit heeft ook al elke druppel alcohol in zijn plek achterover geslagen.'


'Dat is nou de stomste reden om geen alcohol te drinken, die ik ooit gehoord heb. Slaat echt helemaal nergens op. Hoe kan een dooie nou ooit in jouw plaats een alcoholverslaving hebben gehad, laat staan in jouw plaats een oeuvre bijeen geschreven hebben? Drink verdomme voor één keer met je mee. Mate houden, dát is karakter hebben. Geheelonthouding is voor bange papkindjes.'


Maryams uitdagende woorden hebben geen effect, Pieter-Jan bestelt thee.


Het meisje dat nu volledig haar slaap vergeten is, gaat de bestelling doorgeven aan de bar, maar ze strandt op drie meter van de toog. Een kerel manoeuvreert zich naar haar toe en klampt haar aan.

 

‘Wacht, meid, jullie komen beter met mij mee. Die kerels zijn slechte verliezers. Volg en wenk je vrienden, als je leven je lief is.’

 

Maryam voelt hoe de hand van de man zich stevig om haar pols wurmt. Ze wil protesteren, maar voelt instinctief aan dat zijn bedoelingen goed zijn. De vrienden schieten overeind als ze denken dat het meisje lastig wordt gevallen. Als Maryam ziet hoe ze agressief uit de startblokken schieten, doet ze subtiel, maar duidelijk genoeg teken, dat ze het moeten laten. Iedereen heeft begrepen dat er iets op til is. In de bar is het muisstil, alle ogen zijn op het centrale tafereel gericht.Een jongeman die de trappen opgaat, gevolgd door de bende nieuwkomers.De uitbater zegt aan zijn serveuse, een blonde Lolita van circa 15 lentes:


'Snel, verdomme, draag de duurste flessen en de wandspiegels naar de kelder en blijf daar tot ik je roep.'

 

Bovenaan de trap, zegt de jongeman:

 

‘Snel, mijn kamertje is op het einde van de gang. Via het raam kunnen we langs de straten weg.’

 

Iedereen is nog zo gewend aan het jachtige ritme van hun lange tocht dat ze stilzwijgend volgen. Een voor een klauteren ze uit het kleine raampje van een krappe hotelkamer. Overal staan spullen die nogal Afrikaans aandoen. Maryam kijkt iets aandachtiger naar haar redder, de jongeman heeft zelf ook iets exotisch.

 

‘Kom, vlug nu, Burly Burke en zijn bende forceren straks wel mijn deur. Ik snap niet dat ze jullie die 30 oblonen zo maar gegeven hebben. Ze zullen wel even van slag geweest zijn door de nederlaag. Maar dat duurt nooit lang bij die achterbakse messentrekkers.’

 

Via de daken komt het gezelschap uiteindelijk bij een gammele brandladder. Tijdens de afdaling vraagt Boelie:

 

‘Kom jij niet in de problemen straks, omdat je ons geholpen hebt?’

 

‘Maak je over mij nou maar geen zorgen. Jullie zijn degenen die in de shit zitten.’

 

Pieter-Jan is niet echt overtuigd.

 

‘Zo gewiekst lijkt de tegenstand mij anders niet. Als die Burke de leider is, ligt het verstandelijk gemiddelde van de groep vast nog een stuk lager en die vent ziet er al de dommigheid zelve uit.’

 

Dat zegt hij deels ook om Boelie’s overwinning te minimaliseren, maar dat beseft hij zelf niet echt. De nerveuze jongeman die de vrienden tot grotere spoed blijft aanmanen, gaat er nauwelijks op in.

 

‘O, maar daar had ik het niet eens over. Burke en zijn bende zijn op dit moment inderdaad het minste van jullie zorgen.’

 

(wordt vervolgd)

08-04-2009 om 04:07 geschreven door Tederdraads  


05-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Open email aan Arnon Grünberg
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Beste Arnon,

 

Wij hebben niet het geluk elkaars buren te zijn, ik woon in Gent en ben zelfs nog nooit in New York geweest. Ik had ooit een maat die dol was op die stad, maar die is helaas al overleden. Anders had ik nog een extra stimulans gehad om de oceaan over te steken.

 

Als jij en ik buren waren geweest, dan zouden we misschien op een doordeweekse avond aan de praat geraakt zijn en ons gesprek zou allicht tot de dageraard onder stoom voortgeraasd zijn.

 

Iets meer dan een week geleden, overhandigde ik jou drie manuscripten van mijn hand. ‘Drie?’, zei je verbaasd, maar je nam ze aan. Je leek mij bijzonder vriendelijk, maar hey, dat kan een pose zijn. De strategie van ‘kill you with kindness’ (jou misschien bekend uit de film ‘the devil’s advocate, die je misschien net zo goed kan citeren als Apocalypse now)

 

Ik gaf je die manuscripten na een lezing. Een lezing van jou, geen van mij. Mijn vriendin die ook mee was, merkte op: ‘die kerel zegt nou net dezelfde dingen als jij altijd zegt.’ Is dat een compliment of een sneer? Ik was alleszins akkoord, jij zei erg gelijkaardige dingen, vooral over oorlog. ‘Maar’, zeg ik tegen haar, ‘het is verschil is wel dat hij daar beneden zit, en ik hier boven zit, dat hij betaald krijgt om te zeggen wat ik ook denk’

 

Waarom geeft iemand drie manuscripten af in een plastic tas aan eigenlijk een volslagen onbekende. Enkel en alleen omdat die onbekende zo veel meer succes heeft en misschien, heel misschien, als die iets ziet in de pennenvruchten, een goed woordje zal doen bij zijn uitgeverijEN (meervoud)? Eventjes meerijden op de succestrein van een ander. Is dat te vergelijken met een bekend schrijver die achterop een Amerikaanse tank springt in Irak of Afghanistan en munt slaat uit zijn nieuwsgierigheid? Er waren mensen in de zaal die zich daar vragen bij stelden. Ik niet. Ik vind dat normaal. Knappe marketingzet en ik geloof ook echt dat het je interesseert om die dingen eens van dichtbij te zien. De financiële bijval die er uit volgt, is natuurlijk mooi meegenomen. Afkeurenswaardig? Ach, het is tenslotte uw vak en als we moeten tellen wie er allemaal een centje meepikt door de bezetting in Irak, dan zijn we lang bezig. Ik zou ze al vast geen eten willen geven.

 

Enkele dagen na mijn ow-please-help-mij-aan-een-uitgever hinderlaag (of frontale aanval, je zag mij niet komen, dus misschien was het toch eerder een hinderlaag) kreeg ik een kort mailtje van je assistent. Dat is fijn en niet fijn, maar vooral toch het laatste. Hoor ik er ooit nog iets van? Laat je het weten als je er geen zak aan vond? Heb je ooit enkele uurtjes tijd over om eens te babbelen als je weer eens in het land bent? Van schrijver tot schrijver, nederlandstalige, schrijver, Vissen, man van benedengemiddelde lengte, onorthox in de omgang, seksuele vonk die op en neer springt? Die dingen hebben we namelijk gemeen. En, ik mensen vragen mij haast dagelijks: ben jij van Bulgarije, Colombia, Peru, Italië, Spanje, Turkije? Ben je soms zigeuner, native American of hebben je grootouders dan tenminste andere roots dan Vlaamse? Ik heb nog nooit de vraag gehad of ik soms Joods ben. Nu, ik zal ze zelf stellen: heb ik soms ergens joods bloed in mijn aderen stromen? Het zou mij niet eens verbazen, en dat zeg om nog iets met je gemeen te hebben.

 

Ik lees op dit moment je boek (ik lees trouwens niet echt graag, ik wil liever als Jan Cremer zeggen: ‘ik lees niet, ik word gelezen’) ‘Kamermeisjes & soldaten’ en het bevalt mij nogal. Ik leg het pas om de 20 pagina’s even weg om even zoveel pagina’s te lezen in ‘the dying animal’ van Roth of ‘spanning in verhalen’, van de mij volslagen onbekende René Appel. Appel zegt mij iets, maar die schilderde, die schreef geen zelfhulpboek voor ploeterende schrijflustigen.

 

Arnon, ik heb nog wel meer manuscripten. O, en ik spreek Russisch, Sloveens, een beetje Bosnisch ook, ik lees zonder problemen Bulgaars. Als je nog eens naar Oekraïne trekt, wil ik wel tolken. Ik ben nogal vertrouwd met die Babel die je soortement aangespoord heeft tot je rondreis.

 

Ach ja, je zal wel geen tijd hebben voor een publicatieloze, dwangmatige veelschrijver die indefessus agendo, een uitgever zoekt via alle mogelijke kanalen, behalve dan de normale weg. Want mij werd gezegd: ‘Sending it in mean nothing, personal touch is everything.’

 

Arnon, are you out there?

 

Je mag ook altijd reclame maken voor mij in zo’n stukje in HUMO. Je maakte al eerder reclame voor de blog van Bertje Anciaux. Vermeld mij ook eens een keer.

 

Maar liever toch een persoonlijk gesprek. Volgens mij zouden we het best met elkaar kunnen vinden. Voor het betere diepgravende gesprek. O, en dat ingrediënt dat veel van uw succes verklaart: een meedogenloze oprechtheid.

 

Ja, zo’n gesprek daar heb ik wel zin in.

 

Dus doe mij een lol, laat eens iets horen.

 

Je hebt mijn contactgegevens,

 

Groeten,

 

William

05-04-2009 om 23:08 geschreven door Tederdraads  


02-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Moedernacht

Startschot moedernacht met lezing van prof Marleen Temmerman

 

Geneeskundestudenten laten het vredeshuis daveren ten voordele van jonge moeders

 

De studentenorganisatie Swiss (een organisatie die zich heel wat moeite getroost om de studierichting geneeskunde te Gent te internationaliseren) had voor een rijk gevuld programma gezorgd. De avond begon met de documentaire ‘dead mums don’t cry’.

We kregen te zien hoe de gezondheidszorg in Tsjaad zwaar te wensen overlaat en dat heeft uiteraard repercussies voor vrouwen die in bevalling gaan. Jonge moeders laten er veel vaker het leven in het kraambed. Nochtans zouden relatief eenvoudige middelen al heel wat leed kunnen voorkomen. Als de dokters in Tsjaad bijvoorbeeld magnesiumsulfaat ter beschikking zouden hebben, zouden er al een pak minder doden vallen. Helaas is er blijkens de film in heel Tsjaad geen milligrammetje in voorraad. Niet enkel de middelen ontbreken, er zijn ook culturele aspecten aan het probleem. Zo is abortus in Tsjaad, net zoals in de meeste Afrikaanse landen (wellicht zelfs in héél Afrika) verboden. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen vruchten geaborteerd worden, integendeel. Ook Afrika kent haar engelenmakers, alleen hebben zij niet de nodige deskundigheid om deze ingrepen veilig te laten verlopen. Regelmatig komen er in de hospitalen (die er opvallend geïmproviseerd uitzien) vrouwen binnen met zware infecties ten gevolge van zo’n clandestiene abortus. Gebrek aan kennis is een ander groot probleem. In Tsjaad zijn vele traditionele vroedvrouwen aan de slag, alleen hebben zij geen opleiding genoten en weten zij in de meeste gevallen niet wat gedaan als er complicaties optreden. Tsjaad is arm, erg arm, dus deze sterfte is begrijpelijk, toch?

 

De situatie in Honduras bewijst anders. Het belangrijkste wat de wil de film ons te leren had was dat er ondanks beperkte middelen heel wat kan gedaan worden op vlak van gezondheidszorg. Honduras is ook een pauper in de internationale gemeenschap, maar dankzij een goed beleid en de juiste beslissingen, slagen zij er toch in om de moedersterfte in hun land terug te dringen. Zij het natuurlijk nog niet tot een haast onvermijdelijk minimumpeil zoals bij ons. Hun traditionele vroedvrouwen beschikken bijvoorbeeld wel over de nodige kennis. Indien nodig zullen zij hun patiënten doorverwijzen, want zij signaleren vlugger een problematisch verloop van de zwangerschap. Een opsteker, die documentaire.

 

Daarna was het tijd voor de djembésessies. Professionele muzikanten kwamen hun kennis overbrengen op een bende enthousiastelingen die al dan niet zelf hun eigen djmbé hadden meegesleurd van kot of thuis. Ondertussen bleven de Swissers voor bevoorrading zorgen. De hongerige bezoekers konden proeven van de Afrikaanse cuisine en dit aan zeer democratische prijzen. De lekkernijen werden geleverd door keukenprins Ete Ibibio, bekend van het gelijknamige Gentse restaurant.

 

Spectaculair werden de zware drumgeluiden pas echt als het podium zich verplaatste van binnen naar buiten. Deze moedernacht was warm en onder de blote hemel, kwamen de ritmische oergeluiden nog zo goed tot hun recht.

 

Uiteindelijk was het dan aan de beurt aan een zeer geachte gast, zijnde prof Marleen Temmerman, de ervaringsdeskundige van dienst. Zij zou een lezing geven over moedersterfte, maar in de praktijk bleek al snel dat zij niet droog een verhaaltje opdreunde, maar in dialoog trad met haar publiek. De lezing ging op die manier sterk lijken op een levendig debat.

 

Professor Temmerman wierp samen met haar publiek een onderzoekende blik op de concrete doodsoorzaken. Waaraan overlijdt een jonge moeder tijdens een bevalling? Met vereende krachten kwamen de toehoorders tot de volgende risico’s die van oudsher verbonden zijn aan het schenken van nieuw leven. Bloedingen, te hoge bloeddruk, een bevalling die blijft aanslepen, zijn enkele van de vaakst voorkomende doodsoorzaken. Opvallend is dat deze complicaties bij ons ook wel voorkomen, maar zeer zelden tot het overlijden van de moeder leidt. Prof Temmerman wou wel eens weten waarom dat in arme landen wel een verhoogde mortaliteit met zich meebrengt.

 

Het antwoord lag wat voor de hand: het veelkoppige monster dat armoede heet. Armoede doodt. Zonder geld zijn er geen middelen, geen medicijnen, geen doeltreffend onderwijs, geen opleidingen en ook geen geneeskundig materiaal. Dat dit de dokters voor zware problemen stelt is evident. Probeer maar eens een veilige keizersnede uit te voeren à l’improviste of een tegendraadse placenta uit een buik te vissen, als je zelfs geen tangetje hebt.

 

Het probleem is dat de oorzaak niet alleen economisch is. Kindersterfte is ook gekoppeld aan armoede, maar is wel makkelijker terug te dringen. Er zijn minder religieuze en culturele aspecten aan verbonden. Marleen Temmerman weerlegde echter dat het probleem uitsluitend aan de Islam ligt. Ook in arme landen waar de hoofdreligie niet islamitisch is, ligt de moedersterfte hoog. Factoren die een rol spelen, zijn de onbereikbaarheid van medische voorzieningen, de lage geschooldheid van de patiënten, de politieke onwil van de grootste machthebbers om er echt iets aan te doen. Het gebrek aan efficiënte family planning is ook een factor. In Afrikaanse landen ligt dit moeilijk, want kinderen staan er voor veel mensen zo ongeveer gelijk aan het hebben van een inkomen en een soort van pensioensparen. Iemand uit het publiek zag nog een ander punt dat bijdraagt tot de moeilijkheidsgraad van het probleem. Veel mensen zien een geboorte als iets heel natuurlijks en zeker niet als iets waar je aan kunt dood gaat. Vandaar dat men misschien weinig moeite doet, men verwacht toch geen complicaties.

 

Na de lezing bouwde de spanning stelselmatig op. De muzikanten stroomden binnen, de set werd klaargezet en er was een veelbelovende sound check. Mensen schoven hun stoelen dichterbij en leenden hun oor aan de zinderende performance van een internationaal gezelschap. Na een energieke intro van de band, kwam het publiek wat los. De eerste enthousiastelingen waagden zich op de dansvloer en van dan af, zat de sfeer er goed in. Hardnekkige muurbloempjes kregen heel wat mooie, sensuele moves te zien.

 

De Swissers en hun aanhang konden shaken onder intrigerende koepels waar binnenin de acht millenniumdoelstellingen waren afgebeeld. Passender kon het eigenlijk niet; dansen voor een betere wereld. Een idealist gaat van minder dromen. Het dansfestijn ging nog door tot na middernacht.

 

Deelnemers en organisatoren konden moe, maar geïnspireerd terug naar huis. Wellicht met de hoop dat alle moeders ter wereld hun kinderen evenveel kansen zouden kunnen geven in het leven, zoals de studenten zelf hadden gekregen van hun eigen moeders.


William Peynsaert

02-04-2009 om 17:02 geschreven door Tederdraads  


01-04-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lezing Prof. Dr. Nawal El Sadaawi

Lezing Prof. Dr. Nawal El Sadaawi

 

Intellectueel Gent stroomde vanavond samen in de vooruit om te luisteren naar een door de wol geverfde vrouwenrechtenactiviste. Voor mij zat een kleine, tengere vrouw. Ze had mijn oma kunnen zijn, maar iets slanker, iets grijzer ook en met een donkere teint. Onze rector introduceerde haar in ronkende, bewierokende bewoordingen. Men introduceerde haar in bombastische termen, eerst in het Nederlands en daarna in Lingua Anglica (het slappe aftreksel van de taal Engels die de voertaal is op zo’n evenementen) Standprotocol? In dit geval misschien niet.

 

Prof El Sadaawi ziet er dan misschien oud uit, binnenin zit ze nog vol vuur. In een discussie is ze quasi niet onderuit te halen. Ten eerste is ze innemend charmant en spreekt ze recht uit het hart. Ze bekende meteen bij aanvang dat zij haar lezingen nooit voorbereid. Ze houdt van interactie en laat de dingen vanzelf naar boven opborrelen. Ten tweede draagt ze tonnen ervaring mee en is ze bijzonder goed op de hoogte van haar vakgebied. Gooi daar een derde troef bij, zijnde humor (naar eigen zeggen is ze ook een activiste voor ‘humor rights’) en je hebt op zijn minst een gastspreker die een ferme indruk nalaat op het publiek.

 

Geboren in Egypte kreeg ze al van kindsbeen af te maken met discriminatie. Blijkbaar stelde ze zich daar als jong meisje al heel wat vragen bij. Zo schreef ze haar allereerste brief aan God om te vragen hoe ze ooit in Hem kon geloven, als hij zei dat haar broer boven haar stond. Nochtans weerlegden zijn mindere schoolresultaten die these. Ze was een rebels kind en is dat altijd gebleven. Een heel leven lang hebben de autoriteiten haar lastig gevallen. Conservatieve, reactionaire krachten binnen de Egyptische samenleving maakten haar het leven zuur. Dat leidde onder andere tot processen, enkele maanden cel en ook verbanning. Verschillende progressieve magazines waaraan haar naam was verbonden, werden ook opgedoekt. En toch blijft ze doorgaan en blijft ze schrijven. Ondertussen heeft ze al meer dan dertig boeken gepubliceerd. Wint ze er ook prijzen mee? Zeer zelden, want de machten die de prijzen uitdelen, zijn niet echt gediend met haar meningen. Dat kan haar overigens weinig schelen, want voor haar blijft de grootste prijs een brief van een lezer, waarin ze leest dat haar boek een verandering in diens leven teweeggebracht heeft. Daarom blijft ze verder gaan: ze schrijft om mensen te overtuigen, om een impact ten goede te hebben.

 

Een van haar stellingen was, dat de wereld nu gebaseerd is op macht en niet op rechtvaardigheid. Nochtans, vindt zij, komt iedereen gelijk op de wereld. Elk kind is tegen onrechtvaardigheid, elke mens zoekt liefde en vrede. Waarom dan een wereld met zoveel geweld en onrecht? Omdat mensen niet benadrukken wat ze gemeen hebben, maar liever de kleine dingen die hun laten verschillen in de verf zetten. Voor El Sadaawi beginnen veel problemen al met taal. Taal bedriegt ons. Identiteit vindt ze bijvoorbeeld een fout woord. Het helpt om in te zoomen op de verschillen tussen mensen. Zo zijn er nog een aantal termen waar ze geen beste vriendjes mee is. Post-kolonialisme moet volgens haar neo-kolonialisme zijn, want de kolonisaties gaan gewoon door, zij het dan op een andere manier. De termen Middle-East en Far East vindt ze ook erg verkeerd, omdat ze haar land en de rest van de regio kleineren. Er klinkt nog steeds een achterstelling in door, want het was uiteindelijk de kolonisator, Engeland, die de streek zo gedoopt heeft. Zij spreekt op haar beurt van the middle-west als ze naar Engeland gaat en van the far west als ze naar Amerika reis. De term First Lady vindt ze ook verschrikkelijk. Een vrouw doet niets, maar is toevallig getrouwd met de president, dus opeens is ze de eerste vrouw van het land.

 

Een andere stelling van haar is dat ALLES politiek is. Van zodra je twee mensen in een kamer hebt, is er sprake van politiek. Het is goed om dat te beseffen, zeker voor een dokter, want een arts die hier niet van overtuigd is, zal een slechte geneesheer zijn. Stel nu dat je tientallen patiënten over de vloer krijgt in je praktijk. Ze hebben allemaal dezelfde kwaal: TBC. Je kan ze pillen schrijven en ze genezen wellicht wel, maar de patiënten blijven maar toestromen. Waarom? Omdat er geen zuiver water in het land is. Om daar iets aan te doen, moet je via een politieke weg gaan, niet via een puur medische.

 

Over de kwestie van de sluier –populaire kwestie die veel publiciteit oogst – was ze ook erg uitgesproken. Je hoort wel eens dat moslimvrouwen een hoofddoek dragen om hun identiteit (there’s that word again!) benadrukken. Zij vindt dat dus een vals gevecht. Je helpt niemand, je doet helemaal niets progressiefs, je bent absoluut geen doorn in de ogen van de restrictieve overheden, als je als vrouw je haren bedekt. Omgekeerd ben je ook niet als vanzelf een vrijgevochten, onafhankelijke vrouw als je dikke lagen make-up draagt. El Sadaawi zag eens een dik geschminkte Française neerbuigend kijken naar een gesluierde Saoedische. Belachelijk, want de Franse vrouw droeg zelf ook een sluier, zij het dan een post-moderne. Dit conflict, de religieuze sluier aan de ene kant, de kapitalistische aan de andere, komt nog het best tot haar recht in de paradoxaal geklede moslimmeisjes: haren bedekt, maar buikje bloot.

 

Deze eminente dame merkte ook op dat we bijna elke dag demonstreren tegen onrecht, we trekken van leer tegen de misbruiken in verre streken als Gaza, Sudan en Irak, we vullen bijvoorbeeld de Vooruit, om te horen hoe Bush en de zijnen slecht zijn, maar tegelijk verandert er helemaal niets. De oorlog is de wereld niet uit. Logisch, want wij, de demonstranten, hebben helemaal geen macht. We zijn slecht georganiseerd, we zijn dan misschien hoog opgeleid, maar dat zegt niets: we worden bedrogen door mooie woorden, want er is veel desinformatie.

 

We zien de Islam bijvoorbeeld als een bedreiging. De immigranten komen onze jobs stelen, denken we, en dus zijn we bang. Wat we vergeten of niet willen zien, is dat deze mensen met vreedzame bedoelingen komen. Nog niet zo lang geleden was het nochtans anders. Europa emigreerde en bevolkte andere landen, maar de Europeanen deden dat gewapenderhand. El Sadaawi vindt dat we onze gelijkenissen moeten omhelzen en geen onderscheid moeten maken tussen mensen. Waarom zouden voor een immigrant andere regels gelden? Het is toch ook een mens, net zoals wij?

 

Een laatste topic dat werd aangesneden is dat van de genitale verminking. Niet alleen de besnijdenis van meisjes, maar ook die van jongens. El Sadaawi is tegen beide. Dat is een erg moderne opvatting, want in wetenschappelijke kringen ziet men meestal geen graten in het wegnemen van de voorhuid. Zij wel, want ze heeft genoeg getuigenissen gelezen over de negatieve gevolgen ervan, zowel puur fysiek als op psychologisch en sociaal vlak. Dat sommige wetenschappers besnijdenis bij jongens zien als een middel in de strijd tegen aids, vindt zij een ridicule opvatting. Een kind wordt perfect gezond geboren, waarom zou je er dan in snijden? Besnijdenis bij jongens voorkomt inderdaad aids, dat is voldoende bewezen, maar allicht vindt zij dat er andere manieren moeten gezocht worden om aids tegen te gaan, dan een toevlucht te zoeken tot genitale verminking. Wat vrouwelijke besnijdenis betreft, waren er waarschijnlijk geen voorstanders aanwezig in de zaal. In de Verenigde Staten was de besnijdenis van jongens lange tijd een standaardprocedure, maar ondertussen voert men daar campagne om de praktijk een halt toe te roepen.

 

Een van haar conclusies is dat er duidelijk een link is tussen neo-kolonialisme, terrorisme en genitale verminking. Daar waar regeringen aan de macht zijn die sterke banden hebben met Amerika, is er een duidelijke terugval: meer besnijdenissen, meer onderdrukking. Vandaar ook haar uitspraak: Bin Laden en Bush zijn tweelingen.

 

El Sadaawi kon helaas niet lang blijven, want zij moest de volgende ochtend al het vliegtuig halen richting Rome. Ze kreeg van de zaal een staande ovatie. Het publiek had het grootste respect voor deze kleine, maar kranige vrouw, die onverminderd verder strijdt voor een rechtvaardige wereld.

 

William Peynsaert

01-04-2009 om 00:18 geschreven door Tederdraads  


29-03-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 13

‘Ah, het militaire genie is gearriveerd’, schreeuwt één van de mannen als Boelie het café binnenkomt, waarop een salvo van luid, overdreven gelach volgt.

 

Hij zegt niets en gaat tussen Pieter-Jan en Randy in zitten. Maryam en de rest schuiven bij. De nieuwe speler krijgt snel de regels van het spel uitgelegd. Randy wil weten hoe hij dit nu gaat oplossen. Ze staan acht veldslagen achter.

 

Boelie ziet er aan tafel echt klein uit, ineengezakt en erg rustig, niet bepaald het beeld dat je zou verwachten van een sluw strateeg.

 

‘Jullie hebben jullie te veel laten vastpinnen op geografische gegevens. Jullie hadden vaker moeten terugtrekken zonder strijd te leveren. Een stad verliezen is niets, zolang jullie soldaten in leven blijven én hun bewegingsvrijheid behouden.’

 

‘En wat stel jij dan voor?’, vraagt Pieter-Jan. Hij wist op voorhand dat hij zich zou ergeren aan het nonchalante, zelfingenomen strategie-is-kinderspel toontje van Boelie, maar liever dat, dan nu verliezen.

 

‘Frontverkorting, gebruik maken van interne linies en samentrekken. Elastisch verdedigen. In de touwen hangen als een bokser en wachten op de zwakte van de tegenstander om eens flink uit te halen.’

 

Vanaf nu dirigeert Boelie de tinnen soldaatjes. Nico ziet weinig heil in de niet al te orthodoxe moves van Boelie. ‘Hoe kunnen we nu nog winnen? Je geeft in één beurt een derde van ons gebied op, zonder slag of stoot.’

 

 De tegenstanders lachen zich haast een breuk en nemen alle vrijgekomen terrein ogenblikkelijk in. ‘Een echte wereldveroveraar, die vriend van jullie. Petje af, hoor.’

 

Boelie negeert alle commentaar, vriend of vijand, het schijnt hem niets uit te maken. Hij zit er schijnbaar verveeld bij, met één hand onder zijn kin, houdt hij het bord in de gaten.

 

Terwijl de tegenstanders discussiëren over hun volgende zet, mompelt hij af en toe enkele opmerkingen.

Als ze verder willen oprukken, zegt hij: ‘Jullie bevoorradingslinies worden zo natuurlijk wel erg lang en fragiel. Ik zou dan maar eerst mijn cavalerie uitschakelen.’

 

Als ze opteren om hun gewonnen terrein te consolideren, zegt hij: ‘Hoe langer jullie wachten, hoe meer tijd ik heb om mij te herstellen natuurlijk. Als jullie na tien jaar mijn steden niet bezetten, win ik toch, hé?’

 

Maryam lacht en in het Nederlands zegt ze: ‘Les nummer 1 als je tegen Boelie speelt: stop was in je oren en luister nooit naar wat hij zegt.’

 

(wordt vervolgd)

29-03-2009 om 20:46 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 12

Terwijl de rest ongevraagd meer te weten komt over hun gastheer, rapen Benjamin en Willem kiezelsteentjes.

 

‘Gelukkig slapen Maryam en Boelie aan de straatkant.’

 

De steentjes suizen door de nacht en tikken tegen het raam.

 

‘Jij legt het uit aan Maryam,’ zegt Willem ‘jou kent ze het minst goed, tegen jou zal ze zich niet zo boos maken.’

 

‘O, nee, jij legt het uit. Jij kent haar al langer, jij weet beter hoe ze is.’

 

‘Verdomme, eigenlijk zou Pieter-Jan dit moeten doen. Het was zijn idee om te spelen.’

 

‘Ik dacht eigenlijk dat Randy ons overtuigd had om het er op te wagen.’

 

Willem schudt afkeurend met zijn hoofd.

 

‘Tss, die kerel blijft altijd op de achtergrond, maar ondertussen beïnvloedt hij de zaken toch maar mooi.’

 

De twee raken zo onderhand door hun voorraad kiezelsteentjes.

 

‘We kunnen ook aardkluiten proberen’, stelt Benjamin voor.

 

Willem is voorzichtiger.

 

‘Denk je niet dat de ruiten daar van breken?’

 

De nieuwe aanpak is gelukkig niet meer nodig, het raampje zwaait open en daar verschijnt Maryam in haar witte nachthemd.

 

‘Zeg, Tsoempi’s gaat het? Boelie gooi maar.’

 

Maryam doet een stap opzij en maakt plaats voor haar vriend.

 

Benjamin en Willem duiken in het gras, plat op hun buik. Net op tijd. Een nachtemmer scheert rakelings boven hun hoofden. Gelukkig is de ouderwetse pispot leeg.

 

‘En kunnen jullie nu zeggen wat de bedoeling is? Als ik moet beneden komen krijgen jullie alle twee een mep!’, roept Maryam van boven.

 

Benjamin zegt op fluisterstem, maar toch luid: ‘We komen voor Boelie. De rest zit nog op café en we hebben een beetje problemen.’

 

‘Los het zelf op. Het is verdomme al bijna ochtend’

 

Willem doet snel de hele uitleg. Boelie kijkt Maryam aan en zegt dat hij echt moet gaan, want dat ze op hem rekenen. Maryam is niet tevreden.

 

‘Jouw vrienden zijn veel te belangrijk voor jou. Geen enkele vrouw zou dat pikken.’

 

Boelie bezweert haar dat zij altijd op de eerste plaats komt. Hij vraagt haar om mee te komen, dan kan ze supporteren.

 

‘Nee, dat zeg je maar om mij te paaien. Je gaat liever alleen, dus ga maar. Hop, ga je maar amuseren met de rest van de kleine kindjes.’

 

De jongeman springt in zijn kleren, die typisch voor hem, als een soort slangenhuid op een hoopje op de vloer liggen. Hij maakt zich kwaad en zegt dat hij echt graag wil dat ze nu meekomt. Als ze gewonnen hebben, kunnen ze daarna nog samen een stapje in de wereld zetten.

 

‘Je kan warme chocomelk drinken’

 

‘Denk je dat ze dat hier hebben?’

 

‘O, vast wel. Als ze chocolade hebben, moeten ze ook chocomelk kunnen maken.’

 

Het meisje, verzot op zoet, is overtuigd. Tien minuten later staan Maryam en Boelie beneden. Willem en Benjamin zijn op van de zenuwen.

 

‘Kom mee nu, die kerels zagen er tegen het einde echt wel gevaarlijk uit.’

 

(wordt vervolgd) 

29-03-2009 om 18:45 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 11

Ondertussen wordt de sfeer in de kroeg er alleen maar grimmiger op. Met de armen gevouwen over de borst, kijken de mannen uit naar de komst van de vermeende Deus ex Machina. In afwachting van Boelie, wil Pieter-Jan de atmosfeer een beetje bevrijden van spanningen door over iets luchtigs te beginnen. Aan de muren van het café hangen grote houten borden met daarop gevangen vissen gepind. P-Jay wijst op een geweldig exemplaar, een imposante snoek, en vraagt:

 

‘Een echt prijsbeest, zeg. Heeft iemand van jullie die gevangen?’

 

Er komt geen antwoord en de omstanders fixeren hun blik op de spreker.

 

Die probeert nog met:

 

‘Komen jullie hier vaak?’, maar ook die vraag brengt geen dooi teweeg.

 

Nico vraagt of ze naar het toilet kunnen, in het Nederlands zegt hij tegen zijn metgezellen: ‘Misschien komen we via een raam in het toilet wel weg, nee?’

 

Toiletbezoek is toegestaan, maar dan enkel één per één.

 

Nico springt al recht, maar Pieter-Jan houdt hem tegen: ‘Samen uit, samen thuis, makker.’

 

‘Ja, zeg, het was niet mijn idee om voor geld te spelen, hé.’

 

‘Wachten tot Boelie komt’, beveelt P-Jay.

 

‘Sorry hoor, maar wat kan die nog doen? We hebben al acht veldslagen verloren en we moeten hem eerst nog de regels uitleggen’, zegt Randy.

 

‘Boelie geeft die mannen wel het nakijken, wacht maar.’

 

Nico blijft zeuren. ‘Ons lot in handen leggen van dat kleine ventje? Het is ver gekomen.’

 

Pieter-Jan is vol vertrouwen.

 

‘Klein maar dapper’

 

‘Ik ben benieuwd’, zucht Randy.

 

Een van de mannen is het wachten ook beu:

 

‘Zeg, als die vriend van jullie niet snel komt, spelen we door, hoor. Geen medelijden. Waar wonen jullie eigenlijk? Moet die kerel van ver komen?’

 

‘Wij logeren bij mijnheer Frank Bolivar Buckner. Dat is twintig minuten stappen van hier.’

 

‘Bucky Blabber-mouth? Haha, logeren jullie bij Frenzy Franky? Die is goed.’, lacht er een.

 

‘Wat, wat?’, vraagt een andere gretig.

 

‘Boys, hoor de laatste stoot van edele heer Buckner. Hij heeft een stel buitenlandse bedelaars in huis genomen. En heeft hij jullie hoofden al op hol gebracht met wilde plannen?’, vraagt de luidste van de groep.

 

‘Of heeft hij jullie al verteld van zijn vrijkoopsysteem?’, lacht een andere. ‘Die naïeve dwaas.’

 

‘Wat voor vrijkoopsysteem?’, wil Pieter-Jan weten.

 

‘Haha, daar heeft hij wijselijk over gezwegen’, buldert een dikke man. ‘Die onnozele hals had vorige jaar een nieuw plan uitgedokterd. Hij ging zijn slaven elke week 1 obloon uitbetalen en die konden ze dan sparen om zichzelf later vrij te kopen. Als ze dan zogenaamd vrij waren, kocht Frank met hun vrijkoopsom een stukje land voor hen, natuurlijk in de buurt van zijn eigen plantagegrond. Op zich misschien een tamelijk slim plan, alleen was er één probleempje. De dinks zopen hun obloon meteen op. Twee weken heeft hij het geprobeerd. En twee weken na elkaar lagen zijn dinks lam gezopen in het hooi. Tot zo ver het vrijkoopsysteem van Frenzy Franky.’

 

(wordt vervolgd)

29-03-2009 om 17:50 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 10

Pieter-Jan wil hun zucht naar vertier niet laten saboteren door een geldkwestie.

 

‘Muggenzifter. Geld is het enige ter wereld dat je altijd kunt krijgen.’

 

De vijf stappen een klein café met aan de straatkant een piepklein raampje waar een enkele kaars staat. Binnenin is het echter een stuk ruimer. Er staan grote houten tafels met lange, zware banken. De ruimte is opgedeeld in twee, met twee aparte togen. Willem is wat teleurgesteld.

 

‘Ik had gehoopt op een live band, maar muziek mag ik waarschijnlijk op mijn buik schrijven’

 

Aan de tafeltjes zitten uitsluitend mannen. Eenzaten die treurig in hun kroes bier turen, hier en daar groepjes die spelletjes spelen voor geld.

 

‘Spijtig dat Boelie niet mee is, anders kon die wat geld voor ons incasseren. De spellen die ze hier spelen, lijken mij wel zijn smaak.’

 

De vijf nemen plaats aan een tafel. ‘Wat doen we als ze onze bestelling komen opnemen?’, vraagt Randy op waarschuwende toon. Pieter-Jan blijft kalm.

 

‘Ach, we zien wel. Misschien moeten we wel zelf naar de toog en anders kunnen we misschien op krediet drinken.’

 

Nico draait ostentatief verveeld met zijn vingers. ‘Ja ja, hier zijn we dan.’

 

‘We kunnen ook zelf voor geld spelen, hé. Niet alleen Boelie heeft verstand van strategie’, stelt Randy voor.

 

De vijf gaan akkoord, spelen voor geld maar. Ze tikken twee van hun spelende buren aan en doen een voorstel.

 

‘Zeker’, zeggen de mannen, ‘vijf oblonen per verloren veldslag en geen gezeur of dat kost je een vinger. In principe kun je het spel winnen, terwijl je toch geld verliest. De winnaar van het spel wint namelijk niet noodzakelijk de meeste veldslagen. Maar goed, dat gebeurt zelden.’

 

‘Wat spelen jullie misschien?’, vraagt Pieter-Jan.

 

‘O jullie kennen het spel niet. We spelen Revolutie’, luidt het antwoord. ‘Het ziet er ingewikkeld uit, maar de regels zijn vrij simpel. De ene partij is het leger van de koning, de andere partij zijn de opstandelingen van de Vrije Democratie. De Vrije Democratie heeft pas kans om te winnen als ze hulp krijgen uit Auburië. Als het leger van de koning na tien jaar oorlog niet alle steden van de Vrije Democratie ingenomen heeft, winnen de opstandelingen. Zijn jullie maar de Royalisten, die hebben het meeste kans om te winnen.’

 

Pieter-Jan aanvaardt de uitdaging. ‘Klinkt leuk, als jullie ons eerst goed de regels uitleggen, doen we mee.’

 

Het speelbord ziet er prachtig uit. De speelfiguren zijn van tin, er zijn kleine houten forten en koperen kanonnen. Op de map zijn rivieren, steden en wegen aangeduid.

 

Randy vraagt of de soldaten ook per spoor kunnen rijden. Hun tegenstanders zijn geamuseerd.

 

‘Treinen? Ten tijde van de revolutie? Waar heb jij school gelopen?’

 

Randy trekt zijn schouders op. ‘Ja, het had gekund hé. Wist ik veel dat het een historisch spel is.’

 

De beslissing om te spelen, draait meteen erg fout uit. Na anderhalf uur, zijn de vijf al veertig doblonen schuldig aan hun tegenstanders. De tegenstanders ervan overtuigen dat het eerste spelletje maar een testronde was, lukt niet. De vijf staan voor de keuze: ofwel ogenblikkelijk betalen, ofwel door spelen tot het einde, maar dan verhogen ze wel de inzet: tien oblonen per verloren veldslag.

 

Hun twee tegenstanders hebben zich ondertussen laten versterken door een viertal potige vrienden, zogezegd om toe te kijken op het eerlijke spelverloop. De jongens voelen zich benauwd ingesloten.

 

Pieter-Jan ziet maar één oplossing: ‘We moeten Boelie naar hier halen.’

 

Willem ziet graten in die redenering. ‘Boelie nu wekken?’

 

‘Ja, en wat dan nog? Boelie krijg je altijd warm voor een strategiespel.’

 

‘Boelie wel, maar Maryam vermoordt hem als hij midden in de nacht nog uit gaat.’

 

Randy en Nico bevestigen.

 

Pieter-Jan vindt dat ze niet moeten dramatiseren. ‘Als jullie de situatie uitleggen, heeft ze er vast niets op tegen. Misschien streelt het zelfs haar trots dat we haar Boelie nodig hebben als reddende engel.’

 

Als de tegenstanders horen dat ze er iemand in hun plaats willen laten spelen, verhogen ze de inzet tot vijftien oblonen per verloren veldslag.

 

Willem en Benjamin staan op en keren vliegensvlug terug naar Beauregard. Ze rennen zo hard als ze kunnen door de straten en komen hijgend aan bij het herenhuis.

 

‘Nog een kleine vraag’, zegt Willem puffend, terwijl hij tegen de tuinmuur leunt, ‘hoe raken wij terug binnen? De slaven zullen de sleutel wel niet onder de mat gelegd hebben, juist?’

 

(wordt vervolgd)

29-03-2009 om 17:04 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 9

Frank was moe van een drukke dag in de stad en is al naar bed. Elke en Dieter hebben zich ook al teruggetrokken. De twee gaan morgenvroeg samen met hun gastheer een grote rit maken doorheen de streek en achteraf brengen ze een bezoekje aan Shorty McLeary, een belangrijke paardenhandelaar.

 

‘Grappig’, zegt Benjamin, ‘Ieren heb je hier dan weer wel.’

 

De overblijvers zijn nog lang niet moe en een snelle rondvraag wijst uit dat ze allemaal het meeste zin hebben in een stevig feest.

 

‘Een echt volks feestje in een bruin café, yupla!’ roept Benjamin enthousiast uit.

 

‘Bij een feest in deze streek stel ik mij eerder een stijfdeftig bal voor’, werpt Pieter-Jan tegen. ‘Hoewel, door hun preutse literatuur en de patriarchale structuur van hun samenleving, vermoed ik ook wel een immense opgekropte seksuele geladenheid.’

 

‘Zie je wel, ik ben niet de enige die vindt dat hier een verborgen seksklimaat heerst.’

 

Pieter-Jan gaat verder.

 

‘Er moeten hier zeker buurten zijn met cafés waar op dit uur ambiance is. Kom aan, dit is een havenstad. Het zou pas vreemd zijn, moest hier geen nachtleven zijn’

 

Nico herinnert iedereen aan de taferelen op de nationale feestdag.

 

‘Hebben jullie gezien hoe iedereen toen uit de bol ging? Ik heb toen zelfs blanken met dinks zien kussen. Toen stelde ik mij daar natuurlijk nog geen vragen bij.’

 

Benjamin ruikt een feestje en leeft helemaal op.

 

‘Op zoek naar de uitgaansbuurt!’

 

Randy blijft alles eender, dus die volgt. Willem heeft enorm veel zin om te dansen.

 

‘Moeten wij Frank niet verwittigen dat we de stad in trekken?’, vraagt Randy.

 

Nico stelt zijn maat gerust.

 

‘Ach, nee, hem wekken voor zoiets! En trouwens, wij zijn toch oud en wijs genoeg om te gaan en te staan waar wij dat zelf willen?’

 

De dienaren zeggen geen woord en starten al met de opkuis.

 

‘Ik heb anders zo’n bleekblauw vermoeden dat meester Frank straks al weet dat enkele van zijn gasten de bloemetjes buiten zetten’, merkt Pieter-Jan op.

 

Nico is niet overtuigd.

 

‘Hoe dan?’

 

‘De binnenhuiselijke tamtam zal zijn werk wel doen’

 

Ze laten het echter niet aan hun hart komen. Wat kan Frank er uiteindelijk ook op tegen hebben? Langs de poort van de tuin, verdwijnen ze de stad in. Het is een heldere nacht en de jongens vinden makkelijk hun weg in het donker. Eens in het stadscentrum zijn de straten verlicht met lantaarns.

 

‘Ik stel voor dat we de eerste de beste kroeg binnenwandelen.’

 

Iedereen is akkoord met Pieter-Jans voorstel, alleen Randy heeft een kleine bedenking:

 

‘Euhm, alles goed en wel, maar hoe denken jullie straks te betalen? Niemand van ons heeft een cent op zak.’

 

(wordt vervolgd)

29-03-2009 om 17:03 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 8

Frank laat een krat appelcider aanbreken en zorgt er voor dat de glazen van zijn gasten –beschermelingen is eigenlijk de correcte term – steeds gevuld zijn. De negen luisteren naar monologen van hun mecenas.

 

Benjamin en Boelie vragen ondertussen permissie om naar de bibliotheek te gaan. Ze raken het niet eens over iets en willen een en ander opzoeken, beweren ze. Maryam vraagt haar vriend om niet te lang weg te blijven.

 

Dienaren plaatsen olielampjes op een centrale tafel in de grote kamer die propvol boeken steekt. De onderste rekken staan vol fictie, maar met een trap kom je bij de sectie non-fictie. Om zich bij te lichten lopen de twee vrienden langs de rekken met een kleine kandelaar in hun hand.

 

‘Ok, en nu eens zien hoe parallel de geschiedenis van deze wereld nu eigenlijk loopt.’

 

De verschillen blijken al snel veel groter dan gedacht. In de oudheid zijn er bijvoorbeeld veel minder verschillende volkeren en de periodieke indeling van de geschiedenis verloopt volstrekt anders. Een figuur als Alexander de Grote lijkt wel onbestaande. Boelie ontdekt tot zijn spijt dat er niets in de geschiedenis hier vergelijkbaar is met de Punische oorlogen.

 

Na een uurtje brengen de twee onderzoekers verslag uit aan elkaar. Boelie begint.

 

‘In deze wereld lijken ze de middelleeuwen wel over te slaan. Er is geen breukmoment tussen wat je oudheid noemt en nieuwe tijd. En in Auburië, vergelijkbaar met Europa, bestond tot vijftig jaar geleden ook slavernij. Heel vreemd is dat deze wereld geen negers schijnt te kennen. Het mongoloïde ras is sowieso ondergeschikt aan de anderen en als je geen spleetogen hebt, behoor je tot het blanke ras. Vandaar dat Maryam hier geen discriminatie ervaart. Tenzij natuurlijk op basis van haar geslacht, want de emancipatie van de vrouw is hier nog lang niet in zicht. Ook op godsdienstig vlak zijn er sterke verschillen. Ze kennen bijvoorbeeld geen Jezusfiguur.’

 

Benjamin vult aan.

 

‘Dit continent, vergelijkbaar met Amerika, was leeg. De blanken hebben niet eerst de indianen moeten verdrijven. In dit land spreekt men voornamelijk Engels, in de buurlanden spreekt men Frans en Spaans. Wat de godsdienst betreft heb je gelijk, er is geen sprake van Jezus, de Islam bestaat hier trouwens ook niet. Ik heb wel gelezen over godsdienstige stromingen die erg vergelijkbaar zijn met boeddhisme, maar dat geloof is niet wijdverspreid. In dit land gelooft men in één God, maar er zijn veel verschillende strekkingen. Die hebben lang strijd gevoerd, maar op religieus vlak heerst er in dit land vrede.’

 

‘Heb jij iets speciaals gevonden over technologie?’

 

Benjamin zegt van niet. Naast zijn eigen observaties op straat, heeft hij daar weinig zicht op. ‘Erg vergelijkbaar met onze 19de eeuw’, is zijn voorzichtige conclusie.

 

Boelie vraagt zich af of ze tegen Frank niet gewoon de waarheid kunnen zeggen. Dat ze uit een andere dimensie komen. Benjamin is tegen. ‘We kennen hem nog te slecht, we kunnen nu onmogelijk inschatten hoe hij daar op zou reageren.’

 

Hun gesprek wordt echter onderbroken door voetstappen op de gang. Boelie weet al hoe laat het is.

 

‘Boelie, ben je bijna klaar? Ik zou graag gaan slapen.’

 

Benjamin vraagt of zijn vriend dat niet ergerlijk vindt, dat hij steeds rekening zo rekening moet houden met de noden van een ander.

 

‘Nee’, antwoordt Boelie, ‘ze is echt absurd schattig en lief. En trouwens, binnen mijn relatie schenk ik weinig aandacht aan mezelf, maar ironisch genoeg, zou ik zonder haar, nog minder aandacht aan mezelf besteden.’

 

Benjamin snapt het niet echt. ‘Dat moet je mij toch eens beter uitleggen.’

 

‘Later’

 

Boelie klapt zijn naslagwerk op en gaat op zoek naar zijn vriendin.

Op de gang hoort Benjamin Maryam nog vragen: ‘Is dit nu een moment om in boeken te neuzen?’

 

‘Soms hang ik graag de nerd uit’, verdedigt Boelie zich.

 

‘Doe dat dan overdag, op een normaal uur’

 

Het jonge koppel duikt hun slaapkamer in en Benjamin gaat terug buiten bij de rest. Daar worden al weer andere plannen gesmeed.

 

(wordt vervolgd)

29-03-2009 om 14:54 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 7

Na al weer een tot in de puntjes verzorgd diner, keren ze terug naar de veranda. Het is valavond en Frank laat de dienaren staande kandelaars naar buiten brengen. Op zware houten stoelen zitten ze rond een tafel. De meisjes hebben kussentjes gekregen. Op tafel staan schalen vol met rozijnen, pindanoten (‘goobers’, zoals hun gastheer ze noemt), bosbessen en frambozen.

 

Boelie duikt op de bosbessen. Hij heeft ooit gelezen dat bodybuilders die vaak eten, omdat ze goed zijn voor de spieren.

 

‘Ik zie dat je nog steeds compensatiestrategieën uitwerkt voor je gemiddelde lengte’, merkt Pieter-Jan op.

 

Boelie propt zijn mond vol met blauwe bessen.

 

‘Ja, of dacht je soms dat ik nog zou groeien?’

 

Pieter-Jan weet dat Boelie alle kleinere mannen ervan verdenkt hun lengte op allerlei mogelijke manieren te willen compenseren. Bijvoorbeeld door overdreven hun spieren te trainen, tenzij ze zo klein zijn dat het geen zin meer heeft.

 

Frank steekt met geritualiseerde bewegingen een sigaar aan en vraagt zijn gasten om te zeggen wat ze op hun lever hebben. Hij aanhoort hen zonder een woord te zeggen. Terwijl de negen om de beurt hun toekomstplannen vertellen, neemt hij rustig trekjes van zijn sigaar. Pas als ze uitverteld zijn, geeft hij zijn mening. Hij denkt lang na en zegt dan met een gewichtige gelaatsuitdrukking:

 

‘Ik zal mijn contacten aanspreken. Een baantje bij een apotheker kan ik zeker versieren. Voor Maryam wordt het moeilijk, omdat ze een vrouw is, maar het kan wel lukken. Als jullie in Auburië geneeskunde studeerden, moeten we uiteraard regelen dat jullie na verloop van tijd jullie opleiding hier verder kunnen zetten. Dieter en Elke werken voortaan voor mij, dat is geregeld. Benjamin en Boelie kunnen wat mij betreft aan de slag als leraar. De kinderen van mijn oudste zus kunnen altijd baat hebben aan bijlessen. Ik vind het zelf erg vervelend dat ik zo weinig talen spreek. Eentje maar om heel exact te zijn. De paar woorden Fiers die ik ken niet meegeteld. Blijven nog over: Nico en Randy. Wat willen jullie doen? Jullie menen toch niet serieus dat jullie dokwerkers willen worden?’

 

Randy voelt zich aangevallen: ‘En waarom niet? Wat is daar mis mee? Dat is belangrijk en eerlijk werk. Stel je voor dat niemand het doet. En als je overuren klopt, kun je best veel verdienen.’

 

Frank trekt die bewering in twijfel: ‘Ik geloof dat onze vriend een erg verkeerd inschattingsvermogen heeft. Het loon van dokwerkers bedraagt niet meer dan een habbekrats, de werkomstandigheden zijn abominabel. Als ik mijn landarbeiders zou uithuren als dokwerkers, riskeer ik dat ze in opstand komen. Nee, serieus, voor jullie twee moeten we nog iets beters vinden. Laat mij er een paar nachtjes over nadenken, ik vind wel wat. Wat het huurvoorstel betreft, ga ik akkoord. Het merendeel van de tijd staat Beauregard leeg, hetgeen de staat van het huis niet altijd ten goede komt. Ik stel jullie deze week nog een contract op, van zodra jullie aan de slag zijn. Tot dan kunnen jullie nog wel even kosteloos hier logeren, als jullie eergevoel dat nog kan verdragen.’

 

Er verschijnt een plagerige twinkeling in Franks ogen.

 

‘Ik heb jullie heus niet in huis genomen, omdat jullie zogezegd mijn leven gered hebben. Zonder op te willen scheppen, kan ik wel zeggen dat ik mijn achtervolgers ook wel alleen af kon. Ik wachtte op het juiste moment om toe te slaan. Ik had jullie inderdaad kunnen bedanken met enkele stuivers en daarmee basta. Maar ik heb jullie toch in huis genomen. Geen idee waarom eigenlijk. Noem het buikgevoel. Wij zuidelijken laten ons nogal makkelijk leiden door onze gevoelens. Ik beklaag het mij alleszins niet. Voor mensen van de lagere klasse zijn jullie uitzonderlijk welgemanierd en intellectueel begaafd.’

 

Maryam is geschokt door die laatste zin, maar bijt ferm op haar tong. Randy en Nico willen kwaad opstaan, maar Boelie en Pieter-Jan houden hen tegen. Frank tuurt gelukkig naar de sterren en merkt niets van hun verontwaardiging.

 

Pieter-Jan fluistert in Randy’s oor: ‘Zie het tegen het licht van de tijd. Die jongen weet van niet beter. Hij is zo opgegroeid.’

 

‘Allemaal goed en wel. Deze keer tenminste. Maar hoe ver kun je gaan in dat begrip voor zijn tijdsgeest?’, vraagt de gepikeerde jongeman zich luidop af.

 

Iedereen realiseert zich dat het geen zin heeft om nu ruzie te maken en de rust keert gauw terug. Als het kouder wordt, laat Frank een staande kolenkachel, een soort barbecuetoestel naar buiten brengen. In essentie is het een grote staande schaal met kolen. Het vreemde instrument is wel efficiënt, niemand voelt de nachtelijke koude. Ze babbelen over van alles en nog wat. Wel vormen de interesses van de gastheer de leidraad voor het gesprek. Frank is vooral geboeid door religieuze kwesties. Wat hem enorm bezig houdt zijn de theorieën van het paar Rogers en Waters, twee wetenschappers die met elkaar getrouwd zijn.

 

‘Die twee beweren, en hou je nu vast bij de takken van de bomen, dat de mens afstamt van de aap!’

 

Het gezelschap doet een poging om geschokt te zijn door dit onstellende nieuws. Frank is tevreden met de reactie die hij uitlokt.

 

‘Het wonderlijke van de zaak is, dat hun theorie verdraaid plausibel lijkt.’

 

(wordt vervolgd)

29-03-2009 om 14:53 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 6

Als ’s middags iedereen terug actief is, wil Maryam een algemene vergadering beleggen om zo te beslissen hoe het nu verder moet. Iedereen is het er over eens dat ze niet langer kunnen profiteren van de gastvrijheid van Frank.

 

Boelie wil echter verontwaardiging uitlokken.

 

‘Ik ben daar niet zo zeker van. We hebben tenslotte die kerel zijn leven gered. Hij mag ons wel zo’n plantage cadeau doen, hij zwemt toch in de poen.’

 

Elke spreekt voor iedereen als ze zegt:

 

‘Ja, en als hij ons beu is, gooit hij er ons uit en daar staan we dan. Geen te best idee. En trouwens, zo’n heldendaad hebben we niet verricht hé, gewoon twee kerels afgeschrikt. Hij had ons toen even goed wat geld kunnen toestoppen in plaats van ons al drie volle weken te entertainen in zijn villa.’

 

Ze lacht luidop, Elke is nooit echt bits, zelfs niet als ze heilig overtuigd is van haar gelijk.

 

Boelie blijft dwars liggen: ‘Wij entertainen hem ook, hé. Ik denk dat wij voor hem een prachtgelegenheid zijn om de sleur te doorbreken.’

 

Maryam gaat er verder niet op in. Ze betreurt wel dat ze niet kunnen blijven in Beauregard, want ze vindt het huis werkelijk gezellig en erg smaakvol ingericht. Om nog te zwijgen van het overheerlijke eten dat hen elke dag wordt voorgeschoteld.

 

Pieter-Jan vindt dat het aan de gastheer zelf is om te bepalen of ze van hem profiteren of niet, maar de afhankelijkheid zint hem ook niet echt. Beauregard bevalt ook hem heel erg, dus hij stelt voor om huur te betalen. Kwestie van op die manier een schuldgevoel te bestrijden.

 

‘Akkoord, maar hoe komen we dan aan de kost?’, vraagt Nico.

 

‘Maryam, Willem en ik kunnen misschien wel een baantje vinden als assistent bij een apotheker of bij een dokter, als dan blijkt dat we de nodige skills hebben, raken we zo wel weer verder.’

 

Boelie zegt dat hij aan de slag kan als dokwerker, het laden en lossen van schepen moet wel lukken. Veel buitenlucht en zon en ook nog eens goed voor de conditie. Maryam is tegen.

 

‘Als je dat doet, maak ik het uit. Dat zweer ik je.’

 

‘Nou, dan word ik maar ergens leraar Etruskijns. Als dat inderdaad hetzelfde is als Latijn, zou dat geen probleem mogen vormen. Misschien kennen ze hier ook Frans, dan vinden Benjamin en ik wel een job. We zijn toch zogezegd van Auburië. Auburische leerkrachten zijn hier blijkbaar erg in trek, het geeft een zekere standing om een buitenlandse huisleraar te hebben.’

 

Randy en Nico zeggen dat ze geen vriendin hebben die hen kan beletten om dokwerker te worden, dus nemen ze dat in overweging. ‘Tot er iets beters opduikt.’

 

Elke zegt dat Frank haar al aangeboden heeft om vast bij hem in dienst te gaan als paardenverzorgster, maar dan niet op Beauregard, want hier zijn maar enkele exemplaren. Als Frank zijn verblijf in New Burbon beëindigt, gaan die ook terug met hem mee.

 

‘En wat doet Dieter dan?’, vraagt Boelie.

 

‘O, die kan ook mee. Frank heeft hem gevraagd om grote schetsen te maken van zijn landgoederen en van hem en de rest van zijn familie.’

 

‘Dat is mooi geregeld’, zegt Boelie een tikje afgunstig en gepikeerd, omdat Frank hem hier niets van gezegd heeft en hij zichzelf toch als de vertrouwenspersoon van hun gastheer beschouwt.

 

Ze willen Frank van hun besluit op de hoogte brengen, maar die blijkt voor zaken in de stad te zijn. In afwachting van zijn terugkeer, trekken ze de tuin in. Elke haalt de rustigste merrie van stal en leert wie dat wenst, voorzichtig paardrijden. Als Nico en Randy haar aanmoedigen, waagt ook Maryam het er op. Met een steuntje van de jongens stijgt ze op, Elke stapt er langs met de teugels in de hand. ‘Je moet sturen door kleine duwtjes van je knieën.’

 

Pieter-Jan en Boelie zitten aan een tafeltje in de zon en slaan voor de derde keer de adviezen van de dienaren in de wind. Het personeel blijft hen overal op de voet volgen, op bevel van hun meester, om hun steeds van dienst te kunnen zijn. Ze vinden het bijzonder vreemd om blanken te zien die vrijwillig in de vlakke zon gaan zitten en kijken erg onwennig als ze ook nog eens bij alles ‘dank je’ zeggen. Zoveel beleefdheid zijn de huisslaven kennelijk niet gewend. Als de dienaren merken dat deze gasten hun betutteling niet al te erg appreciëren geven ze het op. Wel blijven ze dicht in de buurt. De slaven voelen dat de nieuwkomers hen meer respect betonen dan andere blanken, maar de dienaren zien dat respect eerder als een teken van zwakte en gebrek aan opvoeding. Ze blijven gedisciplineerd, maar onderling wisselen ze veelbetekende blikken uit. De boodschap is duidelijk: in hun ogen zijn de gasten van meester Frank onderontwikkeld gepeupel.

 

Terwijl de rest zich toelegt op de paardrijkunst, voeren de twee vrienden een intiem gesprek. Het tweetal heeft de reactie van de slaven opgemerkt.

 

‘Verbluffend om te zien hoezeer de slaven zelf zo gewend zijn aan hun ondergeschikte positie en er op de één of andere manier nog trots op zijn ook’, zegt Boelie.

 

Pieter-Jan nuanceert.

 

‘We hebben tot nu toe natuurlijk enkel huisslaven gezien. Misschien zijn slaven op het land anders. Meer rebels. Deze voelen zich duidelijk verheven boven hun broeders die katoen plukken in de velden. Eigenlijk een soort verdeel-en-heers-principe.’  

 

Boelie kan leven met die analyse. Pieter-Jan brengt het gesprek op persoonlijker terrein.

 

‘Hoe gaat het ondertussen eigenlijk met jou? Sinds we aan deze bizarre tocht begonnen zijn, hebben we geen serieus gesprek meer gehad zoals vroeger. Hoe bevalt het leven je in onze nieuwe omgeving?’

 

‘Je weet dat ik in de oude wereld bijzonder gefrustreerd was, omdat ik geen uitgever vond voor mijn schrijfsels. Hier houdt mij dat ook wel bezig, maar minder. Als blijkt dat we hier echt vast zitten, ga ik hier ook wel aan het schrijven en dan probeer ik het hier.’

 

Pieter-Jan had dit antwoord wel verwacht.

 

‘Een gelardeerde, pompeuze stijl is hier erg populair, merk ik. Misschien kan je daar wel je weg in vinden. Shockerende sekstaferelen zoals in je eersteling, zou ik maar achterwege laten. Ik denk dat ze je hier achter tralies draaien als je daar mee aankomt. En schreeuwerige anti-slavernij pamfletten raad ik je ook af.’

 

‘Waarom zou ik mij daar aan wagen?’

 

‘Ach, kom, alleen al voor de naambekendheid die het je kan opleveren, zou je je hier ontpoppen tot een rabiaat anti-slavernij activist. Nieuwe dimensie of niet. Jouw chronische aandachtszucht is daarmee niet gebroken.’

 

‘En daaraan gekoppelde frustraties evenmin.’

 

‘Ach ja, nieuwe wereld, nieuwe mogelijkheden.’

 

‘Mijn eventueel succes hier, zou ik niet als echt ervaren. Uiteindelijk is het mijn wereld niet. Ik ben hier maar een toerist. Als ik hier succes heb, is dat een logisch gevolg van mijn kennis van een andere wereld die verder geëvolueerd is dan deze.’

 

‘Als perfectionist moet jij natuurlijk altijd het bittere ingrediënt in de saus opsporen’, zucht Pieter-Jan met een halve glimlach. ‘Als ik hier furore maak als neurochirurg, ga ik echt niet zeuren over mijn voorkennis. Het blijft een verdienste op zich. Ik zou ook helemaal niets kunnen aanvangen met die kennis. Net zoals jij net zo goed helemaal niets zou kunnen schrijven. Als het leven je een voordeel in de schoot grijpt, moet je het met beide handen grijpen. En ik die dacht dat jij de opportunist zonder scrupules was, die je altijd beweert te zijn.’

 

Maryam komt op een zacht drafje langs het tafeltje met haar paard. Ze vangt een deel van het gesprek op en roept:

 

‘Maak je maar geen zorgen. Hij zal wel zeuren en klagen, maar schrijven zal hij toch. Er is geen antidosis tegen die schrijfmicrobe.’

 

‘Tenzij foto’s van bekende schrijvers. Als je die ziet, denk je wel twee keer na, voor je nog iets op papier zet’, grapt Boelie.

 

Pieter-Jan lacht.

 

‘Ja, je moet een stuk lelijker worden als je echt roem wilt vergaren met dat schrijven. En veel eenzamer ook.’

 

‘En je hebt een zware drugsverslaving nodig’, meent Randy, ‘alle grote schrijvers zijn wel aan iets verslaafd.’

 

‘Mijn Boelie is verslaafd aan mij’, roept Maryam vanuit de verte. Het paardrijden bevalt haar en ze durft al wat snelheid halen.

 

Als ze uiteindelijk afstapt, schrikt ze van de spierpijn in haar benen. ‘Best vermoeiend, zeg. Dat had ik eerlijk gezegd niet verwacht. Boelie, vanavond mag je mij uitgebreid masseren.’

 

Achter hen zwaait de deur van de veranda open. Hun gastheer ploft in een stoel en laat zich door een dienaar ontdoen van zijn rijlaarzen.

 

‘Wat een grappig taaltje spreken jullie. Doet mij denken aan Fälisch. Of is het juist Fälisch dat jullie spreken? Sorry, mijn talenkennis is erg beperkt.’

 

Enige verdere vragen wijzen uit dat hun gastheer met Fälisch de taal bedoelt die zij beter kennen als Duits. Ze leggen uit dat zij Nederlands spreken. Daar heeft Frank nog nooit van gehoord, hij laat dan maar een dienaar om een encyclopedie lopen. Na enig speurwerk weet het gezelschap dat Nederlands in hun nieuwe wereld bekend staat als Niziaans.

 

‘Echt intrigerend, al die parallellen’, vindt Benjamin.

 

Na dit filologisch intermezzo, vraagt het gezelschap of hun gastheer tijd heeft om enkele erg belangrijke kwesties met hen te bespreken.

 

‘Natuurlijk’, roept die vrolijk uit, ‘maar dan alleen na het diner. Ik rammel van de honger.’

 

(wordt vervolgd)

29-03-2009 om 14:51 geschreven door Tederdraads  


28-03-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 5

 Maryam en de anderen keren pas tegen ’s avonds terug naar Beauregard, net op tijd voor het avondeten. Elke blijft nog langer weg. Nico grapt dat ze misschien meer werk heeft aan de stalknechten dan aan de paarden. Dieter kan er om lachen en is er redelijk gerust in.

 

Aan tafel vraagt Maryam waarom Frank niet getrouwd is. Er valt een sombere uitdrukking over het gezicht van hun gastheer. Maryam verontschuldigt zich.

 

‘Mijn excuses, dat was misschien een te persoonlijke vraag.’

 

Frank, hoffelijk als altijd, verontschuldigt zich op zijn beurt.

 

‘Nee, het is een belangrijke vraag en de waarheid is dat ik getrouwd ben geweest.’

 

Hun gastheer draait kringetjes om de rand van zijn wijnglas met zijn ene hand en frunnikt aan het tafelkleed met zijn andere, als hij verder gaat.

 

‘Drie maand zijn we getrouwd geweest. Een prachtige creoolse, trotser worden ze niet geboren, maar met een groot hart. Tijdens een jachtpartij nodigden we eens de rest van het jachtgezelschap uit in onze tent, we gingen drinken op de verjaardag van Sint Thomas, haar favoriete heilige, en toen zij ze: ‘Het spijt mij dat onze tent niet zo groot is als mijn hart’ En dat is waar ze had een groot hart. Ik herinner mij nachten dat ze tot de ochtend wegbleef in het slavenkwartier, om bij een moeilijke bevalling te assisteren, hoewel ze zelf toen al erg ziek was.’

 

Ziekte is een thema waar de geneeskundestudenten aan tafel natuurlijk meteen opspringen.

 

‘Wat had ze dan wel?’, vragen de drie.

 

‘Consumptie’, antwoordt Frank en hij neemt een ferme slok wijn.

 

De drie aspirant-dokters kijken elkaar niet begrijpend aan.

 

‘TBC’, gokt Boelie als leek.

 

‘Consumptie, noemen ze dat zo?’, vraagt Maryam ongelovig.

 

Voor Frank doet de correcte term er niet toe. Zijn jonge echtgenote gaf alleszins elke dag bloed op. Hij wilde haar naar het beste sanatorium in de oude wereld sturen, of toch alleszins naar de sulferfonteinen, een kuuroord in het Noorden, maar ze weigerde. Ze was verknocht aan haar geboortegrond en wou er geen voet uit wijken.

 

‘Ik denk dat ze in heel haar leven, drie weken buiten deze staat geweest is. Ze was vreselijk honkvast. Jagen deed ze nochtans wel graag, maar dan liever niet te ver uit de buurt. Een knappe schutter en een handige amazone, soms tot het doldrieste toe.’

 

Frank schudt traag heen en weer met zijn hoofd, met zijn haren vervlochten in een typische wirwar. Hij laat zijn glas bijvullen en zegt zacht:

 

‘Zo’n zonde, echt zonde, zo’n mooie vrouw. Requiescat in pacem.’

 

Boelie, als jonge tiener nog een blokbeest geweest wat Latijn betreft, schrikt:

 

‘Wat zei u net?’

 

‘Dat ze moge rusten in vrede. Sorry, jullie kennen wellicht geen Truskijns.’

 

Boelie wil even iets testen:

 

‘Nihil novi sub sole, is dat ook Truskijns?’

 

Frank fronst bij het horen van zo’n vreemde vraag.

 

‘Ja, natuurlijk.’

 

Boelie fluistert in Benjamins oor: ‘Leuk te weten dat ze hier nog andere bekende talen dan Engels spreken.’

 

Hij geeft zijn maat een por: ‘Misschien kunnen we hier nog aan de kost komen als leraar Truskijns.’

 

Benjamin is maar half overtuigd. ‘Hangt er vanaf in hoeverre Truskijns en Latijn werkelijk overeenkomen.’

 

Boelie droomt al verder. ‘Ik ben benieuwd in hoeverre deze wereld parallellen vertoont met onze wereld. Dit land is nog niet zo lang geleden in oorlog geweest met haar buren. Franks beschrijvingen deden mij erg sterk denken aan de oorlog tussen Amerika en Mexico van circa 1845.’

 

Benjamin erkent dat er parallellen zijn, maar vindt de geografie toch compleet anders. ‘De continenten zijn om te beginnen al helemaal anders ingedeeld. Je maakt me niet wijs dat deze wereld een gelijklopende geschiedenis met de onze kan hebben als de landen niet overeenkomen.’

 

‘Ok, maar toch. Hoe meer gelijkenissen we vinden, hoe beter voor ons. Als er echt veel zijn, kunnen we zelfs de toekomst hier beginnen voorspellen. Dat verdient misschien nog beter dan leraar.’

 

‘Weet jij dan zo veel over Amerikaanse geschiedenis? Het zijn de Punische oorlogen niet hé. Op dat vlak ben je een expert, akkoord, maar je hebt geen specialisatie Amerikaanse geschiedenis, toch?’

 

‘Nee, maar ik weet er toch iets van. En noem je mij nu net een vakidioot?’

 

Maryam geeft haar Boelie onder tafel een lelijke neep in zijn dij.

 

‘Stil zijn, je doet asociaal, luister naar onze gastheer, dat is wel het minste dat je kunt doen, na al zijn goedheid.’

 

‘Ik luister al de hele dag naar hem’, werpt Boelie opstandig tegen, maar één blik van Maryam legt hem verder het zwijgen op.

 

Franks overleden echtgenote werd begraven op de plantage van haar ouders. Elke maand gaat hij er wel eens langs en legt hij verse bloemen op haar graf. Met haar ouders onderhoudt hij de beste relaties. Ze moedigen hem zelfs aan om een nieuwe vrouw te nemen, daar hij veel te jong is om alleen te blijven en zijn plantages een erfgenaam nodig hebben.

 

‘Maar daar ben ik nog niet klaar voor. Ik beken wel dat ik een levendig schriftelijk contact onderhoud met een welbepaalde jongedame. Maar voorlopig blijft het bij correspondentie. Zelfs als ze niet in het noorden was om te studeren, zou ik het bij brieven houden.’

 

Boelie die meer en meer interesse kweekt voor de verschillen tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van het land, wil graag weten waarom ze daar studeert. Voor hun gastheer is dat een vanzelfsprekendheid.

 

‘O, maar de noordelijke scholen zijn veel beter dan de onze. Wij zuidelijken zijn niet zo’n bollebozen.’

 

Het diner kabbelt gezellig verder. Frank stelt voor dat de mannen zich terugtrekken in het kabinet voor sigaren, brandy en een partij kaart. Boelie vraagt of Maryam kan meekomen.

 

Frank twijfelt een tijdje en zegt dan: ‘Goed, ik veronderstel dat ik jullie Auburische zeden een beetje tegemoet moet komen.’

 

Het kabinet is blijkbaar een soort mannelijk heiligdom. Maryam trekt Boelie bij zijn mouw en zegt dat ze ook wel kan gaan slapen, maar Boelie staat er op dat ze mee gaat. Frank is de enige die van een sigaar geniet. Niemand loopt echt warm voor de brandy, maar de gemberkoekjes die Frank bestelt, vallen wel erg in de smaak. Ze kaarten tot een stuk in de nacht, Elke komt uiteindelijk terug van haar rit en haar vrijwillig werk in de stallen. In een spelletje kaart heeft ze ook nog wel zin. Pas omstreeks drie uur ’s nachts zoeken ze hun slaapkamer op.

 

De volgende ochtend merken ze tot hun verbazing dat hun gastheer al weer om acht uur fris aan het ontbijt zit. Een lakei komt iedereen wekken, hun aanwezigheid bij het ontbijt is echter niet verplicht. Niemand is van plan om zo vroeg op te staan. Ook Elke laat haar paarden vandaag wat langer wachten.

 

Boelie en Pieter-Jan botsen op elkaar in de gang richting toilet. ‘Je kunt niet zeggen dat die kerel het er van neemt. Een strakke dagindeling heeft hij wel.’

 

(wordt vervolgd)

28-03-2009 om 22:12 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 4

Terwijl Boelie de schaakstukken terug in de juiste formaties zet, heeft Frank het over journalisten. De jonge planter verfoeit de pers.

 

‘Krantenlui sluipen rond als spionnen en dat zijn ze ook echt. Ze spitsen hun oren voor alle mogelijke roddels en geruchten en printen ze daarna als feiten. Als we ze ’s ochtends allemaal ter dood brachten, kwam er tegen ’s avonds al een dik gevulde krant met nieuws uit de hel.’

 

Boelie produceert een sympathy smile en brengt een paard uit. Frank is erg blij met zijn gehoor en snijdt al weer een ander onderwerp aan: de jicht van zijn vader en de vele kwaaltjes van zijn moeder, anders nochtans een kranige vrouw.

 

‘Waar zijn uw ouders op dit moment eigenlijk?’, vraagt Boelie.

 

‘Op onze oudste familieplantage, daar waar het plantersleven begon voor deze familie: Mount Pleasant. Jullie zouden er eens op bezoek moeten komen. Prachtige streek, Beauregard kan wel vijf keer in het hoofdgebouw en het slavenkwartier is een dorp, met eigen winkels, een eigen smid en een kapel. Maar er is natuurlijk veel werk. Mijn moeder is nog vroedvrouw voor de dinks en ze verpleegt ook de zieken. Vader heeft zijn handen vol met de organisatie van zo veel werk. Mijn jongere broer, Nathan, woont er ook en hoewel die nu oud en capabel genoeg is om regent te zijn, staat mijn vader er op om alles zelf te doen. Nathan vertrekt binnenkort dan maar naar East Port. De gouverneur heeft laten weten dat zijn toelating zeker is.’

 

‘En East Port is?’

 

Boelie ziet een opening en zijn gastheer staat al voor de keuze: zijn loper verliezen of een paard opgeven, met enkel een geslagen pion als troost. Frank gaat te veel op in zijn verhaal, om er veel aandacht aan te schenken.

 

‘Weten jullie dat niet? Dat is de beste militaire academie van het land. Het merendeel van onze politici is er afgestudeerd.’

 

Pieter-Jan blijft het gesprek ondertussen volgen en mengt zich af en toe. Boelie glimlacht als hij merkt dat zijn vriend een handje helpt om zijn tegenstander aan de praat te houden.

 

‘Politici? Moet een militaire academie dan geen officieren produceren?’

 

‘Natuurlijk wel. In de eerste plaats. Maar als ze hun sporen verdiend hebben in het leger, gaan ze vaak in de politiek. Tenzij ze natuurlijk voor een spoorwegmaatschappij gaan werken.’

 

Frank doet een zet en gaat dan verder.

 

‘Hoewel politiek en spoorwegen natuurlijk ook nauwe banden hebben en je van de ene branche makkelijk overstapt in de andere.’

 

‘En zegt een politieke carrière jou niets?’, vraagt Boelie.

 

‘O nee, politiek vergiftigt een mens. Nee, ik beheer liever mijn plantages, dat politieke geharrewar is niet aan mij besteed. Uiteindelijk ben ik niet eens voor een centraal bestuur te vinden. Het beknot enkel de persoonlijke macht van een individu. Hoe minder staatsinmenging, hoe beter. Als ik hoor dat de regering taksen wil heffen op de invoer van buitenlandse producten, steiger ik. Wat hebben zij zich daar mee te moeien? En trouwens, dat doen ze toch enkel om de industrie in het Noorden te beschermen. En wie wordt de dupe van zo’n politiek? Wij, het zuiden, want wij moeten dan meer betalen voor onze horloges, jachtgeweren, kookpotten en al die andere zaken.’

 

‘Jullie kunnen die dingen ook zelf gaan produceren’, stelt Pieter-Jan voor.

 

‘En ons prachtige land vol stinkende fabrieken zetten? Nee, bedankt. En heb je wel eens gezien in wat voor vieze stallen fabrieksarbeiders samenhokken? Ik ken geen enkele slaaf die zo armtierig woont. Maar daar hoor je die abolitionisten nooit een woord over reppen. Nee, want fabrieksarbeiders zijn vrij om te gaan en staan waar ze willen. Ja, vrij om te gaan en creperen waar ze willen, dat wel, ja.’

 

Frank roept zichzelf opeens een halt toe. ‘Maar genoeg over die zaken, dat is slecht voor mijn bloeddruk. Een goede raad, heren, als jullie niet verwikkeld willen raken in hoog oplaaiende discussies, blijf dan ver weg van zulke onderwerpen’

 

Hun gastheer verklaart zichzelf verloren en legt zijn koning plat op het bord. Hij heeft genoeg van schaken en wil liever koude thee drinken in de tuin. Als Pieter-Jan zin heeft, mag hij uit de bibliotheek een dichtbundel kiezen en die voordragen.

 

‘Er gaat niets boven zoete poëzie op een zonnige namiddag.’

 

Pieter-Jan laat het zich geen twee keer zeggen en gaat helemaal op in zijn rol als verteller. Zo brengt iedereen de dag door, buiten in het groen, onder een warme zuiderse zon.


(wordt vervolgd)

28-03-2009 om 13:49 geschreven door Tederdraads  


26-03-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Arnon Grünberg
Klik op de afbeelding om de link te volgen

The far corners of ethics, Ghent, march 2009

 

Arnon Grünberg, writer of great acclaim (though over half the people I know have no idea who he is or what he does) shares his views on ethics

 

What do I, chronic writer of blogs,  know about Arnon Grünberg? Not much I suppose. Never had the opportunity to sit in a New York bar with him, to bash him with (or to treat him to) overtly personal and too intimate (in most people’s minds) questions till about dawn. Never had the chance to look straight into his eyes and judge his Piscean eyes.

 

Yes, that’s something I know. He’s a Pisces like me. And why do I know that? Because as I child I read that Pisces people either end up in the gutter, the park with the homeless, the monastery, jail, rehab or as highly inefficient social workers. So it’s always a relief to find famous artist amongst their lot. It gives me a glimmer of hope to know that Keroauc, Hans Teeuwen, Anaïs Nin, Mark Uytterhoeven, John Steinbeck, Philip Roth, Michelangelo, Mondriaan and –luckily for my list making neurosis- many, many others.

 

My first encounter, on paper, with Arnon was on some page of the Belgian magazine, HUMO, a long time ago. My father, may he rest in bliss and carnal delights, was very well-read, but he disgusted over 90 percent of the literature stuff that he came across. Now, Arnon, that was a writer who was actually worth something. Not too much -my dad was frugal in his distribution of compliments-, but the boy could write. Apart from Jan Cremer, Louis Paul Boon (an other Pisces), Johan Anthierens and Hemingway, I can’t remember an other writer whom my dad bestowed so much praise on.

 

I remember him best for his novel ‘Blue Mondays’ (if that’s how they translated it) which I never read, but it caused quite a stir in the press, his views on sexuality and his interesting little pieces he does for HUMO. Recently, I especially liked his mockery of our teddy bear turned politician, Bert Anciaux. Poorest excuse of a demagogue I ever heard of.  What I also read is that Arnon is extremely busy, he travels a lot and manages to write a hell of a lot in between. I can’t judge the quality of his work, I haven’t read enough and it’s not the objective here. The only book I read, was written under his direction, but not by him, it was something called ‘the new suffering.’ Yes, there actually exists new suffering as opposed to old suffering.

 

It was very noisy in the hall, which was for the most part filled with medicine students, I believe (by which I don’t mean to say medicine students are noisier than others) The prattling fellow students made it near to impossible to understand everything. Was Arnons text too boring or too difficult to follow tacitly, I don’t know. I liked the second half better than the first.

 

I don’t have enough time to re-create everything he said – in 15 minutes I have to tell 20 young adults who Elisabeth I was and why she never married and during the lecture I was unable to take notes-, but there are some things that drew my attention. He talked a lot about war and how some people seem to need war as a arena to throw off moral shackles. I agreed with him when he said that most people would prefer to have a war drag on for years, in which four people get killed every day than to have one weekend in which 10, 000 perish. Even if the long war causes 15, 000 dead in the end. I agreed with him there. A month ago or so, I had invited a bunch of people to my humble home and they asked me to name the people on the portraits that cover most of my walls.

Someone wanted to know who William Tecumseh Sherman was and why I seemed to approve of what he did. I told them general Sherman wanted to make war as harsh and as cruel as he possibly could so as to end it sooner. Once the peace signed he did everything he could to rebuild the war’s destruction. The instant reaction was: ‘that is such a narrow-minded view’. I’m glad Arnon would see the moral logic in what is now called ‘total war’(I’m not saying he’s an advocate of total war), or war against the driving economic forces that back an enemy and keep his war machine going, even if this causes civilians to suffer. I’m not very fond of forcing too many laws or rules onto warfare. It turns war too much into a game (a word Arnon also used to describe it). Robert E. Lee, an adversary of Sherman, once said: ‘It’s a good thing war is so terrible or we should grow too fond of it.’

 

Arnon also warned us about armies unwilling to shed blood. And indeed, armies who don’t kill and risk to be killed will stop being reverted to as armies. I think Arnon doesn’t think European armies are in fact armies, for it’s become a well-known fact that Europe doesn’t want their soldiers to die. We, Belgium, will only send F-16’s if we are convinced they will never see any real action, and if they do, that they well never run  any risk to get shot down. Next time we can just cater for American soldiers. Americans are not know for their refined cuisine, so I think we could manage that. If the field kitchens are well out of harm’s way, of course.

 

Why the Americans? Because they do fight. Ok, says Arnon, a lot of them sign up because they want an education or a green card, but not all of them. Some of them are there for the thrill of it. Even in our make-belief armies he found soldiers how were dissatisfied with the inaction and wanted to join Blackwater, a security company, often depicted as some sort of modern cow-boys.

 

Arnon went to Iraq to see things for himself, ‘in the field’. A very interesting aspect of this visit was his security while visiting Baghdad. He bought his safety. In his own words: he hired people to do the shooting for him, if necessary. At the time this was only a matter of practical considerations. No moral soul-seeking involved. He just didn’t want to overpay them or invest too little in his personal safety. Afterwards, in Istanbul, he was acutely aware of the absence of danger and violence. He experienced this as a severe feeling of emptiness.

 

I think what he wanted to say was that we need violence, that we like it. It gets the pressure of the kettle, as a woman once said to Arnon after a sexual encounter. People are willing to risk their lives, their health (not all of them die, some just catch shrapnel to tear up their nervous system or to cut up an arm or a leg) for a chance to release this pressure, this desire, boiling underneath. It’s hard to get rid of violence and war, if a substantial amount of people have this very real form of bloodlust. Some drain it through videogames, movies or books, for some they need to be there, holding and firing that gun and seeing the destruction it causes.

Arnon referred to a military historian who claimed that there was no greater fun, during which you could keep your pants on, than during a fight. Testosterone rules the world? Quite likely so.

 

An  other very interesting thought I’d like to recall is the smuggling of violence into mainstream culture. Arnon took ‘Apocalypse now’ for an example. This is labelled an ‘anti-war movie’, yet he had met several soldiers stating that they enrolled in the army, because of this film. How anti-war can it be if helps to swell the ranks? They are smuggled into mainstream media, under the guise of anti-war propaganda and as soon as it’s got this title, we are ok with it. Only if you need more than this legal contraband do you run into trouble. Only then will people criticize you. So it’s ok to enjoy, and I mean really enjoy, movies like ‘Platoon’, ‘Saving private Ryan’ (mmm, that opening scene, guts everywhere) or ‘Apocalypse now’, but it’s really very wrong to make quite the same sort of movie, if you state: ‘In making this movie I wanted to say that I really adore war and violence, that it fires me up real good, any time I read about massacre, already as a young child I got goose bumps every time I read about suicidal frontal attacks, o I just love it.’ That makes a poor smuggler.

 

Also interesting was that Arnon noted people don’t commit murders, not in the first place to stay out of prison, but because they’re afraid ‘about what the people might say’, as Lou Reed used to sing. We don’t kill our neighbour, because it would turn us into social outcasts.

 

My time is up. 4 Latin C awaits the captivating tales of ‘Good Queen Bess’, better known as Elizabeth I.

26-03-2009 om 13:37 geschreven door Tederdraads  


25-03-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse groeipijn: deel 3
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Op Beauregard is Pieter-Jan inderdaad al aan zijn vijftiende pannenkoek met perenstroop toe. Hij kijkt zwijgzaam toe terwijl Boelie schaakt tegen hun gastheer. Frank speelt lang niet slecht en is alleszins een zeer ervaren schaakspeler. Op basis van de gesprekken kan Pieter-Jan afleiden dat Boelie lang niet zeker is van de overwinning.

 

Terwijl Boelie nadenkt over zijn volgende zet, vraagt hij aan Frank:

 

‘Ik heb altijd graag geschaakt, maar ik moet tot mijn grote spijt bekennen dat ik weinig afweet van de geschiedenis ervan. Weet u daar soms meer over?’

 

Frank, die graag zijn kennis deelt, vertelt dat het spel duizenden jaren oud is en al gespeeld werd aan het hof van de Karzen.

 

‘Zoals jullie zeker ook weten, is het Karzische rijk de eerste georganiseerde samenleving in de menselijke geschiedenis. Schaken moet in die streek ontstaan zijn en was erg populair. Dat weten we omdat schaakspelende edellieden erg vaak afgebeeld zijn op de muren van oude Karzische gebouwen.’

 

Pieter-Jan werkt smaakvol een dikke pannenkoek naar binnen en bedenkt dat deze wereld overduidelijk heel wat parallellen vertoont met hun thuiswereld, zij het dan enkele eeuwen eerder. Boelie blijft ondertussen maar vragen stellen, Pieter-Jan betwijfelt of hij ook echt luistert, maar leerzaam is het alleszins. Frank beantwoordt in geuren en kleuren vragen over zijn familiegeschiedenis, zijn persoonlijke smaak, literatuur, kortom eender wat.

 

Boelie stuit op een onuitputtelijk thema als hij Frank vraagt naar de verschillen tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van zijn land.

 

‘Oh, nu vraag je me wat. Hoe zal ik daar eens aan beginnen? De noordelijken wonen natuurlijk, dat is evident, in het noorden, daar is het kouder en minder aangenaam om te leven, dus dat heeft als vanzelf een weerslag op hun karakter. Ze zijn niet alleen minder temperamentvol dan wij, hun zuiderburen, maar ook een stuk strenger, zowel voor henzelf als voor hun omgeving. Ze zijn spaarzaam en laten zich niet leiden door hun gevoelens. Gastvrij zijn ze zeker, maar ik kan je verzekeren dat het er binnenshuis een stuk saaier aan toe gaat dan hier. Veel tradities kennen ze niet, en ze hechten er ook weinig waarde aan. Afkomst speelt er minder een rol dan hier. Ze zijn doorgaans meer academisch aangelegd en studeren langer dan ons. Velen onder hen hebben een erg technische aanleg en zijn niet vies van handenarbeid. Landbezit interesseert hen niet al te erg. Zij verzamelen liever papieren geld. Een dubieuze investering, wat mij betreft, maar goed. Het zijn natuurlijk vooral stadsbewoners, absoluut geen buitenmensen. Afgrijselijk slecht te paard en zeer povere schutters. Over het algemeen zijn ze rustig en nauwgezet, hardwerkend en zeer gematigd in hun gebruik van voedsel of drank. Maar pas op, vergis je niet: ze kunnen ook extreem koppig zijn. Als ze iets willen bereiken dan laten ze niet af vooraleer ze hun zin krijgen. O en van oorlogsvoering hebben ze weinig verstand. Dat heeft de oorlog van ’44 tegen ons buurland, Xalippo, nog eens bewezen. Je moet dat officierenkader eens bekijken. Meer dan 70 procent was geboren in het zuiden en van de vijf generaal-majoors waren er vier van het zuiden.’

 

‘Maar er zijn natuurlijk ook veel gelijkenissen?’

 

‘Ja, natuurlijk. We zijn landgenoten, we spreken de zelfde taal, vieren op de zelfde dag onze onafhankelijkheid, hebben de zelfde president en de zelfde wetten, grotendeels de zelfde religie en we dragen de zelfde nationale helden in onze harten.’

 

‘Dus het gaat meer om een mentaliteitsverschil?’, vraagt Boelie terwijl hij uiterst geconcentreerd naar het bord staart en voorzichtig een loper verplaatst.

 

‘Mentaliteit ja. Maar vooral een andere levenswijze, zou ik zeggen.’

 

Ondertussen is het onvermijdelijke gebeurd: Frank staat schaakmat. De gastheer feliciteert Boelie en eist onmiddellijk een rematch. Pieter-Jan denkt dat Boelie beleefd zal weigeren om de score lekker op 1-0 te houden, maar Boelie gaat de uitdaging aan. Zijn arsenaal aan vragen is blijkbaar nog niet uitgeput, denkt Pieter-Jan met een sappige glimlach op zijn gezicht. Hij veegt zijn mond af en keert terug naar de roman die zijn gastheer hem warm aanbeval.

 

Pieter-Jan vindt er niet echt iets aan. John Cardinal mag dan de populairste schrijver van het moment zijn, maar hij schrijft overgeromantiseerde bullshit met een religieuze ondertoon. Het zegt alleszins veel over de maatschappij waar de bende is terechtgekomen.

25-03-2009 om 00:00 geschreven door Tederdraads  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomerse Groeipijn: deel 2
Klik op de afbeelding om de link te volgen

‘Echt walgelijk’, oordeelt Maryam en ze wil verder. Nico kan zich moeilijk onttrekken aan de scène. Hij bekent tot zijn schaamte dat er een seksuele geladenheid in de lucht hangt bij zulke slavenkeuringen. Nico werpt nog eens een blik op de glimmende, naakte lichamen van de menselijke koopwaar, om zijn eigen uitspraak te toetsen.

 

Maryam weet even niet meer waar ze heeft:

 

‘Dus jij geniet hier van of wat?’

 

Nico herstelt zich snel.

 

‘Dat heb ik niet gezegd. Ik merk alleen op dat je seksueel getinte spanning in de lucht voelt. Ik veronderstel dat er nogal toestanden gebeuren op die plantages.’

 

‘Kwekerijen voor meer arbeidsvolk, dat zijn het. Een vreselijke instelling en dat in een land dat anders best ontwikkeld is.’

 

Randy is niet akkoord. ‘We kunnen eigenlijk niet echt goed oordelen. Tot nu toe hebben we één stad gezien and that’s it. Frank zegt dat er in het Noorden van het land geen slavernij voorkomt en dat veel van zijn noordelijke landgenoten ook ronduit tegen de instelling zijn. De meesten zijn wel enkel tegen de verspreiding van slavernij, ze zijn niet noodzakelijk voor de afschaffing ervan.’

 

‘Vuile racisten zijn het’, zegt Maryam al ze verder stapt, weg van de scène, terug naar wat de afgelopen dagen snel hun vaste lunchstek is geworden: het dak van een verlaten pakhuis met zicht op de haven.

 

‘Heb jij hier al last gehad van enig racisme?, vraagt Benjamin sluw.

 

‘Nee, dat niet, maar ik lijk dan ook niet op hun slaven, ik heb geen spleetogen en mijn huid is donkerder. Ze houden mij makkelijk voor een creoolse.’

 

In New Burbon komen veel blanken voor met een donkere teint, die zichzelf ‘creools’ noemen. Ze hebben de zelfde rechten als blekere blanken, dus blijkbaar maakt een andee huidskleur je niet per se tot slaaf.

 

Het gezelschap laveert tussen de vele kraampjes van de markt, waar je de normale producten kunt kopen, geen menselijk waren, maar fruit en groenten, thee, koffie, eender wat. Via minder aangename achterbuurten, waar de mensen een pak armer zijn dan in de binnenstad, komen ze bij hun eigen lunchcafé, ‘View from the top’, zoals ze het hebben gedoopt.  Het verlaten pakhuis is binnen bijzonder smerig, maar daar blijven ze dan ook niet. Via een stenen trap gaan ze naar het dak en van daar is het uitzicht ronduit majestueus.

 

‘Het zicht van de zeilboten in de verte geeft mij kriebels’, zegt Maryam. ‘zo tegen die blauwe achtergrond, heerlijk gewoon. Als ik zoiets zie, heb ik spijt dat ik niet kan schilderen.’

 

Ze raadt Dieter aan om er een prent van te tekenen. Die aanvaardt het voorstel. ‘Van zodra ik aan het benodigde tekenmateriaal kom, begin ik er aan.’

 

Willem en Nico spreiden een kleed over het stenen dak en snijden brood en kaas. In de mand zitten verder ook aardbeien, een ham, twee flessen wijn en zelfs een doos met boterkoekjes en ook een zwarte chocoladecake.

 

‘Frank verwent ons echt’, zegt Willem en de rest neuriet instemmend.

 

Maryam belegt een dikke boterham met een plak kaas, neemt een flinke hap, maar kijkt bezorgd.

 

‘Ik vraag me wel af hoe lang we nog op zijn kosten kunnen leven. Ik voel mij nu al schuldig’

 

Benjamin heeft er ook al over nagedacht.

 

‘De weg naar huis terugvinden lijkt mij vrij hopeloos, ik heb een beetje genoeg van al dat rondtrekken. En tenslotte hebben we ook nooit gezocht naar de toegang tot deze wereld. Die verscheen ook gewoon, pardoes voor onze neus. Dus misschien komen we hier ook onverwacht wel terug weg.’

 

Willem mengt zich verder in de discussie.

 

‘Dus dan moeten we in afwachting maar een baantje zoeken? Maar wat dan? In deze maatschappij moet je grondbezit hebben of een lange arm en we hebben geen van beide.’

 

‘Frank kan ons misschien wel steunen. Als hij ons een baan bezorgt, is hij van ons af.’, luidt Nico’s mening.

 

Willem twijfelt.

 

‘Akkoord, maar wat voor baan dan?’

 

‘We kunnen hier misschien terug geneeskunde studeren’, grapt Maryam terwijl ze een aardbei neemt.

 

‘Dat is een optie, ik wil hun niveau wel eens zien, maar waar halen we het geld vandaan?’

 

Nico snijdt een plak ham af en geeft een stuk aan Willem. Maryam bedankt beleefd, ze eet geen varkensvlees.

 

‘Jullie zouden waarschijnlijk heel veel kunnen betekenen voor hun gezondheidszorg’, meent hij.

 

Willem wil daar een kanttekening bij plaatsen: ‘Hangt er natuurlijk vanaf in hoeverre ze bereid zijn naar ons te luisteren.’

 

‘Zouden ze ons op de brandstapel zetten als we penicilline heruitvinden?’, vraagt Maryam.

 

Benjamin trekt zijn schouders op.

 

‘Wie weet, misschien hebben ze dat al. Uiteindelijk weten we zo goed als niets.’

 

Willem laat zich niet afschrikken.

 

‘Goed, maar we hebben er maar een medisch standaardwerk op na te slaan om zo’n dingen te weten te komen’

 

Benjamin bedoelt dat ze niet alleen de geneeskunde, maar deze hele maatschappij verkeerd kunnen inschatten. Willem vindt echter dat ze makkelijk informatie kunnen inwinnen over wat dan ook. Het grootste probleem dat ze hebben is gebrek aan geld en hun afhankelijkheid van Frank.

 

‘Frank hoeft ons maar beu te raken en daar staan we dan’, vat Maryam samen. Daarna overloopt ze de mogelijkheden.

 

‘Mijn Boelie zal ook hier willen schrijven, zijn Engels is goed, dus dat kan lukken. Pieter-Jan, Willem en ik kunnen inderdaad iets medisch gaan doen. Jullie kunnen misschien opzichter worden op de plantages van Frank of in zaken gaan?’

 

Nico, Randy en Benjamin lopen niet echt warm voor dat idee.

 

‘We zien wel’, zegt Benjamin voorzichtig.

 

Maryam brengt het gespreksonderwerp dan maar op iets anders.

 

‘Die slavernij is een doorn in mijn oog, maar verder vind ik het hier, heel eerlijk, fantastisch. Het weer is hier altijd prachtig. De ietwat komische hoffelijkheid van de bevolking kan ik ook wel appreciëren. Hun breedvoerig taalgebruik, vind ik wel iets hebben. Ik denk dat het een vorm van respect en beleefdheid is om zo te praten.’

 

‘Ik heb zin om andere steden en streken te zien. Op basis van één stad kun je onmogelijk oordelen over een heel volk’, vindt Willem.

 

‘Akkoord’, zegt Maryam, ‘maar reizen kost ook weer veel geld.’

 

‘Frank kan ons paarden lenen’, stelt Nico voor. ‘We kunnen hem later altijd nog terugbetalen. Misschien kan hij wel met ons mee. Dan hebben we meteen een gids.’

 

‘Ik ben tegen om twee redenen. Ten eerste wil ik echt niet langer meer financieel afhankelijk zijn van Frank, hij mag dan nog zo rijk zijn als de zee diep is, ik sta niet graag bij iemand in het krijt. En ten tweede wil ik hem er niet bij, ik wil de dingen voor mezelf kunnen zien. Ik ken Frank al een beetje, hij zou ons enkel de versie van de feiten geven die hem het beste uitkomt. Ik zou eerlijk gezegd wel eens een bezoekje willen brengen aan zijn slavenkwartieren. Eens zien of die ook zo’n riante huizen hebben en ook zo uitgebreid tafelen als hun meester.’

 

Willem wil nuanceren. ‘Natuurlijk zijn die slechter behuisd. Maar je moet er ook rekening mee houden dat Frank opgegroeid is in dit systeem. Hij is opgegroeid met het idee dat dinks ongeschikt zijn voor andere taken dan handenarbeid. Ok, voor ons lijkt die gedachte absurd, maar voor hen niet. En zo lang niemand het tegendeel bewijst, zal hij dat blijven geloven.’

 

Maryam windt zich op.

 

‘Hoe kunnen dinks ooit bewijzen dat ze de zelfde verstandelijke capaciteiten hebben. Het is tegen de wet om hen te leren lezen en schrijven!’

 

Nico observeert het gezelschap met een glimlachje en merkt op.

 

‘Wow, dit land gaat nog moeilijke tijden tegemoet. Als enkele nieuwkomers na enkele weken al ruzie krijgen over de slavernijkwestie.’

 

Willem en Maryam vliegen tegelijk tegen hem uit: ‘Wij maken geen ruzie, wij discussiëren, er is een verschil!’

 

Na het eten is de sfeer net iets meer relaxed. Op het dak van het pakhuis is het nu veel te warm. Ze ruimen op en gaan naar het stadspark waar ze schaduw opzoeken. Maryam reageert nog eens fel als ze een bord ziet waarop slaven de toegang ontzegd wordt als ze niet begeleid zijn door hun meester of diens gevolmachtigde.

 

‘Net of het honden zijn!’

 

De jongens kalmeren haar en trekken haar mee het park in. Als ze letterlijk en figuurlijk verkoeling vindt bij een grote rechthoekig vijver in de schaduw van reusachtige, eeuwenoude bomen kalmeert ze zichtbaar. Loom van het vele eten doen ze collectief een tukje. Ze vragen zich wel af wat Pieter-Jan en Boelie ondertussen doen.

 

Voor Maryam bestaat daar geen twijfel over.

 

‘Mijn Boelie is Frank helemaal voor zich aan het innemen om er weet ik veel wat van gedaan te krijgen. En Pieter-Jan verdiept zich zogezegd in de locale literatuur terwijl hij zich zoals een echte Oblomov kapot laat verwennen.’

 

(wordt vervolgd)

25-03-2009 om 00:00 geschreven door Tederdraads  




Zoeken in blog



Inhoud blog
  • Wat vind ik in Slowakije? Een zekere 'pokoj'
  • 5 ingrepen om meer uit je dag te halen
  • Het probleem met Vlaanderen is dat het vol Vlamingen zit
  • Ik heb het bijna gehad met al dat analyseren van mezelf
  • Bloggen: Voor wie of voor wat?
  • Blitzkerstshoppen door een mini winterstorm
  • Jachtinstinct botvieren in de Kringloopwinkel
  • Te zijn of to be?
  • Lezen over Gestalttherapie, Tony Robbins, een beetje trainen en zorgen voor mijn grootouders
  • Waar komt geld vandaan?
  • De antwoorden zitten in ons, maar ze moeten je aandacht verschalken om indruk te maken
  • ik lijd aan aandachtszucht
  • Een zelfportret om eens de balans op te maken
  • Drie dagen groepstherapie in een klooster, 11 keer diep achter de schermen van 11 schone mensen en hard in de spiegel kijken
  • Tien eindejaarsvragen
  • Hoe zit het met uw nieuwjaarsresoluties?
  • Friends en het 'echte' leven of je vrienden verliezen aan de 9 tot 5 wereld
  • Het recept om uzelf mentaal te ruïneren
  • Waarom (romans) lezen?
  • Waarom hebben zoveel leerkrachten een burnout?
  • Zes redenen waarom ik niet staak vandaag
  • Prins William en zijn vrouw Kate hebben drie foto's van hun zoontje George vrijgegeven
  • Een soort gesprek tussen een extreem-linkse en een extreme fan van alles wat menselijk is
  • Psychiater Dirk De Wachter en het leven dat doordramde
  • Generatie Me :: Wat is dat?
  • Doorbreek de eenzaamheid en word buddy
  • Red de wereld, lynch elke week een opniemaker
  • Waarom zit er een koffielepel in mijn broekzak?
  • Een thesis deponeren in Olomouc
  • The usual suspects :: mijn zes meest frequente doemgedachten
  • De geur van oude mensen en wachten op de trein in Olomouc
  • Hand to mouth :: Een razend boekske van een Amerikaanse die shitty jobs doet
  • 10 redenen waarom ik wéér in een Slowaakse kerk zit
  • Meet Mark: Een moderne man met moderne complexen
  • 34 persoonlijke dingen over John Lennon, 34 jaar na zijn dood
  • Niet serieus :: Dingen posten op 'www.writehistory.be'
  • Tien essentiële tips voor succes
  • Elke zondag zit ik in een Slowaakse mis
  • Writehistory :: Een site voor beginnende schrijvers
  • William Peynsaert, De revolutie van Russell Brand :: Plezant, maar 't zal niet voor morgen zijn
  • Strip over foute leerkracht
  • Boyhood :: Een film over niks of over alles
  • Eten, schrijven en lezen in Slowakije
  • Mijn vrouw blijft me verbazen
  • Slick and Silk :: een klein amateuristisch filmprojectje
  • Stalingrad en vrouwen versieren
  • Schrijven in de bunker
  • Operatie Walkure
  • Bent u gelukkig met wat u doet?
  • Geluk zoeken
  • Al die schone dingen die we niet laten gebeuren
  • Er is weinig net aan netwerken
  • Weg peddelen
  • Mijn loon weerspiegelt mijn lage zelfvertrouwen
  • Mijn dag in minder dan 1000 karakters :: Verbinding
  • Een tontine? Wat is dat nu weer?
  • Ge moet maar de pretentie hebben om u voort te planten
  • Gevallen op het veld van eer
  • Deze blog is verhuisd naar
  • De veel te heerlijke opwarming (13) :: wèèèèèèh
  • De veel te heerlijke opwarming (13) :: Mèèèèèèh
  • De veel te heerlijke opwarming (12) :: 8 km met Freud, dambusting cannabis en brokeback Dender
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (11) :: Het rijdt niet, het staat stil
  • De veel te (h)eerlijk opwarming (10) :: Grootvader bouwt al lang geen Volkswagens meer en rijdt al zeker niet meer rond in Pershing of Leopard tanks
  • De veel te (h)eerlijk opwarming (9) :: De wilde weldoenster in mijn straat heeft Korsakov
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (7):: Als een intercultureel koppel Engels wil afzweren
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (6):: Mijn Roma-zigeuner wilde niet meewerken en Iwans verkrachtten liefste mollige vrouwen
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (5) :: “Il y a full black à Denderleeuw et Aloste”
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (4) :: papierwerk, geld, werken, statusangst en iets dat we voor 't gemak maar Karma zullen noemen
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (3) :: het is niet al kak op Faecesbook
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (2) :: drie overbruggingen en een klaplong
  • De veel te (h)eerlijke opwarming (1) :: red de wereld, lynch elke week een opniemaker
  • Rauwe rouw (16)
  • Rauwe rouw (15)
  • Rauwe rouw (einde)
  • Rauwe rouw (14)
  • Rauwe rouw (13)
  • Rauwe rouw (12)
  • Rauwe rouw (11)
  • Rauwe rouw (10)
  • Rauwe rouw (9)
  • Rauwe rouw (8)
  • Rauwe rouw (7)
  • Rauwe rouw (6)
  • Rauwe rouw (5)
  • Rauwe rouw (4)
  • Rauwe rouw (3)
  • Rauwe rouw (2)
  • Cappuccino :: Gelukkige (echte) verjaardag, George
  • Rauwe rouw (1)
  • Cappuccino :: Feedback van een volbloed perfectionist
  • Cappuccino :: Een vré gelukkige, Kurt
  • Cappuccino :: Bloedboeken
  • Cappuccino :: Leven in het nu en nooit meer nijdig zijn
  • Cappuccino :: Energetische sterfputten
  • Gelezen :: Vrouwen
  • Gelezen :: Achter je angst, ligt je kracht, van Jonathan Alpert
  • Mijn Syrische leerling over Syrië
  • Pestmails
  • In afwachting van ups, meer nieuws over downs
  • Wat doet een schrijverke zo dagdagelijks om zijn literaire carrière levend te houden?
  • Kortverhaal :: Koud Obstakel
  • Kortverhaal :: Doe het wel netjes
  • Kortverhaal :: Scalpenjagers
  • Ervaringen als beginnende leerkracht
  • CV tips van de VDAB
  • Gelezen :: The Last Full Measure
  • Moet uw passie ook uw werk zijn?
  • Koppels
  • Soms hebt ge een vacature die naar u schreeuwt
  • Vroeger plukten wij actrices van 't straat
  • Op restaurant met mijn psychiater
  • Een gevoel van belegering
  • Gedronken :: Rape me, demo versio, Nirvana, cd 3 van 'with the lights out'
  • Guerrilla sollicitaties, afwijzingen en kunstenaarsstatuten, maar ge leert er van
  • Waarom ik de rest van de week een zombie ben (helaas niet in een blockbuster)
  • Waarom ik nooit naar foto's van mijn vrouw kijk
  • Conformisme, Ramones en Club 27
  • “Ik heb zo'n maat, zie je, hij geeft mij het gevoel dat ik meer wilde dan ik kon stelen.”
  • Gelezen:: Jonge honden: is er nog toekomst voor de journalistiek?
  • niet EEN stompzinnige interesse, maar TWAALF stompzinnige interesses
  • Hij zit ook in u :: Maak kennis met een demon
  • Gelezen :: Maak van je merk een held, Guillaume Van der Stighelen
  • Gelezen :: Het spel der tronen: hiermee vergeleken is Machiavelli een lepe kleuter
  • Gelezen :: Amerika: een biografie van dromen en bedrog
  • Interesses waar ge niet rijk van wordt
  • Waarom ze die kutserie waar ik mij graag aan erger hebben afgeschaft
  • “Wat zit er daar achter?” “Hij wil u in uw poep pakken.”
  • Schaduwschrijven: andermans manuscripten opschonen
  • Interviews doen is niet: gewoon opschrijven wat ze u zeggen
  • Playing it safe, in fiscusdorp Erembodegem/Aalst
  • De volgende Twilight komt niet van uitgeverij Hautekiet
  • Inspiratie bestaat niet
  • Vrouwen, maandstonden en marketing
  • Onder collega's :: Fons Burger, auteur van 'Vrouwen'
  • De beste investering :: Blauwe bonen
  • Treingesprekken :: Zelfmoord in Roosdaal
  • Waarom mijn angst op de bodem van de Dender ligt
  • Provocerende homo's: waar of niet?
  • Onder collega's :: Jeroen Olyslaegers, ik wil uw branding pikken
  • 'jullie zijn allemaal de slachtoffers van een marketing holocaust'
  • Schrijverkens, smijt er op tijd het bijltje bij neer
  • De zeven spirituele wetten van succes- Deepak Chopra
  • De sixpack tirannie
  • Mijn adviseur gaat tien dagen, ehm, smurfen in Brazilië
  • Treingesprekken, treinlectuur en mijn eigenste Roma-zigeuner
  • Gratis bij proclamatie van uw zoon of dochter: N-VA-propaganda
  • Ik ben bang
  • My own private Sleepy Hollow: Halloween met mijn tante
  • Een bescheiden succesverhaal dat begon met veel Guinness
  • Maar er is ook goed nieuws
  • Getormenteerde jongensdromen
  • Skild ende vriend in Aalst anno 2012
  • Zeepbellen, individualisme, UFO's, Judas Iskariot, rommelmarkten en mijn vader
  • Het leven is ook...
  • 34 is net 15 (en was ik maar nooit geboren)
  • ik mocht er niks over zeggen, dus moest ik wel
  • In uw leven gebeurt niet meer of minder als het mijne, alleen ik ben zo stom om het op op een blog te zetten
  • Sinds ik bij een gazet werk zit mijn wijsvinger vaker aan de delete space dan aan de clitoris van mijn lief
  • Waarom een treincontroleur of andere ambetante nobody's dood slaan?
  • Ik word niet rap kwaad. Een open blogske aan de regisseur die mijn kloten kan kussen.
  • Frigide in een Marginaalst Café
  • waar ne mens zoal op peinst, op den trein terug van zijn werk
  • als ge dan eindelijk in de gazet staat
  • De plastic tetten van mijn jongste tante doen mij denken
  • Bijna geen kat op politiek debat, waar Voka beet in de arbeider zijn gat
  • Liefde is...niet meer kunnen masturberen
  • Gij moet mijn beste vriend zijn, want ik kan u wel wurgen
  • prentjes van blote tieten en harige kutten
  • The female alphabet: Pia
  • The female alphabet- Olga with the mjagkij znak
  • Silk- Alessandro Baricco
  • The imaginary girlfriend- John Irving
  • Model Behaviour, Jay McInerney
  • On Chesil Beach, Ian McEwan
  • Five reasons to read Outliers
  • What do Americans want?
  • What I talk about when I talk about running
  • Margot- If it hadn't been for streets
  • The X-files of literature, Arie Storm
  • Game of Thrones
  • Blue Mondays is
  • Only in Erembodegem
  • 7 things I like to read about in the news
  • Parental Advice
  • First Kill
  • Pat smear is not gay
  • when I grow up
  • Lore- A platonic Liaison
  • Kate
  • Jess-Towering goddess of feminity
  • Irene
  • Herlinde
  • Chuck Chalkers- teaching students nothing, except life
  • Georgina
  • Fay
  • The female alphabet:: Elise
  • The female alphabet: Denise
  • The female alphabet:: Cathy
  • Gratefulness

    Archief per week
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 03/10-09/10 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 13/10-19/10 2008
  • 22/09-28/09 2008


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs