De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
29-03-2009
Zomerse groeipijn: deel 11
Ondertussen wordt de sfeer in de kroeg er alleen maar
grimmiger op. Met de armen gevouwen over de borst, kijken de mannen uit naar de
komst van de vermeende Deus ex Machina. In afwachting van Boelie, wil
Pieter-Jan de atmosfeer een beetje bevrijden van spanningen door over iets
luchtigs te beginnen. Aan de muren van het café hangen grote houten borden met
daarop gevangen vissen gepind. P-Jay wijst op een geweldig exemplaar, een
imposante snoek, en vraagt:
Een echt prijsbeest, zeg. Heeft iemand van jullie die
gevangen?
Er komt geen antwoord en de omstanders fixeren hun blik op de
spreker.
Die probeert nog met:
Komen jullie hier vaak?, maar ook die vraag brengt geen
dooi teweeg.
Nico vraagt of ze naar het toilet kunnen, in het Nederlands
zegt hij tegen zijn metgezellen: Misschien komen we via een raam in het toilet
wel weg, nee?
Toiletbezoek is toegestaan, maar dan enkel één per één.
Nico springt al recht, maar Pieter-Jan houdt hem tegen: Samen
uit, samen thuis, makker.
Ja, zeg, het was niet mijn idee om voor geld te spelen, hé.
Wachten tot Boelie komt, beveelt P-Jay.
Sorry hoor, maar wat kan die nog doen? We hebben al acht
veldslagen verloren en we moeten hem eerst nog de regels uitleggen, zegt
Randy.
Boelie geeft die mannen wel het nakijken, wacht maar.
Nico blijft zeuren. Ons lot in handen leggen van dat kleine
ventje? Het is ver gekomen.
Pieter-Jan is vol vertrouwen.
Klein maar dapper
Ik ben benieuwd, zucht Randy.
Een van de mannen is het wachten ook beu:
Zeg, als die vriend van jullie niet snel komt, spelen we
door, hoor. Geen medelijden. Waar wonen jullie eigenlijk? Moet die kerel van
ver komen?
Wij logeren bij mijnheer Frank Bolivar Buckner. Dat is
twintig minuten stappen van hier.
Bucky Blabber-mouth? Haha, logeren jullie bij Frenzy
Franky? Die is goed., lacht er een.
Wat, wat?, vraagt een andere gretig.
Boys, hoor de laatste stoot van edele heer Buckner. Hij
heeft een stel buitenlandse bedelaars in huis genomen. En heeft hij jullie
hoofden al op hol gebracht met wilde plannen?, vraagt de luidste van de groep.
Of heeft hij jullie al verteld van zijn vrijkoopsysteem?,
lacht een andere. Die naïeve dwaas.
Wat voor vrijkoopsysteem?, wil Pieter-Jan weten.
Haha, daar heeft hij wijselijk over gezwegen, buldert een
dikke man. Die onnozele hals had vorige jaar een nieuw plan uitgedokterd. Hij
ging zijn slaven elke week 1 obloon uitbetalen en die konden ze dan sparen om
zichzelf later vrij te kopen. Als ze dan zogenaamd vrij waren, kocht Frank met
hun vrijkoopsom een stukje land voor hen, natuurlijk in de buurt van zijn eigen
plantagegrond. Op zich misschien een tamelijk slim plan, alleen was er één
probleempje. De dinks zopen hun obloon meteen op. Twee weken heeft hij het
geprobeerd. En twee weken na elkaar lagen zijn dinks lam gezopen in het hooi. Tot
zo ver het vrijkoopsysteem van Frenzy Franky.
Pieter-Jan wil hun zucht naar vertier niet laten saboteren
door een geldkwestie.
Muggenzifter. Geld is het enige ter wereld dat je altijd
kunt krijgen.
De vijf stappen een klein café met aan de straatkant een piepklein
raampje waar een enkele kaars staat. Binnenin is het echter een stuk ruimer. Er
staan grote houten tafels met lange, zware banken. De ruimte is opgedeeld in
twee, met twee aparte togen. Willem is wat teleurgesteld.
Ik had gehoopt op een live band, maar muziek mag ik
waarschijnlijk op mijn buik schrijven
Aan de tafeltjes zitten uitsluitend mannen. Eenzaten die
treurig in hun kroes bier turen, hier en daar groepjes die spelletjes spelen
voor geld.
Spijtig dat Boelie niet mee is, anders kon die wat geld
voor ons incasseren. De spellen die ze hier spelen, lijken mij wel zijn smaak.
De vijf nemen plaats aan een tafel. Wat doen we als ze onze
bestelling komen opnemen?, vraagt Randy op waarschuwende toon. Pieter-Jan
blijft kalm.
Ach, we zien wel. Misschien moeten we wel zelf naar de toog
en anders kunnen we misschien op krediet drinken.
Nico draait ostentatief verveeld met zijn vingers. Ja ja,
hier zijn we dan.
We kunnen ook zelf voor geld spelen, hé. Niet alleen Boelie
heeft verstand van strategie, stelt Randy voor.
De vijf gaan akkoord, spelen voor geld maar. Ze tikken twee
van hun spelende buren aan en doen een voorstel.
Zeker, zeggen de mannen, vijf oblonen per verloren
veldslag en geen gezeur of dat kost je een vinger. In principe kun je het spel
winnen, terwijl je toch geld verliest. De winnaar van het spel wint namelijk
niet noodzakelijk de meeste veldslagen. Maar goed, dat gebeurt zelden.
O jullie kennen het spel niet. We spelen Revolutie, luidt
het antwoord. Het ziet er ingewikkeld uit, maar de regels zijn vrij simpel. De
ene partij is het leger van de koning, de andere partij zijn de opstandelingen
van de Vrije Democratie. De Vrije Democratie heeft pas kans om te winnen als ze
hulp krijgen uit Auburië. Als het leger van de koning na tien jaar oorlog niet
alle steden van de Vrije Democratie ingenomen heeft, winnen de opstandelingen.
Zijn jullie maar de Royalisten, die hebben het meeste kans om te winnen.
Pieter-Jan aanvaardt de uitdaging. Klinkt leuk, als jullie
ons eerst goed de regels uitleggen, doen we mee.
Het speelbord ziet er prachtig uit. De speelfiguren zijn van
tin, er zijn kleine houten forten en koperen kanonnen. Op de map zijn rivieren,
steden en wegen aangeduid.
Randy vraagt of de soldaten ook per spoor kunnen rijden. Hun
tegenstanders zijn geamuseerd.
Treinen? Ten tijde van de revolutie? Waar heb jij school
gelopen?
Randy trekt zijn schouders op. Ja, het had gekund hé. Wist
ik veel dat het een historisch spel is.
De beslissing om te spelen, draait meteen erg fout uit. Na
anderhalf uur, zijn de vijf al veertig doblonen schuldig aan hun tegenstanders.
De tegenstanders ervan overtuigen dat het eerste spelletje maar een testronde
was, lukt niet. De vijf staan voor de keuze: ofwel ogenblikkelijk betalen,
ofwel door spelen tot het einde, maar dan verhogen ze wel de inzet: tien
oblonen per verloren veldslag.
Hun twee tegenstanders hebben zich ondertussen laten
versterken door een viertal potige vrienden, zogezegd om toe te kijken op het
eerlijke spelverloop. De jongens voelen zich benauwd ingesloten.
Pieter-Jan ziet maar één oplossing: We moeten Boelie naar
hier halen.
Willem ziet graten in die redenering. Boelie nu wekken?
Ja, en wat dan nog? Boelie krijg je altijd warm voor een
strategiespel.
Boelie wel, maar Maryam vermoordt hem als hij midden in de
nacht nog uit gaat.
Randy en Nico bevestigen.
Pieter-Jan vindt dat ze niet moeten dramatiseren. Als
jullie de situatie uitleggen, heeft ze er vast niets op tegen. Misschien
streelt het zelfs haar trots dat we haar Boelie nodig hebben als reddende
engel.
Als de tegenstanders horen dat ze er iemand in hun plaats
willen laten spelen, verhogen ze de inzet tot vijftien oblonen per verloren
veldslag.
Willem en Benjamin staan op en keren vliegensvlug terug naar
Beauregard. Ze rennen zo hard als ze kunnen door de straten en komen hijgend
aan bij het herenhuis.
Nog een kleine vraag, zegt Willem puffend, terwijl hij
tegen de tuinmuur leunt, hoe raken wij terug binnen? De slaven zullen de
sleutel wel niet onder de mat gelegd hebben, juist?
Frank was moe van een drukke dag in de stad en is al naar
bed. Elke en Dieter hebben zich ook al teruggetrokken. De twee gaan morgenvroeg
samen met hun gastheer een grote rit maken doorheen de streek en achteraf
brengen ze een bezoekje aan Shorty McLeary, een belangrijke paardenhandelaar.
Grappig, zegt Benjamin, Ieren heb je hier dan weer wel.
De overblijvers zijn nog lang niet moe en een snelle
rondvraag wijst uit dat ze allemaal het meeste zin hebben in een stevig feest.
Een echt volks feestje in een bruin café, yupla! roept
Benjamin enthousiast uit.
Bij een feest in deze streek stel ik mij eerder een stijfdeftig
bal voor, werpt Pieter-Jan tegen. Hoewel, door hun preutse literatuur en de
patriarchale structuur van hun samenleving, vermoed ik ook wel een immense opgekropte
seksuele geladenheid.
Zie je wel, ik ben niet de enige die vindt dat hier een
verborgen seksklimaat heerst.
Pieter-Jan gaat verder.
Er moeten hier zeker buurten zijn met cafés waar op dit uur
ambiance is. Kom aan, dit is een havenstad. Het zou pas vreemd zijn, moest hier
geen nachtleven zijn
Nico herinnert iedereen aan de taferelen op de nationale
feestdag.
Hebben jullie gezien hoe iedereen toen uit de bol ging? Ik
heb toen zelfs blanken met dinks zien kussen. Toen stelde ik mij daar
natuurlijk nog geen vragen bij.
Benjamin ruikt een feestje en leeft helemaal op.
Op zoek naar de uitgaansbuurt!
Randy blijft alles eender, dus die volgt. Willem heeft enorm
veel zin om te dansen.
Moeten wij Frank niet verwittigen dat we de stad in
trekken?, vraagt Randy.
Nico stelt zijn maat gerust.
Ach, nee, hem wekken voor zoiets! En trouwens, wij zijn
toch oud en wijs genoeg om te gaan en te staan waar wij dat zelf willen?
De dienaren zeggen geen woord en starten al met de opkuis.
Ik heb anders zon bleekblauw vermoeden dat meester Frank
straks al weet dat enkele van zijn gasten de bloemetjes buiten zetten, merkt
Pieter-Jan op.
Nico is niet overtuigd.
Hoe dan?
De binnenhuiselijke tamtam zal zijn werk wel doen
Ze laten het echter niet aan hun hart komen. Wat kan Frank
er uiteindelijk ook op tegen hebben? Langs de poort van de tuin, verdwijnen ze
de stad in. Het is een heldere nacht en de jongens vinden makkelijk hun weg in
het donker. Eens in het stadscentrum zijn de straten verlicht met lantaarns.
Ik stel voor dat we de eerste de beste kroeg
binnenwandelen.
Iedereen is akkoord met Pieter-Jans voorstel, alleen Randy
heeft een kleine bedenking:
Euhm, alles goed en wel, maar hoe denken jullie straks te
betalen? Niemand van ons heeft een cent op zak.
Frank laat een krat appelcider aanbreken en zorgt er voor
dat de glazen van zijn gasten beschermelingen is eigenlijk de correcte term
steeds gevuld zijn. De negen luisteren naar monologen van hun mecenas.
Benjamin en Boelie vragen ondertussen permissie om naar de
bibliotheek te gaan. Ze raken het niet eens over iets en willen een en ander
opzoeken, beweren ze. Maryam vraagt haar vriend om niet te lang weg te blijven.
Dienaren plaatsen olielampjes op een centrale tafel in de
grote kamer die propvol boeken steekt. De onderste rekken staan vol fictie,
maar met een trap kom je bij de sectie non-fictie. Om zich bij te lichten lopen
de twee vrienden langs de rekken met een kleine kandelaar in hun hand.
Ok, en nu eens zien hoe parallel de geschiedenis van deze
wereld nu eigenlijk loopt.
De verschillen blijken al snel veel groter dan gedacht. In
de oudheid zijn er bijvoorbeeld veel minder verschillende volkeren en de
periodieke indeling van de geschiedenis verloopt volstrekt anders. Een figuur
als Alexander de Grote lijkt wel onbestaande. Boelie ontdekt tot zijn spijt dat
er niets in de geschiedenis hier vergelijkbaar is met de Punische oorlogen.
Na een uurtje brengen de twee onderzoekers verslag uit aan
elkaar. Boelie begint.
In deze wereld lijken ze de middelleeuwen wel over te
slaan. Er is geen breukmoment tussen wat je oudheid noemt en nieuwe tijd. En in
Auburië, vergelijkbaar met Europa, bestond tot vijftig jaar geleden ook
slavernij. Heel vreemd is dat deze wereld geen negers schijnt te kennen. Het
mongoloïde ras is sowieso ondergeschikt aan de anderen en als je geen
spleetogen hebt, behoor je tot het blanke ras. Vandaar dat Maryam hier geen
discriminatie ervaart. Tenzij natuurlijk op basis van haar geslacht, want de
emancipatie van de vrouw is hier nog lang niet in zicht. Ook op godsdienstig
vlak zijn er sterke verschillen. Ze kennen bijvoorbeeld geen Jezusfiguur.
Benjamin vult aan.
Dit continent, vergelijkbaar met Amerika, was leeg. De
blanken hebben niet eerst de indianen moeten verdrijven. In dit land spreekt
men voornamelijk Engels, in de buurlanden spreekt men Frans en Spaans. Wat de
godsdienst betreft heb je gelijk, er is geen sprake van Jezus, de Islam bestaat
hier trouwens ook niet. Ik heb wel gelezen over godsdienstige stromingen die
erg vergelijkbaar zijn met boeddhisme, maar dat geloof is niet wijdverspreid.
In dit land gelooft men in één God, maar er zijn veel verschillende
strekkingen. Die hebben lang strijd gevoerd, maar op religieus vlak heerst er
in dit land vrede.
Heb jij iets speciaals gevonden over technologie?
Benjamin zegt van niet. Naast zijn eigen observaties op
straat, heeft hij daar weinig zicht op. Erg vergelijkbaar met onze 19de
eeuw, is zijn voorzichtige conclusie.
Boelie vraagt zich af of ze tegen Frank niet gewoon de
waarheid kunnen zeggen. Dat ze uit een andere dimensie komen. Benjamin is
tegen. We kennen hem nog te slecht, we kunnen nu onmogelijk inschatten hoe hij
daar op zou reageren.
Hun gesprek wordt echter onderbroken door voetstappen op de
gang. Boelie weet al hoe laat het is.
Boelie, ben je bijna klaar? Ik zou graag gaan slapen.
Benjamin vraagt of zijn vriend dat niet ergerlijk vindt, dat
hij steeds rekening zo rekening moet houden met de noden van een ander.
Nee, antwoordt Boelie, ze is echt absurd schattig en
lief. En trouwens, binnen mijn relatie schenk ik weinig aandacht aan mezelf,
maar ironisch genoeg, zou ik zonder haar, nog minder aandacht aan mezelf
besteden.
Benjamin snapt het niet echt. Dat moet je mij toch eens
beter uitleggen.
Later
Boelie klapt zijn naslagwerk op en gaat op zoek naar zijn
vriendin.
Op de gang hoort Benjamin Maryam nog vragen: Is dit nu een
moment om in boeken te neuzen?
Soms hang ik graag de nerd uit, verdedigt Boelie zich.
Doe dat dan overdag, op een normaal uur
Het jonge koppel duikt hun slaapkamer in en Benjamin gaat
terug buiten bij de rest. Daar worden al weer andere plannen gesmeed.
Na al weer een tot in de puntjes verzorgd diner, keren ze
terug naar de veranda. Het is valavond en Frank laat de dienaren staande
kandelaars naar buiten brengen. Op zware houten stoelen zitten ze rond een
tafel. De meisjes hebben kussentjes gekregen. Op tafel staan schalen vol met
rozijnen, pindanoten (goobers, zoals hun gastheer ze noemt), bosbessen en
frambozen.
Boelie duikt op de bosbessen. Hij heeft ooit gelezen dat
bodybuilders die vaak eten, omdat ze goed zijn voor de spieren.
Ik zie dat je nog steeds compensatiestrategieën uitwerkt
voor je gemiddelde lengte, merkt Pieter-Jan op.
Boelie propt zijn mond vol met blauwe bessen.
Ja, of dacht je soms dat ik nog zou groeien?
Pieter-Jan weet dat Boelie alle kleinere mannen ervan
verdenkt hun lengte op allerlei mogelijke manieren te willen compenseren.
Bijvoorbeeld door overdreven hun spieren te trainen, tenzij ze zo klein zijn
dat het geen zin meer heeft.
Frank steekt met geritualiseerde bewegingen een sigaar aan
en vraagt zijn gasten om te zeggen wat ze op hun lever hebben. Hij aanhoort hen
zonder een woord te zeggen. Terwijl de negen om de beurt hun toekomstplannen
vertellen, neemt hij rustig trekjes van zijn sigaar. Pas als ze uitverteld
zijn, geeft hij zijn mening. Hij denkt lang na en zegt dan met een gewichtige
gelaatsuitdrukking:
Ik zal mijn contacten aanspreken. Een baantje bij een
apotheker kan ik zeker versieren. Voor Maryam wordt het moeilijk, omdat ze een
vrouw is, maar het kan wel lukken. Als jullie in Auburië geneeskunde studeerden,
moeten we uiteraard regelen dat jullie na verloop van tijd jullie opleiding
hier verder kunnen zetten. Dieter en Elke werken voortaan voor mij, dat is
geregeld. Benjamin en Boelie kunnen wat mij betreft aan de slag als leraar. De
kinderen van mijn oudste zus kunnen altijd baat hebben aan bijlessen. Ik vind
het zelf erg vervelend dat ik zo weinig talen spreek. Eentje maar om heel exact
te zijn. De paar woorden Fiers die ik ken niet meegeteld. Blijven nog over:
Nico en Randy. Wat willen jullie doen? Jullie menen toch niet serieus dat
jullie dokwerkers willen worden?
Randy voelt zich aangevallen: En waarom niet? Wat is daar
mis mee? Dat is belangrijk en eerlijk werk. Stel je voor dat niemand het doet.
En als je overuren klopt, kun je best veel verdienen.
Frank trekt die bewering in twijfel: Ik geloof dat onze
vriend een erg verkeerd inschattingsvermogen heeft. Het loon van dokwerkers
bedraagt niet meer dan een habbekrats, de werkomstandigheden zijn abominabel.
Als ik mijn landarbeiders zou uithuren als dokwerkers, riskeer ik dat ze in
opstand komen. Nee, serieus, voor jullie twee moeten we nog iets beters vinden.
Laat mij er een paar nachtjes over nadenken, ik vind wel wat. Wat het
huurvoorstel betreft, ga ik akkoord. Het merendeel van de tijd staat Beauregard
leeg, hetgeen de staat van het huis niet altijd ten goede komt. Ik stel jullie
deze week nog een contract op, van zodra jullie aan de slag zijn. Tot dan
kunnen jullie nog wel even kosteloos hier logeren, als jullie eergevoel dat nog
kan verdragen.
Er verschijnt een plagerige twinkeling in Franks ogen.
Ik heb jullie heus niet in huis genomen, omdat jullie
zogezegd mijn leven gered hebben. Zonder op te willen scheppen, kan ik wel
zeggen dat ik mijn achtervolgers ook wel alleen af kon. Ik wachtte op het
juiste moment om toe te slaan. Ik had jullie inderdaad kunnen bedanken met
enkele stuivers en daarmee basta. Maar ik heb jullie toch in huis genomen. Geen
idee waarom eigenlijk. Noem het buikgevoel. Wij zuidelijken laten ons nogal
makkelijk leiden door onze gevoelens. Ik beklaag het mij alleszins niet. Voor
mensen van de lagere klasse zijn jullie uitzonderlijk welgemanierd en
intellectueel begaafd.
Maryam is geschokt door die laatste zin, maar bijt ferm op
haar tong. Randy en Nico willen kwaad opstaan, maar Boelie en Pieter-Jan houden
hen tegen. Frank tuurt gelukkig naar de sterren en merkt niets van hun
verontwaardiging.
Pieter-Jan fluistert in Randys oor: Zie het tegen het
licht van de tijd. Die jongen weet van niet beter. Hij is zo opgegroeid.
Allemaal goed en wel. Deze keer tenminste. Maar hoe ver kun
je gaan in dat begrip voor zijn tijdsgeest?, vraagt de gepikeerde jongeman
zich luidop af.
Iedereen realiseert zich dat het geen zin heeft om nu ruzie
te maken en de rust keert gauw terug. Als het kouder wordt, laat Frank een
staande kolenkachel, een soort barbecuetoestel naar buiten brengen. In essentie
is het een grote staande schaal met kolen. Het vreemde instrument is wel
efficiënt, niemand voelt de nachtelijke koude. Ze babbelen over van alles en
nog wat. Wel vormen de interesses van de gastheer de leidraad voor het gesprek.
Frank is vooral geboeid door religieuze kwesties. Wat hem enorm bezig houdt
zijn de theorieën van het paar Rogers en Waters, twee wetenschappers die met elkaar
getrouwd zijn.
Die twee beweren, en hou je nu vast bij de takken van de
bomen, dat de mens afstamt van de aap!
Het gezelschap doet een poging om geschokt te zijn door dit
onstellende nieuws. Frank is tevreden met de reactie die hij uitlokt.
Het wonderlijke van de zaak is, dat hun theorie verdraaid
plausibel lijkt.
Als s middags iedereen terug actief is, wil Maryam een
algemene vergadering beleggen om zo te beslissen hoe het nu verder moet. Iedereen
is het er over eens dat ze niet langer kunnen profiteren van de gastvrijheid
van Frank.
Boelie wil echter verontwaardiging uitlokken.
Ik ben daar niet zo zeker van. We hebben tenslotte die
kerel zijn leven gered. Hij mag ons wel zon plantage cadeau doen, hij zwemt
toch in de poen.
Elke spreekt voor iedereen als ze zegt:
Ja, en als hij ons beu is, gooit hij er ons uit en daar
staan we dan. Geen te best idee. En trouwens, zon heldendaad hebben we niet
verricht hé, gewoon twee kerels afgeschrikt. Hij had ons toen even goed wat
geld kunnen toestoppen in plaats van ons al drie volle weken te entertainen in
zijn villa.
Ze lacht luidop, Elke is nooit echt bits, zelfs niet als ze
heilig overtuigd is van haar gelijk.
Boelie blijft dwars liggen: Wij entertainen hem ook, hé. Ik
denk dat wij voor hem een prachtgelegenheid zijn om de sleur te doorbreken.
Maryam gaat er verder niet op in. Ze betreurt wel dat ze
niet kunnen blijven in Beauregard, want ze vindt het huis werkelijk gezellig en
erg smaakvol ingericht. Om nog te zwijgen van het overheerlijke eten dat hen
elke dag wordt voorgeschoteld.
Pieter-Jan vindt dat het aan de gastheer zelf is om te
bepalen of ze van hem profiteren of niet, maar de afhankelijkheid zint hem ook
niet echt. Beauregard bevalt ook hem heel erg, dus hij stelt voor om huur te
betalen. Kwestie van op die manier een schuldgevoel te bestrijden.
Akkoord, maar hoe komen we dan aan de kost?, vraagt Nico.
Maryam, Willem en ik kunnen misschien wel een baantje
vinden als assistent bij een apotheker of bij een dokter, als dan blijkt dat we
de nodige skills hebben, raken we zo wel weer verder.
Boelie zegt dat hij aan de slag kan als dokwerker, het laden
en lossen van schepen moet wel lukken. Veel buitenlucht en zon en ook nog eens
goed voor de conditie. Maryam is tegen.
Als je dat doet, maak ik het uit. Dat zweer ik je.
Nou, dan word ik maar ergens leraar Etruskijns. Als dat
inderdaad hetzelfde is als Latijn, zou dat geen probleem mogen vormen.
Misschien kennen ze hier ook Frans, dan vinden Benjamin en ik wel een job. We
zijn toch zogezegd van Auburië. Auburische leerkrachten zijn hier blijkbaar erg
in trek, het geeft een zekere standing om een buitenlandse huisleraar te
hebben.
Randy en Nico zeggen dat ze geen vriendin hebben die hen kan
beletten om dokwerker te worden, dus nemen ze dat in overweging. Tot er iets
beters opduikt.
Elke zegt dat Frank haar al aangeboden heeft om vast bij hem
in dienst te gaan als paardenverzorgster, maar dan niet op Beauregard, want
hier zijn maar enkele exemplaren. Als Frank zijn verblijf in New Burbon
beëindigt, gaan die ook terug met hem mee.
En wat doet Dieter dan?, vraagt Boelie.
O, die kan ook mee. Frank heeft hem gevraagd om grote
schetsen te maken van zijn landgoederen en van hem en de rest van zijn
familie.
Dat is mooi geregeld, zegt Boelie een tikje afgunstig en
gepikeerd, omdat Frank hem hier niets van gezegd heeft en hij zichzelf toch als
de vertrouwenspersoon van hun gastheer beschouwt.
Ze willen Frank van hun besluit op de hoogte brengen, maar
die blijkt voor zaken in de stad te zijn. In afwachting van zijn terugkeer,
trekken ze de tuin in. Elke haalt de rustigste merrie van stal en leert wie dat
wenst, voorzichtig paardrijden. Als Nico en Randy haar aanmoedigen, waagt ook
Maryam het er op. Met een steuntje van de jongens stijgt ze op, Elke stapt er
langs met de teugels in de hand. Je moet sturen door kleine duwtjes van je
knieën.
Pieter-Jan en Boelie zitten aan een tafeltje in de zon en
slaan voor de derde keer de adviezen van de dienaren in de wind. Het personeel
blijft hen overal op de voet volgen, op bevel van hun meester, om hun steeds
van dienst te kunnen zijn. Ze vinden het bijzonder vreemd om blanken te zien
die vrijwillig in de vlakke zon gaan zitten en kijken erg onwennig als ze ook
nog eens bij alles dank je zeggen. Zoveel beleefdheid zijn de huisslaven
kennelijk niet gewend. Als de dienaren merken dat deze gasten hun betutteling
niet al te erg appreciëren geven ze het op. Wel blijven ze dicht in de buurt.
De slaven voelen dat de nieuwkomers hen meer respect betonen dan andere
blanken, maar de dienaren zien dat respect eerder als een teken van zwakte en
gebrek aan opvoeding. Ze blijven gedisciplineerd, maar onderling wisselen ze veelbetekende
blikken uit. De boodschap is duidelijk: in hun ogen zijn de gasten van meester
Frank onderontwikkeld gepeupel.
Terwijl de rest zich toelegt op de paardrijkunst, voeren de
twee vrienden een intiem gesprek. Het tweetal heeft de reactie van de slaven
opgemerkt.
Verbluffend om te zien hoezeer de slaven zelf zo gewend
zijn aan hun ondergeschikte positie en er op de één of andere manier nog trots
op zijn ook, zegt Boelie.
Pieter-Jan nuanceert.
We hebben tot nu toe natuurlijk enkel huisslaven gezien.
Misschien zijn slaven op het land anders. Meer rebels. Deze voelen zich
duidelijk verheven boven hun broeders die katoen plukken in de velden.
Eigenlijk een soort verdeel-en-heers-principe.
Boelie kan leven met die analyse. Pieter-Jan brengt het
gesprek op persoonlijker terrein.
Hoe gaat het ondertussen eigenlijk met jou? Sinds we aan
deze bizarre tocht begonnen zijn, hebben we geen serieus gesprek meer gehad
zoals vroeger. Hoe bevalt het leven je in onze nieuwe omgeving?
Je weet dat ik in de oude wereld bijzonder gefrustreerd
was, omdat ik geen uitgever vond voor mijn schrijfsels. Hier houdt mij dat ook
wel bezig, maar minder. Als blijkt dat we hier echt vast zitten, ga ik hier ook
wel aan het schrijven en dan probeer ik het hier.
Pieter-Jan had dit antwoord wel verwacht.
Een gelardeerde, pompeuze stijl is hier erg populair, merk
ik. Misschien kan je daar wel je weg in vinden. Shockerende sekstaferelen zoals
in je eersteling, zou ik maar achterwege laten. Ik denk dat ze je hier achter
tralies draaien als je daar mee aankomt. En schreeuwerige anti-slavernij
pamfletten raad ik je ook af.
Waarom zou ik mij daar aan wagen?
Ach, kom, alleen al voor de naambekendheid die het je kan
opleveren, zou je je hier ontpoppen tot een rabiaat anti-slavernij activist.
Nieuwe dimensie of niet. Jouw chronische aandachtszucht is daarmee niet
gebroken.
En daaraan gekoppelde frustraties evenmin.
Ach ja, nieuwe wereld, nieuwe mogelijkheden.
Mijn eventueel succes hier, zou ik niet als echt ervaren.
Uiteindelijk is het mijn wereld niet. Ik ben hier maar een toerist. Als ik hier
succes heb, is dat een logisch gevolg van mijn kennis van een andere wereld die
verder geëvolueerd is dan deze.
Als perfectionist moet jij natuurlijk altijd het bittere
ingrediënt in de saus opsporen, zucht Pieter-Jan met een halve glimlach. Als
ik hier furore maak als neurochirurg, ga ik echt niet zeuren over mijn
voorkennis. Het blijft een verdienste op zich. Ik zou ook helemaal niets kunnen
aanvangen met die kennis. Net zoals jij net zo goed helemaal niets zou kunnen
schrijven. Als het leven je een voordeel in de schoot grijpt, moet je het met
beide handen grijpen. En ik die dacht dat jij de opportunist zonder scrupules
was, die je altijd beweert te zijn.
Maryam komt op een zacht drafje langs het tafeltje met haar
paard. Ze vangt een deel van het gesprek op en roept:
Maak je maar geen zorgen. Hij zal wel zeuren en klagen, maar
schrijven zal hij toch. Er is geen antidosis tegen die schrijfmicrobe.
Tenzij fotos van bekende schrijvers. Als je die ziet, denk
je wel twee keer na, voor je nog iets op papier zet, grapt Boelie.
Pieter-Jan lacht.
Ja, je moet een stuk lelijker worden als je echt roem wilt
vergaren met dat schrijven. En veel eenzamer ook.
En je hebt een zware drugsverslaving nodig, meent Randy,
alle grote schrijvers zijn wel aan iets verslaafd.
Mijn Boelie is verslaafd aan mij, roept Maryam vanuit de
verte. Het paardrijden bevalt haar en ze durft al wat snelheid halen.
Als ze uiteindelijk afstapt, schrikt ze van de spierpijn in
haar benen. Best vermoeiend, zeg. Dat had ik eerlijk gezegd niet verwacht.
Boelie, vanavond mag je mij uitgebreid masseren.
Achter hen zwaait de deur van de veranda open. Hun gastheer
ploft in een stoel en laat zich door een dienaar ontdoen van zijn rijlaarzen.
Wat een grappig taaltje spreken jullie. Doet mij denken aan
Fälisch. Of is het juist Fälisch dat jullie spreken? Sorry, mijn talenkennis is
erg beperkt.
Enige verdere vragen wijzen uit dat hun gastheer met Fälisch
de taal bedoelt die zij beter kennen als Duits. Ze leggen uit dat zij
Nederlands spreken. Daar heeft Frank nog nooit van gehoord, hij laat dan maar
een dienaar om een encyclopedie lopen. Na enig speurwerk weet het gezelschap
dat Nederlands in hun nieuwe wereld bekend staat als Niziaans.
Echt intrigerend, al die parallellen, vindt Benjamin.
Na dit filologisch intermezzo, vraagt het gezelschap of hun
gastheer tijd heeft om enkele erg belangrijke kwesties met hen te bespreken.
Natuurlijk, roept die vrolijk uit, maar dan alleen na het
diner. Ik rammel van de honger.
Maryam en de anderen keren pas tegen s avonds terug naar
Beauregard, net op tijd voor het avondeten. Elke blijft nog langer weg. Nico
grapt dat ze misschien meer werk heeft aan de stalknechten dan aan de paarden.
Dieter kan er om lachen en is er redelijk gerust in.
Aan tafel vraagt Maryam waarom Frank niet getrouwd is. Er
valt een sombere uitdrukking over het gezicht van hun gastheer. Maryam
verontschuldigt zich.
Mijn excuses, dat was misschien een te persoonlijke vraag.
Frank, hoffelijk als altijd, verontschuldigt zich op zijn
beurt.
Nee, het is een belangrijke vraag en de waarheid is dat ik
getrouwd ben geweest.
Hun gastheer draait kringetjes om de rand van zijn wijnglas
met zijn ene hand en frunnikt aan het tafelkleed met zijn andere, als hij
verder gaat.
Drie maand zijn we getrouwd geweest. Een prachtige
creoolse, trotser worden ze niet geboren, maar met een groot hart. Tijdens een
jachtpartij nodigden we eens de rest van het jachtgezelschap uit in onze tent,
we gingen drinken op de verjaardag van Sint Thomas, haar favoriete heilige, en
toen zij ze: Het spijt mij dat onze tent niet zo groot is als mijn hart En
dat is waar ze had een groot hart. Ik herinner mij nachten dat ze tot de
ochtend wegbleef in het slavenkwartier, om bij een moeilijke bevalling te
assisteren, hoewel ze zelf toen al erg ziek was.
Ziekte is een thema waar de geneeskundestudenten aan tafel
natuurlijk meteen opspringen.
Wat had ze dan wel?, vragen de drie.
Consumptie, antwoordt Frank en hij neemt een ferme slok
wijn.
De drie aspirant-dokters kijken elkaar niet begrijpend aan.
TBC, gokt Boelie als leek.
Consumptie, noemen ze dat zo?, vraagt Maryam ongelovig.
Voor Frank doet de correcte term er niet toe. Zijn jonge
echtgenote gaf alleszins elke dag bloed op. Hij wilde haar naar het beste
sanatorium in de oude wereld sturen, of toch alleszins naar de sulferfonteinen,
een kuuroord in het Noorden, maar ze weigerde. Ze was verknocht aan haar
geboortegrond en wou er geen voet uit wijken.
Ik denk dat ze in heel haar leven, drie weken buiten deze
staat geweest is. Ze was vreselijk honkvast. Jagen deed ze nochtans wel graag,
maar dan liever niet te ver uit de buurt. Een knappe schutter en een handige amazone,
soms tot het doldrieste toe.
Frank schudt traag heen en weer met zijn hoofd, met zijn haren
vervlochten in een typische wirwar. Hij laat zijn glas bijvullen en zegt zacht:
Zon zonde, echt zonde, zon mooie vrouw. Requiescat in
pacem.
Boelie, als jonge tiener nog een blokbeest geweest wat
Latijn betreft, schrikt:
Wat zei u net?
Dat ze moge rusten in vrede. Sorry, jullie kennen wellicht
geen Truskijns.
Boelie wil even iets testen:
Nihil novi sub sole, is dat ook Truskijns?
Frank fronst bij het horen van zon vreemde vraag.
Ja, natuurlijk.
Boelie fluistert in Benjamins oor: Leuk te weten dat ze
hier nog andere bekende talen dan Engels spreken.
Hij geeft zijn maat een por: Misschien kunnen we hier nog
aan de kost komen als leraar Truskijns.
Benjamin is maar half overtuigd. Hangt er vanaf in hoeverre
Truskijns en Latijn werkelijk overeenkomen.
Boelie droomt al verder. Ik ben benieuwd in hoeverre deze
wereld parallellen vertoont met onze wereld. Dit land is nog niet zo lang
geleden in oorlog geweest met haar buren. Franks beschrijvingen deden mij erg
sterk denken aan de oorlog tussen Amerika en Mexico van circa 1845.
Benjamin erkent dat er parallellen zijn, maar vindt de
geografie toch compleet anders. De continenten zijn om te beginnen al helemaal
anders ingedeeld. Je maakt me niet wijs dat deze wereld een gelijklopende
geschiedenis met de onze kan hebben als de landen niet overeenkomen.
Ok, maar toch. Hoe meer gelijkenissen we vinden, hoe beter
voor ons. Als er echt veel zijn, kunnen we zelfs de toekomst hier beginnen
voorspellen. Dat verdient misschien nog beter dan leraar.
Weet jij dan zo veel over Amerikaanse geschiedenis? Het
zijn de Punische oorlogen niet hé. Op dat vlak ben je een expert, akkoord, maar
je hebt geen specialisatie Amerikaanse geschiedenis, toch?
Nee, maar ik weet er toch iets van. En noem je mij nu net
een vakidioot?
Maryam geeft haar Boelie onder tafel een lelijke neep in
zijn dij.
Stil zijn, je doet asociaal, luister naar onze gastheer,
dat is wel het minste dat je kunt doen, na al zijn goedheid.
Ik luister al de hele dag naar hem, werpt Boelie opstandig
tegen, maar één blik van Maryam legt hem verder het zwijgen op.
Franks overleden echtgenote werd begraven op de plantage van
haar ouders. Elke maand gaat hij er wel eens langs en legt hij verse bloemen op
haar graf. Met haar ouders onderhoudt hij de beste relaties. Ze moedigen hem
zelfs aan om een nieuwe vrouw te nemen, daar hij veel te jong is om alleen te
blijven en zijn plantages een erfgenaam nodig hebben.
Maar daar ben ik nog niet klaar voor. Ik beken wel dat ik
een levendig schriftelijk contact onderhoud met een welbepaalde jongedame. Maar
voorlopig blijft het bij correspondentie. Zelfs als ze niet in het noorden was
om te studeren, zou ik het bij brieven houden.
Boelie die meer en meer interesse kweekt voor de verschillen
tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van het land, wil graag weten
waarom ze daar studeert. Voor hun gastheer is dat een vanzelfsprekendheid.
O, maar de noordelijke scholen zijn veel beter dan de onze.
Wij zuidelijken zijn niet zon bollebozen.
Het diner kabbelt gezellig verder. Frank stelt voor dat de
mannen zich terugtrekken in het kabinet voor sigaren, brandy en een partij
kaart. Boelie vraagt of Maryam kan meekomen.
Frank twijfelt een tijdje en zegt dan: Goed, ik
veronderstel dat ik jullie Auburische zeden een beetje tegemoet moet komen.
Het kabinet is blijkbaar een soort mannelijk heiligdom.
Maryam trekt Boelie bij zijn mouw en zegt dat ze ook wel kan gaan slapen, maar
Boelie staat er op dat ze mee gaat. Frank is de enige die van een sigaar
geniet. Niemand loopt echt warm voor de brandy, maar de gemberkoekjes die Frank
bestelt, vallen wel erg in de smaak. Ze kaarten tot een stuk in de nacht, Elke
komt uiteindelijk terug van haar rit en haar vrijwillig werk in de stallen. In
een spelletje kaart heeft ze ook nog wel zin. Pas omstreeks drie uur s nachts
zoeken ze hun slaapkamer op.
De volgende ochtend merken ze tot hun verbazing dat hun
gastheer al weer om acht uur fris aan het ontbijt zit. Een lakei komt iedereen
wekken, hun aanwezigheid bij het ontbijt is echter niet verplicht. Niemand is
van plan om zo vroeg op te staan. Ook Elke laat haar paarden vandaag wat langer
wachten.
Boelie en Pieter-Jan botsen op elkaar in de gang richting
toilet. Je kunt niet zeggen dat die kerel het er van neemt. Een strakke
dagindeling heeft hij wel.
Terwijl Boelie de schaakstukken terug in de juiste formaties
zet, heeft Frank het over journalisten. De jonge planter verfoeit de pers.
Krantenlui sluipen rond als spionnen en dat zijn ze ook
echt. Ze spitsen hun oren voor alle mogelijke roddels en geruchten en printen
ze daarna als feiten. Als we ze s ochtends allemaal ter dood brachten, kwam er
tegen s avonds al een dik gevulde krant met nieuws uit de hel.
Boelie produceert een sympathy smile en brengt een paard
uit. Frank is erg blij met zijn gehoor en snijdt al weer een ander onderwerp
aan: de jicht van zijn vader en de vele kwaaltjes van zijn moeder, anders nochtans
een kranige vrouw.
Waar zijn uw ouders op dit moment eigenlijk?, vraagt
Boelie.
Op onze oudste familieplantage, daar waar het plantersleven
begon voor deze familie: Mount Pleasant. Jullie zouden er eens op bezoek moeten
komen. Prachtige streek, Beauregard kan wel vijf keer in het hoofdgebouw en het
slavenkwartier is een dorp, met eigen winkels, een eigen smid en een kapel.
Maar er is natuurlijk veel werk. Mijn moeder is nog vroedvrouw voor de dinks en
ze verpleegt ook de zieken. Vader heeft zijn handen vol met de organisatie van
zo veel werk. Mijn jongere broer, Nathan, woont er ook en hoewel die nu oud en
capabel genoeg is om regent te zijn, staat mijn vader er op om alles zelf te
doen. Nathan vertrekt binnenkort dan maar naar East Port. De gouverneur heeft
laten weten dat zijn toelating zeker is.
En East Port is?
Boelie ziet een opening en zijn gastheer staat al voor de
keuze: zijn loper verliezen of een paard opgeven, met enkel een geslagen pion
als troost. Frank gaat te veel op in zijn verhaal, om er veel aandacht aan te
schenken.
Weten jullie dat niet? Dat is de beste militaire academie
van het land. Het merendeel van onze politici is er afgestudeerd.
Pieter-Jan blijft het gesprek ondertussen volgen en mengt
zich af en toe. Boelie glimlacht als hij merkt dat zijn vriend een handje helpt
om zijn tegenstander aan de praat te houden.
Politici? Moet een militaire academie dan geen officieren
produceren?
Natuurlijk wel. In de eerste plaats. Maar als ze hun sporen
verdiend hebben in het leger, gaan ze vaak in de politiek. Tenzij ze natuurlijk
voor een spoorwegmaatschappij gaan werken.
Frank doet een zet en gaat dan verder.
Hoewel politiek en spoorwegen natuurlijk ook nauwe banden
hebben en je van de ene branche makkelijk overstapt in de andere.
En zegt een politieke carrière jou niets?, vraagt Boelie.
O nee, politiek vergiftigt een mens. Nee, ik beheer liever
mijn plantages, dat politieke geharrewar is niet aan mij besteed. Uiteindelijk
ben ik niet eens voor een centraal bestuur te vinden. Het beknot enkel de
persoonlijke macht van een individu. Hoe minder staatsinmenging, hoe beter. Als
ik hoor dat de regering taksen wil heffen op de invoer van buitenlandse
producten, steiger ik. Wat hebben zij zich daar mee te moeien? En trouwens, dat
doen ze toch enkel om de industrie in het Noorden te beschermen. En wie wordt
de dupe van zon politiek? Wij, het zuiden, want wij moeten dan meer betalen
voor onze horloges, jachtgeweren, kookpotten en al die andere zaken.
Jullie kunnen die dingen ook zelf gaan produceren, stelt
Pieter-Jan voor.
En ons prachtige land vol stinkende fabrieken zetten? Nee,
bedankt. En heb je wel eens gezien in wat voor vieze stallen fabrieksarbeiders
samenhokken? Ik ken geen enkele slaaf die zo armtierig woont. Maar daar hoor je
die abolitionisten nooit een woord over reppen. Nee, want fabrieksarbeiders
zijn vrij om te gaan en staan waar ze willen. Ja, vrij om te gaan en creperen
waar ze willen, dat wel, ja.
Frank roept zichzelf opeens een halt toe. Maar genoeg over
die zaken, dat is slecht voor mijn bloeddruk. Een goede raad, heren, als jullie
niet verwikkeld willen raken in hoog oplaaiende discussies, blijf dan ver weg
van zulke onderwerpen
Hun gastheer verklaart zichzelf verloren en legt zijn koning
plat op het bord. Hij heeft genoeg van schaken en wil liever koude thee drinken
in de tuin. Als Pieter-Jan zin heeft, mag hij uit de bibliotheek een
dichtbundel kiezen en die voordragen.
Er gaat niets boven zoete poëzie op een zonnige namiddag.
Pieter-Jan laat het zich geen twee keer zeggen en gaat
helemaal op in zijn rol als verteller. Zo brengt iedereen de dag door, buiten
in het groen, onder een warme zuiderse zon.
Arnon Grünberg,
writer of great acclaim (though over half the people I know have no idea who he
is or what he does) shares his views on ethics
What do I,
chronic writer of blogs, know about
Arnon Grünberg? Not much I suppose. Never had the opportunity to sit in a New York bar with him,
to bash him with (or to treat him to) overtly personal and too intimate (in
most peoples minds) questions till about dawn. Never had the chance to look
straight into his eyes and judge his Piscean eyes.
Yes, thats
something I know. Hes a Pisces like me. And why do I know that? Because as I
child I read that Pisces people either end up in the gutter, the park with the
homeless, the monastery, jail, rehab or as highly inefficient social workers. So
its always a relief to find famous artist amongst their lot. It gives me a
glimmer of hope to know that Keroauc, Hans Teeuwen, Anaïs Nin, Mark Uytterhoeven,
John Steinbeck, Philip Roth, Michelangelo, Mondriaan and luckily for my list
making neurosis- many, many others.
My first
encounter, on paper, with Arnon was on some page of the Belgian magazine, HUMO,
a long time ago. My father, may he rest in bliss and carnal delights, was very
well-read, but he disgusted over 90 percent of the literature stuff that he
came across. Now, Arnon, that was a writer who was actually worth something. Not
too much -my dad was frugal in his distribution of compliments-, but the boy
could write. Apart from Jan Cremer, Louis Paul Boon (an other Pisces), Johan
Anthierens and Hemingway, I cant remember an other writer whom my dad bestowed
so much praise on.
I remember
him best for his novel Blue Mondays (if thats how they translated it) which
I never read, but it caused quite a stir in the press, his views on sexuality
and his interesting little pieces he does for HUMO. Recently, I especially
liked his mockery of our teddy bear turned politician, Bert Anciaux. Poorest
excuse of a demagogue I ever heard of. What
I also read is that Arnon is extremely busy, he travels a lot and manages to
write a hell of a lot in between. I cant judge the quality of his work, I
havent read enough and its not the objective here. The only book I read, was
written under his direction, but not by him, it was something called the new
suffering. Yes, there actually exists new suffering as opposed to old
suffering.
It was very
noisy in the hall, which was for the most part filled with medicine students, I
believe (by which I dont mean to say medicine students are noisier than
others) The prattling fellow students made it near to impossible to understand everything.
Was Arnons text too boring or too difficult to follow tacitly, I dont know. I
liked the second half better than the first.
I dont
have enough time to re-create everything he said in 15 minutes I have to tell
20 young adults who Elisabeth I was and why she never married and during the
lecture I was unable to take notes-, but there are some things that drew my
attention. He talked a lot about war and how some people seem to need war as a
arena to throw off moral shackles. I agreed with him when he said that most
people would prefer to have a war drag on for years, in which four people get
killed every day than to have one weekend in which 10, 000 perish. Even if the
long war causes 15, 000 dead in the end. I agreed with him there. A month ago
or so, I had invited a bunch of people to my humble home and they asked me to
name the people on the portraits that cover most of my walls.
Someone
wanted to know who William Tecumseh Sherman was and why I seemed to approve of
what he did. I told them general Sherman
wanted to make war as harsh and as cruel as he possibly could so as to end it
sooner. Once the peace signed he did everything he could to rebuild the wars
destruction. The instant reaction was: that is such a narrow-minded view. Im
glad Arnon would see the moral logic in what is now called total war(Im not
saying hes an advocate of total war), or war against the driving economic forces
that back an enemy and keep his war machine going, even if this causes
civilians to suffer. Im not very fond of forcing too many laws or rules onto
warfare. It turns war too much into a game (a word Arnon also used to describe
it). Robert E. Lee, an adversary of Sherman,
once said: Its a good thing war is so terrible or we should grow too fond of
it.
Arnon also
warned us about armies unwilling to shed blood. And indeed, armies who dont
kill and risk to be killed will stop being reverted to as armies. I think Arnon
doesnt think European armies are in fact armies, for its become a well-known
fact that Europe doesnt want their soldiers
to die. We, Belgium,
will only send F-16s if we are convinced they will never see any real action,
and if they do, that they well never runany risk to get shot down. Next time we can just cater for American soldiers.
Americans are not know for their refined cuisine, so I think we could manage
that. If the field kitchens are well out of harms way, of course.
Why the
Americans? Because they do fight. Ok, says Arnon, a lot of them sign up because
they want an education or a green card, but not all of them. Some of them are
there for the thrill of it. Even in our make-belief armies he found soldiers
how were dissatisfied with the inaction and wanted to join Blackwater, a
security company, often depicted as some sort of modern cow-boys.
Arnon went
to Iraq
to see things for himself, in the field. A very interesting aspect of this
visit was his security while visiting Baghdad.
He bought his safety. In his own words: he hired people to do the shooting for
him, if necessary. At the time this was only a matter of practical
considerations. No moral soul-seeking involved. He just didnt want to overpay
them or invest too little in his personal safety. Afterwards, in Istanbul, he was acutely
aware of the absence of danger and violence. He experienced this as a severe
feeling of emptiness.
I think
what he wanted to say was that we need violence, that we like it. It gets the
pressure of the kettle, as a woman once said to Arnon after a sexual encounter.
People are willing to risk their lives, their health (not all of them die, some
just catch shrapnel to tear up their nervous system or to cut up an arm or a
leg) for a chance to release this pressure, this desire, boiling underneath. Its
hard to get rid of violence and war, if a substantial amount of people have
this very real form of bloodlust. Some drain it through videogames, movies or
books, for some they need to be there, holding and firing that gun and seeing
the destruction it causes.
Arnon
referred to a military historian who claimed that there was no greater fun,
during which you could keep your pants on, than during a fight. Testosterone
rules the world? Quite likely so.
Another very interesting thought Id like to
recall is the smuggling of violence into mainstream culture. Arnon took Apocalypse
now for an example. This is labelled an anti-war movie, yet he had met
several soldiers stating that they enrolled in the army, because of this film. How
anti-war can it be if helps to swell the ranks? They are smuggled into
mainstream media, under the guise of anti-war propaganda and as soon as its
got this title, we are ok with it. Only if you need more than this legal
contraband do you run into trouble. Only then will people criticize you. So its
ok to enjoy, and I mean really enjoy, movies like Platoon, Saving private
Ryan (mmm, that opening scene, guts everywhere) or Apocalypse now, but its
really very wrong to make quite the same sort of movie, if you state: In
making this movie I wanted to say that I really adore war and violence, that it
fires me up real good, any time I read about massacre, already as a young child
I got goose bumps every time I read about suicidal frontal attacks, o I just
love it. That makes a poor smuggler.
Also
interesting was that Arnon noted people dont commit murders, not in the first
place to stay out of prison, but because theyre afraid about what the people
might say, as Lou Reed used to sing. We dont kill our neighbour, because it
would turn us into social outcasts.
My time is up.
4 Latin C awaits the captivating tales of Good Queen Bess, better known as
Elizabeth I.
Op Beauregard is Pieter-Jan inderdaad al aan zijn vijftiende
pannenkoek met perenstroop toe. Hij kijkt zwijgzaam toe terwijl Boelie schaakt
tegen hun gastheer. Frank speelt lang niet slecht en is alleszins een zeer
ervaren schaakspeler. Op basis van de gesprekken kan Pieter-Jan afleiden dat
Boelie lang niet zeker is van de overwinning.
Terwijl Boelie nadenkt over zijn volgende zet, vraagt hij
aan Frank:
Ik heb altijd graag geschaakt, maar ik moet tot mijn grote
spijt bekennen dat ik weinig afweet van de geschiedenis ervan. Weet u daar soms
meer over?
Frank, die graag zijn kennis deelt, vertelt dat het spel
duizenden jaren oud is en al gespeeld werd aan het hof van de Karzen.
Zoals jullie zeker ook weten, is het Karzische rijk de
eerste georganiseerde samenleving in de menselijke geschiedenis. Schaken moet
in die streek ontstaan zijn en was erg populair. Dat weten we omdat
schaakspelende edellieden erg vaak afgebeeld zijn op de muren van oude
Karzische gebouwen.
Pieter-Jan werkt smaakvol een dikke pannenkoek naar binnen
en bedenkt dat deze wereld overduidelijk heel wat parallellen vertoont met hun
thuiswereld, zij het dan enkele eeuwen eerder. Boelie blijft ondertussen maar
vragen stellen, Pieter-Jan betwijfelt of hij ook echt luistert, maar leerzaam
is het alleszins. Frank beantwoordt in geuren en kleuren vragen over zijn familiegeschiedenis,
zijn persoonlijke smaak, literatuur, kortom eender wat.
Boelie stuit op een onuitputtelijk thema als hij Frank
vraagt naar de verschillen tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van
zijn land.
Oh, nu vraag je me wat. Hoe zal ik daar eens aan beginnen?
De noordelijken wonen natuurlijk, dat is evident, in het noorden, daar is het
kouder en minder aangenaam om te leven, dus dat heeft als vanzelf een weerslag
op hun karakter. Ze zijn niet alleen minder temperamentvol dan wij, hun zuiderburen,
maar ook een stuk strenger, zowel voor henzelf als voor hun omgeving. Ze zijn
spaarzaam en laten zich niet leiden door hun gevoelens. Gastvrij zijn ze zeker,
maar ik kan je verzekeren dat het er binnenshuis een stuk saaier aan toe gaat
dan hier. Veel tradities kennen ze niet, en ze hechten er ook weinig waarde
aan. Afkomst speelt er minder een rol dan hier. Ze zijn doorgaans meer
academisch aangelegd en studeren langer dan ons. Velen onder hen hebben een erg
technische aanleg en zijn niet vies van handenarbeid. Landbezit interesseert
hen niet al te erg. Zij verzamelen liever papieren geld. Een dubieuze
investering, wat mij betreft, maar goed. Het zijn natuurlijk vooral
stadsbewoners, absoluut geen buitenmensen. Afgrijselijk slecht te paard en zeer
povere schutters. Over het algemeen zijn ze rustig en nauwgezet, hardwerkend en
zeer gematigd in hun gebruik van voedsel of drank. Maar pas op, vergis je niet:
ze kunnen ook extreem koppig zijn. Als ze iets willen bereiken dan laten ze
niet af vooraleer ze hun zin krijgen. O en van oorlogsvoering hebben ze weinig
verstand. Dat heeft de oorlog van 44 tegen ons buurland, Xalippo, nog eens
bewezen. Je moet dat officierenkader eens bekijken. Meer dan 70 procent was
geboren in het zuiden en van de vijf generaal-majoors waren er vier van het
zuiden.
Maar er zijn natuurlijk ook veel gelijkenissen?
Ja, natuurlijk. We zijn landgenoten, we spreken de zelfde
taal, vieren op de zelfde dag onze onafhankelijkheid, hebben de zelfde
president en de zelfde wetten, grotendeels de zelfde religie en we dragen de
zelfde nationale helden in onze harten.
Dus het gaat meer om een mentaliteitsverschil?, vraagt
Boelie terwijl hij uiterst geconcentreerd naar het bord staart en voorzichtig
een loper verplaatst.
Mentaliteit ja. Maar vooral een andere levenswijze, zou ik
zeggen.
Ondertussen is het onvermijdelijke gebeurd: Frank staat
schaakmat. De gastheer feliciteert Boelie en eist onmiddellijk een rematch.
Pieter-Jan denkt dat Boelie beleefd zal weigeren om de score lekker op 1-0 te
houden, maar Boelie gaat de uitdaging aan. Zijn arsenaal aan vragen is
blijkbaar nog niet uitgeput, denkt Pieter-Jan met een sappige glimlach op zijn
gezicht. Hij veegt zijn mond af en keert terug naar de roman die zijn gastheer
hem warm aanbeval.
Pieter-Jan vindt er niet echt iets aan. John Cardinal mag
dan de populairste schrijver van het moment zijn, maar hij schrijft
overgeromantiseerde bullshit met een religieuze ondertoon. Het zegt alleszins
veel over de maatschappij waar de bende is terechtgekomen.
Echt walgelijk, oordeelt Maryam en ze wil verder. Nico kan
zich moeilijk onttrekken aan de scène. Hij bekent tot zijn schaamte dat er een
seksuele geladenheid in de lucht hangt bij zulke slavenkeuringen. Nico werpt
nog eens een blik op de glimmende, naakte lichamen van de menselijke koopwaar,
om zijn eigen uitspraak te toetsen.
Maryam weet even niet meer waar ze heeft:
Dus jij geniet hier van of wat?
Nico herstelt zich snel.
Dat heb ik niet gezegd. Ik merk alleen op dat je seksueel
getinte spanning in de lucht voelt. Ik veronderstel dat er nogal toestanden
gebeuren op die plantages.
Kwekerijen voor meer arbeidsvolk, dat zijn het. Een
vreselijke instelling en dat in een land dat anders best ontwikkeld is.
Randy is niet akkoord. We kunnen eigenlijk niet echt goed
oordelen. Tot nu toe hebben we één stad gezien and thats it. Frank zegt dat er
in het Noorden van het land geen slavernij voorkomt en dat veel van zijn
noordelijke landgenoten ook ronduit tegen de instelling zijn. De meesten zijn
wel enkel tegen de verspreiding van slavernij, ze zijn niet noodzakelijk voor
de afschaffing ervan.
Vuile racisten zijn het, zegt Maryam al ze verder stapt,
weg van de scène, terug naar wat de afgelopen dagen snel hun vaste lunchstek is
geworden: het dak van een verlaten pakhuis met zicht op de haven.
Heb jij hier al last gehad van enig racisme?, vraagt
Benjamin sluw.
Nee, dat niet, maar ik lijk dan ook niet op hun slaven, ik
heb geen spleetogen en mijn huid is donkerder. Ze houden mij makkelijk voor een
creoolse.
In New Burbon komen veel blanken voor met een donkere teint,
die zichzelf creools noemen. Ze hebben de zelfde rechten als blekere blanken,
dus blijkbaar maakt een andee huidskleur je niet per se tot slaaf.
Het gezelschap laveert tussen de vele kraampjes van de
markt, waar je de normale producten kunt kopen, geen menselijk waren, maar
fruit en groenten, thee, koffie, eender wat. Via minder aangename
achterbuurten, waar de mensen een pak armer zijn dan in de binnenstad, komen ze
bij hun eigen lunchcafé, View from the top, zoals ze het hebben gedoopt. Het verlaten pakhuis is binnen bijzonder
smerig, maar daar blijven ze dan ook niet. Via een stenen trap gaan ze naar het
dak en van daar is het uitzicht ronduit majestueus.
Het zicht van de zeilboten in de verte geeft mij kriebels,
zegt Maryam. zo tegen die blauwe achtergrond, heerlijk gewoon. Als ik zoiets
zie, heb ik spijt dat ik niet kan schilderen.
Ze raadt Dieter aan om er een prent van te tekenen. Die
aanvaardt het voorstel. Van zodra ik aan het benodigde tekenmateriaal kom,
begin ik er aan.
Willem en Nico spreiden een kleed over het stenen dak en
snijden brood en kaas. In de mand zitten verder ook aardbeien, een ham, twee
flessen wijn en zelfs een doos met boterkoekjes en ook een zwarte
chocoladecake.
Frank verwent ons echt, zegt Willem en de rest neuriet
instemmend.
Maryam belegt een dikke boterham met een plak kaas, neemt
een flinke hap, maar kijkt bezorgd.
Ik vraag me wel af hoe lang we nog op zijn kosten kunnen
leven. Ik voel mij nu al schuldig
Benjamin heeft er ook al over nagedacht.
De weg naar huis terugvinden lijkt mij vrij hopeloos, ik
heb een beetje genoeg van al dat rondtrekken. En tenslotte hebben we ook nooit
gezocht naar de toegang tot deze wereld. Die verscheen ook gewoon, pardoes voor
onze neus. Dus misschien komen we hier ook onverwacht wel terug weg.
Willem mengt zich verder in de discussie.
Dus dan moeten we in afwachting maar een baantje zoeken?
Maar wat dan? In deze maatschappij moet je grondbezit hebben of een lange arm
en we hebben geen van beide.
Frank kan ons misschien wel steunen. Als hij ons een baan
bezorgt, is hij van ons af., luidt Nicos mening.
Willem twijfelt.
Akkoord, maar wat voor baan dan?
We kunnen hier misschien terug geneeskunde studeren, grapt
Maryam terwijl ze een aardbei neemt.
Dat is een optie, ik wil hun niveau wel eens zien, maar
waar halen we het geld vandaan?
Nico snijdt een plak ham af en geeft een stuk aan Willem.
Maryam bedankt beleefd, ze eet geen varkensvlees.
Jullie zouden waarschijnlijk heel veel kunnen betekenen
voor hun gezondheidszorg, meent hij.
Willem wil daar een kanttekening bij plaatsen: Hangt er
natuurlijk vanaf in hoeverre ze bereid zijn naar ons te luisteren.
Zouden ze ons op de brandstapel zetten als we penicilline
heruitvinden?, vraagt Maryam.
Benjamin trekt zijn schouders op.
Wie weet, misschien hebben ze dat al. Uiteindelijk weten we
zo goed als niets.
Willem laat zich niet afschrikken.
Goed, maar we hebben er maar een medisch standaardwerk op
na te slaan om zon dingen te weten te komen
Benjamin bedoelt dat ze niet alleen de geneeskunde, maar
deze hele maatschappij verkeerd kunnen inschatten. Willem vindt echter dat ze
makkelijk informatie kunnen inwinnen over wat dan ook. Het grootste probleem
dat ze hebben is gebrek aan geld en hun afhankelijkheid van Frank.
Frank hoeft ons maar beu te raken en daar staan we dan,
vat Maryam samen. Daarna overloopt ze de mogelijkheden.
Mijn Boelie zal ook hier willen schrijven, zijn Engels is
goed, dus dat kan lukken. Pieter-Jan, Willem en ik kunnen inderdaad iets
medisch gaan doen. Jullie kunnen misschien opzichter worden op de plantages van
Frank of in zaken gaan?
Nico, Randy en Benjamin lopen niet echt warm voor dat idee.
We zien wel, zegt Benjamin voorzichtig.
Maryam brengt het gespreksonderwerp dan maar op iets anders.
Die slavernij is een doorn in mijn oog, maar verder vind ik
het hier, heel eerlijk, fantastisch. Het weer is hier altijd prachtig. De
ietwat komische hoffelijkheid van de bevolking kan ik ook wel appreciëren. Hun
breedvoerig taalgebruik, vind ik wel iets hebben. Ik denk dat het een vorm van
respect en beleefdheid is om zo te praten.
Ik heb zin om andere steden en streken te zien. Op basis
van één stad kun je onmogelijk oordelen over een heel volk, vindt Willem.
Akkoord, zegt Maryam, maar reizen kost ook weer veel
geld.
Frank kan ons paarden lenen, stelt Nico voor. We kunnen
hem later altijd nog terugbetalen. Misschien kan hij wel met ons mee. Dan
hebben we meteen een gids.
Ik ben tegen om twee redenen. Ten eerste wil ik echt niet
langer meer financieel afhankelijk zijn van Frank, hij mag dan nog zo rijk zijn
als de zee diep is, ik sta niet graag bij iemand in het krijt. En ten tweede
wil ik hem er niet bij, ik wil de dingen voor mezelf kunnen zien. Ik ken Frank
al een beetje, hij zou ons enkel de versie van de feiten geven die hem het
beste uitkomt. Ik zou eerlijk gezegd wel eens een bezoekje willen brengen aan
zijn slavenkwartieren. Eens zien of die ook zon riante huizen hebben en ook zo
uitgebreid tafelen als hun meester.
Willem wil nuanceren. Natuurlijk zijn die slechter behuisd.
Maar je moet er ook rekening mee houden dat Frank opgegroeid is in dit systeem.
Hij is opgegroeid met het idee dat dinks ongeschikt zijn voor andere taken dan
handenarbeid. Ok, voor ons lijkt die gedachte absurd, maar voor hen niet. En zo
lang niemand het tegendeel bewijst, zal hij dat blijven geloven.
Maryam windt zich op.
Hoe kunnen dinks ooit bewijzen dat ze de zelfde
verstandelijke capaciteiten hebben. Het is tegen de wet om hen te leren lezen
en schrijven!
Nico observeert het gezelschap met een glimlachje en merkt
op.
Wow, dit land gaat nog moeilijke tijden tegemoet. Als
enkele nieuwkomers na enkele weken al ruzie krijgen over de slavernijkwestie.
Willem en Maryam vliegen tegelijk tegen hem uit: Wij maken
geen ruzie, wij discussiëren, er is een verschil!
Na het eten is de sfeer net iets meer relaxed. Op het dak
van het pakhuis is het nu veel te warm. Ze ruimen op en gaan naar het stadspark
waar ze schaduw opzoeken. Maryam reageert nog eens fel als ze een bord ziet
waarop slaven de toegang ontzegd wordt als ze niet begeleid zijn door hun
meester of diens gevolmachtigde.
Net of het honden zijn!
De jongens kalmeren haar en trekken haar mee het park in. Als
ze letterlijk en figuurlijk verkoeling vindt bij een grote rechthoekig vijver
in de schaduw van reusachtige, eeuwenoude bomen kalmeert ze zichtbaar. Loom van
het vele eten doen ze collectief een tukje. Ze vragen zich wel af wat
Pieter-Jan en Boelie ondertussen doen.
Voor Maryam bestaat daar geen twijfel over.
Mijn Boelie is Frank helemaal voor zich aan het innemen om
er weet ik veel wat van gedaan te krijgen. En Pieter-Jan verdiept zich zogezegd
in de locale literatuur terwijl hij zich zoals een echte Oblomov kapot laat verwennen.
Mijn treinlectuur van vorige week. Dit boek bundelt verhalen
waarin fictie en non-fictie elkaar de hand geven. De fictieve elementen zijn er
in de eerste plaats om de werkelijk bestaande hoofdfiguren te beschermen tegen
vervolging. En dat zegt natuurlijk al veel. Iran: land waar je zo wat iedereen
bereid vindt om eens een flink boekje open te doen over hun samenleving, maar
ze zijn dan wel als de dood voor resulterende sancties.
De titel is goed gekozen, Iran zit nu eenmaal vol paradoxen.
Shervin heeft er een goed inzicht in en schetst ook een degelijk historisch
kader. Heel wat tradities komen goed tot hun recht. De lezer die al wat
vertrouwd is met de Iraanse geschiedenis komt zeker tot enkele betere
inzichten. Vooral de cyclische bewegingen in de duizenden jaren oude Perzische
beschaving wordt naar mijn aanvoelen goed aangetoond en uitgewerkt.
Het feestkarakter van de Iraniërs mij ook al erg duidelijk
geworden bij het lezen van stiekem kan hier alles- komt hier ook sterk aan
bod. Binnenshuis zijn de Perzen party animals, buitenshuis switchen ze in een
handomdraai naar een vrome, ingetogen uitstraling. Shervin verklaart helder dat
de ware Iraanse identiteit op de twee poten steunt. Een Iraniër is niet vroom
en niet decadent, hij of zij is beide tegelijkertijd. En die tegenstrijdigheid
maakt het voor een buitenstaander natuurlijk extra complex om de Perzische ziel
te doorgronden.
Mijn Perzische vriendin was niet echt gewonnen voor dit
boek, daarvoor ligt de nadruk net iets te veel op feitenkennis en historiek.
Zij vond het, denk ik, wat te droog. Toegegeven, het relaas van Eefje
Blankevoort, de schrijfster van het eerder vermelde stiekem kan hier alles, lag
mij ook beter. Maar niettemin, voor mij werden een aantal dingen een stuk
toegankelijker.
Het boek biedt een leuke opstap naar een beter begrip van
onder andere de oorlog tussen Iran en Irak, het geloof van Zoroaster, de
oud-Perzische traditie, de Iraanse versie van de Islam, het ritme van het
dagelijks leven in Iran en het geeft ook enkele goeie voorbeelden van doorsnee
Iraanse typetjes. De personages die Nekuee aanbiedt, staan niet alleen, veel
van de typetjes hebben duizenden vergelijkbare varianten, daar ze allemaal een product zijn van de zelfde unieke dat mag je wel
zeggen Perzische samenleving.
Geen must-read, zeker niet voor wie zich pas verdiept in
Iran, maar voor wie het land en zijn eigenaardigheden al een beetje kent, heeft
het boek zeker een meerwaarde.
Met negen zijn ze gekomen. Geboren in een andere wereld, via
een tweede wereld versluisd naar een derde. Ingewikkelde zaak. Een metgezel
liet het leven. Het hoe en waarom ontsnapt hen allemaal. Misschien is er niet
eens een waarom. Wie zal het zeggen? Voorlopig zoeken ze niet meer naar
antwoorden, de jongeren concentreren zich op de nieuwe dagdagelijkse realiteit.
Al drie weken lang verblijven ze bij hun gastheer in het
mooie huis, dat zijn naam niet gestolen heeft, Beauregard. Frank Buckner
Bolivar toont zich een ware gentleman, zijn gastvrijheid kent dan ook geen
grenzen. Niet alleen omdat zijn cultuur hem daartoe verplicht zijn gasten
mogen op de sociale ladder dan ettelijke sporten lager staan dan hij, de man is
niet vergeten dat ze zijn achtervolgers afgeschrikt hebben -, maar ook omdat
hij hen een sympathiek vindt en ietwat komisch in hun doen en laten. Misschien
ook om een soort leegte te vullen.
Frank is een prater en de enkele van de jongens spelen daar
handig op in. Vooral Boelie kan het erg goed met hem vinden en vraagt hem uit
over van alles en nog wat. Het is ook Boelie die op basis van wat hij te weten
komt, een plausibele voorgeschiedenis construeert voor het gezelschap.
Als Frank gelooft dat ze uit Auburië komen, nou dan is dat
maar zo. Boelie duikt in de privé-bibliotheek van zijn gastheer, verdiept zich
in boeken over Auburië en verzint zijn eigen levensloop en die van zijn
metgezellen. Frank hangt aan zijn lippen en slikt het als zoete koek.
Zijn voorouders zijn uiteraard zelf ooit geëmigreerd uit
Auburië, meer bepaald uit Barras. Ze waren op de vlucht voor de vele
godsdienstoorlogen op het oude continent. Via omzwervingen zijn ze uiteindelijk
in New Burbon aanbeland. Een van Franks verre voorvaders erfde de plantage van
zijn heer en zo werkten de Bolivars zich langzaam op tot de hoogste regionen
van de maatschappij. Frank kan zich de bezitter noemen van 122 slaven en niet
één, maar twee katoenplantages. Ondertussen droomt hij nog van een derde voor
het kweken van rijst. Zijn manier om de prijsschommelingen op de katoenmarkt
wat op te vangen. Boelie spreekt hem voorzichtig aan op zijn slavenbezit, maar
voor Frank is er geen vuiltje aan de lucht. Het slavenras is inferieur, zo heeft
God het gewild en wie is hij om dat te betwisten?
En de mijne zijn
goed doorvoed, vanaf hun twaalfde loopt geen enkele nog barrevoets, vanaf hun
25 krijgen ze een kleine lap grond, die ze zelf mogen bewerken, de opbrengst er
van mogen ze, mits een kleine bijdrage, houden. Vanaf 55 mogen de mannen vrij
kiezen wat ze doen. De meesten van hen leggen zich dan volledig toe op hun
eigen stuk land, dat ze dan extra vlijtig uitbouwen. De vrouwen laat ik al
vroeger meer vrijheid, die doen niet zo moeilijk. Tot hun vijftigste plukken ze
en daarna zorgen ze fulltime voor kinderen en kleinkinderen of voor de
hoogbejaarde slaven. Als mijn slaven trouwen geef ik het koppel een grote hut
met drie kamers en een eigen kookplaats en als ze sterven betaal ik de begrafenis
uit eigen zak, vertelt Frank trots. Hij is, wat hij zelf, een verlichte
slavenbezitter noemt.
Maryam blijft liever uit zijn buurt, want ze weet dat ze
meteen met hem in discussie zou treden en dat zou hun gastheer zeker als een
grove belediging ervaren. Zeker als een vrouw hem de les zou spellen. Terwijl
haar Boelie Frank uithoort over van alles en nog wat, vooral over de cultuur en
de geschiedenis van hun nieuwe wereld, maar ook over zijn persoonlijke
interesses en zelfs over de actuele politiek, verkent Maryam samen met de
anderen de stad.
Tenminste, de anderen minus Pieter-Jan en Elke. De eerste is
na aankomst in de nieuwe wereld in een lethargische bui verzeilt, waar hij maar
niet schijnt uit te raken. De hele dag ligt hij in bed met romans. Tussendoor
laat hij de huisslaven in de keuken pannenkoeken en andere lekkernijen
aanrukken. Elke heeft een aardige ontdekking gedaan in Beauregard en is niet
meer weg te slaan van een nieuwe passie: de paarden in de stallen. Ze heeft
zich op de verzorging gestort van de dieren van haar gastheer. Het zijn echte
prijsbeesten en het meisje geniet met volle teugen. Overdag trekt ze er op uit,
tot ver buiten de stad,, soms met Frank als gids, maar vaak ook alleen, soms
met haar vriend Dieter. Die gaat dan achterop, want hij kan zelf nog niet
paardrijden. s Avonds roskamt ze de dieren en pas als het buiten pikdonker is,
keert ze terug in huis. Daar eet ze snel rechtopstaand wat restjes in de keuken
en even later valt ze als een blok in slaap.
De anderen kuieren liever door de straten van New Burbon. Ze
genieten bijzonder van het prachtige weer, het lijkt wel altijd zomer te zijn,
ook nu, eind september. Het regent zelden, maar als het dan eens regent, is het
wel meteen goed raak. Discussies over de gelijkenissen tussen deze wereld en
hun vorige werelden komen nog zelden voor. Wat hen voornamelijk bezighoudt, is
waarom er Engels gesproken wordt of waarom ze in een overduidelijk 19-de eeuwse
samenleving zitten. Ze kunnen niet ontkennen dat ze in het beste geval in een
parallelwereld zitten, ze zijn niet teruggegaan in de tijd. Er zijn te veel
verschillen, een blik op een wereldkaart heeft ook al uitgewezen dat de
geografie danig verschilt van de wereld zoals zij die kenden. Er zijn maar drie
grote continenten, die elk van elkaar gescheiden zijn door oceanen.
Het continent waar
zij zich bevinden is als laatste ontdekt en gekoloniseerd door mogendheden uit
Auburië. Op die manier kan je Auburië vergelijken met het oude Europa, een
lappendeken aan kleine en middelgrote staten die voortdurend met elkaar in
oorlog liggen. Hun continent lijkt dan wel Noord-Amerika, maar dat is het niet.
Er zijn drie landen op hun continent en het continent in zijn geheel heet New
Haven of Novi Raj. New Burbon ligt in the Free Peoples Union, een vreemde naam
voor een land dat slavernij de normaalste zaak ter wereld vindt. Hoewel een
kleine minderheid van de blanken radicaal gekant is tegen de vreemde
instelling.
Maryam en de anderen vinden hun verblijf in de havenstad
heerlijk. Overdag picknicken ze graag langs de kade en kijken ze toe hoe
schepen aanmeren en hun ladingen uit Auburië verwisselen voor katoen en tabak.
Ze willen zich liever afsluiten van het bestaan van slavernij, maar dat wil
niet al te best lukken.
Elke ochtend passeren ze op hun weg naar het stadscentrum de
slavenveiling. Ook vandaag kookt hun bloed als ze zien dat de Aziatisch ogende
dinks als vee behandeld worden. De potentiële kopers trekken onbeschaamd de
mond van de levende koopwaar open om de tanden te controleren.
Voor u gelezen: Wij zijn Iran, de jonge Iraanse weblogscene
Nasirin Alavi
2007, J.M. Meulenhoff
ISBN: 978 90 290 7853 5/ NUR 740
24,50 euro
Wat begon als een poging
om mijn Perzisch geboren vriendin en dat deel van haar ziel dat Iran is, beter
te snappen, eindigde met een nieuwgevonden passie voor een moeilijk te
doorgronden land vol paradoxen.
Iedereen kent blogs, velen van jullie die dit lezen,
onderhouden zelf een blog en jullie reppen er vast net zo openhartig over
jullie zielenroerselen als jullie Iranese leeftijdsgenoten dat doen.
Maar, hoe cru dit ook mogen klinken, jullie blog heeft niet
de kracht om een natie te doen wankelen in haar grondvesten, jullie riskeren
geen celstraffen, geen publieke vernederingen, noch broodroof en
levensgevaarlijk is het alleen als je frisdrank morst over je toetsenbord en je
sterft door elektrocutie (er is vast wel een waterkansje). Betreur ik die
dingen? Nee, geenszins, waartegen zouden we in dit land moeten rebelleren?
Goed, ik kan wel iets bedenken, maar geen enkele Belgische rechter zal je
daarom laten interneren. In Iran wel. Want in de Islamitische Republiek Iran
regeert niet de rede, maar de kijvende vinger van een star religieus
gedachtegoed. Alle vrije pers is er ofwel opgedoekt om nauw aan banden gelegd en
bij het minste vergrijp sneuvelt al weer een krant. Onder deze verstikkende
omstandigheden hebben veel Iraniërs hun toevlucht gezocht tot blogs, als de
laatste bastions van vrije meningsuiting. Ze fungeren als troost, als enige min
of meer betrouwbare nieuwsbron, als klaagmuur en als geheime ontmoetingsplek.
Geen wonder dat de Perzische taal alomtegenwoordig is in de blogosfeer.
Wij zijn Iran bevat extracten uit de populairste Iranese
blogs, die aan elkaar verweven zijn met beschrijvingen van de geschiedenis van
het land, van haar tradities en van haar cultuur.
Deze bindteksten, zeg maar, verschaffen je net voldoende
randinformatie om de inhoud van de blogs beter te snappen. Natuurlijk zijn het
die laatste die het boek echt op smaak brengen, ze verschaffen een inkijk in
het leven van alledag onder toezicht van een wreed en hypocriet regime. Wij
zijn Iran is vooral een boek van beelden, beelden die nog lang blijven
nazinderen.
Een man uitgeroepen tot held, omdat hij zijn vrouw heeft
durven kussen op straat. Een vrouw die net die ene haarlok te veel van onder
haar sluier laat piepen als een regelrechte verzetsdaad. Meisjes die bruut
ontschminkt worden met een scheermes. Wellicht die zelfde jonge meisje die op
de laatste woensdag van het jaar over vuurtjes springen en Neem mijn geel,
geef mij uw rood., terwijl de religieuze autoriteiten hun wenkbrauwen fronsen.
Tradities van vóór de islamisering in stand houden, past niet in hun kraam en
het feit dat ze blijven bestaan, maakt hen bang dat hun machtsoverwicht maar
schijn is.
Dat bewijzen ook de
blogs. Het regime verliest langzaam, tergend langzaam, maar onomkeerbaar, haar
greep op de bevolking. Land van paradoxen, zei ik eerder, wel één zon paradox
is dat de Islamitische staat haar jeugd zon degelijk onderwijs verschaft
heeft, dat die zelfde jeugd nu mondig, vindingrijk en wereldwijs genoeg is om
haar grieven te luchten.
Wij zijn Iran toont
sterk aan, hoe bang de heersende krachten in binnen een totalitaire samenleving
zijn. Bang van woorden, van het minst beetje afwijkend gedrag, van alles wat
onvoorspelbaar is en de kracht heeft om verandering te brengen.
Erg sterk boek, een aanrader voor iedereen die, bij
wijze van spreke, te weten wil komen hoe het ruikt in een taxi in Teheran,
zonder uit zijn zetel te hoeven stappen. En zonder een pak slaag (of erger) te
riskeren van de Basij, de fundamentalistische burgerwacht.
Plotseling verdwijnt het beeld en blijft
enkel nog Jelle over, die perplex aan de grond genageld staat. Hij is helemaal
bezweet en trilt over zijn hele lichaam.
Jullie snappen het niet, stamelt hij. Ze
was te mooi, ze was gewoon te mooi
Overvallen door schaamte en schuld draait
de jongen zich om en laat hij zich achterwaarts in de diepte vallen, zonder
verder nog een kik te geven.
What the fuck, jongens, dit gaat van kwaad
naar erger, zegt Nico.
Wow fuck, gestoord, zegt ook Dieter.
Dat had ik nu eens echt niet in die jongen
gezien reageert Elke.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik wel zon
donker kantje in hem vermoedde, zegt Maryam.
Dat is het eerste dat ik daar van hoor,
zegt Pieter-Jan sceptisch.
Ja, zoiets zeg je niet openlijk hé
In retrospect dringt een glasheldere
analyse zich natuurlijk vanzelf op.
Wat wil je daar mee zeggen?
Kunnen we die discussie misschien een
andere keer voeren?, komt Nico tussen. We hebben al weer andere zorgen.
De hemel boven de bende kleurt zwart en het
regent.
Dat zijn geen gewone druppels, dat lijkt
wel een soort roet, zegt Elke.
Alleszins niet gezond, meent Pieter-Jan.
Schuilen lijkt mij wel raadzaam.
Het begint nu echt te stortregenen, al snel
hangen ze vol zwarte drab en hebben ze schilferige prut in hun ogen.
Verdomme zeg, dat brandt, klaagt Nico
terwijl hij voorzichtig zijn ogen uitwrijft.
Ze zetten het op een lopen en gaan terug
over het stenen pad, op zoek naar Randy. Als ze aankomen op het verzamelpunt,
een klein, rond stenen pleintje, met in het midden een standbeeldje van de Romeinse
godheid Janus, is Randy nergens te bespeuren. Luid roepen ze zijn naam en
gelukkig krijgen ze al gauw zijn stem te horen.
Ik zit hier, er is hier een gang, ik heb
gewacht op jullie om verder te gaan.
Randy verschijnt met enkel zijn hoofd boven
de grond.
Hoe heb je dat gevonden?, vraagt Maryam.
Gewoon wat rondgeneusd. Misschien kunnen
we beter zien waar die gang toe leidt?
De rest twijfelt. We kunnen ook door de
bossen gaan, stelt Pieter-Jan voor.
Dat bos ziet er nogal ondoordringbaar uit
eigenlijk. Maar goed, het blijft een optie. Anders moeten we het even
verkennen?, luidt de mening van Boelie.
In deze vieze roetregen? Mij niet gezien,
foetert Maryam en ze laat zich zakken in het gat bij Randy.
Boelie gaat snel een kijkje nemen tussen de
bomen. De rest volgt Maryams voorbeeld. Zij zelf maakt zich het meeste zorgen
om Boelie.
Wat doet die tsjoempi nu? Trekt dat
warhoofd er alleen op uit!
De acht schuilen en wringen hun natte haren
uit. Randy hoort wat er van Jelle is geworden. Maryam en Elke hebben weinig
begrip voor zijn lauwe reactie.
Maar doet jou dat dan niets?
Ik was er niet bij natuurlijk. Ik heb het
niet zien gebeuren.
Ja, maar wat dan nog? Dat is toch erg!
Ook de andere jongens geven niet echt een kick.
Dat is erg, maar wat doe je er aan?,
klinkt hun mening. het belangrijkste op dit moment, is dat we hier snel weg
kunnen.
De meisjes snappen het niet en zijn
verontwaardigd, de gebeurtenissen hebben hen diep geschokt.
Na een kwartiertje is Boelie terug. Je
lijkt wel een neger, zegt Nico als hij hem ziet.
De zwart geregende jongen laat zich ook in
de onderaardse tunnel zakken. Dat ik vuil ben, kan mij niet zo schelen. Ik
hoop alleen dat mijn leren jas het overleeft.
En? Kunnen we verder door het bos?,
vraagt Pieter-Jan.
Moeilijk. Er is veel modder en het gaat
steil omhoog. Overal hangen lage takken en staan dichte struiken. En het ligt
er ook nog eens vol gladde zerken. We zitten blijkbaar toch op een overgroeid
kerkhof.
Zie je wel, roept Maryam triomfantelijk
uit, de hemel van Zahra is een begraafplaats. Ik zei het jullie toch?
Pieter-Jan vestigt ondertussen de aandacht
op potentieel gevaar:
Euhm, voelen jullie ook geen nattigheid?
Het giet maar en het giet maar, aan dit tempo loopt deze tunnel over tien
minuten al vol.
De negen staan inderdaad al tot hun enkel
in het water. Maken dat we hier een doorgang vinden, besluit Nico.
Ja, maar als we geen doorgang vinden, als
die tunnel doodloopt, dan zijn we er wel geweest.
Dat zou pas een zieke grap zijn en een
einde in mineur. Laat ons niet langer treuzelen.
De negen trekken dieper de tunnel in. Na
een vijftal meter is er een bocht, en na de bocht is de tunnel verlicht met
toortsen. Pieter-Jan wrikt er eentje los en gaat voorop. Ondertussen reikt het
water al tot hun midden. Hun ergste vrees wordt bewaarheid als ze uiteindelijk
op een muur stoten en verder niets.
Zie je wel, we gaan hier verzuipen,
jammeren de meisjes.
We kunnen nog terug, als we snel zijn, en
de jongens waden al terug, op Pieter-Jan na, die verder trekt.
Jongens, niet zo snel, ik geloof dat we
hier de oplossing hebben
Hij wijst omhoog en de rest komt dichter.
De meisjes zijn direct in feeststemming.
Een luik, haha, we kunnen terug
Pieter-Jan geeft zijn toorts door aan
Willem.
Nu maar hopen dat dit ding open wil, het
water komt al tot onze schouders, merkt Nico op.
Randy en Pieter-Jan beginnen te draaien,
moeizaam klikt het luik open. De jongens hijsen Pieter-Jan omhoog.
Wacht, zegt Willem, kan Boelie voor de
zekerheid niet spontaan iets positiefs zeggen, gewoon voor de zekerheid.
Iedereen kijkt naar Boelie, de vraag
overvalt hem nogal.
Euhm, ik heb wel zin in een feestje
Ik heb wel zin in een feestje, herhaalt Willem,
hoe bestaat het, en dat wil dan boeken schrijven, want ja, hij zit toch zo
barstensvol fantasie
Pieter-Jan laat zich omhoog steken door het
luik.
En wat zie je? Ik hou het verdomme niet
uit van de zenuwen, zegt Maryam vol ongeduld.
Ze horen luide knallen en krimpen ineen.
Boelie en Randy trekken uit voorzorg Pieter-Jan naar beneden, waardoor ze hem
onbedoeld onderwater sleuren. Pieter-Jan spartelt zich vrij en zegt al
hoestend: Geen paniek, geen paniek, het is maar vuurwerk, laat ons gaan.
Een voor een hijsen ze zich door het gat.
Als ze om zich heen kijken, bevinden ze zich inderdaad temidden van woelig
feestgedruis. Lange rijen mensen dansen hand in hand als reuzenrupsen voorbij.
Hoog aan de hemel, boven een ver gebouw waarop hoog op het dak een vlag
wappert, is spetterend vuurwerk te zien. Ergens in de verte weerklinkt
stampende muziek van een fanfare.
Waar zijn we nu weer beland?, zucht Nico.
Yupla, feestje, roept Benjamin opgewekt
en de tengere jongeman doet een moonwalk. Een move die bepaald uit de toon valt
in vergelijking met de ander dansers, die voornamelijk wild in de ronde
huppelen.
Wat denk je, zijn we terug in de tijd
gegaan?, vraagt Pieter-Jan aan Boelie.
Geen idee. De huizen zien er niet bepaald
modern uit, maar dat zegt niets. De kledij van de vrouwen doet ook niet echt
hedendaags aan en ik zie verdacht veel mannen met een hoofddeksel. Tenzij
hoeden terug in zijn natuurlijk.
Een folkorefeest kan ook natuurlijk, zegt
Nico.
We kunnen ook gewoon vragen waar we zijn,
hé, stelt Randy licht geërgerd voor. Hij tikt een voorbijganger op de schouder
en vraagt in het Engels:
Excuse me,
sir. Could you please tell us where we are?
De man die een lange open jas draagt, leren
puntschoenen en een katoenen broek, bekijkt Randy alsof hij compleet achterlijk
is en blaft:
By the
good Lord, boy, where do you imagine you are? Youre in New Burbon, thats
where you are. Or Swampville as I like to call it. Nothing but mosquitoes, mud,
rotten heat and a bunch of stuck-up melon heads. God, damn it, even their dinks
look at you as if Bogan himself wipes their shitasses. Curse the lot of them.
And now out of my way, you simple-minded drunk, before I tie those long legs of
you into a double bow-knot around your neck and choke you to death with your own
shins. Would be a small waste to this world, boy. You can go about and bother
people with your nitwit questions in hell. Good Lord,
whats to become of this country?
De man, klein van stuk, maar met een
gedrongen karuur en een fikse tred en stevige kaakbeenderen, die kracht laten
vermoeden, loopt langs en wurmt zich door het feestvierende volk.
Owké, zegt Randy, Niet echt de
vriendelijkste kerel en een béétje breedsprakerig, maar we weten tenminste waar
we zijn.
Als je ook nog de exacte datum had
gevraagd, zou hij geloof ik echt je benen geknoopt hebben, merkt Willem op.
New Burbon, denkt Pieter-Jan luidop,
zegt mij niets, maar ze spreken hier dus Engels, dat is al iets.
Wat bedoelt die vent met een dink? Is dat
een dier?, vraagt Elke, nooit van gehoord anders.
Ik dacht dat dink een scheldwoord was voor
Vietnamezen of misschien voor Aziaten in het algemeen, verklaart Boelie, de
war freak van het gezelschap.
Eerlijk gezegd, ik weet niet hoe het met
jullie zit, maar ik heb het eigenlijk wel gehad met onze dolle avonturen. Kan
Boelie hier geen einde aan maken?, vraagt Willem.
De bende kijkt verwachtingsvol naar Boelie.
Maryam waarschuwt hem: Deze keer geen onzin hé, flap er iets uit dat ons
veilig thuisbrengt
Straks worden we nog gewoon wakker in ons
bed en is dit alles maar een droom, zegt hij spontaan én oprecht, maar er
gebeurt helemaal niets.
Het gezelschap kijkt elkaar teleurgesteld
aan.
Andere wereld, andere wetten, zo blijkt,
zegt Pieter-Jan.
Tum tum tum, reageert Boelie om het
spanningsmoment te benadrukken als in een film, maar niemand lacht en de
lotgenoten bekijken hem verwijtend.
Hey, jongens, ik heb hier niets mee te
maken hoor, deze keer, verdedigt Boelie zichzelf.
Ja, deze keer, herhaalt Maryam
sarcastisch.
Ze besluiten om de stad beter te verkennen
en volgen de massa, die duidelijk naar het centrum stroomt. Uiteindelijk staan
ze aan de rand van een overvol stadsplein. Het vuurwerk blijft maar duren en
pijl na pijl ontploft in de lucht en verspreidt kleurrijke gensters.
Leuk feestje. Ik zou iemand vragen wat de
gelegenheid is, maar wie weet krijgen we dan weer een barokke toespraak over
ons heen, zegt Pieter-Jan.
Euhm, jongens, die jongeman recht voor ons,
heeft, geloof ik, een probleem. Die twee kerels naast hem, houden hem onder
bedreiging met een mes, meldt Nico.
Pieter-Jan tikt op de schouder van de
bedreigde jongeman en valt hem om de hals.
My good friend! How are you? I havent seen you in ages?
Maryam snapt er niets
van.
Kent Pieter-Jan die
kerel?
In plaats van te
antwoorden manoeuvreren de jongens zich strategisch tussen de jongeman en zijn
belagers. De twee kerels mogen dan gewapend zijn, als ze zien dat ze in de
minderheid zijn, druipen ze meteen af.
De jongeman is
overgelukkig: Thank you, good people. Those two rogues have been harassing me for
weeks. Stupid abolitionists. Those
morons think violence is the only proper way to get rid of slavery. They know nothing about it, all they
see is the evil in it.
Die kerel doet mij
denken aan Wolverine uit X-men, fluistert Elke in Maryams oor, maar die kent
die film niet, dus de vergelijking zegt haar niets.
Any way,
sorry about my ranting about politics and such. And this in front of these two
fine ladies. I do beg your apology. Please allow me to introduce myself, my
name is Frank Bolivar Buckner.
De jongeman die gekleed
is in een jas die duidelijk aardig wat geld gekost heeft, neemt zijn hoed af en
maakt een sierlijke buiging. Daarna houdt hij zijn hoed met twee handen voor
zijn borst.
And might
I inquire as to the names of my noble saviors?
Pieter-Jan kopieert de
sierlijke buiging.
My name is
Peter John dHoneur. Pleased to meet you, sir.
I assure
you the pleasure is all mine.
Iedereen stelt zich voor
en verengelst hun naam in navolging van hun vriend. De jongeman met de donkere
bakkebaarden, heeft een lichte tred, heeft een gemiddelde lengte en is erg
slank. Zijn gezicht is gebronsd en hij heeft wat zomersproeten. Hij nodigt het
gezelschap uit bij hem thuis. De bende is akkoord en volgt.
Allow me
to remark you kind people are very strangely outfitted. Is this some kind of
Auburian dress? Your charming accent does give you away.
De negen geven zo weinig
mogelijk gerichte antwoorden en volgen hun gastheer door de smalle straatjes
die nog steeds propvol feestvierders zitten. Uiteindelijk komen ze in een veel
mooiere wijk, waar geen kleine stulpjes staan, maar grote herenhuizen met
prachtige gevels.
Here we
are. This is my main dwelling-place, so to speak, during my stays here in New Burbon. Its
called Beauregard. Youll find it has everything to ensure you a most
comfortable stay. Do excuse myboldness,
but I hope you will kindly accept my invitation to stay with me, at least till
tomorrow. I must insist. Any luggage or commodities you need shall be sent for. I take it you
are staying in some sort of hostel? Dont think me immodest, but when I think of
the putrid stench of those dives, which in truth they are, you will be most
relieved to move to these more proper quarters.
Geen van de negen heeft
ook maar het minste bezwaar en de bende neemt hun intrek in Beauregard, een
poepsjieke kast van een huis, in de woorden van Boelie.
In de hal, verlaat de
jongeman hen, hij laat hen tijd om zich even te verfrissen. My servants will show you to your
rooms. We will meet each other shortly. I believe a late night dinner wouldnt
hurt nobody.
Met een korte buiging
verdwijnt de gastheer. De negen krijgen een hele gang aan slaapkamers ter beschikking gesteld. Is dit
nu een hotel of een huis?, vragen ze zich verbaasd af.
Met zn allen komen ze
samen in één kamer, nadat de meisjes als eerste de badkamer zijn ingedoken.
Opgefrist, zitten ze gezellig samen op één king-size bed. Dieter weet de nieuwe
luxe wel te appreciëren
Beestig, dit bed is
groter dan mijn slaapkamer thuis
Benjamin vraagt zich af
of ze ooit nog thuis komen.
Ja, hoe gaat het nu
verder?, vraagt Willem.
Maryam trekt haar
schouders op.
Chenan naboud wa Chenin
nis nagahad mand
Boelie gaat mee in haar
gedachte.
Vjso titsjot.
Wat?, vraagt de rest.
Benjamin vertaalt de Russische uitspraak van Boelie: panta rei, alles
stroomt.
Dat bedoel ik ja, zegt
Maryam: Zo was het vroeger niet en zoals het vandaag is, zal het niet eeuwig
blijven.
Beneden klingelt een bel
en een wat vermoedelijk een huisslaaf is roept: Ladies and gentlemen, dinner is
served.
De bende daalt de trap af
naar beneden.
Que sera, sera,
parafraseert Pieter-Jan, recent omgedoopt tot Peter John.
Amen,
reageert William Bill Cleburne,
alias Boelie.
Muron Nightingale, alias
Maryam, vraagt:
Voelen jullie ook zon
aanhoudend warm gevoel in jullie buik?
Desmond Brady, alias
Dieter, flapt er uit:
Dat is de belofte van
morgen die brandt in elk van ons.
Even is het stil, daarna
schateren ze het allemaal uit.
Boelie, klopt op zijn
rug: Beestig, de max.
De negen schuiven samen
met hun charmante gastheer de voeten onder tafel. Stuk voor stuk in de ban van
nieuwe indrukken. Als hun gastheer het glas heft en ze diep in elkaars ogen
kijken als ze klinken, beseffen ze het. Terwijl de gastheer hen trakteert op een lange uiteenzetting over zijn familiegeschiedenis, vinden ze voor een moment eindelijk rust, na hun lange tocht. Hun hele omgeving lijkt het te fluisteren, de kristallen glazen, de grote massieve kandelaars, de loodzware houten stoelen, de porseleinen borden, zelfs de dienaren in hun vlekkeloze uniformen met hun neutrale gelaatsuitdrukkingen, dwingen hen tot besef en bannen tijdelijk alle vragen uit.
Dit zijn de meest
opzwepende dagen van hun leven en in plaats van zich vragen te stellen, moeten
ze er met volle teugen van genieten, want in het leven, waar dan ook, telt
enkel het kortste woord met de grootste geladenheid.
Onderweg vragen ze zich af wat ze te zien zullen krijgen. Ze
zijn het over eens dat ze enkel Jelle zullen zien, die worstelt met zijn
onzichtbare demonen. Maar als ze aankomen bij de kloof, blijkt dat ze het
helemaal mis hadden.
Ze krijgen wel degelijk iets te zien. Wie is dat nou? Maar
lijkt die nou niet op dat ene meisje uit die filmbeelden? Ja, toch?, roept Maryam
vol verwondering uit.
De rest zwijgt en kijkt. Een meisje, een knappe
verschijning, van naar schattig 20 jaar, staat voor een spiegel. Ze is gekleed
in een badkamerjas en ze is blootsvoets. Achter haar loopt een bad vol water.
O nee, toch niet weer, dit wil ik niet zien, zegt Maryam
en ze wendt even haar blik af, maar kan dan toch niet laten om verder te
kijken.
Uit een hoek verschijnt opeens Jelle, die naast het meisje
komt te staan. Samen kijken ze in de spiegel. Het meisje ziet er niet echt
gelukkig uit. Jelle kijkt met grote ogen in de spiegel.
Net een junk die zijn shot gaat krijgen, zegt Boelie.
Hun vriend strijkt met zijn hand langs de schouder van het
meisje, omhoog langs haar wang, zo langs haar lippen en knijpt uiteindelijk
plagend in haar neus. Het meisje reageert echter op geen enkele manier. Jelle
gaat achter haar staan, plakt zijn wang tegen de hare en kust haar. Het meisje
lijkt wel versteend. Jelle negeert haar apathische houding en trekt een speld
uit haar dot, zodat haar haren los over haar rug vallen. Daarna leidt hij haar
naar het bad en het meisje volgt gedwee. Ze stapt in het bad, Jelle draait de
kraan dicht en hurkt naast de kuip. Met een spons glijdt hij over haar borsten,
zo omlaag tot die tussen haar benen verdwijnt. Voor het eerst reageert het meisje,
ze klemt haar dijen plots tegen elkaar, water spat op. Maar als Jelle zijn hand
hoog heft, duidelijk klaar om haar een klap te geven, ontspant ze.
Dit ziet er echt bizar uit, zegt Maryam bezorgd.
Ja, dit zaakje stinkt wel, bevestigt Pieter-Jan.
Boelie raapt stenen. Maryam vraagt wat hij doet. Als dat
vies ventje te ver gaat, krijgt hij die naar zijn hoofd.
Vies ventje? Je kent de situatie niet hé, en trouwens het
is Jelle. Dit ziet er misschien gewoon heel fout uit, zegt Nico.
Hoezo, het is Jelle? En wat dan nog? Wat weten we
uiteindelijk van die kerel? Dat hij doctoreert, ja, en een vreemd verhaal over
postbode spelen in een fictieve wereld, zegt Boelie die een scherpe steen aan
een onderzoek onderwerpt.
Fictief, kan je moeilijk zeggen, werpt Willem tegen, voor
elk van ons was dit alles hoe onwerkelijk ook, maar al te echt, geeft toe.
Ook een steen tegen je appel hebben?, reageert Boelie.
Maryam onderbreekt:
Wat doen we aan de situatie hier, jongens, geef mij daar
liever antwoord op.
Als het te ver gaat, grijpen we in, zegt Pieter-Jan
beslist.
En wanneer is dat?, vraagt Maryam.
Now would be the right time, komt meteen het antwoord uit
Pieter-Jans mond.
Jelle is terug gaan staan, heeft het hoofd van het meisje in
zijn beide handen genomen en dwingt haar zo naar zijn kruis. Het meisje
schreeuwt en weent hartverscheurend.
Boelie vuurt zijn lading stenen af, ook de andere jongens,
zelfs Maryam grijpen naar projectielen om te gooien.
Pieter-Jan roept bevelend met een echte donderstem: Kerel,
handen thuis. Nu!
VOORLAATSTE DEEL VAN DEEL 1: Maryam kruist de mentale degens met zichzelf
Het meisje stapt in de cabine. Ze verwacht zich aan een
kleine ruimte, maar ze bevindt zich vlak voor de deuren van een groot
auditorium. Verrast en nieuwsgierig gaat ze naar binnen. De studenten zitten,
met pen en cursusblok in de aanslag en kwetteren door elkaar, de prof moet nog
komen. Uit gewoonte neemt Maryam plaats aan een bankje, ze is verward, vergeet
hoe ze hier terechtkomt en denkt dat ze echt les heeft. Paniek als ze beseft
dat ze helemaal geen cursus bij heeft en ook niets om te noteren.
Als ze zit, blijkt dat ze omringd is door vrouwen, van links
en rechts schieten pijnlijk misprijzende blikken haar richting uit. Een meisje
voor haar zegt express luid: Ayineh is met stip het mooiste meisje van ons jaar.
Veel mooier dan al de rest. Ayineh en Maryam lijken op elkaar ze zijn de
enige twee Iraanse meisjes in hun jaar -, dus die opmerking kan ze enkel
interpreteren als een lelijke sneer.
De drie meisjes die vlak voor Maryam zitten, komen haar
bekend voor, maar ze kan hen niet echt plaatsen. Waren dat vroeger niet haar
vriendinnen? Waarom doen ze nu dan zo gemeen? Het drietal weet dat Maryam hen
hoort en gadeslaat, hun gesprek is dan ook geconstrueerd om Maryam te pesten.
Wat hebben die drie tegen haar? Maryam voelt zich helemaal niet op haar gemak,
voelt zich als kneedbare was, overgeleverd aan beulen.
Maryam, ken jij die?
Nee, nooit van gehoord. Moet ik die kennen?
Wacht, is dat geen jaargenote? Zon omhooggevallen trien?
Ik denk het wel. Zon compleet over het paard getild wicht. Die ons véél te
minnetjes vindt.
Ja, nu je het zegt. Zon arrogante tik, dat doet wel een
belletje rinkelen.
Het lichtontvlambare Perzische meisje is nu zeker dat ze met
gewezen vriendinnen te maken heeft. Ze kan nog steeds niet op hun namen komen, maar
ze heeft ze ooit gekend, dat voelt ze. Maryam wil hun gezwets dan ook niet over
zich heen laten gaan. Een stem in haar hoofd zegt dat dit niet echt is, dat ze
zich bijgevolg ook niet hoeft te houden aan conventies. Ze voelt opnieuw kracht
door zich stromen en dus ze staat op en schreeuwt ze. Terwijl ze zich kwaad
maakt, herinnert ze zich steeds meer:
Jullie zijn arrogant, jullie zijn gemeen! Jullie maken
jullie eigen veilige burcht, maar dat is in werkelijkheid een dorre gevangenis!
Jullie gaan enkel om met een select kringetje mensen en bekritiseren al de
rest! Hyperonzeker zijn jullie en jullie zijn jaloers op mij, omdat ik
openbloei in tegenstelling tot jullie. Jullie hebben mij jaar na jaar besmet
met jullie stompzinnige sociale paranoia. En ik besefte net op tijd dat ik
verdronk in jullie bekrompen wereldje. Jullie studeren geneeskunde, maar jullie
hebben het helemaal nooit over geneeskundige themas, jullie roddelen alleen en
jullie vergelijken jullie voortdurend met iedereen. Fletse zeepbellen zijn
jullie, jullie vermijden zo hardnekkig elk risico op gezichtsverlies dat jullie
gestopt zijn met leven. Wat zeg ik? Jullie zijn nog nooit begonnen met leven!
Haar tirade heeft weinig succes. De meisjes gaan gewoon
lekker verder:
Zie je wel. Hoog in haar bol, heeft ze het. Zo arrogant. En
op basis van wat? Ze epileert geeneens haar armen en als ze twee keer op een
jaar haar benen doet, zal het veel zijn.
Maryam is dan ook een intellectueel type, hé. Die staat
daar boven. En dus laat ze haar benen ongeschoren, gewoon om te tonen dat ze zo
veel beter is dan ons. NOT!
Sinds ze actief is in het studentenleven waant ze zich
prima ballerina numero uno.
Maryam stelt tot haar schrik vast dat haar opponenten niet
meer met drie zijn, maar met tientallen. Ze zit niet meer, maar staat beneden
aan het bord en alle omstanders scanderen:
arro-gant, arro-gant, arro-gant, terwijl ze ritmisch in
hun handen klappen.
Een prof in operatiekleren, haarnetje inbegrepen, zweeft
boven hun hoofden en fluistert dreigend:
Ik ga jou buizen, ik ga jou keihard buizen, ik zou jou
zelfs niet vertrouwen met een schaafwond.
Maryam draait rond en rond, op zoek naar een uitweg, een
steunpunt, een reddende hand. Het geschreeuw is zo luid en zo monotoon dat ze
verdoofd raakt. Dan beseft ze dat ze zich moet vermannen. Dat dit niet echt is.
Ik ben verdomme sterker dan dit. Dit is onzin. Ik heb mij
losgemaakt van mijn vroegere vriendinnen die inderdaad een negatief effect
hadden op mij. Ze voedden hun ego door mijn zelfvertrouwen te ondergraven en
mijn eigenwaarde te draineren. Maar het gaat goed met me, dat is voorbij. En
mijn studies? Rustig blijven, ik zit in mijn vierde jaar, ik geef nu niet op,
ik geef nooit op.
Even is het zwart voor Maryams ogen. Dan staat ze plots voor
een spiegel. Ze ziet zichzelf en beseft dat ze werkelijk mooi is, echt mooi. Ze
wrijft over de dijen die haar Boelie zo moordend sexy vindt en voelt ze zich
helemaal goed in haar vel. Maar dan valt haar blik op haar neus. Er is niets
mis met haar neus, maar is die nu niet gegroeid? Ja, ze is zeker, haar neus is
groter geworden. En, maar, haar neus groeit nog en nog. Haar neus zwelt tot een
gigantisch ding en ze voelt zich licht worden. Haar neus zwelt en zwelt en ze
zweeft weg, gedragen door haar volgelopen neus. In de lucht draait ze
ondersteboven, haar blik valt op de rest van haar lichaam. Niet alleen haar
neus, maar elk lichaamsdeel is een enorme ballon geworden. Beneden op de grond
staan oude mannen en vrouwen gewapend met naalden die die springen om haar lek
te kunnen prikken. Gelukkig hangt ze veel te hoog. Dus ze lacht hen uit. Maar
dan komen er opeens valken aangevlogen. Valken met gesluierde vrouwenhoofden
die het op haar gemunt hebben. Doodsbang is ze. Hey, maar, wacht eens, dat kan toch
allemaal niet? Nee, zeker weten. Dit is niet echt. Ze herwint haar normale
proporties en valt.
Ze staat beneden aan een trap, het is donker, maar van boven
aan de trap komt een flauw lichtschijnsel. Trede voor trede gaat ze omhoog tot
ze bij een deur komt, die op een kier staat. Typisch voor een boze droom,zegt
ze tegen zichzelf. Maar eens voorbij de deur, verliest ze opnieuw haar
realiteitsbesef.
Maryam bevindt zich in een slaapkamer, in het bed voor haar
ligt Boelie met een naakte blondine, ze bedrijven passioneel de liefde. Maryam
sterft inwendig duizend doden, alsof haar hart een clusterbom is die tot
ontploffing komt, vol ze een diepe pijn die uitdeint en haar omvat, tot ze
enkel nog dat ene gevoel is: pijn. Haar geloof in goedheid, haar liefde voor
het leven is nu als kristal dat uiteenspat, reddeloos verloren.
Maar dan herinnert ze zich een flard van een zin. Was het
Pieter-Jan die dat zei? Ja, zeker weten, ja, nee, echt, dat was het. Dit is
niet echt! Trouwens, Boelie valt helemaal niet op blondines. En dit exemplaar
lijkt dan nog Belgisch. Boelie zegt toch altijd: Once you go Persian, you
never go Belgian.
Nee, dit is onzin, beseft ze en hop, weg is het beeld. Er
volgt een witte flits die van binnenuit lijkt te komen, een vonk diep in haar
keel, nee niet echt haar keel, maar ze kan het anders niet beschrijven. Ze
voelt een volheid die ze nog niet eerder voelde, tenzij misschien tijdens seks.
Alles is goed, alles is goed, zo voelt het. Een weldadige stroom van perfecte
harmonie. Heerlijk.
Maar dan voelt ze zich opeens als wegstromend badwater. Het
water wil in de kuip blijven, maar kan het niet. Maryam opent de ogen en ligt
rillend op de vloer van de cabine. Ze moet straks het stenen pad volgen, anders
komt er geen lift voor Jelle. Zei dat nou iemand? Of beseft ze dat gewoon? Boelie,
ze wil Boelie zien. Boelie die haar helemaal niet bedriegt en helemaal haar
Boelie is.
De cabine komt met een schok in beweging. Maryam komt
overeind. Het is net of de verf is gevlucht uit een schilderij en weer
terugkomt. Het landschap voor haar krijgt geleidelijk terug kleur. Als de
cabine bij de rand komt, stapt het meisje uit en de cabine rolt er vandoor. Maryam
stelt verwonderd vast dat de cabine helemaal leeg is. Kale wanden, kale vloer,
geen enkel voorwerp te bespeuren. Ze vraagt zich af of er tijdens haar overzet
ook allerlei spullen in de diepte zijn geslingerd. Of er muziek was, kan ze
zich niet herinneren. Het kan wel.
Maryam speurt naar Jelle, maar die zit nog steeds in het
gras. Ze roept hem, maar hij reageert niet. Ze schreeuwt dat hij moet beseffen
dat het allemaal niet echt is. Als ze meent dat hij kort ja heeft geknikt,
stapt ze richting de bomen waartussen alle anderen zijn verdwenen. Een korte
wandeling over een stenen pad brengt haar tot de anderen, die samen in een
kring zitten en hun ervaringen uitwisselen. Boelie en zij vliegen in elkaars
armen. Ik zag dat je mij bedroog, zegt zij. En ik zag dat je verhongerde en
verging van kou, omdat ik niet voor ons kon zorgen. Verschrikkelijk.
De twee knuffelen en kussen een hele tijd door. Tot Maryam
aan de anderen vraagt:
Gaat het wat met jullie? Jullie zijn zo stil.
Ja, logisch toch? Wat had je dan gedacht, na zoiets,
antwoordt Randy.
Bleek jullie cabine uiteindelijk ook gewoon leeg te zijn?,
vraagt Maryam.
Iedereen bevestigt.
Boelie heeft een idee. We mochten niet blijven kijken, want
anders kwam er geen cabine, juist?
Waar wil je naar toe?, vraagt Nico die het al geraden
heeft.
Ondertussen is Jelle vast al vertrokken. Ik wil wel eens
weten of wij hetzelfde zien als wat Jelle te zien krijgt.
Waarschijnlijk niet, hé, zegt Randy, het zijn waanbeelden
Dan zijn het maar waanbeelden. We kunnen dan toch zien hoe
Jelle reageert? Ligt die gewoon op de grond nu, of reageert hij op wat denkt
dat er is?
Ik ben voor, zegt Pieter-Jan, lets go
Iedereen volgt, behalve Randy. Die vindt de overzet een
persoonlijke ervaring. Stel voyeurs, zegt hij half bedoeld als grap, half
gemeend.
De acht glimlachen schuldbewust, maar gaan toch terug om een
kijkje te nemen.
De cabine vertrekt met Randy aan
boord, maar komt maar met horten en stoten op gang. Het duurt dubbel zo lang
vooraleer ze terug netjes halverwege de kloof blijft hangen. Nico heeft zichtbaar medelijden met
zijn vriend. Als we inderdaad met opdrachtgevers te maken hebben, zijn het
smeerlappen.
Maryam schrikt van de plotse woede
van de anders zo kalme Nico. Wat is er wel zo erg?
Randy stottert.
O daarom, zegt Maryam en ze geeft
Nico een troostende aai.
Zware metalmuziek weerklinkt, maar
gemengd met muziek uit Disneyfilms. Zes paar ogen richten zich vragend naar
Nico.
Nee, Randy luistert zeker niet
naar Disneymuziek, metal wel, maar geen Disney.
Er volgt luid schaterlachen van
heel veel kinderen. Nico heeft het er moeilijk mee en wordt bozer met de
seconde. Randy is als kind vaak gepest geweest.
De zeven weten nu zeker dat het geen
spelletje is. Hun zin om aan de beurt te komen is niet bijster groot meer. Maryam
zegt zenuwachtig: Ik wou dat ik het al achter de rug had.
Wat voor Randy naar alle
waarschijnlijkheid een zware beproeving is, gaat een tiental minuten door.
Voorover gebogen, met zijn handen stijf in de zakken van zijn lange jas, staat
hij na afloop aan de rand.
Hij zal toch niet .?, vraagt
Maryam verschrikt.
Nee, wees gerust. Dat is niets
voor Randy, stelt Nico haar gerust. Hij roept naar zijn vriend en vraagt of
alles ok is. Randy roept dat het wel gaat, dat Pieter-Jan gelijk heeft. Daarna
moet ook hij weg.
Maar waar gaan die toch heen?,
wil Maryam weten. Ik kan niet meer tegen al die geheimzinnig gedoe. Ik krijg
er pijn van in mijn buik.
De beurt is aan Nico. Uit zijn
cabine regent het dameslingerie en dat is het zo wat.
Dat viel wel mee zeker?, roept
Maryam, die een prikkende keel heeft, van al het roepen. Wij zagen gewoon
lingerie vallen.
Ja, gaat wel. Maar er was toch
meer aan de hand dan dat.
Wat dan?
Te lang om uit te leggen.
Hij zwaait en gaat door.
Daarna komen achtereenvolgens
Dieter en Elke aan de beurt. Bij Dieter regent het onder andere kleurpotloden,
plastic babypoppen, oude computers en donzen veertjes. De overblijvers horen
flamencogitaar, maar doorspekt met valse tonen.
Het was toch net iets minder,
zegt hij als de cabine hem dropt. Elke zegt zelfs helemaal niets als ze buiten
komt, ze wandelt gewoon weg zonder om te kijken. Tijdens haar overzet vielen
dan ook bebloede tijgervellen en slagtanden van olifanten in een niet aflatende
stroom naar beneden. Maryam roept luid om te vragen of het gaat met haar. Maar
Maryams stem slaat over en weigert verder dienst. Elke beent weg en daar
is de volgende cabine al. Benjamins overzet is vrij rustig, tenminste van buitenaf gezien. Er vallen grote rode cijfers uit cabine, koekjes, massa's koekjes met uiteindelijk een lopende band. Ook hij wandelt bij aankomst gewoon verder zonder de achterblijvers aan te kijken.
Ik moet nog en ik ben nu al doodop,
zegt Willem met een zucht. Jelle en Maryam bevestigen dat het wachten echt slopend
is. Ze wensen hem veel succes. Niet plooien, man. Kop op.
'Op basis van de kleur van je cabine, zou ik wel een bord in mijn broek stoppen.', zegt Maryam als ze de roze cabine ziet naderen.
Willem vertrekt. Uit zijn cabine
vallen marmeren beelden van literaire giganten.
Dat hadden we kunnen voorzien,
zegt Mayram, een beetje teleurgesteld. Het had een beetje spannender gemogen. Saaie
Willem, zegt ze voor de grap.
Wacht toch nog iets leuks, Jelle, luister!
De beelden blijken ruzie te maken
over wie het meeste succes heeft gekend. Ja, maar hoe bepalen we dat dan?
Succes kan je niet zo maar in een cijfer gieten!
Een ander roept: Als je tot de
literaire canon behoort, heb je het gemaakt. Dat is het hoogste.
Nog een andere snuift
verontwaardigd: Pff, wat heb daar aan als niemand je leest? Of als ze kinderen
op school verplichten om je te lezen? Haten doen ze je!
Een Nobelprijs winnen, dat is wat
het hem doet, schreeuwt een volgend beeld.
Weer een nieuw beeld wil het
diplomatisch aanpakken en stelt een soort puntensysteem voor. De vorige is niet
akkoord. Hoeveel punten krijg je dan voor een Nobelprijs?
Maryam vindt het wel entertainend. Grappig
he?, richt ze zich tot Jelle.
Jelle reageert niet. Hij heeft zich
op de grond gezet en trekt doelloos grassprietjes uit.
Hey, wat scheelt er?
Ik weet het niet. Ik ben er niet
gerust in.
Je hebt de anderen toch gezien? Zo
erg is het allemaal niet. Akkoord, ik snap wel wat je bedoelt, je krijgt niet
zon fijne dingen te zien. Maar dat gaat voorbij. Daarna zijn we weer verenigd
en wie weet wat er dan komt?, zegt Maryam bemoedigend.
Door hun gesprek hebben ze niet
gemerkt dat Willem al aan de overkant is, ze zien hem nog net wegstappen.
Daar komt de mijne!, roept Maryam
opgelucht uit.
DEEL 39: Schaakborden, neurologie en andere ambities
De cabine stopt bij de overkant en gaat langzaam terug
opzij. In de verte is een stipje vaag te herkennen als Boelie. De jongeman die
eeuwig gekleed gaat in een leren jekker met daaronder meestal een rood T-shirt,
wuift flauw met zijn hand en haalt zijn schouders op.
Gaat het Boelie?, roept Maryam over de kloof heen.
Haar vriend doet teken dat ze zich maar geen zorgen moet
maken.
Wat is er allemaal gebeurd?, roept ze nog.
Boelie roept terug dat hij niet kan blijven staan. Dat er
anders geen andere cabine komt. Maryam wil eerst zeker weten dat alles in orde
is met hem. Boelie bevestigt nog eens en gaat door. Zijn vriendin is niet echt
overtuigd en blijft zich zorgen maken.
Boelie wandelt weg en verdwijnt uit het zicht achter bomen.
De negen overblijvers horen het piepende geluid van een nieuwe cabine die aan
komt rollen. Pieter-Jan merkt nog op: Vinden jullie ook niet dat Boelie stapt
als een tinnen soldaatje dat je kunt opwinden?
Boelie moet je niet opwinden, die is zo al opgewonden
genoeg, grapt Maryam. Maar ik maak mij nu wel zorgen.
Ah, ik ben aan de beurt, zegt Pieter-Jan.
Wees voorzichtig, maant Maryam hem aan. En kun je daarna
snel Boelie zoeken? Ik wil niet dat hij nu alleen is.
Pieter-Jan tuit instemmend zijn lippen en knikt. Ja, ça va.
We zien elkaar straks, antwoordt hij met rustig zelfvertrouwen.
De grasgroene kamer die met wieltjes over de kabels rijdt,
vertrekt van zodra de jongeman aan boord is.
Blijkbaar verloopt zon overzet volgens een vast stramien,
stelt Willem vast.
Opnieuw weerklinkt schijnbaar uit het niets muziek. Deze
keer horen ze Tom Waits, afgewisseld met jazzimprovisaties.
Dat swingt wel, zeggen Willem en Jelle.
Och, zucht Maryam, Jazz is voor mensen die denken dat ze
verfijndere smaak hebben dan de rest.
Jelle en Willem houden hun ogen gericht op de cabine en
protesteren zonder veel animo. Maryam wil er verder niet op in gaan.
Uit de cabine regenen fototoestellen en cameras, met
daartussenin massas losse blaadjes papier. Dat zijn onze slides van
hematologie, zegt Maryam verbaasd. Hilarisch gewoon. Ik begin te denken dat
iemand ons fameus beet wil nemen.
Die slides, ok. Maar wat is er met
die cameras?, wil Nico graag weten.
O, Pieter-Jan heeft een tijdje van
een internetwinkel gedroomd, maar dat is uiteindelijk niet echt iets geworden,
verklaart Maryam.
Een internetwinkel?, vraagt
Randy.
Ja, electronic prince, weet
Willem.
Pieter-Jan ziet er waarschijnlijk
wel de humor van in, zegt Maryam, duidelijk opgelucht.
Als uit een gigantische vierkanten
printer, komt ook nu een foto uit de cabine gedwarreld.
En wie is dat meisje?, vraagt
Nico.
Zijn halfzusje, zegt Maryam Ok,
dat zal hij misschien niet fijn vinden.
We weten natuurlijk niet wat er
met de persoon in de cabine zelf gebeurt, zegt Randy.
De rest reageert niet, dus hij gaat
verder: Nee, maar serieus, het kan toch zijn dat Pieter-Jan zelf iets helemaal
anders te zien krijgt? Als iedereen blijft zwijgen zegt hij, overtuigd dat hij
een dwaasheid verkondigt: Ja, ik weet het ook niet hé.
Uit de cabine stijgt opeens een
enorme raket op, met als opschrift op de zijkant: Quo non asendam?
What the fuck!?, roept Nico half lachend uit.
Tot waar zou ik niet opklimmen?,
vertaalt Willem plechtig.
De max, zegt Dieter.
Het ruimtetuig stijgt fier op en
uit onzichtbare speakers weerklinkt Also sprach Zarathustra, van Strauss. Net
voor de raket op snelheid komt, begint ze echter te tollen en duikt ze langzaam
maar zeker de diepte in, zodat ze kapot knalt tegen de wand van de kloof. De
acht horen Like a rolling stone van Bob Dylan als soundtrack bij de scène.
Symbolische shit allemaal, zegt Willem.
De rest kijkt verbaasd. Schuttingstaal, hoe gematigd ook, zijn ze niet van hem
gewend. Het is een tijd stil. Geruisloos valt er nog een gitaar uit de cabine, gevolgd
door een witte jas, een stethoscoop, een voetbal, schaakborden,
fitnesstoestellen en het vreemdst van al: een zitbankje aan een parachute.
Op het zitbankje zitten drie oude
mannen, ze zijn gekleed in een grijs of bruin kostuum en lezen in een krant of
een boek. Het drietal blijft rustig zitten, in het geheel niet verstoord door
hun val. Als de acht hun langzame tocht in de diepte richting het zwarte niets
gade slaan, blikken ze even omhoog en glimlachen ze. Een van de grijsaards
steekt zelfs plagerig zijn tong uit, terwijl de man naast hem roept vol
bewondering: Zon knappe kop die Pieter-Jan. Zeg, wist je dat hij ook Frans
spreekt?
Ok, nu ben ik niet meer mee,
bekent Maryam.
Willem deelt mee wat hij er van
weet: Deze heb ik ook niet echt begrepen. Ik weet wel dat Pieter-Jan soms uit
eten gaat met gepensioneerde intellectuelen, maar ik weet niet zeker wat ze
bedoelen
Wie zijn ze?, vraagt Nico. Die
oude venten?
O geen idee, ik dacht aan de
opdrachtgevers waar de chauffeur het over had, antwoordt Willem.
Dus je denkt dat iemand dit gewoon
voor ons orkestreert?, vraagt Nico verder.
Geen idee eigenlijk.
Het duurt wel erg lang, zegt
Maryam. Ik wil weten wat er gebeurt als je in de cabine bent.
Er valt nog een grote sofa van
zeker wel tien meter lang uit de cabine, met daarop een hele reeks jonge
mensen, die achter elkaar liggen. Ze praten maar raak en lijken zich niet
bewust van elkaar en ze beseffen al evenmin dat ze vallen.
De acht vangen woorden op als angst,
psychose, onzekerheid, ego, gekwetst, zelfsabotage, zelfmoord, projectie,
desillusie en vooral ik, ik, ik, ik.
Uiteindelijk zegt Willem: Pieter-Jans
sessie zit er ook op. De cabine komt in beweging.
De jongeman verschijnt net als
Boelie ongedeerd aan de overkant. Hij richt zicht onmiddellijk tot de
achterblijvers en schreeuwt:
Dit is niet echt. Laat jullie
niets wijsmaken. Laat het gewoon over je heen gaan. Neem afstand en kijk naar
jezelf als een buitenstaander. Wees voor jezelf zo mild als je voor een ander
bent.
Hij herhaalt het tot hij zeker is
dat ze hem duidelijk gehoord hebben en gaat dan ook weg.
Links in de verte verschijnt een
nieuwe lift. Diep blauw als van de zee.
Dieter geeft een goed bedoelde mep
op Randys schouders zegt: Youre up, mate. Succes.
Boelie stelt zich recht, maar Maryam springt rond zijn hals.
Ze wil liever niet dat hij gaat.
Die rode cabine met de zeegroene deur is zeker voor mij
bedoeld
Ik vertrouw het echt niet, reageert zij.
Boelie kust haar en strijkt liefkozend door haar krullen. We
zien elkaar aan de overkant, zegt hij.
De rest houdt de adem in als hij zijn sleutel in het slot
draait. Tot straks, zegt hij als hij het deurtje achter zich dicht trekt.
Van zodra de deur gesloten is, zet de cabine zich in gang.
Tot ze halverwege de kloof is en plots blijft steken.
Maryam wordt bijna gek door de zenuwen. Kunnen we niet iets
doen?, vraagt ze, hoewel ze het antwoord ook zo wel kent.
De anderen kijken elkaar aan. Maar maar ja, wat dan? We
kunnen enkel afwachten nu, zegt Randy.
Horen jullie dat ook?, vraagt Nico.
Doet mij denken aan een soort aanvalsgehuil, zegt Jelle.
Ze horen inderdaad scherpe kreten. Ligt het aan mij of hoor
ik het gedreun van paardenhoeven?, vraagt Willem zich af.
Even later weerklinkt vanuit de cabine het nummer Leader of
the pack, van The Shangri-las.
Maryam wordt echt ongerust. O nee, dat is het nummer dat
zijn vader toen Boelie nog heel klein was, steeds voor hem speelde. Ik ben echt
bang dat hij domme dingen doet, als hij zon dingen op zijn boterham krijgt.
Wat zou er dan kunnen gebeuren?, vraagt Jelle.
Niet vergeten dat de voorkant van de cabine open is. Ik
denk dat Maryam bang is dat Boelie springt. Volgens mij wel ten onrechte. Wat
er zich in die cabine ook afspeelt, ik denk dat Boelie het wel een plaats weet
te geven.
Ik hoop het echt, zegt Maryam. Hij spiegelt zich zo aan
zijn vader.
De negen overblijvers kijken pas echt bezorgd als uit de
cabine een sliert antieke krijgers komt geregend met hier en daar zelfs een
gepantserde strijdolifant.
What the fuck!, roept Nico uit.
Ai nee, zegt Maryam. Ik snap al wat hier gaande is. Je
krijgt alles wat je raakt in één keer over je heen.
Wat is dit dan?, vraagt Benjamin. Ik snap er echt niets
van.
Boelie is licht geobsedeerd door de tweede Punische oorlog,
als dat je nog iets zegt.
Hannibal? Carthago versus Rome?, vraagt Pieter-Jan.
Ja, ik weet dat Boelie enorm sympathiseert met Hannibal en
met een soort masochistisch genoegen maar boeken bleef lezen over die oorlog.
Ja, nu je het zegt. Zijn kamer hing zo wat vol met prenten
over die periode, mijmert Pieter-Jan. Wat denk je? Wrijven ze er de nederlaag
van Hannibal nog eens goed in?
'Ik veronderstel dat Boelie vooral worstelde met het feit dat een militair genie als Hannibal toch ten onder gaat door een flagrant gebrek aan steun vanwege zijn regering? Dat lijkt mij wel iets waar een persoonlijkheid als die van Boelie zich graag mee vergelijkt', gaat Pieter-Jan verder.
'Doe mijn Boelie niet af als een soort egomaan, ok? Hij heeft al zo'n kwetsbaar ego', zegt Maryam kwaad.
'Een kwetsbaar ego is natuurlijk de conditio sine qua non om een egomaan te worden. Trouwens, ik verwijt Boelie niets, hoor. Ik stel gewoon vast.'
Maryam is te bezorgd om er verder op in te gaan.
Misschien een raad voor wie straks aan de beurt is. Wat je
in die cabine ziet, is het product van je eigen fantasie. Dat ben ik zeker,
zegt Randy.
De regen aan Carthaagse troepen stokt en in de plaats vallen
turntoestellen naar beneden. Maryams buik ligt overhoop. Boelie zei wel eens
dat de lessen lichamelijke opvoeding vroeger rampzalig waren voor zijn
zelfvertrouwen.
Boelie en zelfvertrouwen. Het is een teer punt natuurlijk,
zegt Pieter-Jan bezorgd.
Auwch, auwch, auwch, die gaat hij ook niet appreciëren
Uit de cabine dwarrelt een grote foto van zeker wel 5 m² met
daarop de twaalfjarige Boelie, een prille tiener met aardig wat overgewicht.
Maryam verklaart die voor de anderen: Boelie was als kind
nogal mollig en daar heeft hij erg zwaar aan getild.
Er volgen nog tal van geluiden die de bende niet met
zekerheid kan plaatsen. Pieter-Jan bedenkt dat iedereen echt wel verplicht is
om zon cabine te nemen. Anders zit Boelie als enige aan de overkant.
Na nog een kakofonie aan bizarre geluiden, is het een hele
tijd stil en valt er ook niets meer te zien. De negen bijten bijna collectief
hun nagels aan stukken. Opluchting alom als de cabine weer in beweging komt.
Oef, zegt Pieter-Jan. Dat hebben we dan ook weer gehad.
Ik zal maar gerust zijn als ik mijn Boelie levend en wel
aan de overkant zie, zucht Maryam terwijl ze van de zenuwen op haar haren
bijt.