Inhoud blog
  • Overlijden Robert De Telder
  • Corona
  • Chronologische schema's - afbeeldingen - vanaf de Grote Vloed tot de Spraakverwarring
  • Joeja
  • De eerste drieduizend jaar, hoofdstuk 1
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    KRONOS
    chronologie - archeologie - oudheid
    21-01-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1945/2020, 75 JAAR BEVRIJDING VAN AUSCHWITZ
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Deze maand gedenken we dat het vijfenzeventig jaar geleden is dat het Russische leger Auschwitz bevrijde . Hierna een citaat uit mijn nog altijd actuele boek DE TWEEDE WERELDOORLOG DOOR DE OGEN VAN EEN NEUTRALE BELG, 2007.

     

    Citaat: Op 26 januari 1945 werd Auschwitz door de Russen bevrijd. De wereld, werd nu getuige van de vernietigingsindustrie van de nazi's. In de doodsindustrie van Auschwitz kwamen naar schatting 2.5 miljoen mensen om het leven. Onder de kundige leiding van de kampcommandant Rudolf Höss werd de vernietiging van mensenlevens een ware industrie. Op het laatst hadden de vijf crematoria een dag-capaciteit van 4756 (HORIZON BBC 1994, Producer Isabelle Rosin, Editor Jana Bennett) personen. Deze cijfers tonen aan hoe bijvoorbeeld in 1944 vijfhonderdduizend Hongaarse Joden op enkele weken tijd vermoord konden worden. 4756 personen per dag geeft 47.560 mensen op tien dagen tijd en 142.680 op dertig dagen tijd. Binnen een periode van slechts drie maanden verdwenen circa 425.000 Hongaarse mensen via de schoorsteen in Auschwitz.

     

    %%%FOTO1%%%

     

    © Website: evidenceincamera.co.uk
    Luchtopname van de RAF uit 1944. Dat jaar draaide de vernietigingsindustrie op volle toeren. Honderdduizenden Hongaarse Joden werden op enkele maanden tijd vergast en gecremeerd.

     

    Pas toen het Rode Leger dit kamp bevrijde, drong de waarheid in Europa door. En wanneer de Amerikanen Bergen-Belsen onder ogen kregen (dat niet eens een vernietigingskamp was maar een 'concentratie'kamp dan eerst ging het Westen beseffen wat er die jaren daarvoor gebeurd was. Het was echter te laat. Zes miljoen Joden waren vermoord! Toen alle hulp nog mogelijk was, in de jaren dertig toen de pogroms begonnen, had het Westen verzuimd hieraan te verhelpen. En tijdens de oorlog werd niets ondernomen het lot van de Joden te verzachten. Men waste zijn handen in onschuld! Geheel onschuldig waren Engeland en de VS echter niet. Zij hadden immers in de jaren dertig hun grenzen en die van het mandaatgebied Palestina gesloten voor Joden. De Duitse Joden werden zo veroordeeld in het 'slachthuis’ Nazi-Duitsland te blijven, en het onvermijdelijke af te wachten. De bedoelingen van de nazi's waren nochtans altijd zeer duidelijk geweest. Mijn hoofdstuk over "Endlösung" begon ik met een toespraak van Hitler, die voor de goede luisteraar niet dubbelzinnig te interpreteren viel: "Deutschland erwache-Juda verrecke" was niet alleen een slogan, maar bittere werkelijkheid voor de Europese Joden onder Nazi-Duitse bezetting.

     

    Einde citaat.

    Bestellen kan bij:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    21-01-2020 om 17:52 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een nieuw jaar 2020 AD

    Ik wens de lezers van mijn blog een gelukkig en voorspoedig nieuw jaar 2020 AD

    Numeri 6:22 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: 23 Spreek tot Aäron en zijn zonen, zeggende: Alzo zult gijlieden de kinderen Israëls zegenen, zeggende tot hen:

    24 De HEERE zegene u, en behoede u! (in 2020), 25 De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig! (in 2020), 26 De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede! (in 2020) 27 Alzo zullen zij Mijn Naam op de kinderen Israëls leggen; en Ik zal hen zegenen. (Statenvertaling)

     

    In december 2019 heb ik de kaap van ruim 35.000 hits of pageviews voor mijn blog overschreden. Met een totaal van 23.638 unieke bezoekers bevind ik mij sinds 2014 nu in de top 100 op een totaal van 195.229 blogs. Volgens de geografische statistieken zijn de landen van herkomst als het volgt verdeeld: 44.4 % België, 42.1 % Nederland, 5.3 % Verenigde Staten, 1.4 % Israël, 1.0 % Duitsland en 5.8 % overige. Een resultaat waar ik dankbaar voor ben.

     

    Met hartelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Hierna een index van de geplaatste artikels op mijn blog in 2019:

    Een nieuw jaar 2019 AD, 01.01.2019

    Abraham in Egypte tijdens de Archaïsche tijd, 07.01.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1546815600&stopdatum=1547420400

    De Assyrische eponiemlijsten en kronieken nagerekend , 14.01.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1547420400&stopdatum=1548025200

    toen bleef Hij nog twee dagen in de plaats, waar Hij was…, 21.01.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1548025200&stopdatum=1548630000

    De late datering van de exodus, 28.01.201, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1548630000&stopdatum=1549234800

    Jozua nu verbrandde Ai, en hij stelde haar tot een eeuwigen hoop, ter verwoesting, tot op dezen dag (Jozua 8:28), 04.02.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1549234800&stopdatum=1549839600

    480 jaar - 1 Koningen 6:1, 11.02.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1549839600&stopdatum=1550444400

    De kalender van het oude Egypte nagerekend…, 18.02.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1550444400&stopdatum=1551049200

    het dal Achor, een deur der hoop…, 25.02.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1551049200&stopdatum=1551654000

    eerherstel voor de oudheidhistoricus Herodotos, 04.03.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1551654000&stopdatum=1552258800

    Herodotos’ farao ’s Proteus en Rhampsinitos, 11.03.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1552258800&stopdatum=1552863600

    Werd de Ark van het Verbond in 586 v. Chr. bij de val van Jeruzalem vernietigd of werd ze toen verborgen en tot op heden ergens bewaard?, 18.03.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1552863600&stopdatum=1553468400

    De oorsprong van Kusch, de zoon van Cham, de zoon van Noach…, 25.03.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1553468400&stopdatum=1554073200

    Pesach 15 Nisan 1483 v. Chr., 01.04.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1554069600&stopdatum=1554674400

    De farao van de Exodus, 08.04.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1554674400&stopdatum=1555279200

    Psalm 83: de identificatie van de oudheidplaats Gebal voor onze tijd, 15.04.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1555279200&stopdatum=1555884000

    De volgorde van de gebeurtenissen bij de opstanding van Jezus Christus, 22.04.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1555884000&stopdatum=1556488800

    De Egyptische faraolijst van de oudheidhistoricus Herodotos (vervolg), Cheops, Chefren, Mykerinos, 29.04.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1556488800&stopdatum=1557093600

    De Egyptische faraolijst van de oudheidhistoricus Herodotos, farao Asychis, 06.05.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1557093600&stopdatum=1557698400

    Herodotos’ ANYSIS, de blinde farao uit de gelijknamige stad Anysis, 13.05.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1557698400&stopdatum=1558303200

    Chronologie en reisroute van veertig jaar wildernis voor Israël? 20.05.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1558303200&stopdatum=1558908000

    Het Bijbelboek Openbaring en het herstel van Israël, Efeze, 27.05.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1558908000&stopdatum=1559512800

    Farao Sethos volgens de faraolijst van de oudheidhistoricus Herodotos, 03.06.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1559512800&stopdatum=1560117600

    Elf dag reizen zijn het van Horeb, door den weg van het gebergte Seir, tot aan Kades-barnea, 10.06.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1560117600&stopdatum=1560722400

    Farao Psammetichos volgens de faraolijst van de oudheidhistoricus Herodotos, 17.06.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1560722400&stopdatum=1561327200

    De oorsprong van Put, een zoon van Cham, de zoon van Noach…, 24.06.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1561327200&stopdatum=1561932000

    Assyriology revised, the Biblical Assyrian kings Pul and Tiglath Pileser III are two separate kings and not one, 01.07.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1561932000&stopdatum=1562536800

    Farao Neko en de faraolijst van de oudheidhistoricus Herodotos, 08.07.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1562536800&stopdatum=1563141600

    DNA onthult gevreesde Filistijnen., 15.07.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1563141600&stopdatum=1563746400

    De chronologie van Daniël s’ zeventig jaarweken, 22.07.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1563746400&stopdatum=1564351200

    Een TIJDS-DAL in de heilsgeschiedenis en toekomst van Israël - Micha, 30.07.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1564351200&stopdatum=1564956000

    Een TIJDS-DAL in de heilsgeschiedenis van Israël – Jesaja, 06.08.2019 zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1564956000&stopdatum=1565560800

    De datering van de archeologische breuklijnen in Kanaän, 12.08.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1565560800&stopdatum=1566165600

    De Bijbelse krijgsheer Salman geïdentificeerd als Farao Sjosjenq I, 19.08.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1566165600&stopdatum=1566770400

    De zeven brieven van Christus aan de zeven Gemeenten in Asia, Smyrna en Pergamus, 26.08.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1566770400&stopdatum=1567375200

    De zogenaamde oud-Egyptische pseudo-astronomische Sothis-kalender, 02.09.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1567375200&stopdatum=1567980000

    Een TIJDS-DAL in de heilsgeschiedenis van Israël, Zacharia, 09.09.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1567980000&stopdatum=1568584800

    Assyriology revised, Shalmaneser V the conqueror of Samaria, 16.09.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1568584800&stopdatum=1569189600

    De eindtijd-Assyriër, 23.09.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1569189600&stopdatum=1569794400

    Het Messiaanse Vrederijk, 30.09.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1569794400&stopdatum=1570399200

    Assyriology revised, Sargon II the forger of history, 07.10.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1570399200&stopdatum=1571004000

    De ark van het verbond, 15.10.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1571004000&stopdatum=1571608800

    Assyriology revised, the years of reign of Sennacherib revised and fixed in a chronological time line with the contemporary Biblical kings, 23.10.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1571608800&stopdatum=1572213600

    Was er nu één belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib of twee, zoals Velikovsky beweerde?, 28.10.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1572217200&stopdatum=1572822000

    De zeven brieven van Christus aan de zeven Gemeenten in Asia: (vervolg) Thyatira en Sardis, 04.11.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1572822000&stopdatum=1573426800

    Dertig historische jubeljaren, 11.11.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1573426800&stopdatum=1574031600

    Dertig historische jubeljaren – de val van Nineveh 612 v. Chr., 18.11.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1574031600&stopdatum=1574636400

    De zeven brieven van Christus aan de zeven Gemeenten in Asia: (vervolg en slot) Philadelphia en Laodicea, 26.11.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1574636400&stopdatum=1575241200

    Het huis van Omri: de grondvesting van SAMARIA in 914 v. Chr., 02.12.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1575241200&stopdatum=1575846000

    De datering van het spijkerschriftalfabet ontdekt te Oegarit in de twintigste eeuw, 09.12.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1575846000&stopdatum=1576450800

    De antagonisten in de slag bij Karchemis in 605 v. Chr., 16.12.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1576450800&stopdatum=1577055600

    Ramses II een alter-ego van Necho? (vervolg), 23.12.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1577055600&stopdatum=1577660400


    31-12-2019 om 09:09 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ramses II een alter-ego van Necho? (vervolg)

    Mijn artikel van deze week is een aanvulling op mijn publicatie van verleden week op dit blog: de antagonisten in de slag bij Karchemis in 605 v. Chr. Volgens Dr. Immanuel Velikovsky (1895/1979) was de bekende farao Ramses II van de negentiende dynastie identiek met farao Necho II van de zesentwintigste dynastie en was de Babyloniër Nebukadnezar een tijdgenoot en zijn antagonist. Het Hettietische koninkrijk zou volgens Velikovsky hetzelfde rijk zijn geweest als het Chaldeeuwse rijk van Nebukadnezar? Met zijn boek ‘Ramses II en zijn tijd’ lanceerde hij in 1978 zijn herschikking van de farao ’s van Manetho ’s negentiende dynastie op de tijdsbalk. Ik vermeldde in het artikel dat het boek bij publicatie niet alleen door de orthodoxe egyptologie werd afgewezen maar ook door verschillende revisionisten van de geschiedenis van de oudheid. Voor velen was het te drastisch. De orthodoxe Egyptologie heeft Ramses II op de tijdsbalk geplaatst van het jaar 1279 tot 1212 v. Chr. Meer dan zes eeuwen tijdverschil zitten er tussen beide constructies.

    In een eerder artikel op dit blog gaf ik aandacht aan twee revisionisten van de geschiedenis van de oudheid: de Bijbelvorser Donovan A. Courville (The Exodus Problem and its Ramifications, 1971) en de egyptoloog David Rohl (A Test of Time, 1995)

     

     

    Het hierboven getoonde schema van Courville laat de reconstructie van de Egyptische dynastieën in relatie tot Israël zien. De onderzoeker Donovan A. Courville laat in zijn opus magnum: The Exodus Problem and its Ramifications, 1971, de negentiende dynastie van Manetho de achttiende dynastie opvolgen en plaatst Ramses II op de tijdsbalk in de periode 805/739 v. Chr. en maakt hem een tijdgenoot van de koningen Uzzia van Juda en van Jerobeam II van Israël. Deze koningen van Juda en Israël evenaarden echter de macht van David en beheersten het gebied vanaf de beek van Egypte tot aan de Eufraat. De expansionistische Ramses II laat zich tijdens deze epoque niet eenvoudig op de tijdsbalk plaatsen. Waar Courville ’s reconstructie met Velikovsky overeenstemt is zijn contemporaine plaatsing van het Egyptische Oude- en Midden-rijk voor de Exodus van Israëlieten. Beide rijken kwamen aan hun einde als een gevolg van de tien plagen en de vernietiging van het Egyptische leger in de Schelfzee ten onder. Hetzelfde jaar van de exodus vielen de Hyksos Egypte binnen en overrompelden het in korte tijd. Er was geen tegenstand van Egyptische zijde aangezien het Egyptische leger in de Exodus-ramp ten onder ging. Velikovsky identificeerde de Hyksos of Amoe uit Egyptische bron met de Bijbelse Amalekieten en voegde de periode van de Hyksos als tussenperiode in de Egyptische geschiedenis in van de vijftiende tot de tiende eeuw v. Chr. Courville volgt hem daar in en plaatst de Hyksos dynastieën op de tijdsbalk gelijk met de lange richterenperiode in Israël. Het Egyptische nieuwe rijk vangt aan met de verdrijving van de Hyksos en deze farao ’s zijn nu tijdgenoten van de koningen Saul, David en Salomo van Israël. Voor de onderzoeker Donovan A. Courville (1901/1996) was de Bijbel een historisch boek dat hij met ontzag voor de Auteur in zijn reconstructie van de Egyptische geschiedenis van de oudheid hanteerde.

     

    De bekende Egyptoloog David Rohl heeft het werk van Velikovsky verworpen en een eigen variant uitgewerkt. In zijn bestseller ‘A TEST OF TIME’ beperkt hij de tijd dat de Hyksos over Egypte heersten tot een kwart van de gangbaar geaccepteerde Hyksos-tijd. Het Nieuwe Egyptische Rijk zit volgens zijn reconstructie op de tijdsbalk voor een groot gedeelte contemporain met de Richteren-periode in Israël, en de eerste koning van het verenigd koninkrijk van de twaalf stammen: Saul, laat hij in een vazal-status met farao in Egypte corresponderen. Hierbij zij echter opgemerkt dat het Bijbelboek Richteren nergens naar Egypte als een macht in de regio verwijst. Een en ander is aldus indien men met de Bijbel als historische bron rekening houdt, moeilijk te aanvaarden. Over de historisch verifieerbare tijdsperiode dat de Hyksos over Egypte heersten schreef ik op 12.09.2016 op dit blog een artikel: hoelang heersten de Hyksos over Egypte?, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1473631200&stopdatum=1474236000

     

    Rohl ’s navigatiepunt op de tijdsbalk ter plaatsing van het Nieuwe Rijk is een vermeende zonsverduistering over Oegarit in het jaar 1012 v. Chr. op 9 mei in de namiddag, precies te 18.09 u. (A Test of Time, Chapter Eleven, Navigating by the Stars. The Ugarit Solar Eclipse). Een astronoom berekende voor hem met een computerprogramma de zonsverduistering over Oegarit. Rohl bouwt zijn thesis op rond de ontdekking van een kleitablet in de ruïnes van Oegarit. Het ontcijferde kleitablet KTU 1.78 bevat de volgende tekst: The day of the new moon of Hiyaru was put to shame as the sun (goddess) set, with Rashap (?) as her gate keeper. In de Amarnabrief EA151 beschrijft de koning van Tyrus; Abimilki, het catastrofale einde van Oegarit aan farao Achnaton: “En vuur heeft Oegarit, de stad van de koning, verteerd; de helft ervan is verteerd, en de andere helft niet; en het volk van het leger van Hatti is niet daar”. Rohl verankerde vanuit zijn bevindingen het twaalfde regeringsjaar van farao Achnaton met het jaar 1012 v. Chr., en rangschikte de overige regeerperioden van de farao ’s van de achttiende dynastie op basis van dit ankerjaar. Rohl ’s tijdsconstructie maakt dat zowel Saul als David tijdgenoten van farao Amonhotep IV van de achttiende dynastie waren en ondergeschikt aan hem. De knecht-relatie naar farao toe past echter niet in het tijdskader van het Bijbelboek 2 Kronieken 12:1-9, waar staat dat het knechtschap naar Egypte toe, pas in het vijfde regeringsjaar van Rehabeam een aanvang nam. Wanneer men de betreffende Amarna-brieven online op het internet leest dan valt onmiddellijk op dat de Amarna-correspondenten allen afgodendienaars waren. De persoon van David staat uitvoerig in de Bijbel beschreven waar vooral de Bijbelboeken 1 en 2 Samuël, 1 Koningen en 1 Kronieken zijn levensloop beschrijven. Zo ook zijn er meerdere psalmen in de Bijbel die door David geschreven zijn. ‘Een man naar mijn hart’ noemt de HEERE God hem. Wanneer men al deze informatie tot zich neemt is het onmogelijk koning David van Israël als een afgodendienaar te herkennen.

    De keuze voor de duur van de Hyksos/Amalek-tijd dient bepaald door wat de Bijbel over deze epoque te zeggen heeft. De constructie van Velikovsky, Courville en anderen, die de Hyksos-tijd tussen de Exodus en het optreden van Saul tegen Amalek plaatsen, ‘past’ in het Bijbelse tijdskader. De constructie van Rohl past hierin niet.

    De kosmische catastrofetheorie van Velikovsky en verder uitgewerkt door de wetenschappers Patten, Hatch, Steinhauer (The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes, 1973), en anderen, liet Rohl ook varen. Hij volgt de evolutietheorie, de orthodox-kosmische uniformiteittheorie. Vanuit deze theorie neemt men aan dat wat men tegenwoordig in de kosmos vaststelt altijd zo geweest is: ‘The Present is the Key to the Past’. De eerder geciteerde wetenschappers tonen nochtans aan dat planeet aarde meerdere malen in de oudheid in haar baan om de zon verstoord werd en er tegen de achtste eeuw v. Chr. een kalenderhervorming nodig was. Zie TIJD en TIJDEN, 2016, hoofdstuk: de noodzakelijke kalenderhervorming van de achtste eeuw voor Christus, blz. 331-338). De conclusie zou moeten zijn dat men geen exacte zonsverduisteringen in de tijd kan terugrekenen, die voorbij het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia van Juda gaan. In dat jaar, leert de Bijbel (Jesaja 38:1-8), ging de schaduw van de zon op de trap van Achaz, tien treden terug. Aan de meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong van het veertiende regeringsjaar van Hizkia, gingen nog eerdere meganatuurcatastrofes vooraf. Zie recent het artikel van 28.10.2019 op dit blog, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1572217200&stopdatum=1572822000

    Het einde van de stad Oegarit gepaard gaande met de kosmische tekenen aan de zon, kan beter aan de hand van de cyclus van meganatuurcatastrofes van de achtste eeuw v. Chr., gedateerd worden. Een ander hemellichaam was dan verantwoordelijk voor de zonsverduistering. Zie het artikel van 09.12.2019 op dit blog, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1575846000&stopdatum=1576450800

     

    De egyptoloog David Rohl (A Test of Time, 1995) laat de negentiende dynastie de achttiende opvolgen via zijn navigatiepunt de vermeende zonsverduistering over Oegarit in het jaar 1012 v. Chr. en het twaalfde regeringsjaar van Achnaton en plaatst Ramses II in de tiende eeuw v. Chr. op de tijdsbalk. Bovendien identificeert hij Ramses II met de Bijbelse farao Sisak die in het vijfde regeringsjaar van Rehabeam van Juda, Jeruzalem innam en de Tempelschatten als buit meenam. Waar de egyptoloog Rohl volledig de mist ingaat is dat hij de jaartallen der regeerperioden van de koningen van Israël en Juda hanteert die door Thiele in de tweede helft van de twintigste eeuw gefabriceerd werden om deze te laten passen met de chronologische gegevens die de Assyriologie voor de koningen van Assyrië opdringt. Hoewel Rohl in zijn boek A TEST OF TIME een appendix over de noodzaak van de herziening van de jaartallen door de Assyriologie geleverd toevoegde gaat hij desalniettemin er van uit de uitgedokterde regeerperiode voor Saul door de geleerde Edwin R. Thiele (1895/1986): “The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, 1977, correct is?

     

     

    De regeerperiode van Saul zit echter Bijbels-historisch op de tijdsbalk verankerd met de jaren 1087/1047 v. Chr. De gefabriceerde jaartallen van Thiele voor Saul zijn 1051/1011 v. Chr. of een verschil van zesendertig jaar. De noodlottige constructie van Thiele heb ik ook in EXODUS, 2016, met het hoofdstuk: het jaartal van de Exodus 1483 v. Chr., blz. 59-69, besproken. Thiele verkorte de regeringsduur van de koningen van Juda en Israël ter inlassing in het Assyrische tijdskader. Het gangbare jaartal 1447 v. Chr. voor de Exodus is ook het resultaat van het hanteren van Thiele ’s constructie.

    De conclusie is dat A TEST OF TIME wat het onderdeel over de Hyksos-periode en de identificatie van Ramses II met de Bijbelse Sisak betreft de test met de Bijbel niet doorstaan heeft. Ik wil echter benadrukken dat het een onderdeel van het werk van David Rohl is, en niet heel zijn studie. Wie mijn blog regelmatig volgt weet de maat van de waarde die ik aan het algemene onderzoek van de Egyptoloog David Rohl hecht. Ook Velikovsky volg ik niet blindelings, maar wijk ook hier op onderdelen regelmatig af. Ook hier val ik de autodidact Velikovsky niet af en/of verklaar hem als achterhaald, maar geef ik krediet aan wie krediet toekomt. We staan tenslotte allemaal op de schouders van mensen die ons zijn voorgegaan. Ik vraag me zelfs af of er vandaag zonder Velikovsky een revisionisme van de geschiedenis van de oudheid bestaan zou hebben?

    Men moet ook geen Egyptoloog zijn, om bepaalde reconstructies van de geschiedenis van de oudheid af te wijzen. Gewone Bijbelkennis is voldoende, zoals eertijds de Griekse christenen te Berea in de tijd van Paulus het toepasten.

    Handelingen 17:10 En de broeders zonden terstond des nachts Paulus en Silas weg naar Berea; welke, daar gekomen zijnde, gingen heen naar de synagoge der Joden; 11 En dezen waren edeler, dan die te Thessalonica waren, als die het woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften, of deze dingen alzo waren. 12 Velen dan uit hen geloofden, en van de Griekse eerlijke vrouwen en van de mannen niet weinige. (Statenvertaling)

     

    Deze mensen gingen dagelijks de Schriften (wat wij vandaag het Oude Testament noemen) na of de zaken die Paulus verkondigde wel klopten.

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    23-12-2019 om 08:33 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De antagonisten in de slag bij Karchemis in 605 v. Chr.

    Jeremia 46:1 Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschied is tegen de heidenen. 2 Tegen Egypte; tegen het heir van Farao Necho, koning van Egypte, dat aan de rivier Frath, bij Karchemis was, dat Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, in het vierde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda. 3 Rust het schild en de rondas toe, en nadert tot den strijd! 4 Spant de paarden aan, en klimt op, gij ruiters! en stelt u met helmen; veegt de spiesen, trekt de pantsiers aan! 5 Waarom zie Ik, dat zij versaagd en achterwaarts gedreven zijn? Zelfs hun helden zijn verslagen, en nemen de vlucht, en zien niet om; er is schrik van rondom, spreekt de HEERE. 6 De snelle ontvliede niet, en de held ontkome niet; tegen het noorden, aan den oever der rivier Frath zijn zij gestruikeld en gevallen. 7 Wie is deze, die optrekt als een stroom, wiens wateren zich bewegen als de rivieren? 8 Egypte trekt op als een stroom, en zijn wateren bewegen zich als de rivieren; en hij zegt: Ik zal optrekken, ik zal de aarde bedekken, ik zal de stad, en die daarin wonen, verderven. 9 Trekt op, gij paarden! en raast, gij wagens! en laat de helden uittrekken: de Moren, en de Puteërs, die het schild handelen, en de Lydiërs, die den boog handelen en spannen. 10 Maar deze dag is des HEEREN, des HEEREN der heirscharen, een dag der wrake, dat Hij zich wreke van Zijn wederpartijders, en het zwaard zal vreten, en verzadigd, en dronken worden van hun bloed; want de Heere, HEERE der heirscharen, heeft een slachtoffer in het land van het noorden, aan de rivier Frath. 11 Ga henen op naar Gilead, en haal balsem, gij jonkvrouw, dochter van Egypte! Tevergeefs vermenigvuldigt gij de medicijnen, er is geen heling voor u. 12 De volken hebben uw schande gehoord, en het land is vol van uw gekrijt; want zij hebben zich gestoten, held tegen held, zij zijn beiden te zamen gevallen.

     

     

    Het was de profeet Jeremia die een woord des HEEREN kreeg gericht tegen Egypte, tegen het leger van farao Necho. Volgens de eerste verzen van Jeremia hoofdstuk zesenveertig was het de koning van Babel: Nebukadnezar die Necho II in het vierde jaar van de regering van koning Jojakim van Juda, te Karchemis versloeg. Exacte chronologische geschiedschrijving wordt ons in dit Bijbelgedeelte aangereikt. Diezelfde Necho had vier jaar eerder in 609 v. Chr. koning Josia, de vader van Jojakim, in de slag bij Megiddo gedood en drie maanden later Jojakim als koning over Juda aangesteld (2 Kronieken 35:20). Koning Jojakim van Juda was een vazal van Egypte en vertrouwde op dit land tegen het oprukkende Babylon onder leiding van Nebukadnezar. De profeet Jeremia riep Juda in die dagen op om op de HEERE God te vertrouwen en niet op de heidense wereldmachten. Uiteindelijk zou Juda, het tweestammenrijk, ook net zoals het tienstammenrijk voorheen in ballingschap weggevoerd worden en de Tempel van Salomo door de Babyloniërs vernietigd. Dit geschiedde negentien jaar na de slag bij Karchemis.

    Farao Necho behoorde tot de zesentwintigste dynastie van de Egyptische oudheidhistoricus Manetho. In TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 375-384, gaf ik aandacht aan de zesentwintigste dynastie. Het is een rij van farao ’s die goed gedocumenteerd door de oudheidhistorici en de Bijbel werd doorgegeven. Zie het artikel op dit blog van 08.07.2019, Farao Neko en de faraolijst van de oudheidhistoricus Herodotos, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1562536800&stopdatum=1563141600

    Waar menigeen niet bij stilstaat is dat van deze dynastie tot nu toe weinig of niets aan archeologisch materiaal gevonden werd? Geen begraafplaatsen, geen tempels, geen mummies, niets van dit alles werd tot op heden tevoorschijn gebracht. Nochtans schrijft de oudheidhistoricus Herodotos (boek 2, 169) dat alle farao ’s van het kanton Saïs in één praalgraf, tombe, bijgezet werden, samen met al hun schatten.

    Voor de bekende revisionist van de geschiedenis van de oudheid Dr. Immanuel Velikovsky (1895/1979) was het ontbreken van enig archeologisch spoor naar de farao ’s van Manetho ’s zesentwintigste dynastie een reden om deze farao ’s als alter-ego’s van de negentiende dynastie te herkennen. Volgens Velikovsky was de bekende Ramses II dezelfde farao als Necho II en was de Babyloniër Nebukadnezar een tijdgenoot en zijn antagonist. Het Hettietische koninkrijk zou volgens Velikovsky hetzelfde rijk zijn geweest als het Chaldeeuwse rijk van Nebukadnezar. Met zijn boek ‘Ramses II en zijn tijd’ lanceerde hij in 1978 zijn theorie. Een boek dat niet alleen door de orthodoxe egyptologie werd afgewezen maar ook door verschillende revisionisten van de geschiedenis van de oudheid. Voor velen was het een brug te ver. De orthodoxe Egyptologie heeft Ramses II op de tijdsbalk geplaatst van het jaar 1279 tot 1212 v. Chr. en dit op basis van het gebruik van een veronderstelde Sothis-kalender in het oude Egypte. Meer dan zes eeuwen tijdverschil zitten er tussen beide constructies.

    Met ‘TIJD en TIJDEN, 2016’ volg ik nochtans de grote lijnen van Velikovsky ’s reconstructie met hier en daar enkele afwijkingen waar ik meen een verbetering te kunnen aanbrengen. Een voorbeeld is de bekende Amarna-tijd in Egypte dat ik op de tijdsbalk in de achtste eeuw v. Chr. onderbracht met de koningen Pekah en Hosea van het tienstammenrijk als correspondenten met farao Achnaton. Wat het boek Ramses II en zijn tijd betreft wijk ik alleen van Velikovsky af in die zin dat ik Ramses II van de negentiende dynastie niet zoals Velikovsky als een alter ego van farao Necho II van de zesentwintigste dynastie beschouw maar als contemporain met elkaar. Ramses II is in mijn reconstructie ondergeschikt aan Necho II. Zo zijn ook Nebukadnezar en Hattoesilis tijdgenoten van elkaar en niet één en dezelfde persoon. Het was het boek van C. Verburg, Farao nagerekend, 1977, hoofdstuk II, 43-45, dat me op deze denkpiste zette.

    Ramses II ook wel Ramses de Grote genoemd, nam als onderdeel van het leger van Necho met zijn legereenheid deel aan de slag bij Karchemis in 605 v. Chr. Velikovsky (Ramses II en zijn tijd, hoofdstuk 1) toonde in zijn werk aan dat de slag tussen Ramses II en de Hettieten wel degelijk bij Karchemis aan de rivier de Eufraat werd uitgevochten en niet aan de rivier de Orontes. Zijn bewijslast voor de herkenning van het Egyptische ‘Kadesj’ dat ‘heilige’ betekent, met Karchemis is overtuigend. Karchemis betekent ‘de stad’ (Kar) van Kemis of ‘Kemosj’. Als naar een god genoemde of aan een god gewijde stad was het een heilige plaats: Kadesj. Op Assyrische muurreliëfs van Salmaneser met afbeeldingen van de stad Karchemis herkennen we dezelfde stad zoals afgebeeld op Egyptische muurreliëfs. Dr. Immanuël Velikovsky haalde zijn gegevens uit een grondig onderzoek van oudheidteksten en oude topografische kaarten en plannen van veldslagen en van stratigrafische methoden van de archeologie.

    Het leger van Necho II bestond tijdens de slag bij Karchemis uit vier divisies. Ramses II commandeerde slechts één van de divisies van het leger van farao Necho, namelijk de divisie van Amon die aan de Eufraat in moeilijkheden geraakte en gered werd door het tijdig op het strijdtoneel verschijnen van de andere legergroep. Een andere divisie van het leger van Necho was samengesteld met de Sardan of Lidiërs. Deze soldaten worden ook beschreven door de profeet Jeremia. De oudheidhistoricus Herodotos (Boek 2:154) leert ons dat ten tijde van de regering van Psammetichos van Manetho ’s zesentwintigste dynastie het aan Griekse huurlingen toegestaan werd zich in noordoostelijk Egypte te vestigen. De Lidiërs of Loedim in het Hebreeuws, die de profeet Jeremia vermeldt zijn de Griekssprekende huurlingen die in het leger van Necho dienden en mee aan de Eufraat in de slag bij Karchemis tegen Nebukadnezar vochten.

     

     

    Volgens mijn variant meen ik dat farao Necho II tijdens de slag bij Karchemis in 605 v. Chr. het leven liet en Ramses II ongedeerd met het leger naar Egypte terugkeerde. Dat Necho sneuvelde in de slag bij Karchemis kan men afleiden uit Jeremia 46:17 waar farao ‘een rumoermaker’ genoemd wordt die zijn tijd liet voorbijgaan. Bij zijn behouden thuiskomst trok Ramses II alle macht naar zich toe en voerde een damnatio memoriae naar de persoon van Necho II uit. Het kanaal van de Nijl naar de Rode Zee bijvoorbeeld een werk dat door Necho begonnen (Herodotos Boek 2:158), kwam aldus op naam van Ramses II. Ook op vele bouwwerken van Necho werd de naam van Ramses II toegevoegd (Kroniek van de farao’s - Peter A.Clayton - hoofdstuk negentiende dynastie Ramses II - Ramses de bouwer ). De beelden van Necho II werden het offer van de razernij waarmede zijn nagedachtenis werd vervolgd. Momenteel werden slechts een klein aantal steles, enkele reliëfs en twee bronsjes gevonden die voor vernieling bewaard gebleven zijn.”

    Het Bijbelboek Jeremia geeft heel wat informatie over het Egypte van de zevende eeuw voor Christus. Tijdens de periode van de slag bij Kadesj/Karchemis leert Jeremia dat Egypte meerdere koningen had met ieder een hoofdstad:

    Jeremia 46:13 Het woord, dat de HEERE tot den profeet Jeremia sprak, van de aankomst van Nebukadrezar, den koning van Babel, om Egypteland te slaan. 14 Verkondigt in Egypte, en doet het horen te Migdol; doet het ook horen te Nof en Tachpanhes; zegt: Stelt er u naar, en maakt u gereed, want het zwaard heeft verteerd, wat rondom u is. 15 Waarom zijn uw sterken weggeveegd? Zij stonden niet, omdat hen de HEERE voortdreef. 16 Hij maakte der struikelenden veel; ja, de een viel op den ander; zodat zij zeiden: Staat op en laat ons wederkeren tot ons volk, en tot het land onzer geboorte, vanwege het verdrukkende zwaard. 17 Daar riepen zij: Farao, de koning van Egypte, is maar een gedruis; hij heeft den gezetten tijd laten voorbijgaan. (Statenvertaling)

     

     

    Tachpanhes was volgens de Bijbelde belangrijkste plaats in Egypte ten tijde van de slag bij Karchemis. Jeremia (hfst.43:9) situeert aldaar het paleis van de farao. De stad Nof was Memfis, maar van Tachpanhes en Migdol weten we tot op heden niet waar deze plaatsen zich bevonden. Migdol betekent wachttoren en lag vermoedelijk aan de grens van Egypte met Klein-Azië. De orthodoxe Egyptologie heeft de hoofdstad Saïs van de zesentwintigste dynastie in de noordwestelijke Nijl-Delta op de kaart geplaatst. Nu blijkt vanuit het werk van Velikovsky dat deze keuze heel lichtvaardig gemaakt is en in wezen zonder archeologische basis. Tot op heden werden geen ruïnes van de stad gevonden. De ondergrond van het huidige Sa al-Hagar (waar men vermoedt dat Saïs begraven ligt) is van water verzadigd en daarom nooit grondig onderzocht (Peter A. Clayton, Kroniek van de farao’s - 26ste dynastie). Wat gevonden werd zijn slechts enkele oesjabti’s met de naam van Psammetichos, de vader van Necho er op vermeld. Velikovsky stelt dat men te snel tot voorbarige conclusies is gekomen wat de plaatsing van Saïs betreft op de kaart van Egypte. Velikovsky beweert dat Tanis, (het Bijbelse Zoan), en Saïs één en dezelfde stad zijn. Hier ook volg ik echter een eigen variant los van Velikovsky. Ik meen namelijk op grond van Jeremia ’s opgave van Egyptische steden dat niet Tanis, maar het Bijbelse Tachpanhes het Saïs van de oudheid is. Saïs en het Bijbelse Tachpanhes met het paleis van farao zijn dan één en dezelfde stad. En er zijn in de Bijbel aanwijzingen waar Tachpanhes te vinden is. De Joodse vluchtelingen, door Jeremia (43:5-7) beschreven, doen als eerste stad in Egypte Tachpanhes aan. Dit gegeven plaatst deze stad zondermeer in het noordoosten van Egypte. Een en ander wordt door de Griekse Septuagint Bijbelvertaling bevestigd; dat Tachpanhes als Taph’nas weergeeft. En dit zou de belangrijke versterkte stad Daphnai in noordoostelijk Egypte geweest kunnen zijn. Het ontdekken van het werkelijke Sais zou wel de archeologische vondst bij uitstek van het derde millennium zijn. Zoals eerder opgemerkt beschrijft Herodotos(Boek 2:169) het paleis en de begraafplaats van farao Amasis en zijn voorgangers met al hun schatten. Op basis van wat de Bijbel over farao Necho en zijn hoofdplaats Tachpanhes leert, had men beter voor het Griekstalige ‘Saïs’ op zoek gegaan in de noordoostelijke Nijldelta en heel wat tijd, energie en geld bespaart. Ook de oudheidhistoricus Herodotos wijst naar de noordoostelijke Nijldelta voor de plaatsing van Saïs op de kaart, langs de door hem beschreven Saïtische Nijlmonding stroomafwaarts.

    Hierna een citaat van wijlen Velikovsky:

    “Niets is zo vermoeiend als een gedetailleerde chronologie. Maar indien deze wiskunde van de geschiedenis nageplozen wordt niet ter wille van zichzelf maar om identiteiten vast te stellen en als het dient om deze identiteiten te kunnen bewijzen, dan kan er een boeiende studie uit voortvloeien”.

     

    Tot slot van dit artikel citeer ik verder hoofdstuk zesenveertig van de profeet Jeremia en de gevolgen voor Egypte.

    Jeremia 46:18 Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE der heirscharen; hij zal voorzeker, als Thabor onder de bergen, en als Karmel bij de zee, aankomen! 19 Maak voor u gereedschap der gevankelijke wegvoering, gij inwoneres, gij dochter van Egypte! want Nof zal ter verwoesting worden, en zal verbrand worden, dat er niemand in wone. 20 Egypte is een zeer schone vaarze; de slachter komt, hij komt van het noorden. 21 Zelfs haar gehuurden in haar midden zijn als gemeste kalveren; maar die hebben zich ook gewend, zij zijn te zamen gevlucht, zij hebben niet gestaan; want de dag huns verderfs is over hen gekomen, de tijd hunner bezoeking. 22 Haar stem zal gaan als van een slang; want zij zullen met krijgsmacht daarhenen trekken, en tot haar met bijlen komen, gelijk houthouwers. 23 Zij hebben haar woud afgehouwen, spreekt de HEERE, hoewel het niet is te onderzoeken; want zij zijn meerder dan de sprinkhanen, zodat men hen niet tellen kan. 24 De dochter van Egypte is beschaamd; zij is gegeven in de hand des volks van het noorden. 25 De HEERE der heirscharen, de God Israëls, zegt: Ziet, Ik zal bezoeking doen over de menigte van No, en over Farao, en over Egypte, en over haar goden, en over haar koningen, ja, over Farao, en over degenen, die op hem vertrouwen. 26 En Ik zal hen geven in de hand dergenen, die hunlieder ziel zoeken, en in de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en in de hand zijner knechten. Maar daarna zal zij bewoond worden als in de dagen van ouds, spreekt de HEERE.

     

    Het oordeel over Egypte en haar goden liet nog een korte tijd op zich wachten. Het is na de vernietiging van de Tempel in 586 v. Chr. in het achttiende jaar van Nebukadnezar dat Egypte aan de beurt was. In het drieëntwintigste jaar van Nebukadnezar marcheerde deze Egypte binnen en onderwierp het land. Het is de Joodse oudheidhistoricus Flavius Josephus die hierover bericht (Joodse Oudheden Boek X, iv, 7.). Dat de HEERE God de goden van Egypte tot een schouwspel zou maken staat in de verzen vijftien en vijfentwintig aangegeven. Over de goden van Egypte plaatste ik eerder op dit blog een artikel op 30.01.2017: de profeet Jeremia (46:15) en de Egyptische Apis-stier, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1485730800&stopdatum=1486335600

     

    Jeremia 46:27 Maar gij, Mijn knecht Jakob! vrees niet, en ontzet u niet, o Israël! want zie, Ik zal u verlossen uit verre landen, en uw zaad uit het land hunner gevangenis; en Jakob zal wederkomen, en stil en gerust zijn, en niemand zal hem verschrikken. 28 Gij dan Mijn knecht Jakob! vrees niet, spreekt de HEERE; want Ik ben met u; want Ik zal een voleinding maken met al de heidenen, waarhenen Ik u gedreven zal hebben, doch met u zal Ik geen voleinding maken, maar u kastijden met mate, en u niet gans onschuldig houden. (Statenvertaling)

     

    Het slot van Jeremia hoofdstuk 46 is verrassend. Israël krijgt de belofte van herstel zowel geestelijk als nationaal in het oude land der vaderen. Het is een belofte die niet alleen over de terugkeer uit de zeventigjarige Babylonische ballingschap handelt maar een tijdschijf van meer dan tweeduizendzeshonderd jaar tot de huidige tijd overspant.

    Wordt vervolgd....

    Robert De Telder

    Recente publicaties:ordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    16-12-2019 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oegarit en het oud-Hebreeuws in spijkerschrift

    In TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 323-326, gaf ik aandacht aan de archeologische site te Oegarit nabij het huidige Ras Shamra in Syrië. De plaats bleek al in het derde millennium vóór Christus tijdens het Neolithicum-tijdperk bewoond te zijn. Ten tijde van de Vroege en de Late Bronstijd was Oegarit een Kanaänietische zeehaven die de stad met Cyprus, Egypte en de Griekse wereld verbond. Oegarit was in deze periode een stadstaat met een koning aan het hoofd. De stad werd volgens de orthodoxe tijdrekening, na haar vernietiging door vuur rond 1190 v. Chr. verlaten en werd bij toeval in 1928 AD herontdekt. Een autochtone landbouwer opende bij het ploegen van het veld een graf wat leidde tot de ontdekking van de necropolis van Oegarit en vervolgens werd de oude stad en haven door archeologen blootgelegd. Haar belangrijkste bloeiperiode was tijdens het Laat Brons tijdperk. Een periode die volgens de orthodoxie foutief van de zestiende tot het einde van de dertiende eeuw v. Chr. op de tijdsbalk gedateerd wordt. En hier wringt het schoentje. Het is de gefabriceerde chronologie van de Egyptologie die verantwoordelijk is voor de plaatsing van het einde van het Laat Brons tijdperk in de dertiende/twaalfde eeuw v. Chr. De archeologische lagen in Kanaän worden aan de Egyptische chronologie gekoppeld en dusdanig gedateerd. Een chronologie die gebaseerd is op de veronderstelling van het gebruik van een dubbele kalender in het oude Egypte: de Sothis-kalender. Een kalender die echter door het revisionisme van de geschiedenis onderuit gehaald is. Zie o.a. het artikel op dit blog van 27.02.2017: over de chronologie van het oude Egypte, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1488150000&stopdatum=1488754800

    Volgens de tijdsconstructie van de egyptologie bracht Ramses III in 1177 v. Chr. een halt toe aan de invasie van de Zeevolken in de Levant en Egypte. In mijn uitgave ‘De zonaanbidder, Achnaton de strenge en hardvochtige farao volgens de profeet Jesaja, 2016’ plaatst ik de invasie van de Zeevolken in 712 v. Chr. en verhuist de breuk tussen Laat Brons en IJzer van de dertiende eeuw v. Chr. naar de achtste eeuw v. Chr. Mijn verhaal laat ik aanvangen aan het begin van de achtste eeuw v. Chr. wanneer een meganatuurcatastrofe de oude wereld trof en verantwoordelijk was voor het opgang komen van heel wat volksverhuizingen. De vernietiging van Oegarit past in dit kader. De achtste eeuw v. Chr. werd gekenmerkt door een cyclus van meganatuurcatastrofes die de oude wereld van toen teisterde. Keer op keer mislukten als een gevolg oogsten en volgden er grote volksverhuizingen. Ook zijn er veelvuldig vermeldingen naar pestplagen. De jaren 800, 790 761, 748, 735, 722 en 709 v. Chr. duid ik aan als rampjaren wat ook aansluit bij de klimaatverstoring die de profeet Jesaja voor deze periode voorspelt hadt.

    Jesaja 5:5 Nu dan, Ik zal ulieden nu bekend maken, wat Ik Mijn wijngaard doen zal; Ik zal zijn tuin wegnemen, opdat hij zij tot afweiding; zijn muur zal Ik verscheuren, opdat hij zij tot vertreding. 6 En Ik zal hem tot woestheid maken; hij zal niet besnoeid, noch omgehakt worden, maar distelen en doornen zullen daarin opgaan; en Ik zal den wolken gebieden, dat zij geen regen daarop regenen. (Statenvertaling)

    Zie het artikel van 15.07.2019 op dit blog: DNA onthult gevreesde Filistijnen, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1563141600&stopdatum=1563746400

     

     

    Reconstructietekening van het paleis van Oegarit, het huidige Ras Shamra in Syrië. Rechtsonder: een afbeelding van het spijkerschrift-alfabet

     

    Ramses III hoort in de achtste eeuw v. Chr. op de tijdsbalk thuis en niet in de twaalfde eeuw v. Chr. Hij is een van de twaalf koningen die de oudheidhistoricus Herodotos vermeld, die farao Sethos opvolgde, een tijdgenoot van de Assyriër Sanherib. Zie het artikel op dit blog van 03.06.2019: Farao Sethos volgens de faraolijst van de oudheidhistoricus Herodotos, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1559512800&stopdatum=1560117600

     

    Een belangrijke vondst was de bibliotheek van Oegarit gevuld met archieven van schrijftabletten met teksten in spijkerschrift. De bevolking van Oegarit bestond uit diverse etnische groepen en talen. Twee van die talen waren eenvoudig te herkennen: het Soemerisch en het Akkadisch. Verbaasd waren de eerste onderzoekers over het gebruikte alfabet van dertig tekens en dat de derde taal het oud-Hebreeuws geschreven in spijkerschrift was. De vierde taal was het Char, de plaatselijke taal van een groot deel van de bevolking. Dr. I. Velikovsky (eeuwen in chaos, 1977, hoofdstuk 5) identificeert het Char als de taal van de Cariërs en maakt overtuigend de link naar de Griekse wereld. Volgens de orthodoxe foutieve tijdsdatering is het gebruik van oud-Hebreeuws te Oegarit een anomalie. Gereviseerd naar de achtste eeuw v. Chr. passen alle puzzelstukjes in het plaatje. Het catastrofale einde van Oegarit valt volgens mijn revisie van de geschiedenis van de oudheid in 709 v. Chr., het jaar van de meganatuurcatastrofe. Het gebruik van het Hebreeuws te Oegarit is nu geen anomalie meer. De archeologische lagen in de Levant dienen her-dateert op basis van de Bijbels-historische data. Zie het artikel op dit blog van 12.08.2019: de datering van de archeologische b reuklijnen in Kanaän, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1565560800&stopdatum=1566165600

    Mijn keuze voor het jaar 709 v. Chr. in de cyclus van meganatuurcatastrofes in relatie tot Oegarit wordt mee bepaald door de vondst van een vermelding van een onbekende koning over het verdrijven van zeevolken na de ramp:

    “Een of andere binnenvallende koning decreteerde dat de Jaman (Ioniërs), het volk van Didyme (Danuna), de Char (Cariërs), de Cyprioten, alle vreemdelingen, tezamen met koning Nikmed uit Oegarit verbannen moesten worden, al degenen die u beroven, al degenen die u onderdrukken, al degenen die u te gronde richten.”

    In ‘De zonaanbidder, Achnaton de strenge en hardvochtige farao volgens de profeet Jesaja, 2016’, heb ik deze epoque in het bijzonder behandeld. De Amarna-periode met de Aton-ketter farao Achnaton op kop wordt op de tijdsbalk naar de correcte plaats geloodst, en tijdgenoot gemaakt met de Bijbelse koningen van Israël en Juda: Pekah, Hosea en Achaz alias Labaja, Rib Addi en Abdi Hiba van de Amarna-correspondentie. Verder identificeer ik Achnaton met farao Anysis van de vader der historie: Herodotos, en geef opnieuw aandacht aan het werk van Dr. Immanuel Velikovsky: Oedipus en Achnaton. De Griekse legende heeft haar oorsprong in het Egyptische Thebe. Het zijn puzzelstukjes die alle in het plaatje van de achtste en begin zevende eeuw v. Chr., passen. Over Herodotos’ farao Anysis uit de stad Anysis plaatste ik dit jaar op 13.05.2019 nog een artikel op mijn blog: Herodotos’ ANYSIS, de blinde farao uit de gelijknamige stad Anysis, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1557698400&stopdatum=1558303200

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    %%% FOTO2%%%

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder




    09-12-2019 om 11:11 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het huis van Omri: de grondvesting van SAMARIA in 914 v. Chr.

    De geschiedenis over het hoe, waar en wanneer koning Omri van het tienstammenrijk zijn hoofdstad Samaria grondveste vinden we in het Bijbelboek 1 Koningen behandelt. De jaartallen van de regeerperiode van Omri verankeren we op de tijdsbalk met de gegevens die we in de Bijbel over Asa, de koning van Juda of het tweestammenrijk bezitten. Het is de koningslijst van Juda met zijn jaartallen die als een kostbaar snoer de tijd overspant vanaf Salomo tot aan de Babylonische ballingschap en verankeringspunten op de tijdsbalk geeft voor de chronologie van de koningen van Israël en in sommige gevallen voor die van de buurvolken. In TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 225-228: Kroniek van de koningen Abiam en Asa van Juda, heb ik de regeerperiode van Asa chronologisch van 948 v. Chr. tot 906 v. Chr. op de tijdsbalk ondergebracht. De verkorte chronologie van Edwin R. Thiele (1895/1986), A Chronology of the Hebrew Kings, 1977, met in totaal zesendertig jaar verifieerbare geschiedschrijving verwijderd, werd afgewezen en een nieuwe chronologie op basis van de sabbat- en jubeljaren volgens de wijze van rekenen van William Whiston uitgewerkt. Het inkorten van de regeerperioden van de koningen van Israël en Juda door Thiele was om reden deze te laten passen met de chronologie van de Assyrische koningen. Thiele achtte de Assyrische koningslijst op basis van de Eponiem-lijsten gezaghebbender dan die van de Bijbel. Volgens de nieuwe chronologie valt de dood van Salomo en de splitsing van het Verenigd Koninkrijk van Israël nu in het jaar 967 v. Chr. en zijn het de koningen van Assyrië wiens regeerperiode op de tijdsbalk herschikt worden. De herziening van de Assyrische chronologie krijgt regelmatig aandacht op dit blog. Het recentste artikel dienaangaande dateert van 28.10.2019, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3185368

     

     

    © Robert De Telder, Kronieken van de koningen van Israël, 2017, blz. 48

     

    Hierna het betreffende Bijbelgedeelte over de regeerperiode van Omri:

    1 Koningen 16:15 In het zeven en twintigste jaar van Asa, den koning van Juda, regeerde Zimri zeven dagen te Thirza; en het volk had zich gelegerd tegen Gibbethon, dat der Filistijnen is. 16 Het volk nu, dat zich gelegerd had, hoorde zeggen: Zimri heeft een verbintenis gemaakt, ja, heeft ook den koning verslagen; daarom maakte het ganse Israël ten zelfden dage Omri, den krijgsoverste, koning over Israël, in het leger. 17 En Omri toog op, en gans Israël met hem van Gibbethon, en belegerde Thirza. 18 En het geschiedde, als Zimri zag, dat de stad ingenomen was, dat hij ging in het paleis van het huis des konings, en verbrandde boven zich het huis des konings met vuur, en stierf; 19 Om zijn zonden, die hij gezondigd had, doende wat kwaad was in de ogen des HEEREN, wandelende in den weg van Jerobeam, en in zijn zonde, die hij gedaan had, doende Israël zondigen. 20 Het overige nu der geschiedenissen van Zimri, en zijn verbintenis, die hij gemaakt heeft, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël?

    21 Toen werd het volk van Israël verdeeld in twee helften; de helft des volks volgde Tibni, den zoon van Ginath, om hem koning te maken; en de helft volgde Omri. 22 Maar het volk, dat Omri volgde, was sterker dan het volk, dat Tibni, den zoon van Ginath, volgde; en Tibni stierf, en Omri regeerde.

     

     

    23 In het een en dertigste jaar van Asa, den koning van Juda, werd Omri koning over Israël, en regeerde twaalf jaren; te Thirza regeerde hij zes jaren. 24 En hij kocht den berg Samaria van Semer, voor twee talenten zilvers, en bebouwde den berg; en noemde den naam der stad, die hij bouwde, naar den naam van Semer, den heer des bergs, Samaria. 25 En Omri deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN; ja, hij deed erger dan allen, die voor hem geweest waren. 26 En hij wandelde in alle wegen van Jerobeam, den zoon van Nebat, en in zijn zonden, waarmede hij Israël had doen zondigen, verwekkende den HEERE, den God Israëls, tot toorn, door hun ijdelheden. 27 Het overige nu der geschiedenissen van Omri, wat hij gedaan heeft, en zijn macht die hij gepleegd heeft, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël? 28 En Omri ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven te Samaria; en zijn zoon Achab regeerde in zijn plaats.

     

     

    © Robert De Telder, Kronieken van de koningen van Israël, 2017, blz. 52


    Het geciteerde Bijbelcitaat begint met de geschiedenis van Zimri die in het zevenentwintigste regeringsjaar (oktober 921/september 920 v. Chr.) van koning Asa van Juda, zijn heer en koning Ela te Thirsa in de toenmalige hoofdstad van het tienstammenrijk doodsloeg en voor een periode van slechts zeven dagen zich het koningschap over Israël toe-eigende. Zimri was volgens het Bijbelbericht, de bevelhebber over de helft van de krijgswagens. De legeroverste van Israël was Omri die op het moment van de samenzwering, met zijn leger de stad Gibbethon in Filistea belegerde. Bij het vernemen van de moord van Elah brak Omri de belegering van Gibbethon af en spoedde zich met zijn krijgsmacht naar de hoofdplaats Thirsa. Zodra Zimri merkte dat de stad ingenomen was, ging hij in de burcht van het koninklijk paleis en verbrandde het koninklijk paleis boven zich met vuur. Wat daarna volgde was een tweestrijd in Israël tussen Omri en een andere rivaal voor het koningschap: Tibni. De ontstane burgeroorlog zou aanslepen tot het eenendertigste regeringsjaar van Asa van Juda, of oktober 917/september 916 v. Chr. In dat jaar leert het Bijbelbericht stierf de rivaal Tibni en werd Omri koning over Israël. Omri zou twaalf jaar over het tienstammenrijk heersen, waarvan zes jaar in de oude hoofdstad Thirsa en zes jaar te Samaria, de nieuwe hoofdstad die hij op een strategisch gelegen heuvel liet bouwen. De grondvestiging van Samaria dateren we aldus zes jaar gerekend vanaf de dood van Zimri, in het jaar 914 v. Chr. De naam Samaria is afgeleid van de vorige eigenaar van de berg met de naam Semer. Samaria (met de klinker a) en Semer (met de klinker e) zijn namen die we daarna in de loop der geschiedenis bij de buurlanden Egypte en Assyrië verbasterd aantreffen. Ik vermeld de klinkers ‘A’ en ‘E’ tussen haakjes omdat deze later zijn toegevoegd. Het Hebreeuws en andere oudheidtalen kenden geen klinkers. Als er dus bijvoorbeeld in de Egyptische Amarna-briefwisseling in de Akkadische taal verwezen wordt naar Sumur dan is dit dezelfde naam als Semer of Samaria (zie ‘de zonaanbidder. Achnaton, de strenge en hardvochtige farao volgens de profeet Jesaja, 2016, blz. 125-130). De Assyriërs verwijzen in hun bewaard gebleven annalen naar Samaria als Samerinaja. De klinkers zijn hier ook door de vertalers toegevoegd.

    Dat we Samaria in de historische bronnen van de buurvolkeren terugvinden heeft te maken met het feit dat Omri van Samaria een grootmacht in de regio gemaakt heeft. Het Bijbelcitaat van 1 Koningen hoofdstuk zestien, vers zevenentwintig verwijst naar ‘een overige geschiedenis’ van Omri en ‘zijn macht die hij gepleegd heeft’ dat in ‘het boek der kronieken der koningen van Israël’ opgeschreven werd. Een boek dat over de eeuwen heen niet bewaard gebleven is, wat betreurenswaardig is. Wanneer tweeëndertig jaar na de dood van Omri generaal Jehu van het leger van Joram, de kleinzoon van Omri, naar het bivak van de Assyrische koning Salmaneser III met tribuut optrekt, verwijzen de Assyriërs op hun bewaard gebleven annalen nog naar ‘Jehu van het huis/dynastie van Omri’.

    De zoon en troonopvolger van Omri: Achab, vinden we ook in de Assyrische annalen opgetekend. De Assyrische koning Salmaneser III vermeld Achab als de aanvoerder van een coalitie van Klein-Aziatische vorsten in de slag bij Karkar tegen hem. Volgens de Karkar-stele zou Achab een leger gehad hebben van tweeduizend strijdwagens. De vermelding van tweeduizend strijdwagens toont de onbetrouwbaarheid va de Assyrische geschiedschrijving aan. Het aantal tweeduizend is sterk overdreven en vermoedelijk door de Assyriërs aangedikt om hun overwinning extra in de verf te zetten. Ik meen dat ongeveer honderdvijftig wagens en driehonderd paarden realistischer is, het aantal namelijk dat in Megiddo in de door Salomo aangelegde wagenpaardenstallen kon ondergebracht worden. Over de chronologie van Salmaneser III en diens verankering op de tijdsbalk met de koningen van Israël schreef ik eerder op 02.07.2018, op dit blog een artikel: de Assyrische koning Salmaneser III gereviseerd, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1530482400&stopdatum=1531087200

    In mijn boek ‘Kronieken van de koningen van Israël’, 2017, bespreek ik uitvoerig de regeerperioden van Omri en Achab.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    %%%FOTO4%%%

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder

     


    In mijn boek ‘Kronieken van de koningen van Israël’, 2017, bespreek ik uitvoerig de regeerperioden van Omri en Achab.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    02-12-2019 om 09:17 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zeven brieven van Christus aan de zeven Gemeenten in Asia: (vervolg en slot) Philadelphia en Laodicea

    Met onze aflevering van 04.11.2019 op dit blog behandelden we de brieven van Jezus Christus aan de engel der gemeente te Thyatira en te Sardis. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3186456

    Deze week vervolgen we met de twee laatste brieven van Christus aan de gemeenten te Philadelphia en te Laodicea. Hierbij vestigen we nogmaals de aandacht op het feit dat het laatste boek van het Nieuwe Testament: Openbaring, inhoudelijk volledig over het herstel van Israël in de toekomst gaat.

    Openbaring 1:1 De openbaring van Jezus Christus, die God hem gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen de dingen, die haast geschieden moeten; en die Hij door Zijn engel gezonden, en Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft; 2 Dewelke het woord Gods betuigd heeft, en de getuigenis van Jezus Christus, en al wat hij gezien heeft. (Statenvertaling)

     

     

    © Map Public Domain, bewerkt door de auteur. De zeven Gemeenten in de Romeinse provincie Asia kregen op de kaart een blauwe omkadering.

     

    Openbaring 3:7 En schrijf aan den engel der Gemeente, die in Filadelfia is: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, Die den sleutel Davids heeft; Die opent, en niemand sluit, en Hij sluit, en niemand opent: 8 Ik weet uw werken; zie, Ik heb een geopende deur voor u gegeven, en niemand kan die sluiten; want gij hebt kleine kracht, en gij hebt Mijn woord bewaard, en hebt Mijn Naam niet verloochend. 9 Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge des satans, dergenen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat zij zullen komen, en aanbidden voor uw voeten, en bekennen, dat Ik u liefheb. 10 Omdat gij het woord Mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken, die op de aarde wonen. 11 Zie, Ik kom haastelijk; houd dat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme. 12 Die overwint, Ik zal hem maken tot een pilaar in den tempel Mijns Gods, en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven den Naam Mijns Gods, en de naam der stad Mijns Gods, namelijk des nieuwen Jeruzalems, dat uit den hemel van Mijn God afdaalt, en ook Mijn nieuwen Naam. 13 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. (Statenvertaling)

     

    Met onze vorige aflevering van 04.11.2019 hebben we gezien dat de brieven van Jezus Christus aan Thyatira en te Sardis de historische periode van Juda en Israël belichten van de koningen van Israël en Juda af tot aan de ballingschap. De brieven aan Philadelphia en Laodicea gaan over de historische periode van de diaspora tot aan de komst van Christus voor Israël aan het einde van de antichristelijke nacht, de periode van ‘het beest’ van Openbaring. De betekenis van Philadelphia is broederliefde. De naam komt niet in het Bijbelboek Handelingen voor noch in de brieven van Paulus, de apostel der niet-Joden. Het is een brief geadresseerd aan een Gemeente waar niets op aan te merken valt. De brief staat dan ook voor al degenen die trouw aan God bleven tijdens de verdrukkingen van de laatste tweeduizend jaar. Vers acht heeft het over het bewaren van Gods Woord en het niet verloochenen van Zijn Naam. Tijdens de komende eindtijdperiode zullen velen in Israël de pseudo-Messias volgen en diens naam aannemen.

    Openbaring 13:16 En het maakt, dat het aan allen, kleinen en groten, en rijken en armen, en vrijen en dienstknechten, een merkteken geve aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden; 17 En dat niemand mag kopen of verkopen, dan die dat merkteken heeft, of den naam van het beest, of het getal zijns naams. 18 Hier is de wijsheid: die het verstand heeft, rekene het getal van het beest; want het is een getal eens mensen, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig.

    Zie ook Openbaring 14:9-12.

    De Gemeente van Philadelphia zal met haar kleine kracht (vers 8) een geopende deur gegeven worden zodat toch enigen uit de synagoge van de satan, die van Laodicea, gered zullen worden uit de grote verdrukking van de eindtijd. De overwinnaars van Laodicea zullen samen met de Gemeente van Philadelphia bewaard worden van de ure de verzoeking en naar de over-Jordaanse woestijn in veiligheid weggevoerd worden.

    Hosea 2: 13 Daarom, ziet, Ik zal haar lokken, en zal haar voeren in de woestijn; en Ik zal naar haar hart spreken. 14 En Ik zal haar geven haar wijngaarden van daar af, en het dal Achor, tot een deur der hoop; en aldaar zal zij zingen, als in de dagen harer jeugd, en als ten dage, toen zij optoog uit Egypteland. 15 En het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE, dat gij Mij noemen zult: Mijn Man; en Mij niet meer noemen zult: Mijn Baäl! 16 En Ik zal de namen der Baäls van haar mond wegdoen; zij zullen niet meer bij hun namen gedacht worden. 17 En Ik zal te dien dage een verbond voor hen maken met het wild gedierte des velds, en met het gevogelte des hemels, en het kruipend gedierte des aardbodems; en Ik zal den boog, en het zwaard, en den krijg van de aarde verbreken, en zal hen in zekerheid doen nederliggen. 18 En Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid; ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden. 19 (En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof; en gij zult den HEERE kennen. (Statenvertaling)

     

     

    Jeremia 31: 1 Ter zelfder tijd, spreekt de HEERE, zal Ik allen geslachten Israëls tot een God zijn; en zij zullen Mij tot een volk zijn. 2 Zo zegt de HEERE: Het volk der overgeblevenen van het zwaard heeft genade gevonden in de woestijn, namelijk Israël, als Ik henenging om hem tot rust te brengen. 3 De HEERE is mij verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid. 4 Ik zal u weder bouwen, en gij zult gebouwd worden, o jonkvrouw Israëls! gij zult weder versierd zijn met uw trommelen, en uitgaan met den rei der spelenden. 5 Gij zult weder wijngaarden planten op de bergen van Samaria; de planters zullen planten, en de vrucht genieten. 6 Want er zal een dag zijn, waarin de hoeders op Efraïms gebergte zullen roepen: Maakt ulieden op, en laat ons opgaan naar Sion, tot den HEERE, onzen God! (Statenvertaling)

    Voor de chronologie der gebeurtenissen tijdens de Apocalyps, zie het artikel op dit blog van 28.06.2017, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1498428000&stopdatum=1499032800

    Openbaring 3: vers 11 luidt: ‘Zie, Ik kom haastelijk; houd dat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme’. Met dit Bijbelgedeelte herkennen we weer die andere bedeling van de wet. Onder de bedeling van ‘de genade’ zijnde weet een kind van God vandaag zich verzekerd te weten van de liefde van God.

    Romeinen 8:38 Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, 39 Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.

    Openbaring 3:13 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt.

    De opdracht tot ‘horen’ voor Israël vinden we al terug bij de aanvang van de Tien Woorden die ze in 1483 v. Chr. vijftig dagen na de exodus bij het geven van de Thora kregen:

    Deuteronomium 6:4 Hoor, Israël! de HEERE, onze God, is een enig HEERE!

    ‘Horen’ roept in de Bijbel op tot ‘gehoor’zamen en doen, tot ‘be’kering of ‘om’kering.

    Romeinen 10:17 Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods,…

    De Gemeente van Philadelphia zijn dan ook overwinnaars met de belofte deel te zullen uitmaken van het komende Vrederijk. Zij zullen naar de belofte van Openbaring 13:12 als pilaren zijn in de nieuwe tempel die dan door de Koning der koningen noordelijk van Jeruzalem opgericht zal worden. Na de vernietiging van de Tempel van Salomo door de Babyloniërs en de wegvoering in ballingschap beloofde de HEERE God hun niet los te laten:

    Ezechiël 11:16 Daarom zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Hoewel Ik hen verre onder de heidenen weggedaan heb, en hoewel Ik hen in de landen verstrooid heb, nochtans zal Ik hun een weinig tijds tot een heiligdom zijn, in de landen, waarin zij gekomen zijn. 17 Daarom zeg: Alzo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal ulieden vergaderen uit de volken, en Ik zal u verzamelen uit de landen, waarin gij verstrooid zijt, en Ik zal u het land Israëls geven. (Statenvertaling)

    De bekende voortreffelijke King James heeft het als het volgt vertaald:

    Ezekiel 11:16 Therefore say, Thus saith the Lord God; Although I have cast them far off among the heathen, and although I have scattered them among the countries, yet will I be to them as a little sanctuary in the countries where they shall come. (KJV)

     

    Ik neem aan dat de synagoge met centraal het Woord van God dat wij (niet-Joden) het Oude Testament noemen als een heiligdom gefungeerd heeft tot het bewaren van het volk van God in de diaspora. De Gemeente van Philadelphia heeft hier de proef doorstaan. De laatste gemeente die in het boek Openbaring wordt aangesproken is die van Laodicea die een tegenpool van Philadelphia blijkt te zijn.

    Openbaring 3:14 En schrijf aan den engel van de Gemeente der Laodicensen: Dit zegt de Amen, de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods: 15 Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet; och, of gij koud waart, of heet! 16 Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen. 17 Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt. 18 Ik raad u dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden, en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt. 19 Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig, en bekeer u. 20 Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij. 21 Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik overwonnen heb, en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon. 22 Die oren heeft, die hore, wat de Geest tot de Gemeenten zegt.

     

    De betekenis van het woord Laodicea is: volksregering. De plaatsnaam Laodicea komen we ook tegen in de brief van Paulus aan de Colossenzen met een verwijzing naar een christengemeente ter plaatse. Men zou verwachten dat de Heer Jezus die de engel der Gemeente van Laodicea aanschrijft, de koning van de Gemeente is maar dat is in Laodicea niet het geval. Het is een volksregering en geen theocratie, met de Heer Jezus die buiten aan de deur staat en klopt (vers 20) om binnen te mogen. De voltallige Gemeente wordt in vers 20 ook niet meer aangesproken maar alleen nog individuen die ‘horen’. De term volksregering doet me denken aan de moderne seculiere staat Israël die een democratische staatsvorm kent en zich sinds het jaar 1948 in het Midden-Oosten handhaaft. Een nationaal herstel dat de profeten weliswaar voorspelt hebben en vooraf gaat aan het beloofde geestelijke herstel. Aan het wonen in het Beloofde Land zijn echter voorwaarden verbonden, het houden van de Wet namelijk, met een niet mis te verstane waarschuwing vanuit het verleden:

    Leviticus 18:26 Maar gij zult Mijn inzettingen en Mijn rechten onderhouden, en van al die gruwelen niets doen, inboorling noch vreemdeling, die in het midden van u als vreemdeling verkeert. 27 Want de lieden dezes lands, die voor u geweest zijn, hebben al deze gruwelen gedaan; en het land is onrein geworden. 28 Dat u dat land niet uitspuwe, als gij hetzelve zult verontreinigd hebben; gelijk als het het volk, dat voor u was, uitgespuwd heeft. 29 Want al wie enige van deze gruwelen doen zal, die zielen, die ze doen, zullen uit het midden van haar volk uitgeroeid worden. 30 Daarom zult gij Mijn bevel onderhouden, dat gij niet doet van die gruwelijke inzettingen, die voor u zijn gedaan geweest, en u daarmede niet verontreinigt; Ik ben de HEERE, uw God! (Statenvertaling)

    Dezelfde waarschuwing krijgt de engel der gemeente te Laodicea in vers 16 te horen: Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen. Dit maakt uiteraard deel uit van de oude bedeling der wet. Een kind van God vandaag weet zich vandaag verzekerd van Gods aanvaarding, zie o.a. Romeinen 8:14-16.

    Efeze 2: 8 Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; 9 Niet uit de werken, opdat niemand roeme. 10 Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen.

    De huidige bedeling van de genade wordt in de toekomst afgesloten met de komst van Christus voor Zijn Gemeente, die vandaag in de wereld verborgen is. De doden die ‘in’ Christus gestorven zijn zullen dan eerst opstaan en vervolgens met die laatste generatie van gelovigen die zonder de dood te moeten ondergaan, samen met verheerlijkte lichamen naar de Stad van God: het Hemelse Jeruzalem weggevoerd worden, hun Heer en Heiland Jezus tegemoet (zie 1 Thessalonicensen 4:13-18)

    Wat daarna volgt is een oordeelsperiode van zeven jaar verdeeld in twee gelijke tijdschijven. De tweede  tijdschijf is de periode die Jezus beschreef als de nacht wanneer niemand werken kan.

    Johannes 9:4 Ik moet werken de werken Desgenen, Die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; de nacht komt, wanneer niemand werken kan.

    Het is een periode van twee en veertig maanden met een nooit eerder geziene wereldwijde verdrukking waar het vooral het Bijbelboek Openbaring over handelt:

    Openbaring 13:1 En ik zag uit de zee een beest opkomen, hebbende zeven hoofden en tien hoornen; en op zijn hoornen waren tien koninklijke hoeden, en op zijn hoofden was een naam van gods lastering. 2 En het beest dat ik zag, was een pardel gelijk, en zijn voeten als eens beers voeten, en zijn mond als de mond eens leeuws; en de draak gaf hem zijn kracht, en zijn troon, en grote macht. 3 En ik zag een van zijn hoofden als tot den dood gewond, en zijn dodelijke wonde werd genezen; en de gehele aarde verwonderde zich achter het beest. 4 En zij aanbaden den draak, die het beest macht gegeven had; en zij aanbaden het beest, zeggende: Wie is dit beest gelijk? wie kan krijg voeren tegen hetzelve? 5 En hetzelve werd een mond gegeven, om grote dingen en gods lasteringen te spreken; en hetzelve werd macht gegeven, om zulks te doen, twee en veertig maanden. 6 En het opende zijn mond tot lastering tegen God, om Zijn Naam te lasteren, en Zijn tabernakel, en die in den hemel wonen. 7 En hetzelve werd macht gegeven, om den heiligen krijg aan te doen, en om die te overwinnen; en hetzelve werd macht gegeven over alle geslacht, en taal, en volk. 8 En allen, die op de aarde wonen, zullen hetzelve aanbidden, welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens, des Lams, Dat geslacht is, van de grondlegging der wereld. 9 Indien iemand oren heeft, die hore.

     

    Vers vijf en zes beschrijven de duur van de verdrukking en het feit dat de heiligen (lees Israël) overwonnen zullen worden. Het is alleen in de wildernis van het over-Jordaanse gebied (zie satellietafbeelding) dat een rest, een overblijfsel van Israël veilig zal zijn. Het land westelijk van de Jordaan wordt dan door vreemde legers overspoeld.

     

    Tot slot wil ik nog opmerken dat volgens de Bijbelvorser C.I. Scofield (1843/1921) de zeven brieven aan de zeven Gemeenten een viervoudige toepassing hebben: (1) lokaal, naar de Gemeenten die in 93 AD daadwerkelijk zijn aangesproken; (2) vermanend, voor alle Gemeenten in alle tijden als beproevingen waarmee ze hun ware spirituele staat in de ogen van God kunnen onderscheiden; (3) persoonlijk, in de vermaningen aan hem "die een oor heeft", en in de belofte "aan hem die overwint"; (4) profetisch, als het onthullen van zeven fasen van de geschiedenis van de Gemeenten tot het einde. Volgens punt 3 zijn de brieven voor de christen in de huidige bedeling als vermaning en bemoediging gegeven zoals trouwens heel de Schrift (Romeinen 15:4 en 1 Korintiërs 10:6).

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder

     

    Het hierna vermelde boek kan gratis online gelezen worden:

    EXODUS, 2016, zie link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

     

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)


    26-11-2019 om 08:35 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dertig historische jubeljaren – de val van Nineveh in 612 v. Chr.

    Met de aflevering van 11.11.2019 gaf ik aandacht aan mijn boek ‘Dertig Jubeljaren’, 2018, en legde de nadruk op de ‘historische’ jubeljaren en de wijze van rekenen door de geleerde William Whiston (1667/1752 AD). Whiston is bekend voor zijn vertaling van de werken van de Joodse oudheidhistoricus Flavius Josephus van het Grieks naar het Engels. In een toegevoegde ‘Dissertation V’ geeft Whiston in het boek een opgave van de sabbat- en jubeljaren met jaartallen vanaf 1787/1786 v. Chr. tot 27/28 AD. Dit laatste jaartal van september 27 AD tot oktober 28 AD was het dertigste jubeljaar dat door Jezus van Nazareth met Jom Kippoer in de synagoge van Nazareth werd uitgeroepen.

    Een bijzonderheid waar William Whiston op wees was de wijze van het correct berekenen van de sabbat- en jubeljaren. De cyclus van sabbatjaren liep elk jaar van april tot maart (nisan) zonder onderbreking door. Het jubeljaar volgde op zeven maal zeven sabbatjaarcycli. Tijdens het negenenveertigste jaar begon met de Grote Verzoendag (Jom Kippoer) het jubeljaar, dat van oktober tot september van het volgende jaar liep. De sabbatjaren daarentegen liepen ieder zevende jaar zonder onderbreking van april (nisan) tot maart door. Volgens de wijze van tellen van Whiston gaat men aldus vanaf 27/28 AD in de tijd terug via zeventallen en dit zonder onderbreking. William Whiston geeft in zijn werk tien historische verankeringen op de tijdsbalk op die zijn wijze van tellen bevestigen.

    Ik voeg met mijn boek ‘dertig jubeljaren’ nog een extra verankering toe, het achttiende jubeljaar van 562/561 v. Chr. dat exact gelijk viel met het zevenendertigste jaar van de ballingschap van koning Jojachin van Juda, toen deze uit zijn gevangenis verlost werd door de nieuwe koning Evil Merodach die dat jaar zijn vader Nebukadnezar opvolgde.

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, blz. 273

     

    Maar er zijn nog meer opmerkelijke aanwijzingen die aansluiten bij William Whiston ’s wijze van het berekenen van de jubeljaren. Wanneer we bijvoorbeeld van het achttiende jubeljaar van 562/561 v. Chr. via zeven maal zeventallen de tijd verder ingaan, arriveren we in het jaar oktober 611/september 610 v. Chr. voor het zeventiende jubeljaar. Op het bijgevoegde tijdschema is de val van Nineveh in 612 v. Chr. verticaal aangeduid. Het zesde jaar van de zevende sabbatjaarcyclus heb ik bijzonder gemarkeerd als het jaar van dubbele zegening. Het zesde jaar van de sabbatjaarcyclus leverde onder de zegen van de HEERE God een dubbele oogst op aangezien in het sabbatjaar en het jubeljaar het land niet bewerkt mocht worden.

    Leviticus 25:19 En het land zal zijn vrucht geven, en gij zult eten tot verzadiging toe; en gij zult zeker daarin wonen. 20 En als gij zoudt zeggen: Wat zullen wij eten in het zevende jaar! Ziet, wij zullen niet zaaien, en onze inkomst niet inzamelen; 21 Zo zal Ik Mijn zegen gebieden over u in het zesde jaar, dat het de inkomst voor drie jaren zal voortbrengen. 22 Het achtste jaar nu zult gij zaaien, en zult van de oude inkomst eten, tot het negende jaar toe; totdat zijn inkomst ingekomen is, zult gij het oude eten.. (Statenvertaling)

     

     

    Het is opmerkelijk dat de val van Nineveh, de hoofdstad van het Assyrische Rijk, plaatsvond in het jaar van de dubbele zegening over het land in 612 v. Chr. De val van Nineveh betekende namelijk het begin van het einde voor het Assyrische Rijk dat vooral in de achtste en zevende eeuw v. Chr. een doodsvijand van Israël en Juda was geweest. Het jaar van de dubbele zegening over het land had hier duidelijk ook een geestelijke betekenis voor het volk toen. Het was tijdens de regeerperiode van koning Josia dat het zeventiende jubeljaar plaatsvond. Een koning die de HEERE God ‘met zijn ganse hart, en met zijn ganse ziel, en met zijn ganse kracht, naar al de wet van Mozes, bekeerd had; en na hem stond zijns gelijke niet op’ (2 Koningen 23:24-27). De chronologie van de regeerperiode van Josia heb ik in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 361-365, uitgewerkt.

    Het waren de Meden en de Babyloniërs die geallieerd een einde aan de bloedstad Nineveh maakten. De nieuwe wereldmachten van de oudheid tekenden zich aan de horizon al af. De val van Nineveh was door de profeet Nahum (1:1-15) aangekondigd. Aan het einde van de oordeelsaankondiging van Nahum volgt het belangrijk vers 15 waar staat: vier uw vierdagen.

    Nahum 1:15 Ziet op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt, die vrede doet horen; vier uw vierdagen, o Juda! betaal uw geloften; want de Belialsman zal voortaan niet meer door u doorgaan, hij is gans uitgeroeid.

    De NBG 1951 vertaling heeft het als het volgt vertaald:

    Zie, op de bergen de voeten van de vreugdebode die heil verkondigt. Vier, o Juda, uw feesten, betaal uw geloften! Want voortaan zal de snoodaard niet meer door u heentrekken, hij is geheel en al uitgeroeid.

     

    Toch mooi! “Vier, o Juda, uw feesten, betaal uw geloften!” Dit zijn al de feesten waaronder het jubeljaar die in het derde Bijbelboek Leviticus beschreven staan.

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    18-11-2019 om 09:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dertig historische jubeljaren

    Met de aflevering van deze week wil ik op mijn blog nogmaals de aandacht vestigen op mijn boek dat sinds 2018 via het internet verkrijgbaar is: Dertig Jubeljaren. Op het wereldwijde internet is er momenteel heel wat aandacht voor de theorie van een periode van honderdtwintig jubeljaren die er zouden zitten tussen de Schepping en de komst van de Messias. Bij de presentatie van de theorie gaat het vooral om het berekenen van het jaartal van de wederkomst van de Messias. Jaartallen van 2022 tot 2043 merk ik op, krijgen nu de aandacht.

     

     

    Met mijn boek breng ik de dertig historische jubeljaren die genoteerd werden tussen de periode van de inname van het Beloofde Land Kanaän en het openbaar worden van Jezus van Nazareth als de verwachte Messias met Jom Kippoer in 27 AD. Men zou nu verwachten dat de historische jubeljaren zouden passen in het raamwerk van de 120 jubeljaren maar dat blijkt niet het geval te zijn, wat maakt dat de 120 jubeljaren sinds Genesis een theorie blijft.

    De historische jubeljaren heb ik uitgewerkt op basis van de bevindingen van de geleerde William Whiston (1667/1752 AD). Deze geleerde is vooral bekend door zijn vertaling van de werken van de Joodse oudheidhistoricus Flavius Josephus van het Grieks naar het Engels. In een toegevoegde ‘Dissertation V’ geeft Whiston in het boek een opgave van de sabbat- en jubeljaren met jaartallen vanaf 1787/1786 v. Chr. tot 27/28 AD. Het Jubeljaar oktober 27/september 28 AD zag bij de aanvang de Heer Jezus Christus in de synagoge te Nazareth, met het voorlezen uit de Bijbelrol Jesaja (hoofdstuk 61) het ‘aangename jaar des HEREN’, uitroepen. Een bijzonderheid waar William Whiston op wees was de wijze van het correct berekenen van de sabbat- en jubeljaren. De cyclus van sabbatjaren liep elk jaar van april tot maart zonder onderbreking door. Het jubeljaar volgde op zeven maal zeven sabbatjaren. Tijdens het negenenveertigste jaar begon met de Grote Verzoendag (Jom Kippoer) het jubeljaar, dat van oktober tot september van het volgende jaar liep. De sabbatjaren daarentegen liepen ieder zevende jaar zonder onderbreking van april (nisan) tot maart door. Over de juiste wijze van het berekenen van de jubeljaren bestaat er verschil van mening, ook in het Jodendom (SEDER OLAM, the Rabbinic View of Biblical Chronology, translated and with commentary by Heinrich W. Guggenheimer, 1998, ISBN 9780765760210, page 143). De observatie van William Whiston dat de sabbatjaren zonder onderbreking verder liepen en dit historisch aangetoond kan worden maakt dat de theorie van de honderdtwintig jubeljaren een theorie blijft met als uitkomst dat vijftig maal honderdtwintig het getal zesduizend oplevert.

     

     

    Wat de studie van William Whiston zo uniek maakt is dat hij in zijn ‘dissertatie V’ tien verwijzingen naar historische gebeurtenissen geeft die een verankering van de sabbat- en jubeljaren op een tijdsbalk mogelijk maakt. Deze verwijzingen haalde Whiston uit de Bijbel, uit de werken van Josephus en uit het apocriefe Makkabeeënboek. De tien verankeringen van historische sabbat- en jubeljaren zijn als het ware de schakels van een ketting in de tijd terug. Na dit alles op millimeterpapier uitgetekend te hebben, merkte ik dat het door Whiston opgegeven achttiende Jubeljaar van 562/561 v. Chr., gelijk viel met het zevenendertigste jaar der gevangenschap /ballingschap van koning Jojachin van Juda. Dat jaar zag een regeringswissel in Babylon wanneer na de dood van Nebukadnezar diens zoon Evil Merodach het koningschap overnam en tegelijkertijd Koning Jojachin van Juda uit zijn gevangenis verloste. Zie het artikel op dit blog van 19.12.2017, getiteld: het Bijbelhistorische boek 2 Koningen en de archeologie, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1513551600&stopdatum=1514156400

    Deze vaststelling was nieuw, een elfde aanwijzing uit primaire bron, en een aanzet om de aangereikte tijdsketting van William Whiston verder te onderzoeken. Een kruispeiling met de Ptolemeüs-canon bevestigde het jaar 561 v. Chr. voor de regeringswissel te Babylon. Hierna een opsomming van alle jubeljaren naar de opgave van Whiston. Begin sabbatjaartelling: het jaar 1443 v. Chr., bij de intocht van de Israëlieten in Kanaän: 1. 1395/1394 - Richter Othniël, 2. 1346/1345 - Richter Ehud, Ruth 6:6, 3. 1297/1296 - Richter Ehud, 4. 1248/1247 - verdrukking Jabin, 5. 1199/1198 - Richter Thola, 6. 1150/1149 - verdrukking Ammon, 7. 1101/1100 - Richter en profeet Samuël, 8. 1052/1051 – Saul, 9. 1003/1002 – Salomo, 10. 954/953 – Rehabeam, 11.905/904 – Josafat, 12. 856/855 – Joas, 13. 807/806 –Amazia, 14. 758/757 – Uzzia, 15. 709/708 - Het veertiende jaar van Hizkia, 16. 660/659 – Manasse, 17.611/610 - Josia - Val Nineveh, 18. 562/561 - het 37ste jaar der ballingschap van Jojachin, 19. 513/512 – Haggaï, 20. 464/463 – Ezra, 21. 415/414 – Nehemia, 22. 366/365 - Perzische periode, 23. 317/316 - Griekse periode, 24. 268/267 - Griekse periode, 25. 219/218 - Griekse periode, 26. 170/169 - Griekse periode, 27. 121/120 – Makkabeeën, 28. 72/71 – Makkabeeën, 29. 23/22 - Hongersnood Herodes, 30. 27/28 AD - Messias Jezus – Lucas 4:14.

    Ik beschreef het achttiende jubeljaar in het jaar 561 v. Chr. als een kruispeiling via de Ptolemeüs-canon ter een bevestiging van de regeringswissel te Babylon dat jaar. Het gaat bij historische chronologie inderdaad als een navigeren op een tijdsbalk terug de tijd in. Men heeft meerdere ankerpunten nodig ter vaststelling waar men is en waar men naartoe wil. En hoe meer navigatiepunten ter beschikking met nog een kruispeiling erbij, hoe beter. We hebben namelijk navigatiepunten nodig die historische gebeurtenissen met de westerse jaartelling verbinden en waarover geen discussie mogelijk is. Zulke jaartallen zijn bijvoorbeeld naar mijn mening het jaar 70 AD wanneer de Romeinen, Jeruzalem en de herbouwde Tempel met de grond gelijk maakten en de Joden in ballingschap wegvoerden, en/of het jaartal van de val van Babylon in 539 v. Chr., een jaar dat dan weer verbonden is met het jaar 586 v. Chr. en de verovering van Jeruzalem door de Babyloniërs. Het jaar ook dat de Tempel van Salomo door de Babyloniërs met de grond gelijk gemaakt werd.

     

     

    Zo zitten er dertig verifieerbare historische Jubeljaren op de tijdsbalk tussen de inname van het land Kanaän in de vijftiende eeuw voor Christus en het openbaar worden van de Messias of de Christus. Het gebod op het houden van een jubeljaar gaat terug tot het jaar van de exodus in 1483 v. Chr. wanneer Mozes de Tien Woorden van de HEERE God met Sjavoeot (Pinksteren) vijftig dagen na de Exodus op een sabbatdag in ontvangst nam. Het doel van het Jubeljaar was om uiteindelijk alle mogelijk individueel verlies van land en andere bezittingen aan het einde van een zeven maal zevenjarige sabbatjaarcyclus en met Jom Kippoer in het negenenveertigste jaar via een Losser te herstellen en aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. Diegene die de onfortuinlijke in het Jubeljaar in zijn of haar bezit herstelde werd de Goël of Losser genoemd. In geestelijk opzicht is de wet op het Jubeljaar een allegorie naar de Messias toe die bij Zijn komst alles herstellen zou. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het openbaar worden van de Messias bij de aanvang van het dertigste Jubeljaar geschiedde. Bij Zijn tweede komst zal Hij volgens de profeet Jesaja hoofdstuk 61 dan ook een Jubeljaar uitroepen en alles definitief herstellen.

    De sabbatjaar- en jubeljaartelling nam volgens de Bijbel een aanvang bij de inname van het land Kanaän door de Israëlieten onder leiding van Jozua in 1443 v. Chr. en niet bij Genesis.

    Leviticus 25: 1 Verder sprak de HEERE tot Mozes, aan den berg Sinaï, zeggende: 2 Spreek tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: Wanneer gij zult gekomen zijn in dat land, dat Ik u geve, dan zal dat land rusten, een sabbat den HEERE. (Statenvertaling)

     

    De sabbatjaar- en jubeljaartelling begon bovendien al met een tijdsonderbreking/vertraging van 38 jaar. Door hun ongeloof en weigering het Beloofde Land in het tweede jaar na de Exodus binnen te trekken werden de Israëlieten veroordeeld tot een extra verblijf van 38 jaar in de wildernis. De tijd was nochtans rijp in 1482 v. Chr. Voor de Kanaänieten was de maat der zonde vol (Genesis 15:16). Als een gevolg van het ongeloof van de Israëlieten kregen zij echter 38 jaar respijt. Dit toont aan dat bepaalde wetmatigheden een rol spelen. Het berekenen van de (weder)komst van de Messias op basis van de verlopen jubeljaren is niet mogelijk vanwege de wetmatigheid dat er geloof van de zijde van de Israëlieten (nu Israëli ’s) moet zijn, alvorens het Vrederijk werkelijkheid kan worden. Ook hier spelen de maat der zonde en ongeloof hun rol. Het is mijn overtuiging dat bij de komst van de Goël of Verlosser een Jubeljaar zal worden uitgeroepen dat chronologisch niet past, niet compatibel is met de historische jubeljaren. Het duiden van jaartallen voor de komst van Christus leidt alleen maar tot verlegenheid bij zowel de auteurs als bij de mensen die hieraan geloof willen hechten.

     

    Hierna de gegevens van ‘Dertig Jubeljaren’:

    Paperback, afmetingen: 24 x 17 x 1,9 cm, aantal pagina's: 329 met illustraties, ISBN: 9789402182422, NUR: 683

    Wettelijk Depot: D/2018/Robert De Telder

    Trefwoorden: Bijbel, Jubeljaren, oudheidgeschiedenis

    Foto-cover: © sjofar door Zachi Evenor, Israël

    EUR 19.02 plus verzendingskosten.

    Bestellen kan uitsluitend via de volgende link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?bltgh=gfFkfvLrXaMPESZocGBFvg.1.8.ProductImage

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    11-11-2019 om 09:18 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zeven brieven van Christus aan de zeven Gemeenten in Asia: (vervolg) Thyatira en Sardis

    De eerste brief van Jezus aan de engel van de Gemeente te Efeze behandelden we met het artikel van 27.05.2019 op dit blog. De tweede en derde brief van Jezus aan de engel van de Gemeente van Smyrna en aan de engel van de Gemeente van Pergamus behandelden we met onze aflevering van 26.08.2019, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1566770400&stopdatum=1567375200

    Deze week vervolgen we met de brieven van Jezus Christus aan de engel van de gemeente te Thyatira en te Sardis.

    Het laatste boek van het Nieuwe Testament gaat inhoudelijk volledig over het herstel van Israël in de toekomst.

    Openbaring 1:1 De openbaring van Jezus Christus, die God hem gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen de dingen, die haast geschieden moeten; en die Hij door Zijn engel gezonden, en Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft; 2 Dewelke het woord Gods betuigd heeft, en de getuigenis van Jezus Christus, en al wat hij gezien heeft. (Statenvertaling)

     

     

    © Map Public Domain, bewerkt door de auteur. De zeven Gemeenten in de Romeinse provincie Asia kregen op de kaart een blauwe omkadering.

     

    Vooraleer het Bijbelboek Openbaring de toekomstige gebeurtenissen als vooraf geschreven geschiedenis behandelt wordt de oude geschiedenis van Israël in de zeven brieven geadresseerd aan zeven gemeenten in Klein-Azië, herkenbaar weergegeven. De zeven gemeenten bevonden zich in het westelijke gedeelte van de Romeinse provincie Asia tegenover de Egeïsche zee in de volgende plaatsen: Efeze, Smyrna, Pergamon, Thyatira, Sardes, Philadelphia en Laodicea. Het karakter van de zeven plaatselijke Gemeenten was afwijkend van elkaar en is een type van de geschiedenis van het oude Israël vanaf de Exodus tot de komst van de Messias. Volgens de Bijbelvorser C.I. Scofield (1843/1921) hebben de zeven brieven aan de zeven Gemeenten daarenboven een viervoudige toepassing: (1) lokaal, naar de Gemeenten die in 93 AD daadwerkelijk zijn aangesproken; (2) vermanend, voor alle Gemeenten in alle tijden als beproevingen waarmee ze hun ware spirituele staat in de ogen van God kunnen onderscheiden; (3) persoonlijk, in de vermaningen aan hem "die een oor heeft", en in de belofte "aan hem die overwint"; (4) profetisch, als het onthullen van zeven fasen van de geschiedenis van de Gemeenten tot het einde. Volgens punt 3 zijn de brieven voor de christen in de huidige bedeling als vermaning en bemoediging gegeven zoals overigens heel de Schrift (Romeinen 15:4 en 1 Korintiërs 10:6).

    Het woord Gemeente in onze Bijbelvertaling is een vertaling van het Griekse woord: EKKLESIA. Een Grieks woord dat in onze Bijbelvertalingen ook gebruikt wordt voor de aanduiding van ‘kring’ en/of ‘vergadering’ wat de betekenis van het woord EKKLESIA weergeeft. De geestelijke lessen in iedere brief zijn in tegenstelling tot het historische niet aan een tijdsperiode gebonden. Alle zeven brieven zijn iedere keer gericht aan de engel der gemeente: ‘Schrijf aan de engel der Gemeente te …’. Hier kan alleen maar de Joodse gemeente of synagoge mee bedoelt zijn. Tussen de Ekklesia, het lichaam van Christus, en de Heer Jezus Christus, het hoofd van de Ekklesia, in de huidige bedeling staat er geen engel of andere tussenpersoon. “Waar twee of drie in mijn naam vergaderd zijn, daar ben Ik in uw midden”, zegt Christus tot iedere kring van christenen, zonder tussenpersoon. De Nieuwtestamentische gemeente is bovendien verborgen in de wereld en niet te verwarren met het christendom dat teruggaat op de Romeinse keizer Constantijn de Grote van de vierde eeuw na Christus.

    In de oude bedeling van de Wet en Israël stonden engelen als tussenpersonen in een bijzondere relatie tot Israël zoals ook de brief van Paulus aan de Hebreeën vermeld:

    1:14 Zijn zij niet allen gedienstige geesten, die tot dienst uitgezonden worden, om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen?

    Zie ook Psalm 82 waar naar engelenmachten als goden over de volken en Israël verwezen wordt. Dat de brieven van Christus aan de zeven gemeenten in Asia aan engelen gericht zijn past in de oude bedeling en in de geschiedenis van de Israëlieten vanaf de Exodus uit Egypte. Zo hebben we gezien dat de Efeze-brief, de Smyrna-brief en de Pergamus-brief historisch in de veertigjarige periode tussen de Exodus en de inname van het Beloofde Land Kanaän geplaatst kunnen worden. De brieven aan Thyatira en Sardis passen beide in de historische periode van de koningen van Israël en Juda tot aan de ballingschap.

    Openbaring 2:18 En schrijf aan den engel der Gemeente te Thyatira: Dit zegt de Zoon van God, Die Zijn ogen heeft als een vlam vuurs, en Zijn voeten zijn blinkend koper gelijk: 19 Ik weet uw werken, en liefde, en dienst, en geloof, en uw lijdzaamheid, en uw werken, en dat de laatste meer zijn dan de eerste. 20 Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij de vrouw Jezabel, die zich zelve zegt een profetes te zijn, laat leren, en Mijn dienstknechten verleiden, dat zij hoereren en afgodenoffer eten. 21 En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich zou bekeren van haar hoererij, en zij heeft zich niet bekeerd. 22 Zie, Ik werp haar te bed, en die met haar overspel bedrijven, in grote verdrukking, zo zij zich niet bekeren van hun werken. 23 En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de Gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken. 24 Doch Ik zeg ulieden, en tot de anderen, die te Thyatira zijn, zovelen, als er deze leer niet hebben, en die de diepten des satans niet gekend hebben, gelijk zij zeggen: Ik zal u geen anderen last opleggen; 25 Maar hetgeen gij hebt, houdt dat, totdat Ik zal komen. 26 En die overwint, en die Mijn werken tot het einde toe bewaart, Ik zal hem macht geven over de heidenen; 27 En hij zal ze hoeden met een ijzeren staf; zij zullen als pottenbakkersvaten vermorzeld worden; gelijk ook Ik van Mijn Vader ontvangen heb. 28 En Ik zal hem de morgenster geven. 29 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. (Statenvertaling)

     

    De betekenis van Thyatira is de wierook offerende en handelt over de historische periode van de tien stammen van Israël. De plaats Thyatira wordt in het Nieuwe Testament (Handelingen 16:14) vermeld als de plaats waar Lydia van afkomstig was. Zij was een purperverkoopster die op de prediking van Paulus te Filippi in Macedonië tot bekering kwam. Dat er een Joodse Gemeente of synagoge te Thyatira was is zeker.

    De scheuring van het Verenigd Koninkrijk van Israël was het gevolg van de afgoderij van Salomo, bericht de Bijbel (1 Koningen 11:4). Het dieptepunt was de verkiezing door Salomo van de Ammonietische Naäma tot hoofdvrouw, de moeder van de latere kroonprins Rehabeam in zijn vierentwintigste regeringsjaar in 983 v. Chr. (TIJD en TIJDEN, blz. 211-21). De ongerechtigheid van Israël nam hier een aanvang, en de scheuring van het Rijk werd door de HEERE God toen al aan Salomo aangekondigd. Vooral het Bijbelboek 1 Koningen geeft heel wat informatie over deze periode. Over de tien stammen in verleden, heden en toekomst schreef ik een boek dat sinds 2017 op het internet verkrijgbaar is: Kronieken van de koningen van Israël. Zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=featured_product&suggestedFor=robert%20de%20t&originalSearchContext=media_all&originalSection=main

    Geen een van de opvolgers van Jerobeam I keerde zich ooit tot de HEERE God voor uitkomst maar volhardde in het dienen van afgoden. De vrouw Jezabel waar in Openbaring 2:20 naar verwezen wordt was de Fenicische vrouw van koning Achab van het tienstammenrijk.

    1 Koningen 16:30 Achab, de zoon van Omri, deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, meer dan allen die vóór hem geweest waren. 31 Het minst erge was, dat hij wandelde in de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, maar hij nam tot vrouw Izebel, de dochter van Etbaäl, de koning der Sidoniërs, en ging de Baäl dienen en zich voor hem neerbuigen.

    De afgodische toestand had toen zulke afmetingen aangenomen dat op een moment er slechts een overblijfsel van zevenduizend mensen in Israël was die de HEERE God trouw waren. Overwinnaars worden ze in de brief van Christus aan de engel te Thyatira genoemd.

    1 Koningen 19:18 Ook heb Ik in Israël doen overblijven zeven duizend, alle knieën, die zich niet gebogen hebben voor Baäl, en allen mond, die hem niet gekust heeft.

    Uiteindelijk werden de tien stammen in 717 v. Chr. in Assyrische ballingschap weggevoerd. Tussen de rivieren Eufraat en Indus zijn ze terechtgekomen waar ze tot op huidige dag (onbekend) bewaard worden. Op God ’s tijd zal hun herstel volgen, geestelijk en nationaal in het oude land der vaderen. In mijn eerder geciteerde boek: Kronieken van de koningen van Israël, 2017, blz. 147-157, geef ik in het bijzonder aandacht aan de stam Zebulon wat de toekomst betreft.

     

    De vijfde brief van Jezus Christus in het Bijbelboek Openbaring is gericht aan de engel van de Gemeente te Sardis.

    Openbaring 3:1 En schrijf aan den engel der Gemeente, die te Sardis is: Dit zegt, Die de zeven geesten Gods heeft, en de zeven sterren: Ik weet uw werken, dat gij den naam hebt, dat gij leeft, en gij zijt dood. 2 Zijt wakende, en versterk het overige, dat sterven zou; want Ik heb uw werken niet vol gevonden voor God. 3 Gedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het, en bekeer u. Indien gij dan niet waakt, zo zal Ik over u komen als een dief, en gij zult niet weten, op wat ure Ik over u komen zal. 4 Doch gij hebt enige weinige namen ook te Sardis, die hun klederen niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte klederen, overmits zij het waardig zijn. 5 Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen. 6 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt.

     

    De betekenis van het woord Sardis is ontvluchten. De inhoud van de brief vinden we terug in de historische periode van de twee stammen na de scheuring van het Verenigd Koninkrijk van Salomo in 967 v. Chr. Tien stammen scheurden zich na de dood van Salomo van Juda en Benjamin af. De twee stammen Juda en Benjamin bleven samen met de Levieten met Jeruzalem en de Tempeldienst achter. Als een gevolg hadden zij de naam dat zij geestelijk leefden maar bleken geestelijk dood te zijn. Ook hier waren er echter overwinnaars en mensen met geestelijke oren. Niet alle koningen waren afgodendienaars maar soms waren er koningen die op de HEERE God vertrouwden en de afgoderij een halt toeriepen. Het mocht echter niet baten en uiteindelijk gingen zij honderddertig jaar, zes maanden en tien dagen na de wegvoering van de tien stammen in 717 v. Chr. ook in ballingschap. Zie het artikel van 09.02.2018 op dit blog, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1517785200&stopdatum=1518390000

    In 586 v. Chr. werd de Tempel door de Babyloniërs vernietigd en werden de twee stammen in ballingschap weggevoerd. Alhoewel er na zeventig jaar Babylonische ballingschap een tijdelijk herstel volgde. Na de verwerping van de Messias bij Zijn eerste komst volgde veertig jaar later in 70 AD de vernietiging van Jeruzalem en de herbouwde Tempel door de Romeinen gevolgd door de wereldwijde diaspora.

    De aanhef van de brief aan de engel van de gemeente te Sardis maakt onmiddellijk duidelijk dat men in de oude bedeling van de wet zit. Een kind van God in de huidige bedeling van de genade is namelijk ten allen tijde door het geloof in een staat van genade en zeker van het eeuwig leven dat hem geschonken werd. Het is sola gratia, sola fide en sola scriptura.

    1 Johannes 5:11 En dit is de getuigenis, namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft; en ditzelve leven is in Zijn Zoon. 12 Die den Zoon heeft, die heeft het leven; die den Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet. 13 Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam des Zoons van God; opdat gij weet, dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God.

     

    Ook vers drie valt onder de oude bedeling en is niet van tel voor een kind van God in de huidige bedeling van de genade. De gelovige vandaag die deel uitmaakt van het Lichaam van Christus (Efeze 1:22-23) verwacht de komst van zijn of haar Heiland en ziet niet uit naar een dief die komt in de nacht.

    1 Thessalonicenzen 2:1 En wij bidden u, broeders, door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus, en onze toevergadering tot Hem, 2 Dat gij niet haastelijk bewogen wordt van verstand, of verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief, als van ons geschreven, alsof de dag van Christus aanstaande ware.

     

    Gedurende de bijna tweeduizend jaar nu sinds de eerste komst van de Messias wordt het Lichaam van Christus, voor de wereld verborgen, gevormd. Op God ’s tijd zal na de bedeling van de genade, de draad met Israël weer opgenomen worden. Het nationale herstel is sinds 1948 een feit en een teken aan de wand, het geestelijke herstel laat op zich wachten. Dit gaan we bespreken in een toekomstige aflevering over de twee laatste brieven: Philadelphia en Laodicea.

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder

     

    Het hierna vermelde boek kan gratis online gelezen worden:

    EXODUS, 2016, zie link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)


    04-11-2019 om 09:40 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Was er nu één belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib of twee, zoals Velikovsky beweerde?

    In zijn boek ‘Werelden in botsing’, 1971, Deel II Mars, II, Het jaar -687, meent Dr. I. Velikovsky (1895/1979) dat er twee belegeringen van Jeruzalem door Sanherib plaatsvonden: de eerste in 702 of 701 v. Chr. en een tweede belegering in 687 v. Chr. waarbij het leger van Sanherib door de engel des HEEREN nabij Jeruzalem catastrofaal vernietigd werd. Dit laatste jaartal haalde hij uit oud-Chinese bronnen waar kosmische fenomenen voor deze periode beschreven worden. Alhoewel Velikovsky bekend is vanwege zijn grondige revisie van de geschiedenis van de Egyptische oudheid heeft hij de Assyriologie met haar plaatsing van de Assyrische koningen op de tijdbalk in relatie tot Israël en Juda met rust gelaten. Dit blijkt onmiddellijk aan de jaartallen die hij hanteert zoals bijvoorbeeld voor de val van Samaria door Sargon II in het jaar 722 v. Chr. en de belegering van Jeruzalem door Sanherib in 701 v. Chr. Jaartallen die overigens volledig haaks staan op de Bijbelse chronologie van de koningen van Israël en Juda.

    Volgens Assyrische bronnen zitten er éénentwintig jaar tussen beide feiten: de val van Samaria in 722 v. Chr. met Sargon II en de belegering van Jeruzalem door Sanherib in 701 v. Chr. Volgens de Bijbel (2 Koningen 18:9-13) verliepen er slechts acht jaar tussen beide feiten. Een van beide bronnen zit er volledig naast. De jaartallen 722 v. Chr. en 701 v. Chr. zijn het resultaat van het linken van de Assyrische eponiemlijsten door de Assyriologie aan het jaar 763 v. Chr. met de vermelding van een zonsverduistering over Nineveh tijdens het eponiem van Bur Sagale in het tiende regeringsjaar van Assur Dan III. Een eponiem zou een ambtenaar voorstellen naar wie een bepaald jaar genoemd werd met af en toe in de Eponiemlijst een belangrijke gebeurtenis vermeld zoals bijvoorbeeld een zonsverduistering. Eponiemlijsten zijn samengesteld vanaf ongeveer 892 tot 648 v. Chr., een belangrijke periode eveneens in de geschiedenis van de koningen van Israël en Juda. Het Assyrische ankerpunt voor de gehele lijst werd het jaar van de zonsverduistering in 763 v. Chr. Al de andere vermelde gebeurtenissen en regeringsjaren van koningen werden aan de hand van deze datum op de tijdsbalk verankerd. De Assyriologie gaat er fundamentalistisch van uit dat de koningslijst volledig is, dat de Assyrische koningen in opeenvolging geregeerd hebben en vooral: dat er geen namen in de koningslijsten ontbreken. Dit laatste is echter teveel verlangd. Er ontbreken zondermeer namen in de koningslijst en meermaals waren er historisch aanwijsbare perioden in de geschiedenis van Assur met meer dan één koning op de troon van Assyrië. Zie bijvoorbeeld met artikel van 14.01.2019 op dit blog: De Assyrische eponiemlijsten en kronieken nagerekend, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1547420400&stopdatum=1548025200

    Wanneer we de verschillende Bijbelteksten die over koning Jehizkia van Juda en de belegering van Jeruzalemdoor Sanherib met elkaar vergelijken blijkt het echter overduidelijk dat er slechts één belegering was, die van het veertiende regeringsjaar van Jehizkia namelijk. In TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 327-330, heb ik de regeerperiode van Jehizkia besproken. Het cruciale Bijbelgedeelte is:

    2 Koningen 18:9 Het geschiedde nu in het vierde jaar van den koning Hizkia (hetwelk was het zevende jaar van Hosea, den zoon van Ela, den koning van Israël) dat Salmaneser, de koning van Assyrië, opkwam tegen Samaria, en haar belegerde. 10 En zij namen haar in ten einde van drie jaren, in het zesde jaar van Hizkia; het was het negende jaar van Hosea, den koning van Israël, als Samaria ingenomen werd. 11 En de koning van Assyrië voerde Israël weg naar Assyrië, en deed hen leiden in Halah, en in Habor, bij de rivier Gozan, en in de steden der Meden. 12 Daarom dat zij de stem des HEEREN, huns Gods, niet waren gehoorzaam geweest, maar Zijn verbond overtreden hadden; en al wat Mozes, de knecht des HEEREN, geboden had, dat hadden zij niet gehoord, noch gedaan. 13 Maar in het veertiende jaar van den koning Hizkia kwam Sanherib, de koning van Assyrië, op tegen alle vaste steden van Juda, en nam ze in. (Statenvertaling)

     

    Het veertiende jaar van Jehizkia liep van najaar 710 tot najaar 709 v. Chr. De Assyrische invasie met de belegering van Jeruzalem geschiedde in het voorjaar van 709 v. Chr. De regeerperiode van koning Hizkia van Juda laat zich exact op de tijdsbalk vastpinnen via het vijftiende Jubeljaar van oktober 709/september 708 v. Chr. als ankerjaar. Naar dit jubeljaar verwijst de profeet Jesaja wanneer deze profeet in het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia (Jesaja 36:1) de koning tijdens de belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib, benaderd met een bemoedigend woord van God:

    Jesaja 37:30 En dat zij u een teken, dat men in dit jaar, wat van zelf gewassen is, eten zal, en in het tweede jaar, wat daarvan weder uitspruit; maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten. (Statenvertaling)

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, pagina 266

     

    Het jubeljaar waar de profeet Jesaja naar verwijst liep van oktober 709 tot september 708 v. Chr. Het woord van de profeet: ‘gij zult dit jaar eten wat vanzelf opkomt’, situeert zich in het zevende sabbatjaar (april 709/ maart 708) en ‘in het tweede jaar wat daarvan weder uitspruit’, slaat op het jaar april 708 tot maart 707 v. Chr., het houden van het jubeljaar liep tot september 708 v. Chr. Daarna kon er gezaaid en geplant worden: ‘maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten’ (zie Dertig Jubeljaren, 2018, blz. 97-98).

    Het veertiende regeringsjaar van Hizkia met de belegering van Jeruzalem door Sanherib viel Bijbels-chronologisch in 709 v. Chr. Het is na de vernietiging van de tegen Jeruzalem verzamelde Assyrische legermacht waarbij 185.000 soldaten het leven lieten, dat Hizkia ziek werd en er vijftien jaar aan zijn leeftijd span werden toegevoegd.

    Jesaja 38:1 In die dagen werd Hizkia krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, kwam tot hem, en zeide tot hem: Alzo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw huis; want gij zult sterven, en niet leven. 2 Toen keerde Hizkia zijn aangezicht om naar den wand, en hij bad tot den HEERE. 3 En hij zeide: Och HEERE, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld, en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb. En Hizkia weende gans zeer. 4 Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Jesaja, zeggende: 5 Ga henen, en zeg tot Hizkia: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal vijftien jaren tot uw dagen toedoen; 6 En Ik zal u uit de hand des konings van Assyrië verlossen, mitsgaders deze stad; en Ik zal deze stad beschermen. 7 En dit zal u een teken zijn van den HEERE, dat de HEERE het woord, dat Hij gesproken heeft, doen zal: 8 Zie, Ik zal de schaduw der graden, die met de zon in de graden van Achaz' zonnewijzer nederwaarts gegaan is, tien graden achterwaarts doen keren. Dies is de zon tien graden teruggekeerd, in de graden, die zij nederwaarts gegaan was.

     

    Volgens een Joodse legende (The Legends of the Jews, Boek IX) geschiedde de vernietiging van het Assyrische leger voor Jeruzalem tijdens de Pesach-nacht. ‘The Legends of the Jews’ gecompileerd door Louis Ginzberg, 1909 (This is a massive collation of the Haggada--the traditions which have grown up surrounding the Biblical narrative. These stories and bits of layered detail are scattered throughout the Talmud and the Midrash, and other sources, including oral. In the 19th century Ginzberg undertook the task of arranging the Haggada into chronological order, and this series of volumes was the result), lijkt een verstoring van de aarde in haar loop om de zon te leren:

    …. A number of miracles besides were connected with the recovery of Hezekiah. In itself it was remarkable, as being the first case of a recovery on record. Previously illness had been inevitably followed by death. Before he had fallen sick, Hezekiah himself had implored God to change this order of nature. He held that sickness followed by restoration to health would induce men to do penance. God had replied: "Thou art right, and the new order shall be begun with thee." Furthermore, the day of Hezekiah's recovery was marked by the great miracle that the sun shone ten hours longer than its wonted time. The remotest lands were amazed thereat, and Baladan, the ruler of Babylon, was prompted by it to send an embassy to Hezekiah, which was to carry his felicitations to the Jewish king upon his recovery.

     

     

    De belegering van Jeruzalem vinden we door Sanherib beschreven op zijn bewaard gebleven prisma-stele. Het was de derde veldtocht van zijn co-bewind met Sargon II. Hierna het betreffende gedeelte:

    “18 As for Hezekiah the Judahite, 19 who did not submit to my yoke: forty-six of his strong, walled cities, as well as 20 the small towns in their area, 21 which were without number, by levelling with battering-rams 22 and by bringing up seige-engines, and by attacking and storming on foot, 23 by mines, tunnels, and breeches, I besieged and took them. 24 200,150 people, great and small, male and female, 25 horses, mules, asses, camels, 26 cattle and sheep without number, I brought away from them 27 and counted as spoil. (Hezekiah) himself, like a caged bird 28 I shut up in Jerusalem, his royal city. 29 I threw up earthworks against him— 30 the one coming out of the city-gate, I turned back to his misery. 31 His cities, which I had despoiled, I cut off from his land, and 32 to Mitinti, king of Ashdod, 33 Padi, king of Ekron, and Silli-bêl, 34 king of Gaza, I gave (them). And thus I diminished his land. 35 I added to the former tribute, 36 and I lad upon him the surrender of their land and imposts—gifts for my majesty. 37 As for Hezekiah, 38 the terrifying splendor of my majesty overcame him, and 39 the Arabs and his mercenary troops which he had brought in to strengthen 40 Jerusalem, his royal city, 41 deserted him. In addition to the thirty talents of gold and 42 eight hundred talents of silver, gems, antimony, 43 jewels, large carnelians, ivory-inlaid couches, 44 ivory-inlaid chairs, elephant hides, elephant tusks, 45 ebony, boxwood, all kinds of valuable treasures, 46 as well as his daughters, his harem, his male and female 47 musicians, which he had brought after me 48 to Nineveh, my royal city. To pay tribute 49 and to accept servitude, he dispatched his messengers.”

    (Prisma-stele kolom 2)

    Met waarheidsgetrouwe geschiedschrijving hield Sanherib zich niet bezig. Hij beweerde propagandistisch dat hij een verslagen Hizkia als een vogel in een kooi in Jeruzalem had ingesloten. De werkelijkheid was anders (2 Koningen 19:32-35). Achthonderd talenten zilver beweerde hij bovendien van Hizkia als losgeld verkregen te hebben. In werkelijkheid liet Hizkia volgens de Bijbel driehonderd talenten zilver naar het bivak van Sanherib te Lachis afleveren.

    2 koningen 18:14 Toen zond Hizkia, de koning van Juda, tot den koning van Assyrië, naar Lachis, zeggende: Ik heb gezondigd, keer af van mij, wat gij mij opleggen zult, zal ik dragen. Toen leide de koning van Assyrië Hizkia, den koning van Juda, driehonderd talenten zilvers, en dertig talenten gouds op.

     

     

    De zon die op de zonnewijzer van Achaz tien graden was teruggekeerd betekende volgens de Joodse legende een periode van tien uur die aan daglicht werd toegevoegd. Het mechanisme verantwoordelijk voor dit fenomeen was volgens Velikovsky en anderen een kosmisch fenomeen. Bijbels-chronologisch gezien viel dit in het voorjaar van 709 v. Chr. Het was in dat jaar dat het leger van Sanherib geslagen moest afdruipen. De conclusie moet zijn dat er slechts één belegering van Jeruzalem plaatsvond. Dit jaartal is een mijlpaal in de wereldgeschiedenis of zou het moeten zijn. Volgens de eerder geciteerde ‘Legends of the Jews, nam ‘the new order’ toen een aanvang. De aarde werd toen in haar omloop om de zon verstoord en als een gevolg daarvan kunnen er geen correcte zonsverduisteringen voorbij het jaar 709 v. Chr. in de tijd uitgerekend worden zonder met dit fenomeen rekening te houden. Het jaar 709 v. Chr. was één van meerdere jaren in de achtste eeuw v. Chr. waarbij planeet aarde iedere keer danig geschud werd. Tegen het einde van die eeuw aan werd een kalenderhervorming noodzakelijk die in verschillende oudheid-bronnen terug te vinden is (TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 331-337).

    Naar mijn weten is er maar één onderzoeker geweest die op het feit van de kosmische catastrofe in het veertiende regeringsjaar van Hizkia wees en het gevolg voor exacte zonsverduisteringberekeningen voorbij dit jaar, en dat is Christoph Marx. Zijn opmerking werd gepubliceerd in het Amerikaanse magazine ‘Ancient History and Catastrophism’ in juni 1980 maar kreeg geen bijval en niemand maakte er naar mijn weten, daarna gebruik van. De bevinding van de revisionist Christoph Marx (1931/2016) zet ook het vermeende kosmische sleuteljaar 687 v. Chr. van de revisionist Dr. Immanuël Velikovsky op de helling. Hierna een citaat van Marx: “Neither in his published writings nor in the manuscripts I have seen is there an analysis by Velikovsky questioning the year 687 BC. Nevertheless, this date depends entirely on the solar eclipse actualistically calculated for 763 BC; it therefore is equally wrong by at least the same margin of error.”

    Het eerder geciteerde Bijbelgedeelte uit 2 Koningen 18:9-13 was voor de godgeleerde Edwin R. Thiele onmogelijk in zijn chronologische reconstructie in te voegen en dus verklaarde hij schaamteloos in zijn boek: The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, 1951, dat deze passage kunstmatig aan de Bijbel toegevoegd werd. Thiele ’s dramatische knieval naar de Assyriologie toe. Zie het artikel van 02.12.2017 op dit blog, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1511737200&stopdatum=1512342000

     

    Wordt vervolgd….

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    28-10-2019 om 07:53 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Assyriology revised, the years of reign of Sennacherib revised and fixed in a chronological time line with the contemporary Biblical kings

    We continue with the revision of the Assyrian Kings list on the time line of history. Our instruments are the Bible and the works of the Jewish historian Flavius Josephus. The last article on this blog dates back to 07.10.2019 when we discussed Sargon II and his new chronological placement on the time line. See link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3181139

    His son and successor Sennacherib was for a long time co-regent with his father as will be shown in this week’s article. Just like with Sargon II his son Sennacherib is also mentioned by name in the Bible.

    2 Kings 18:9 And it came to pass in the fourth year of king Hezekiah, which was the seventh year of Hoshea son of Elah king of Israel, that Shalmaneser king of Assyria came up against Samaria, and besieged it. 10 And at the end of three years they took it: even in the sixth year of Hezekiah, that is in the ninth year of Hoshea king of Israel, Samaria was taken. 11 And the king of Assyria did carry away Israel unto Assyria, and put them in Halah and in Habor by the river of Gozan, and in the cities of the Medes: 12 Because they obeyed not the voice of the Lord their God, but transgressed his covenant, and all that Moses the servant of the Lord commanded, and would not hear them, nor do them. 13 Now in the fourteenth year of king Hezekiah did Sennacherib king of Assyria come up against all the fenced cities of Judah, and took them. (King James Version)

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 266

     

    The above mentioned Bible quotation was considered by the theologian Edwin R. Thiele in his book ‘The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings’, 1951, as artificially added to the Bible and this statement was made shameless. Thiele considered the Assyrian kings list and its placement on the time line superior to the Biblical chronology and its bearing points on the timeline of history. The result was that he presented in his book a revised chronology for the kings of Israel and Judah whereby he shortened their reigns totaling up to 40 years. The fact that he was unable to fit the chronological link mentioned in 2 Kings 18:9-13 between Hezekiah and Sennacherib made him make such a foolish claim implying that this part of Scripture was not inspired. Thiele ‘s revision of the chronology of the Hebrew kings became nevertheless widely accepted by scholars and is unfortunately even used by many revisionists of ancient history. The Bible Book 2 Kings 18:9-13 however is very clear on the subject and cannot be interpreted otherwise. The fall of Samaria by Shalmaneser V happened in the sixth year of reign of Hezekiah being 717 BC based on Biblical chronology. And in the fourteenth year of reign of King Hezekiah, eighth years later, did Sennacherib king of Assyria laid siege to Jerusalem but was defeated. The fall of Samaria is firmly fixed on the timeline of history in 717 BC based on Josephus and the Bible. In the article of 16.09.2019 on this blog I quoted Flavius Josephus, Antiquities, Chapter X, ix.7b stating that the exile of the ten tribes of Israel happened exactly 136 years, six months and ten days prior to the exile of the two tribes in July 586 BC which leads us to the year 717 BC for the fall of Samaria and the exile of the ten tribes. See link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3177041

    A cross bearing that leads us also to 717 BC as an anchor point on the time line of history are the Jubilee years. The fourteenth year of reign of Hezekiah was the Sabbath year that preceded the 15th Jubilee year of Oct 709/Sep 708 BC. This is confirmed by the prophet Isaiah who approached Hezekiah at that time with a Word of the LORD God making clear that we have a Sabbath year followed by a Jubilee year:

    Isaiah 37:30 And this shall be a sign unto thee, Ye shall eat this year (April 710/March 709 BC) such as groweth of itself; and the second year (April 709/March 708 BC) that which springeth of the same: and in the third year (October 709/September 708 BC) sow ye, and reap, and plant vineyards, and eat the fruit thereof. (KJV)

    In my book ‘Thirty Jubilees’ published in Dutch in 2018 I used the Jubilee years to determine the chronological order of the period of reigns of the kings of Judah between the 37th year of Babylonian captivity of King Jojachin (2 Kings 25:27) which was the 18th Jubilee, and the fourteenth year of reign of Hezekiah. The fourteenth year of Hezekiah and the siege of Jerusalem by Sennacherib is firmly fixed to 709 BC.

    The siege of Jerusalem is mentioned on a prism stele of Sennacherib as his third campaign without mentioning a specific year of reign. Clearly the man was a co-regent of Sargon II at the time. The Bible during this period refers to the kings of Assyria in plural (2 Kings 18:13 and 2 Chronicles 32:1-4). Hereafter follows the relevant part as found on the prism stele of Sennacherib:

    “18 As for Hezekiah the Judahite, 19 who did not submit to my yoke: forty-six of his strong, walled cities, as well as 20 the small towns in their area, 21 which were without number, by levelling with battering-rams 22 and by bringing up seige-engines, and by attacking and storming on foot, 23 by mines, tunnels, and breeches, I besieged and took them. 24 200,150 people, great and small, male and female, 25 horses, mules, asses, camels, 26 cattle and sheep without number, I brought away from them 27 and counted as spoil. (Hezekiah) himself, like a caged bird 28 I shut up in Jerusalem, his royal city. 29 I threw up earthworks against him— 30the one coming out of the city-gate, I turned back to his misery. 31 His cities, which I had despoiled, I cut off from his land, and 32 to Mitinti, king of Ashdod, 33 Padi, king of Ekron, and Silli-bêl, 34 king of Gaza, I gave (them). And thus I diminished his land. 35 I added to the former tribute, 36 and I lad upon him the surrender of their land and imposts—gifts for my majesty. 37 As for Hezekiah, 38 the terrifying splendor of my majesty overcame him, and 39 the Arabs and his mercenary troops which he had brought in to strengthen 40 Jerusalem, his royal city, 41 deserted him. In addition to the thirty talents of gold and 42 eight hundred talents of silver, gems, antimony, 43 jewels, large carnelians, ivory-inlaid couches, 44 ivory-inlaid chairs, elephant hides, elephant tusks, 45 ebony, boxwood, all kinds of valuable treasures, 46 as well as his daughters, his harem, his male and female 47 musicians, which he had brought after me 48 to Nineveh, my royal city. To pay tribute 49 and to accept servitude, he dispatched his messengers.”

    (Prism-stele kolom 2)

    Should we have only the prism stele today as a witness in our possession one could argue that the siege of Jerusalem by Sennacherib was successful. The historical truth learns different. According to the Bible the army of Sennacherib besieging Jerusalem was devastated by an angel of the LORD God with 185.000 soldiers killed in one blow.

    2 Kings 19:32 Therefore thus saith the Lord concerning the king of Assyria, He shall not come into this city, nor shoot an arrow there, nor come before it with shield, nor cast a bank against it. 33 By the way that he came, by the same shall he return, and shall not come into this city, saith the Lord. 34 For I will defend this city, to save it, for mine own sake, and for my servant David's sake. 35 And it came to pass that night, that the angel of the Lord went out, and smote in the camp of the Assyrians an hundred fourscore and five thousand: and when they arose early in the morning, behold, they were all dead corpses. 36 So Sennacherib king of Assyria departed, and went and returned, and dwelt at Nineveh.

    The defeat of Sennacherib at the gates of Jerusalem in 709 BC is also mentioned by the Jewish historian Flavius Josephus:

    "Now when Sennacherib was returning from his Egyptian war to Jerusalem, he found his army under Rabshakeh his general in danger [by a plague], for God had sent a pestilential distemper upon his army; and on the very first night of the siege, a hundred fourscore and five thousand, with their captains and generals, were destroyed. So the king was in a great dread and in a terrible agony at this calamity; and being in great fear for his whole army, he fled with the rest of his forces to his own kingdom, and to his city Nineveh; and when he had abode there a little while, he was treacherously assaulted, and died by the hands of his elder sons, Adrammelech and Seraser, and was slain in his own temple, which was called Araske. Now these sons of his were driven away on account of the murder of their father by the citizens, and went into Armenia, while Assarachoddas took the kingdom of Sennacherib." And this proved to be the conclusion of this Assyrian expedition against the people of Jerusalem. (Flavius Josephus, Jewish Antiquities, Book X, 1. 5.)

    The defeat of Sennacherib is furthermore mentioned in the Jewish Legends compiled by Louis Ginzberg, Book IX:

     “…… With this vast army Sennacherib hastened onward, in accordance with the disclosures of the astrologers, who warned him that he would fail in his object of capturing Jerusalem, if he arrived there later than the day set by them. His journey having lasted but one day instead of ten, as he had expected, he rested at Nob. A raised platform was there erected for Sennacherib, whence he could view Jerusalem. On first beholding the Judean capital, the Assyrian king exclaimed: "What! Is this Jerusalem, the city for whose sake I gathered together my whole army, for whose sake I first conquered all other lands? Is it not smaller and weaker than all the cities of the nations I subdued with my strong hand?" He stretched himself and shook his head, and waved his hand contemptuously toward the Temple mount and the sanctuary crowning it. When his warriors urged him to make his attack upon Jerusalem, he bade them take their ease for one night, and be prepared to storm the city the next day. It seemed no great undertaking. Each warrior would but have to pick up as much mortar from the wall as is needed to seal a letter and the whole city would disappear. But Sennacherib made the mistake of not proceeding directly to the attack upon the city. If he had made the assault at once, it would have been successful, for the sin of Saul against the priest at Nob had not yet been wholly expiated; on that very day it was fully atoned for. In the following night, which was the Passover night, when Hezekiah and the people began to sing the Hallel Psalms, the giant host was annihilated….

    …. A number of miracles besides were connected with the recovery of Hezekiah. In itself it was remarkable, as being the first case of a recovery on record. Previously illness had been inevitably followed by death. Before he had fallen sick, Hezekiah himself had implored God to change this order of nature. He held that sickness followed by restoration to health would induce men to do penance. God had replied: "Thou art right, and the new order shall be begun with thee." Furthermore, the day of Hezekiah's recovery was marked by the great miracle that the sun shone ten hours longer than its wonted time. The remotest lands were amazed thereat, and Baladan, the ruler of Babylon, was prompted by it to send an embassy to Hezekiah, which was to carry his felicitations to the Jewish king upon his recovery….

    …..In view of all the wonders God had done for him, it was unpardonable that Hezekiah did not feel himself prompted at least to sing a song of praise to God. Indeed, when the prophet Isaiah urged him to it, he refused, saying that the study of the Torah, to which he devoted himself with assiduous zeal, was a substitute for direct expressions of gratitude. Besides, he thought God's miracles would become known to the world without action on his part, in such ways as these: After the destruction of the Assyrian army, when the Jews searched the abandoned camps, they found Pharaoh the king of Egypt and the Ethiopian king Tirhakah. These kings had hastened to the aid of Hezekiah, and the Assyrians had taken them captive and clapped them in irons, in which they were languishing when the Jews came upon them. Liberated by Hezekiah, the two rulers returned to their respective realms, spreading the report of the greatness of God everywhere. And again, all the vassal troops in Sennacherib's army, set free by Hezekiah, accepted the Jewish faith, and on their way home they proclaimed the kingdom of God in Egypt and in many other lands.” The Legends of the Jews, Book IX,

    The capturing of the Egyptian Pharaoh is also mentioned on the prism stele of Sennacherib:

    “…. The officials, nobles, and people of Ekron, who had thrown Padi their king—bound by oath and curse of Assyria— into fetters of iron and had given him over to Hezekiah, the Judahite—he kept him in confinement like an enemy— their heart became afraid, and they called upon the Egyptian kings, the bowmen, chariots and horses of the king of Meluhha [Ethiopia], a countless host, and these came to their aid. In the neighborhood of Eltekeh, their ranks being drawn up before me, they offered battle. With the aid of Assur, my lord, I fought with them and brought about their defeat. The Egyptian charioteers and princes, together with the Ethiopian king's charioteers, my hands captured alive in the midst of the battle. Eltekeh and Timnah I besieged, I captured, and I took away their spoil. …(Prism-stele Sennacherib)

     

    The above mentioned battle between the Egyptian army and the Assyrians is also mentioned by Herodotus Book 2:141:

    After him there came to the throne the priest of Hephaistos, whose name was Sethos. This man, they said, neglected and held in no regard the warrior class of the Egyptians, considering that he would have no need of them; and besides other slights which he put upon them, he also took from them the yokes of corn-land which had been given to them as a special gift in the reigns of the former kings, twelve yokes to each man. After this, Sanacharib king of the Arabians and of the Assyrians marched a great host against Egypt. Then the warriors of the Egyptians refused to come to the rescue, and the priest, being driven into a strait, entered into the sanctuary of the temple and bewailed to the image of the god the danger which was impending over him; and as he was thus lamenting, sleep came upon him, and it seemed to him in his vision that the god came and stood by him and encouraged him, saying that he should suffer no evil if he went forth to meet the army of the Arabians; for he himself would send him helpers. Trusting in these things seen in sleep, he took with him, they said, those of the Egyptians who were willing to follow him, and encamped in Pelusion, for by this way the invasion came: and not one of the warrior class followed him, but shop-keepers and artisans and men of the market. Then after they came, there swarmed by night upon their enemies mice of the fields, and ate up their quivers and their bows, and moreover the handles of their shields, so that on the next day they fled, and being without defense of arms great numbers fell. And at the present time this king stands in the temple of Hephaistos in stone, holding upon his hand a mouse, and by letters inscribed he says these words: "Let him who looks upon me learn to fear the gods."

    The pharaoh to which Herodotus refers with the Greek name Sethos must be the same as the Biblical So and those two are identical with the Assyrian name Sebech as king of Egypt during that time.

    The brutal end of Sennacherib‘s live we read in verse 37 of the above mentioned Bible quotation. His successor was the crown prince and son Essarhaddon.

    2 Kings 19:37 And it came to pass, as he was worshipping in the house of Nisroch his god, that Adrammelech and Sharezer his sons smote him with the sword: and they escaped into the land of Armenia. And Esarhaddon his son reigned in his stead. (KJV)

    The year of the assassination was 680 BC. The Ptolemy-canon has Essarhaddon become king over Babylon in 08.02.680 BC.

    The first year of reign of Sennacherib by the orthodox Assyriology is 705 BC. There is a way however to calculate the first year of (co)reign of Sennacherib. There exists a preserved statement of Sennacherib (Assyrian Kings from Adasi to Assur Dan II - synthesized from Synchronistic Chronicle, Meissmer’s list, and corrected to the Khorsabad List - as quoted by Courville), that says that there were 418 years between his period of rule and the one of Tiglath Pileser I. The revised period of reign of Tiglath Pileser I has him reigning from 1134 till 1096 BC (De Assyriologie herzien, 2012, page 104-113). When we apply the time period of 418 years from 1134 BC the result is 716 BC for the first year of co-reign of Sennacherib. It is the same year that Shalmaneser V was besieging Tyrus and Sargon II was campaigning against Mannea. The Assyrian empire was ruled by a triumvirate at the time.

    Probably Sennacherib was campaigning against Merodach Baladan in Babylon during the same year 716 BC. With his comments regarding his third campaign against Jerusalem in mind we may doubt the correctness of his statement:

    “20 In my first campaign I accomplished the defeat of Merodach-baladan, 21 king of Babylonia, together with the army of Elam, 22 his ally, on the plain of Kish. 23In the midst of that battle he deserted his camp, 24 and he escaped alone, so he saved his own life. 25 The chariots, horses, wagons, mules, 26 which he left behind at the beginning of the battle 27 my hands seized. Into his palace, which is in 28 Babylon, I entered jubilantly. 29 I opened his treasure-house: gold, silver, vessels of god and silver, 30 precious stones of every name, goods and property 31without limit, heavy tribute, his harem, 32 courtiers and officials, singers—male and 33 female—all his artisans, 34 as many as there were, his palace servants 35 I brought out, and I counted as spoil. In the might of Assur 36 my lord, seventy-five of his strong walled cities 37 of Chaldea, and 420 small cities 38 of their area I surrounded, I conquered, I carried off their spoil. 39 The Arabs, Arameans, and Chaldeans 40 who were in Erech, Nippur, Kish, Harsagkalamma, 41 Kutha and Sippar, together with the citizens, 42 the rebels I brought out and counted as booty…..”

    Babylon was not taken until 709 BC by Sargon II and the comments made by Sennacherib on his prism stele are nothing else than magniloquence. The second campaign of Sennacherib that is mentioned on the prism stele is the one to the land of the Kassites. This campaign is to be dated between the years 715 BC and 710 BC.

    “65 In my second campaign, Assur, my lord, encouraged me, and 66 against the land of the Kassites and the land of the Yasubigallai, 67 who from of old had not been submissive to the kings, my ancestors, 68 I marched. In the midst of the high mountains 69 I rode on horseback where the terrain was difficult, 70 and had my chariot drawn up with ropes: 71 where it became too steep, I clambered up on foot like the wild-ox. 72 The cities of Bît-Kilamzah, Hardishpi, 73and Bît-Kubatti, their strong, walled cities 74 I besieged, I captured. People, horses, 75 mules, asses, cattle, and sheep 76 I brought out from their midst and counted as booty. 77 And their small cities, which were beyond numbering, 78 I destroyed, I devastated, and I turned into ruins. The houses of the steppe, (namely) the tents, 79 in which they lived, I set on fire and 80 turned them into flames. I turned round, and 81 made that Bît-Kilamzah into a fortress— 82 I made its walls stronger than they had ever been before—….”

    No other historical source of his second campaign is available. We can only assume that a campaign took place which was carried out with disproportionate cruelty in the name of the gods of Assur. The prism stele refers to a total of eight campaigns and closes with the description of the building Sennacherib’s palace in Nineveh. Placing all eight campaigns on the time line of history is difficult and leaves a lot of questions.

    The eponym list that follows has not all the answers to fill the apparent time gap there exist in list. The reader should notice the damages that occurred in the text and the many brackets used by Assyriology’s to clarify their viewpoint.

    The Bible in 2 Kings 18:9-13 narrows the time span between the fall of Samaria in the 6th year of reign of Hezekiah and the siege of Jerusalem in the 14th year of reign of Hezekiah to only eight years. Assyriology in contradiction has 21 years between the fall of Samaria by Sargon II and the siege of Jerusalem by Sennacherib. A difference of 13 years. The only way to solve this anomaly created by Assyriology is to accept that co-regencies took place between Shalmaneser V, Sargon II and Sennacherib. I repeat the Bible refers to the kings of Assyria in the plural form during this time period.

    2 Chronicles 32:1 After these things, and the establishment thereof, Sennacherib king of Assyria came, and entered into Judah, and encamped against the fenced cities, and thought to win them for himself. 2 And when Hezekiah saw that Sennacherib was come, and that he was purposed to fight against Jerusalem, 3 He took counsel with his princes and his mighty men to stop the waters of the fountains which were without the city: and they did help him. 4 So there was gathered much people together, who stopped all the fountains, and the brook that ran through the midst of the land, saying, Why should the kings of Assyria come, and find much water? (KJV)

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 267

     

    The article regarding the period of reign of Sargon II and its revision closed with the Eponym of 706/705 BC.

    [706/705]During the eponomy of Mutakkil-A¹¹ur, the governor of Guzana, the king stayed in the land; the nobles were in Karalla; in Ajaru, the sixth, Dur-©arruken was completed; [...] received.

    The next Eponym of 705/704 BC refers according to Assyriology to the first year of Sennacherib.

    [705/704]During the eponomy of Nashru-Bl, the governor of Amedi,  the king marched on Tabal; against Gurdi, the Kulummaean, [...] the king was killed; the camp of the king of Assyria [...] In Abu, the twelfth, Sennacherib, the king [started his reign?].

    The missing part after ‘Sennacherib, the king’ is filled in by orthodox Assyriology by: started his reign ? with a question mark. It remains indeed by guessing.

    [704/703]During the eponomy of Nab-deni-epu¹, the governor of Nineveh, to Larak and Sarrabanu; the palace of Kalizi was restored, in [...] the nobles against the Kulummaean.

    [703/702] During the eponomy of Nuh¹aya, the governor of Kalizi, campaign against [Babylonia?].

    [702/701] During the eponomy of Nab-le'i, the governor of Arbela, campaign against [Hirimma and Hararatum?].

    [701/700] During the eponomy of Hananu, the governor of Til-Barsip, [...] from Halzi [...]

    [700/699] During the eponomy of Metunu, the governor of Isana, A¹¹ur-nadin-¹umi, the son of Sennacherib, [became king of Babylonia?] of the palace, in the city [...], great cedar logs, alabaster in Ammananum [...], in Kapri-Dagili [...] for [...] the king [...].

    [699/698] During the eponymy of Bl-¹arrani, governor of Kurba'il,

    Broken off

    On top of all the confusing and contradicting preserved Assyrian sources the eponym list is broken off after the year 698 BC. The preserved yearly eponym list are not complete but damaged. Campaigns are referred to with the target missing. It is impossible this way to fill in the campaigns of Sennacherib after his third against Jerusalem. They should find there place on the time line of history somewhere between 708 BC and 680 BC.

     

    To be continued…

    Robert De Telder

     

     

    Recent publications (Dutch):

    see link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    23-10-2019 om 08:20 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Ark van het Verbond

    Exodus 25:10 Zo zullen zij een ark van sittimhout maken; twee ellen en een halve zal haar lengte zijn, en anderhalve el haar breedte, en anderhalve el haar hoogte. 11 En gij zult ze met louter goud overtrekken, van binnen en van buiten zult gij ze overtrekken; en gij zult op dezelve een gouden krans maken rondom heen. 12 En giet voor haar vier gouden ringen, en zet die aan haar vier hoeken, alzo dat twee ringen op de ene zijde derzelve zijn, en twee ringen op haar andere zijde. 13 En maak handbomen van sittimhout, en overtrek ze met goud. 14 En steek de handbomen in de ringen, die aan de zijde der ark zijn, dat men de ark daarmede drage. 15 De draagbomen zullen in de ringen der ark zijn; zij zullen er niet uitgetogen worden. 16 Daarna zult gij in de ark leggen de getuigenis, die Ik u geven zal. 17 Gij zult ook een verzoendeksel maken van louter goud; twee ellen en een halve zal deszelfs lengte zijn, en anderhalve el deszelfs breedte. 18 Gij zult ook twee cherubim van goud maken; van dicht goud zult gij ze maken, uit de beide einden des verzoendeksels.

     

     

    19 En maak u een cherub uit het ene einde aan deze zijde, en den anderen cherub uit het andere einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel zult gijlieden de cherubim maken, uit de beide einden van hetzelve. 20 En de cherubim zullen hun beide vleugelen omhoog uitbreiden, bedekkende met hun vleugelen het verzoendeksel; en hun aangezichten zullen tegenover elkander zijn; de aangezichten der cherubim zullen naar het verzoendeksel zijn. 21 En gij zult het verzoendeksel boven op de ark zetten, nadat gij in de ark de getuigenis, die Ik u geven zal, zult gelegd hebben. 22 En aldaar zal Ik bij u komen, en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel af, van tussen de twee cherubim, die op de ark der getuigenis zijn zullen, alles, wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israëls. (Statenvertaling)

     

    De hiervoor beschreven ark van het verbond werd door de Israëlieten op instructie van de HEERE God in de zomer van 1483 v. Chr. na het overhandigen van de Tien Woorden aan Mozes, in de wildernis gemaakt. Zij werd gehuisvest in de Tent der samenkomst waar éénmaal per jaar met de Grote Verzoendag de hogepriester van dienst verzoening voor het volk uitvoerde (Hebreeën 9:1-10).

     

     

    De ark heeft de Israëlieten tot haar vernietiging toe door de hand van de Babylonische horden in 586 v. Chr., altijd vergezeld. Ten tijde van de veertig jaar wildernis, daarna bij de inname van Kanaän gevolgd door de Richterenperiode en de eerste koningen Saul en David verbleef de ark in een tent. Toen de Tempel van Salomo afgewerkt was kreeg de Ark haar plaats in het Heilige der heiligen in de Tempel. Het was daar dat de Ark van het verbond samen met de Tempel ten tijd van koning Zedekia van Juda vernietigd werd.

    2 Koningen 25:8 Daarna in de vijfde maand, op den zevenden der maand (dit was het negentiende jaar van Nebukadnezar, den koning van Babel) kwam Nebuzaradan, de overste der trawanten, de knecht des konings van Babel, te Jeruzalem. 9 En hij verbrandde het huis des HEEREN, en het huis des konings, mitsgaders alle huizen van Jeruzalem; en alle huizen der groten verbrandde hij met vuur. 10 En het ganse heir de Chaldeeën, dat met den overste der trawanten was, brak de muren van Jeruzalem rondom af. 11 Het overige nu des volks, die in de stad overgelaten waren, en de afvalligen, die tot den koning van Babel gevallen waren, en het overige der menigte, voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk weg. (Statenvertaling)

     

    Ook Psalm 74 leert duidelijk dat alles in het Heilige der heiligen vernield werd: 1 Een onderwijzing, voor Asaf. O God! waarom verstoot Gij in eeuwigheid? Waarom zou Uw toorn roken tegen de schapen Uwer weide? 2 Gedenk aan Uw vergadering, die Gij van ouds verworven hebt; de roede Uwer erfenis, die Gij verlost hebt; den berg Sion, waarop Gij gewoond hebt. 3 Hef Uw voeten op tot de eeuwige verwoestingen; de vijand heeft alles in het heiligdom verdorven. 4 Uw wederpartijders hebben in het midden van Uw vergaderplaatsen gebruld; zij hebben hun tekenen tot tekenen gesteld. 5 Een ieder werd er bekend als een, die de bijlen omhoog aanbrengt in de dichtigheid van een geboomte. 6 Alzo hebben zij nu derzelver graveerselen samen met houwelen en beukhamers in stukken geslagen.

     

     

    7 Zij hebben Uw heiligdommen in het vuur gezet; ter aarde toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd. 8 Zij hebben in hun hart gezegd: Laat ze ons te zamen uitplunderen; zij hebben alle Gods vergaderplaatsen in het land verbrand. 9 Wij zien onze tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang. 10 Hoe lang, o God! zal de wederpartijder smaden? Zal de vijand Uw Naam in eeuwigheid lasteren? 11 Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af? Trek haar uit het midden van Uw boezem; maak een einde. (Statenvertaling)

     

    In de herbouwde Tempel van Zerubbabel en de veel later gerestaureerde Tempel door Herodes de Grote was er geen Ark meer voorhanden. Volgens Joodse legendes bevond er zich in de herbouwde tempel een steen waarop de hogepriester op de grote Verzoendag het vat met reukwerk zette . Er was dus ook geen verzoendeksel meer, waarop het bloed van de zondoffers gesprenkeld kon worden. Dit is volledig in lijn met de profetie van Jeremia die optrad ten tijde van de val van Jeruzalem door de Babyloniërs.

    Jeremia 3:14 Bekeert u, gij afkerige kinderen! spreekt de HEERE, want Ik heb u getrouwd, en Ik zal u aannemen, een uit een stad, en twee uit een geslacht, en zal u brengen te Sion. 15 En Ik zal ulieden herders geven naar Mijn hart; die zullen u weiden met wetenschap en verstand. 16 En het zal geschieden, wanneer gij vermenigvuldigd en vruchtbaar zult geworden zijn in het land, in die dagen, spreekt de HEERE, zullen zij niet meer zeggen: De ark des verbonds des HEEREN, ook zal zij in het hart niet opkomen; en zij zullen aan haar niet gedenken, en haar niet bezoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden. (Statenvertaling)

     

    De originele Ark van het Verbond is definitief vernietigd in 586 v. Chr., er zijn echter vermoedelijk replica ’s van de Ark gemaakt geweest. Het is na de vernietiging van de Tempel van Herodes de Grote dat de legendes en het zoeken naar de ark een aanvang namen. Met enige zekerheid kan men stellen dat in Ethiopië vandaag, op een geheime plaats te Axoem, zulk een replica van de ark van het verbond vereerd wordt. Ethiopië betwist namelijk Arabië de roem van de koningin van het Zuiden. De koningen van Ethiopië eisten afstamming voor zich op van Menelik, een zoon van Salomo en de koningin van Scheba, die, naar zij beweren, hun koningin was. Volgens de legende bracht de koningin van Scheba een replica van de ark naar haar land mee. Een aantal jaar geleden bracht de BBC een overtuigende documentaire over de verborgen ark te Axoem. Volgens de documentaire wordt de ark op een geheime plaats bewaard in de kerk van de Heilige Maria van Sion door een monnik bekend als de 'bewaarder van de ark'. Een andere hardnekkige legende beweerd dat de ark bij de nadering van de Babyloniërs verborgen werd op de berg Nebo in Jordanië. Deze legende wordt in het apocriefe boek 2 Makkabeeën als historische waarheid (wat een leugen is) gebracht. Hierna het citaat van het Bijbel-vreemde boek Makkabeeën dat de Rooms-katholieke kerk aan haar bijbel heeft toegevoegd.

    2 Makkabeeën 2:1 In de boeken staat niet alleen dat de profeet Jeremia de ballingen beval om iets van het vuur mee te nemen, zoals reeds is gezegd, 2 maar ook dat hij hun de leer gaf en hun daarbij op het hart drukte, de geboden van de Heer niet te vergeten en zich niet te laten misleiden door de fraai versierde gouden en zilveren beelden die ze zouden zien. 3 Naast andere vermaningen drong hij erop aan de leer niet uit hun hart te bannen. 4 Verder staat er in hetzelfde geschrift dat de profeet, gehoorzaam aan een goddelijke ingeving, de verbondstent en de ark liet halen en achter hem aan liet dragen, terwijl hij de berg beklom die Mozes bestegen had om het erfdeel van God te aanschouwen. 5 Daar aangekomen vond Jeremia een rotsspelonk; daarin plaatste hij de tent, de ark en het reukofferaltaar en hij sloot de toegang af. 6 Toen enkele van zijn metgezellen er weer heen gingen om de weg te markeren, konden ze de plaats niet meer vinden. 7 Jeremia hoorde van hun poging en maakte hun verwijten. Hij zei: ‘Die plaats moet onbekend blijven, totdat God zijn volk weer samenbrengt en het zijn barmhartigheid toont. 8 Dan zal de Heer dat alles weer tevoorschijn brengen; dan zal de glorie van de Heer in een wolk verschijnen, zoals dat gebeurd is in de tijd van Mozes en ook in die van Salomo, toen hij bad dat de tempel op grootse wijze geheiligd zou worden.’ 9 Ook werd erin verteld wat Salomo in zijn wijsheid deed toen hij bij de voltooiing van de tempel het inwijdingsoffer opdroeg: 10 zoals er tijdens Mozes’ gebed tot de Heer vuur uit de hemel was neergedaald, zo daalde er ook tijdens zijn gebed vuur neer en dit verteerde de brandoffers. 11 Met betrekking tot dat offer heeft Mozes verklaard: ‘Omdat het zondeoffer niet genuttigd is, is het door het vuur verteerd.’ 12 Ook Salomo heiligde acht dagen lang het inwijdingsfeest. 13 Behalve deze dingen vermelden die boeken, namelijk de gedenkschriften van Nehemia, ook dat Nehemia een bibliotheek had aangelegd, waarin hij de boeken bijeenbracht die betrekking hadden op de koningen, de geschriften van de profeten en van David, evenals de brieven van de koningen betreffende schenkingen aan de tempel. 14 Nu heeft Judas die boeken, die door de oorlog waarin wij gewikkeld zijn geraakt verspreid waren, weer bijeengebracht, en ze zijn weer in ons bezit. 15 Mocht u ze nodig hebben, dan kunt u ze laten halen. 16 Wij schrijven u, omdat we van plan zijn de reiniging van de tempel te heiligen. Wij houden u de plicht voor, dit feest te heiligen. 17 God, die heel zijn volk bevrijd heeft en het erfdeel, het koningschap, het priesterschap en de tempel aan zijn volk heeft teruggegeven, 18 zoals Hij dat in de leer had beloofd, God zal zich spoedig, naar wij hopen, over ons ontfermen en ons vanuit alle windstreken weer bijeenbrengen naar zijn heilige plaats. Want Hij heeft ons uit grote nood verlost en de plaats gereinigd. (Willibrord Vertaling 1995)

     

    Indien er een replica van de ark van het verbond ergens op de berg Nebo in Jordanië gevonden zou worden dan wordt het apocriefe boek door Rome aan hun bijbel toegevoegd, tot een misleiding zoals nooit eerder gezien. De antichrist zal namelijk zijn tempel te Jeruzalem vestigen en daar aanbidding eisen. Satans grote moment. Het laatste Boek van de Bijbel: Openbaring of Apocalyps, leert in het dertiende hoofdstuk dat de antichrist een handlanger zal hebben. Het betreffende hoofdstuk heeft het over twee beesten. Een dat uit de volkeren-zee opkomst en één dat uit de aarde opkomt. Het eerste beest is een politiek leider die ik laatst op dit blog op 23.09.2019 beschreven heb, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3178438

    Het tweede beest uit de aarde is een religieus leider die de Messias imiteert, een pseudo-Messias die de rol van hogepriester zal overnemen.

    Openbaring 13:11 En ik zag een ander beest uit de aarde opkomen, en het had twee hoornen, des Lams hoornen gelijk, en het sprak als de draak. 12 En het oefent al de macht van het eerste beest, in tegenwoordigheid van hetzelve, en het maakt, dat de aarde, en die daarin wonen het eerste beest aanbidden, wiens dodelijke wonde genezen was. 13 En het doet grote tekenen, zodat het ook vuur uit den hemel doet afkomen op de aarde, voor de mensen. (Statenvertaling)

    Wanneer vers dertien uit het profetische Boek Openbaring werkelijkheid wordt met hemels vuur dat op het slachtoffer in de nieuw opgerichte Tent der samenkomst op de Tempelberg neerkomt zal de misleiding volkomen zijn. Heel de wereld zal daarop dit genie volgen en de nieuwe religie omarmen. Zie ook de profeet Jesaja 66:3 en 17. Het zal echter een offerdienst zijn die de HEERE God afwijst. Volgens Openbaring hoofdstuk 11 zullen twee getuigen van de HEERE God 1260 dagen tegen de hele zaak profeteren. Zij worden na 1260 dagen of 42 maanden (aan 30 dagen per maand) door 'het beest uit de afgrond' gedood. Dit beest krijgt dan 42 maanden tijd om zijn zaak te doen waarna het Godsrijk van bovenuit gevestigd wordt. De periode dat de Apocalyps over deze planeet woedt, duurt exact zeven jaar. Het begin wordt ingeluid door het zegevierende oprukkende witte paard dat wereldwijd vrede en valse gerustheid brengt. Het Jeruzalem van de eindtijd wordt in de Bijbel in het laatste boek Apocalyps: Sodom en Egypte genoemd.

    Ook de Moslimwereld zal door de eventuele vondst van de Ark van het verbond in verwondering geraken. De Koran verwijst namelijk naar Mozes als profeet en de Ark komt in een positieve zin in de koran voor. In Soera 2:248 staat geschreven:

    "En hun profeet zeide tot hen: Het teken van zijn koningschap is, dat tot u zal komen de Ark, waarin is een Godsrust van uw Heer en een nalatenschap, welke nagelaten hebben het geslacht van Musa en het geslacht van Harun, en welke de engelen dragen. Daarin is waarlijk een teken voor u, indien gij gelovigen zijt." (in de vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers, vijfde druk)

    Hoe dit alles in de toekomst zijn beslag zal krijgen is vandaag moeilijk in te vullen. Profetie is pas duidelijk wanneer de tijd daar is.

     

    Wordt vervolgd….

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    15-10-2019 om 14:27 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Assyriology revised, Sargon II the forger of history

    With the article published on 16.09.2019 we discussed the revision of the reign of the Assyrian king Shalmaneser V in light of the Bible and Flavius Josephus. The Assyrian king Shalmaneser V was brought in chronological line with the contemporary kings of Judah and Israel of the time. Assyriology has a fundamentalist approach in the way they present their Assyrian kings-list and its fixing on the timeline of history. Their bearing point is the reported Sun eclipse during the eponym of Bur-Sagale over Nineveh in 763 BC. This may be correct, their teaching however that no names in the kings list nor the Eponym lists are missing or were ever deleted is impossible to accept. Other historical sources like the Bible and the historian Flavius Josephus learn different. I will show that certain Assyrian kings-names definitely were deleted from the kings list and that on several occasions in their history the Assyrian kings had co-regencies and consequently it is the Assyrian kings list and its modern chronology that needs adjusting.

    This week we continue with the successor of Shalmaneser V: the usurper Sargon II. Traditionally Sargon II is given a period of sole reign from 723/722 till 705/704 BC based on the interpretation of the Eponym-list. As was the case with Shalmaneser V using solely the Eponym-lists to determine the years of reign and the anchor-points on the time-line leads into error. It should be the Bible and the historian Flavius Josephus for use of anchor points on the timeline of history. Sargon II is mentioned by name in the Bible:

    Isaiah 20:1 In the year that Tartan came unto Ashdod, (when Sargon the king of Assyria sent him,) and fought against Ashdod, and took it; 2 At the same time spake the Lord by Isaiah the son of Amoz, saying, Go and loose the sackcloth from off thy loins, and put off thy shoe from thy foot. And he did so, walking naked and barefoot. 3 And the Lord said, Like as my servant Isaiah hath walked naked and barefoot three years for a sign and wonder upon Egypt and upon Ethiopia; 4 So shall the king of Assyria lead away the Egyptians prisoners, and the Ethiopians captives, young and old, naked and barefoot, even with their buttocks uncovered, to the shame of Egypt. 5 And they shall be afraid and ashamed of Ethiopia their expectation, and of Egypt their glory. 6 And the inhabitant of this isle shall say in that day, Behold, such is our expectation, whither we flee for help to be delivered from the king of Assyria: and how shall we escape?

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 265

     

    The prophet Isaiah places Sargon II on the time line in the year 719 BC at the time the Assyrians besieged Ashdod after the prophet had walked barefoot in the land for a period of three years as a sign.

    The other historical Books of the Bible do not mention Sargon II by name but instead refer during the époque we are studying now to the kings of Assyria, kings in plural. We will show that also Sargon II shared the crown with others, firstly with Shalmaneser V and secondly with Sennacherib his successor. Sargon II during his co-regency with Salmaneser V was subservient to him. Using the prophecy of Isaiah as a bearing point on the time line we can state that Sargon II was a co-regent of Shalmaneser V at that time. That observation however does not show itself in the preserved annals of Sargon II. The fall of Samaria in 717 BC for instance is claimed by Sargon II there where the Bible says it was Salmaneser V.

    Annals of Sargon: “7. I besieged and occupied the town of Samaria, and took 27,280 of its inhabitants captive. I took from them 50 chariots, but left them the rest of their belongings. I placed my Lieutenants over them; I renewed the obligation imposed upon them by one of the Kings who preceded me.”

    (Excerpted from "Great Inscription in the Palace of Khorsabad," Julius Oppert, tr., in Records of the Past, vol. 9 (London: Samuel Bagster and Sons, 1877), pp. 3-20)

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 266

     

    The Bible states in contradiction that it was Shalmaneser who besieged and took Samaria. The Bible unmasks Sargon II in fact as a forger of history.

    2 Kings 18:9 And it came to pass in the fourth year of king Hezekiah, which was the seventh year of Hoshea son of Elah king of Israel, that Shalmaneser king of Assyria came up against Samaria, and besieged it. 10 And at the end of three years they took it: even in the sixth year of Hezekiah, that is the ninth year of Hoshea king of Israel, Samaria was taken. 11 And the king of Assyria did carry away Israel unto Assyria, and put them in Halah and in Habor by the river of Gozan, and in the cities of the Medes: 12 Because they obeyed not the voice of the LORD their God, but transgressed his covenant, and all that Moses the servant of the LORD commanded, and would not hear them, nor do them. (KJV)

     

    Since we have Sargon II mentioned as king over Assyria in the Bible in the year 719 BC when Ashdod was besieged, he is as such proven to have been a co-regent or with Shalmaneser V at the fall of Samaria in 717 BC. In fact we can reconstruct from the Bible what really happened between the years 720 till 717 BC.

     

     

    The two Assyrian armies one lead by Sargon II and the other lead by Salmaneser V descended south together till Megiddo where they split with the army of Sargon II moving towards Ashdod and the army of Salmaneser V marching on Samaria where a three year long siege was started. The eponym list does not refer to the siege of Samaria at all and in fact has a gap shown with several years missing.

    The siege and fall of Samaria is based on Biblical chronology firmly fixed in the years 720/717 BC. While Shalmaneser V was besieging Samaria the Eponym-list mentions the following brief activities of Sargon II:

    [719/718] During the eponomy of Sargon [II], the king of Assyria entered [.?.].

    [718/717] During the eponomy of Zeru-ibni, the governor of Rasappa, campaign against Tabal.

    [717/716] During the eponomy of Tab-¹ar-A¹¹ur, the chamberlain, Dur-©arruken [the new capital of Assyria] was founded.

     

    The eponym of Sargon II has the king of Assyria entered (?) between brackets. We can however fill in from his preserved annals that he campaigned in Elam that year: “6. This is what I did from the beginning of my reign to my fifteenth year of reign : I defeated KHUMBANIGAS, King of Elam, in the plains of Kalu.”

    While his tartan or field Marshall was at Ashdod with an army Sargon II was campaigning in the east.

    The annals we refer to are the ones that decorated the walls of his palace. On it Sargon II seems to have been omnipotent. Also the siege and victory over Samaria is found in this section on the wall:

    “7. I besieged and occupied the town of Samaria, and took 27,280 of its inhabitants captive. I took from them 50 chariots, but left them the rest of their belongings. I placed my Lieutenants over them; I renewed the obligation imposed upon them by one of the Kings who preceded me.

    8. HANUN, King of Gaza, arid SEBECH, Sultan of Egypt, allied themselves at Rapih to oppose me, and fight against me; they came before me, I put them to flight. SEBECH yielded before my cohorts, he fled, and no one has ever seen any trace of him since. I took with my own hand HANUN, King of Gaza.

    9. I imposed a tribute on PHARAOH, King of Egypt, SAMSIE, Queen of Arabia, IT-AMAR, the Sabean, of gold, sweet smelling herbs of the land, horses, and camels.”

     

    We noticed earlier in our reconstruction that in fact the army of Sargon II moved against Ashdod and marched on towards the Egyptian border while the army of Shalmaneser V laid siege to Samaria. At Raphia on the Egyptian border the army of Egypt under the leadership of a certain ‘Sebech’ was defeated by the Assyrians. This ‘Sebech’ must be a Assyrian variant of the Biblical pharaoh ‘So’ in whom the last king of Israel Hoshea had put his trust. The defeat of the Egyptian army under ‘So’ by the Assyrian army of Sargon II at the border sealed the fate of Samaria under siege by the army of Shalmaneser V. The prophecy of Isaiah Chapter 20:4 regarding Egypt was herewith fulfilled.

     

    The following year 718/717 BC according to the Eponym list has Sargon II campaigning against Tabal. This place is situated in the northwest of Assyria. This campaign is also preserved in detail on his palace walls:

    “11. Amris of Tabal, had been placed upon the throne of KHULLI his father; I gave to him a daughter and I gave him Cilicia which had never submitted to his ancestors. But he did not keep the treaty and sent his ambassador to URZAHA, king of Armenia, and to MITA, King of the Moschians, who had seized my provinces. I transported Amris to Assyria, with his belongings, the members of his ancestors' families, and the magnates of the country, as well as 100 chariots; I established some Assyrians, devoted to my government, in their places. I appointed my Lieutenant Governor over them, and commanded tributes to be levied upon them.”

     

    The following year 717/716 BC while Shalmaneser ‘s army finished the siege of Samaria by capturing it Sargon II started building his new capital: Dur-©arruken a place situated near modern Khorsabad in today ‘s Iraq. To the west the army of Sargon II campaigned that year against Hamath. The fate of the defeated king of Hamath defies all imagination:

    “12. JAUBID of Hamath, a smith, was not the legitimate master of the throne, he was an infidel and an impious man, and he had coveted the royalty of Hamath. He incited the towns of Arpad, Simyra, Damascus, and Samaria to rise against me, took his precautions with each of them, and prepared for battle. I counted all the troops of the god Assur; in the town of Karkar, which had declared itself for the rebel, I besieged him and his warriors, I occupied Karkar and reduced it to ashes. I took him, himself, and had him flayed, and I killed the chief of the rioters in each town, and reduced them to a heap of ruins. I recruited my forces with 200 chariots and 600 horsemen from among the inhabitants of the country of Hamath and added them to my empire.

     

    Hereafter follow the remaining eponym-list regarding Sargon II:

    [716/715] During the eponomy of Tab-sil-E¹arra, the governor of Libbi-ali, campaign against Mannea.

    Comment: The year 716 BC was the year Sennacherib became a co-regent of Sargon II. In a following article this will be discussed in detail.

    [715/714] During the eponomy of Taklak-ana-bli, the governor of Nisibis, governors were appointed.

    Comment: While the co-king Shalmaneser V is besieging Tyrus the eponym-list only mentions the appointment of governors while the annals of Sargon II have him capturing Karkemis. The fact that the taking Karkemis is not mentioned in the eponym-list leaves a question-mark.

    [714/713] During the eponomy of I¹tar-duri, the governor of Arrapha, campaign against Urartu and Musasi; [the statue of the god] Haldi was deported.

    Comment: While Shalmaneser V is still besieging Tyrus (according to Flavius Josephus) Sargon II is campaigning against Urartu.

    [713/712]During the eponomy of A¹¹ur-bani, the governor of Kalhu, the nobles fought at Ellipi; the god [...] entered his new temple, to Musasir.

    Comment: This year is the fourth year of the five-year siege of Tyrus by Shalmaneser V. Sargon II went to Musasir which was an important mountain-city in Urartu.

    [712/711] During the eponomy of ¹arru-emuranni, the governor of Mazamua, the king stayed in the land.

    Comment: the king stayed in the land is a euphemism for doing nothing.

    The year 712 BC is the year of the invasion of the Sea Peoples in the Levant and Egypt. The invasion and its revision on the time line of history had my attention in my published book (in Dutch) ‘De zonaanbidder’, 2016, appendix 1, page 149-158. The prophet Isaiah described the invasion in detail in his chapters 15/18. The year 712 BC was obtained with the revision of the years of reign of Ramses III. Ramses III was according to my revision one of the twelve kings that followed the priest-king Sethos (Herodotos Book 2, 147), the latter firmly fixed in the 8th Century BC by Herodotos.

    [711/710] During the eponomy of Inurta-alik-pani, the governor of Si'immel, campaign against Mar'a¹.

    Comment: The invasion of the Sea Peoples in 712 BC was halted by Ramses III the same year. Sargon residing in the heartland of Assur remained unharmed and was as such able to carry out his campaign against Maras the next year. In the meantime along the coast of the Levant some of the Sea Peoples had remained and settled there. In Asdod a Greek (Ionian) ruler had established himself as king over the region. In his preserved annals Sargon referred to the Greeks who had settled themselves in Asdod.

    32. AZURI, King of Ashdod, determined within himself to render no more tributes; he sent hostile messages against Assyria to the neighboring Kings. I meditated vengeance for this, and I withdrew from him the government over his country. I put his brother AKHIMIT on his throne. But the people of Syria, eager for revolt, got tired of AKHIMIT's rule, and installed IAMAN, who like the former, was not the legitimate master of the throne. In the anger of my heart, I did not assemble the bulk of my army nor divide my baggage, but I marched against Ashdod with my warriors, who did not leave the trace of my feet.

    33. IAMAN learnt from afar of the approach of my expedition; he fled beyond Egypt towards Libya (Meluhhi), and no one ever saw any further trace of him. I besieged and took Ashdod and the town of Gimtu-Asdudim; I carried away captive IAMAN'S gods, his wife, his sons, his daughters, his money and the contents of his palace, together with the inhabitants of his country. I built these towns anew and placed in them the men that my arm had conquered.

    34. I placed my Lieutenant as Governor over them, and I treated them as Assyrians. They never again became guilty of impiety.

    [710/709] During the eponomy of ©ama¹-bla-usur, the governor of Ahizuhina, campaign against Bit-zeri [against the Babylonian ruler Marduk-apla-iddina, who was defeated]; the king stayed in Ki¹.

    [709/708] During the eponomy of Mannu-ki-A¹¹ur-le'i, the governor of Tille, Sargon took the hand of Bl [and became king of Babylonia].

    Comment: This statement of Sargon II becoming king over Babylon in 709/708 BC is confirmed by the Ptolemy-canon. In the spring of 709 BC Sennacherib the son of Sargon II was besieging Jerusalem with his own army but was defeated. The spring of 709 was the 14th year of reign of Hezekiah (Oct 710/Sep 709 BC) based on the new chronology of the kings of Judah by applying the Sabbath and Jubilee years of reckoning. With the following article on Sennacherib this will be worked out in detail.

    38. MERODACH-BALADAN, son of IAKIN, King of Chaldaea, the fallacious, the persistent in enmity, did not respect the memory of the gods, he trusted in the sea, and in the retreat of the marshes; he eluded the precepts of the great gods, and refused to send his tributes. He had supported as an ally KHUMBANIGAS, King of Elam. He had excited all the nomadic tribes of the desert against me. He prepared himself for battle, and advanced. During twelve years,[ From 721 to 709 BC] against the will of the gods of Babylon, the town of BEL, which judges the gods, he had excited the country of the Sumers and Accads, and had sent ambassadors to them. In honor of the god Assur, the father of the gods, and of the great and august Lord MERODACH, I roused my courage I prepared my ranks for battle. I decreed an expedition against the Chaldeans, an impious and riotous people. MERODACH-BALADAN heard of the approach of my expedition, dreading the terror of his own warriors, he fled before it, and flew in the nighttime like an owl, falling back from Babylon, to the town of Ikbibel. …

    Comment: The defeat of Merodach Baladan, king of Babylon, by Sargon II as mentioned in his annals established to be 709 BC shows that using the eponym list solely as a guiding point delivers false navigation points of the time line of history. The Bible refers to Berodachbaladan visiting Hezekiah after the defeat of the Assyrian army of Sennacherib.

    2 Kings 20:12 King James Version (KJV) At that time Berodachbaladan, the son of Baladan, king of Babylon, sent letters and a present unto Hezekiah: for he had heard that Hezekiah had been sick. 13 And Hezekiah hearkened unto them, and shewed them all the house of his precious things, the silver, and the gold, and the spices, and the precious ointment, and all the house of his armour, and all that was found in his treasures: there was nothing in his house, nor in all his dominion, that Hezekiah shewed them not.

    According to Biblical chronology this history belongs on the time line of history after the defeat of the Assyrian army of Sennacherib in 709 BC. It was after the siege that Hezekiah became ill and 15 years were added to his lifespan. The visit of Merodach Baladan took place after the failed siege of Jerusalem by Sennacherib in Oct. 709/sept 708 BC and falls within the years of reign of Sargon II as stated by the Ptolemy canon.

    The biblical chronology as fabricated by Edwin R. Thiele on basis of the reign of Sennacherib according to the eponym list has as a result a wandering king of Babylon visiting Jerusalem in 701/700 BC.

    [708/707] During the eponomy of ©ama¹-upahhir, the governor of Habruri, Kummuhu was captured; a governor was appointed.

    [707/706] During the eponomy of ©a-A¹¹ur-dubbu, the governor of Tu¹han, the king returned from Babylon; the chief vizier, the nobles, the booty of Dur-Yakin was carried off; [...] Dur-Yakin was destroyed; in Ta¹rtu, the twenty-second, the gods of Dur-©arruken entered their temples.

    [706/705]During the eponomy of Mutakkil-A¹¹ur, the governor of Guzana, the king stayed in the land; the nobles were in Karalla; in Ajaru, the sixth, Dur-©arruken was completed; [...] received.

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 267

     

    To be continued…

    Robert De Telder

     

    Recent publications (Dutch):

    see link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    07-10-2019 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het geprofeteerde Messiaanse Vrederijk

    Recent heb ik drie afleveringen op mijn blog geplaatst met als onderwerp ‘het tijds-dal’ dat in verschillende oudtestamentische profetieën handelend over het beloofde herstel van Israël voorkomt. Op 30.07.2019 kreeg de profeet Micha (5:1-3) en diens profetie over de geboorteplaats van de Messias aandacht. Het tweede recente artikel op dit blog met als onderwerp het tijds-dal, dateert van 06.08.2019 en handelde over het tijds-dal in de profetie van de profeet Jesaja hoofdstuk 61. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3171307

    Op 09.09.2019 ging het over het tijds-dal bij de profetie van Zacharia (9:9-10) wanneer deze de intocht van de Koning van Israël, de Messias of Gezalfde, in Jeruzalem zes eeuwen van tevoren voorspelde. Een profetie die op zondag 2 april 30 AD in vervulling ging toen Jezus op een ezelsveulen Zijn intrede te Jeruzalem deed (Matteüs 21:1-5).

    Zacharia 9:9 Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen. ( TIJDS-DAL)

    De verzen tien tot en met zeventien van Zacharia 9:9 gaan over het beloofde Messiaanse vrederijk dat als een gevolg van de verwerping van Jezus van Nazareth als Messias uitgesteld werd. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1567980000&stopdatum=1568584800

    Met de aflevering van deze week wil ik in het bijzonder aandacht geven aan het Messiaanse Vrederijk dat God ’s tijd, na het tijds-dal, in de toekomst opgericht zal worden. Het zogenaamde Messiaanse vrederijk luidt ook een nieuwe bedeling in. De draad met het Joodse volk wordt dan weer opgenomen en Israël als heilsorgaan hersteld. De bedeling van de Ekklesia sinds de eerste eeuw na Christus waarbij individuen uit de volken en uit Israël ‘uit’geroepen werden tot het Lichaam van Christus, is dan afgesloten. Volgens Zacharia 9:10 zullen bij de aanvang van het Vrederijk alle oorlogswapens vernietigd worden en zal er vrede zijn tot aan de einden der aarde. Een overblijfsel van de twaalf stammen van Israël zal dan het Beloofde Land erven en vanuit Jeruzalem zal het Woord van God uitgaan. Het laatste hoofdstuk van het Bijbelboek Zacharia geeft heel wat nauwkeurige details over de laatste strijd om Jeruzalem en de aanvang van het Vrederijk. In hoofdstuk 14:1-2 beschrijft de profeet hoe de HEERE God alle heidenen (niet-Joden) tegen Jeruzalem zal laten optrekken die de stad op gewelddadige wijze zullen innemen. In het heetst van de strijd zal de HEERE God ingrijpen en strijden tegen de legers van de verenigde volken (Zacharia 14:3) die tegen Jeruzalem zijn opgetrokken. Het is de gevreesde oorlog, een wereldoorlog die in het laatste Bijbelboek Openbaring of Apocalyps beschreven worden (Openbaring 16:16 en 19:11-21). Zacharia 14:4 beschrijft hoe de HEERE God op de Olijfberg nabij Jeruzalem zal terugkeren, en dat dan de Olijfberg als gevolg van een grote aardbeving middendoor zal splijten tot een groot dal strekkend van het oosten naar het zuiden. Naar dit ontstane dal zal een overblijfsel, een nalezing, van de bevolking van Jeruzalem in veiligheid kunnen vluchten. De aardbeving wordt door de profeet Zacharia beschreven als gelijkaardig aan de kracht van de historische aardbeving ten tijde van koning Uzzia, dat een meganatuurcatastrofe was (zie het artikel op dit blog van 17.11.2017: de moeder van alle verwoestingen, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1510527600&stopdatum=1511132400). Het slot van Zacharia ’s profetie is als het volgt:

    Zacharia 14:6 En het zal te dien dage geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijk licht, en de dikke duisternis. 7 Maar het zal een enige dag zijn, die den HEERE bekend zal zijn; het zal noch dag, noch nacht zijn; en het zal geschieden, ten tijde des avonds, dat het licht zal wezen. 8 Ook zal het te dien dage geschieden, dat er levende wateren uit Jeruzalem vlieten zullen, de helft van die naar de oostzee, en de helft van die naar de achterste zee aan; zij zullen des zomers en des winters zijn. (Statenvertaling)

     

    In vers zeven wordt nogmaals onderlijnd dat die dag alleen bij de HEERE God bekend is. Vers acht beschrijft verder hoe er vanuit een nieuwe bron levende wateren vanuit Jeruzalem zullen vloeien zowel naar de westelijke of Middellandse Zee als naar de Dode Zee die als een gevolg van dit bronwater of levend water gezond zal worden. Het is een profetie die we ook bij de profeten Ezechiël en Joël in detail beschreven vinden.

     

     

    In mijn boek ‘Kronieken van de koningen Israël’, 2017, blz. 147-167, geef ik aandacht aan het herstel van de tien plus twee stammen van Israël met focus op de stam Zebulon die volgens de profeet Ezechiël zijn woonplaats in het vrederijk aan de nieuwe oostelijke zee zal hebben.

    Zacharia 14:9 En de HEERE (JHWH) zal tot Koning over de ganse aarde zijn; te dien dage zal de HEERE (JHWH) een zijn, en Zijn Naam een. (Statenvertaling)

    Na een tijds-dal van nu bijna tweeduizend jaar waarvan de exacte duurtijd niet geopenbaard werd, zal de HEERE God tot Koning over de ganse aarde zijn en vangt een nieuwe bedeling van God ’s handelen met de mens aan. De duur van het Vrederijk is in de Bijbel in tegenstelling met de duur van het tijds-dal, wel geopenbaard. In Openbaring lezen we dat de duivel voor een periode van duizend jaar, de duur van de bedeling van het Messiaanse Vrederijk, gebonden zal worden.

    Openbaring 20:1 En ik zag een engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds, en een grote keten in zijn hand; 2 En hij greep den draak, de oude slang, welke is de duivel en satanas, en bond hem duizend jaren; 3 En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geëindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden. (Statenvertaling)

     

     

    De profeet Jesaja (11:1-12) geeft eveneens heel wat details over de algemene toestand der dingen in het Messiaanse Vrederijk. Flora en fauna zullen een nooit eerder geziene ontwikkeling kennen. De paradijselijke toestand van Eden wordt geëvenaard. Mens en (roof)dier zullen in harmonie met elkaar op aarde leven.

    Jesaja 11:6 En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jongske zal ze drijven. 7 De koe en de berin zullen te zamen weiden, haar jongen zullen te zamen nederliggen, en de leeuw zal stro eten, gelijk de os. 8 En een zoogkind zal zich vermaken over het hol van een adder; en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in de kuil van den basilisk. 9 Men zal nergens leed doen noch verderven op den gansen berg Mijner heiligheid; want de aarde zal vol van kennis des HEEREN zijn, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken. 10 Want het zal geschieden ten zelven dage, dat de heidenen naar den Wortel van Isaï, Die staan zal tot een banier der volken, zullen vragen, en Zijn rust zal heerlijk zijn. 11 Want het zal geschieden te dien dage, dat de Heere ten anderen male Zijn hand aanleggen zal om weder te verwerven het overblijfsel Zijns volks, hetwelk overgebleven zal zijn van Assyrië, en van Egypte, en van Pathros, en van Morenland, en van Elam, en van Sinear, en van Hamath, en van de eilanden der zee. 12 En Hij zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier einden des aardrijks.

     

    De verzen elf en twaalf van het hierboven geciteerde Bijbelgedeelte handelen over de vergadering van een overblijfsel van Israël dat naar het land Israël na de oordeelstijd teruggebracht wordt. Het Bijbelboek Jesaja is een bron van informatie die over deze alsnog toekomstige tijd handelt. Tot aan praktisch het einde van het Bijbelboek wordt keer op keer de waarschuwing en belofte van herstel herhaald.

    Jesaja 65:17 Want ziet, Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vorige dingen zullen niet meer gedacht worden, en zullen in het hart niet opkomen. 18 Maar weest gijlieden vrolijk, en verheugt u tot in der eeuwigheid in hetgeen Ik schep; want ziet, Ik schep Jeruzalem een verheuging, en haar volk een vrolijkheid. 19 En Ik zal Mij verheugen over Jeruzalem, en vrolijk zijn over Mijn volk; en in haar zal niet meer gehoord worden de stem der wening, noch de stem des geschreeuws. 20 Van daar zal niet meer wezen een zuigeling van weinig dagen, noch een oud man, die zijn dagen niet zal vervullen; want een jongeling zal sterven, honderd jaren oud zijnde, maar een zondaar, honderd jaren oud zijnde, zal vervloekt worden. 21 En zij zullen huizen bouwen en bewonen, en zij zullen wijngaarden planten, en derzelver vrucht eten. 22 Zij zullen niet bouwen, dat het een ander bewone; zij zullen niet planten, dat het een ander ete, want de dagen Mijns volks zullen zijn als de dagen eens booms, en Mijn uitverkorenen zullen het werk hunner handen verslijten. 23 Zij zullen niet tevergeefs arbeiden, noch baren ter verstoring; want zij zijn het zaad der gezegenden des HEEREN, en hun nakomelingen met hen. 24 En het zal geschieden, eer zij roepen, zo zal Ik antwoorden; terwijl zij nog spreken, zo zal Ik horen. 25 De wolf en het lam zullen te zamen weiden, en de leeuw zal stro eten als een rund, en stof zal de spijze der slang zijn; zij zullen geen kwaad doen noch verderven op Mijn gansen heiligen berg, zegt de HEERE. (Statenvertaling)

     

    De levenscondities die voor het Messiaanse Vrederijk beschreven worden overtreffen alles wat de huidige wereld betreft. De levensduur van de mensen die in de huidige bedeling zeventig tot tachtig jaar is (Psalm 90) zal dan gelijk zijn aan de dagen van een (eik)boom. Een rechtvaardige zal de duizend jaar overleven en deel kunnen uitmaken van de nieuwe bedeling die na het afsluiten van het duizendjarige vrederijk in de Bijbel beschreven wordt. Een zondaar zal pas na honderd jaar door de vloek getroffen worden. En het hoofdstuk sluit af met nogmaals de belofte dat mens en dier in harmonie met elkaar zullen leven.

    De profeet Zacharia waar ik dit artikel met begon leert dat een overblijfsel van de volken in het vrederijk aanwezig zal zijn. Deze volken zullen volgens de profetie jaarlijks naar Jeruzalem moeten trekken ter viering van het Loofhuttenfeest. Het weigeren van dit gebod houdt straf in.

    Zacharia 14:16 En het zal geschieden, dat al de overgeblevenen van alle heidenen, die tegen Jeruzalem zullen gekomen zijn, die zullen van jaar tot jaar optrekken om aan te bidden den Koning, den HEERE der heirscharen, en om te vieren het feest der loofhutten. 17 En het zal geschieden, zo wie van de geslachten der aarde niet zal optrekken naar Jeruzalem, om den Koning, den HEERE der heirscharen, te aanbidden, zo zal er over henlieden geen regen wezen. 18 En indien het geslacht der Egyptenaren, over dewelke de regen niet is, niet zal optrekken noch komen, zo zal die plage over hen zijn, met dewelke de HEERE die heidenen plagen zal, die niet optrekken zullen, om te vieren het feest der loofhutten. 19 Dit zal de zonde der Egyptenaren zijn, mitsgaders de zonde aller heidenen, die niet optrekken zullen, om te vieren het feest der loofhutten. 20 Te dien dage zal op de bellen der paarden staan: De HEILIGHEID DES HEEREN. En de potten in het huis des HEEREN zullen zijn als de sprengbekkens voor het altaar; 21 Ja, al de potten in Jeruzalem en in Juda zullen den HEERE der heirscharen heilig zijn, zodat allen, die offeren willen, zullen komen, en van dezelve nemen, en in dezelve koken; en er zal geen Kanaäniet meer zijn, in het huis des HEEREN der heirscharen, te dien dage. (Statenvertaling)

     

    De profetie van Jesaja 65:17 over de “nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vorige dingen zullen niet meer gedacht worden, en zullen in het hart niet opkomen”, is nog niet de vervulling van de belofte van Openbaring 21:1 en kan best niet verward worden. Gedurende de bedeling van het Messiaanse Vrederijk zal de dood nog niet uitgebannen zijn. Die toestand vangt pas aan na het afsluiten van de toekomstige duizendjarige periode wanneer satan gebonden zal zijn en niet in staat de mens te verleiden.

    Openbaring 21:1 En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. 2 En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. 3 En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen , en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, 4 en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. 5 En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. (Enzoverder tot vers 27)

     

    De mens, geschapen met een vrije wil, gaat sinds zijn fatale keuze in de hof van Eden zijn eigen heilloze weg. Hetzelfde hoofdstuk drie van Genesis waar de zondeval beschreven wordt, vermeld ook de belofte (Genesis 3:15) dat de oude slang, zoals satan in Openbaring 20:1 genoemd wordt, de kop vermorzeld zal worden door het zaad van de vrouw: de Zoon van God, de Messias. Dit werd vervuld op Golgotha door de Heer Jezus Christus. God is liefde, schrijft Johannes in zijn eerste brief: 1 Johannes 4: 8 “Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde”. De ‘Liefde’ is het hele Wezen van God. Zijn strijd is aldus gans anders dan die van de tegenstanders. Hij zoekt niemand te onderwerpen. De profeet Jesaja noemt Hem een God, die Zich verborgen houdt, maar uiteindelijk volgens Zijn plan tot Zijn doel komt: de verlossing van de dood voor de mens en het herstel van alle dingen.

    Jesaja 45:15 Voorwaar, Gij zijt een God, Die Zich verborgen houdt, de God Israëls, de Heiland.

    De verschillende bedelingen van de laatste zesduizend jaar tonen keer op keer dat de mens op eigen kracht er niet geraakt en dat uitsluitend bij de HEERE God het heil is. Alleen door het geloof kan iemand zijn of haar geestelijke ogen geopend worden.

    Over de chronologie van de beschreven alsnog toekomstige gebeurtenissen in de Apocalyps schreef ik eerder op 28.06.2017 op dit blog een artikel: chronologie van de Apocalyps (vervolg), zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1498428000&stopdatum=1499032800

    Toen ik met de studie van de bedelingenleer begon vond ik de bedeling van het Messiaanse Vrederijk en in het bijzonder de afsluiting van deze bedeling opmerkelijk, erg verrassend. Ik meende dat het met de mens na een periode van duizend jaar leven in volkomen harmonie met God en Zijn Schepping, volledig in orde zou zijn. Maar minder blijkt waar te zijn. Ook deze toekomstige bedeling blijkt te eindigen in opstand en oordeel, net zoals de vorige bedelingen. De boodschap is dat de mens er op eigen kracht niet geraakt en in iedere bedeling door de dood ingehaald wordt. Uitsluitend in het persoonlijk aannemen van Jezus Christus als Heiland is er hoop voor de mens (Johannes 1:12-13). Het is alleen door de Genade, alleen door de Bijbel, het Woord van God, dat eeuwige redding mogelijk is. Dit was de lijfspreuk van de moedige hervormer Maarten toen die in 1517 AD het herontdekte evangelie verkondigde: ‘Sola Fide, Sola Gratia, Sola Scriptura’. Alleen door het geloof, alleen de genade en uitsluitend door de Heilige Schriften die zonder tussenpersonen gelezen en geïnterpreteerd kunnen worden.

    De hier beschreven Ekklesia mag niet verward worden met het christendom. De Ekklesia is het lichaam van Christus (1 Korintiërs 12:27 - Colossenzen 1:24) en is verborgen in de wereld zoals de gelijkenissen in het Matteüs-evangelie leren.

    Matteüs 13:44 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in den akker verborgen, welken een mens gevonden hebbende, verborg dien, en van blijdschap over denzelven, gaat hij heen, en verkoopt al wat hij heeft, en koopt dienzelven akker. 45 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone paarlen zoekt; 46 Dewelke, hebbende een parel van grote waarde gevonden, ging heen en verkocht al wat hij had, en kocht dezelve. (Statenvertaling)

    Het christendom als godsdienst en plichtenleer verkondigt dat de parel van grote waarde Christus is en dat de mens zich volledig moet inzetten ter verkrijging van die parel. Volgens het evangelie echter is de parel van grote waarde de Ekklesia en is het Christus die alles opgegeven heeft en de parel gekocht heeft. Dit is een relatie binnen een nieuw, alsnog voor de wereld verborgen, organisme dat per definitie geen godsdienst is maar een liefdesrelatie.

    Johannes 15:12 Dit is Mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijkerwijs Ik u liefgehad heb. 13 Niemand heeft meerder liefde dan deze, dat iemand zijn leven zette voor zijn vrienden. 14 Gij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebiede. 15 Ik heet u niet meer dienstknechten; want de dienstknecht weet niet, wat zijn heer doet; maar Ik heb u vrienden genoemd; want al wat Ik van Mijn Vader gehoord heb, dat heb Ik u bekend gemaakt. (Statenvertaling)

    De Ekklesia bestaat uit individuen uit de volken en uit Israël die sinds de komst van de Trooster tot één lichaam gevormd worden.

    Galaten 3:27 Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. 28 Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus.

    Colossenzen 3:10(b).. die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper, 11 waarbij geen onderscheid is tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en Skyth, slaaf en vrije, maar alles en in allen is Christus.

     

    Wordt vervolgd….

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    30-09-2019 om 10:11 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Assyriër

    Tot nu toe heb ik in 2019 tweemaal een artikel op mijn blog geplaatst waarbij ik mijn uitgave van 1985: DE NIEUWE ORDE in opkomst, ISBN 90-73739-01-2, opnieuw onder de aandacht breng. Met de aflevering van 25.03.2019 kreeg het Bijbelse land Kusch en mijn identificatie in 1985 van het land met het moderne Ethiopië aandacht. Tegenwoordig als een destijds foutieve identificatie van Kusch bevonden dat ik rechtgezet heb. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1553468400&stopdatum=1554073200

    Op 24.06.2019 plaatste ik een artikel over de oorsprong van Put, de zoon van Cham, een zoon van Noach, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1561327200&stopdatum=1561932000

    Een volk dat ik in mijn boek van 34 jaar geleden als een bondgenoot van eindtijd-Magog/Rusland behandelde. Mijn identificatie van toen blijft staande. Het Bijbelse Put van de oudheid besloeg het gebied van het hedendaagse Libië, Tunesië en Algerije.

     

     

    Met het artikel van deze week wil ik ‘de Assyriër’ onder de aandacht brengen. In ‘De Nieuwe Orde in Opkomst’ was ik (naar mijn weten) een van de eerste auteurs die sinds Clarence Larkin (1850/1924), Dispensational Truth, 1920, de komende antichrist in Assyrië plaatste. Een staat die ook vandaag nog toekomst is. Het kernland van het oudheid-Assyrië met de steden Nineveh en Khorsabad bevindt zich heden in het noorden van de moderne staat Irak. De Bijbelvorser Hall lindsey (1929-) zag in zijn bekende boek ‘The Late, Great Planet Earth,1970’ (de planeet die aarde heette) en bestseller voorbarig de antichrist uit West Europa voortkomen.

    De Bijbelvorser Rev. Clarence Larkin (1850/1924) daarentegen leefde en werkte in een periode voordat Israël in 1948 opnieuw een staat in het oude gebied der vaderen werd. Hij was, meen ik, in zijn tijd vrij van en bewaard voor het eigentijds inpassen van veronderstelde ontwikkelingen van het profetische Woord. Voor Larkin was het vanuit de Bijbel duidelijk dat ‘de goddeloze’ van de eindtijd uit het voormalige gebied van het Grieks-Syrische Rijk zou voortkomen.

    Jesaja 11:4 Maar Hij zal de armen met gerechtigheid richten, en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen; doch Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds, en met den adem Zijner lippen zal Hij den goddeloze doden. (Statenvertaling)

    De ‘goddeloze’ van Jesaja 11:4 is dezelfde als ‘de Assyriër’ van hoofdstuk tien die tegen Jeruzalem oprukt. Het is dezelfde sinistere genius naar wie Paulus in 2 Thessalonicenzen 2:8 verwijst. De profeet Daniël (8:8-13) die na de val van het Assyrische Rijk ten tijde van Babylon en het Medisch-Perzische Rijk zijn bediening had ziet de eindtijd-tegenstander eveneens uit het gebied van het oude Assyrië voortkomen. De profetie van Daniël 8:8-13 werd gedeeltelijk vervult door het optreden van de historische Antiochus Epiphanes IV (175/164 v. Chr.), een nazaat van één van de vier aanzienlijke die mee het Rijk van Alexander de Grote verdeelde en het noordelijke Grieks-Syrische Rijk grondveste. De koningen van het Grieks-Syrische Rijk worden door de profeet Daniël als ‘de koningen van het noorden’ beschreven. Het profetische noorden in de Bijbel is het gebied van het oude Assyrië. De profeet Sefanja geeft dit duidelijk weer:

    Sefanja 2:13 En Hij (JHWH) zal zijn hand tegen het Noorden uitstrekken, Hij zal Assur te gronde richten en Nineveh tot een wildernis maken…”

    De identificatie van de komende antichrist als een Assyriër opent een aantal Bijbelteksten waar over ‘de Assyriër’ geschreven wordt. Zo is er de bekende profetie van Micha hoofdstuk 5:1 waar de plaats van de geboorte van de Messias te Bethlehem voorspeld wordt. De verzen daaropvolgend wachten nog op hun vervulling (zie het artikel op dit blog van 30.07.2019, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1564351200&stopdatum=1564956000). Het is een Bijbelgedeelte waar opnieuw Assur ten tijde van het herstel van Israël voorkomt.

    Het hierna volgende Bijbelgedeelte is van de profeet Jesaja en beschrijft ‘de Assyriër’ en een offensief dat historisch niet geplaatst kan worden. Het blijkt nog toekomst te zijn: vooraf geschreven geschiedenis.

    Jesaja 10:24 Daarom zegt de Heere HEERE der heirscharen alzo: Vreest niet, gij Mijn volk, dat te Sion woont! voor Assur, als hij u met de roede zal slaan, en hij zijn staf tegen u zal opheffen, naar de wijze der Egyptenaren; 25 Want nog een klein weinig, zo zal volbracht worden de gramschap, en Mijn toorn tot hun vernieling. 26 Want de HEERE der heirscharen zal tegen hem een gesel verwekken, gelijk de slachting van Midian was aan de rots van Oreb; en gelijk Zijn staf over de zee was, denwelken Hij verheffen zal, naar de wijze der Egyptenaren. 27 En het zal geschieden ten zelfden dage, dat zijn last zal afwijken van uw schouder, en zijn juk van uw hals; en het juk zal verdorven worden, om des Gezalfden wil. 28 Hij komt te Ajath, hij trekt door Migron; te Michmas legt hij zijn gereedschap af. 29 Zij trekken door den doorgang, te Geba houden zij hun vernachting; Rama beeft, Gibea Sauls vlucht. 30 Roep luide met uw stem, gij dochter van Gallim! laat ze horen tot Lais toe, o ellendige Anathoth! 31 Madmena vliedt weg, de inwoners van Gebim vluchten met hopen. 32 Nog een dag blijft hij te Nob; hij zal er zijn hand bewegen tegen den berg der dochter van Sion, den heuvel van Jeruzalem. 33 Doch ziet, de Heere HEERE der heirscharen zal met geweld de takken afkappen, en die hoog van gestalte zijn, zullen nedergehouwen worden; en de verhevenen zullen vernederd worden. 34 En Hij zal met ijzer de verwarde struiken des wouds omhouwen; en de Libanon zal vallen door den Heerlijke. (Statenvertaling)

     

    Het geciteerde Bijbelgedeelte van de profeet Jesaja met de beschrijving van een veldtocht van een Assyrisch leger richting Jeruzalem, heeft zich in de geschiedenis nooit voorgedaan. Wanneer we de chronologie van het Bijbelboek Jesaja volgen merken we dat Jesaja deze profetie neerschreef ten tijde van de regeringsperiode van koning Achaz van Juda (Jesaja 7:1 en 14:28) (739/722 v. Chr.). De invasie van Juda en de belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib zou in 709 v. Chr. plaatsvinden tijdens de regeerperiode van koning Hizkia, de zoon van Achaz. En wat heel opmerkelijk is: de marsroute van het Assyrische leger richting Jeruzalem geschiedde toen via het zuiden vanuit Lachis. Over de historische Assyrische koning Sanherib schreef ik op 03.12.2018 op dit blog een artikel, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1543791600&stopdatum=1544396400

     

     

    De kaart hierboven uit de voortreffelijke MacMillan Bijbelatlas, toont de mars-richting van het leger van Sanherib naar Jeruzalem via de route Lachis. De marsroute van de eindtijd-Assyriër heb ik met een rood kader gemarkeerd. Naar onze tijd getransponeerd herkennen we de zogenaamde Westbank en de plaatsen waar heden op grote schaal door de staat Israël nederzettingen en nieuwe steden worden gebouwd. Ook de profeet Micha ziet een eindtijd-Assyriër zijn rol vervullen.

    Micha 5:4 Wanneer Assur in ons land komt, en wanneer hij onze paleizen betreedt, dan zullen wij tegen hem zeven herders stellen en acht vorsten uit de mensen, 5 die het land Assur zullen weiden met het zwaard en het land van Nimrod in zijn poorten. En Hij zal bevrijden van Assur, wanneer die in ons land komt en wanneer hij ons gebied betreedt.

     

     

    Openbaring 6:1 En ik zag, toen het Lam een van de zegelen geopend had, en ik hoorde een uit de vier dieren zeggen, als een stem van een donderslag: Kom en zie! 2 En ik zag, en ziet, een wit paard, en Die daarop zat, had een boog; en Hem is een kroon gegeven, en Hij ging uit overwinnende, en opdat Hij overwonne!

     

    Zeven herders en acht vorsten uit de mensen zullen daarna met het zwaard het land van Nimrod weiden. Een historische invulling aan dit Bijbelgedeelte geven is onmogelijk. Het is vooraf geschreven geschiedenis: Bijbelse profetie. De bezetting van het land van Nimrod is voor een bepaalde tijd want de profeet Jesaja leert dat Assyrië in het Messiaanse Vrederijk uiteindelijk als volk en land hersteld wordt.

    Jesaja 19:23 Te dien dage zal er een gebaande weg wezen van Egypte in Assyrië, dat de Assyriërs in Egypte, en de Egyptenaars in Assyrië komen zullen; en de Egyptenaars zullen met de Assyriërs den Heere dienen. 24 Te dien dage zal Israël de derde wezen met de Egyptenaren en met de Assyriërs, een zegen in het midden van het land. 25 Want de HEERE der heirscharen zal hen zegenen, zeggende: Gezegend zij Mijn volk, de Egyptenaars, en de Assyriërs, het werk Mijner handen, en Israël, Mijn erfdeel!

     

    Maar vooraleer deze profetie werkelijkheid wordt zal er nog een donkere periode voor Israël en de wereld aanbreken. Van uit het gebied van het oude Oost-Romeinse Rijk zal de wereld in de eindtijd gedurende zeven jaar gedirigeerd worden. Het Oost-Romeinse Rijk zal in de toekomst opnieuw geformeerd worden door een federatie van vijf landen. Deze vijf landen zullen zich verenigen met vijf koningen/landen uit het gebied van het voormalige West-Romeinse Rijk en aldus het Romeinse Rijk van de oudheid opnieuw op de kaart plaatsen. Na drie en een half jaar geven de tien koningen of leiders hun macht over aan een elfde leider: de Assyriër. Over de chronologie van de eindtijdgebeurtenissen schreef ik eerder op dit blog een artikel op 28.06.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1498428000&stopdatum=1499032800

     

    Wordt vervolgd….

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder

     

     

    Dertig Jubeljaren, 2018, zie link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?suggestionType=searchhistory&bltgh=jLyCAgDUe71UKHV4eLlBLQ.1.7.ProductImage&fbclid=IwAR1FW-GC4SRsGCLFOa0BP_MG9IXEYx3Uo2Ugz3s6x74aPfO0kexdKcN4hqU

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

    Dit boek kan inmiddels volledig online gelezen worden via de volgende link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)


    23-09-2019 om 08:59 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Assyriology revised. Shalmaneser V the conqueror of Samaria

    The orthodox period of reign of the Assyrian king Shalmaneser V revised.

    This week’s article continues with the revision of the kings of Assyria in order to bring them in a chronological line with the contemporary Biblical kings at the time. Our first article was the one of 01.07.2019: Assyriology revised. The Biblical Assyrian kings Pul and Tiglath Pileser III are two separate kings and not one. See link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1561932000&stopdatum=1562536800

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 265

     

    Assyriology has a fundamentalist approach in the way they present the fixing of the Assyrian kings on the timescale of history. Their fixing point of the reported Sun eclipse during the eponym of Bur-Sagale over Nineveh in 763 BC may be correct their teaching however that no names are supposedly missing or were ever deleted in the Assyrian kings list or Eponym lists is impossible to accept. Other historical sources like the Bible and the historian Flavius Josephus learn different but are rejected. This is however not my viewpoint and this article and the ones to follow will show that some Assyrian kings-names definitely went missing, were deleted from the kings list and that on several occasions in their history the Assyrian kings had co-regencies and consequently it is the Assyrian kings list and its modern chronology that needs adjusting.

    The successor of Tiglath Pileser III was his son Shalmaneser V who is mentioned in the Bible as the Assyrian king who besieged and conquered Samaria and carried away the ten tribes of Israel into captivity. According to orthodox Assyriology it was Sargon II who took Samaria and was responsible for the exile of the ten tribes Israel. The preserved annals of Sargon II are regarded as truthful history recording? Orthodox Assyriology placed the reign period of Shalmaneser V on the timescale from 727 BC till 719 BC based on their interpretation of the Eponym list. The fall of Samaria is accordingly in contradiction with the Bible, fixed at 722 BC instead of the year 717 BC. obtained when applying Flavius Josephus Biblical statements:

    7b. … And such was the end of the nation of the Hebrews, as it hath been delivered down to us, it having twice gone beyond Euphrates; for the people of the ten tribes were carried out of Samaria by the Assyrians, in the days of king Hoshea; after which the people of the two tribes that remained after Jerusalem was taken [were carried away] by Nebuchadnezzar, the king of Babylon and Chaldea. Now as to Shalmanezer, he removed the Israelites out of their country, and placed therein the nation of the Cutheans, who had formerly belonged to the inner parts of Persia and Media, but were then called Samaritans, by taking the name of the country to which they were removed; but the king of Babylon, who brought out the two tribes, placed no other nation in their country, by which means all Judea and Jerusalem, and the temple, continued to be a desert for seventy years; but the entire interval of time which passed from the captivity of the Israelites, to the carrying away of the two tribes, proved to be a hundred and thirty years, six months, and ten days.

    Flavius Josephus, Antiquities, Chapter X, ix.7b

    The exile of the two tribes by Nebuchadnezzar, the king of Babylon, is fixed in the year 586 BC in the month Ab or July/August. Which leads us to the year 717 BC for the exiles of the ten tribes.

    Assyriology has furthermore Sennacherib besieging Jerusalem in 701 BC based on the same interpretation of the eponym list. The Biblical year for this event is 709 BC. The fabricated years of 722 and 701 BC are in contradiction with the Bible Book 2 Kings 18 that clearly states that the fall of Samaria occurred in the sixth year of reign of Hezekiah and the same Bible passage has Sennacherib at the gates of Jerusalem in year fourteen of Hezekiah. One of the two sources is incorrect.

    2 Kings 18:1 Now it came to pass in the third year of Hoshea son of Elah king of Israel, that Hezekiah the son of Ahaz king of Judah began to reign. 2 Twenty and five years old was he when he began to reign; and he reigned twenty and nine years in Jerusalem. His mother's name also was Abi, the daughter of Zachariah. 3 And he did that which was right in the sight of the Lord, according to all that David his father did. 4 He removed the high places, and brake the images, and cut down the groves, and brake in pieces the brasen serpent that Moses had made: for unto those days the children of Israel did burn incense to it: and he called it Nehushtan. 5 He trusted in the Lord God of Israel; so that after him was none like him among all the kings of Judah, nor any that were before him. 6 For he clave to the Lord, and departed not from following him, but kept his commandments, which the Lord commanded Moses. 7 And the Lord was with him; and he prospered whithersoever he went forth: and he rebelled against the king of Assyria, and served him not. 8 He smote the Philistines, even unto Gaza, and the borders thereof, from the tower of the watchmen to the fenced city. 9 And it came to pass in the fourth year of king Hezekiah, which was the seventh year of Hoshea son of Elah king of Israel, that Shalmaneser king of Assyria came up against Samaria, and besieged it. 10 And at the end of three years they took it: even in the sixth year of Hezekiah, that is in the ninth year of Hoshea king of Israel, Samaria was taken. 11 And the king of Assyria did carry away Israel unto Assyria, and put them in Halah and in Habor by the river of Gozan, and in the cities of the Medes: 12 Because they obeyed not the voice of the Lord their God, but transgressed his covenant, and all that Moses the servant of the Lord commanded, and would not hear them, nor do them. 13 Now in the fourteenth year of king Hezekiah did Sennacherib king of Assyria come up against all the fenced cities of Judah, and took them.

     

    The sixth year of reign of Hezekiah is according to my revision established to be the year October 718/September 717 BC (TIJD en TIJDEN, 2015, page 327/330) and is used as a navigation-point on the timescale. The fall of Samaria in the sixth year of reign of king Hezekiah is as such fixed on the timescale in February of the year 717 BC. The siege of Samaria had lasted three years after which the city was taken. Scripture firmly fixes the kings of Judah and Israel on the timescale.

    The obtained years deviate from the commonly accepted years 722 BC for the fall of Samaria and 701 BC for the fourteenth year of Hezekiah. These years were fabricated by Edwin R. Thiele (1895/1986) and published in his book ‘The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, 1977’. Thiele shortened the reign lengths of the kings of Judah and Israel in order to make them fit with the Assyrian Kings-list and bring them in line with the supposedly years of reign of Sargon II and Sennacherib.

    Not all researchers realize however that in order for Thiele to offer his reconstruction of the chronology of the Hebrew Kings to the world he had to declare that 2 Kings 18 was superficially added to the Bible. A bold statement he made since he was not able to fix 2 Kings 18 to fit with the Assyrian kings list and its supposedly fixed years. This is not however my viewpoint and the article will show that it are the Assyrian years of reign of Shalmaneser V, Sargon II and Sennacherib that need to be adjusted on the timescale.

     

    Let us start with the Eponym list and its interpretation in order to adjust Shalmaneser ’s reign on the time scale and bring it in line with Bible-chronology. It will also be shown that Shalmaneser reigned much longer than the years granted according to the eponym list. Let us start with the eponym list as it is usually interpreted:

    [727/726] During the eponomy of Bl-Harran-bla-usur, the governor of Guzana, campaign against [...]. Ðalmaneser [V] ascended the throne.

    [726/725] During the eponomy of Marduk-bla-usur, the governor of Amedi, the king stayed in the land.

    [725/724] During the eponomy of Mahde, the governor of Nineveh, campaign against [.?.].

    [724/723] During the eponomy of Aðður-iðmanni, the governor of Kalizi, campaign against [.?.].

    [723/722] During the eponomy of Ðalmaneser, the king of Assyria, campaign against [.?.].

    [722/721] During the eponomy of Inurta-ilaya, the commander in chief.

    [721/720] During the eponomy of Nab-taris, the governor of [.?.]ti.

    [720/719] During the eponomy of Aðður-nirka-da'in, the governor of [.?.]ru.

    [719/718] During the eponomy of Sargon [II], the king of Assyria entered [.?.].

     

    The number of question marks that are added in the above mentioned text shows that not much is known about Shalmaneser based on the eponym list only. The only discovered Assyrian source beside the eponym list is a text-fragment on a small cylinder that is kept in the British Museum (K.38345). The text as published by Daniel David Luckenbill, Chicago, 1926, reads as follows:

    829. … who did not bow in submission at his feet… the mention of his name… his word (?) …bringing… hastely before him… those not obedient to my (?) command … that … he caused to be surrounded, surrounding the town… the god in whom he trusted… with his help not draw my (?) yoke … who carried off … and was turning (them, it) to himself (his known use) … his word and the mention of his name they did not fear, and did not dread his rule … overflowed his land (?) and laid it low like a deluge … his own … fell upon him and his life was no more … I (?) carried off and brought to Assyria. 830. I am Shalmaneser the mighty king, king of the universe, king of Assyria, king of the four regions of the world, viceroy of Babylon, king of Sumer and Akkad, son of …, king of Assyria; most precious scion of Assyria, seed of Royalty, of the eternal days… of Borsippa, whose site (?) had been damaged by the violence of the mighty floods… its damage I repaired and strengthened its structure.

    … May Nabu look upon the temple with delight.

     

    And that is all what we have on Shalmaneser V outside the Bible and Flavius Josephus. The latter mentioned historian can also be used to reconstruct the time of reign of Shalmaneser on the timescale after which it is clear that a ‘damnatio memoriae’ was carried out by Shalmaneser ’s successor: Sargon II.

    Assyriology does accept that Shalmaneser V laid siege to Samaria as stated by the Bible. They read ‘Samaria’ in the missing places in the eponyms of Mahde, Assur-ismanni and Shalmaneser where we have a question-mark between brackets in the above mentioned eponym list. Other sources have Shamarain mentioned in the eponym list. Although Shamarain deviates from the normally used Samerinaya for Samaria by the Assyrians, one chooses for the identification with Samaria. Against this identification spoke the well-known Albright (quoted by Merrill F. Unger, Israel and the Aramaeans of Damascus, Chapter X, footnote 33). Shamarain or better Shabarain is to be identified with Sibraim whereas Samarinaya remains Samarinaya for Samaria.

    The siege of Samaria lasted three years and the conclusion should be that three years are herewith missing in the Eponym list showing at the same time that the list is not complete and has definitely parts missing. This conclusion however was unthinkable for Thiele when he made his shameless declaration about the Bible.

    2 Kings 17:1 In the twelfth year of Ahaz king of Judah began Hoshea the son of Elah to reign in Samaria over Israel nine years. 2 And he did that which was evil in the sight of the LORD, but not as the kings of Israel that were before him. 3 Against him came up Shalmaneser king of Assyria; and Hoshea became his servant, and gave him presents. 4 And the king of Assyria found conspiracy in Hoshea: for he had sent messengers to So king of Egypt, and brought no present to the king of Assyria, as he had done year by year: therefore the king of Assyria shut him up, and bound him in prison. 5 Then the king of Assyria came up throughout all the land, and went up to Samaria, and besieged it three years. 6 In the ninth year of Hoshea the king of Assyria took Samaria, and carried Israel away into Assyria, and placed them in Halah and in Habor by the river of Gozan, and in the cities of the Medes. 7 For so it was, that the children of Israel had sinned against the LORD their God, which had brought them up out of the land of Egypt, from under the hand of Pharaoh king of Egypt, and had feared other gods, 8 And walked in the statutes of the heathen, whom the LORD cast out from before the children of Israel, and of the kings of Israel, which they had made.

     

    The Bible places Shalmaneser V much earlier on the throne of Assyria than the Eponym list seems to learn. The above mentioned quotation places Shalmaneser on the throne when Hoshea became king over Israel in the twelfth year of reign of Ahaz. This year was established to be oct727/sep726 BC. But since Hoshea had two terms of reign over Israel of nine years each, one as vassal of Assyria and one as independent of Assyria we have to put Shalmaneser already as co-king from 735 BC being year 20 since the death of king Jotham of Judah.

    2 Kings 15:29 In the time of Pekah king of Israel, Tiglath-Pileser king of Assyria came and took Ijon, Abel Beth Maakah, Janoah, Kedesh and Hazor. He took Gilead and Galilee, including all the land of Naphtali, and deported the people to Assyria. 30 Then Hoshea son of Elah conspired against Pekah son of Remaliah. He attacked and assassinated him, and then succeeded him as king in the twentieth year of Jotham son of Uzziah. 31 As for the other events of Pekah’s reign, and all he did, are they not written in the book of the annals of the kings of Israel?

     

    Shalmaneser V was a co-regent of Tiglath Pileser III. There was clearly more than one king in Assyria at the same time. Some kings in co-regencies others even as co-kings. In his last year Pekah before he was murdered by Hoshea marched against Jerusalem allied with Aram. It is in that particular year that king Ahaz of Judah wrote a letter to the kings of Assyria (kings in plural) for help against the deadly alliance of Samaria and Damascus.

    2 Chronicles 28:16 At that time did king Ahaz send unto the kings of Assyria to help him. 17 For again the Edomites had come and smitten Judah, and carried away captives. 18 The Philistines also had invaded the cities of the low country, and of the south of Judah, and had taken Bethshemesh, and Ajalon, and Gederoth, and Shocho with the villages thereof, and Timnah with the villages thereof, Gimzo also and the villages thereof: and they dwelt there. 19 For the Lord brought Judah low because of Ahaz king of Israel; for he made Judah naked, and transgressed sore against the Lord. 20 And Tilgathpilneser king of Assyria came unto him, and distressed him, but strengthened him not.

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 266

     

    The letter was sent to the kings of Assyria in plural but it was Tiglath Pileser III who descended to Damascus in 735 BC attacking the Arameans from the rear thus relieving Judah. I have Shalmaneser V in my revision sharing the crown of Assyria as from the year 735 BC.

    Hereafter follows the adjusted eponym list for Shalmaneser V. The years between brackets are the year of orthodox Assyriology:

    730/729 [727/726] During the eponomy of Bl-Harran-bla-usur, the governor of Guzana, campaign against [.?.]. Ðalmaneser [V] ascended the throne.

    729/728 [726/725] During the eponomy of Marduk-bla-usur, the governor of Amedi, the king stayed in the land.

    728/727 [725/724] During the eponomy of Mahde, the governor of Nineveh, campaign against [Shamarain?].

    727/726 [724/723] During the eponomy of Aðður-iðmanni, the governor of Kalizi, campaign against [Shamarain?].

    726/725 [723/722] During the eponomy of Ðalmaneser, the king of Assyria, campaign against [Shamarain?].

    725/724 [722/721] During the eponomy of Inurta-ilaya, the commander in chief.

    724/723 [721/720] During the eponomy of Nab-taris, the governor of [.?.]ti.

    723/722 [720/719] During the eponomy of Aðður-nirka-da'in, the governor of [.?.]ru.

    Comment: In April 722 BC the month and year of the death of King Ahaz of Judah a mega-nature-catastrophe struck the ancient world and is among other causes responsible for another ‘damnatio memoriae’ in Assyria carried out by the successor of Shalmaneser V: Sargon II. The earlier mentioned text on a cylinder kept in the British Museum refers to ‘the violence of the mighty floods’ and is a description of the destructions caused by the mega-nature-catastrophe.

    We do not know as yet what the whereabouts of Shalmaneser V where in the years 722/721 BC and 721/720 BC but from the spring of 720 BC till 717 BC we have him definitely according to biblical chronology besieging Samaria. At the same time we have Sargon II as a co-regent of Shalmaneser V campaigning against Ashdod and other cities in the Levant while Shalmaneser V was besieging Samaria. After the demise of Shalmaneser V much later his co-regent Sargon II claimed all the credit for the siege of Samaria and the deportation of Israel in exile.

    After the siege of Samaria we know from Flavius Josephus that Shalmaneser started a siege of Tyrus that would last five years.

    1. WHEN Shalmaneser, the king of Assyria, had it told him, that [Hoshea] the king of Israel had sent privately to So, the king of Egypt, desiring his assistance against him, he was very angry, and made an expedition against Samaria, in the seventh year of the reign of Hoshea; but when he was not admitted [into the city] by the king, he besieged Samaria three years, and took it by force in the ninth year of the reign of Hoshea, and in the seventh year of Hezekiah, king of Jerusalem, and quite demolished the government of the Israelites, and transplanted all the people into Media and Persia among whom he took king Hoshea alive; and when he had removed these people out of this their land he transplanted other nations out of Cuthah, a place so called, (for there is [still] a river of that name in Persia,) into Samaria, and into the country of the Israelites. … …

     

    …. 2. And now the king of Assyria invaded all Syria and Phoenicia in a hostile manner. The name of this king is also set down in the archives of Tyre, for he made an expedition against Tyre in the reign of Eluleus; and Menander attests to it, who, when he wrote his Chronology, and translated the archives of Tyre into the Greek language, gives us the following history: “One whose name was Eluleus reigned thirty-six years; this king, upon the revolt of the Citteans, sailed to them, and reduced them again to a submission. Against these did the king of Assyria send an army, and in a hostile manner overrun all Phoenicia, but soon made peace with them all, and returned back; but Sidon, and Ace, and Palsetyrus revolted; and many other cities there were which delivered themselves up to the king of Assyria. Accordingly, when the Tyrians would not submit to him, the king returned, and fell upon them again, while the Phoenicians had furnished him with threescore ships, and eight hundred men to row them; and when the Tyrians had come upon them in twelve ships, and the enemy's ships were dispersed, they took five hundred men prisoners, and the reputation of all the citizens of Tyre was thereby increased; but the king of Assyria returned, and placed guards at their rivers and aqueducts, who should hinder the Tyrians from drawing water. This continued for five years; and still the Tyrians bore the siege, and drank of the water they had out of the wells they dug." And this is what is written in the Tyrian archives concerning Shalmaneser, the king of Assyria.

    Translation by William Whiston: http://sacred-texts.com/jud/josephus/ant-9.htm )

     

    The five-year siege of Tyrus is not mentioned in the eponym list nor preserved otherwise in Assyria. We only have the recording by Flavius Josephus who refers to the archives of the Tyrians. It all shows clearly the ‘damnatio memoriae’ carried out by Sargon II regarding his predecessor Shalmaneser V.

    The siege of Tyrus by Shalmaneser V started in the year 717 BC and lasted till 712 BC. The Eponym of ðarru-emuranni in the year 712/711 BC has ‘the king stayed in the land’, which is an euphemism regarding Sargon II for doing nothing. The reason being the invasion of the Greeks in the Levant and Egypt in 712 BC. A flood of Greek warriors that was repelled by Egyptian forces and was all over by the end of the summer of 712 BC.

     

    Orthodox Assyriology identifies Shalmaneser V with a Babylonian king named Uloulaios who according to the Ptolemy-canon reigned from 726 BC till 721 BC. In view of the reconstruction of Shalmaneser V’s reign we do not have to seek this difficult identification anymore and leave Uloulaios independent on the throne of Babylon while Shalmaneser V was satisfied with a tributary-status regarding Babylon just like his predecessor Tiglath Pileser III.

    The conclusion regarding the revision of the length of reign of Shalmaneser is that he apparently reigned much longer than the Eponym-list is showing. Revised we have him on the time-scale from at least 735 BC till 712 BC. The Greek invasion revised to the year 712 BC interrupted the siege of Tyrus by the Assyrian army of Shalmaneser V and probably caused the end of the king. Sargon II who had stayed in the land that year took control of the state and carried out his ‘damnatio memoriae’ on Shalmaneser V the result being that today we only have a small cylinder with a fragmentary text on it and a few lines in the Eponym-list. Sargon II claimed the fall of Samaria to be his achievement as well as the deportation of the ten tribes of Israel in Assyrian exile.

     

    To be continued…

    Robert De Telder

     

    Recent publications (Dutch):

    see link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    16-09-2019 om 08:11 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een TIJDS-DAL in de heilsgeschiedenis van Israël - Zacharia

    Over een tijds-dal in een oudtestamentische profetie schreef ik recent twee artikels op dit blog. Op 30.07.2019 plaatste ik een artikel op dit blog over de bekende voorspelling van de profeet Micha over de plaats van de geboorte van de beloofde Messias voor Israël.

    Micha 5:1 En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. 2 Daarom zal Hij henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren zal, gebaard hebbe;…(TIJDS-DAL)    

    … dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met de kinderen Israëls. 3 En Hij zal staan, en zal weiden in de kracht des HEEREN, in de hoogheid van den Naam des HEEREN, Zijns Gods, en zij zullen wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde. (Statenvertaling)

     

    Bij de eerste komst van Messias Jezus werd met de geboorte van de Heiland in Bethlehem vers één en de eerste helft van vers twee vervuld. Het vervolg van de profetie werd als een gevolg van de afwijzing van Jezus door de generatie van toen, uitgesteld en ving een tijds-dal in de profetie aan. Uitstel echter en geen afstel! Het beloofde Messiaanse Vrederijk met het herstel van alle dingen komt er aan. De profeet Micha zag één komst van de Messias zonder het tijds-dal geopenbaard te krijgen dat na de verwerping van Jezus Christus in 30 AD voor onbepaalde tijd ontstond. De Messias werd dan wel in de volheid der tijden te Bethlehem geboren, als een gevolg van zijn verwerping volgde toen echter geen herstel van Israël. Veertig jaar later in 70 AD volgde de vernietiging van Jeruzalem, zowel stad als Tempel door de Romeinse bezetter, en begon een wereldwijde diaspora voor Israël. Omdat zij de tijd niet hadden opgemerkt dat God naar hen omzag (Lucas 19:44).

    Het tweede recente artikel op dit blog met als onderwerp het tijds-dal, dateert van 06.08.2019 en handelde over het tijds-dal in de profetie van de profeet Jesaja hoofdstuk 61. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3171307

    De evangelist Lucas (4:16-19) brengt de geschiedenis van de Heer Jezus Christus die met Jom Kippoer op 29 september 27 AD in de synagoge te Nazareth de profetie van de profeet Jesaja hoofdstuk 61 voorlas, en daar het aangename jaar des HEEREN of het Jubeljaar aankondigde. In de helft van vers twee van het Bijbelboek Jesaja hoofdstuk 61 stopte de Heiland met citeren, daar waar het Bijbelgedeelte verder ging met de belofte van het herstel van Israël. Tussen het uitroepen van het jaar van het welbehagen des HEEREN en het herstel van Israël zijn er inmiddels 1992 jaar of bijna tweeduizend jaar van het TIJDS-DAL verlopen. Een tijds-dal dat ook de profeet Jesaja niet mocht zien. Deze profeten zagen als het ware één bergtop die de komst van de Gezalfde aankondigde, maar niet het tijds-dal tussen de twee komsten in.

     

    Bij de profeet Zacharia in het Oude Testament merken we hetzelfde patroon. De betekenis van zijn Hebreeuwse naam is heel toepasselijk: JHWH heeft herinnerd. De profeet Zacharia zag in de zesde eeuw v. Chr. de verwachte Heiland en Koning van Israël op een ezelsveulen Jeruzalem binnenrijden. Een belangrijk detail dat met Jezus op zondag 2 april 30 AD in vervulling ging.

    Zacharia 9:9 Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen. ( TIJDS-DAL)

     

     

    © James Tissot (1836/1902 AD). Artistieke voorstelling van de intrede van de Heer Jezus Christus te Jeruzalem op een ezelsveulen.

    Psalm 118:24 Dit is de dag, dien JHWH gemaakt heeft; laat ons op denzelven ons verheugen, en verblijd zijn. 25 Och JHWH! geef nu heil; och JHWH geef nu voorspoed. 26 Gezegend zij hij, die daar komt in den Naam des JHWH. Wij zegenen ulieden uit het huis des JHWH. 27 JHWH is God, Die ons licht gegeven heeft. Bindt het feest offer met touwen tot aan de hoornen van het altaar. 28 Gij zijt mijn God, daarom zal ik U loven; o mijn God! ik zal U verhogen. 29 Loof JHWH, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. (Statenvertaling)

     

    Zacharia 9:10 En Ik zal de wagens uit Efraïm uitroeien, en de paarden uit Jeruzalem; ook zal de strijdboog uitgeroeid worden, en Hij zal den heidenen vrede spreken; en Zijn heerschappij zal zijn van zee tot aan zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde. 11 U ook aangaande, o Sion! door het bloed uws verbonds, heb Ik uw gebondenen uit den kuil, daar geen water in is, uitgelaten. 12 Keert gijlieden weder tot de sterkte, gij gebondenen, die daar hoopt! ook heden verkondig Ik, dat Ik u dubbel zal wedergeven; 13 Als Ik Mij Juda zal gespannen, en Ik Efraïm den boog zal gevuld hebben; en Ik uw kinderen, o Sion! zal verwekt hebben tegen uw kinderen, o Griekenland! en u gesteld zal hebben als het zwaard van een held. 14 En de HEERE zal over henlieden verschijnen, en Zijn pijlen zullen uitvaren als een bliksem; en de Heere HEERE zal met de bazuin blazen, en Hij zal voorttreden met stormen uit het zuiden. 15 De HEERE der heirscharen zal hen beschutten, en zij zullen eten, nadat zij de slingerstenen zullen ten ondergebracht hebben; zij zullen ook drinken, en een gedruis maken als de wijn; en zij zullen vervuld worden, gelijk het bekken, gelijk de hoeken des altaars. 16 En de HEERE, hun God, zal ze te dien dage behouden, als zijnde de kudde Zijns volks; want gekroonde stenen zullen in Zijn land, als een banier, opgericht worden. 17 Want hoe groot zal zijn goed wezen en hoe groot zal zijn schoonheid wezen! Het koren zal de jongelingen, en de most zal de jonkvrouwen sprekende maken. (Statenvertaling)

     

    Zacharia 9:9 werd vervuld bij de eerste komst van Christus op zondag 2 april 30 AD. Indien Israël Jezus als de Gezalfde aanvaard zou hebben zou vers tien en de volgende verzen daarna in vervulling gegaan zijn. Het is anders gelopen.

    Johannes 1:10 Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt; en de wereld heeft Hem niet gekend. 11 Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; 13 Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn. 14 En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid.

     

    De vervulling van Zacharia 9:9 vinden we bij de evangelist Matteüs vermeld:

    Matteüs 21:1 En als zij nu Jeruzalem genaakten, en gekomen waren te Beth-fage, aan den Olijfberg, toen zond Jezus twee discipelen, zeggende tot hen: 2 Gaat heen in het vlek, dat tegen u over ligt, en gij zult terstond een ezelin gebonden vinden, en een veulen met haar; ontbindt ze, en brengt ze tot Mij. 3 En indien u iemand iets zegt, zo zult gij zeggen, dat de Heere deze van node heeft, en hij zal ze terstond zenden. 4 Dit alles nu is geschied, opdat vervuld worde, hetgeen gesproken is door den profeet, zeggende: 5 Zegt der dochter Sions: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezelin en een veulen, zijnde een jong ener jukdragende ezelin. 6 En de discipelen heengegaan zijnde, en gedaan hebbende, gelijk Jezus hun bevolen had, 7 Brachten de ezelin en het veulen, en leiden hun klederen op dezelve, en zetten Hem daarop. 8 En de meeste schare spreidden hun klederen op den weg, en anderen hieuwen takken van de bomen, en spreidden ze op den weg. 9 En de scharen, die voorgingen en die volgden, riepen, zeggende: Hosanna den Zone Davids! Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des Heeren! Hosanna in de hoogste hemelen! 10 En als Hij te Jeruzalem inkwam, werd de gehele stad beroerd, zeggende: Wie is Deze? 11 En de scharen zeiden: Deze is Jezus, de Profeet van Nazareth in Galilea.

     

    Een meerderheid van diezelfde menigte die Jezus als de beloofde Koning in Jeruzalem verwelkomde zou hem korte tijd later verwerpen. De profetie van Zacharia hoofdstuk 9:10 werd als een gevolg uitgesteld.

    Zacharia 9:10 En Ik zal de wagens uit Efraïm uitroeien, en de paarden uit Jeruzalem; ook zal de strijdboog uitgeroeid worden, en Hij zal den heidenen vrede spreken; en Zijn heerschappij zal zijn van zee tot aan zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde.

     

    Het beloofde vrederijk dat de profeet Zacharia in de zesde eeuw v. Chr. mocht aanschouwen zal eerst bij de tweede of wederkomst van de Heiland werkelijkheid worden. De paarden en wagens waar Israël in die eeuw op vertrouwde zullen teniet gedaan worden en een algemene wereldwijde vrede zonder oorlogswapens zal volgens de profetie realiteit worden. God zelf zal Zijn koninkrijk vestigen van zee tot zee en van de rivier tot aan de einden der aarde.

    Wat indien Israël Hem in 30 AD alsnog aanvaard zou hebben? Profetisch gezien was dit mogelijk geweest. Alle voorspelde bouwstenen waren op zijn plaats of om een andere metafoor te gebruiken: het (wereld)toneel stond klaar voor de voorstelling. Het voorspelde vierde beestrijk van de profeet Daniël (2:40-44 en 7:23-27 ) bijvoorbeeld was aanwezig, weliswaar alsnog met een centraal gezag in de persoon van een keizer in Rome, en niet in de vorm van een tienkoningenbond, maar dit alles had versneld zijn vervulling kunnen hebben. Zoals het ook voor het einde van de zogenaamde eindtijd voorspeld werd. Paulus citeert in zijn Romeinenbrief een profetie van Jesaja dienaangaande:

    Romeinen 9:25 … gelijk Hij ook bij Hosea zegt: Ik zal niet-mijn-volk noemen: mijn-volk, en de niet-geliefde: geliefde. 26 En het zal geschieden ter plaatse, waar [tot hen] gezegd was: gij zijt mijn volk niet, daar zullen zij genoemd worden: zonen van de levende God. 27 En Jesaja roept over Israël uit: Al was het getal der kinderen Israëls als het zand der zee, het overschot zal behouden worden; 28 want wat Hij gesproken heeft, zal de Here doen op de aarde, volledig en snel. (NBG Vertaling 1951)

    Zoals het ook in de Griekse Septuagintvertaling van het Oude Testament staat:

    LXX Jesaja 10:20 And it shall come to pass in that day that the remnant of Israel shall no more join themselves with, and the saved of Jacob shall no more trust in, them that injured them; but they shall trust in the Holy God of Israel, in truth. 21 And the remnant of Jacob shall trust on the mighty God. 22 And though the people of Israel be as the sand of the sea, a remnant of them shall be saved. 23 He will finish the work, and cut it short in righteousness: because the Lord will make a short work in all the world.

     

    Mijn generatie heeft al zulke versnelde onverwachte ontwikkelingen van het wereldgebeuren in het recente verleden mogen waarnemen. De koude oorlog bijvoorbeeld tussen Sovjet-Rusland met zijn satellietstaten en het vrije westen die in 1945 bij het einde van de tweede wereldoorlog een aanvang nam zag een plotseling einde in de periode 1989/1991. De Berlijnse muur werd op 9 november 1989 neergehaald en Duitsland korte tijd later herenigd, en dit veertig jaar na de oprichting van de Bondsrepubliek in 1949. Vier jaar was het land van 1945 tot 1949 door de geallieerden bezet en opgedeeld geweest. Dit zijn Bijbelse getallen met een belangrijke symboliek.

     

     

    © Robert De Telder, De Nieuwe Orde in opkomst, 1985, blz. 46. De aandachtige lezer merkt op dat mijn boek met bijgevoegde ontworpen landkaarten van voor de val van de Berlijnse muur en de implosie van de Sovjet-Unie in 1991 dateert.

     

    De implosie van het Sovjetrijk volgde in 1991 waarbij de satellietstaten van de Sovjet-Unie zich konden vrijmaken en bovendien landen zoals de Baltische staten die deel uitmaakten van de Sovjet-Unie hun vrijheid herkregen. Ook de Kaukasuslanden zoals Georgië, Azerbeidzjan en Armenië die deel uitmaakten van de Sovjet-Unie konden het Sovjet-juk afschudden en hun onafhankelijkheid uitroepen. Deze afscheiding gebeurde langsheen de oude grens van het Oost-Romeinse Rijk wat profetisch gezien opmerkelijk is. Sinds de communistische machtsovername in Rusland in november 1917 (gregoriaanse kalender) en het verdwijnen van de Sovjet-Unie waren er vierenzeventig jaar verlopen.

     

    Ik verwacht dat het naar het einde van de eindtijd toe het er op dezelfde wijze aan toe zal gaan. Met een niet voorziene snelheid zullen de ontbrekende profetische puzzelstukken plotseling bij elkaar komen en het plaatje tevoorschijn brengen.

    Mijn laatste artikel over dit onderwerp dateert van 24.06.2019 en handelt over één van de alsnog ontbrekende puzzelstukjes: de oorsprong van Put, een zoon van Cham, de zoon van Noach. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1561327200&stopdatum=1561932000

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder

     

     

    Dertig Jubeljaren, 2018, zie link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?suggestionType=searchhistory&bltgh=jLyCAgDUe71UKHV4eLlBLQ.1.7.ProductImage&fbclid=IwAR1FW-GC4SRsGCLFOa0BP_MG9IXEYx3Uo2Ugz3s6x74aPfO0kexdKcN4hqU

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

    Dit boek kan inmiddels volledig online gelezen worden via de volgende link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)


    09-09-2019 om 09:01 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.boekentips
    Een overzicht van mijn recente publicaties. Zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder

    met vriendelijke groet,
    Robert De Telder

    06-09-2019 om 10:05 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zogenaamde oud-Egyptische pseudo-astronomische Sothis-kalender

    Sinds de egyptoloog Eduard Meyer aan het begin van de twintigste eeuw in 1904 zijn studie - kalender en Sothis-periode - introduceerde heeft de algemene gedachte zich genesteld in het denken van velen, dat de geïntroduceerde Egyptische chronologie op een astronomische en dus wetenschappelijke basis gebaseerd zou zijn? Maar niets blijkt minder waar te zijn. De benaming pseudo-astronomisch is op zijn plaats.

    De dwaling van Eduard Meyer nam een aanvang toen hij een Oud-Romeins schrift uit 239 AD van de grammaticus Censorinus voor waarheid hield. Deze Romein schreef een boek genaamd DE DIE NATALI ter ere van de verjaardag van Censorinus’ broodheer: QUINTUS CAERELLIUS. In dit boek schreef Censorinus dat in het jaar 139 AD de Hondsster verschenen was op de eerste dag van de maand Thoth, en dat die dag gelijk viel met 19 juli van de Romeinse kalender. Op die dag zou een nieuw Sothis-tijdperk begonnen zijn. Sothis-tijdperken die volgens de theorie per 1460 jaar plaatsvonden en geregistreerd werden? Een Sothis-tijdperk begon volgens de theorie in het oude Egypte bij het gelijktijdig opkomen van de Hondsster, Sopdet genaamd (Latijn: Sirius, Grieks: Sothis), op de eerste dag van de Egyptische maand Thoth ten tijde aan het begin van de jaarlijkse Nijl-overstroming. Een tweede dwaling van Eduard Meyer was dat hij er van uitging dat de oud-Egyptenaren niet met het schrikkeljaar vertrouwd waren? Volgens zijn theorie bestonden er twee kalenders in Egypte: een astronomische kalender en een burgerlijke kalender. De twee kalenders begonnen om de 1460 jaar gelijktijdig op de eerste dag van de maand Thoth. Daarna liep na vier jaar de officiële kalender één dag op de astronomische kalender achter en als een gevolg daarvan vond de heliakische opkomst van Sopdet of Sothis een jaar later op de tweede dag van de maand Thoth plaats. Op deze wijze verloor de kalender één week op achtentwintig jaar tijd, op een periode van honderdtwintig jaar ging er een maand verloren. Na een tijdspanne van 1460 jaar liepen volgens de theorie de twee kalenders weer gelijk en begon een nieuwe Sothis-periode. Terugrekenend van 139 AD concludeerde Eduard Meyer dat een vergelijkbare situatie zich had voorgedaan in 1317 v. Chr. en in 2773 v. Chr.

     

     

    Dat de Egyptenaren wel degelijk met het schrikkeljaar vertrouwd waren heb ik al eerder op dit blog aangetoond. Zie het artikel van 18.02.2019: de kalender van het oude Egypte nagerekend…, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1550444400&stopdatum=1551049200

    Een oneerlijkheid van Eduard Meyer in de opbouw van zijn stelling was bovendien dat zijn vertrekdatum: 139 AD als ankerjaar op de tijdsbalk, niet onbetwistbaar vaststond. In afwijking van het boek van de Romeinse grammaticus Censorinus DE DIE NATALI uit 239 AD is er namelijk ook het geschrift van de astronoom Theon van Alexandrië uit de vierde eeuw na Chr. waarin Theon stelt dat er een heliakisch opgaan van Sirius geschiedde in het vijfde regeringsjaar van Augustus zijnde 26 v. Chr. wat het einde van een Sothis-periode veronderstelde. Het jaartal 26 v. Chr. geeft een verschil van 165 jaar met het jaartal van Censorinus. Een anomalie die tot op heden door de conventionele egyptologie niet verklaard is. Welk jaar is het juiste ankerpunt op de tijdsbalk voor het einde van en de start van een nieuwe Sothis-periode: 26 v. Chr. of 139 AD?

    Waar de egyptoloog Eduard Meyer (1855/1930) bovendien geen aandacht aan gaf is het feit dat de Egyptische historicus uit de derde eeuw v. Chr.: Manetho, nergens in zijn bewaarde overlevering enige indicatie geeft dat er Sothis-perioden van 1460 jaar in het oude Egypte bestaan zouden hebben. Wat vraagtekens moet oproepen, wanneer we bedenken dat Manetho echt zijn best gedaan heeft middels het aantoonbaar manipuleren en vervalsen van geschiedkundige gegevens, om zijn geschiedenis van Egypte tot de oudste van heel de oude wereld te maken. Moesten de Sothis-perioden bestaan hebben zou hij er zeker gebruik van gemaakt hebben.

    Een ander feit is dat er haast geen vermeldingen in oud-Egyptische geschriften voorkomen met verwijzingen naar het begin of het einde van een bepaalde Sothis-periode. Met het ter beschikking komen ter studie van het zogenaamde Ebers-papyrus meende Eduard Meyer een verwijzing naar een Sothis-periode gevonden te hebben. Het Ebers papyrus is een document van twintig meter lang en dertig centimeter breed en ruim drieduizend jaar oud en wordt in de Bibliotheek van de universiteit van Leipzig bewaard. Het werd in Egypte in 1873 door professor Georg Ebers verkregen die het papyrus later aan de universiteit schonk. Het document beschrijft vooral ziektes en de voorgeschreven medicijnen van die tijd. Het Ebers-papyrus heeft op de rugzijde een kalender-vermelding die betrekking heeft op het negende regeringsjaar van farao Amonhotep I van Manetho ’s achttiende dynastie. Het negende jaar van Amonhotep I zou een vermeende opgang van Sothis gezien hebben? Veel blijft echter een raadsel. Zo staat er niet Amonhotep I maar de naam Zeserkere, waarschijnlijk de voornaam van Amonhotep I. Een andere mogelijke verwijzing naar een Sothis-verschijnsel bevindt zich op een steen die in een gebouw van Thothmosis III gevonden werd te Elephantine. Het regeringsjaar van Thothmosis III wordt echter niet vermeld en ook is niet duidelijk of de verschijning van Sothis betrekking had op het zonnejaar, noch of een eerste verschijning bedoeld werd. Daarbij merkt de Egyptoloog Cecil Torr (en tijdgenoot van Eduard Meyer) op dat het gebouw weliswaar van Thothmosis III was, de inscriptie echter van een opvolger geweest kan zijn.

    Ik merkte al op dat de Egyptische oudheidhistoricus Manetho in zijn faraolijst van de achttiende dynastie nergens naar een heliakaal opkomen van Sothis ten tijde van de farao ’s Amonhotep I en Thothmosis III verwijst, wat vraagtekens oproept.

    Niettemin lanceerde Eduard Meyer zijn Sothis-theorie op basis van de twee hierboven beschreven wankele pilaren. Het jaar 1317 v. Chr. werd gekozen tot ankerjaar ter rampzalige plaatsing van vooral het Egyptische Nieuwe Rijk op de tijdsbalk en de eerste schakel van een vermeende chronologische ketting de tijd in.

     

     

    Het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid heeft inmiddels ook de opgebouwde theorie rond het Ebers-papyrus volledig onderuit gehaald. In zijn werk A TEST OF TIME (Chapter 5, The Ebers Calendar, 1995) maakt de egyptoloog David Rohl duidelijk dat het Ebers-papyrus helemaal niet verwijst naar een heliakaal opkomen van de Sothis of de Hondsster maar in de plaats daarvan naar de kroning van farao Amonhotep I die zo een nieuwe kalender wilde inluiden, de regeringsjarenkalender. Tenminste dat was de intentie van de farao, volgens Rohl. Hierna de Eberskalender met Engelse vertaling.

    1. Year 9, under the person of the dual king Djeserkare, living forever;

    2. New Year’s festival, month III of Shemu, day 9, the going forth of Sopdet;

    3. Tekhy, month IV of Shemu, day 9, the going forth of Sopdet;

    4. Menkhet, month 1 of Akhet, day 9, the going forth of Sopdet;

    5. Huther , month II of Akhet, day 9, the going forth of sopdet;

    6. Kaherka, month III of Akhet, day 9, the going forth of sopdet;

    7. Shefbedet, month IV of Akhet, day 9, the going forth of sopdet;

    8. Rekeh (1st), month I of Peret, day 9, the going forth of sopdet;

    9. Rekeh (2nd) month II of Peret, day 9, the going forth of sopdet;

    10 Renutet, month III of Peret, day 9, the going forth of sopdet;

    11. Khonsu, monh IV of Peret, day 9, the going forth of sopdet;

    12 Khentykhet, month I of Shemu, day 9, the going forth of sopdet;

    13 Ipet, month II of Shemu, day 9, the going forth of sopdet;

     

    Het papyrus werd in Egyptisch Hiëratisch schrift van rechts naar links geschreven. Op het papyrus zijn duidelijk de herhalingstekens vanaf lijn 3 te merken, waar in lijn 2 ‘the going forth of Sopdet’ vermeld staat. Dit gegeven is in tegenspraak met de orthodoxe verklaring voor dit papyrus. De orthodoxie zoekt een melding van een eenmalig opkomen van de Hondsster terwijl het Ebers-papyrus een opkomen voor iedere maand opgeeft, wat in geval van de Hondsster niet mogelijk is aangezien deze slechts eenmaal per jaar verschijnt. De conclusie is, dat de hele constructie/fabricatie waar de orthodoxie de Egyptische dynastieën op de tijdsbalk mee rangschikt, fout is. Met enige ironie merkt Rohl tot slot het volgende op: “So, I cast off the tethering rope of Egyptian history from this long used but now corroded and insecure anchor..”

    Een ketting is maar zo sterk als haar zwakste schakel. Met het verbreken van de eerste schakel in 1317 v. Chr. is heel de fabricatie van de conventionele Egyptologie neergekomen. Het blijkt niets anders dan een fabel te zijn.

    Met recht heb ik mijn artikel aldus getiteld als: ‘de zogenaamde oud-Egyptische pseudo-astronomische Sothis-kalender’. Het is zondermeer aangetoond dat de Sothis-cyclus een uitvinding van de Grieken van latere tijd was. Een tijdgenoot en tegenstander van Eduard Meyer van meer dan honderd jaar geleden, maakte toen al de volgende opmerking:

    ‘This all looks as though the cycle was invented by the later Greeks at Alexandria. Nor is there anything to indicate that it was known to the Egyptians in earlier times; no mention of it being found in their inscriptions or papyri, though occasionally these note the rising of the dog-star’, Memphis and Mycenae, 1896, Egyptologist Cecil Torr (1857/1928).

     

    Er is geen enkele reden om geloof te hechten aan de plaatsing op de tijdsbalk van bijvoorbeeld Ramses III en zijn strijd tegen de zeevolken in de twaalfde eeuw v. Chr. zoals de conventionele Egyptologie hem op de tijdsbalk geplaatst. Zie het artikel van 15.07.2019: DNA onthult gevreesde Filistijnen, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1563141600&stopdatum=1563746400

     

    De exodus van de Israëlieten uit Egypte hoeft niet van de (Bijbelse) vijftiende naar de twaalfde eeuw v. Chr. verplaatst te worden omdat de conventionele Egyptologie foutieve lijk daar de komst van de Filistijnen plaatst.

    Een toepasselijk artikel plaatste ik op 01.10.2018 op mijn blog getiteld: een vreemde eend in de bijt van de gevestigde egyptologie, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1538344800&stopdatum=1538949600

    Een amulet met cartouche van farao Thothmosis III kwam tevoorschijn bij het uitziften van uitgegraven puin afkomstig van de Tempelberg te Jeruzalem. De gevestigde Egyptologie geeft deze farao op basis van de vermeende Sothis-kalender, een regeerperiode van 1504 tot 1450 v. Chr., en een lastige vraag is hoe dat amulet in het puin van de Tempelberg verzeilde, een Tempel die pas in de periode 1003/996 v. Chr. gebouwd werd? Voor dat Salomo de Tempel daar liet bouwen was die plaats alleen maar een dorsvloer geweest voor louter landbouwkundig gebruik. Het is dan ook een zoveelste anomalie voor de gevestigde egyptologie: een vreemde eend in de bijt.

    Ik sluit dit artikel af met een kort maar alleszeggend citaat van Paulus:

    1 Timoteüs 4:7 Maar verwerp de ongoddelijke en oudwijfse fabelen… (statenvertaling)

    1 Timothy 4:7 But refuse profane and old wives' fables… (KJV)

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

     

    Dertig Jubeljaren, 2018, zie link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?suggestionType=searchhistory&bltgh=jLyCAgDUe71UKHV4eLlBLQ.1.7.ProductImage&fbclid=IwAR1FW-GC4SRsGCLFOa0BP_MG9IXEYx3Uo2Ugz3s6x74aPfO0kexdKcN4hqU

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

     

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

    Dit boek kan inmiddels volledig online gelezen worden via de volgende link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be


    02-09-2019 om 09:19 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 02/11-08/11 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 08/06-14/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 31/12-06/01 2019
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 01/01-07/01 2018
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 30/12-05/01 2014
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 06/01-12/01 2014

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs