Inhoud blog
  • Overlijden Robert De Telder
  • Corona
  • Chronologische schema's - afbeeldingen - vanaf de Grote Vloed tot de Spraakverwarring
  • Joeja
  • De eerste drieduizend jaar, hoofdstuk 1
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    KRONOS
    chronologie - archeologie - oudheid
    14-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Zonaanbidder, Achnaton de strenge en hardvochtige farao van de profeet Jesaja
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Beste vrienden en bekenden,

     

    Mijn boek 'De zonaanbidder' is gepubliceerd! Ik heb mijn boek uitgegeven via Brave New Books en daar is het onder andere ook te koop.

     

    Hieronder staat een korte omschrijving van mijn boek:

    Het boek ‘de zonaanbidder’ neemt u mee naar het Egypte van de achtste eeuw voor Christus. Het was voor de oude wereld een eeuw van grote omwentelingen zowel in de natuur als in de godsdiensten, en de machtsverhoudingen in het algemeen. De auteur is een revisionist van de geschiedenis van de oudheid. De Aton-ketters met farao Achnaton op kop worden door de auteur op de tijdsbalk naar hun correcte plaats geloodst, en tijdgenoten gemaakt met de Bijbelse koningen van Israël en Juda: Pekah, Hosea en Achaz alias Labaja, Rib Addi en Abdi Hiba van de Amarna-correspondentie.

    De Egyptologie is geen exacte wetenschap en aan herziening toe. De auteur rangschikt de farao ’s van de achttiende dynastie op de tijdsbalk via nieuwe verifieerbare ankerpunten. De nieuwe navigatiepunten van de auteur in zijn reconstructie van de geschiedenis van het oude Egypte, zijn in de eerste plaats de Bijbel, de werken van Flavius Josephus en de oudheidhistoricus Herodotos.

    De Aton-ketters zijn al een hele tijd opnieuw in de belangstelling als een gevolg van het ontdekken van het bestaan van een extra kamer in de tombe van Toetanchamon. Door sommigen wordt er gespeculeerd dat de stoffelijke resten van Nefertiti zich daar zouden bevinden. Nefertiti was de echtgenote van farao Achnaton, die vooral bekendheid verwierf via de ontdekking van haar buste te Tell-el-Amarna in 1912 door de Duitse archeoloog Ludwig Borchardt. De buste wordt bewaard in Berlijn in het Egyptisch Museum.

    De auteur wijst in zijn boek ‘De zonaanbidder’ naar een andere piste wat betreft de mogelijke identiteit van de eventueel te vinden stoffelijke resten, in de alsnog verborgen kamer in de tombe van Toetanchamon.

     

    Formaat A5 (148mm x 210mm)

    Kleur z / w

    Papier Crème papier (Romandruk)

    Binding Paperback

    Aantal pagina's 173

    Boekdikte 15mm

    Boekgewicht 260gr

     

    Eerdere publicaties van de auteur zijn: De Nieuwe Orde in opkomst (1985), Van Noach tot Christus (1987), Kroniek van het Oude Israël (1993), Kronos (2000), De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg (2007),  Genesis versus Egyptologie (2009), Apocalyps (2009), De Assyriologie herzien (2012),  TIJD en TIJDEN (2015). De onderwerpen die in deze boeken behandeld worden zijn de geschiedenis van het Israël van de oudheid, Egyptologie & Assyriologie, en Eschatologie.

     

    Hopelijk heb ik hiermee jullie interesse kunnen wekken voor mijn boek. Het is uitsluitend te koop op http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    14-03-2016 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De aanvang van de bediening van de profeet Jesaja gedateerd

    Jesaja 1:1 Het gezicht van Jesaja, den zoon van Amoz, hetwelk hij zag over Juda en Jeruzalem, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia, de koningen van Juda. 2 Hoort, gij hemelen! en neem ter ore, gij aarde! want de HEERE spreekt: Ik heb kinderen groot gemaakt en verhoogd; maar zij hebben tegen Mij overtreden. 3 Een os kent zijn bezitter, en een ezel de krib zijns heren; maar Israël heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet. 4 Wee het zondige volk, het volk van zware ongerechtigheid, het zaad der boosdoeners, de verdervende kinderen! Zij hebben den HEERE verlaten, zij hebben den Heilige Israëls gelasterd, zij hebben zich vervreemd, wijkende achterwaarts. 5 Waartoe zoudt gij meer geslagen worden? Gij zoudt des afvals des te meer maken; het ganse hoofd is krank, en het ganse hart is mat. 6 Van de voetzool af tot het hoofd toe is er niets geheels aan hetzelve; maar wonden, en striemen, en etterbuilen, die niet uitgedrukt noch verbonden zijn, en geen derzelve is met olie verzacht. 7 Uw aardrijk is een verwoesting, uw steden zijn met het vuur verbrand; uw land verteren de vreemden in uw tegenwoordigheid, en een verwoesting is er, als een omkering door de vreemden. 8 En de dochter van Sion is overgebleven als een hutje in den wijngaard, als een nachthutje in den komkommerhof, als een belegerde stad. 9 Zo niet de HEERE der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als Sodom zouden wij geworden zijn; wij zouden Gomorra gelijk zijn geworden. (Statenvertaling)

     

     

    De profeet Jesaja begon zijn bediening tijdens de regeerperiode van koning Uzzia van Juda en profeteerde vervolgens tijdens de regeerperioden van de koningen Jotham, Achaz en Hizkia. Mijn bedoeling is de bediening van de profeet Jesaja te dateren en historische details chronologisch op de tijdsbalk te rangschikken. Wanneer we het eerste hoofdstuk doornemen, blijkt dat de bediening van Jesaja een aanvang nam na een meganatuurcatastrofe die het land Juda toen getroffen had. De toestand van het land wordt beschreven als gelijk aan Sodom en Gomorra nadat vuur deze steden in 1889 v. Chr. vernietigd had.

    Naar dezelfde meganatuurcatastrofe ten tijde van de profeet Jesaja verwijst ook de profeet Zacharia wanneer deze de alsnog toekomstige dag des HEEREN op de Olijfberg te Jeruzalem beschrijft:

    Zacharia 14:1 Ziet, de dag komt den HEERE, dat uw roof zal uitgedeeld worden in het midden van u, o Jeruzalem! 2 Want Ik zal alle heidenen tegen Jeruzalem ten strijde verzamelen; en de stad zal ingenomen, en de huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen geschonden worden; en de helft der stad zal uitgaan in de gevangenis; maar het overige des volks zal uit de stad niet uitgeroeid worden. 3 En de HEERE zal uittrekken, en Hij zal strijden tegen die heidenen, gelijk ten dage als Hij gestreden heeft, ten dage des strijds. 4 En Zijn voeten zullen te dien dage staan op den Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, tegen het oosten; en de Olijfberg zal in tweeën gespleten worden naar het oosten, en naar het westen, zodat er een zeer grote vallei zal zijn; en de ene helft des bergs zal wijken naar het noorden, en de helft deszelven naar het zuiden. 5 Dan zult gijlieden vlieden door de vallei Mijner bergen (want deze vallei der bergen zal reiken tot Azal), en gij zult vlieden, gelijk als gij vloodt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, den koning van Juda; dan zal de HEERE, mijn God, komen, en al de heiligen met U, o HEERE! 6 En het zal te dien dage geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijk licht, en de dikke duisternis. 7 Maar het zal een enige dag zijn, die den HEERE bekend zal zijn; het zal noch dag, noch nacht zijn; en het zal geschieden, ten tijde des avonds, dat het licht zal wezen. (Statenvertaling)

     

     

    De profeet Zacharia beschrijft de alsnog toekomstige Apocalyps met al zijn geprofeteerde rampen, en maakt in vers vijf de vergelijking met de historische aardbeving ten tijde van Uzzia.

     

    De regeerperiode van koning Uzzia heb ik in mijn werk TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: De kroniek van koning Uzzia van Juda: blz. 279, uitgewerkt, en op de tijdsbalk verankerd met de jaren: 803/750 v. Chr. Voor wie het boek wil aanschaffen: zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579,

     

    De gangbare regeerperiode van Uzzia volgens de chronologische constructie van Edwin R. Thiele, is: 792/740 v. Chr., wat een verschil uitmaakt van elf tot tien jaar met de regeerperiode 803/750 v. Chr. de regeerperiode van Thiele is het resultaat van het linken van de Bijbelse koningen van Israël aan de Assyrische koningslijst. De regeerperiode van Hizkia, de achterkleinzoon van Uzzia, werd foutief verbonden met de veronderstelde regeerperiode van de Assyrische koning Sanherib die in het veertiende regeringsjaar van Hizkia Jeruzalem belegerde. Het verkregen jaartal werd 701 v. Chr. De val van Samaria werd hiermee door Thiele met het jaar 722 v. Chr. verankert, en het Bijbelgedeelte 2 Koningen hoofdstuk 18:9-12 als foutief, als laat en kunstmatig aan de Bijbel toegevoegd, verklaard. (zie De Assyriologie, Zie link: http://www.bol.com/nl/p/de-assyriologie/9200000049946824/)

    Wanneer men echter het veertiende regeringsjaar (okt710/sep709 v. Chr.) van Hizkia aan het vijftiende Jubeljaar (okt709/sep708 v. Chr.) laat voorafgaan bezitten we een belangrijk ankerpunt ter plaatsing van de regeerperiode van Hizkia op de tijdsbalk. Terugrekenend valt de inname van Samaria en de wegvoering van de tien stammen in Assyrische ballingschap in het jaar 717 v. Chr. Dit sluit passend aan bij de chronologische gegevens die Flavius Josephus in zijn werk: Joodse Oudheden, Boek X, ix. 7, doorgeeft: namelijk dat er exact 130 jaar, zes maanden en tien dagen zitten tussen de deportatie van de twee stammen in juli/augustus 586 v. Chr. door de Babyloniërs en de deportatie van de tien stammen in 717 v. Chr. door de Assyriërs (zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 312-320).

     

     

    Het exact dateren van de beschreven meganatuurcatastrofe door de profeet Jesaja, doen we met de hulp van de andere Bijbelboeken en de Joodse historicus uit de eerste eeuw van onze tijdrekening: Flavius Josephus. De chronologische sleutel is het begin van het co-regentschap van Jotham, de zoon van Uzzia, die vanaf de in quarantaineplaatsing van zijn vader  de staatszaken waarnam. De beschreven meganatuurcatastrofe wordt namelijk verbonden aan de ziekte van Uzzia, ergens tussen de jaren 803 en 750 v. Chr., de regeerperiode van Uzzia.

     

    Het begin van de regeerperiode van Uzzia in 803 v. Chr. betekende voor het land Juda aanvankelijk een tijd van voorspoed.

    2 Kronieken 26:6 Want hij (Uzzia) toog uit, en krijgde tegen de Filistijnen, en brak den muur van Gath, en den muur van Jabne, en den muur van Asdod; daartoe bouwde hij steden in Asdod, en onder de Filistijnen. 7 En God hielp hem tegen de Filistijnen, en tegen de Arabieren, die te Gur-baal woonden, en tegen de Meunieten. 8 En de Ammonieten gaven Uzzia geschenken; en zijn naam ging tot den ingang van Egypte, want hij sterkte zich ten hoogste.

     

    In mijn studie TIJD en TIJDEN, 2015, De archeologische site in Egypte te Tell el Daba, blz. 285, beschrijf ik hoe Uzzia hoogstwaarschijnlijk geïdentificeerd kan worden met de Aziatische veldheer Arsu die volgens het Egyptische Harris-papyrus voor een tijd Egypte overheerst heeft.

     

    Maar aan dit alles kwam in oktober van het jaar 776 v. Chr. een einde wanneer een hoogmoedige koning Uzzia, vermoedelijk met Jom Kippoer, meende niet alleen als koning maar ook als hogepriester te kunnen optreden. Het resultaat was dat hij met melaatsheid geslagen werd en de volgende vijfentwintig jaar tot aan zijn dood, in quarantaine geplaatst.

     

    2 Kronieken 26:16 Maar als hij (Uzzia) sterk geworden was, verhief zich zijn hart tot verdervens toe, en hij overtrad tegen den HEERE, zijn God; want hij ging in den tempel des HEEREN, om te roken op het reukaltaar. 17 Doch Azaria, de priester, ging hem na, en met hem des HEEREN priesters, tachtig kloeke mannen. 18 En zij wederstonden den koning Uzzia, en zeiden tot hem: Het komt u niet toe, Uzzia, den HEERE te roken, maar den priesteren, Aärons zonen, die geheiligd zijn, om te roken; ga uit het heiligdom, want gij hebt overtreden, en het zal u niet tot eer zijn van den HEERE God. 19 Toen werd Uzzia toornig, en het reukwerk was in zijn hand, om te roken; als hij nu toornig werd tegen de priesteren, rees de melaatsheid op aan zijn voorhoofd, voor het aangezicht der priesteren in het huis des HEEREN, van boven het reukaltaar. 20 Alstoen zag de hoofdpriester Azaria op hem, en al de priesteren en ziet, hij was melaats aan zijn voorhoofd, en zij stieten hem met der haast van daar, ja hij zelf werd ook gedreven uit te gaan, omdat de HEERE hem geplaagd had. 21 Alzo was de koning Uzzia melaats tot aan den dag zijns doods; en melaats zijnde, woonde hij in een afgezonderd huis, want hij was van het huis des HEEREN afgesneden; Jotham nu, zijn zoon, was over het huis des konings, richtende het volk des lands.

     

    Het laatste vers van het hiervoor geciteerde hoofdstuk maakt duidelijk dat koning Uzzia toen in quarantaine geplaatst werd en dat zijn zoon van dan af het paleis beheerde en het land bestuurde. Een jaartal geeft de Kroniekschrijver niet op. Maar zowel THE LEGENDS OF THE JEWS gecompileerd door Louis Ginzberg als de SEDER OLAM vermelden een periode van vijfentwintig jaar dat de zoon van Uzzia: Jotham, als co-regent optrad.

     

    Het laatste regeringsjaar en sterfjaar van Uzzia op de tijdsbalk is het jaar okt751/sep750 v. Chr. Wanneer we vanaf dit jaartal vijfentwintig jaar terugrekenen arriveren we in de maand oktober van het jaar 776 v. Chr.

    Zodoende hebben we ook het jaartal voor het begin van de bediening van de profeet Jesaja berekend.

     

    Toevallig is dit ook het jaartal van de instelling van de Olympische Spelen door de Grieken, als dank naar hun goden toe voor een toen afgewende meganatuurcatastrofe. We kunnen er echter van uitgaan dat planeet aarde er niet overal zonder kleerscheuren dat jaar van af kwam. In Juda vond op het moment dat koning Uzzia de rol van hogepriester wilde vervullen een aardbeving plaats, zoals ook de historicus Flavius Josephus rapporteert:

     

    In the meantime a great earthquake shook the ground and a rent was made in the temple, and the bright rays of the sun shone through it, and fell upon the king's face, insomuch that the leprosy seized upon him immediately. And before the city, at a place called Eroge, half the mountain broke off from the rest on the west, and rolled itself four furlongs, and stood still at the east mountain, till the roads, as well as the king's gardens, were spoiled by the obstruction. Now, as soon as the priests saw that the king's face was infected with the leprosy, they told him of the calamity he was under, and commanded that he should go out of the city as a polluted person. Hereupon he was so confounded at the sad distemper, and sensible that he was not at liberty to contradict, that he did as he was commanded, and underwent this miserable and terrible punishment for an intention beyond what befitted a man to have, and for that impiety against God which was implied therein. So he abode out of the city for some time, and lived a private life, while his son Jotham took the government; after which he died with grief and anxiety at what had happened to him, when he had lived sixty- eight years, and reigned of them fifty-two; and was buried by himself in his own gardens.

    (Flavius Josephus, Joodse Oudheden, Boek IX,x.4)

     

     

    Het jaar 776 v. Chr. markeerde een cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong die al eerder op aarde toegeslagen had. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 331-337, geef ik aandacht aan het werk van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer met ‘The Long Day of Joshua and Six other Catastrophes, 1973. Zij bouwen verder aan het pionierswerk van Dr. Immanuel Velikovsky en leveren een raamwerk van vermoede mega-natuurcatastrofes van kosmische oorsprong.

    In mijn studie hanteer ik hun cyclusjaren van 54 jaar en zes maanden, maar met ankerjaren op de tijdsbalk, gebaseerd op de sabbat- en jubeljaren. Een belangrijk ankerjaar is bijvoorbeeld het sterfjaar van koning Achaz van Juda in 722 v. Chr. Vanaf dit jaar verkrijgt men 54 jaar en zes maanden eerder het bijzondere historische jaar 776 v. Chr., met in het najaar de genoteerde aardbeving van Uzzia. Er zijn overigens meerdere Bijbelse ankerpunten op de tijdsbalk waar we de cyclus van meganatuurcatastrofes mee kunnen aan tonen. Wanneer men van de ankerjaren 722 en 776 v. Chr. terug de tijd inrekent, arriveert men o.a. in oktober 1103 v. Chr. voor het kosmisch fenomeen over het slagveld bij Eben-Haëzer ten tijde van de Richter Samuël. Zie mijn studie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de opgerichte steen van Samuël te Eben Haëzer, blz. 169-175.

     

    Alhoewel de Grieken er in het jaar 776 v. Chr. zonder kleerscheuren vanaf kwamen, mogen we toch op basis van de studie van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, veronderstellen dat er tekenen aan de hemel hebben plaatsgevonden.

     

    De moderne wetenschap der kosmologie wijst de cyclus van kosmische catastrofes in een jong verleden af. Zij gaan uit van de uniformiteittheorie. 'The Present is the Key to the Past' is hun motto. Alle vermeldingen naar kalenderwijzigingen in de achtste eeuw voor Christus worden door hen als een slecht lezen van de hemellichamen door de oudheidastronomen verklaard. Dat de wereld in een recent verleden haast ten onder ging wordt door de moderne mens verdrongen en afgewezen. Het laatste boek dat de controversiële onderzoeker Dr. Immanuël Velikovsky (1895/1979) schreef was gewijd aan dit fenomeen dat hij noemde een ‘collectief geheugenverlies’ van de moderne mensheid. Velikovsky omschreef het als het volgt: De herinnering aan catastrofes werd uitgewist, niet door gebrek aan geschreven overleveringen, maar door een kenmerkend proces, dat later gehele naties, samen met hun geletterden, in deze overleveringen allegorieën of vergelijkingen deed zien, terwijl in werkelijkheid kosmische natuurverstoringen daarin heel duidelijk stonden beschreven.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    07-03-2016 om 08:28 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het land en het volk van Israël

    Matteüs 2:19 Toen Herodes gestorven was, zie, een engel des Heren verschijnt in de droom aan Jozef in Egypte, 20 en zegt: Sta op, neem het kind en zijn moeder en reis naar het land Israël , want zij, die het kind naar het leven stonden, zijn gestorven. (NBG Vertaling 1951)

     

     

    Het geciteerde Bijbelgedeelte gaat over de boodschap van een engel des Heren die bij de dood van Herodes de Grote in de maand maart van het jaar vier voor Christus, aan Jozef in Egypte in een droom verschijnt met de mededeling dat het nu veilig is om met zijn gezin vanuit Egypte naar Israël terug te keren.

    De Romeinen verwezen daarentegen naar ‘Palestina’ als benaming voor het land dat zij sinds 63 v. Chr. veroverd hadden. Daarom is het verrassend te lezen dat men vanuit die andere dimensie naar het land ‘Israël’ blijft verwijzen.

     

    Over de advent-periode en de volgorde der schreef ik op dit blog eerder aan artikel op 29.12.2015: de ster van Bethlehem. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2828736

     

    De naam Israël betekent ‘strijder God’ en gaat terug tot de naamsverandering van de aartsvader Jacob naar Israël, na zijn gevecht met de Engel des HEREN, zoals beschreven in het eerste Bijbelboek Genesis 32:27-32

    Genesis 32:27 Daarop zeide hij tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob. 28 Toen zeide hij: Uw naam zal niet meer Jakob luiden, maar Israël, want gij hebt gestreden met God en mensen, en gij hebt overmocht. 29 Daarop vroeg Jakob: Zeg mij toch uw naam. Maar hij antwoordde: Waarom vraagt gij toch naar mijn naam? En hij zegende hem daar. 30 En Jakob noemde de plaats Pniël, want (zeide hij) ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn leven is behouden gebleven. 31 En de zon ging over hem op, toen hij door Penuël getrokken was; en hij ging mank aan zijn heup. 32 Daarom eten de Israëlieten tot op heden de heupspier niet, die op het heupgewricht ligt, omdat Hij Jakob op het heupgewricht, aan de heupspier, geslagen had. (NBG Vertaling 1951)

     

     

    Sinds het jaar 63 v. Chr. maakte het gebied van Israël na de verovering door Pompejus, deel uit van het Romeinse Rijk. In het jaar 37 v. Chr. hadden zij Herodes, een Idumeeër, als vazalkoning over het land gezet, met als hoofdplaats Jeruzalem. Aan de kust bouwde Herodes, Caesarea (Maritima) uit tot een moderne havenstad waar later de Romeinse Pontius zou zetelen, toen het land een Romeinse provincie werd. De naam Israël als benaming voor het gebied van de plaats Dan in het noorden tot Berseba in het zuiden, en van de Jordaan tot de Zee, was verdwenen.

     

    De landkaart hierna geeft de grenzen weer van het gebied onder Herodes en zijn opvolgers in de periode van -4 v. Chr. tot 37 AD. Na de dood van Herodes werd het gebied van het oude Israël verder opgedeeld onder zijn zonen. De evangelist Lucas geeft in zijn evangelie de politieke toestand bij het optreden van Johannes de Doper, weer.

     

    Lucas 3:1 In het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus stadhouder over Judea was, en Herodes viervorst over Galilea, en zijn broeder Filippus viervorst over Iturea en het land Trachonitis, en Lysanias viervorst over Abilene, 2 onder de hogepriesters Annas en Kajafas, kwam het woord Gods tot Johannes, de zoon van Zacharias, in de woestijn. 3 En hij kwam in de gehele Jordaanstreek en predikte de doop der bekering tot vergeving van zonden, 4 gelijk geschreven staat in het boek der woorden van de profeet Jesaja: De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden. 5 Alle kloof zal gevuld worden en alle berg en heuvel zal geslecht worden, en de krommingen zullen recht en de oneffen wegen vlak worden, 6 en alle vlees zal het heil Gods zien. (NBG Vertaling 1951)

     

     

    De regeerperiode van Herodes de Grote en de verankering ervan op de tijdsbalk heb ik in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 437-441. Voor wie het boek wil aanschaffen, zie de hierna volgende link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    Bij de aanvang van het dertigste Jubeljaar in oktober 27 AD maakte Jezus van Nazareth zich als de beloofde Messias aan Israël bekend (Lucas 4:16-31). De Bergrede, de grondwet voor het aangeboden Koninkrijk, volgde diezelfde maand en tot het einde van het Jubeljaar in september 28 AD zou Israël uitgenodigd worden de Messias en Zijn Koninkrijk te aanvaarden. Hij werd echter afgewezen en met de Pesachweek van 30 AD volgde Zijn kruisdood, Opstanding en Hemelvaart. Met Pinksteren van het jaar 30 AD begon een nieuwe bedeling Gods: de EKKLESIA. Veertig jaar later in 70 AD werd Jeruzalem en de Tempel door de Romeinen met de grond gelijkgemaakt en de Joden voor een tweede maal in ballingschap weggevoerd.

     

     

    Het leek voorgoed met Israël gedaan. Bij de deling van het Romeinse Rijk in twee delen ging het van Joden ontvolkte gebied van Israël naar het Oost-Romeinse Rijk. In 638 AD werd het gebied van Israël door de Islamietische Arabieren ingenomen. Tijdens de Middeleeuwen waren er vanuit het christelijke Europa de kruistochten, met enkele maken een korte verovering van Jeruzalem op de Arabieren. In 1517 AD veroverden de Islamitische Turken (of Ottomanen) het gebied op de Arabieren. Een periode van Turkse overheersing die 400 jaar zou duren tot 1917. In dat laatste jaar veroverden de Britten tijdens de eerste wereldoorlog Palestina op de Turken en zij zouden het land tot 1947 als een mandaatgebied van de Volkenbond besturen. In november van het jaar 1947 besliste de Verenigde Naties, die als organisatie na de Tweede Wereldoorlog de eerdere Volkenbond vervangen had, tot deling van het mandaatgebied Palestina in een Joodse en een Arabische staat. In mei 1948 na het vertrek van de Britten proclameerden de Joodse inwoners van West-Palestina hun nieuwe staat aan de wereld.

     

     

    Opmerkelijk was dat naamkeuze door de Joden voor het door de Verenigde Naties verkregen gedeelde land Palestina, Israël was. De naam Israël stond opnieuw op de wereldkaart.

    Zo leeft er vandaag opnieuw de verwachting bij een deel van het christendom dat de ‘tijden van verademing’ en de ‘tijden van de wederoprichting aller dingen’ (Handelingen 3:19-21) nabij gekomen is, en dat de ‘tijden der heidenen’ hun einde naderen. Over de Tijden der Heidenen schreef ik eerder op dit blog een artikel. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1435528800&stopdatum=1436133600

    Ik schrijf opzettelijk over een deel van het christendom aangezien de gevestigde kerken de vervangingstheologie aanhangen, een theorie die leert dat de kerk of het christendom door God in de plaats van Israël is gesteld en dat alle profetieën in de Bijbel die een derde herstel van Israël beloven (nationaal en geestelijk), sinds 30/70 AD op de kerk van toepassing zijn.

    De Bijbel is nochtans duidelijk met de belofte van een derde herstel voor Israël.

     

    Amos 9:11 Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds, 12 opdat zij beërven de rest van Edom en van al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen, luidt het woord van de HERE, die dit doet. 13 Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat de ploeger zich aansluit bij de maaier en de druiventreder bij hem die het zaad strooit; dan zullen de bergen druipen van jonge wijn en al de heuvelen daarvan overvloeien. 14 Ik zal een keer brengen in het lot van mijn volk Israël: verwoeste steden zullen zij herbouwen en bewonen; wijngaarden zullen zij planten en de wijn ervan drinken; boomgaarden zullen zij aanleggen en de vrucht daarvan eten. 15 Dan zal Ik hen planten in hun grond, en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond die Ik hun gegeven heb, zegt de HERE, uw God. (NBG Vertaling 1951)

     

    De profetie van Amos heeft betrekking op de periode na 70 AD met de vernietiging van Jeruzalem en de Tempel, gevolgd door de wegvoering van de Joden in een tweede ballingschap, door de Romeinen. Er volgt aldus een derde herstel van Israël in het oude land der vaderen, geestelijk en nationaal.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    29-02-2016 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kroniek van koning Joas van Israël

    2 Koningen 13:9 En Joahaz ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem te Samaria; en Joas, zijn zoon, regeerde in zijn plaats.

    10 In het zeven en dertigste jaar van Joas, den koning van Juda, werd Joas, de zoon van Joahaz, koning over Israël, te Samaria, en regeerde zestien jaren. (Statenvertaling)

     

     

    2 Koningen 13:11 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van al de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed, maar hij wandelde daarin.

    12 Het overige nu der geschiedenissen van Joas, en al wat hij gedaan heeft, en zijn macht, waarmede hij gestreden heeft tegen Amazia, den koning van Juda, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël?

    13 En Joas ontsliep met zijn vaderen, en Jerobeam zat op zijn troon. En Joas werd begraven te Samaria, bij de koningen van Israël.

     

     

    2 Koningen 13:14 Elisa nu was krank geweest van zijn krankheid, van dewelke hij stierf; en Joas, de koning van Israël, was tot hem afgekomen, en had geweend over zijn aangezicht, en gezegd: Mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijn ruiteren! 15 En Elisa zeide tot hem: Neem een boog en pijlen. En hij nam tot zich een boog en pijlen. 16 En hij zeide tot den koning van Israël: Leg uw hand aan den boog, en hij leide zijn hand daaraan; en Elisa leide zijn handen op des konings handen. 17 En hij zeide: Doe het venster open tegen het oosten. En hij deed het open. Toen zeide Elisa: Schiet. En hij schoot. En hij zeide: Het is een pijl der verlossing des HEEREN, en een pijl der verlossing tegen de Syriërs; want gij zult de Syriërs slaan in Afek, tot verdoens toe. 18 Daarna zeide hij: Neem de pijlen. En hij nam ze. Toen zeide hij tot den koning van Israël: Sla tegen de aarde. En hij sloeg driemaal; daarna stond hij stil. 19 Toen werd de man Gods zeer toornig op hem, en zeide: Gij zoudt vijf maal of zesmaal geslagen hebben; dan zoudt gij de Syriërs tot verdoens toe geslagen hebben; doch nu zult gij de Syriërs driemaal slaan.

    20 Daarna stierf Elisa, en zij begroeven hem. De benden nu der Moabieten kwamen in het land met het ingaan des jaars. 21 En het geschiedde, als zij een man begroeven, dat zij, ziet, een bende zagen; zo wierpen zij den man in het graf van Elisa; en toen de man daarin kwam, en het gebeente van Elisa aanroerde, werd hij levend, en rees op zijn voeten.

    22 Hazaël nu, de koning van Syrië, verdrukte Israël, al de dagen van Joahaz.

    23 Doch de HEERE was hun genadig, en ontfermde Zich hunner, en wendde Zich tot hen, om Zijns verbonds wil met Abraham, Izak en Jakob; en Hij wilde hen niet verderven, en heeft hen niet verworpen van Zijn aangezicht, tot nu toe. 24 En Hazaël, de koning van Syrië, stierf, en zijn zoon Benhadad werd koning in zijn plaats.

    25 Joas nu, de zoon van Joahaz, nam de steden weder in, uit de hand van Benhadad, den zoon van Hazaël, die hij uit de hand van Joahaz, zijn vader, met krijg genomen had; Joas sloeg hem driemaal, en bracht de steden aan Israël weder. (Statenvertaling)

     

    Joas, de zoon van Joahaz begon zijn regering in het zevenendertigste regeringsjaar van zijn naamgenoot Joas van Juda, zijnde het jaar oct834/sep833 v. Chr.

    Op de tijdsbalk uitgetekend, blijkt nu dat Joas van Israël voor een periode van drie jaar co-regent met zijn vader Joahaz, was. Dit was niet ongewoon in de geschiedenis van de koningen van Israël en Juda. Meermaals waren ziekten, militaire conflicten en meganatuurcatastrofes de reden voor het instellen van een co-regentschap voor de troonopvolger.

    We hebben in de aflevering over de Kroniek van Joahaz gezien dat het tienstammenrijk toen onder de slagen van Aram in grondgebied gereduceerd was, en het leger herleidt tot slechts tien strijdwagens. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2846513

     

    Onder de regering van Joas van Israël zouden al deze verliezen ongedaan gemaakt worden.

    Het eerder geciteerde Bijbelgedeelte van 2 Koningen 13:14-19 gaat over het stervensjaar van de profeet Elisa en het bezoek van koning Joas van Israël aan zijn ziekbed. Met een belofte van de HERE God begint Joas daarna aan een serie van drie veldtochten tegen de Syriërs of Arameeërs, en wint al het verloren gebied op de Arameeërs terug.

    De Bijbel zwijgt over het exacte sterfjaar van de profeet Elisa maar toch kunnen we een en ander op de tijdsbalk reconstrueren. Het Bijbelboek 2 Koningen 13:24-25 lijkt te leren dat de eerste van de drie veldtochten al vroeg aan het begin van de regeerperiode van Joas begonnen. Ik meen dat de eerste veldtocht tegen Aram te dateren is in het jaar dat Jerobeam II, de zoon van Joas van Israël, als co-regent in 829 v. Chr. aangesteld werd.

     

    De regeerperiode van Jerobeam II is namelijk verankerd met de regeerperiode van de koningen van Juda: Amazia en Uzzia. Het hierna volgende Bijbelgedeelte leert dat koning Uzzia/Azaria van Juda koning werd in het 27ste regeringsjaar van Jerobeam II van Israël. De Bijbelkritiek leert dat dit Bijbelgedeelte een kopieerfout bevat aangezien het (schijnbaar) niet in overeenstemming is met de chronologische gegevens die de Bijbel geeft over koning Amazia van Juda in 2 Koningen 14:23 in relatie tot de regeerperiode van Jerobeam II.

    In heb in mijn studie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 273-274 dit chronologisch op de tijdsbalk uitgewerkt. De Bijbel spreekt zich niet tegen.

    2 Koningen 15:1 In het zeven en twintigste jaar van Jerobeam, den koning van Israël, werd koning Azaria, de zoon van Amazia, den koning van Juda. 2 Hij was zestien jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde twee en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jecholia van Jeruzalem.

     

    Het antwoord ligt in het uittekenen op een tijdsbalk. Men brengt eenvoudig de chronologische gegevens van 2 Koningen 15:1 op de tijdsbalk aan, en rekent vanaf het eerste regeringsjaar van koning Azaria/Uzzia van Juda in okt803/sep802 v. Chr., zevenentwintig jaar terug de tijd in. Men arriveert dan in apr829/mrt828 v. Chr. voor Jerobeam ’s eerste regeringsjaar, in co-regentschap met zijn vader Joas. De meest voor de hand liggende reden, voor het begin van het co-regentschap, is dan de start van de eerste veldtocht van koning Joas van Israël tegen Aram. Het is logisch te veronderstellen dat dan een jonge Jerobeam II te Samaria de staatszaken waarnam terwijl zijn vader op campagne was. Koning Joas van Israël streed overigens niet alleen tegen de Arameeërs maar diende ook Juda aan te pakken. Deze geschiedenis staat beschreven in het Bijbelboek 2 Koningen 14:1-14.

     

    2 Koningen 14: 1 In het tweede jaar van Joas, den zoon van Joahaz, den koning van Israël, werd Amazia koning, de zoon van Joas, den koning van Juda. 2 Vijf en twintig jaren was hij oud, toen hij koning werd, en regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Joaddan van Jeruzalem. 3 En hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, nochtans niet als zijn vader David; hij deed naar alles, wat zijn vader Joas gedaan had. 4 Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen; het volk offerde en rookte nog op de hoogten.

     

    Het tweede regeringsjaar van Joas van Israël liep van april 831 v. Chr. tot maart 830 v. Chr. Het eerste regeringsjaar van Amazia liep van oktober 831 v. Chr. tot september 830 v. Chr. In Juda werden de jaren vanaf de maand Tisjri (september/oktober) gerekend, en in Israël werd vanaf de maand Nisan (maart/april) geteld. Het is de verdienste van Edwin R. Thiele (The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, 1951) dit opgemerkt te hebben.

     

    2 Koningen 14:5 Het geschiedde nu, als het koninkrijk in zijn hand versterkt was, dat hij zijn knechten sloeg, die den koning, zijn vader, geslagen hadden, 6 Doch de kinderen der doodslagers doodde hij niet; gelijk geschreven is in het wetboek van Mozes, waar de HEERE geboden heeft, zeggende: De vaders zullen voor de kinderen niet gedood worden, en de kinderen zullen voor de vaders niet gedood worden; maar een ieder zal om zijn zonde gedood worden.

     

    De eerste regeringsjaren werden volgens vers vijf gebruikt om het koninkrijk te versterken. Daarna keerde Amazia zich tegen de samenzweerders die zijn vader gedood hadden. Daarna trok Amazia ten strijde tegen Edom.

     

    2 Koningen 14:7 Hij sloeg de Edomieten in het Zoutdal tien duizend, en nam Sela in met krijg, en noemde haar naam Jokteel, tot op dezen dag. 8 Toen zond Amazia boden tot Joas, den zoon van Joahaz, den zoon van Jehu, den koning van Israël, zeggende: Kom, laat ons elkanders aangezicht zien. 9 Maar Joas, de koning van Israël, zond tot Amazia, den koning van Juda, zeggende: De distel, die op den Libanon is, zond tot den ceder, die op den Libanon is, zeggende: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar het gedierte des velds, dat op den Libanon is, ging voorbij, en vertrad den distel. 10 Gij hebt de Edomieten dapper geslagen, daarom heeft uw hart u verheven; heb de eer, en blijf in uw huis; want waarom zoudt gij u in het kwade mengen, dat gij vallen zoudt, gij en Juda met u? 11 Doch Amazia hoorde niet; daarom toog Joas, de koning van Israël, op, zodat hij en Amazia, de koning van Juda, elkanders aangezicht zagen te Beth-semes, dat in Juda is.

     

     

    2 Koningen 14:12 En Juda werd geslagen voor het aangezicht van Israël, en zij vloden, een iegelijk in zijn tenten.

    13 En Joas, de koning van Israël, greep Amazia, den koning van Juda, den zoon van Joas, den zoon van Ahazia, te Beth-semes, en kwam te Jeruzalem; en hij brak aan den muur van Jeruzalem, van de poort van Efraïm tot aan de Hoekpoort, vierhonderd ellen. 14 En hij nam al het goud, en het zilver, en al de vaten, die gevonden werden in het huis des HEEREN, en in de schatten van des konings huis, mitsgaders gijzelaars; en hij keerde weder naar Samaria.

     

     

    De Bijbel zwijgt over het jaartal van de invasie van Edom door Juda gevolgd door de slag bij Beth-Semes van Joas tegen Amazia. De Seder Olam plaatst de strijd tegen Edom in het twaalfde regeringsjaar van Amazia. Op onze tijdsbalk is dit okt820/sep819 v. Chr. Na de overwinning op Edom keert een overmoedige Amazia zich tegen Joas van Israël dat faliekant voor Amazia afloopt. De Seder Olam leert dat Amazia na het overkomen op Joas, nog vijftien jaar leefde. Dit chronologisch gegeven plaatst de strijd te Beth-Semes in het jaar okt818/sep817 v. Chr.

     

    Tot slot kunnen we opmerken dat Koning Joas van Israël drie veldtochten tegen Aram leidde waarbij hij al het eerder verloren gebied aan Israël terugbracht, gevolgd door het conflict met Amazia van Juda, resulterend in een invasie van Juda door Joas van Israël.

     

    2 Koningen 14:15 Het overige nu der geschiedenissen van Joas, wat hij gedaan heeft, en zijn macht, en hoe hij gestreden heeft tegen Amazia, den koning van Juda, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël?

    16 En Joas ontsliep met zijn vaderen, en werd te Samaria begraven bij de koningen van Israël; en zijn zoon Jerobeam werd koning in zijn plaats.

     

    Op het chronologische schema met de periode 835/822 v. Chr. merken we een verticale rode lijn in het voorjaar van 830 v. Chr. Deze lijn stelt een meganatuurcatastrofe voor die in een cyclus van 54 jaar en zes maanden de oude wereld getroffen heeft.

    In mijn werk TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 331-337, geef ik aandacht aan het werk van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer met ‘The Long Day of Joshua and Six other Catastrophes, 1973. Zij bouwen verder aan het pionierswerk van Dr. Immanuel Velikovsky en leveren een raamwerk van vermoede mega-natuurcatastrofes van kosmische oorsprong.

    In mijn studie hanteer ik hun cyclusjaren van 54 jaar en zes maanden, maar met ankerjaren op de tijdsbalk gebaseerd op de sabbat- en jubeljaren. Een belangrijk ankerjaar is bijvoorbeeld het sterfjaar van koning Achaz van Juda in 722 v. Chr. Vanaf dit jaar verkrijgt men 54 jaar en zes maanden eerder het bijzondere historische jaar 776 v. Chr., met in het najaar de genoteerde aardbeving van Uzzia. Nog eens 54 jaar en zes maanden terug in de tijd gerekend, arriveren we in het voorjaar van 830 v. Chr.

    De Bijbel zwijgt over een eventuele ramp die dat jaar de aarde getroffen zou hebben. Op basis van de studie van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, mogen we wel veronderstellen dat er tekenen aan de hemel hebben plaatsgevonden. Het is opmerkelijk dat de verticale lijn op ons schema een regeringswissel laat zien zowel in Israël als in Juda, en in Aram. Toeval? Ik meen van niet.

     

    Er zijn overigens meerdere Bijbelse ankerpunten op de tijdsbalk waar we de cyclus van meganatuurcatastrofes mee kunnen aan tonen. Wanneer men van de ankerjaren 722 en 776 v. Chr. verder voorbij 830 v. Chr. de tijd inrekent arriveert men in oktober 1103 v. Chr. voor het kosmisch fenomeen over het slagveld bij Eben-Haëzer ten tijde van de Richter Samuël. Zie mijn studie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de opgerichte steen van Samuël te Eben Haëzer, blz. 169-175. Voor wie het boek wil aanschaffen, zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

     

    De moderne wetenschap der kosmologie wijst de cyclus van kosmische catastrofes in een jong verleden af. Zij gaan uit van de uniformiteittheorie. 'The present is the key to the past' is hun motto. Alle vermeldingen naar kalenderwijzigingen in de achtste eeuw voor Christus worden door hen, als een slecht lezen van de hemellichamen door de oudheidastronomen verklaard. Dat de wereld in een recent verleden haast ten onder ging wordt door de moderne mens verdrongen en afgewezen. Het laatste boek dat de controversiële onderzoeker Dr. Immanuël Velikovsky (1895/1979) schreef was gewijd aan dit fenomeen dat hij noemde een ‘collectief geheugenverlies’ van de moderne mensheid. Velikovsky omschreef het als het volgt: De herinnering aan catastrofes werd uitgewist, niet door gebrek aan geschreven overleveringen, maar door een kenmerkend proces, dat later gehele naties, tezamen met hun geletterden, in deze overleveringen allegorieën of vergelijkingen deed zien, terwijl in werkelijkheid kosmische natuurverstoringen daarin heel duidelijk stonden beschreven.

     

    P.S. de profeet Elisa had al eerder onze aandacht op dit blog. Zie link:

    http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2845285

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    22-02-2016 om 10:22 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    15-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oegarit, het spijkerschriftalfabet, en de Amarna-tijd in de achtste eeuw voor Christus

    Oegarit of het huidige Ras Shamra in Syrië niet ver van de Middellandse zeekust, is een archeologische site. Boringen hebben aangetoond dat de plaats al bewoond was in het derde millennium vóór Christus in het Neolithicum-tijdperk. In de vroege Bronstijd en de Late Bronstijd was Oegarit een Kanaänitische stad met een zeehaven, die de verbinding met Cyprus, Egypte en de Griekse wereld verzekerde. Er werd vooral kopererts en cederhout verhandeld. Via de haven werd koper uit Cyprus ingevoerd. Ingevoerd tin werd samen met dit koper tot brons verwerkt. Oegarit had een eigen metaalverwerkende industrie. Ook werd handel gedreven met het hinterland Mesopotamië. Oegarit had, op het gebied van landbouw, een zeer vruchtbaar achterland en kon zijn landbouwproducten exporteren. Graan, wijn en olijfolie werden verhandeld. Een andere belangrijke industriële activiteit was het winnen van purperen kleurstof uit de purperslak.

     

    Volgens de conventionele tijdrekening beleefde Oegarit zijn belangrijkste bloeiperiode tijdens het Laat Brons tijdperk dat orthodox gezien, geplaatst wordt van de zestiende tot de dertiende eeuw v. Chr.

    Oegarit was in deze periode een stadstaat met een koning aan het hoofd. Een koningslijst werd door onderzoekers samengesteld. De stad werd volgens de orthodoxe tijdrekening na haar vernietiging door vuur rond 1190 v. Chr. verlaten en werd bij toeval in 1928 herontdekt. Een landbouwer opende bij het ploegen van het veld een graf wat leidde tot de ontdekking van de necropolis van Oegarit en vervolgens werd de oude stad en haven door archeologen blootgelegd.

     

     

    Reconstructietekening van het paleis van Oegarit, het huidige Ras Shamra in Syrië. Rechtsonder: een afbeelding van het spijkerschrift-alfabet

     

    De belangrijkste vondst was de intacte bibliotheek van Oegarit vol met archieven van schrijftabletten met teksten in spijkerschrift. Oegarit was een maritieme handelsstad met een bevolking die uit diverse etnische groepen en talen bestond. Oegarit had een school voor schrijvers. Op deze school werden de schrijvers geleerd ten minste vier talen te lezen en te schrijven. Twee van die talen waren gemakkelijk te herkennen: het Soemerisch en het Akkadisch, de laatste was de diplomatieke taal van die era. Verbaasd waren de eerste onderzoekers over het gebruikte alfabet van dertig tekens. Naast het Soemerisch en het Akkadisch werd tot ieders verbazing (en in feite voor de orthodoxie een anomalie): ook het oud-Hebreeuws als gebruikstaal geschreven in spijkerschrift herkend. De vierde taal die gevonden werd was het Char, wat de plaatselijke taal van een groot deel van de bevolking en van de regering was. Dr. I. Velikovsky identificeert deze laatst vermelde taal als de taal van de Cariërs en maakt overtuigend de link naar de Griekse wereld.

     

    Dat het oud-Hebreeuws als gebruikstaal in Oegarit gevonden werd was voor de eerste onderzoekers een anomalie omdat zij zo vroeg in de geschiedenis van het Nabije Oosten geen Hebreeuwse taal verwacht hadden. In de periode 1928/1958, de jaren van de belangrijke ontdekkingen te Oegarit, ging men er nog van uit dat de Bijbelkritiek van de tweede helft van de negentiende eeuw (in het kielzog van Darwin ’s evolutietheorie) gelijk had in haar stelling dat Mozes niet kon lezen noch schrijven en dat de Bijbel die wij vandaag kennen tot stand was gekomen tijdens de Babylonische Ballingschap van de Joden in de zesde eeuw voor Christus.

     

    Het revisionisme van de geschiedenis van de Oudheid heeft intussen dit alles weerlegd. De tijdsdatering van het Laat-Brons in Oegarit werd bepaald vanuit de foutieve Egyptische Chronologie zoals gefabriceerd door de Egyptoloog Eduard Meyer aan het begin van de twintigste eeuw van onze tijdrekening.

     

    Er was overigens heel wat contact tussen Egypte en Oegarit. Farao Thothmosis III en zijn opvolgers van de achttiende dynastie overheersten heel het gebied, Oegarit incluis. Tijdens de zogenaamde Amarnaperiode wordt in de correspondentie met farao en zijn Klein-Aziatische vorsten naar Oegarit verwezen en naar het gewelddadige einde van de stad. Er werden ook heel wat Egyptische artefacten in Oegarit opgegraven en de herkomst van deze vondsten bepaald tot de Egyptische achttiende dynastie.

     

     

    In mijn werk ‘TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de Bijbelse farao met de naam Sisak, blz. 220-224 (zie link: Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579)

    volg ik de identificatie van de Bijbelse farao Sisak van Dr. I. Velikovsky met farao Thothmosis III van de achttiende dynastie als tijdgenoot van Salomo en Rehabeam en verhuist Thothmosis III op de tijdsbalk van de vijftiende eeuw naar de tiende eeuw v. Chr. De Amarnatijd en de invallen van de Zeevolken plaatst ik in afwijking van Velikovsky ’s revisie, in de achtste eeuw v. Chr. Zodoende is het gebruik van het Hebreeuws in Oegarit geen anomalie meer maar de logica zelf wanneer we het tijdperk van Salomo naar het Laat-Brons verplaatsen.

     

    Het catastrofale einde van Oegarit gebeurde volgens mijn revisie in 709 v. Chr., het jaar van de meganatuurcatastrofe, dat ook het leger van de Assyriër Sanherib bij Jeruzalem trof. In de Amarnabrief EA151 beschrijft de koning van Tyrus, Abimilki het catastrofale einde van Oegarit aan de koning van Egypte: “En vuur heeft Oegarit, de stad van de koning, verteerd; de helft ervan is verteerd, en de andere helft niet; en het volk van het leger van Hatti is niet daar.”

     

    Dr. I. Velikovsky (Eeuwen in Chaos – hoofdstuk 5) plaatste de vernietiging van Oegarit in de negende eeuw voor Christus ten tijde van het koningschap van de Assyriër Salmaneser III.

    Het was volgens mijn revisie van de geschiedenis van de oudheid, echter de meganatuurcatastrofe van het jaar 709 v. Chr. dat de oorzaak van de vernietiging van Oegarit was. Ik kies voor het jaar 709 v. Chr. in de cyclus van meganatuurcatastrofes, omdat er een vermelding bestaat van een onbekende koning over het verdrijven van zeevolken na de ramp:

    “Een of andere binnenvallende koning decreteerde dat de Jaman (Ioniërs), het volk van Didyme (Danuna), de Char (Cariërs), de Cyprioten, alle vreemdelingen, tezamen met koning Nikmed uit Oegarit verbannen moesten worden, al degenen die u beroven, al degenen die u onderdrukken, al degenen die u te gronde richten.”

     

    De invasie van de zeevolken in de Levant heb ik gereviseerd naar het jaar 712 v. Chr. De ondergang van Oegarit met het meganatuurcatastrofe-jaar van 709 v. Chr., laat zich aldus logisch in passen.

     

    Binnen zeer korte tijd zal mijn nieuw boek ‘De Zonaanbidder’ op het internet ter beschikking komen. De Amarna-periode met de Aton-ketter farao Achnaton op kop, wordt op de tijdsbalk naar de correcte plaats geloodst, en tijdgenoot gemaakt met de Bijbelse koningen van Israël en Juda: Pekah, Hosea en Achaz alias Labaja, Rib Addi en Abdi Hiba van de Amarna-correspondentie. Verder identificeer ik Achnaton met farao Anysis van de vader der historie: Herodotos, en geef opnieuw aandacht aan het werk van Dr. Immanuel Velikovsky: Oedipus en Achnaton. De Griekse legende heeft haar oorsprong in het Egyptische Thebe. Het zijn allemaal puzzelstukjes die in het plaatje van de achtste en begin zevende eeuw v. Chr., volkomen passen.

    Zodra het boek ter beschikking komt geef ik de gepaste link door.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    15-02-2016 om 14:06 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kroniek van koning Joahaz van Israël

    2 Koningen 10:35 En Jehu ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem te Samaria, en zijn zoon Joahaz werd koning in zijn plaats. 36 En de dagen, die Jehu over Israël geregeerd heeft in Samaria, zijn acht en twintig jaren. (Statenvertaling)

     

    Het jaartal dat Joahaz zijn vader Jehu opvolgde was 847 v. Chr. Dit jaar was het drieëntwintigste regeringsjaar (okt848/sep847 v. Chr.) van koning Joas van Juda.

    2 Koningen 13:1 In het drie en twintigste jaar van Joas, den zoon van Ahazia, den koning van Juda, werd Joahaz, de zoon van Jehu, koning over Israël, te Samaria, en regeerde zeventien jaren.

     

    Zo merken we dat de koningen van Israël op de tijdsbalk met de koningen van Juda verankerd zijn. De regeerperiode van Joas van Juda en de verankering op de tijdsbalk heb ik uitvoerig in mijn studie TIJD en TIJDEN, 2015, behandelt. Voor wie het boek wil aanschaffen, zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

     

    2 Koningen 13:2 En hij (Joahaz) deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; want hij wandelde na de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed; hij week daarvan niet af. 3 Daarom ontstak des HEEREN toorn tegen Israël; en Hij gaf hen in de hand van Hazaël, den koning van Syrië, en in de hand van Benhadad, den zoon van Hazaël, al die dagen. 4 Doch Joahaz bad des HEEREN aangezicht ernstelijk aan; en de HEERE verhoorde hem; want Hij zag de verdrukking van Israël, dat de koning van Syrië hen verdrukte. 5 Zo gaf de HEERE Israël een verlosser, dat zij van onder de hand der Syriërs uitkwamen; en de kinderen Israëls woonden in hun tenten, als te voren.

     

     

    De zeventien regeringsjaren van Joahaz werden gekenmerkt door de strijd van Aram tegen Israël. Het was koning Hazaël van Syrië (of Aram) die de verdrukker van Godswege was. Na een lange periode van verdrukking zocht Joahaz’ naar het einde van zijn regeerperiode toe, oprecht voor uitkomst bij de HERE God. Het resultaat was het zenden van een ‘verlosser’ die de Israëlieten van het Aramese juk bevrijdde. Op het hierna volgende bijgevoegde schema merken we dat de Assyriër Adad Nerari III hoogstwaarschijnlijk de vermelde verlosser was. In het jaar 833 v. Chr. rukte de Assyriër tegen Damascus op en bracht zo Israël uit de verdrukking van Aram. Over Adad Nerari III als de beschreven verlosser van Israël schreef ik eerder op dit blog een artikel op 18-01-2016. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2836510

     

     

    2 Koningen 13:6 Nochtans weken zij niet af van de zonden van het huis van Jerobeam, die Israël zondigen deed; maar hij wandelde daarin; en het bos bleef ook staan te Samaria. 7 Want hij had Joahaz geen volk laten overblijven dan vijftig ruiteren en tien wagenen, en tien duizend voetvolks; want de koning van Syrië had hen omgebracht, en had hen dorsende gemaakt als stof.

    8 Het overige nu der geschiedenissen van Joahaz, en al wat hij gedaan heeft, en zijn macht, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël?

    9 En Joahaz ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem te Samaria; en Joas, zijn zoon, regeerde in zijn plaats.

     

    De lange strijd van Aram tegen Israël had het leger van de Israëlieten gereduceerd tot uiteindelijk slechts tien strijdwagens, vijftig ruiters en tienduizend soldaten. Het geweldige Israëlitische leger van Achab, zoals beschreven door de Assyriër Salmaneser III ten tijde van de slag bij Karkar in 889 v. Chr., vijftig jaar eerder, was niet meer.

     

    Joahaz stierf in het voorjaar van 830 v. Chr. en werd opgevolgd door zijn zoon Joas, een naamgenoot van koning Joas van Juda.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    10-02-2016 om 09:24 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De profeet Elisa en de spottende 'kinderen'

    2 Koningen 2:19 De mannen van de stad (Jericho) zeiden tot Elisa: Zie toch, de ligging van de stad is goed, zoals mijn heer ziet; maar het water is slecht, en de landstreek veroorzaakt misgeboorte. 20 Toen zeide hij: Haalt mij een nieuwe schotel en doet er zout in. Zij haalden hem er een. 21 Daarop ging hij naar de waterwel, wierp het zout daarin en zeide: Zo zegt de HERE: Ik maak dit water gezond; daaruit zal geen dood of misgeboorte meer voortkomen. 22 En het water werd gezond, tot op deze dag, volgens het woord, dat Elisa gesproken had.

     

     

    23 Vandaar (Jericho) ging hij naar Betel. En toen hij de weg opklom, kwamen er kleine knapen uit de stad, die de spot met hem dreven en hem toeriepen: Kom (Ga) op, kaalkop! Kom (Ga) op, kaalkop! 24 Toen wendde hij zich om, zag hen en vervloekte hen in de naam des HEREN. Toen kwamen er twee berinnen uit het woud en verscheurden tweeënveertig van die kinderen. 25 En hij ging vandaar naar de berg Karmel, en vandaar keerde hij terug naar Samaria. (NBG Vertaling 1951)

     

    Met mijn blog KRONOS houd ik mij in de eerste plaats bezig met chronologie, archeologie en oudheid. Met deze aflevering wil ik echter ook een antwoord geven op de Bijbelvertaling van 2 Koningen 2:23 die het verhaal brengt van de vervloeking van een groep kleine knapen of kinderen, die door twee berinnen op een woord van de profeet Elisa, verscheurd worden.

     

    Chronologisch gezien geschiedde dit in het voorjaar van het jaar 884 v. Chr. Na de wegvoering van de profeet Elia (zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1451862000&stopdatum=1452466800)

    met een vurige wagen en met vurige paarden, ging zijn dienaar de profeet Elisa, terug naar de westelijke Jordaanoever, naar Jericho. Na zijn ontmoeting met de mannen van die stad vervolgde hij zijn tocht en ging richting Bethel. En het is met vers 23 en vers 24 van het tweede hoofdstuk van het Bijbelboek 2 Koningen, dat we het schokkende bericht over de zogenaamde kleine knapen leren. Mijn eerste gedachte was dat dit niet waar kon zijn. Vervolgens ging ik andere vertrouwde Bijbelvertalingen na, maar allen hadden knapen of kinderen staan. Hierna de relevante Bijbelvertalingen:

    2 Koningen 2: 23 Van Jericho ging Elisa naar Betel. Toen hij naar de stad omhoog liep, rende een troep kinderen op hem af die hem uitlachten en schreeuwden: ‘Kaalkop, kaalkop! Zet ’m op, zet ’m op!’ 24 Elisa keek om, en toen hij de kinderen zag, vervloekte hij ze in de naam van de HEER. Meteen kwamen er twee berinnen uit het bos, die tweeënveertig van de kinderen verscheurden. (NBV 2004/2007)

     

    2 Koningen 2: 23 En hij ging van daar op naar Beth-El. Als hij nu den weg opging, zo kwamen kleine jongens uit de stad; die bespotten hem, en zeiden tot hem: Kaalkop, ga op, kaalkop, ga op!

    24 En hij keerde zich achterom, en hij zag ze, en vloekte hen, in den Naam des HEEREN. Toen kwamen twee beren uit het woud, en verscheurden van dezelve twee en veertig kinderen. (STATENVERTALING 1637

     

    En zelfs de gezaghebbende King James Bijbel heeft het over ‘little children’ alsook de Engelse vertaling van de Griekse SEPTUAGINT-Bijbel:

     

     

    2 Kings 2: 23 And he went up from thence unto Bethel: and as he was going up by the way, there came forth little children out of the city, and mocked him, and said unto him, Go up, thou bald head; go up, thou bald head. 24 And he turned back, and looked on them, and cursed them in the name of the LORD. And there came forth two she bears out of the wood, and tare forty and two children of them. (KING JAMES 1611)

     

    LXX 4 KINGS 2:23 And he went up thence to Baethel: and as he was going up by the way there came up also little children from the city, and mocked him, and said to him, Go up, bald-head, go up. 24 And he turned after them, and saw them, and cursed them in the name of the Lord. And, behold, there came out two bears out of the wood, and they tore forty and two children of them. (SEPTUAGINT)

     

    Men zou er de moed bij verliezen. Maar ik gaf niet op en zette mijn onderzoek verder, vooral omdat ik bleef weigeren aan te nemen dat de HERE God van zowel het Oude als het Nieuwe Verbond kleine kinderen op zulk een wijze zou treffen. In mijn studie van de Schriften hanteer ik consequent de ‘NBG 1951 vertaling’ en dit niet omdat deze vertaling voortreffelijker zou zijn, maar omdat ik al bijna veertig jaar met deze vertaling vertrouwd ben, en geen zin heb om nu in de herfst van mijn leven gearriveerd te zijn, nog aan een andere vertaling in zogenaamd beter hedendaags Nederlands te beginnen. Wat ik wel doe is telkens bij een vermoede onduidelijkheid andere Bijbelvertalingen zoals de Statenbijbel, de Duitse Lutherse vertaling en de Engelstalige King James Bijbel te raadplegen. Het is mijn ervaring in mijn studie van de Bijbel, dat deze oude vertalingen het dichtst bij de bron zijn gebleven. Behalve uiteraard bij 2 Koningen hoofdstuk 2 met het vertalen van de ‘kleine knapen’ of ‘little children’ uit het Hebreeuws. Ik wil aannemen dat het de gezaghebbende King James Bijbel geweest is die andere vertalingen van dit Bijbelgedeelte beïnvloed heeft. Want het is wel degelijk een slechte vertaling geweest die vermoedelijk heel wat mensen geestelijk op een verkeerd spoor gezet heeft.

    Om een verhaal kort te houden; uiteindelijk heb ik mijn godsdienstleraars van de negentiende eeuw erbij gehaald: namelijk E. W. Büllinger en C. I. Scofield die wel een juiste vertaling leverden.

     

    E.W.Büllinger (zie link: http://www.companionbiblecondensed.com/) gaf in de voetnoten van 2 Kings 2:23 onmiddellijk te kennen dat de ‘little children’ van de King James vertaling in feite te lezen is als ‘jonge knapen’ en niet als kleine kinderen. Het Hebreeuwse woord na’ar in 2 koningen 2:23 wordt elders in de Bijbel gebruikt voor Isaac, Jozef en Rehabeam ofwel een leeftijd van 28, 17 en/of 16 jaar oud. En dit geeft onmiddellijk een ander beeld van wat de profeet Elisa overkwam wanneer een schreeuwende en scheldende bende jonge mannen op hem afkwam. Maar er komt nog meer aan het licht wanneer we degelijke Bijbelstudie verrichten. Zo staat er in de grondtekst helemaal niet dat deze bende jonge knapen door twee berinnen verscheurd werden maar eerder slechts verwond. Wat ook weer een ander licht op de zogenaamde straf van God werpt. Het is de Bijbelleraar C.I. SCOFIELD die dat in zijn studiebijbel duidelijk maakt. Hierna het commentaar van Scofield:

     

    Das Wort na’ar (übersetzt “kleine Knaben”, v. 23) besagt kein bestimmtes Alter. Es wird gebraucht von Joseph mit siebzehn Jahren (Genesis 37:2), ebenso von Benjamin (Genesis 43:8) und Absolom (2 Sam. 18:5). Also kann das hebraïsche Wort hier übersetzt werden “Jugendliche” oder “junge Männer”.

     

    Das Wort ba’ (übersetzt “zerrissen” besagt das Beibringen von schweren Wunden, aber es bedeutet nicht töten oder verderben. Die schwere der Beleidigung ist aus folgenden Tatsachen zu ersehen: (1) die jungen Männer spotteten über das Aussehen Elisas, des Mannes Gottes; (2) mit den Worten “Kahlkopf, komm herauf” spotteten sie über die Auffahrt des Elia (v.11); die Beleidigung zeigt, dass die Beleidiger über das Alter der Kindheit hinaus waren; und (3) als sie den Mann Gottes lächerlich machten, wurden sie der Lästerung des Gottes schuldig, den er vertrat.

     

    Het Hebreeuwse woord ‘ba’ dat foutief vertaald werd met ‘verscheuren’ betekent in werkelijkheid het ‘aanbrengen van zware verwondingen’ maar niet ‘doden’. Deze verklaring sluit beter aan bij het gedrag van beren zoals wij het vandaag kunnen waarnemen. Het is ondenkbaar dat twee berinnen in een oogwenk tweeënveertig kinderen zouden kunnen verscheuren/doden. Verder maakt Scofield duidelijk dat de bende jonge mannen de profeet beledigden, niet alleen op basis van zijn uitzicht maar ook naar de eerdere wegvoering van Elia verwezen, wat maakt dat zij voorbij de leeftijd van het kind zijn waren. En ten laatste merkt Scofield op dat de jonge Israëlitische mannen zich wel degelijk schuldig aan lastering van God maakten.

    Conclusie: het blijft een feit dat dit historische Bijbelgedeelte zich in een andere bedeling Gods afspeelde en in de huidige genadebedeling een mens voor de borst stoot. De profeet Elisa was echter een kind van de tijd onder de wet en handelde daarnaar.

     

    Bij de vermelding van kinderen in de Bijbel denk ik in de huidige bedeling van de genade altijd eerst aan de Heer Jezus Christus, de zoon van God, die zei: Laat de kinderen geworden en verhindert ze niet tot Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen. (Matteüs 19:14)

     

    En…

    Psalm 8:2 O HERE, onze Here, hoe heerlijk is uw naam op de ganse aarde, Gij, die uw majesteit toont aan de hemel. 3 Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, uw tegenstanders ten spijt, om vijand en wraakgierige te doen verstommen.

     

    … ging in vervulling wanneer kinderen in het jaar 30 AD in de tempel te Jeruzalem Jezus’ toeriepen met:  Hosanna de Zoon van David (Matteüs 21:15-16)

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    07-02-2016 om 10:14 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kroniek van Jehu van het Tienstammenrijk Israël

    We vervolgen met dit artikel onze kronieken van de koningen van Israël op dit blog. Met onze aflevering op dit blog van 04-01-2016 brachten we de Kroniek van Joram, de zoon van Achab. Hij werd in het jaar 875 v. Chr. door Jehu omgebracht. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2831104

     

    Jehu, de zoon van Josafat, de zoon van Nimsi, was een generaal van het leger van Israël toen hij door de profeet van de HERE God te Ramot in Gilead tot koning over het tienstammenrijk gezalfd werd, met de opdracht de koning van Israël, Joram te doden, en vervolgens heel de dynastie van Achab om te brengen. De functie van overste van het Israëlitische leger had Jehu al sedert de dagen van Achab (2 Koningen 9: 25-26).

     

    Te Ramot in het over-Jordaanse Gilead was het leger van Israël gelegerd nadat zij tegen het leger van Aram strijd hadden geleverd. Het was daar in het legerkamp dat de profeet Jehu opzocht.

     

    De gangbare jaartallen voor de regeerperiode van Jehu zijn volgens de fabricatie van de geleerde Edwin R. Thiele (The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings,1951): 841/814 v. Chr.

    Dit betekent een verschil van 34 jaar op de tijdsbalk. Hoe is dit mogelijk? De constructie die Thiele uitdokterde was gebaseerd op een verankering van de Bijbels-chronologische gegevens van de koningen van Israël en Juda met die van Assyrië. In mijn boek TIJD en TIJDEN, appendix 4 heb ik Thiele ’s wijze van (mis)rekenen uitgelegd. Zie ook de aflevering op dit blog over Omri, de vader van Achab. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2809256

     

    De regeerperiode voor Jehu van het jaar 875 tot 847 v. Chr. is het resultaat van het werken met de Bijbelse sabbat- en jubeljaren volgens de wijze van rekenen van William Whiston. De Assyrische chronologische gegevens werden verankerd met de chronologische ankerpunten van de Bijbel, en niet andersom zoals Thiele deed. Zie het artikel op dit blog van 06-02-2014. Zie link:

    http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1391382000&stopdatum=1391986800

     

     

    “The tribute of Jehu (Ia-ú-a mar Hu-um-ri-i.), house of Omri: I received from him silver, gold, a golden bowl, a golden vase with pointed bottom, golden tumblers, golden buckets, tin, a staff for a king [and] spears."

     

    Met de bekende zwarte Obelisk (British Museum) van de Assyriër Salmaneser III hebben we een buiten-Bijbelse bron van Jehu. In het achttiende regeringsjaar (877/876 v. Chr.) van Salmaneser III is er een vermelding van het ontvangen van schatting van Jehu van het huis van Omri. Volgens mijn rangschikking van de koningen van Assyrië op de tijdsbalk was Jehu op dat moment nog een generaal van het leger van Joram, de zoon van Achab, en is er geen probleem met de Assyrische vermelding dat Jehu van het huis van Omri was. Een dynastie namelijk, die Jehu twee jaar later zou uitroeien.

    Binnen de tijdsfabricatie van Thiele was Jehu in het achttiende regeringsjaar van Salmaneser III al koning, en zouden de Assyrische kroniekschrijvers zich vergist hebben, wat zeer onwaarschijnlijk is. Zie ‘De Assyriologie herzien’ link: http://www.bol.com/nl/p/de-assyriologie/9200000049946824/

     

     

    Hierna het Bijbelse relaas over het begin van de regeerperiode van Jehu.

     

    2 Koningen 9:De profeet Elisa riep een van de profeten en zeide tot hem: Gord uw lendenen, neem deze oliekruik met u en ga naar Ramot in Gilead. 2 Wanneer gij daar gekomen zijt, zie dan uit naar Jehu, de zoon van Josafat, de zoon van Nimsi. Ga bij hem binnen, doe hem opstaan uit het midden van zijn wapenbroeders en breng hem in de binnenste kamer. 3 Neem dan de kruik met olie, giet ze uit over zijn hoofd en zeg: Zo spreekt de HERE: Ik zalf u tot koning over Israël. Open daarna de deur en vlucht zonder dralen weg. 4 Toen ging die jonge man, de jonge profeet, naar Ramot in Gilead. 5 Toen hij daar kwam, zaten de legeroversten juist bijeen. En hij zeide: Ik heb een boodschap voor u, overste. Jehu zeide: Voor wie van ons allen? En hij antwoordde: Voor u, overste. 6 Toen stond hij op en ging het huis binnen. En hij goot de olie over zijn hoofd en zeide tot hem: Zo spreekt de HERE, de God van Israël: Ik zalf u tot koning over het volk des HEREN, over Israël. 7 Gij zult het huis van uw heer Achab slaan, opdat Ik het bloed van mijn knechten, de profeten, ja, het bloed van alle knechten des HEREN aan Izebel wreke. 8 En het gehele huis van Achab zal omkomen; Ik zal van Achab al wat mannelijk is uitroeien, allen in Israël van hoog tot laag; 9 dan zal Ik met het huis van Achab evenzo handelen als met dat van Jerobeam, de zoon van Nebat, en dat van Basa, de zoon van Achia; 10 en Izebel zullen de honden verslinden op de akker te Jizreël, en niemand zal haar begraven. Toen opende hij de deur en vluchtte weg. 11 Daarna kwam Jehu naar buiten bij de dienaren van zijn heer en een hunner zeide tot hem: Is alles wel? Waarom is deze waanzinnige tot u gekomen? En hij antwoordde hun: Gij kent immers de man en zijn gepraat. 12 En zij riepen: Leugens! Deel het ons toch mee. Toen zeide hij: Zo en zo heeft hij tot mij gesproken: aldus spreekt de HERE: Ik zalf u tot koning over Israël. 13 Daarop nam ieder haastig zijn kleed en spreidde het voor zijn voeten op de treden van de trap; zij bliezen op de hoorn en riepen: Jehu is koning!

    14 Aldus smeedde Jehu, de zoon van Josafat, de zoon van Nimsi, een samenzwering tegen Joram. – Joram nu had Ramot in Gilead bezet, hij en geheel Israël, tegen Hazaël, de koning van Aram; 15 en koning Joram was teruggekeerd om te Jizreël genezing te zoeken voor de wonden, die de Arameeërs hem hadden toegebracht, toen hij streed met Hazaël, de koning van Aram. – En Jehu zeide: Indien gij er zo over denkt, laat dan niemand uit de stad ontkomen om dat in Jizreël te gaan berichten.

     

     

    16 Toen besteeg Jehu zijn wagen en ging naar Jizreël, want Joram lag daar (ziek). En Achazja, de koning van Juda, was gekomen om Joram te bezoeken. 17 De wachter nu stond op de toren te Jizreël; hij zag de troep van Jehu aankomen en zeide: Ik zie een troep. Toen zeide Joram: Neem een ruiter en zend hun die tegemoet om te vragen: Is het vrede? 18 De ruiter ging hem tegemoet, en zeide: Zo zegt de koning: Is het vrede? Maar Jehu zeide: Wat hebt gij met vrede te maken? Keer om, volg mij! En de wachter berichtte: De bode is bij hen gekomen, maar keert niet terug. 19 Toen zond hij een tweede ruiter. Ook deze kwam bij hen en zeide: Zo zegt de koning: Is het vrede? Maar Jehu zeide: Wat hebt gij met vrede te maken? Keer om, volg mij! 20 En de wachter berichtte: Hij is bij hen aangekomen, maar keert niet terug. En zoals zij voortjagen, zo jaagt alleen Jehu, de zoon van Nimsi, want hij jaagt als een razende. 21 Toen zeide Joram: Span in. En men spande zijn wagen in. En Joram, de koning van Israël, trok uit met Achazja, de koning van Juda, ieder op zijn wagen – zij trokken uit, Jehu tegemoet en troffen hem aan op de akker van de Jizreëliet Nabot. 22 Zodra Joram Jehu zag, vroeg hij: Is het vrede, Jehu? Maar deze antwoordde: Wat vrede, zolang de hoererijen van uw moeder Izebel en haar vele toverijen voortduren? 23 Daarop wendde Joram de teugel, vluchtte en riep Achazja toe: Verraad, Achazja! 24 Maar Jehu omklemde de boog en trof Joram tussen zijn schouders, zodat de pijl hem het hart doorboorde; en hij zakte in zijn wagen ineen. 25 Toen zeide Jehu tot zijn hoofdman Bidkar: Neem hem op en werp hem op de akker van de Jizreëliet Nabot. Want herinner u, dat de HERE, toen gij en ik zij aan zij reden achter zijn vader Achab, deze Godsspraak over hem gaf: 26 Voorzeker, Ik heb gisterenavond het bloed van Nabot en van zijn zonen gezien, luidt het woord des HEREN. Ik zal het aan u vergelden op deze akker, luidt het woord des HEREN. Nu dan, neem hem op en werp hem op de akker, volgens het woord des HEREN. 27 Toen Achazja, de koning van Juda, dat zag, vluchtte hij in de richting van Bet-Haggan. Maar Jehu achtervolgde hem en beval: Hem ook! Schiet hem neer op zijn wagen! (En zij raakten hem) op de helling naar Gur bij Jibleam; hij vluchtte naar Megiddo en stierf daar. 28 Zijn dienaren vervoerden hem op een wagen naar Jeruzalem en begroeven hem in zijn graf bij zijn vaderen, in de stad Davids. 29 Achazja nu was koning geworden over Juda in het elfde jaar van Joram, de zoon van Achab.

     

    Het Bijbelboek vervolgt verder vanaf vers 30 met de geschiedenis van het smadelijke einde van Izebel, de dochter van Ethbaal en vrouw van Joram van (2 Koningen 9:30-37). Daarna vervolgt het verhaal in het tiende hoofdstuk van het Bijbelboek 2 Koningen met de bloedige geschiedenis van de uitroeiing van de zeventig zonen van Achab te Samaria (2 Koningen 10:1-17). Vervolgens zien we de terechtstelling van de priesters van de Baäl met een list van Jehu (2 Koningen 10:18-27).

     

    Op de tijdsbalk plaatsen we al deze gebeurtenissen chronologisch in het eerste regeringsjaar van Jehu in apr875/mrt874 v. Chr.

     

    2 Koningen 10:28 Alzo verdelgde Jehu Baäl uit Israël. 29 Maar van de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed, na te volgen, week Jehu niet af, te weten, van de gouden kalveren, die te Beth-el en die te Dan waren. 30 De HEERE dan zeide tot Jehu: Daarom dat gij welgedaan hebt, doende wat recht is in Mijn ogen, en hebt aan het huis van Achab gedaan, naar alles, wat in Mijn hart was, zullen u zonen tot het vierde gelid op den troon van Israël zitten. 31 Maar Jehu nam niet waar te wandelen in de wet des HEEREN, des Gods van Israël, met zijn ganse hart; hij week niet van de zonden van Jerobeam, die Israël zondigen deed.

    32 In die dagen begon de HEERE Israël af te korten, want Hazaël sloeg ze in alle landpalen van Israël: 33 Van de Jordaan af, tegen den opgang der zon, het ganse land van Gilead, der Gadieten, en der Rubenieten, en der Manassieten; van Aroer, dat aan de beek van Arnon is, en Gilead, en Basan.

    34 Het overige nu der geschiedenissen van Jehu, en al wat hij gedaan heeft, en al zijn macht, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël? 35 En Jehu ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem te Samaria, en zijn zoon Joahaz werd koning in zijn plaats. 36 En de dagen, die Jehu over Israël geregeerd heeft in Samaria, zijn acht en twintig jaren. (Statenvertaling)

     

    Het slot van het Bijbelboek 2 koningen hoofdstuk tien verhaalt dat Jehu een machtig koning was en dat hij gedurende een lange periode van achtentwintig jaar over het tienstammenrijk geheerst heeft. Zijn zoon werd bij zijn dood als koning over Israël geïnstalleerd. Jehu kreeg de belofte dat zijn dynastie tot in het vierde geslacht over Israël koning zou zijn. Negatief staat er over hem geschreven dat hij in de zonden van Jerobeam volhardde.

     

    Als een gevolg van het doden van koning Ahazia van Juda door Jehu in 875 v. Chr., greep in Juda de koninginmoeder Athalia (2 Koningen 8:26), de dochter van koning Omri van Israël, de macht en deed een poging het geslacht van David uit te roeien (2 Koningen 11: 1). De zoon en troonopvolger van Ahazia werd echter door zijn tante, een zuster van Ahazia, verborgen gehouden en zijn leven gered. (Zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 251-256) zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    2 Koningen 11: 1 Toen nu Athalia, de moeder van Ahazia, zag, dat haar zoon dood was, zo maakte zij zich op, en bracht al het koninklijke zaad om. 2 Maar Joseba, de dochter van den koning Joram, de zuster van Ahazia, nam Joas, den zoon van Ahazia, en stal hem uit het midden van des konings zonen, die gedood werden, zettende hem en zijn voedster in een slaapkamer; en zij verborgen hem voor Athalia, dat hij niet gedood werd. 3 En hij was met haar verstoken in het huis des HEEREN zes jaren; en Athalia regeerde over het land.

     

    In het zevende jaar (2 Koningen 11:4) werd de koninginmoeder afgezet en de jonge Joas tot koning gekroond. Dat was het zevende regeringsjaar (869 v. Chr.) van Jehu in Israël.

     

    2 Koningen 12: 1 In het zevende jaar van Jehu werd Joas koning, en regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja van Ber-seba. 2 En Joas deed dat recht was in de ogen des HEEREN, al zijn dagen, in dewelke de priester Jojada hem onderwees.

     

     

    Het hierboven bijgevoegde chronologische schema toont in het jaar 860 v. Chr. een verticale rode markeringslijn voorstellende de meganatuurcatastrofe die toen de oude wereld trof. De Bijbel zwijgt over dit feit. Het was het jaar van de stichting van Carthago. Het jaartal 860 v. Chr. heb ik bekomen door het werken met de jaartallen die Flavius Josephus voor de Fenicische koningen opgeeft, en de link met Salomo en de bouw van de Tempel te Jeruzalem. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: 860 v. Chr. het jaartal van de stichting van Carthago, blz. 257-263, heb ik dit uitgewerkt. Er zaten volgen Josephus 143 jaar en acht maanden tussen het begin van de bouw van de Tempel en de stichting van Carthago. De regeerperiode van Salomo was 1007/967 v. Chr., en dit op basis van de sabbat- en jubeljaarrekening volgens William Whiston. Het resultaat op de tijdsbalk is 860 v. Chr.

     

     

    Verder maak ik in mijn boek TIJD en TIJDEN, de verbinding met het werk van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer:

    (The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes, 1973, by, Chapter VI), en identificeer de mega-natuurcatastrofe van 860 v. Chr. als zijnde van kosmische oorsprong

     

    De drie aangehaalde bronnen leiden alle naar het jaartal 860 v. Chr. ter datering van de meganatuurcatastrofe die de oude wereld toen getroffen  heeft.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    01-02-2016 om 07:52 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De datering van Paulus’ ontmoeting met de opgestane Christus

    Mijn scheurkalender heeft vandaag (25 januari) de vermelding: Sint-Paulus bekering. Dit naast de vermelding van andere Roomse heiligen.

    De bekering van Paulus in de maand januari, negen maanden na de Pesachweek klopt echter Bijbels-chronologisch gezien, niet.

    In mijn werk TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: 44 AD een navigatiepunt in de tijd, blz. 447-453, heb ik de chronologie van Paulus bekering en zendingsreizen op basis van de gegevens van het Bijbelboek Handelingen en de brief van Paulus aan de Galaten, uitgewerkt. (Voor wie het boek nog niet aangeschaft heeft en interesse heeft, zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579)

     

    De bekering van Paulus wordt beschreven in het eerste hoofdstuk van het Bijbelboek Handelingen. Op weg naar Damascus had Paulus zijn ontmoeting met de opgestane Heer en Heiland Jezus Christus. Een verhaal dat in de christenwereld algemeen bekend is. De datering van Paulus’ ontmoeting met Jezus Christus naar het einde toe van de maand januari, is echter gissen. Het Bijbelboek Handelingen geeft in de eerste hoofdstukken namelijk heel weinig of geen informatie waarmee we een en ander van de beschreven gebeurtenissen op de tijdsbalk zouden kunnen vastpinnen.

    De Pesachweek van 30 AD viel begin april. Het Pinksterfeest volgde aldus zeven maal zeven weken later eind mei 30 AD. De EKKLESIA ging toen, met de uitstorting van de Geest Gods over ongeveer 120 mensen, zowel mannen als vrouwen, van start.

    Ik ben van mening dat de gebeurtenissen zoals beschreven in de hoofdstukken drie tot en met negen alle in het jaar 30 AD plaatsvonden en dat de ontmoeting van Paulus met Christus in het najaar van 30 AD plaatsvond. Paulus verblijf van drie jaar te Damascus dateren we nu van de winter van 30/31 AD tot de winter van 32/33 AD. In het boek Handelingen wordt de periode van drie jaar beschreven als: ‘En toen er ‘verscheidene dagen’ verlopen waren..’, wat chronologisch geen probleem oplevert. Een westerling zou vandaag via zijn lineair historisch denken (dat wij van de Grieken hebben) deze geschiedenis anders neerpennen. Lucas, de schrijver van het boek Handelingen, gaf de zaken weer op een wijze die toen voor iedereen van die cultuur begrijpelijk was. Van ons vraagt het heden alleen maar goede wil om een en ander te ‘zien’ zoals de Bijbelschrijvers en de Geest die hen inspireerde het toen neerpenden. Want wie op zoek is in de Bijbel om de Bijbelse historische gegevens lineair op een tijdsbalk te plaatsen komt nooit bedrogen uit, want het zit er wel degelijk in. De Bijbel is een boek voor alle culturen van alle tijden.

     

     

    In het voorjaar van 33 AD vond Paulus’ ontmoeting met Petrus en Jakobus te Jeruzalem plaats. Dit was dan een private ontmoeting en geen officiële gemeentelijke samenkomst . Na een verblijf van vijftien dagen volgens de Galatenbrief, werd Paulus wegens gevaar voor zijn leven naar de havenstad Caesarea gebracht en vertrok hij volgens Handelingen 9:26-30, vandaar naar Tarsus in Cilicië. Paulus zou volgens de Galatenbrief daarop geruime tijd in Syrië en Cilicië werkzaam zijn. In het boek Handelingen, in de volgende hoofdstukken, handelen de beschreven gebeurtenissen buiten het zendingsbereik van Paulus. Het is pas in hoofdstuk 11:25 dat Barnabas er op uit gestuurd wordt om Paulus te zoeken ter ondersteuning van het werk in Antiochië. Het is pas in het elfde hoofdstuk van het boek Handelingen dat we de eerste maal een clou vinden waar we ergens op de tijdsbalk van de wereldgeschiedenis beland zijn. Hierna het citaat:

    Handelingen 11:25 En hij vertrok naar Tarsus om Saulus te zoeken; en toen hij hem gevonden had, bracht hij hem naar Antiochië. 26 En het geschiedde, dat zij een vol jaar (43/44 AD) in de gemeente gastvrij ontvangen werden en een brede schare leerden en dat de discipelen het eerst te Antiochië Christenen genoemd werden. 27 En in die dagen kwamen profeten van Jeruzalem te Antiochië; 28 en één uit hen, genaamd Agabus, stond op en gaf door de Geest te kennen, dat een grote hongersnood zou komen over het gehele rijk, (voor het jaar 46/48 AD uitgesproken!) die dan ook gekomen is onder Claudius (46/48 AD). 29 En de discipelen besloten, dat elk van hen naar draagkracht iets zenden zou tot ondersteuning van de broeders, die in Judea woonden; 30 dit deden zij ook en zij zonden het aan de oudsten door de hand van Barnabas en Saulus. (NBG Vertaling 1951)

    Einde citaat

     

    De geprofeteerde hongersnood ten tijde van keizer Claudius kan historisch nauwkeurig gedateerd worden voor een periode van drie jaar van het jaar 46 tot 48 AD. De profetie van Agabus werd aldus voor het jaar 46 AD uitgesproken. Een volgende belangrijke tijdsaanduiding in het Boek Handelingen hoofdstuk 12:21 is de beschreven dood van Koning Agrippa I die op de tijdsbalk der wereldgeschiedenis in het jaar 44 AD gedateerd werd. Dit sterven geschiedde volgens Handelingen 12:1-5 na het Paasfeest van 44 AD, een periode ook van beschreven vervolging van de jonge gemeente te Jeruzalem door Agrippa.

     

     

    Het is in het jaar 44 AD dat Paulus volgens de Galatenbrief een tweede maal naar Jeruzalem gaat wat aansluit bij Handelingen 12:24 t/m 13:1-3. De periode van veertien jaar die Paulus in zijn Galatenbrief vermeld zijn dus te rekenen vanaf het jaar van zijn bekering in 30 AD. Het tweede bezoek aan Jeruzalem zag geen bijzondere samenkomst maar het enige doel was het brengen van hun liefdedienst aan de gemeente te Jeruzalem. Daarna keerde Paulus terug naar Antiochië om onmiddellijk aan zijn zendingsreis te beginnen. Een reis die hem naar de steden van Galatië zou leiden. Vanuit Antiochië ging het via Cyprus naar Perge in Pamfylië en vandaar naar steden in Galatië waar zij onder hevige tegenstand van sommige Joden het evangelie aan Joden en Grieken brachten. Te Lystra was de tegenstand zo erg dat Paulus door een menigte gestenigd werd en voor dood achtergelaten (Handelingen 14:19). En het is via deze gebeurtenis dat we weer een ankerpunt op de tijdsbalk hebben. Paulus verhaalt namelijk vele jaren later deze gebeurtenis van het stenigen en zijn schijndood aan de Korintiërs in zijn tweede brief hoofdstuk 12 en vermeld erbij dat dit voorval veertien jaar eerder geschied was. De tweede brief aan de Korintiërs wordt algemeen aangenomen dat deze in 58 AD door Paulus geschreven werd. Wanneer we veertien jaar van dit jaartal aftrekken zitten we in het jaar 44 AD voor de zendingsreis naar Galatië.

     

    De conclusie is dat Paulus bij zijn terugkomst in Antiochië in het voorjaar van 45 AD zijn brief aan de Galaten schreef en historisch getrouw correct gewag maakt van slechts twee reizen naar Jeruzalem. De brief van de Galaten gaat namelijk vooraf aan zijn derde reis naar Jeruzalem die in Handelingen hoofdstuk 15 beschreven wordt. Een bijzondere bijeenkomst te Jerusalem die in het jaar 45 AD gedateerd wordt.

     

    De bekering van Paulus zit op de tijdsbalk verankerd in het najaar van 30 AD, het jaar van de kruisdood, opstanding en hemelvaart van Jezus Christus. De jaren 44 AD en 30 AD zitten als navigatiepunten in de tijd met elkaar op de tijdsbalk verankerd.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    25-01-2016 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.En de HERE gaf aan Israël een verlosser, zodat zij onder de overheersing van Aram uit kwamen…

    Met dit artikel wil ik de beloofde verlosser uit het Bijbelboek 2 Koningen 13:5 met de Assyrische koning Adad Nirari III identificeren, en verder de chronologische gegevens van de Assyrische annalen betreffende Adad Nirari III aan de chronologische gegevens van de Bijbel aanpassen, en op de tijdsbalk verankeren.

    De Assyriër Adad Nerari III was een tijdgenoot van de Bijbelse koningen Joahaz en Joas in Israël en van de koningen Joas en Amazia in Juda.

     

    De minderjarige Assyrische koning Adad Nirari III volgde onder voogdijschap van zijn moeder koningin Sammurat, zijn vader Shamsi Adad V op. Zijn regeringsjaren zijn volgens de orthodoxe berekening: 812/783 v. Chr. Volgens mijn revisie regeerde hij van 847 tot 820 v. Chr. Een verschil van 35 jaar.

     

     

    Het verschil tussen het orthodoxe jaartal 812 v. Chr. en het gereviseerde jaartal 847 v. Chr. (aan de hand van de Bijbel) voor het eerste regeringsjaar van Adad Nerari III, is groot. Men zou de schouders kunnen ophalen menende dat mijn revisie van de geschiedenis van de oudheid, wat de Assyriologie betreft, een brug te ver is.

    De Assyriologie bezit via de zogenaamde eponiemlijsten een koningslijst van de Assyrische koningen die vanaf de val van Nineveh, tot de negende eeuw v. Chr. teruggaat. Daarenboven heeft men de koningslijst verbonden met een astronomische berekende zonsverduistering over Nineveh in 763 v. Chr. Het eponiem namelijk van Bur Sagale in het tiende regeringsjaar van koning Assur Dan, vermeldt een verduistering van de zon over Nineveh. De regeerperiode van Adad Nerari III werd berekend op basis van de verankering van het tiende regeringsjaar van Assur Dan in het jaar 763 v. Chr. Zie link: http://www.bol.com/nl/p/de-assyriologie/9200000049946824/

     

    Het lijkt allemaal exacte wetenschap, maar in wezen is het dat niet. Men gaat er namelijk vanuit dat de Assyrische koningslijst volledig is en er geen namen zouden ontbreken. En hier wringt het schoentje aangezien er vanuit de Bijbel, de werken van Flavius Josephus, en andere bronnen, er duidelijke aanwijzingen zijn dat wel degelijk namen van Assyrische koningen uit de lijst verwijderd werden. Een Bijbels voorbeeld is de Assyrische koning die ten tijde van de Hebreeuwse profeet Jona zich tot de God van Israël keerde voor uitredding van de aangekondigde ramp.

     

    Een ander voorbeeld is de Griekse legende over een Assyrische koning met de naam Sardanapallos die de orthodoxe Assyriologie, zo hij al bestaan heeft, met Assurbanipal identificeert. Van Assurbanipal weten we dat deze Assyrische koning een zogenaamde cultuurmens was, bibliotheken oprichtte en in zijn tijd al aan archeologie deed. De Sardanapallos van het Griekse verhaal is hier echter met zijn brasserijen en schokkend levenseinde, een waar tegenbeeld van.

     

     

    Toen de voormalige IMF-baas Dominique Strauss-Kahn verleden jaar in het nieuws kwam wegens een rechtszaak in verband met zijn vermeende ‘brasserijen’, werd hij in de pers met Sardanapallos vergeleken. Op een dag werd ik toen door de BRT-radio opgebeld met de vraag voor meer uitleg over wie de ‘historische’ Sardanapallos met zijn orgieën geweest was. Ik was hen graag van dienst en gaf aan de telefoon de nodige uitleg. Ik zou ’s avonds nogmaals vanuit de studio gebeld worden ter uitzending. Toen ik ’s avonds op het juiste radiokanaal afstemde bleek dat men voor commentaar van een orthodoxe Assyrioloog gekozen had. De opgebelde deskundige had het echter uitsluitend over de weldaden van Assurbanipal, met een teleurgestelde BRT-omroeper die een paar keer onderbrak en in feite alleen informatie over de seksorgieën van Sardanapallos wilde weten, maar daarover van de deskundige geen antwoord kreeg. Ik was na de uitzending zo vrank en vrij om de studio te bellen en te zeggen dat ik het beter gekund had. Men had intussen al begrepen dat Sardanapallos van de legende geen enkele overeenkomst met de historische Assurbanipal had.

    Sardanapallos (Griekse naam van een Assyrische koning) en Assurbanipal zijn namelijk twee te onderscheiden koningen.

    Over de ‘historische’ Sardanapallos schreef ik eerder op dit blog een artikel. Sardanapallos, mythe of werkelijkheid? Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1424646000&stopdatum=1425250800

     

    Maar nu verder met de geschiedenis van Assur Nerari III. Van de koninginmoeder en regentes Sammurat van Adad Nerari III is een stele bewaard gebleven (gevonden te Kalat Sherkat in Assyrië) waarin het co-regentschap met de minderjarige Adad Nirari III vermeld wordt. Een andere vermelding (Saba’a stele) geeft voor de duur van het co-regentschap een periode van vijf jaar op.

    De orthodoxie identificeert koningin Sammurat met de legendarische Semiramis, de vrouw van de Bijbelse Nimrod, de eerste machthebber op aarde na de Grote Vloed. De Bijbelse gegevens betreffende Nimrod worden door hen als mythe beschouwd. Dit is echter niet mijn uitgangspunt. Het Bijbelboek Genesis is geschiedschrijving. De Sammurat van de negende eeuw voor Christus is te onderscheiden van de Semiramis van het derde millennium voor Christus.

     

    De eerder vermelde Saba’a-stele verhaalt eveneens een militaire campagne van Adad Nirari III naar Damascus in zijn vijfde regeringsjaar.

    Against Aram I marched. Mari', king of Aram, in Damascus his royal city, I shut up. The terrifying splendour of Assur overwhelmed him and he laid hold of my feet, he became my vassal. 2300 talents of silver, 20 talents of gold, 3000 talents of copper, 5000 talents of iron, coloured woollen and linen garments, an ivory bed, an ivory couch...his property and his goods, in immeasurable quantity, in Damascus, his royal city, in his palace, I received.

     

     

    Dit jaar is volgens de revisie op onze tijdsbalk, het jaartal 843 v. Chr. Dit gegeven past echter niet met de Bijbelse gegevens betreffende Damascus/Aram als belager van het tienstammenrijk. Het Bijbelboek 2 Koningen geeft Aram tijdens deze periode weer, als een vijand van koning Joahaz van Israël. Joahaz regeerde zeventien jaar van 847 tot 830 v. Chr. Een Assyrische belegering van Damascus met een verzwakking van Aram tot gevolg, past niet in dit tijdsschema. Hierna het betreffende Bijbelgedeelte:

     

    2 Koningen 13:1 In het drieëntwintigste jaar van Joas, de zoon van Achazja, de koning van Juda, werd Joachaz, de zoon van Jehu, koning over Israël te Samaria; hij regeerde zeventien jaar. 2 Hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN en volgde de zonden na, die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven; daarvan week hij niet af. 3 Daarom ontbrandde de toorn des HEREN tegen Israël, en Hij gaf hen in de macht van Hazaël, de koning van Aram, en in de macht van Benhadad, de zoon van Hazaël, al die tijd. 4 Maar Joachaz zocht de gunst van de HERE, en de HERE hoorde naar hem, want Hij had gezien hoe zwaar de koning van Aram Israël verdrukte. 5 En de HERE gaf aan Israël een verlosser, zodat zij onder de overheersing van Aram uit kwamen en de Israëlieten in hun tenten konden wonen zoals tevoren. 6 Toch weken zij niet af van de zonden van het huis van Jerobeam, die hij Israël had doen bedrijven; daarmee gingen zij voort. Ook bleef te Samaria de gewijde paal staan. 7 Waarlijk, hij had aan Joachaz geen krijgsvolk overgelaten dan vijftig ruiters, tien strijdwagens en tienduizend man voetvolk; want de koning van Aram had hen te gronde gericht en hen gemaakt als stof bij het dorsen. (NBG Vertaling 1951)

     

    De conclusie moet zijn dat de vermelding op de Saba’a stele betreffende de belegering van Damascus in het vijfde regeringsjaar van Adad Nirari III fout is. Hoogstwaarschijnlijk hebben we met een schrijffout te maken en is het vijftiende regeringsjaar van Adad Nirari III bedoeld. De Assyrische gegevens spreken elkaar onderling ook tegen, wat maakt dat ik van een foutieve Assyrische kroniek kan uitgaan.

    De bekende eponiemlijsten geven in afwijking met de Saba’a stele, voor het vijfde regeringsjaar van Adad Nirari III geen campagne naar Damascus weer, maar een veldtocht naar Arpad in Noord-Syrië. Wat vreemd is aangezien Arpad slechts een provinciestad was en Damascus echter de hoofdstad van het toen machtige Aram. Hierna de Eponiemlijst van alle regeringsjaren van Adad Nirari III ter illustratie. De jaren tussen haakjes zijn de jaartallen van de orthodoxe met rechts mijn gereviseerde jaartallen:

     

    [809/808] 847/846 During the eponymy of Adad-Nirari [III], the king of Assyria, campaign against Media

    [808/807] 846/845 During the eponymy of Nergal-ilaya, the commander in chief, campaign against Guzana.

    [807/806] 845/844 During the eponymy of Bêl-dân, the palace herald, campaign against Mannea.

    [806/805] 844/843 During the eponymy of Sil-Bêli, the chief butler, campaign against Mannea.

    [805/804] 843/842 During the eponymy of Aššur-taklak, the chamberlain, campaign against Arpad.

    [804/803] 842/841 During the eponymy of Ilu-issiya, governor of Aššur, campaign against Hazazu.

    [803/802] 841/840 During the eponymy of Nergal-ereš, governor of Rasappa, campaign against Ba'alu.

    [802/801] 840/839 During the eponymy of Aššur-balti-ekurri, governor of Arrapha, campaign against the Sealand; plague.

    [801/800] 839/838 During the eponymy of Inurta-ilaya, governor of Ahizuhina, campaign against Hubuškia.

    [800/799] 838/837 During the eponymy of Šep-Ištar, governor of Nisibis, campaign against Media.

    [800/799] 837/836 During the eponymy of Šep-Ištar, governor of Nisibis, campaign against Media

    [799/798] 836/835 During the eponymy of Marduk-išmanni, governor of Amedi, campaign against Media.

    [798/797] 835/834 During the eponymy of Mutakkil-Marduk, the chief eunuch, campaign against Lušia.

    [797/796] 834/833 During the eponymy of Bêl-tarsi-iluma, governor of Kalhu, campaign against Namri.

    [796/795] 833/832 During the eponymy of Aššur-bêla-usur, governor of Habruri, campaign against Manduate.

    [795/794] 832/831 During the eponymy of Marduk-šaduni, governor of Raqmat, campaign against Der.

    [794/793] 831/830 During the eponymy of Kinu-abua, governor of Tušhan, campaign against Der.

    [793/792] 830/829 During the eponymy of Mannu-ki-Aššur, governor of Guzana, campaign against Media.

    [792/791] 829/828 During the eponymy of Mušallim-Inurta, governor of Tille, campaign against Media.

    [791/790] 828/827 During the eponymy of Bêl-iqišanni, governor of Šibhiniš, campaign against Hubuškia.

    [790/789] 827/826 During the eponymy of Šep-Šamaš, governor of Isana, campaign against Itu'a.

    [789/788] 826/825 During the eponymy of Inurta-mukin-ahi, governor of Nineveh, campaign against Media.

    [788/787] 825/824 During the eponymy of Adad-mušammer, governor of Kalizi, campaign against Media; foundations of the temple of Nabû in Nineveh laid.

    [787/786] 824/823 During the eponymy of Sil-Ištar, governor of Arbela, campaign against Media; Nabû entered his new temple.

    [786/785] 823/822 During the eponymy of Nabû-šarra-usur, governor of Talmusu, campaign against Kisku.

    [785/784] 822/821 During the eponymy of Adad-uballit, governor of Tamnuna, campaign against Hubuškia; [the god] Anu the Great went to Der.

    [784/783] 821/820 During the eponymy of Marduk-šarra-usur, governor of Arbela, campaign against Hubuškia.

    [783/782] 820/819 During the eponymy of Inurta-nasir, governor of Mazamua, campaign against Itu'a.

    [782/781] 819/818 During the eponymy of Iluma-le'i, governor of Nisibis, campaign against Itu'a.

     

    De conclusie moet zijn dat naar het einde toe van de regeringsperiode van Joahaz van Israel, en los van de tegensprekelijke eponiemlijst, een Assyrische invasie in Aram heeft plaatsgevonden. Hoogstwaarschijnlijk in het vijftiende regeringsjaar van Adad Nirari III.

     

    De Assyriër Adad Nirari III werd zodoende ‘een verlosser voor Israël’:

    2 Koningen 13:5 En de HERE gaf aan Israël een verlosser, zodat zij onder de overheersing van Aram uit kwamen en de Israëlieten in hun tenten konden wonen zoals tevoren.

     

    De Bijbel noemt de naam niet, noch de nationaliteit van deze verlosser die hen van de overheersing door Aram verloste. Maar ook in het Assyrische verslag wordt bijvoorbeeld de naam van de koning van Aram niet genoemd. Er is slechts een verwijzing naar een ‘Mari, koning van Aram’. Mari is hier geen eigennaam maar betekent alleen HEER. De Assyrische berichtgeving voor deze tijdsperiode is onduidelijk en levert vraagteken op vraagteken. Met de hulp van de historische boeken van de Bijbel en de fragmentarische Assyrische gegevens is het mogelijk een en ander te reconstrueren.

     

     

    De Eponiemlijst vermeldt in het vijftiende regeringsjaar van Adad Nirari III een campagne naar ‘Manduate’. Dit gebied wordt algemeen als de Bekavallei in de Libanon geïdentificeerd. Het ligt voor de hand aangezien het van de Bekavallei slechts een steenworp naar Damascus is, en in dat zelfde jaar Damascus belegerd werd.

     

    Er is ook een stele van Adad Nirari III gevonden waar deze claimt schatting van koning Joas van Juda, ontvangen te hebben. Dit gegeven past ook in het jaar 833 v. Chr. met de campagne van Adad Nerari III tegen Damascus. Dat jaar was het eerste regeringsjaar van Joas van Juda in co-regentschap met zijn vader Joahaz.

     

    Wordt vervolgd

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    18-01-2016 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het leeuwenbeeld van Toetanchat(m)on

    De afbeelding hierna is van een granieten leeuwenbeeld uit de derde eeuw v. Chr. (c. 275/260 v. Chr.) met de namen erop van zowel de Nubische koning Amanislo als de naam van Toetanchamon uit de (volgens de orthodoxie) veertiende eeuw v. Chr. (c. 1332/1323 v. Chr.). Tussen beide koningen zit er in het conventionele model zo maar even een verschil van meer dan duizend jaar.

    Het beeld stond oorspronkelijk in de tempel van Soleb in Nubië (het huidige Soedan). Tegenwoordig verblijft het in het British Museum.

    De twee namen met een tijdskloof van duizend jaar is voor de orthodoxe egyptologie moeilijk verklaarbaar. Een logische verklaring bestaat er in het orthodoxe model dan ook niet en het blijft een vraagteken waarom een Nubische heerser zijn naam zou toevoegen, aan een beeld van Toetanchamon?

     

     

    Farao Toetanchamon is op de tijdsbalk in de veertiende eeuw voor Christus beland, als een gevolg van het rangschikken van de Egyptische dynastieën op de tijdsbalk door de Egyptoloog Eduard Meyer, op basis van een door hem gehanteerde vermeende Sothis-kalender. Het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid heeft echter de zogenaamde Sothis-kalender als een latere uitvinding van Grieken en Romeinen ontmaskerd (zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de geschiedenis van de geschiedenis, blz. 27-46). Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    Volgens mijn herziening van de geschiedenis van het oude Egypte heeft farao Toetanchamon nu de jaren 684/675 v. Chr. op de tijdsbalk, wat slechts een verschil geeft van enkele eeuwen met Amanislo, in plaats van de meer dan duizend jaar in het orthodoxe model. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: Mykerinos-Toetanchamon, blz. 345-353.

     

     

    Ik wijk met ongeveer honderd jaar op de tijdsbalk af, van Dr. I. Velikovsky ’s reconstructie van de geschiedenis van de oudheid. In mijn reconstructie pas ik wel dezelfde werkmethode van Velikovsky toe. Hierna een citaat uit ‘Eeuwen in Chaos’, 1952, blz.255:

    … in de zaal van de historie, waar mensenmenigten uit vele eeuwen elkaar verdringen, wijs ik rechtstreeks bepaalde figuren aan, die geheel andere namen dragen  dan de door ons gezochte personen, men zegt zelfs, dat ze thuishoren in een eeuw, die wel zes eeuwen gescheiden is van de tijd van de personen die wij zoeken. Zelfs nog eer ik onderzoek doe naar de op deze wijze schijnbaar zonder recht van spreken uitgekozen personen, verklaar ik de identificatie als juist. Het kompas in mijn hand is het kompas van de tijdmeting; ik bekort met zes eeuwen de tijd van Thebe en el-Amarna en tref koning Josafat te Jeruzalem, Achab te Samaria en Benhadad te Damascus aan. Indien mijn kompas van de tijdmeting me niet bedriegt, zijn zij de koningen, die in de el-Amarna periode regeerden in Jeruzalem, Samaria en Damaskus.

     

    In mijn boek TIJD en TIJDEN, pas ik dezelfde methode toe en schuif meer dan zeven eeuwen op de tijdsbalk met als resultaat Achaz in Jeruzalem en Pekah in Samaria. Toetanchamon sluit de rij van Aton-ketters af in het jaar 675 v. Chr.

     

    De gevestigde Egyptologie leert dat haar ordening op de tijdsbalk van de dertig Egyptische dynastieën van Manetho, op basis van het gebruik van een veronderstelde dubbele kalender in het oude Egypte, de zogenaamde Sothis-kalender, correct is. Het revisionisme van de geschiedenis van het oude Egypte heeft deze fabricatie onderuit gehaald, en aangetoond dat de Sothis-kalender met tijdsperioden van telkens 1460 jaar een fantasie, een verzinsel van de oude Grieken en Romeinen was.

     

     

    De gevestigde Egyptologie laat de eerste veronderstelde Sothis-schijf van 1460 jaar in het jaar 139 AD terug de tijd in, aanvangen. Dit aan de hand van het boek van de Romeinse grammaticus Censorinus ‘DE DIE NATALI’ uit 239 AD. In dat jaar vermeldde de Romeinse grammaticus Censorinus dat in 139 AD de eerste dag van de maand Thoth (juli/augustus) met het begin van het Egyptische kalenderjaar, samenviel met de heliakische verschijning van de ster Sirius of Sothis – wat het einde van een Sothis-cyclus van 1460 jaar veronderstelde. Zijn boek was geschreven ter ere van de verjaardag van Censorinus’ broodheer: Quintus Caerellius. In het boek schreef Censorinus dat in het jaar 139 AD de Hondsster verschenen was op de eerste dag van de maand Thoth, en dat die dag gelijk viel met 19 juli van de Romeinse kalender. Die dag zou dus een nieuw Sothis-tijdperk hebben zien aanvangen.

    Wat minder aandacht krijgt is dat er een tegenstrijdig manuscript bestaat dat een veronderstelde Sothis-periode laat eindigen in het jaar 26 v. Chr. De astronoom Theon van Alexandrië uit de vierde eeuw na Chr. stelt namelijk dat er een heliakisch opgaan van Sirius/Sothis geschiedde in het vijfde regeringsjaar van Augustus, zijnde het jaar 26 v. Chr.

    Het verschil van 164 jaar tussen beide jaartallen wordt door de orthodoxie niet verklaard en stilzwijgend genegeerd.

     

    Dat men de ketterfarao ’s van de zonaanbidding in de veertiende eeuw v. Chr. ondergebracht heeft is een onderdeel van een lange tijdsketting met zwakke schakels.

    De enige schijnbare verbinding die er in de veertiende eeuw v. Chr. met Achnaton en zijn opvolgers op de tijdsbalk bestaat, is de Amarna-briefwisseling van een Assyrische heerser met de naam Assur Uballit. Maar ook deze schakel is verbroken. De briefschrijver Assur Uballit noemt zich namelijk de zoon van Assur-Nadin-Ahe. Dit is in tegenspraak met de Assyrische Eponiemlijsten, waar de Assur Uballit van de veertiende eeuw v. Chr. vermeldt staat als de zoon van Eriba-Adad. Klaarblijkelijk zijn er meerdere Assyrische koningen met de naam Assur Uballit geweest. De laatste koning van Assur droeg overigens ook de naam Assur Uballit. De Assur Uballit van de achtste eeuw v. Chr. was een van de vele koningen van Assyrië die toen in triumviraat de troon met elkaar deelden.

     

    De Egyptologie is, wat de chronologie van de farao ’s betreft, geen exacte wetenschap en aan herziening toe. Dat er nog geen eenvormigheid onder de verschillende revisionisten van de geschiedenis van de oudheid bestaat, is geen reden om nog langer de datering van de gevestigde Egyptologie, op basis van een veronderstelde dubbele kalender te blijven volgen.

     

     

    Een chronologie op een tijdsbalk uitwerken is zoals kompaslopen bij de padvinders, men heeft een stafkaart (het correcte historische plaatje) en kompas nodig en daarnaast op het terrein meerdere navigatiepunten ter bepaling waar men is en waar men naar toe gaat. De nieuwe navigatiepunten in mijn reconstructie van de geschiedenis van het oude Egypte zijn in de eerste plaats de Bijbel, de werken van Flavius Josephus en de oudheidhistoricus Herodotos.

     

    De wetenschap zou een geallieerde kunnen zijn in het leveren van een kruispeiling ter extra bevestiging van ons chronologisch navigeren met de Aton-ketters, op de tijdsbalk.

    Van rietmatten uit het graf van Toetanchamon bijvoorbeeld die aan een C-14 ouderdomstest onderworpen werden, heeft het British Museum nooit de resultaten bekendgemaakt. Er zou sprake zijn van een resultaat van vele eeuwen verschil, in afwijking van de (gefabriceerde) jaartallen van de orthodoxe egyptologie voor Toetanchamon. Het gebruikte materiaal zou volgens de onderzoekers gecontamineerd zijn (Schepping en Wetenschap, drs. J.A. van Delden, 1977, hoofdstuk 13), en daarom voor hen foute jaartallen opgeven.

     

    Zolang bij het establishment de wil niet aanwezig is om de dwingende noodzaak van een revisie van de chronologie der oudheid ernstig te nemen, zal men verder de diverse Musea-oudheid-artefacten verkeerd dateren en interessante verbanden missen.

     

    Binnenkort breng ik een nieuw boek uit: de zonaanbidder, Achnaton, de strenge hardvochtige farao van de profeet Jesaja. Met deze studie neem ik de lezer mee naar het Egypte van de achtste eeuw voor Christus. Het was voor de oude wereld een eeuw van grote omwentelingen zowel in de natuur als in de godsdiensten, en de machtsverhoudingen in het algemeen. De Aton-ketters met farao Achnaton op kop worden op de tijdsbalk naar hun correcte plaats geloodst, en tijdgenoten gemaakt met de Bijbelse koningen van Israël en Juda: Pekah, Hosea en Achaz alias Labaja, Rib Addi en Abdi Hiba van de Amarna-correspondentie. Verder identificeer ik Achnaton met farao Anysis van de vader der historie: Herodotos, en geef opnieuw aandacht aan het werk van Dr. Immanuel Velikovsky: Oedipus en Achnaton. De Griekse legende heeft haar oorsprong in het Egyptische Thebe. Het zijn allemaal puzzelstukjes die in het plaatje van de achtste en begin zevende eeuw v. Chr., tezamen komen.

    Ik hou u van de verschijningsdatum op de hoogte.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet

    Robert De Telder

    11-01-2016 om 08:55 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kroniek van koning Joram van het tienstammenrijk

    Joram was een jongere zoon van Achab die na de kortstondige regeerperiode van zijn oudere broer Achazja, koning werd. Achazja regeerde slechts twee jaar, waarvan een fractie van zijn eerste jaar als co-regent met zijn vader Achab. Ik schreef eerder dat het co-regentschap te maken had met de slag bij Ramot-Gilead, een slag waarbij Achab het leven liet. (zie het artikel op dit blog van 08-12-2015, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1449442800&stopdatum=1450047600

     

    1 Koningen 22:52 Achazja, de zoon van Achab, werd koning over Israël te Samaria in het zeventiende jaar van Josafat, de koning van Juda, en hij regeerde twee jaar over Israël. 53 En hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, en wandelde in de weg van zijn vader en in de weg van zijn moeder en in de weg van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël deed zondigen. 54 Hij diende de Baäl en boog zich voor hem neer, en krenkte de HERE, de God van Israël, geheel zoals zijn vader gedaan had. (NBG Vertaling 1951)

     

    In zijn eerste regeringsjaar verongelukte Achazja en werd ziek, zoals het Bijbelboek 2 Koningen het summier doorgeeft:

    2 Koningen 1:1 Moab viel na Achab ‘s dood van Israël af. 2 Achazja viel door het traliewerk van zijn boven-vertrek te Samaria, en hij werd ziek.

     

    Het gevolg van het co-regentschap van Achazja met zijn vader Achab, gevolgd door zijn ziekte en kortstondige regering, maakt dat hij buiten Israël en Juda onbekend bleef. De Moabietische stele bijvoorbeeld rekent niet met hem. Zie het artikel op dit blog van 13-10-2015, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1444600800&stopdatum=1445205600

     

    Daarna vervolgt het Bijbelboek (2 Koningen 1:1-18) met de geschiedenis van Achazja ’s zoektocht naar genezing bij de god Baäl-Zebub, de god van Ekron, en zijn veroordeling daarvoor door de HERE God van Israël:

    2 Koningen 1:16 En hij sprak tot hem: Zo zegt de HERE: aangezien gij boden gezonden hebt om Baäl-Zebub, de god van Ekron, te raadplegen – is er dan geen God in Israël, wiens woord gij kunt raadplegen? – daarom zult gij van het bed waarop gij zijt komen te liggen, niet afkomen, maar gij zult voorzeker sterven. 17 Zo stierf hij volgens het woord des HEREN, dat Elia gesproken had; en Joram werd koning in zijn plaats in het tweede jaar van Joram, de zoon van Josafat, de koning van Juda; want hij had geen zoon.

     

     

    De bijzondere chronologische constructie rond het co-regentschap van Joram van Juda op de tijdsbalk, in relatie tot Joram van Israël heb ik in mijn werk TIJD en TIJDEN (blz. 237-241) uitgewerkt. Het ontvangen van een brief van de profeet Elia (2 Kronieken 21:12) door Joram van Juda past alleen in dit tijdsbestek, en via het co-regentschap. Zie het artikel op dit blog van 15-02-2014, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1391986800&stopdatum=1392591600 en scrol naar beneden.

    De Bijbel spreekt zich niet tegen, en alle chronologische stukken passen exact in elkaar.

     

    2 Koningen 3:1 Joram, de zoon van Achab, werd koning over Israël te Samaria in het achttiende jaar van Josafat, de koning van Juda, en hij regeerde twaalf jaar. 2 Hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN; echter niet zoals zijn vader en zijn moeder: hij verwijderde de gewijde steen van Baäl, die zijn vader gemaakt had. 3 Alleen volhardde hij in de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven; daarvan week hij niet af.

     

    Het Bijbelboek 2 koningen vervolgt in hoofdstuk 2 met de geschiedenis van de ten hemel opneming van de profeet Elia in een storm (2 Koningen 2:11).

     

    De Seder Olam (Part 2, Chapter 17) leert dat dit gebeurde in het tweede regeringsjaar van koning Achazja van Israël:

    “Ahaziah ben Ahab ruled for two years . In Ahaziah ’s second year, Elijah was hidden and will not be seen again until King Messiah will come, then he will be seen, then hidden a second time until Gog and Magog come.

     

    Het Jodendom leert blijkbaar twee komsten van de profeet Elia. Een bij de komst van de Messias en nog een bij de invasie van Israël door Gog en Magog. Het is opmerkelijk dat zij oog hebben voor twee komsten van Elia, maar niet voor de twee komsten van de Messias. De eerste komst en openbaring van Jezus bij de aanvang van het dertigste jubeljaar, en dit voorafgegaan door Johannes de Doper, die in de kracht en de geest van Elia, Hem aankondigde, ging aan hen voorbij. En net zoals er een tweede openbaar worden van Elia zal zijn, zal ook de Messias, in Heerlijkheid ditmaal, een tweede maal komen, de lang verwachte wederkomst.

     

     

    De wegvoering van Elia, in een storm op een vurige wagen, heb ik op het bijgevoegd chronologische schema met een verticale lijn in het jaar 887 v. Chr. gemarkeerd. Dit is een afwijking van twee jaar met mijn eerdere plaatsing van de wegvoering van Elia in het najaar van 885 v. Chr.

    In mijn werk TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 331-337, geef ik aandacht aan het werk van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer met ‘The Long Day of Joshua and Six other Catastrophes, 1973. Zij bouwen verder aan het pionierswerk van Dr. Immanuel Velikovsky en leveren een raamwerk van vermoede mega-natuurcatastrofes van kosmische oorsprong.

    In mijn studie hanteer ik hun cyclusjaren van 54 jaar en zes maanden, maar met ankerjaren op de tijdsbalk gebaseerd op de sabbat- en jubeljaren. Een belangrijk ankerjaar is bijvoorbeeld het sterfjaar van koning Achaz van Juda in 722 v. Chr. Vanaf dit jaar verkrijgt men 54 jaar en zes maanden eerder het bijzondere historische jaar 776 v. Chr., met in het najaar de genoteerde aardbeving van Uzzia. Nog eens 54 jaar en zes maanden terug in de tijd gerekend arriveren we in het voorjaar van 830 v. Chr. Maar blijkbaar ging er daarvoor een afwijking aan vooraf, want het resultaat van terugrekenen met 54 jaar en zes maanden geeft 885 v. Chr. en niet 887 v. Chr. Dit zijn afwijkingen waar Donald W. Patten en zijn medewerkers mee rekening hielden. De Bijbelse chronologie bevestigt zulk een afwijking van twee jaar op de tijdsbalk.

     

    Na de geschiedenis van de profeet Elia en zijn opvolger Elisa vervolgt de Bijbel met de geschiedenis van de strijd tegen Moab (2 Koningen 3:4-27) door de zoon van Achab: Joram, geallieerd met Josafat van Juda:

    2 Koningen 3:Mesa nu, de koning van Moab, was een schapenfokker; hij bracht aan de koning van Israël honderdduizend lammeren op en de wol van honderdduizend rammen. 5 Maar zodra Achab gestorven was, viel de koning van Moab van de koning van Israël af. 6 Koning Joram trok te dien dage op uit Samaria en monsterde geheel Israël. 7 En hij zond tot Josafat, de koning van Juda, deze boodschap: De koning van Moab is van mij afgevallen; trekt gij met mij tegen Moab ten strijde? En hij antwoordde: Ik zal optrekken, ik ben als gij, mijn volk is als uw volk, mijn paarden zijn als uw paarden. 8 Ook vroeg hij: Langs welke weg zullen wij optrekken? En hij antwoordde: In de richting van de woestijn van Edom. ….

     

    De Bijbel geeft niet aan in welk jaar deze veldtocht plaatsvond? Maar het meest logische jaar is het vijfde regeringsjaar van Joram van Israël: apr883/mrt882 v. Chr. In dat jaar namelijk werd in Juda Joram, de zoon van Josafat als co-regent aangesteld:

    2 Koningen 8:16 In het vijfde jaar van Joram, de zoon van Achab, de koning van Israël – Josafat was toen koning van Juda – werd Joram, de zoon van Josafat, koning van Juda. 17 Hij was tweeëndertig jaar oud, toen hij koning werd; hij regeerde acht jaar te Jeruzalem. 18 Hij wandelde in de weg van de koningen van Israël, zoals het huis van Achab deed, want hij had een dochter van Achab tot vrouw; hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN. 19 Maar de HERE wilde Juda niet verderven ter wille van zijn knecht David, aan wie Hij immers had toegezegd hem te allen tijde een lamp voor zijn zonen te zullen geven.

     

     

    Het is niet onlogisch dat met het oog op de geallieerde veldtocht van Israël en Juda tegen Moab, dat in Juda een co-regent aangesteld werd. Alhoewel het gezamenlijk oprukken van de legers van Juda en Israël tegen Moab met een Woord des HEREN geschiedde (2 Koningen 3:10-12), met een belofte van succes merken we dat de Judeeërs en Israëlieten toch de belegering van Moab afbreken, nadat de Moabietische koning Mesa zijn zoon en geplande troonopvolger op de vestingmuur voor de ogen van de belegeraars aan zijn god Kemos brand-offerde. De beschreven ‘grote toorn‘ die toen over Israël kwam (2 Koningen 3:27), is het resultaat van het eigenzinnig wegtrekken van de Israëlitische belegeraars, die geen acht meer op het eerdere Woord des HEREN via de profeet Elisa, sloegen. Hun ontzag voor de Moabietische god Kemos was blijkbaar groter dan hun ontzag voor de HERE God.

     

    Het voorkomen van het veelgodendom in de oude wereld kan verklaart worden vanuit de cyclus van meganatuurcatastrofes die van kosmische oorsprong waren. Volgens het eerder geciteerde studiewerk van Donald W. Patten was de planeet Mars de boosdoener, in die tijd. Met intervallen van ongeveer 54 jaar en zes maanden werd de aarde en haar bewoners opgeschrikt door tekenen aan de hemel. Hierna een citaat van Patten met een beschrijving, en de gevolgen van zulk een interactie tussen planeten:

    “On one or two occasions of the Mars fly-bys, Mars was as close as 70.000 miles from Earth, and at such a distance would appear 50 times as large as the Moon, would reflect 100 times as much sunlight as the Moon (since its albedo or reflectivity is 15% compared to the lunar 7%). Mars at that distance would create tidal effects possibly as much as 350 times as intense as the average lunar tides experienced today. Thus earthquakes plus blizzards of meteors were experienced. Under such circumstances ancient Teutons might well implore Thor to control his “celestial son” Tyr or Tiwes

     

    De jaren voorafgaand en volgend op een hiervoor beschreven ‘fly-by’ gingen gepaard met natuurcatastrofes aller aard. Het gevolg waren dikwijls mislukte oogsten en hongersnood (2 Koningen 4:38).

     

    Na de geschiedenis van het geallieerde fiasco tegen Moab vervolgt het Bijbelboek 2 Koningen 4:1-44 met de geschiedenis van de profeet Elisa. Daarna de bekende geschiedenis van de genezing van de Syriër Naäman (2 Koningen 5:1-27)

    2 Koningen 5:1 Naäman, de legeroverste van de koning van Aram, was zeer gezien bij zijn heer en stond in hoge gunst, want door hem had de HERE een overwinning aan Aram geschonken. Maar deze man, een krijgsheld, was melaats.

     

    Welke overwinning en op wie, de legeroverste Naäman met de hulp van de HERE God van Israël, een overwinning behaalde wordt niet vermeld. Op de tijdsbalk is het slechts tien jaar terug tot de slag bij Karkar, waar de Arameeërs in bondgenootschap met de Israëlieten tegen de Assyriër Salmaneser III, streden. De Assyriërs claimen op de bekende Karkar-stele de overwinning, maar we weten dat toen daar de Assyrische expansie naar het westen voorlopig gestopt werd.

     

    Al een jaar na de genezing van de legeroverste Naäman was er opnieuw strijd met Aram zoals beschreven in 2 Koningen 6:8-23 Een strijd die tot 875 v. Chr. met stervensjaar van koning Joram van Israël zou aanhouden.

     

    Sinds het vijfde regeringsjaar van Joram van Israël met de veldtocht naar Moab in 883/882 v. Chr. bestond er ‘een grote toorn’ (2 Koningen 3:27) over Israël. Deze toorn van God uitte zich in een hongersnood die zeven jaar zou aanhouden (2 Koningen 8:1). Op de tijdsbalk beslaat deze periode de resterende regeringstijd van Joram van Israël, tot in 875 v. Chr.

     

     

    De zeven jaar van hongersnood lopen toevallig gelijk met de vierde sabbatjaarcyclus van 883 tot 876 v. Chr. Dit is uiteraard geen toeval maar een bevestiging dat mijn schikking van de regeerperioden van de koningen van Israël binnen het raamwerk van William Whiston ’s opgave van sabbat- en jubeljaren, correct is. In het werk van Louis Ginzberg: ‘Legends of the Jews, Chapter VI, Joram’, vinden we een beschrijving van de jaar na jaar steeds erger wordende hongersnood. De legende leert dat het zevende jaar van de hongersnood dramatisch was en dat ook in de winter daaropvolgend de regen uitbleef. Maar in het volgende jaar op de eerste dag van de maand Nisan begon het te regenen. Een daad van geloof was het zaaien van het laatst overgebleven zaaigoed in plaats van het als voedsel te gebruiken. Op de tweede, de derde en de vierde dag van de maand Nisan werd er gezaaid. Op de vijfde dag viel er opnieuw regen en volgens de legende kon er na elf dagen al geoogst worden, en was alles ook geregeld voor het Pesach-feest.

     

    De beschreven belegering van Samaria door Benhadad, de koning van Aram (2 Koningen 6:24-33 en 7:120), speelt zich ten tijde van de hongersnood af.

    2 Koningen 6: 24 Daarna verzamelde Benhadad, de koning van Aram, zijn gehele leger, trok op en sloeg het beleg voor Samaria. 25 En er ontstond een zware honger in Samaria; want zij belegerden het zo lang, dat een ezelskop tachtig zilverstukken kostte en een vierde maat duivemest vijf zilverstukken. …

     

    Het einde van Joram van Israël viel samen met de dood van koning Ahazia van Juda in 875 v. Chr. Samen hadden zij zich dat jaar geallieerd voor een veldtocht tegen Aram, maar delfden het onderspit. Joram van Israël keerde gewond van de strijd terug en zocht genezing te Jizreël.

    2 Koningen 8:25 In het twaalfde jaar van Joram, de zoon van Achab, de koning van Israël, werd Achazja, de zoon van Joram, koning van Juda. 26 Tweeëntwintig jaar was Achazja oud, toen hij koning werd; hij regeerde een jaar te Jeruzalem; zijn moeder heette Atalja; zij was de kleindochter van Omri, de koning van Israël. 27 Hij wandelde in de weg van het huis van Achab en deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, zoals het huis van Achab, want hij was verzwagerd met het huis van Achab. 28 Hij trok met Joram, de zoon van Achab, uit en streed tegen Hazaël, de koning van Aram, bij Ramot in Gilead. Maar de Arameeërs verwondden Joram. 29 Dus keerde koning Joram terug om te Jizreël genezing te zoeken voor de wonden die de Arameeërs hem bij Rama hadden toegebracht, toen hij streed tegen Hazaël, de koning van Aram. En Achazja, de zoon van Joram, de koning van Juda, kwam Joram, de zoon van Achab, in Jizreël bezoeken, want hij lag ziek.

     

    Het is te Jizreël dat generaal Jehu naar een Woord van de HERE God (2 Koningen 9:410) koning Joram van Israël zou doodden.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    04-01-2016 om 18:17 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ster van Bethlehem

    Matteüs 2:1 Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem, gelegen in Judea, in de dagen van den koning Herodes, ziet, enige wijzen van het Oosten zijn te Jeruzalem aangekomen. 2 Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden? want wij hebben gezien Zijn ster in het Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden. 3 De koning Herodes nu, dit gehoord hebbende, werd ontroerd, en geheel Jeruzalem, met hem. 4 En bijeenvergaderd hebbende al de overpriesters en Schriftgeleerden des volks, vraagde van hen, waar de Christus zou geboren worden. 5 En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem, in Judea gelegen; want alzo is geschreven door den profeet: 6 En gij Bethlehem, gij land Juda! zijt geenszins de minste onder de vorsten van Juda; want uit u zal de Leidsman voortkomen, Die Mijn volk Israël weiden zal. (Statenvertaling)

     

     

    Het is alleen de evangelist Matteüs die het verhaal van de wijzen uit het Oosten brengt. Een geschiedenis die de bron en inspiratie van heel wat kunstwerken is geworden. Het spreekt ook tot de verbeelding, een ster die Magiërs (Grieks: Magoi) helemaal vanuit het verre Perzië naar het land Israël leidde. Een ster, staat er geschreven, die hen ook keer op keer voorging in hun tocht naar het nieuw geboren Kind: de Koning der koningen.

    Matteüs 2:7 Toen heeft Herodes de wijzen heimelijk geroepen, en vernam naarstiglijk van hen den tijd, wanneer de ster verschenen was; 8 En hen naar Bethlehem zendende, zeide: Reist heen, en onderzoekt naarstiglijk naar dat Kindeken, en als gij Het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ik ook kome en Datzelve aanbidde. 9 En zij, den koning gehoord hebbende, zijn heengereisd; en ziet, de ster, die zij in het oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het Kindeken was. 10 Als zij nu de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde. 11 En in het huis gekomen zijnde, vonden zij het Kindeken met Maria, Zijn moeder, en nedervallende hebben zij Hetzelve aangebeden; en hun schatten opengedaan hebbende, brachten zij Hem geschenken: goud en wierook, en mirre. 12 En door Goddelijke openbaring vermaand zijnde in den droom, dat zij niet zouden wederkeren tot Herodes, vertrokken zij door een anderen weg weder naar hun land.

     

     

    De geschiedenis van de ster heeft niet alleen kunstenaars aller aard en leeftijd geïnspireerd maar ook astronomen die vanuit hun vakgebied één en ander trachten in te vullen. Dit laatste ging niet vanzelfsprekend en uiteraard zijn er heel wat theorieën dienaangaande gelanceerd. In mijn publicatie ‘KRONOS, de chronologie van de oudheid herzien’, 2000, isbn 90 73739 109 1/CIP, heb ik in het tweede hoofdstuk enkele theorieën opgegeven:

    “In 11 voor Christus is de komeet van Halley gepasseerd, in 7 voor Christus was er een drievoudige conjunctie van de planeten Jupiter en Saturnus in het sterrenbeeld vissen, en in 5 voor Christus was er de Nova en Aquila.” Aan het einde van het hoofdstuk sloot ik af met een opmerking: “De geboorte van de Heiland in het jaar zeven voor Christus, het jaar van de constellatie van planeten, wijs ik op basis van de chronologische gegevens die Lucas verstrekt, af. Met het hanteren van zeven voor Christus helt men trouwens van astronomie naar astrologie af, en bewandelt men een pad naar het occulte toe.”

     

    Met dit korte artikel in de laatste week van het jaar 2015, over de ster van Bethlehem, wil ik de aandacht van mijn lezers vestigen op een interessant commentaar van de Bijbelvorser E. W. Büllinger (1837/1913) op de ster van Bethlehem, in zijn Companion Bible met voetnoten: ‘All questions are settled if we regard this as miraculous’.

    went before: ‘therefore not an astronomical phenomenon, but a miraculous and Divine act’.

    Zie link: http://www.companionbiblecondensed.com/NT/Matthew..pdf

    En scrol naar page 1309.

     

    Ik meen dat Büllinger het bij het rechte eind had. Indien de ster de Oudtestamentische Shekinah was, is het de HERE God Zelf die de ‘Magoi’ naar Israël leidde. Het is de HERE God Zelf die dan ook bij de geboorte van de Heiland, de herders in de velden nabij Bethlehem, naar de geboorteplaats leidde.

    Lucas 2:8 En er waren herders in diezelfde landstreek, zich houdende in het veld, en hielden de nachtwacht over hun kudde. 9 En ziet, een engel des Heeren stond bij hen, en de heerlijkheid des Heeren omscheen hen, en zij vreesden met grote vreze. 10 En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal; 11 Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids. 12 En dit zal u het teken zijn: gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden, en liggende in de kribbe. 13 En van stonde aan was er met den engel een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende: 14 Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.

    15 En het geschiedde, als de engelen van hen weggevaren waren naar den hemel, dat de herders tot elkander zeiden: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem, en laat ons zien het woord, dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft verkondigd. 16 En zij kwamen met haast, en vonden Maria en Jozef, en het Kindeken liggende in de kribbe. 17 En als zij Het gezien hadden, maakten zij alom bekend het woord, dat hun van dit Kindeken gezegd was. 18 En allen, die het hoorden, verwonderden zich over hetgeen hun gezegd werd van de herders. 19 Doch Maria bewaarde deze woorden alle te zamen, overleggende die in haar hart. 20 En de herders keerde wederom, verheerlijkende en prijzende God over alles, wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was. (Statenvertaling)

     

    Het Griekse woord voor ‘ster’ in de grondtekst van de Bijbel is: ASTERA. Het woord ASTERA werd tweeëntwintig maal in de Griekse Bijbel voor de vertaling van ‘Ster’, letterlijk of als metafoor, gebruikt. De laatste maal komen we het woord ASTERA in de Bijbel tegen in:

    Openbaring 22:16 Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten. Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster.

     

    De evangelisten Matteüs en Lucas vullen elkaar aan in het doorgeven van de geschiedenis van de geboorte van de Christus. Wanneer we de historische gegevens van de twee evangelisten op de tijdsbalk uittekenen vinden we de volgende volgorde.

    Bij de geboorte van de Heiland te Bethlehem waren buiten zijn ouders, alleen de gewaarschuwde herders aanwezig. De wijzen uit het Oosten waren op dat moment nog onderweg. Dit laatste merken we op bij het eerder geciteerde vers uit Matteüs 2:1.

    Zeven dagen later op de achtste dag werd baby Jezus volgens de Wet besneden en drieëndertig dagen daaropvolgend werd Hij door zijn ouders in Jeruzalem in de Tempel opgedragen (Leviticus 12:1-4). Over de geboortemaand schreef ik eerder op dit blog een artikel: 23 augustus: een alternatieve Kerstdatum? Zie link:

    http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1440367200&stopdatum=1440972000

     

    Het opdragen van baby Jezus in de Tempel te Jeruzalem geschiedde vermoedelijk met Rosj Hasjanah. De evangelist Lucas heeft deze bijzondere geschiedenis uitvoerig in zijn evangelie gebracht. Hierna het Bijbelgedeelte:

    Lucas 2:21 En toen acht dagen vervuld waren, zodat zij Hem moesten besnijden, ontving Hij ook de naam Jezus, die door de engel genoemd was, eer Hij in de moederschoot was ontvangen. 22 En toen de dagen hunner reiniging naar de wet van Mozes vervuld waren, brachten zij Hem naar Jeruzalem om Hem de Here voor te stellen, 23 gelijk geschreven staat in de wet des Heren: Al het eerstgeborene van het mannelijke geslacht zal heilig heten voor de Here, 24 en om een offer te brengen overeenkomstig hetgeen in de wet des Heren gezegd is, een paar tortelduiven of twee jonge duiven.

    25 En zie, er was een man te Jeruzalem, wiens naam was Simeon, en deze man was rechtvaardig en vroom, en hij verwachtte de vertroosting van Israël, en de heilige Geest was op hem. 26 En hem was door de heilige Geest een godsspraak gegeven, dat hij de dood niet zou zien, eer hij de Christus des Heren gezien had. 27 En hij kwam door de Geest in de tempel. En toen de ouders het kind Jezus binnenbrachten om met Hem te doen overeenkomstig de gewoonte der wet, 28 nam ook hij het in zijn armen en hij loofde God en zeide:

    29 Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in vrede, naar uw woord, 30 want mijn ogen hebben uw heil gezien, 31 dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken: 32 licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël. 33 En zijn vader en zijn moeder stonden verwonderd over hetgeen van Hem gezegd werd. 34 En Simeon zegende hen en zeide tot Maria, zijn moeder: Zie, deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël en tot een teken, dat weersproken wordt 35 – en door uw eigen ziel zal een zwaard gaan –, opdat de overleggingen uit vele harten openbaar worden. (NBG Vertaling 1951)

     

     

    36 Ook was daar Hanna, een profetes, een dochter van Fanuël, uit de stam Aser. Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met haar man na haar huwelijksdag zeven jaren had geleefd, 37 en nu was zij weduwe, ongeveer vierentachtig jaar oud, en zij diende God onafgebroken in de tempel, met vasten en bidden, nacht en dag. 38 En zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan, en zij loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten.

    39 En toen zij alles volbracht hadden, wat volgens de wet des Heren te doen was, keerden zij terug naar Galilea, naar hun stad Nazareth.

    (NBG Vertaling 1951)

     

    Buiten de priester van dienst (aan wie blijkbaar heel het profetische gebeuren voorbij ging) zorgde de HERE God te Jeruzalem voor twee getuigen: een man en een vrouw, Simeon en Hanna.

    Vers 39 van het hiervoor geciteerde Bijbelgedeelte, leert dat zij na het vervullen van de Wet van Mozes te Jeruzalem, naar huis terugkeerden, naar Nazareth in Galilea. Het is hier in hun huis (Matteüs 2:11) dat de Wijzen uit het Oosten hun opwachting maakten, nadat zij eerder aan het hof van Herodes de Grote, navraag deden. Het was weer ‘de ster van Bethlehem’ die hen naar het huis te Nazareth leidde:

    Matteüs 2:9 En zij, den koning gehoord hebbende, zijn heengereisd; en ziet, de ster, die zij in het oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het Kindeken was.

     

    Daarom meen ik dat Büllinger met zijn concordante Bijbeluitleg gelijk heeft met de ASTERA van Bethlehem als ‘an Act of God’ te zien.

     

    Het is vanuit Nazareth dat Jozef en Maria met hun baby Jezus naar Egypte trokken, na het vertrek van de Wijzen.

    Matteüs 2:13 Toen zij nu vertrokken waren, ziet, de engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, zeggende: Sta op, en neem tot u het Kindeken en Zijn moeder, en vlied in Egypte, en wees aldaar, totdat ik het u zeggen zal; want Herodes zal het Kindeken zoeken, om Hetzelve te doden. 14 Hij dan opgestaan zijnde, nam het Kindeken en Zijn moeder tot zich in den nacht, en vertrok naar Egypte; 15 En was aldaar tot den dood van Herodes; opdat vervuld zou worden hetgeen van den Heere gesproken is door den profeet, zeggende: Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen. (Statenvertaling)

     

     

    Herodes de Grote stierf in maart van het jaar vier v. Chr.

    Het geboortejaar van de Heiland in het jaar vijf v. Chr. heb ik in mijn werk TIJD en TIJDEN, 2005, behandelt in de hoofdstukken: Herodes de Grote, blz. 437 en het hoofdstuk 27/28 AD, een navigatiepunt in de tijd, blz. 443. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    Tot slot wens ik al mijn lezers een gelukkig Nieuw Jaar 2016 AD toe.

     

    De HEERE zegene u, en behoede u in 2016

    De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig in 2016

    De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede in 2016

    (naar Numeri 6:24-27)

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    29-12-2015 om 08:49 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    23-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ADVENT 2015 AD, HIJ KOMT

    Definitie van het woord Advent: (Latijn: Adventus, komst) aanduiding van de komst van de Zoon van God in het vlees, de incarnatie; voorts van Zijn wederkomst ten oordeel in de volheid der tijden.

     

     

    Niet alleen de voorbereidingstijd tot het kerstfeest is volgens de definitie van advent bedoeld, maar ook een leven in de verwachting van de wederkomst van Christus.

    Dit laatste is een verwachting die het traditionele christendom, ook wat er van overblijft in de derde generatie sinds de kerkverlating, niet meer kent. De verwachting van het traditionele christendom is er een van als mens geboren worden, ouder worden, moeten sterven en daarna de hemel (als het goed is), de niet-gelovigen wacht de traditionele hel.

    Dit christendom heeft weinig of geen kennis van de Bijbel. De Bijbel leert nochtans duidelijk en niet mis te verstaan, een wederkomst van Christus. Deze komst heeft Jezus tijdens zijn leven en bediening voorzegt, en werd door de evangelisten zo genoteerd. Onmiddellijk na Zijn hemelvaart wordt dezelfde boodschap herhaald.

    Handelingen 1:6 “Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? 7 Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, 8 maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde. 9 En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen. 10 En toen zij naar de hemel staarden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, 11 die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen (NBG Vertaling 1951)

     

    In het hiervoor geciteerde Schriftgedeelte worden enkele eenvoudige waarheden weergegeven. De verwachting namelijk van het koninkrijk Gods door middel van het derde herstel van Israël, en de wederkomst van Jezus op dezelfde wijze zoals Zijn hemelvaart. Boven Jeruzalem is er voor mensenogen, een onzichtbare deur naar die andere dimensie van waar Jezus op Zijn tijd zal terugkomen. Naar de komst van dit Rijk Gods hebben honderden en honderden miljoenen christenen bijna tweeduizend jaar al sinds 30 AD (dikwijls onwetend) gebeden. Het ‘Onze Vader’ namelijk, zoals het in het evangelie opgetekend staat.

     

     

    Matteüs 6:5 En wanneer gij bidt, zult gij niet zijn als de huichelaars, want zij staan gaarne in de synagogen en op de hoeken der pleinen te bidden, om zich aan de mensen te vertonen. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. 6 Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. 7 En gebruikt bij uw bidden geen omhaal van woorden, zoals de heidenen; want zij menen door hun veelheid van woorden verhoord te zullen worden. 8 Wordt hun dan niet gelijk, want [God] uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt. 9 Bidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; 10 uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. 11 Geef ons heden ons dagelijks brood; 12 en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; 13 en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. [Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.] 14 Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; 15 maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet vergeven. (NBG Vertaling 1951)

     

    Dit beloofde Koninkrijk is komende. Het zal niet tot stand komen door menselijke inzet, maar net zoals bij de wedergeboorte van een mens, zoals beschreven in het evangelie naar Johannes, door God Zelf.

    De verwachting van het komende Godsrijk werd als een gevolg van het uitblijven van de wederkomst van de Messias, door het christendom al vroeg opgegeven. Toen de Romeinse keizer Constantijn zich in de vierde eeuw tot het christendom bekeerde en de kerk van Rome tot staatsgodsdienst verhief, leerde en verwachte men daarna dat het Godsrijk door mensenhanden gebouwd kon worden. De profetische gedeelten van de Bijbel werden als een allegorie uitgelegd en ontdaan van hun letterlijke boodschap. Alle heilsbeloften in de Bijbel die betrekking op het volk Israël hebben, werden op de kerk van nu van toepassing gebracht. De duizend jaar dat satan volgens het Bijbelboek Openbaring, in de toekomst gebonden zou worden, werd niet meer letterlijk genomen maar gezien als een zinnebeeld van de nieuwe tijd die sinds Constantijn baan brak. Dat het sterven, de dood, bleef heersen nam men erbij. In de plaats van de verwachting van de wederkomst van Christus en de daarmee gepaard gaande beloofde opstanding uit de doden, een boodschap waar de apostel Paulus de gelovigen mee troost (2 Thessalonicenzen 4:14-17), kwam de leer van een naar de hemel gaan bij het sterven.

     

    Het christendom is sindsdien ook een pure mannenzaak met rangen en standen, geworden. De gelijkheid van man en vrouw zoals de Bijbel die leert, werd opgegeven en de vrouw gediscrimineerd. Een toestand waar generatie op generatie religieuze vrouwen zichzelf aan onderwierpen, menende, het is Gods wil.

     

     

    De afbeelding komt van een Egyptisch reliëf daterend van de twaalfde dynastie. Het kwam te voorschijn in een graf te Beni Hassan. Het plaatje geeft een Semitische karavaan weer die met handelswaren Egypte binnenkomt. Het is een afbeelding die men in vele Bijbelatlassen, encyclopedieën en dergelijke, tegenkomt. Men heeft hier ten slotte een afbeelding van hoe de aartsvaders er uitgezien hebben. Hun uiterlijk, klederdracht, wapens enzoverder, wat echter moet opvallen, maar nooit met zoveel woorden vermeld wordt, zijn de vrouwen op deze afbeelding. Geen sluier is te bemerken, zelfs geen hoofddoek.

     

    Het Bijbelse koninkrijk van de Bergrede van Jezus zoals in het Mattheüsevangelie geciteerd, is hetzelfde Koninkrijk waar ook gelovige Joden naar uit zien. Want het is hun door de profeten beloofde Messiaanse Vrederijk, dat met de wederkomst van Christus werkelijkheid zal worden. Zij gaan als ‘lo-ammi’ momenteel nog hun eigen weg, maar in de toekomst zal er naar het Profetische Woord, een derde herstel volgen. Dit herstel begint tijdens de komende oordeelstijd met een nieuwe exodus, ditmaal vanuit het land, naar de woestijn. Een woestijn waar de HERE God tot hun hart zal kunnen spreken (Hosea 2:13-14).

     

    De exodus uit Egypte gaat terug tot Pesach 1483 v. Chr. Met Sjavoeot van hetzelfde jaar kregen zij de grondwet van de HERE God, en gingen ze op weg naar het Beloofde Land. Het was het begin van een nieuwe bedeling die eindigde in falen. In mijn studie TIJD en TIJDEN, 2015, heb ik het exodusjaartal van 1483 v. Chr. berekend op basis van de sabbat- en jubeljaartelling. De constructie van Thiele met als resultaat 1447 v. Chr. werd opgegeven. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    We zijn met anno 2015 al 3497 jaar sinds de exodus op de tijdsbalk gevorderd, en de vraag is wanneer de laatste mensengeneratie gaat aantreden die getuige zal zijn van de wederkomst van Christus? Deze komst zal weer gepaard gaan met veel natuurgeweld zoals we dat in de geschiedenis van het oude Israël gezien hebben. Wie van mijn generatie de boeken van wijlen Dr. I. Velikovsky (Werelden in botsing, 1971, en Eeuwen in Chaos, 1977) gelezen heeft, weet dat de Exodus uit Egypte en de daarmee gepaard gaande rampen, van kosmische oorsprong waren. Ook de (weder)komst van de Messias of Christus zal met soortgelijke rampen gepaard gaan.

     

    Lucas 21:25 En er zullen tekenen zijn aan zon en maan en sterren, en op de aarde radeloze angst onder de volken vanwege het bulderen van zee en branding, 26 terwijl de mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen, die over de wereld komen. Want de machten der hemelen zullen wankelen. 27 En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen op een wolk, met grote macht en heerlijkheid. 28 Wanneer deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing genaakt. (NBG Vertaling 1951)

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    23-12-2015 om 13:18 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een mini-archeologische vondst: het zegel van Hizkia

    In het jaar 2009 werd te Jeruzalem aan de voet van de Tempelberg door Israëlische archeologen, verbonden aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem onder leiding van Dr. Eilat Mazar, een klein kleizegel gevonden. De afmetingen zijn 0.97 centimeter maal 0.86 centimeter. De vondst werd pas dit jaar wereldkundig gemaakt. Zie link: http://new.huji.ac.il/en/article/28173

     

     

    A seal impression of King Hezekiah unearthed in the Ophel excavations at the foot of the southern wall of the Temple Mount, conducted by the Hebrew University of Jerusalem’s Institute of Archaeology under the direction of Dr. Eilat Mazar. (Courtesy of Dr. Eilat Mazar; Photo by Ouria Tadmor)

     

    Op het zegel staat een Hebreeuwse tekst met de woorden: ‘behorend aan Hizkia zoon van Achaz’, met daarnaast twee Egyptische symbolen: de zon met twee neerstrekkende vleugels, en aan de rechterkant de bekende Ankh-afbeelding.

    De afbeelding van de zon met de neerstrekkende vleugels wordt door de archeologe, uit Assyrische invloed verklaard. Over het Ankh-teken op het zegel bestaat er geen twijfel, dat is zondermeer Egyptisch.

     

    De Assyrische koning Sanherib verwijst op zijn bekende prisma-stele (heden in het British Museum) naar Hizkia als koning van Juda te Jeruzalem. Een stad die hij bij zijn derde veldtocht belegerde. Met de vermelding van Hizkia op de prisma-stele van de Assyriër Sanherib bezit men hier een zogenaamde buiten-Bijbelse primaire bron naar Hizkia.

     

    Koning Hizkia regeerde van het najaar van 723 v. Chr. tot 694 v. Chr. De gangbaar gehanteerde jaartallen voor Hizkia zijn echter: 715/686 v. Chr. Deze regeerperiode werd door de geleerde Edwin R. Thiele (The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings,1951) uitgedokterd op basis van een verankering van de Bijbels-chronologische gegevens van de koningen van Israël en Juda met die van Assyrië. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, appendix 4 heb ik Thiele ’s wijze van (mis)rekenen uitgelegd. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    In TIJD en TIJDEN, hoofdstuk: Kroniek van koning Hizkia van Juda, blz. 327-330, breng ik een revisie van de regeerperiode van Hizkia aan de hand van de Bijbelse sabbat- en jubeljaren, als ankerjaren op de tijdsbalk. Er bestaat een verschil van acht jaar met de verkregen jaartallen van Thiele, via zijn verankering van Hizkia met Sanherib, op de tijdsbalk.

    Het veertiende regeringsjaar van Hizkia is verbonden met het vijftiende jubeljaar van okt709/sep708 v. Chr. Er waren in totaal dertig jubeljaren vanaf okt1395/sep1394 v. Chr., negenenveertig jaar na de intocht in Kanaän in april 1443 v. Chr., tot het optreden van Jezus Christus in okt27/sep28 AD, het jaar dat Jezus het ‘aangename jaar des HEREN’ (Lucas 4) uitriep en zich als de Messias voor de Joden bekendmaakte.

    De wijze van rekenen met de sabbat- en jubeljaren heb ik van William Whiston (JOSEPHUS Complete Works, Translated by William Whiston, A.M., Appendix Dissertation V) overgenomen. William Whiston (1667/1752) was een Engelse wiskundige, historicus en theoloog. Hij is vooral bekend door zijn vertaling van de werken van Flavius Josephus uit het Grieks naar de Engelse taal. In zijn ‘dissertatie V’ geeft Whiston tien historische verwijzingen naar het houden van sabbat- en jubeljaren door het oude Israël vanuit de Bijbel, de werken van Flavius Josephus en vanuit de apocriefe boeken: 1 en 2 Makkabeeën. Deze verwijzingen vormen als het ware een ketting met vele schakels, waarmee men op de tijdsbalk naar het verleden kan navigeren.

    Aan deze lijst van tien historische verwijzingen voegde ik nog een jaartal toe: het achttiende jubeljaar 562/561 v. Chr. Dit was het eerste regeringsjaar van de Babylonische koning Evil Merodach, wanneer deze heerser koning Jojachin van Juda uit zijn gevangenis in Babylon verloste in het zevenendertigste jaar van diens ballingschap (2 Koningen 27:27).

     

    Het oude Israël heeft zelden het jubeljaargebod gehouden. We kennen het jaar van de aanvang door in de tijd terug te rekenen vanaf de historische vermeldingen van de eerste tot de zesde eeuw voor Christus. Maar daarna vinden we in de Bijbel haast geen verwijzingen naar het houden van Jubeljaren. Er is echter één duidelijke verwijzing naar een Jubeljaar bij de profeet Jesaja:

    Jesaja 37:30 En dit zal u het teken zijn: gij zult dit jaar eten wat vanzelf opkomt en in het tweede jaar wat nawast; maar zaait in het derde jaar en oogst, plant wijngaarden en eet de vrucht daarvan. (NBG Vertaling 1951)

     

     

    Dit vijftiende jubeljaar volgt op het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia van Juda: okt710/sep709 v.Chr., en is op de tijdsbalk verankerd met het jaar 709/708 v. Chr.

    Dit heeft als resultaat dat de val van Samaria in Hizkia ‘s zesde regeringsjaar, op de tijdsbalk in het jaar 717 v.Chr. plaatsvindt, wat dan weer met de chronologische gegevens van Flavius Josephus overeenstemt (Joodse Oudheden, hoofdstuk X, ix.7b). Zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: Voorjaar 717 v. Chr.: de wegvoering van de tien stammen, blz. 312-320.

    Het veertiende regeringsjaar van Hizkia van Juda valt bij Thiele in 701 v. Chr. en dit op basis van zijn verankering van Hizkia met de Assyrische gegevens. Een verschil van acht jaar.

     

    Het jubeljaar van 709/708 v. Chr. in relatie tot de belegering van Jeruzalem door Sanherib, wordt tegenwoordig door weinig onderzoekers (h)erkend, en dit als een gevolg van de seculiere wetenschap: de Assyriologie, waaraan men meer gezag verleend dan aan de Bijbel. Bijna honderd jaar geleden werd de Assyrische koningslijst gepubliceerd. Een koningslijst die de Assyrische koningen opgeeft van de zevende eeuw terug tot ongeveer de negende eeuw voor Christus, met veronderstelde exacte regeerperioden voor de vermelde Assyrische koningen. Men hanteert deze koningslijst alsof er geen namen in zouden ontbreken?

    De regeerperiode van koning Hizkia werd door Thiele in lijn gebracht met de regeerperiode van de Assyrische koningen Sargon II en Sanherib. In vele zogenaamde christelijke naslagwerken en Bijbelatlassen worden de jaartallen van E. Thiele gehanteerd. In mijn boek ‘De Assyriologie herzien’ ga ik hier dieper op in. Zie link: http://www.bol.com/nl/p/de-assyriologie/9200000049946824/

     

    Het publiceren van de vondst uit 2009 van het zegel van Hizkia, deed mij plezier. Vooral de Egyptische/Assyrische symbolen op het zegel hebben mijn interesse. Het past namelijk in mijn reconstructie van de geschiedenis van de oudheid, wat de epoque van Hizkia en zijn vader Achaz betreft. In mijn werk TIJD en TIJDEN, 2015, breng ik een revisie van de Egyptologie, waarbij ik een onderdeel van het werk van Velikovsky aanpas. De Amarna-tijd, door Velikovsky in de negende eeuw v. Chr. op de tijdsbalk geplaatst, schuif ik op de tijdsbalk een eeuw verder tot in de achtste eeuw v. Chr. Het historische kader dat de Bijbel voor deze epoque levert, past in de Amarna-correspondentie.

    De Amarna-tijd was de periode in Egypte van de Aton-ketters met farao Achnaton op kop. In het huidige Amarna in Egypte werd in de vorige eeuw een groot deel van de correspondentie van de vazallen van farao in Klein-Azië, in de vorm van kleitabletten, ontdekt. Belangrijke correspondenten met farao waren Abdi Hiba alias Achaz van Juda, Rib Addi alias Hosea van Israël en Labaja alias Pekah van Israël. Aan deze identificatie gaf ik op dit blog al eerder aandacht. Zie bijvoorbeeld het artikel van 04-02-2015. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1422831600&stopdatum=1423436400

     

    De symbolen op het kleizegel van Hizkia geven een belangrijke hint naar de aanbidding van de zon tijdens de regeerperiode van Achaz en Hizkia in Juda.

     

     

    Het anch-teken dat rechts op het zegel van Hizkia vermeld werd is een van de bekendste Egyptische symbolen uit de oudheid en het vertegenwoordigd in de Egyptische mythologie het leven. Zoals bijvoorbeeld in de naam Toet-anch-aton: ‘levend evenbeeld van Aton’. De hiëroglief in deze vorm betekent 'leven'. De Aton-schijf werd in Egypte afgebeeld met vele neergaande stralen die ieder in een handje eindigden. Er zijn meerdere afbeeldingen van Achnaton en zijn opvolgers Smenkhkare en Toetanchat(m)on waarop dit te zien is. De ‘anch’ symboliseerde levensenergie. Over de ketter-farao Achnaton schreef ik recent nog een artikel op 20-10-2015 dit blog: Anysis, de blinde farao uit de gelijknamige stad Anysis, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1445205600&stopdatum=1445810400

     

    Het andere symbool van op het zegel van Hizkia is ‘de zon met twee neerstrekkende vleugels’. Dit symbool is eveneens met de Aton-aanbidding verbonden, en niet exclusief Assyrisch. We moeten ook bedenken dat alle religieuze symbolen uiteindelijk teruggaan naar het oude Babylon, naar de tijd van Nimrod en de eerste rebellie na de Grote Vloed. Zie het artikel op blog van 06-10-2015, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1443996000&stopdatum=1444600800

     

    Ook in het oude Egypte vinden we afbeeldingen terug, van de zon met neerstrekkende vleugels.

     

     

    In Egypte zou generaal Horemheb, die door de Assyriërs in 671 v. Chr. als farao aangesteld werd, een beeldenstorm tegen de Aton-verering ontketenen. Hij is verantwoordelijk voor de ‘damnatio memoriae’ in Egypte, wat deze periode betreft.

     

    De verering van de zon zou in Juda nog een tijd aanhouden en pas ten tijde van koning Josia (640/609 v. Chr.), door hem uit het land verwijderd worden (2 Koningen 23:5-11).

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    15-12-2015 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boek: De Assyriologie herzien
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Geachte lezer(es),

    Mijn boek ‘De Assyriologie herzien’ van anno 2012 is opnieuw beschikbaar. Zie link: http://www.bol.com/nl/p/de-assyriologie/9200000049946824/


    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    09-12-2015 om 19:35 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KRONIEK VAN KONING ACHAB VAN ISRAEL

    1 Koningen 16:29 Achab, de zoon van Omri, werd koning over Israël in het achtendertigste jaar van Asa, de koning van Juda. En Achab, de zoon van Omri, regeerde te Samaria tweeëntwintig jaar over Israël. 30 Achab, de zoon van Omri, deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, meer dan allen die vóór hem geweest waren. 31 Het minst erge was, dat hij wandelde in de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, maar hij nam tot vrouw Izebel, de dochter van Etbaäl, de koning der Sidoniërs, en ging de Baäl dienen en zich voor hem neerbuigen. 32 Vervolgens richtte hij voor de Baäl een altaar op in het huis van de Baäl, dat hij te Samaria gebouwd had. 33 Verder maakte Achab de gewijde paal; en Achab ging voort met zó te handelen, dat hij de HERE, de God van Israël, meer krenkte dan alle koningen van Israël die vóór hem geweest waren. (NBG Vertaling 1951)

     

     

    Onze aandacht in dit artikel, gaat uitsluitend naar chronologie.

    De bekende koning Achab van Israël, de zoon van Omri, werd koning in het achtendertigste regeringsjaar van koning Asa van Juda of het tweestammenrijk. Op onze bijgevoegde tijdsbalk merken we dat Achab de scepter van zijn vader overnam in de zomer van het jaar 909 v. Chr., en volgens het Bijbelboek 1 Koningen hoofdstuk 16 regeerde hij daarop voor een periode van tweeëntwintig jaar.

    De regeerperiode en verankering op de tijdsbalk van Asa van Juda heb ik in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 225-228 uitgewerkt. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De gangbare jaartallen voor Achab zijn: 874/853 v. Chr. Deze regeerperiode werd door de geleerde Edwin R. Thiele (The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings,1951) uitgedokterd op basis van een verankering van de Bijbels-chronologische gegevens van de koningen van Israël en Juda met die van Assyrië. In mijn boek TIJD en TIJDEN, appendix 4 heb ik Thiele ’s wijze van (mis)rekenen uitgelegd. Zie ook de aflevering op dit blog over Omri, de vader van Achab. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2809256

     

    Het eerste regeringsjaar van Achab liep van de zomer van 909 v. Chr. tot de lente van 908 v. Chr., wat een fractie van een jaar was aangezien zijn vader Omri in het achtendertigste jaar van Asa (okt910/sep909 v. Chr.) stierf waarna Achab in hetzelfde jaar, de kroon overnam. Het tweede regeringsjaar van Achab liep van apr/908 tot mrt 907 v. Chr., enzoverder. Dit past volkomen met de verankering van de regeerperiode van de koningen van Juda. Want Asa van Juda sterft in het vierde jaar van Achab in 906 v. Chr. waarna Josafat in Juda de scepter van zijn vader Asa overneemt.

     

     

    Op het bijgevoegde schema merken we dat het jaar okt905/sep904 v. Chr. een jubeljaar was. In Juda, ten tijde van de regeerperiode van koning Josafat zal het jubeljaar hoogstwaarschijnlijk toen in acht genomen zijn. In het tienstammenrijk echter niet. In het Bijbelgedeelte van 1 Koningen 16:29-33 waar we dit artikel mee begonnen zijn, staat geschreven dat Achab deed wat kwaad was in de ogen des HEREN’. In de door zijn vader Omri nieuw gebouwde hoofdstadvesting: Samaria, bouwde Achab bovendien een tempel voor de god Baäl, en richtte voor deze afgod een altaar op. Maar het meest erge dat Achab volgens het Bijbelgedeelte deed, was zijn huwelijk met Izebel, de dochter van Etbaäl, de koning der Sidoniërs.

    Op de bijgevoegde schema ’s heb ik de regeerperiode van koning Ethbaäl of Ithobalus vermeld: voorjaar913 tot voorjaar 881 v. Chr. In mijn werk TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk 860 v. Chr.: het jaartal van de stichting van Carthago – blz. 257-263, breng ik een nieuwe chronologie van de koningen van Fenicië op basis van de werken van Flavius Josephus en de Bijbel in verbinding met de sabbat- en jubeljaar-telling volgens William Whiston.

    Het huwelijk van Achab met Izebel, de dochter van de koning van Sidon, past chronologisch met de regeerperiode die Ithobalus op de tijdsbalk krijgt.

     

    Het volgende feit dat we op de tijdsbalk plaatsen is de driejarige hongersnood die door de profeet Elia aan Achab aangekondigd werd.

    1 Koningen 17:1 Toen zeide de Tisbiet Elia, uit Tisbe in Gilead, tot Achab: Zo waar de HERE, de God van Israël, leeft, in wiens dienst ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen zijn, tenzij dan op mijn woord.

     

    Voor een periode van drie-plus jaren (1 Koningen 18:1) zou de hongersnood Israël en de buurlanden teisteren. In het Nieuwe Testament verwijst de Heer Jezus Christus naar dezelfde hongersnood en vermeldt de duur van de hongersnood voor een periode van exact drie jaar en zes maanden.

    Lucas 4:25 Doch Ik zeg u naar waarheid, er waren vele weduwen in de dagen van Elia in Israël, toen de hemel drie jaren en zes maanden lang gesloten bleef en er grote hongersnood was over het gehele land, 26 en tot geen van haar werd Elia gezonden, doch wel naar Sarepta, bij Sidon, tot een vrouw, die weduwe was. (NBG Vertaling 1951)

     

    De Seder Olam plaatst het begin van de grote hongersnood in het dertiende regeringsjaar van koning Achab, negen jaar voor zijn dood in de slag bij Ramot Gilead tegen de Arameeërs. Op mijn tijdsbalk heb ik aldus de hongersnoodperiode geplaatst vanaf het najaar van 897 v. Chr. tot het voorjaar van 893 v. Chr.

    Aan het begin van de hongersnoodperiode vertoeft de profeet Elia volgens 1 Koningen 17:2-24, in de woestijn nabij een beek die in de Jordaan uitmondt, met raven die hem van Godswege ’s morgens en ’s avonds van voedsel voorzien. Maar na een tijd droogt als een gevolg van het ophouden van de vroege en late regen, de beek op en wordt Elia daarop naar Fenicië geleid (1 Koningen 17:8) naar het huis van een weduwe die voor hem zorgt.

    In het derde jaar van de hongersnood krijgt de profeet Elia daar het Woord des HEREN met de opdracht naar Achab te gaan.

    1 Koningen 18:1 Toen er geruime tijd verstreken was, kwam in het derde jaar het woord des HEREN tot Elia: Ga heen, vertoon u aan Achab, want Ik wil regen op de aardbodem geven. 2 En Elia ging heen om zich aan Achab te vertonen. De honger nu was sterk in Samaria.

     

    Wat volgt in het Bijbelboek 1 Koningen hoofdstuk 18, is de confrontatie van de profeet Elia met de priesters van de god Baäl op de berg Karmel. Deze geschiedenis zit op de tijdsbalk verankerd in het voorjaar van 893 v. Chr.

    1 Koningen 18:36 Op de tijd nu, dat men het avondoffer brengt, trad de profeet Elia naar voren en zeide: HERE, God van Abraham, Isaak en Israël, heden moge bekend worden, dat Gij God zijt in Israël, en dat ik uw knecht ben, en op uw bevel al deze dingen doe. 37 Antwoord mij, HERE, antwoord mij, opdat dit volk wete, dat Gij, HERE, God zijt, en dat Gij hun hart weer terugneigt. 38 Toen schoot het vuur des HEREN neer en verteerde het brandoffer, het hout, de stenen en de aarde, en lekte het water in de groeve op. 39 Toen het gehele volk dat zag, wierpen zij zich op hun aangezicht en zeiden: De HERE, die is God! De HERE, die is God! 40 Daarop zeide Elia tot hen: Grijpt de profeten van de Baäl, laat niemand van hen ontkomen. Zij grepen hen, en Elia voerde hen naar de beek Kison en liet hen daar slachten.

     

    Nadat Izebel, de Fenicische vrouw van Achab, het bericht van de dood van de priesters van de Baäl vernam, zweert zij Elia te laten doden. Deze geschiedenis vinden we in het negentiende hoofdstuk van het Bijbelboek 1 Koningen, beschreven. De profeet Elia vlucht voor zijn leven naar Berseba in Juda en vervolgens naar de berg Gods, een tocht voor hem van veertig dagen.

    Indien de gebeurtenissen op de Karmel tijdens de Pesach-week geschiedden zal Elia ‘ongeveer’ rond Sjavoeot aan de berg Gods gearriveerd zijn.

    De juiste ligging van de berg Gods in Arabië heb ik in mijn werk ‘TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 113-120, beschreven. De berg Gods wordt hier geïdentificeerd met de berg Jabal al Lawz in Saoedi-Arabië.

     

     

    Aan de berg Gods krijgt Elia opnieuw een Woord des HEREN met de opdracht naar Israël terug te keren via de woestijn van Damascus, en daar Hazaël tot koning over Aram te zalven, vervolgens Jehu in Israël tot koning te zalven en als derde opdracht, Elisa, de zoon van Safat, uit Abel-Mechola, tot profeet in zijn plaats te zalven:

    1 Koningen 19:15 Daarop zeide de HERE tot hem: Keer op uw schreden terug, naar de woestijn van Damascus, en als gij daar gekomen zijt, dan zult gij Hazaël zalven tot koning over Aram. 16 Voorts zult gij Jehu, de zoon van Nimsi, zalven tot koning over Israël; en Elisa, de zoon van Safat, uit Abel-Mechola, zult gij zalven tot profeet in uw plaats. 17 Wie dan aan het zwaard van Hazaël ontkomt, hem zal Jehu doden; en wie aan het zwaard van Jehu ontkomt, hem zal Elisa doden. 18 Doch Ik zal in Israël zevenduizend overlaten, alle knieën die zich niet gebogen hebben voor de Baäl, en elke mond die hem niet gekust heeft.

     

    Het uitvoeren van deze drie opdrachten plaatsen we in het najaar van 893 v. Chr.

    Het volgende hoofdstuk 20 in het Bijbelboek 1 Koningen verhaalt de invasie van Israël door de koning van Aram: Benhadad.

    1 Koningen 20:1 Benhadad nu, de koning van Aram, verzamelde zijn gehele leger, en tweeëndertig koningen waren met hem, tezamen met paarden en wagens. Toen trok hij op, sloeg het beleg voor Samaria en streed tegen haar. 2 En hij zond boden naar de stad tot Achab, de koning van Israël, 3 en liet hem zeggen: Zo zegt Benhadad: uw zilver en uw goud, dat is van mij, en uw mooiste vrouwen en kinderen, die zijn van mij.

     

    De beschreven invasie van 1 Koningen 20:1-21, zit op de tijdsbalk verankerd in het voorjaar van 892 v. Chr. Na het afslaan en achtervolgen van het Aramese leger van Benhadad is er een woord van de profeet aan Achab, dat de koning van Aram het volgende jaar opnieuw zou binnenvallen.

    1 Koningen 20:26 In het volgende jaar monsterde Benhadad Aram en trok op naar Afek ten strijde tegen Israël. 27 De Israëlieten werden ook gemonsterd en van voedsel voorzien, en trokken hun tegemoet. Daarna legerden de Israëlieten zich tegenover hen als twee kudden geiten, terwijl de Arameeërs het land vulden.

     

     

    De slag bij Afek dateren we in 891 v. Chr. Deze oorlog staat beschreven in het Bijbelboek 1 Koningen hoofdstuk 20:26-43. De Arameeërs worden opnieuw door Achab verslagen. Te Afek geeft Benhadad zich aan Achab over. Achab van Israël spaart echter zijn leven en sluit tot zijn eigen oordeel, een verbond met Benhadad;

    1 Koningen 20:42 En hij (de profeet) zeide tot hem: Zo zegt de HERE: omdat gij de man die onder mijn ban staat, uit uw hand hebt laten gaan, zal uw leven in de plaats van het zijne wezen, en uw volk in de plaats van zijn volk. 43 Toen ging de koning van Israël gemelijk en toornig naar zijn huis en kwam te Samaria.

     

    1 Koningen 21:1 Hierna gebeurde het volgende. De Jizreëliet Nabot had een wijngaard, te Jizreël gelegen naast het paleis van Achab, de koning van Samaria. 2 En Achab sprak tot Nabot: Geef mij toch uw wijngaard, opdat hij mij tot moestuin zij, want hij ligt vlak naast mijn huis; dan zal ik u een betere wijngaard daarvoor in de plaats geven, of, indien gij dit liever hebt, wil ik u het geld van de koopprijs geven. 3 Doch Nabot zeide tot Achab: Daarvoor beware mij de HERE, dat ik de erfenis van mijn vaderen aan u zou geven.

     

    De bekende geschiedenis (1 Koningen 21:1-29) van de wijngaard van de Jizreëliet Nabot die Achab begeerde, plaatsen we in hetzelfde jaar, na de slag bij Afek in 891 v. Chr.

     

    Het verbond tussen Israël en Aram zou drie jaar standhouden. Dat lezen we in het volgende hoofdstuk van het Bijbelboek 1 Koningen:

    1 Koningen 22:1 Nadat men drie jaar stilgezeten had, zonder oorlog tussen Aram en Israël, 2 gebeurde het in het derde jaar, dat Josafat, de koning van Juda, tot de koning van Israël kwam. 3 En de koning van Israël zeide tot zijn dienaren: Weet gij wel, dat Ramot in Gilead aan ons behoort? En wij zijn nalatig om het uit de macht van de koning van Aram terug te nemen. 4 Tot Josafat zeide hij: Gaat gij met mij ten strijde tegen Ramot in Gilead? En Josafat zeide tot de koning van Israël: Ik ben als gij, mijn volk is als uw volk, mijn paarden zijn als uw paarden.

     

    De hier beschreven feiten laten zich op de tijdsbalk eenvoudig invullen. Met de slag bij Afek in het jaar 891 v. Chr. volgden daarop drie jaar (en/of fracties daarvan) zonder oorlog tussen Israël en Aram: 890/889 en 888 v. Chr. In het derde jaar 888 v. Chr. en tevens het tweeëntwintigste en laatste regeringsjaar van Achab vindt de strijd om Ramot in Gilead plaats. Het is in deze strijd dat Achab aan zijn smadelijk einde komt zoals beschreven in 1 Koningen 22:1-38.

     

    1 Koningen 22:39 Het overige van de geschiedenis van Achab en alles wat hij gedaan heeft, het ivoren huis dat hij gebouwd heeft, en al de steden die hij gebouwd heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël? 40 En Achab ging bij zijn vaderen te ruste en zijn zoon Achazja werd koning in zijn plaats.

     

    De zoon en opvolger van Achab: Ahazia (of Achazja) was al als co-regent van Achab aan gesteld. Hij werd namelijk koning in het zeventiende regeringsjaar (okt889/sep888 v. Chr.) van Josafat van Juda.

    1 Koningen 22:52 Achazja, de zoon van Achab, werd koning over Israël te Samaria in het zeventiende jaar van Josafat, de koning van Juda, en hij regeerde twee jaar over Israël. 53 En hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, en wandelde in de weg van zijn vader en in de weg van zijn moeder en in de weg van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël deed zondigen. 54 Hij diende de Baäl en boog zich voor hem neer, en krenkte de HERE, de God van Israël, geheel zoals zijn vader gedaan had.

     

    Vermoedelijk werd Ahazia als co-regent aangesteld in de aanloop naar de slag bij Ramot-Gilead. Wat niet onlogisch is wanneer we bedenken dat Achab deze strijd niet overleefd heeft.

     

    Dit artikel begon ik met het verwijzen naar ‘de bekende’ koning Achab van Israël dat voor Bijbellezers uiteraard vanzelfsprekend is. Met ‘bekend’ bedoel ik dat we wat Achab betreft, een buiten-Bijbelse verwijzing hebben. Hij wordt namelijk in de Assyrische annalen van Salmaneser III, de koning van Assur vermeld. In zijn zesde regeringsjaar streed Salmaneser III tegen een coalitie van Klein-Aziatische koninkrijken te Karkar.

     

     

    Ik vernietigde en verbrandde de stad Karkar, de koninklijke stad. (1) 1,200 wagens, 1,200 cavalerie, en 20,000 soldaten van Hadad-Ezer ("Arad-idri") van Damascus; (2) 700 wagens, 700 cavalerie, en 10,000 soldaten van Irhuleni, de Hamathiet; (3)2,000 wagens en 10,000 soldaten van Achab, de Israëliet; (4) 500 soldaten van Byblos; (5) 1,000 soldaten van Kur-mus-us-ra–a-a (Egypte?); (6) 10 wagens en 10,000 soldaten uit het land van Irqanatu; (7) 200 soldaten uit Matinu-Ba'al van de stad Arvad; (8) 200 soldaten uit het land van Usanat; (9) 30 wagens van Adon-Ba'al uit het land  Šianu; (10) 1,000 dromedarissen van Gindibu uit Arabië;... (11) Honderden soldaten van Ba'asa uit Bit-Ruhubi, de Ammoniet. Deze twaalf (?) koningen nam hij als geallieerden. Zij streden tegen mij.

    (DE KARKAR-STELE VAN SALMANESER III)

     

    De Bijbel zwijgt over deze veldslag. Wanneer we de slag bij Karkar vanuit de Bijbel willen dateren komen chronologisch gezien, alleen de drie jaren van bondgenootschap tussen Achab en Benhadad in aanmerking: 890/889 en 888 v. Chr.

     

    De orthodoxe Assyriologie heeft de slag bij Karkar gedateerd in 853 v. Chr., een verschil van ruim vijfendertig jaar. Zij werken vanaf hun ankerpunt 763 v. Chr. met een genoteerde zonsverduistering over Nineveh in de Eponiemlijsten, terug de tijd in. De eponiemlijsten zijn lijsten waarvan men veronderstelt dat ze per jaar de naam van een Assyrische ambtenaar of ‘eponiem’ met een bepaalde gebeurtenis verbinden. De slag bij Karkar wordt gedateerd in 853 v. Chr., door 90 jaar of 90 namen vanaf 763 v. Chr. terug te rekenen. Zij gaan er van uit dat in de Assyrische koningslijsten geen namen ontbreken en dat het jaartal 853 v. Chr. op de tijdsbalk absoluut vast verankerd is.

    Wie de Assyrische koningslijst echter met de Bijbel vergelijkt weet dat er wel degelijk namen in de Assyrische lijst ontbreken. De koning van Assyrië bijvoorbeeld, die zich op de prediking van de Hebreeuwse profeet Jona te Nineveh, tot de God van Israël keerde voor uitkomst, werd niet in de koningslijst vermeld. De Bijbelse Assyrische koningen Pul en Tiglath Pileser zijn volgens de grondtekst van de Bijbel, zoals correct vertaald in de Statenvertaling, twee verschillende personen en niet één en dezelfde zoals de Assyriologie beweerd.

    Ook de Bijbelse koning Jareb van Assyrië, door de profeet Hosea vermeld, ontbreekt in de Assyrische koningslijst. Voldoende redenen om de chronologie van de Assyrische koningen in vraag te brengen.

     

    De Bijbelse archeoloog en geleerde Edwin R. Thiele (1895/1986) deed niettemin een knieval naar de Assyriologie toe, en dokterde een aangepaste chronologie van de koningen van Juda en Israël uit, die recht deed aan het Assyrische model. Zijn werk “The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings” wordt tegenwoordig algemeen beschouwd als de definitieve Bijbelse chronologie en vindt men in menig Bijbel-atlas en/of naslagwerk terug.

    Thiele verkorte de regeringsduur van een aantal koningen van Juda en Israël om deze te laten passen in het Assyrische tijdskader. Met het inkorten van sommige regeerperioden van Israëlitische koningen verdedigde hij de zogenaamde ‘dual dating’ en paste het enkele malen toe, ook daar waar de Bijbel niet expliciet duidelijk over is.

    Om de val van Samaria, in het negende regeringsjaar van Hosea, (in de Bijbel contemporain met het zesde regeringsjaar van Hizkia van Juda), te laten passen met de Assyrische gegevens betreffende Sargon II, verkondigde hij dat de Bijbelse gegevens van 2 Koningen hoofdstukken 17 en 18 foutief waren, als laat en kunstmatig aan de Bijbel toegevoegd. In mijn werk ‘De Assyriologie, 2012’ (zie link: http://www.bol.com/nl/p/de-assyriologie/9200000049946824/)

    toon ik aan dat als een gevolg van Thiele ’s verkorten van de regeerperioden van de koningen van Juda en Israël, er een verschil van minstens acht jaar tot 35 jaar bestaat, tussen de normale regeringsperiodes van de koningen van Juda en Israël en de nu algemeen aanvaarde revisie van Thiele.

    Het zijn echter de Assyrische gegevens die dienen aangepast te worden en niet andersom.

     

    Het leger van Achab dat aan de slag bij Karkar deelnam, wordt door Salmaneser III op zijn Karkar-stele als gigantisch weergegeven: tweeduizend strijdwagens namelijk. Dit aantal is sterk overdreven en is vermoedelijk door de Assyriërs aangedikt om hun overwinning extra in de verf te zetten. Ik meen dat ongeveer honderdvijftig wagens en driehonderd paarden realistischer is, het aantal namelijk dat in Megiddo in de door Salomo aangelegde wagenpaardenstallen kon ondergebracht worden.

    Betreffende de archeologische vondsten te Megiddo merken we het gezag dat de wetenschap der Assyriologie heeft. Alhoewel de Bijbel het bouwen van de citadel van Megiddo met zijn wagen- en paardenstallen aan Salomo toeschrijft, wordt dit door de orthodoxie afgewezen en gekozen voor de tijdsperiode van Achab, en dit op basis van de Assyrische vermelding over de sterkte van het leger van Achab. Salomo en zijn in de Bijbel beschreven bouwactiviteiten zouden mythe zijn maar de sterk overdreven legersterkte van Achab zou op basis van de Assyrische annalen dienaangaande een historisch feit zijn? Zie ook het artikel op dit blog van 01-12-2015, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2818521

     

    Het gereviseerde jaartal voor de slag bij Karkar is 889 v. Chr.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    08-12-2015 om 09:37 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    01-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Mythische Rijk van Salomo?

    Er zijn heel wat seculiere onderzoekers die het in de Bijbel beschreven Rijk van Salomo en zijn beschreven bouwwerken tot mythe verklaren. Men zou in de archeologische stratum waar volgens hen Salomo te zoeken is, niets van zijn beschreven bouwwerken vinden?

    De reden hiertoe is de gehanteerde dateringsmethode voor de stratum in Israël. Deze aardlagen worden namelijk gedateerd aan de hand van de orthodoxe Egyptologie. In grote lijnen worden de verschillende lagen van de onderzochte stedenheuvels in Israël als volgt gedateerd:

    VROEG BRONS          3000/1900 v. Chr.

    MIDDEN BRONS        1900/1550

    LAAT BRONS              1550/1200

    IJZER I                         1200/930

    IJZER II                       930/586

     

    Koning Salomo regeerde rond 1000 v. Chr. en aldus wordt Salomo en zijn in de Bijbel beschreven bouwwerken in het IJzer tijdperk gedateerd. In de niveaus van het IJzertijdperk is er echter in Israël weinig of niets terug te vinden, dat getuigt van de vele bouwwerken van Salomo, zoals de Bijbel deze uitvoerig beschrijft. Daarom wordt het Rijk van Salomo door vele historici (terecht?) tot mythe verklaard. Zij nemen aan dat Jeruzalem in Davids en Salomo ’s tijd niet meer dan een dorp op een heuvelrug, zonder stadsmuren, was. De Bijbelse verhalen over de eerste koningen, die volgens hen pas ten tijde van de Babylonische Ballingschap werden geschreven, zijn dan ook aangedikt, overdreven.

     

    Er zijn echter heel wat theologen die geloven dat de koninkrijken van David en Salomo wel degelijk echt bestonden. Deze godgeleerden halen ter staving dat de Bijbelcritici de bal misslaan, al het schaarse bewijsmateriaal dat voor handen is, aan. Zij doen dit echter vanuit het oogpunt dat de wetenschap van de orthodoxe Egyptologie het bij het rechte eind heeft, en dat hun datering van het IJzertijdperk in Israël ten tijde van Salomo, als een gevolg van hun (foutieve) dateringsmethode, correct is.

    Het is echter pas wanneer men de orthodoxe Egyptologie en haar dateringsmethode afwijst en men de nieuwe tijdsdatering van het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid invoert, dat de bouwwerken van Salomo te voorschijn komen. Hierna het gereviseerde schema met in de rechterkolom de correcte jaartallen voor de aardlagen:

                                          v. Chr.:                         v. Chr.:

    VROEG BRONS          3000/1900                1889/1443

    MIDDEN BRONS        1900/1550                   1443/1000

    LAAT BRONS           1550/1200                  1000/860

    IJZER I                         1200/  930                              860/709

    IJZER II                         930/586                       709/586

     

    De era van Salomo hoort volgens het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid thuis in het Laat Brons tijdperk. Vooral te Megiddo werkt de herziening van de datering van de verschillende niveaus voor archeologen openbarend, en worden de bouwwerken van Salomo herkend.

     

     

    In het gereviseerde model gaat LAAT BRONS van ongeveer 1000 v. Chr. tot 860 v. Chr. In dit laatste jaar trof een mega-natuurcatastrofe de oude wereld wat voor een breuklijn zorgde. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 257-263. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

    Vanaf het jaar 860 v. Chr. tot het jaar 709 v. Chr. plaatst men nu het IJzertijdperk I, en het IJzer II-tijdperk loopt vervolgens van 709 v. Chr. tot 586 v. Chr. Het was een periode ook met een cyclus van mega-natuurcatastrofes die de aarde met intervallen van 54 jaar en zes maanden getroffen had.

    Het was ook een periode geweest dat de Assyriërs ten tijde van hun koningen Tiglath Pileser III, Salmaneser V, Sargon II en Sanherib haast jaarlijks campagnes naar het westen van Klein-Azië uitvoerden, wat iedere keer met de nodige vernielingen gepaard ging. Dat is dan ook het beeld dat in de archeologische lagen dienaangaande in Israël voorkomt. Wanneer men in deze aardlagen Salomo moet zoeken krijgt men inderdaad een vals beeld en zal men snel verklaren dat de Bijbelse berichten betreffende de bouwwerken van Salomo niet kloppen.

    Het feit dat seculiere wetenschappers het rijk van Salomo via de plaatsing ervan in het IJzertijdperk, tot mythe verklaren heeft dus niet altijd met onwil te maken, maar alleen met het feit dat de aardlagen verkeerd gedateerd werden en als een gevolg daarvan zijn de bouwwerken van Salomo in de verkeerde archeologische aardlaag onvindbaar (op een paar potscherven na).

     

     

    Op dit blog bracht ik eerder de studie van Dr. John J. Bimson onder de aandacht, een archeoloog die zowel met de spade als met de Bijbel te werk gaat. Zie link van 18-11-2014: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1416178800&stopdatum=1416783600

     

    Een voorbeeld van het niet herkennen van Salomo ’s bouwwerken zijn de door de archeologie blootgelegde paardenstallen te Megiddo. De Bijbel verhaalt het bouwen van Megiddo:

    1 Koningen 9: 15 Zo stond het nu met de lichting voor de herendienst, die koning Salomo deed opkomen om het huis des Heren, zijn eigen huis, de Millo, de muur van Jeruzalem, Hasor, Megiddo en Gezer te bouwen. 16Farao, de koning van Egypte, was opgetrokken, had Gezer ingenomen en met vuur verbrand en de Kanaänieten die in de stad woonden, gedood, waarna hij haar als bruidsschat schonk aan zijn dochter, de vrouw van Salomo. 17En Salomo versterkte Gezer, Laag-Bet-Choron, 18Baälat, Tamar in de woestijn, [in het land], 19 en al de voorraadsteden die Salomo had, de wagensteden, de ruitersteden en hetgeen Salomo begeerde te bouwen in Jeruzalem, op de Libanon en in heel het land zijner heerschappij. (NBG Vertaling 1951)

     

    De Bijbel heeft het over de wagensteden en de ruitersteden die Salomo bouwde. Een totaal van veertienhonderd (1400) wagens en twaalfduizend ruiters wordt in 1 Koningen 10:26 vermeld.

    1 Koningen 10:26Voorts bracht Salomo wagens en ruiters bijeen, zodat hij veertienhonderd wagens had en twaalfduizend ruiters, en hij legde ze in de wagensteden en bij de koning te Jeruzalem. (NBG Vertaling 1951)

     

    Archeologen hebben in Megiddo anno 1925 in stratum IV, de resten van de stallen van Salomo blootgelegd. Men berekende dat er te Megiddo plaats was voor 450 paarden en 150 wagens. De ingenieuze inrichting der stallen wekte de bewondering van de archeologen die toen voor het eerst daar aan het werk gingen. Langwerpige stallen zijn te voorschijn gekomen die gegroepeerd rond een binnenplaats liggen. De vloer bestaat uit gestampte kalkmortel en door het midden van elke stal loopt een drie meter brede gang. Afgeruwd plaveisel verhinderde het uitglijden van de paarden. Verder werden duidelijk herkenbare voederbakken en watergoten gevonden.

     

     

    De in de Bijbel beschreven paardenstallen van Salomo blijken grote hallen geweest te zijn, waarvan de daken op stenen pilaren rustten. Deze pilaren zijn duidelijk op de foto te zien. De eerste conclusie van de archeologen van anno 1925 was dan ook dat de blootgelegde installaties in stratum IV niets anders dan de paardenstallen van Salomo konden voorstellen.

     

    Later werd hun conclusie door andere onderzoekers in twijfel getrokken. Het stratum IV waar de stallen ontdekt werden bevind zich volgens de conventionele (foutieve) tijdsindeling in de tijd van Achab, in het IJzer II tijdperk. De blootgelegde gebouwen worden sindsdien in verschillende naslagwerken door zogenaamde experten als voorraadgebouwen beschreven.

     

    Op de dag dat Bijbelse chronologie en archeologie met elkaar in overeenstemming zullen zijn, zal het duidelijk zijn wiens bouwwerk het is: dat van Salomo of van Achab. De sleutel is het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid met Egypte op kop.

    Het gezond verstand dwingt ons om in dit bouwwerk een van de in de Bijbel beschreven wagensteden van Salomo te herkennen.

     

    In mijn werk TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de geschiedenis van de geschiedenis, blz. 27-42, breng ik een volledige herziening van de Egyptische dynastieën op de tijdsbalk.

     

     

    Wordt vervolgd….

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    01-12-2015 om 08:26 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Bijbelse Edomiet Hadad in Egypte aan het hof van farao

    1 Koningen 11:14 En de HERE deed een tegenstander tegen Salomo opstaan, de Edomiet Hadad; deze was van het koninklijk geslacht in Edom. 15 Toen namelijk David met Edom bezig was, en de legeroverste Joab optrok om de gevallenen te begraven, en hij ieder doodde, die van het mannelijk geslacht was in Edom – 16 want zes maanden was Joab daar gebleven met geheel Israël, totdat men ieder die van het mannelijk geslacht was, uitgeroeid had in Edom – 17 toen vluchtte Hadad, en met hem enige Edomitische mannen, hovelingen van zijn vader, om naar Egypte uit te wijken; en Hadad was nog zeer jong.

     

     

    18 Zij maakten zich op uit Midjan en kwamen in Paran, en zij namen uit Paran enige mannen met zich en kwamen in Egypte, tot Farao, de koning van Egypte; deze gaf hem een huis, zeide hem brood toe en schonk hem land. 19 En Hadad won zozeer de genegenheid van Farao, dat deze hem de zuster van zijn vrouw, de zuster van Tachpenes, de gebiedster, tot vrouw gaf. 20 En de zuster van Tachpenes baarde hem zijn zoon Genubat, en Tachpenes speende hem in Farao’s huis, zodat Genubat in Farao’s huis tot Farao’s zonen behoorde. 21 Toen Hadad in Egypte hoorde, dat David bij zijn vaderen te ruste gegaan was, en de legeroverste Joab gestorven was, zeide Hadad tot Farao: Sta mij toe, dat ik naar mijn land ga. 22 Doch Farao vroeg hem: Maar wat ontbreekt u dan bij mij, dat gij opeens begeert naar uw land te gaan? En hij antwoordde: Niets, laat mij nochtans gaan. (NBG Vertaling 1951)

     

    Het geciteerde Bijbelgedeelte gaat over een tegenstander van koning Salomo van Israël: de Edomiet Hadad.

    Hadad was nog een kind toen hij begeleid door een aantal dienaars van zijn vader, voor koning David en diens bezetting van Edom, naar Egypte vluchtte. De legeroverste van David, generaal Joab, had in zes maanden tijd de mannelijke bevolking van Edom uitgeroeid.

    De reisroute van Hadad vanuit Edom naar Egypte, wordt in het Bijbelbericht ook opgegeven. Eerst ging het naar Midian in het zuiden, en vervolgens via Paran naar Egypte. Het land Midian situeert zich op de landkaart van de oudheid, zuidelijk van Edom. De Griekse Septuagintvertaling van de Bijbel uit de derde eeuw v. Chr., voegt aan het Bijbelgedeelte de stad van Midian toe: Madiam. Deze plaats lag aan de Rode Zee (zie kaart hierboven).

    LXX 3 Kings,

    Chapter 11:14 And the Lord raised up and enemy to Solomon, Ader the Idumaean, and Esrom son of Eliadae who dwelt in Raama, and Adadezer king of Suba his master; (and men gathered to him, and he was head of the conspiracy, and he seized on Damasec,)and they were adversaries to Israel all the days of Solomon: and Ader the Idumaean was of the seed royal in Idumaea. 15 And it happened, that while David was utterly destroying Edom, while Joab captain of the host was going to bury the dead, when they slew every male in Idumaea; 16 (for Joab and all Israel abode there six months in Idumaea, until he utterly destroyed every male in Idumaea;) 17 that Ader ran away, he and all the Idumaeans of the servants of his father with him; and they went into Egypt; and Ader was then a little child. 18 And there rise up men out of the city of Madiam, and they come to Pharan, and take men with them, and come to Pharao king of Egypt: and Ader went in to Pharao, and he gave him a house, and appointed him provision. 19 And Ader found great favour in the sight of Pharao, and he gave him his wife’s sister in marriage, the elder sister of Thekemina. 20 And the sister of Thekemina bore to him, even to Ader, Ganebath her son; and Thekemina brought him up in the midst of the sons of Pharao, and Ganebath was in the midst of the sons of Pharao.

     

    Laat ons de reisroute van Hadad op een landkaart uittekenen. Vanuit Edom ging het eerst over bestaande karavaanwegen naar Madiam aan de Rode Zee, en daarna via Paran naar Egypte. De Bijbelse plaats Paran heb ik op de kaart omkaderd bij het huidige ‘Paran el Faran’, wat de meest logische identificatie is. De plaats Paran lag namelijk langs een karavaanweg van de oudheid. Het is dezelfde route die de Israëlieten bij de exodus uit Egypte in 1483 v. Chr. genomen hadden, de zogenaamde woestijnweg (Exodus 13:18). Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1432504800&stopdatum=1433109600

     

    In Egypte verkrijgt de jonge Hadad, vergezeld met de hovelingen van zijn vader, de koning van Edom, asiel in het huis van farao. De naam van farao wordt in de Bijbel ditmaal niet meegedeeld, ook niet door de Septuagintvertalers, zoals wel het geval was bij die andere tegenstander van farao: Jerobeam die ook asiel in Egypte verkreeg. (zie het artikel op dit blog van 27-10-2014; Jerobeam I, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1445814000&stopdatum=1446418800)

     

    De vlucht van Hadad geschiedde eerder ten tijde van de veertigjarige regeerperiode van David. Ook Hadad werd in Egypte asiel verleend door farao. En hoewel de naam van farao niet vermeld wordt krijgen we toch heel wat informatie over het huis van farao. Zo wordt er vermeld dat Hadad zozeer de genegenheid van farao won, dat deze hem de zuster van zijn vrouw, de zuster van Tachpenes, de gebiedster, tot vrouw gaf. En de zuster van Tachpenes, staat er geschreven in 1 Koningen 11:20, baarde hem zijn zoon Genubat. En Genubat, de zoon van Hadad werd opgevoed in het huis van farao zodat Genubat tot de zonen van farao behoorde.

    Na de dood van David in het jaar 1007 v. Chr. keerde een volwassen Hadad naar Edom terug.

     

    Dr. Immanuël Velikovsky identificeert in zijn boek ‘Eeuwen in Chaos’, Tachpenes met de zuster van de vrouw van farao Ahmose van de achttiende dynastie. Zie TIJD en TIJDEN, blz. 217-219.

    De identificatie die Velikovsky in zijn werk doorvoert is niet lichtvaardig maar degelijk empirisch onderbouwd. Hierna enkele voorbeelden uit zijn boek Eeuwen in Chaos: op blz. 110 lezen we dat de naam van de vrouw van Ahmose de naam Tachpenes had. Haar naam is op monumenten in Egypte bewaard gebleven en luidt; Tanethap of Tenthape. En Velikovsky geeft de volgende voetnoten aan ter staving: Gauthier, Le Livre des rois d’Egypte (Cairo, 1902), II 187, noot 3. Zie evenwel ook Stricker, Acta Orientalia, XV (1937), 11-12.

     

    Op blz. 188-190 neemt hij de draad met Hadad opnieuw op via diens in Egypte geboren en opgevoede zoon, Genubath. Zo een dertig jaar later sinds de geboorte van Genubath in het huis van farao, was deze ten tijde van de veroveringstochten van Sisak/Thothmosis III in Klein-Azië, vazalkoning over Edom. En Velikovsky toont aan dat de naam Genubath ten tijde van Thothmosis III, synoniem voor Edom geworden was. Ook hier verwijst Velikovsky in zijn voetnoten naar Egyptologen zoals Breasted, Records, deel III, par. 474,:

    “Toen zijne majesteit in Egypte aankwam, kwamen gezanten van de Genubatye hem hun schatting brengen.”

    Over de verankering op de tijdsbalk van farao Sisak/Thothmosis III met de Salomo-era, schreef ik eerder op dit blog een artikel op 09-03-2015: zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1425855600&stopdatum=1426460400 en scrol naar beneden

     

    De gevestigde Egyptologie kan volgens hun gefabriceerde tijdsconstructie in de veertiende eeuw v. Chr. alleen maar gissen naar de identiteit van de ‘Genubatiye’. Wanneer men echter de door de orthodoxe Egyptologie gebruikte Sothis-kalender loshaakt, en de Bijbelse ankerpunten op de tijdsbalk gebruikt ter schikking van de Egyptische dynastieën op de tijdsbalk, is er geen gissen meer naar de identiteit van de Genubatye. Zij zijn in de tiende eeuw v. Chr. het volk van Edom, met als koning; Genubath, de zoon van Hadad.

     

    Van de Genubatiye die schatting aan farao Thothmosis III brengen is een afbeelding bewaard gebleven.

     

     

    En hierna een uitvergroting van dezelfde plaat

     

     

    De gezanten uit Genubatiye. De derde afgebeelde figuur, draagt een kind op. Met het Bijbelbericht in gedachten waar we dit artikel mee begonnen zijn, zien we hier een gelijkaardig tafereel op een Egyptisch reliëf afgebeeld:

    1 Koningen 11:17 toen vluchtte Hadad, en met hem enige Edomitische mannen, hovelingen van zijn vader, om naar Egypte uit te wijken; en Hadad was nog zeer jong.

     

    Het motief waarom farao Ahmose de adellijke Edomietische vluchtelingen op de vlucht voor David, asiel verleende kan vanuit Egyptische bronnen ingevuld worden. Farao Ahmose was de farao die de Hyksos/Edomieten uit Egypte verdreven had. De Hyksos waren identiek met de Bijbelse Amalekieten en Amalek behoorde tot Edom. Ahmose had na de verdrijving van de Hyksos uit Egypte en de inname van hun hoofdplaats Avaris (het huidige El Arisj), hen achtervolgd tot in Sjaroehen in Klein-Azië. Een plaatsnaam die Velikovsky met Petra nabij Seïr in het gebied van Edom, geïdentificeerd heeft. Drie jaar lang (1049/1047 v. Chr.) had de Egyptische belegering geduurd, vooraleer ook de macht van Amalek in Klein-Azië gebroken was.

    De geallieerde van farao Ahmose bij het neerslaan van de Hyksos/Amalekieten was koning Saul van Israël. Zie het artikel op dit blog van 04-05-2015: Waar lag de stad van Amalek? Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1430690400&stopdatum=1431295200 en scrol naar beneden.

     

    Beide heersers: Ahmose en Saul, hebben daarop het Rijk van de Hyksos onder elkaar verdeeld. Farao Ahmose kon zijn gezag over beneden-Egypte tot aan Avaris aan de beek van Egypte in Klein-Azië, vestigen, en Saul kon het juk van Amalek in zijn gebied afschudden. Het gebied van Edom waar farao met zijn leger drie jaar een belegering had doorgevoerd zou echter door koning David, de opvolger van Saul, slechts enkele jaren later vanaf 1039 v. Chr. overgenomen worden. (Zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de regeerperiode van David, blz. 185-195.)

     

    Dat is de reden dat farao Ahmose de Edomiet Hadad in zijn huis asiel verleende. Uiteindelijk ging het om het erfenisrecht van het Hyksos-Rijk.

    In mijn boek ‘Genesis versus Egyptologie’, 2009, hoofdstuk 13, haalde ik terloops het werk van de geleerde Peter H. Schulze, Herrin beider Länder Hatschepsut, Frau, Gott und Pharao, 1976, aan. In hoofdstuk 2 verwijst Schulze naar een huwelijk van de zoon en opvolger van Ahmose: Amonhotep I, met een dochter van de Hyksos-koning: Herita. Dit huwelijk werd hoogstwaarlijnlijk gesloten om het legitieme erfrecht over het rijk der Hyksos te verzekeren. Hierna een citaat:

    “Man hat hieran die Vermutung geknüpft, dass die Befreierkönige oder ihre unmittelbaren Nachfolger ganz planmässig verwandtschaftliche Beziehungen mit den Hyksos herstellen wollten – in diesem Fall also Amenophis I. eine Tochter des Apophis als Nebenfrau geheiratet habe – um das legitime Erbrecht auf das Hyksosreich zu erwerben.”

     

    Terwijl farao Ahmose met het erfrecht van het Hyksos-rijk bezig is voltooid koning David de strijd tegen Amalek/Edom, een strijd die oorspronkelijk aan Saul opgedragen was, maar toen niet volledig uitgevoerd.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    24-11-2015 om 10:24 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De datering van het altaar van Jozua op de berg Ebal

    Jozua 8:30 Toen bouwde Jozua een altaar voor de HERE, de God van Israël, op de berg Ebal, 31 zoals Mozes, de knecht des HEREN, de Israëlieten geboden had, naar hetgeen geschreven stond in het boek der wet van Mozes; een altaar van onbehouwen stenen, die men met geen ijzer bewerkt had; zij brachten daarop brandoffers aan de HERE en slachtten vredeoffers. 32 En dáár schreef hij op de stenen een afschrift van de wet van Mozes, hetwelk hij opschreef ten aanschouwen der Israëlieten. 33 Geheel Israël nu, zijn oudsten, de opzieners en zijn rechters stonden aan weerszijden van de ark, tegenover de levitische priesters, die de ark des verbonds des HEREN droegen, zowel vreemdelingen als geboren Israëlieten, de ene helft tegenover de berg Gerizim en de andere helft tegenover de berg Ebal, zoals Mozes, de knecht des HEREN, vroeger geboden had, om het volk Israël te zegenen. 34 Daarna las hij al de woorden der wet voor, de zegen en de vloek, naar alles wat in het boek der wet geschreven stond. 35 Er was geen woord van al hetgeen Mozes geboden had, dat Jozua niet voorlas aan de gehele gemeente van Israël en de vrouwen, de kinderen en de vreemdelingen, die met hen meegegaan waren. (NBG Vertaling 1951)

     

     

    De Israëlieten arriveerden aan de Jordaan aan de oostelijke grens van het Beloofde Land Kanaän nabij Jericho, in de lente van het jaar 1443 v. Chr., en dit exact op de dag af, veertig jaar na de exodus uit Egypte in 1483 v. Chr..

    In mijn werk ‘TIJD en TIJDEN, 2015’ (Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579)

    verankerde ik het jaartal van de Exodus met het jaar 1483 v. Chr. Dit jaartal was het resultaat van het chronologisch hanteren van de Jubeljaren volgens de opgave door William Whiston. In totaal waren er van oct27/sep28 AD, het jaar dat Jezus het ‘aangename jaar des HEREN’ of Jubeljaar uitriep en zich als Messias bekendmaakte, tot het eerste jubeljaar van oct1395sep1394 v. Chr., dertig jubeljaren geweest.

    Vanaf het eerste Jubeljaar van het jaar okt1395 tot sep1394 v. Chr. zijn het zeven maal zeven jaar of 49 jaar, teruggerekend (sabbatjaren van maart/tot april tot maart/april) tot het begin van de inname van het Beloofde Land in 1443 v. Chr.

     

    Jozua 4:19 Het volk nu is uit de Jordaan opgeklommen op de tiende der eerste maand en zij legerden zich te Gilgal, aan de oostelijke grens van Jericho.

     

    Jozua 5:10 Terwijl de Israëlieten te Gilgal gelegerd waren, vierden zij het Pascha op de veertiende dag van die maand, des avonds, in de vlakten van Jericho; 11 en zij aten, daags na het Pascha, van de opbrengst van het land, ongezuurde broden en geroost koren, op dezelfde dag. 12 En het manna hield op, daags nadat zij van de opbrengst van het land hadden gegeten. Dus hadden de Israëlieten geen manna meer, maar zij aten dat jaar van wat het land Kanaän opleverde.

     

    Deze twee Bijbelcitaten plaatsen we aldus chronologisch op de tijdsbalk in de maand Nisan of maart/april, van het jaar 1443 v. Chr. En vanuit Jozua 5:12 maken we op dat toen in dat jaar 1443 v. Chr. met de maand nisan, de sabbatjaarcyclus van start ging met zes jaar later het eerste sabbatjaar in het jaar apr1437/mrt1436 v. Chr.

     

    Wat diezelfde maand Nisan van 1443 v. Chr. na het Pesachfeest chronologisch volgde, was de inname van Jericho, zoals beschreven in het Bijbelboek Jozua hoofdstukken 5 en 6. Daarna plaatsen we het debacle bij Ai (Jozua 7:1-26) op de tijdsbalk, met daarna de overwinning over Ai (Jozua 8;1-29), nog altijd in het voorjaar van 1443 v. Chr.

     

    Vervolgens gaat het Bijbelboek Jozua (8:30-35) na de verovering van Ai, verder met een bericht dat Jozua op de berg Ebal een altaar voor de HERE God van Israël bouwt en daar de Wet van Mozes aan het volk voorleest. De berg ligt zo een negenhonderd meter boven de zeespiegel.

    Ook in de ‘Legends of the Jews’ merken we dezelfde chronologische volgorde, waarbij men onmiddellijk na het oversteken van de Jordaan naar de berg Ebal optrekt:

    When the people arrived on the further shore, the holy Ark, which had all the while been standing in the bed of the river, set forward of itself, and, dragging the priests after it, overtook the people. The day continued eventful. Unassailed, the Israelites marched seventy miles to Mount Gerizim and Mount Ebal, and there performed the ceremony bidden by Moses in Deuteronomy: six of the tribes ascended Mount Gerizim, and six Mount Ebal (Legends of the Jews by Louis Ginzberg, 1909, Volume IV, I. JOSHUA

     

    De bouw van het altaar op de berg Ebal dateren in de herfst van 1443 v., Chr. op de tijdsbalk, in het eerste jaar van de verovering van het land Kanaän.

     

     

    De strijd om de volledige inbezitneming van Kanaän nam in totaal zes jaar in beslag en in het zevende jaar, het eerste sabbatjaar van apr1437/mrt1436 v. Chr. kon het land rusten en onder de stammen van Israël verdeeld worden.

     

    In de vorige eeuw kwam in het jaar 1967 de berg opnieuw onder Israëlische controle. Sinds de wegvoering in ballingschap door de Romeinen in 70 AD waren er 1897 jaren verlopen. Gedurende heel die tijd lag het gebied en de berg er onherbergzaam bij. Op het plateau van de berg vond een Israëlisch archeologisch team onder leiding van Adam Zertal in 1982 een massieve rechthoekige constructie van grote onbehouwen stenen. De afmetingen waren ongeveer negen meter bij zeven meter en drie meter hoog. Binnen de constructie vond men as, potscherven, stenen en afval. Vooral opmerkelijk was de vondst van meer dan vierduizend dierlijke beenresten, meestal verbrand, die in een laboratorium geanalyseerd werden. De meeste beenderen bleken van stieren, schapen en geiten afkomstig te zijn. Geen van de beenderen bleek van de zogenaamde Bijbelse onreine dieren afkomstig te zijn wat een sterke indicatie naar religieuze offers was. Na vier jaar onderzoek van de site was er voor de archeoloog Zertal maar één conclusie mogelijk: dit was de site waar het Bijbelboek Jozua naar verwijst. De blootgelegde constructie bleek volledig aan alle voorschriften van Mozes in de Bijbel te voldoen.

     

    Het dateren van de constructie is moeilijk. De gevonden beenderen werden gedateerd in de twaalfde eeuw voor Christus en de constructie van het altaar in het IJzertijdperk I geplaatst.

    De archeologische strata in Israël worden echter alle aan de hand van de orthodoxe Egyptische chronologie gedateerd. En als een gevolg van ongeveer zeshonderd jaar foutieve tijdrekening in Egypte zit ook in Israël de archeologie die deze dateringsmethode hanteert er altijd enkele eeuwen naast. Ook de archeoloog Zertal dateerde zijn vondst aan de hand van de foutieve Egyptische chronologie. Het vinden van twee Egyptische scarabeeën op de site maakte dat voor het jaartal 1250 v. Chr. gekozen werd. Een betreurenswaardig foutief jaartal dat geen recht aan het Bijbelbericht doet. Het correcte jaartal voor de bouw van het altaar op basis van de gereviseerde chronologie is 1443 v. Chr.

     

    Het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid heeft de Sothis-kalender onderuit gehaald, en is er geen enkele reden meer om aan dit verzinsel van oud-Grieken en Romeinen vast te houden. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 27-43, in het hoofdstuk; de geschiedenis van de geschiedenis, weerleg ik de Sothis-kalender en biedt een alternatief aan.

     

     

    De door de archeologie blootgelegde stenen getuigen ook vandaag nog dat de Bijbel geen mythe of folklore is maar het spreken van de God van Israël in de geschiedenis.

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    17-11-2015 om 21:15 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 02/11-08/11 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 08/06-14/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 31/12-06/01 2019
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 01/01-07/01 2018
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 30/12-05/01 2014
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 06/01-12/01 2014

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs