Joram
was een jongere zoon van Achab die na de kortstondige regeerperiode van zijn
oudere broer Achazja, koning werd. Achazja regeerde slechts twee jaar, waarvan
een fractie van zijn eerste jaar als co-regent met zijn vader Achab. Ik schreef
eerder dat het co-regentschap te maken had met de slag bij Ramot-Gilead, een
slag waarbij Achab het leven liet. (zie het artikel op dit blog van 08-12-2015, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1449442800&stopdatum=1450047600
1 Koningen 22:52 Achazja,
de zoon van Achab, werd koning over Israël te Samaria in het zeventiende jaar van Josafat, de koning van Juda, en hij regeerde twee jaar over Israël. 53
En hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, en wandelde in de weg van zijn
vader en in de weg van zijn moeder en in de weg van Jerobeam, de zoon van
Nebat, die Israël deed zondigen. 54 Hij diende de Baäl en boog zich voor hem
neer, en krenkte de HERE, de God van Israël, geheel zoals zijn vader gedaan
had. (NBG Vertaling 1951)
In zijn
eerste regeringsjaar verongelukte Achazja en werd ziek, zoals het Bijbelboek 2
Koningen het summier doorgeeft:
2
Koningen 1:1 Moab viel na Achab s dood van Israël af. 2 Achazja viel door het traliewerk van
zijn boven-vertrek te Samaria, en hij werd ziek.
Het
gevolg van het co-regentschap van Achazja met zijn vader Achab, gevolgd door
zijn ziekte en kortstondige regering, maakt dat hij buiten Israël en Juda
onbekend bleef. De Moabietische stele bijvoorbeeld rekent niet met hem. Zie het
artikel op dit blog van 13-10-2015, link:
http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1444600800&stopdatum=1445205600
Daarna
vervolgt het Bijbelboek (2 Koningen 1:1-18) met de geschiedenis van Achazja s
zoektocht naar genezing bij de god Baäl-Zebub, de god van Ekron, en zijn veroordeling daarvoor
door de HERE God van Israël:
2
Koningen 1:16 En hij sprak tot hem: Zo zegt de HERE: aangezien
gij boden gezonden hebt om Baäl-Zebub, de god van Ekron, te raadplegen is er
dan geen God in Israël, wiens woord gij kunt raadplegen? daarom zult gij van
het bed waarop gij zijt komen te liggen, niet afkomen, maar gij zult voorzeker
sterven. 17 Zo stierf hij volgens het woord des HEREN, dat Elia gesproken had; en Joram werd koning in zijn plaats in het tweede jaar van Joram, de zoon van Josafat,
de koning van Juda; want hij had geen zoon.

De
bijzondere chronologische constructie rond het co-regentschap van Joram van
Juda op de tijdsbalk, in relatie tot Joram van Israël heb ik in mijn werk TIJD en TIJDEN (blz. 237-241)
uitgewerkt. Het ontvangen van een brief van de profeet Elia (2 Kronieken 21:12)
door Joram van Juda past alleen in dit tijdsbestek, en via het co-regentschap.
Zie het artikel op dit blog van 15-02-2014,
link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1391986800&stopdatum=1392591600 en
scrol naar beneden.
De
Bijbel spreekt zich niet tegen, en alle chronologische stukken passen exact in
elkaar.
2
Koningen 3:1 Joram, de zoon van Achab, werd
koning over Israël te Samaria in het achttiende jaar van Josafat, de koning van Juda, en hij regeerde twaalf jaar. 2 Hij deed
wat kwaad is in de ogen des HEREN; echter niet zoals zijn vader en zijn moeder:
hij verwijderde de gewijde steen van Baäl, die zijn vader gemaakt had.
3 Alleen volhardde hij in de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat,
Israël had doen bedrijven; daarvan week hij niet af.
Het Bijbelboek 2 koningen vervolgt in hoofdstuk 2 met de
geschiedenis van de ten hemel opneming van de profeet Elia in een storm (2 Koningen 2:11).
De Seder Olam (Part 2, Chapter 17) leert dat dit gebeurde
in het tweede regeringsjaar van koning Achazja van Israël:
Ahaziah ben Ahab ruled for two years . In Ahaziah s second year, Elijah was
hidden and will not be seen again until King Messiah will come, then he
will be seen, then hidden a second time until Gog and Magog come.
Het
Jodendom leert blijkbaar twee komsten van de profeet Elia. Een bij de komst van
de Messias en nog een bij de invasie van Israël door Gog en Magog. Het is
opmerkelijk dat zij oog hebben voor twee komsten van Elia, maar niet voor de
twee komsten van de Messias. De eerste komst en openbaring van Jezus bij de
aanvang van het dertigste jubeljaar, en dit voorafgegaan door Johannes de Doper,
die in de kracht en de geest van Elia, Hem aankondigde, ging aan hen voorbij.
En net zoals er een tweede openbaar worden van Elia zal zijn, zal ook de
Messias, in Heerlijkheid ditmaal, een tweede maal komen, de lang verwachte
wederkomst.

De
wegvoering van Elia, in een storm op een vurige wagen, heb ik op het bijgevoegd chronologische schema met een verticale lijn in
het jaar 887 v. Chr. gemarkeerd. Dit is een afwijking van twee jaar met mijn
eerdere plaatsing van de wegvoering van Elia in het najaar van 885 v. Chr.
In mijn werk TIJD
en TIJDEN, 2015, blz. 331-337, geef ik aandacht aan het werk van Donald W. Patten,
Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer met The Long Day of Joshua and Six other Catastrophes, 1973. Zij bouwen
verder aan het pionierswerk van Dr. Immanuel Velikovsky en leveren een raamwerk
van vermoede mega-natuurcatastrofes van kosmische oorsprong.
In mijn
studie hanteer ik hun cyclusjaren van 54 jaar en zes maanden, maar met
ankerjaren op de tijdsbalk gebaseerd op de sabbat- en jubeljaren. Een
belangrijk ankerjaar is bijvoorbeeld het sterfjaar van koning Achaz van Juda in
722 v. Chr. Vanaf dit jaar verkrijgt men 54 jaar en zes maanden eerder het
bijzondere historische jaar 776 v. Chr., met in het najaar de genoteerde
aardbeving van Uzzia. Nog eens 54 jaar en zes maanden terug in de tijd gerekend
arriveren we in het voorjaar van 830 v. Chr. Maar blijkbaar ging er daarvoor een
afwijking aan vooraf, want het resultaat van terugrekenen met 54 jaar en zes
maanden geeft 885 v. Chr. en niet 887 v. Chr. Dit zijn afwijkingen waar Donald
W. Patten en zijn medewerkers mee rekening hielden. De Bijbelse chronologie bevestigt
zulk een afwijking van twee jaar op de tijdsbalk.
Na de
geschiedenis van de profeet Elia en zijn opvolger Elisa vervolgt de Bijbel met
de geschiedenis van de strijd tegen Moab (2 Koningen 3:4-27) door de zoon van
Achab: Joram, geallieerd met Josafat van Juda:
2
Koningen 3:4 Mesa nu,
de koning van Moab, was een
schapenfokker; hij bracht aan de koning van Israël honderdduizend lammeren op
en de wol van honderdduizend rammen. 5 Maar zodra Achab gestorven was, viel de koning van Moab van de koning
van Israël af. 6 Koning Joram trok te dien dage op uit Samaria en monsterde geheel Israël. 7 En
hij zond tot Josafat, de koning van Juda,
deze boodschap: De koning van Moab is van mij afgevallen; trekt gij met mij
tegen Moab ten strijde? En hij antwoordde: Ik zal optrekken, ik ben als gij,
mijn volk is als uw volk, mijn paarden zijn als uw paarden. 8 Ook vroeg
hij: Langs welke weg zullen wij optrekken? En hij antwoordde: In de richting
van de woestijn van Edom.
.
De Bijbel geeft niet
aan in welk jaar deze veldtocht plaatsvond? Maar het meest logische jaar is het
vijfde regeringsjaar van Joram van Israël: apr883/mrt882 v. Chr. In dat jaar
namelijk werd in Juda Joram, de zoon van Josafat als co-regent aangesteld:
2 Koningen 8:16 In het vijfde jaar van Joram, de zoon van
Achab, de koning van Israël Josafat was toen koning van Juda werd Joram, de zoon van Josafat, koning van
Juda. 17 Hij was tweeëndertig jaar oud, toen hij koning werd; hij regeerde
acht jaar te Jeruzalem. 18 Hij wandelde in de weg van de koningen van Israël,
zoals het huis van Achab deed, want hij had een dochter van Achab tot vrouw;
hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN. 19 Maar de HERE wilde Juda niet
verderven ter wille van zijn knecht David, aan wie Hij immers had toegezegd hem
te allen tijde een lamp voor zijn zonen te zullen geven.

Het is niet onlogisch
dat met het oog op de geallieerde veldtocht van Israël en Juda tegen Moab, dat
in Juda een co-regent aangesteld werd. Alhoewel het gezamenlijk oprukken van de
legers van Juda en Israël tegen Moab met een Woord des HEREN geschiedde (2
Koningen 3:10-12), met een belofte van succes merken we dat de Judeeërs en
Israëlieten toch de belegering van Moab afbreken, nadat de Moabietische koning
Mesa zijn zoon en geplande troonopvolger op de vestingmuur voor de ogen van de
belegeraars aan zijn god Kemos brand-offerde. De beschreven grote toorn die
toen over Israël kwam (2 Koningen 3:27), is het resultaat van het eigenzinnig
wegtrekken van de Israëlitische belegeraars, die geen acht meer op het eerdere
Woord des HEREN via de profeet Elisa, sloegen. Hun ontzag voor de Moabietische
god Kemos was blijkbaar groter dan hun ontzag voor de HERE God.
Het voorkomen van het
veelgodendom in de oude wereld kan verklaart worden vanuit de cyclus van
meganatuurcatastrofes die van kosmische oorsprong waren. Volgens het eerder
geciteerde studiewerk van Donald W. Patten was de planeet Mars de boosdoener,
in die tijd. Met intervallen van ongeveer 54 jaar en zes maanden werd de aarde
en haar bewoners opgeschrikt door tekenen aan de hemel. Hierna een citaat van
Patten met een beschrijving, en de gevolgen van zulk een interactie tussen
planeten:
On one or two
occasions of the Mars fly-bys, Mars
was as close as 70.000 miles from Earth,
and at such a distance would appear 50 times as large as the Moon, would reflect 100 times as much
sunlight as the Moon (since its albedo or reflectivity is 15% compared to the
lunar 7%). Mars at that distance would create tidal effects possibly as much as
350 times as intense as the average lunar tides experienced today. Thus
earthquakes plus blizzards of meteors were experienced. Under such
circumstances ancient Teutons might well implore Thor to control his celestial
son Tyr or Tiwes.
De jaren voorafgaand en volgend op een
hiervoor beschreven fly-by gingen gepaard met natuurcatastrofes aller aard.
Het gevolg waren dikwijls mislukte oogsten en hongersnood (2 Koningen 4:38).
Na de geschiedenis van het geallieerde
fiasco tegen Moab vervolgt het Bijbelboek 2 Koningen 4:1-44 met de geschiedenis
van de profeet Elisa. Daarna de bekende geschiedenis van de genezing van de
Syriër Naäman (2 Koningen 5:1-27)
2 Koningen 5:1 Naäman, de legeroverste van
de koning van Aram, was zeer gezien bij zijn heer en stond in hoge gunst, want
door hem had de HERE een overwinning aan Aram geschonken. Maar deze man, een
krijgsheld, was melaats.
Welke overwinning en
op wie, de legeroverste Naäman met de hulp van de HERE God van Israël, een
overwinning behaalde wordt niet vermeld. Op de tijdsbalk is het slechts tien
jaar terug tot de slag bij Karkar, waar de Arameeërs in bondgenootschap met de
Israëlieten tegen de Assyriër Salmaneser III, streden. De Assyriërs claimen op
de bekende Karkar-stele de overwinning, maar we weten dat toen daar de
Assyrische expansie naar het westen voorlopig gestopt werd.
Al een jaar na de
genezing van de legeroverste Naäman was er opnieuw strijd met Aram zoals
beschreven in 2 Koningen 6:8-23 Een strijd die tot 875 v. Chr. met stervensjaar
van koning Joram van Israël zou aanhouden.
Sinds het vijfde
regeringsjaar van Joram van Israël met de veldtocht naar Moab in 883/882 v.
Chr. bestond er een grote toorn (2 Koningen 3:27) over Israël. Deze toorn van
God uitte zich in een hongersnood die zeven jaar zou aanhouden (2 Koningen
8:1). Op de tijdsbalk beslaat deze periode de resterende regeringstijd van
Joram van Israël, tot in 875 v. Chr.

De zeven jaar van
hongersnood lopen toevallig gelijk met de vierde sabbatjaarcyclus van 883 tot
876 v. Chr. Dit is uiteraard geen toeval maar een bevestiging dat mijn
schikking van de regeerperioden van de koningen van Israël binnen het raamwerk
van William Whiston s opgave van sabbat- en jubeljaren, correct is. In het
werk van Louis Ginzberg: Legends of the Jews, Chapter VI, Joram, vinden
we een beschrijving van de jaar na jaar steeds erger wordende hongersnood. De
legende leert dat het zevende jaar van de hongersnood dramatisch was en dat ook
in de winter daaropvolgend de regen uitbleef. Maar in het volgende jaar op de
eerste dag van de maand Nisan begon het te regenen. Een daad van geloof was het
zaaien van het laatst overgebleven zaaigoed in plaats van het als voedsel te
gebruiken. Op de tweede, de derde en de vierde dag van de maand Nisan werd er
gezaaid. Op de vijfde dag viel er opnieuw regen en volgens de legende kon er na
elf dagen al geoogst worden, en was alles ook geregeld voor het Pesach-feest.
De beschreven
belegering van Samaria door Benhadad, de koning van Aram (2 Koningen 6:24-33 en
7:120), speelt zich ten tijde van de hongersnood af.
2 Koningen 6: 24 Daarna verzamelde Benhadad, de koning
van Aram, zijn gehele leger, trok op en sloeg het beleg voor Samaria. 25 En er ontstond een zware honger in Samaria; want zij belegerden het zo lang, dat
een ezelskop tachtig zilverstukken kostte en een vierde maat duivemest vijf
zilverstukken.
Het einde van Joram
van Israël viel samen met de dood van koning Ahazia van Juda in 875 v. Chr.
Samen hadden zij zich dat jaar geallieerd voor een veldtocht tegen Aram, maar
delfden het onderspit. Joram van Israël keerde gewond van de strijd terug en
zocht genezing te Jizreël.
2 Koningen 8:25 In het twaalfde jaar van Joram, de zoon van
Achab, de koning van Israël, werd Achazja, de zoon van Joram, koning van
Juda. 26 Tweeëntwintig jaar was Achazja oud, toen hij koning werd; hij
regeerde een jaar te Jeruzalem; zijn moeder heette Atalja; zij was de
kleindochter van Omri, de koning van Israël. 27 Hij wandelde in de weg
van het huis van Achab en deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, zoals het
huis van Achab, want hij was verzwagerd met het huis van Achab. 28 Hij
trok met Joram, de zoon van Achab,
uit en streed tegen Hazaël, de koning
van Aram, bij Ramot in Gilead. Maar de Arameeërs verwondden Joram.
29 Dus keerde koning Joram terug om te Jizreël genezing te zoeken voor de
wonden die de Arameeërs hem bij Rama hadden toegebracht, toen hij streed tegen
Hazaël, de koning van Aram. En Achazja, de zoon van Joram, de koning van Juda,
kwam Joram, de zoon van Achab, in Jizreël bezoeken, want hij lag ziek.
Het is te Jizreël dat
generaal Jehu naar een Woord van de HERE God (2 Koningen 9:410) koning Joram
van Israël zou doodden.
Wordt vervolgd
Met vriendelijke
groet,
Robert De Telder