Jozua
8:30 Toen bouwde Jozua een altaar
voor de HERE, de God van Israël, op de
berg Ebal, 31 zoals Mozes, de knecht des HEREN, de Israëlieten geboden had,
naar hetgeen geschreven stond in het boek der wet van Mozes; een altaar van
onbehouwen stenen, die men met geen ijzer bewerkt had; zij brachten daarop
brandoffers aan de HERE en slachtten vredeoffers. 32 En dáár schreef hij op de
stenen een afschrift van de wet van Mozes, hetwelk hij opschreef ten
aanschouwen der Israëlieten. 33 Geheel Israël nu, zijn oudsten, de opzieners en
zijn rechters stonden aan weerszijden van de ark, tegenover de levitische
priesters, die de ark des verbonds des HEREN droegen, zowel vreemdelingen als
geboren Israëlieten, de ene helft tegenover de berg Gerizim en de andere helft
tegenover de berg Ebal, zoals Mozes,
de knecht des HEREN, vroeger geboden had, om het volk Israël te zegenen. 34
Daarna las hij al de woorden der wet voor, de zegen en de vloek, naar alles wat
in het boek der wet geschreven stond. 35 Er was geen woord van al hetgeen Mozes
geboden had, dat Jozua niet voorlas aan de gehele gemeente van Israël en de
vrouwen, de kinderen en de vreemdelingen, die met hen meegegaan waren. (NBG
Vertaling 1951)

De
Israëlieten arriveerden aan de Jordaan aan de oostelijke grens van het Beloofde
Land Kanaän nabij Jericho, in de lente van het jaar 1443 v. Chr., en dit exact
op de dag af, veertig jaar na de exodus uit Egypte in 1483 v. Chr..
In mijn
werk TIJD en TIJDEN, 2015 (Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579)
verankerde
ik het jaartal van de Exodus met het jaar 1483 v. Chr. Dit jaartal was het
resultaat van het chronologisch hanteren van de Jubeljaren volgens de opgave
door William Whiston. In totaal waren er van oct27/sep28 AD, het jaar dat Jezus
het aangename jaar des HEREN of Jubeljaar uitriep en zich als Messias
bekendmaakte, tot het eerste jubeljaar van oct1395sep1394 v. Chr., dertig
jubeljaren geweest.
Vanaf
het eerste Jubeljaar van het jaar okt1395 tot sep1394 v. Chr. zijn het zeven
maal zeven jaar of 49 jaar, teruggerekend (sabbatjaren van maart/tot april tot
maart/april) tot het begin van de inname van het Beloofde Land in 1443 v. Chr.
Jozua
4:19 Het volk nu is uit de Jordaan opgeklommen op de tiende der eerste maand en
zij legerden zich te Gilgal, aan de oostelijke grens van Jericho.
Jozua
5:10 Terwijl de Israëlieten te Gilgal gelegerd waren, vierden zij het Pascha op de veertiende dag van die
maand, des avonds, in de vlakten van Jericho; 11 en zij aten, daags na het
Pascha, van de opbrengst van het land, ongezuurde broden en geroost koren, op
dezelfde dag. 12 En het manna hield op, daags nadat zij van de opbrengst van
het land hadden gegeten. Dus hadden de Israëlieten geen manna meer, maar zij aten dat jaar van wat het land
Kanaän opleverde.
Deze
twee Bijbelcitaten plaatsen we aldus chronologisch op de tijdsbalk in de maand
Nisan of maart/april, van het jaar 1443 v. Chr. En vanuit Jozua 5:12 maken we
op dat toen in dat jaar 1443 v. Chr. met de maand nisan, de sabbatjaarcyclus
van start ging met zes jaar later het eerste sabbatjaar in het jaar
apr1437/mrt1436 v. Chr.
Wat
diezelfde maand Nisan van 1443 v. Chr. na het Pesachfeest chronologisch volgde,
was de inname van Jericho, zoals beschreven in het Bijbelboek Jozua
hoofdstukken 5 en 6. Daarna plaatsen we het debacle bij Ai (Jozua 7:1-26) op de
tijdsbalk, met daarna de overwinning over Ai (Jozua 8;1-29), nog altijd in het
voorjaar van 1443 v. Chr.
Vervolgens
gaat het Bijbelboek Jozua (8:30-35) na de verovering van Ai, verder met een
bericht dat Jozua op de berg Ebal een
altaar voor de HERE God van Israël bouwt en daar de Wet van Mozes aan het volk
voorleest. De berg ligt zo een negenhonderd meter boven de zeespiegel.
Ook in
de Legends of the Jews merken we dezelfde chronologische volgorde, waarbij
men onmiddellijk na het oversteken van de Jordaan naar de berg Ebal optrekt:
When the people arrived on the further shore, the holy
Ark, which had all the while been standing in the bed of the river, set forward
of itself, and, dragging the priests after it, overtook the people. The day
continued eventful. Unassailed, the
Israelites marched seventy miles to Mount Gerizim
and Mount Ebal, and there performed the ceremony bidden by Moses in
Deuteronomy: six of the tribes ascended Mount Gerizim, and six Mount Ebal
(Legends of the Jews by Louis Ginzberg, 1909, Volume IV, I. JOSHUA
De bouw
van het altaar op de berg Ebal dateren in de herfst van 1443 v., Chr. op de
tijdsbalk, in het eerste jaar van de verovering van het land Kanaän.

De
strijd om de volledige inbezitneming van Kanaän nam in totaal zes jaar in
beslag en in het zevende jaar, het eerste sabbatjaar van apr1437/mrt1436 v.
Chr. kon het land rusten en onder de stammen van Israël verdeeld worden.
In de
vorige eeuw kwam in het jaar 1967 de berg opnieuw onder Israëlische controle. Sinds
de wegvoering in ballingschap door de Romeinen in 70 AD waren er 1897 jaren
verlopen. Gedurende heel die tijd lag het gebied en de berg er onherbergzaam
bij. Op het plateau van de berg vond een Israëlisch archeologisch team onder
leiding van Adam Zertal in 1982 een massieve rechthoekige constructie van grote
onbehouwen stenen. De afmetingen waren ongeveer negen meter bij zeven meter en drie
meter hoog. Binnen de constructie vond men as, potscherven, stenen en afval.
Vooral opmerkelijk was de vondst van meer dan vierduizend dierlijke beenresten,
meestal verbrand, die in een laboratorium geanalyseerd werden. De meeste
beenderen bleken van stieren, schapen en geiten afkomstig te zijn. Geen van de
beenderen bleek van de zogenaamde Bijbelse onreine dieren afkomstig te zijn wat
een sterke indicatie naar religieuze offers was. Na vier jaar onderzoek van de
site was er voor de archeoloog Zertal maar één conclusie mogelijk: dit was de
site waar het Bijbelboek Jozua naar verwijst. De blootgelegde constructie bleek
volledig aan alle voorschriften van Mozes in de Bijbel te voldoen.
Het
dateren van de constructie is moeilijk. De gevonden beenderen werden gedateerd
in de twaalfde eeuw voor Christus en de constructie van het altaar in het
IJzertijdperk I geplaatst.
De
archeologische strata in Israël worden echter alle aan de hand van de orthodoxe
Egyptische chronologie gedateerd. En als een gevolg van ongeveer zeshonderd
jaar foutieve tijdrekening in Egypte zit ook in Israël de archeologie die deze dateringsmethode
hanteert er altijd enkele eeuwen naast. Ook de archeoloog Zertal dateerde zijn
vondst aan de hand van de foutieve Egyptische chronologie. Het vinden van twee
Egyptische scarabeeën op de site maakte dat voor het jaartal 1250 v. Chr.
gekozen werd. Een betreurenswaardig foutief jaartal dat geen recht aan het
Bijbelbericht doet. Het correcte jaartal
voor de bouw van het altaar op basis van de gereviseerde chronologie is 1443 v.
Chr.
Het
revisionisme van de geschiedenis van de oudheid heeft de Sothis-kalender
onderuit gehaald, en is er geen enkele reden meer om aan dit verzinsel van
oud-Grieken en Romeinen vast te houden. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 27-43, in het hoofdstuk; de geschiedenis
van de geschiedenis, weerleg ik de Sothis-kalender en biedt een alternatief
aan.

De door
de archeologie blootgelegde stenen getuigen ook vandaag nog dat de Bijbel geen
mythe of folklore is maar het spreken van de God van Israël in de geschiedenis.
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
|