In het
jaar 2009 werd te Jeruzalem aan de voet van de Tempelberg door Israëlische archeologen,
verbonden aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem onder leiding van Dr.
Eilat Mazar, een klein kleizegel gevonden. De afmetingen zijn 0.97 centimeter
maal 0.86 centimeter. De vondst werd pas dit jaar wereldkundig gemaakt. Zie
link: http://new.huji.ac.il/en/article/28173

A seal
impression of King Hezekiah unearthed in the Ophel excavations at the foot of
the southern wall of the Temple Mount, conducted by the Hebrew University of
Jerusalems Institute of Archaeology under the direction of Dr. Eilat Mazar. (Courtesy of Dr. Eilat Mazar; Photo by
Ouria Tadmor)
Op het
zegel staat een Hebreeuwse tekst met de woorden: behorend aan Hizkia zoon van
Achaz, met daarnaast twee Egyptische
symbolen: de zon met twee neerstrekkende vleugels, en aan de rechterkant de
bekende Ankh-afbeelding.
De
afbeelding van de zon met de neerstrekkende vleugels wordt door de archeologe, uit
Assyrische invloed verklaard. Over het Ankh-teken op het zegel bestaat er geen
twijfel, dat is zondermeer Egyptisch.
De
Assyrische koning Sanherib verwijst op zijn bekende prisma-stele (heden in het
British Museum) naar Hizkia als koning van Juda te Jeruzalem. Een stad die hij
bij zijn derde veldtocht belegerde. Met de vermelding van Hizkia op de
prisma-stele van de Assyriër Sanherib bezit men hier een zogenaamde buiten-Bijbelse
primaire bron naar Hizkia.
Koning
Hizkia regeerde van het najaar van 723 v. Chr. tot 694 v. Chr. De gangbaar
gehanteerde jaartallen voor Hizkia zijn echter: 715/686 v. Chr. Deze regeerperiode werd door de geleerde Edwin R.
Thiele (The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings,1951) uitgedokterd op basis
van een verankering van de Bijbels-chronologische gegevens van de koningen van
Israël en Juda met die van Assyrië. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, appendix
4 heb ik Thiele s wijze van (mis)rekenen uitgelegd. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
In TIJD en TIJDEN, hoofdstuk: Kroniek van
koning Hizkia van Juda, blz. 327-330, breng ik een revisie van de regeerperiode
van Hizkia aan de hand van de Bijbelse sabbat- en jubeljaren, als ankerjaren op
de tijdsbalk. Er bestaat een verschil van acht jaar met de verkregen jaartallen
van Thiele, via zijn verankering van Hizkia met Sanherib, op de tijdsbalk.
Het
veertiende regeringsjaar van Hizkia is verbonden met het vijftiende jubeljaar van okt709/sep708 v. Chr. Er waren in totaal dertig jubeljaren vanaf okt1395/sep1394
v. Chr., negenenveertig jaar na de intocht in Kanaän in april 1443 v. Chr., tot
het optreden van Jezus Christus in okt27/sep28 AD, het jaar dat Jezus het
aangename jaar des HEREN (Lucas 4) uitriep en zich als de Messias voor de
Joden bekendmaakte.
De wijze van rekenen met de
sabbat- en jubeljaren heb ik van William Whiston (JOSEPHUS Complete Works,
Translated by William Whiston, A.M., Appendix Dissertation V) overgenomen. William Whiston (1667/1752) was een Engelse
wiskundige, historicus en theoloog. Hij is vooral bekend door zijn vertaling
van de werken van Flavius Josephus uit het Grieks naar de Engelse taal. In zijn
dissertatie V geeft Whiston tien historische verwijzingen naar het houden van
sabbat- en jubeljaren door het oude Israël vanuit de Bijbel, de werken van
Flavius Josephus en vanuit de apocriefe boeken: 1 en 2 Makkabeeën. Deze
verwijzingen vormen als het ware een ketting met vele schakels, waarmee men op
de tijdsbalk naar het verleden kan navigeren.
Aan deze lijst van tien historische verwijzingen
voegde ik nog een jaartal toe: het achttiende jubeljaar 562/561 v. Chr. Dit was
het eerste regeringsjaar van de Babylonische koning Evil Merodach, wanneer deze
heerser koning Jojachin van Juda uit zijn gevangenis in Babylon verloste in het zevenendertigste jaar van diens ballingschap (2 Koningen 27:27).
Het oude Israël heeft zelden het jubeljaargebod gehouden. We kennen het jaar van de aanvang
door in de tijd terug te rekenen vanaf de historische vermeldingen van de
eerste tot de zesde eeuw voor Christus. Maar daarna vinden we in de Bijbel
haast geen verwijzingen naar het houden van Jubeljaren. Er is echter één duidelijke
verwijzing naar een Jubeljaar bij de profeet Jesaja:
Jesaja 37:30 En dit zal u het
teken zijn: gij zult dit jaar eten
wat vanzelf opkomt en in het tweede jaar
wat nawast; maar zaait in het derde jaar
en oogst, plant wijngaarden en eet de vrucht daarvan. (NBG Vertaling 1951)

Dit vijftiende jubeljaar volgt op
het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia van Juda: okt710/sep709 v.Chr., en
is op de tijdsbalk verankerd met het jaar 709/708
v. Chr.
Dit heeft als resultaat dat de
val van Samaria in Hizkia s zesde regeringsjaar, op de tijdsbalk in het jaar 717
v.Chr. plaatsvindt, wat dan weer met de chronologische gegevens van Flavius
Josephus overeenstemt (Joodse Oudheden, hoofdstuk X, ix.7b). Zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk:
Voorjaar 717 v. Chr.: de wegvoering van de tien stammen, blz. 312-320.
Het
veertiende regeringsjaar van Hizkia van Juda valt bij Thiele in 701 v. Chr. en
dit op basis van zijn verankering van Hizkia met de Assyrische gegevens. Een
verschil van acht jaar.
Het jubeljaar van 709/708 v. Chr.
in relatie tot de belegering van Jeruzalem door Sanherib, wordt tegenwoordig
door weinig onderzoekers (h)erkend, en dit als een gevolg van de seculiere
wetenschap: de Assyriologie, waaraan men meer gezag verleend dan aan de Bijbel.
Bijna honderd jaar geleden werd de Assyrische koningslijst gepubliceerd. Een
koningslijst die de Assyrische koningen opgeeft van de zevende eeuw terug tot
ongeveer de negende eeuw voor Christus, met veronderstelde exacte
regeerperioden voor de vermelde Assyrische koningen. Men hanteert deze
koningslijst alsof er geen namen in zouden ontbreken?
De regeerperiode van koning
Hizkia werd door Thiele in lijn gebracht met de regeerperiode van de Assyrische
koningen Sargon II en Sanherib. In vele zogenaamde christelijke naslagwerken en
Bijbelatlassen worden de jaartallen van E. Thiele gehanteerd. In mijn
boek De Assyriologie herzien ga ik hier dieper op in. Zie link: http://www.bol.com/nl/p/de-assyriologie/9200000049946824/
Het
publiceren van de vondst uit 2009 van het zegel van Hizkia, deed mij plezier.
Vooral de Egyptische/Assyrische symbolen op het zegel hebben mijn interesse.
Het past namelijk in mijn reconstructie van de geschiedenis van de oudheid, wat
de epoque van Hizkia en zijn vader Achaz betreft. In mijn werk TIJD en TIJDEN, 2015, breng ik een
revisie van de Egyptologie, waarbij ik een onderdeel van het werk van
Velikovsky aanpas. De Amarna-tijd, door Velikovsky in de negende eeuw v. Chr.
op de tijdsbalk geplaatst, schuif ik op de tijdsbalk een eeuw verder tot in de
achtste eeuw v. Chr. Het historische kader dat de Bijbel voor deze epoque
levert, past in de Amarna-correspondentie.
De
Amarna-tijd was de periode in Egypte van de Aton-ketters met farao Achnaton op
kop. In het huidige Amarna in Egypte werd in de vorige eeuw een groot deel van
de correspondentie van de vazallen van farao in Klein-Azië, in de
vorm van kleitabletten, ontdekt. Belangrijke correspondenten met farao waren
Abdi Hiba alias Achaz van Juda, Rib Addi alias Hosea van Israël en Labaja alias
Pekah van Israël. Aan deze identificatie gaf ik op dit blog al eerder aandacht.
Zie bijvoorbeeld het artikel van 04-02-2015.
Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1422831600&stopdatum=1423436400
De
symbolen op het kleizegel van Hizkia geven een belangrijke hint naar de
aanbidding van de zon tijdens de regeerperiode van Achaz en Hizkia in Juda.

Het anch-teken
dat rechts op het zegel van Hizkia vermeld werd is een van de bekendste
Egyptische symbolen uit de oudheid en het vertegenwoordigd in de Egyptische
mythologie het leven. Zoals bijvoorbeeld in de naam Toet-anch-aton:
levend evenbeeld van Aton. De hiëroglief in deze vorm betekent 'leven'. De
Aton-schijf werd in Egypte afgebeeld met vele neergaande stralen die ieder in
een handje eindigden. Er zijn meerdere afbeeldingen van Achnaton en zijn
opvolgers Smenkhkare en Toetanchat(m)on waarop dit te zien is. De anch
symboliseerde levensenergie. Over de ketter-farao Achnaton schreef ik recent
nog een artikel op 20-10-2015 dit
blog: Anysis, de blinde farao uit de gelijknamige stad Anysis, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1445205600&stopdatum=1445810400
Het
andere symbool van op het zegel van Hizkia is de zon met twee neerstrekkende
vleugels. Dit symbool is eveneens met de Aton-aanbidding verbonden, en niet
exclusief Assyrisch. We moeten ook bedenken dat alle religieuze symbolen
uiteindelijk teruggaan naar het oude Babylon, naar de tijd van Nimrod en de
eerste rebellie na de Grote Vloed. Zie het artikel op blog van 06-10-2015,
link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1443996000&stopdatum=1444600800
Ook in
het oude Egypte vinden we afbeeldingen terug, van de zon met neerstrekkende
vleugels.

In Egypte zou generaal Horemheb, die door de Assyriërs in
671 v. Chr. als farao aangesteld werd, een beeldenstorm tegen de Aton-verering
ontketenen. Hij is verantwoordelijk voor de damnatio memoriae in Egypte, wat
deze periode betreft.
De verering van de zon zou in Juda nog een tijd aanhouden
en pas ten tijde van koning Josia (640/609 v. Chr.), door hem uit het land
verwijderd worden (2 Koningen 23:5-11).
Wordt vervolgd
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder
|