De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
17-12-2009
Daboek van een schrijver:
De lengte van mijn blogposts ramt finaal de fastlitcultuur
in de flank.
De fastlitcultuur is echter harder en baf, daar ligt het
leespotentieel van mijn post al grotendeels aan diggelen.
Onderstaand kortverhaal heb ik in geen geval gestolen/cadeau
gekregen van een leerkracht (een échte, geen sopoetnik- fellow traveller- gelijk
ik), die verder zijn naam niet op mijn blog wil zien verschijnen. t Is een
kerel die er staat, die content is in zijn job en dus niet elke dag droomt van
die ene bestseller om eventjes het gevoel te hebben dat hij iets aangevangen
heeft met zijn leven.
Bon, t is de ruwe versie, die ik online gooi.
Net gebeld geweest door Kristien Hemmerechts trouwens. Dat
kind was blijkbaar op een artikel van mij over Palestina gestoten.
Vroeg mij of de Palestijnen het soms hebben over het feit
dat Hamas de sharia wil invoeren in de Palestijnse gebieden.
Ben drie weken in Palestina geweest, heb dagelijks met een
stuk of 20 mensen gesproken, maar ben er geen ene tegengekomen die wakker lag
van de sharia.
En Kristien klonk vrij verlekkerd toen ze het woord sharia
uitsprak. Misschien kickt ze er stiekem op om seksueel compleet onderworpen te
worden door een stel bonkige machos
Its always the one you least expect.
Nu goed, het verhaal:
t is nu wel officieel, Gerrit is doorgebroken., zegt mijn
vrouw terwijl ze haar boodschappen volgens haar licht neurotische opbergsysteem
in de keukenkasten rangschikt.
Misschien heb ik er echt nog hoop in als ik vraag:
Hebben ze enkele van zijn gedichten gepubliceerd?
Die ze kan dan iedereen zijn die genoeg literair aanzien
heeft om mijn maat om te toveren, spoorslags van het land van de hobbydichters
naar het rijk van kortweg dichter.
Ha, roept ze schamper. Ja, misschien als hij het niet
overleeft, dan is zijn werk vast wel hot.
Mijn vrouw heeft de onhebbelijke gewoonte om mij in medias
res met nieuwe informatie te bestoken. Een gevolg van haar wolfsvraat van
jeugdboeken? Ze groet ook nooit of vraagt ook nooit simpelweg hoe mijn dag is
geweest. Nee, ze begint gewoon te vertellen over hoe de hare is geweest of ze
gooit er een gedachte uit waar ze al een hele dag mee zit. In het begin was dat
vervelend, maar het shot mijn hang naar formaliteiten wel lekker loeihard tegen
de schenen. Ik blijf er mij nochtans aan ergeren, want ik ben koppig en ik
blijf bijvoorbeeld ook hardnekkig
klampen aan rooskleurigheid.
Wat zou hij dan niet overleven? Zijn dipje? Ach, what
doesnt kill you only makes you stronger, toch? Hij moet blijven schrijven en
blijven insturen.
Mijn echtgenote draait met haar bruine bambi-ogen.
Verraderlijke dingen die maken dat ik haar niks kan weigeren.
Ja, venti, dat kun je wel zeggen. Maar vertel mij eens hoe
je sterker uit een hersenbloeding komt.
Als ze het dan uitgesproken heeft, is het al alsof ik het al
wist. Wat wil je ook? Die kerel draaide werkweken van 70 uur en meer. Hij stond
al om vijf uur in het warenhuis. Voor ziek personeel sprong hij zelf in. Als s
nachts de vriezers uit vielen, rushte die zelf naar ginder om te sleuren met al
die diepvrieskippen. Een germanist die vleeswaren gaat redden van een
voortijdige smeltdood. Wat bezielde hem?
We hebben het hem vaak genoeg gevraagd. Nooit een plausibele
uitleg gekregen. Misschien had zijn eerste lief dan toch gelijk. Gerrit loopt
de ratrace waarvan elke West-Vlaming als baby al het genetische startschot
voelt zinderen in zijn lijfje. Van de kloten is natuurlijk dat er geen finish
zijn. De vraag is ook of er andere tegenstanders zijn in de race. Andere dan de
geprojecteerde sluimerambities die t zuur geven aan die hermetische
boerendorpen van de Westhoek. Als die collectieve dwingelandijen benen krijgen
in je kop, schiet dan maar uit de startblokken als het eerste orgasme van een
gefrustreerde puber die nog nooit aan de melkerij van zijn buurmeisje heeft
mogen zitten.
Zeg, wat zit je nou zo te denken? Zou je die maat van je
niet liever een bezoekje brengen, daar bij die slachters in hun witte jassen.?
Mijn vrouw heeft een ouder verloren op de operatietafel.
Heeft ze de geneeskunde nooit vergeven. Mijn vrouw doet niet aan vergeven. Ik
ben net thuis van mijn werk. Bijzonder veel zin heb ik het niet om terug de
winteravond in te trekken. Maar ja, die dwingende bambi-ogen. Ik heb nog niet
bevestigd of ze vraagt al wat ik als cadeau zou kunnen meedoen.
Lectuur allicht. Als Gerrit tussen vier muren ligt zonder
boeken of kranten wordt hij zot.
Mijn vrouw klapt, misschien niet eens met opzet, luid een
kastdeur dicht. Zeg, laat het uit, hé. Die gast heeft net een hersenbloeding
gehad en jij gaat aankomen met een paar kleppers zeker? Slecht voor zijn
bloeddruk. Ik flans hier wel een fruitmand in elkaar.
Gerrit, de kerel met de grootste onderscheiding die
makkelijk had kunnen doctoreren als de lange armen op de faculteit verbonden
waren geweest met andere rompen, zonder bezigheid zetten? Das dan wel goed
voor zijn bloeddruk?
Hoe zit het trouwens met onze eigen Gerrit? Heb je hem van
school gehaald?, vraagt ze terwijl ze een houten dienblad weet te presenteren
als een fruitig kunststuk.
Nee, ik heb hem vandaag maar eens laten staan aan de
schoolpoort. Erger zelfs, ik ben drie keer voor zijn neus langsgereden zonder
hem mee te nemen. Elk kind loopt wel een trauma op. Dus dan geef ik het hem liever
zelf, dan hebben we dat ook gehad.
Ach, laat die ironische bullshit achterwege. Je weet dat ik
daar niet tegen kan. Waar is hij?
Hij is boven aan het spelen met zijn treinen.
Mijn vrouw kijkt boos op van haar ersatzfruitmand.
Hoezo aan het spelen? Moet ik weer de boeman gaan spelen?
Je weet toch dat ze deze week proefwerken hebben? Tot acht studeren en dan een
half uurtje spelen. Dat hebben we toch zo afgesproken?
Ik zucht en slof naar de kinderkamer, de kleine van zijn
treinen sleuren, is net dat ietsje moeilijker dan een regiment keizerminnende
Japanners van een eiland jagen. Maar goed, banzai maar. Ik herhaal voor mezelf
nog eens die mantra: je bent zijn papa, niet zijn vriend.
In de hospitaalkamer, zeg ik het is allemaal vers gekocht,
hoor, en in de druiven zitten geen pitten. En zo te zien zit er in Gerrit ook
geen pit meer. Ik had gerust boeken kunnen meebrengen, hij zou ze toch niet
aangeraakt hebben.
Ik zet me naast hem in een stoeltje en zonder een woord te
zeggen kijken we samen naar een hersenloos belspelletje op tv. De vraag die ik
mij vooral stel is, waarom hebben we onze kleine ook weer Gerrit genoemd?
Juist, omdat we die zo astronomisch intelligent en
onstuitbaar ambitieus vonden.
En zolang een schrijver niet succesvol is in het enige waar
hij goed in is (schrijven) is hij een underachiever.
In de zegswijze twaalf stielen, dertien ongelukken niet
bestond, zou die voor mij uitgevonden worden.
Ober, magazijnier, medewerker op de commerciële binnendienst
(langste naam voor grootste hondenjob), en zet leerkracht ook maar in het
rijtje van aanmodderberoepen die deze wanna-be-schrijver probeert.
t Is niet dat mijn Engels slecht is, op kennis scoor ik
bovengemiddeld, t is dat ik een chaoot ben. Dat bleek deze week bovengemiddeld
vaak.
We treden verder niet in details, maar 't was een schaamlijke (Gents dialect) week.
Smile and take the blame en je sympathieke omgeving vergeeft
het je, nog net.
Op blogvlak ben ik dit jaar volledig verpulverd door een
bejaarde.
Jos Ghijsels blogt mij dagelijks onder tafel.
Dat dozijn mensen die de literaire drainage van een mijn
onderstroomde ruïneziel (ja, soms doenwe graag pathetisch, we is dan Pluralis Marginalis) volgen, verwijs ik
graag door naar de concurrentie in de spirt van Its fun to lose and to
pretend:
Het ziet er daar al veel gestroomlijnder uit dan hier het
geval is, de teksten zijn ultrakort en scherp.
Mijn blog gezien door de ogen van De Morgen:
Die Peynsaert schrijft een blog als Oorlog en Vrede van
Tolstoj, t is vast steengoede literatuur, maar er is geen kat die het leest
Ik word natuurlijk liever vergeleken met Dostojevski, zoals
Frank Ronse (voormalig ambassadeur van Polen, maar vooral veellezer) dat ooit
deed, toen hij zei:
Je kortverhaal over die begrafenis, vat ik samen als:
Dostojevski meets the Marx Brothers
Zon compliment hier of daar, houd mijn ragfijn
spinnenweb-ego functioneel kleverig.
Dan vergeet ik dat ik tussen twee schrijfsessies in een
maatschappelijk onaangepaste screwball ben.
Als de wereld echt van underachievers houd, wil ik meer hits
op mijn blog.
Maar dat mag ik niet luidop zeggen, want een mens vindt andermans
ambitie meestal maar stinken.
Dagboek van een schrijver: nieuwe soundtrack voor de Vlaamse ratrace
Om eindelijk eens af te stappen van kutradio (het instrument dat de rijken gebruiken om de massa's in slaap te wiegen)
Gedaan met radiosiroop die eeuwig
klinkt als radio friendly song van John Lajoie, de volgende airplaylijst voor
alle mainstream zenders:
1)
s ochtends ligt een Vlaming gepijnigd af te tellen tot dat
vervloekt vroege moment dat hij op moet om te vertrekken naar die plek die hij
verfoeit, die plek waar hij alleen dommer, lelijker en vedroogder raakt. Straks
stapt hij/zij met een gezicht gelijk een uitgezogen pruim waar biefstukken aan
genaaid zijn, den trein op.
Om deze heerlijk soezende momenten vlak voor het opstaan
voortaan op te luisteren, moet DIT op de wekradio:
Als ze de vrijdagavond massaal het grootwarenhuis induiken,
mag dit spelen, in de hoop dat ze mekaar een Berlusconi lappen met een scherpe
doos cornflakes:
Tijdens het verbeteren zie ik soms kladbladen passeren
waarop dat typische anarchiesymbool staat getekend.
Zelf associeer ik dat symbool niet met anarchie, maar met
tamme leerlingen die nul de botten weten over gelijk wat. Als ze die dingen op
hun kladbladen kladden kun je er als leerkracht van uitgaan dat die leerlingen
tot het meest makke, slachtrijpe deel van de klas horen.
Ze zijn niet anarchistisch, ze zijn niet opstandig, ze
rebelleren in de verste verte nog niet. En dat is spijtig, want ik wil wel eens
echte anarchisten in mijn klas hebben. Die gelijk een anti-schoolse Sturmzug de
hele orde omkegelen. Die mij buiten dragen en vriendelijk en beleefd zeggen:
wij hebben u niet nodig om iets te maken van ons leven. Als we een vraag
hebben, roepen we u wel.
Zo veel macht gaat er helaas niet uit van die ventjes die
met dat anarchiesymbooltje dwepen. Ze zitten daar maar, zo verveeld als de Koninklijke
familie bij een klassiek concert. Dat ze daar tegen hun goesting zitten, is
duidelijk genoeg. En dat snap ik. Ik zat ook tegen mijn goesting op school.
Maar dat ze al die shit die ze haten, zo slap ondergaan.
Beeld van de schrijvende leerkracht (alleen als schoenverkoper
kan je lager vallen):
met hot stuff van The Pussycat dolls op repeat, zit ik aan
mijn antieke laptop. Ik heb mijn dikke Intal-trui aan, want das de enige pull die
mij in de huidige kamertemperaturen warm kan houden.
Ja, ik weiger dit jaar te verwarmen, ik heb mijn hoop
gesteld op een vette terugbetaling van de elektriciteitsmaatschappij om
tenminste te kunnen eten in de lente. Sinds kort zie ik ook af en toe muizen
snel voorbij schieten. Blijven doen ze nooit, want op onze vloer valt niks te
ratten. Ze komen hier soms wel eens kotsen als ze bij de buren hun kas te vol
gevreten hebben, maar verder beschouwen ze ons al niemandsland.
Ik zit er soms wel eens achter met mijn rijzweep om ze
eventueel te drogen te hangen in de tocht. Onze ramen sluiten niet zo goed,
maar dat kunnen we ombuigen tot een voordeel.
Het wordt hier triestiger om triestiger, ik begin al te
schrijven gelijk mijn vader zaliger. Die had het meestal ook alleen over zwarte
armoede en de zelfmoordpogingen van mijn moeder. Die sprong regelmatig van de
drempel (drie treden), maar sloeg dan hoogstens eens een enkel of twee om.
Mijn winniefishsticks smaakten vandaag ook voorbij het
krokante korstje naar iets voedselachtig. Dat kwam omdat ik net een mail had
gekregen van zone 09, die mij in navolging van Spank Thru magazine willen
interviewen aangaande de dolle activiteiten van Artistiek Nest.
De vibes zitten nog altijd goed, en voor t eerst sinds
lang, is schrijven terug een plezierige bezigheid en niet iets dat enkele pippos
beter af gaat omdat ze er toevallig intellectueler uitzien dan ikke hier.
t Was dus een vereniging oprichten of mij zon zwarte bril
aanschaffen met dikke monturen en liegen dat ik een germanist van opleiding
was. Of toch minstens verzorgd algemeen nederlands beginnen praten en de juiste
feestjes afschuimen.
Maar goed, wat ik met deze blogpost in de eerste plaats wil
bereiken is een klein beetje eten.
Bij deze de volgende oproep:
I will write short stories for food. Zeg maar hoe lang het
moet zijn. Wil je er zelf in voor komen? Krijg ik dan een stuk sjokolatj?
Als t van cote dor is en geen nootjes bevat, wil ik zelfs
tot vier paginas schrijven, maar dan mag er nog niet van geknabbeld zijn.
Voor een omelet (minstens 3 eieren, mét peper en zout) wil
ik het ook wel doen.
Voor de prijs van 25 000 euro stel ik ook mijn mangina ter
beschikking, maar laat mij tijdens de daad dan ook snel een kortverhaal
schrijven, dan heb ik toch het gevoel dat je t ook voor mijn pen doet.
Hopelijk kan k zone 09 overtuigen om mij te interviewen in
een restaurant, zodat ik en passant toch iets te stekken krijg.
Dagboek van een schrijver: ADD'er verbetert examens (met hulp van Brusselmans)
1u52
Waar staat de u voor?
U moest al lang klaar zijn met het verbeteren van de
examens, mijnheer Peynsaert!
Omstreeks 22u30 had ik dankzij lieftallige Perzische hulp-
nog één stapel te gaan.
Om even te verpozen zocht ik wat info op over Roald Dahl.
Een mens heeft voorbeelden nodig.
Ik kon zijn versies van oude sprookjes namelijk wel smaken. En
de man was mij al eens aangeraden door een veellezer.
Die sprookjes zitten in het examen. De leerlingen moeten ze
vergelijken met de versie, die iedereen
kent.
Nochtans beweren de leerlingen dat niet iedereen die kent.
Een leerkracht en treingezel van me, gaf laatst de
leerlingen gelijk.
En mij, die goedkoop wilde scoren (probeer ik vaak, maar je
moet er het juiste gezelschap voor uitkiezen en ik was die dag niet goed
wakker) , door ff te wijzen op de symptomen van het vaardighedengerichte
onderwijsvirus, nou ja, mij gaf die welbespraakte jongeman, ongelijk.
Dus bij wijze van soortement conclusie: de leerlingen hebben
het recht om niet alle sprookjes op hun klein duimpje te kennen.
Nu, omstreeks 23u trok ik mijn zevengatenlaarzen aan (van de
paycheck van een leerkracht moet je niet elk decennium nieuw schoeisel gaan
kopen, zelfs niet in de solden, zelfs niet in de solden in de goedkoopste
sweatshop van Bangkok) om een ommetje te doen.
Zoals in andere verhalen van mij, marcheerde ik, compleet
elegantloos, maar dus wel snel, zoals ik gewend ben, naar het citadelpark.
Ik stootte daar niet op de sympathieke mannenverkrachtser,
met wie ik een knipperlichtvriendschap onderhoud, maar op niemand minder dan
Herman Brusselmans zelve.
Hij zat op een bankje en zo van de achterkant bekeken, dacht
ik dat ik mezelf zag zitten.
Als narcist zou ik heus niet geschrokken zijn van zon fata
morgana.
Maar, nee, t was Brusselmans, de oude schrijver, en niet
ik, de nieuwe schrijver.
Dat was te merken aan:
A)de
man op het bankje rookte
B)droeg
een leren jekker (sinds ik van moetens les geef, draag ik geen leren jas meer,
maar zon mantalachtig ding dat mij enige sérieux dient te geven)
C)de
man had een keffer bij, en ik weet van mezelf dat ik niet tuk ben op honden,
dus het moest wel iemand anders zijn dan ikzelf
D)de
man sprak luidop tegen zichzelf, en dat doe ik zelf nooit, onder andere omdat
ik dat één van de toppunten van zieligheid vind, maar ook omdat geen van beide
van mijn ouders dat ooit deden en monkey not see, monkey not do, geldt evenzeer
als monkey see monkey do, natuurlijk
Dit is de tweede keer dat ik hier in Gent op Brusselmans
bots. De eerste keer dat ik hem in levende lijve zag, zat hij ook al op een
bankje. Maar toen was ik nog te jaloers op die zak om er een woord tegen te
zeggen.
Tegenwoordig ben ik zo jaloers op Dimitri Verhulst, dat al
mijn nijd tegenover andere schrijvers zo ongeveer tot niets herleid is.
Het helpt ook dat ik tegen andere schrijvers over het
geweldige succes van Verhulst kan beginnen, omdat hen dat toch altijd kwetst.
Ja, als ik zelf iets niet krijg, gun ik het een ander ook
niet.
De tweede keer dat ik Brusselmans ontmoette (toen ik op hem
nog jaloers was, heette ik hem Brosselmans), gisteren dus, heb ik er wel mee
gesproken.
Met als gevolg dat ik nu weet dat Brusselmans dan wel elke
maand in H*MO verkondigt dat hij al jaren geen alcohol meer aanraakt, maar dat
hij dus de ene tas koffie na de andere achterover kapt. Aangelengd met ouwe
klare weliswaar.
Hij gaf mij enkele schrijftips die ik kan samen vatten als:
begin met één boek te schrijven en schrijf het daarna nog
eens vijftig keer. Maar varieer wel de titel, anders gaat het opvallen. O, en
geniet nooit en public van je succes, mensen gunnen je wel succes, je mag er
alleen geen fuck aan beleven. Je moet er natuurlijk niet in overdrijven, je mag
wel al die kantoorslaven dankbaar zijn, omdat zij elke dag gaan travakken en
met de opbrengst van dat hondenleven zo af en toe een boek van je kopen. Dat ze
het lezen, hoeft niet zo nodig.
Ja, t was een gezellige babbel met Herman. Toen hij
compleet neut was, heeft hij zelfs de examens van mijn kleinste klas verbetert.
Over die vijf exemplaren heeft hij 2,5 uur gedaan.
En toen wist ik weer wat elke grote schrijver/muzikant
drijft:
Het compleet kierrewiete, dolpanische spookbeeld van ooit te
moeten werken.
Ik kijk maar half beteuterd, want ik kijk er naar uit om in
dit dure kostuum de nacht in te duiken. Tel daar dat presidiumlintje bij op. Is
er nog plek op Mars voor de gekristalliseerde stortvloed van mijn ontspoten
ego?
Doe nu toch gewoon die handdoek om. Kom hier, ik maak er
wel een tulband van.
Non-conformistisch, bloedmooi en toch totally punk, jij bent
het compacte moordwijf van 1m65, misschien wel geboren in mijn dromen. Je chargeert
al weer mijn richting uit. Ik grijp je vast bij je zandlopermiddel en ontwapen
je. De handdoek dwarrelt open op de vloer. Handdoeken zijn zo symbolisch
geladen, sinds ik jou ken.
Weet je wat mijn moeder laatst zei?
Even je parfum opsnuiven. Unieke feromonenbom die mijn
ballen energiek doet headbangen. Die eeuwige lieskramp als jij in de buurt bent.
Zeg, die handdoeken in de vuile was. Waarom geven jullie
die zo snel mee? Wij gebruiken die nog eens, hoor.
Je proest het uit. Victory. Als ik je evenveel orgasmen kon
bezorgen als lachbuien, zouden we misschien een toekomst hebben.
Samen dan.
Apart vast nog wel. Nou ja, get over it, zeg ik tegen
mezelf.
Je bent mooi als je lacht, zoals nu met het beeld van mijn
ouders die onze lichaamssappen onbewust over zich uitsmeren, maar je bent nog
mooier als je verstijft van genot, glanst en je lekkere lijf extase ademt. Vooral
als je mijn ego streelt door te zeggen dat je iets keiheet vindt en als de
lakens drijfnat worden van je driehoekige juweel.
Wat ik verder zo fantastisch vind, is dat ik door je kleren
heen kan ruiken of je geil bent.
Ik zwelg je elke dag zonder kans op indigestie. Zelfs je
taalgebruik snijdt heerlijk kietelend door mij heen. De letter A is sinds ik je
ken, helemaal mijn favoriet, no contest, die Antwerpse A.
Heerlijk ook om door jou gewekt te worden, midden in de nacht, als je na
elk feestje, zonder kloppen bij mij in bed duikt en ik bij jou. Hoe wij elkaar
wakker kussen.
Voor het eerst heb ik een leven en hoef ik geen films te bestuderen om te
weten hoe het voelt om voluit jong te zijn.
Ik kan geweldig lang naar je
kijken, ook als je een streng gezicht opzet. Ja, je expressie kan soms bijna
steriel zijn, natuurlijk logisch, als we weten op welke afdelingen je stage
loopt.
Nee, als brok onbewogen sensualiteit heb je mij stevig bij mijn nekvel
gevangen.
We hebben weinig gespreksstof, maar ik weet hoe je er van geniet om mij
compleet uit mijn concentratie te halen door schalks tegen mij aan te schuren
op eender welk moment van de dag.
Je bent klein en fijn, maar als we worstelen biedt je stevig weerstand,
en als ik je vast pin, maak ik mezelf wijs dat ik evenveel macht over jou heb,
als jij over mij, eventjes dan.
Ik hou van onze avondritueel. Sleuren met matrassen en kussens om één van
onze twee koten tot geïmproviseerde tweepersoonskamer om te toveren. Mijn
innerlijke chaos komt tot rust in de zee van rommel waar wij net tussenin
lijken te drijven, op twee matrassen, ongelijk in hoogte. En zelfs al sukkel ik
er gegarandeerd tegen de ochtend tussenin, toch lag ik nooit beter. Als jij al weg bent naar het ziekenhuis, is mijn hoofd nog lang ijl van je geur in de lakens.
Bovenal ben ik
verknocht aan die eeuwige ongrijpbaarheid van je, in welk standje ik je ook
neem, hoe vaak ik ook je borsten kneedt, of je tengere lichaam bijna vermaal
tussen mijn armen.
Altijd lijk jij op het
punt te staan om voor altijd aan mij te ontglippen.
Zodat elke keer seks met
jou, voelt als de allereerste keer. Maximale spanning, je geur en smaak elke
keer weer nieuw. Zoals een dooie een dag drinkt, die hij er onverwacht nog bij
krijgt, zo drink ik jou.
Met gulzige voorzichtigheid, bang dat elke drogerende druppel de laatste
kan zijn.
Ik vraag of je nu echt
niet komt naar het bal. Ja, toegegeven, ik wil weer eens met je pronken. Ik wil
andere vrouwen weer in mijn oren horen fluisteren: waw, je lief is echt een
mooi meisje.
Ik wil terug genieten
van je veroordelende onwennigheid, van je grote bedenkelijke ogen, ik weet hoe
je het presidiumwereldje waar ik zo wellustig in meedraai, belachelijk vindt. Alles
wat ik doe buiten ons bed, vind je eigenlijk maar zo zo.
Een van je mooiste
complimenten tot nu toe, was toen je zei: Dat presidiumlint is het enige wat
er mis is aan jou.
Jij gaat naar jouw
kotfeestjes van chillmensen met hangmatten en stapels weed en ik ga naar mijn
mas tu vu feestjes in verduisterde zalen om mij groot te voelen in dat lint
van me.
Wat mij altijd verbaasd,
is hoe wij zo vaak op hetzelfde moment thuiskomen, zonder
telecommunicatiemiddelen. Woorden doen het bij ons nu eenmaal bedroevend slecht.
Alleen ben ik te jong of
te onervaren om dat als een zegen te zien en geen vloek.
Nu zoek ik naar zeldzame
momenten waarop we eens woorden vinden, maar later zal ik mij alleen de
momenten herinneren, waarin ik naar je keek en je helemaal opslokte.
Alsof de trage
fijnproevermanier waarop ik je dagelijks uitkleedde, de manier waarop ik je
slaapwel kuste of de intense duiken die ik nam in je ogen ooit voordeel konden
halen bij een verbale toevoeging.
Als de tijd in cirkels
gaat en we treffen elkaar ooit terug op een verre kruising voorbij dit aardse
leven, zal het niet zijn voor een goed gesprek, maar om terug voor eventjes
onsterfelijk jong te zijn in de versmolten geur van een zuiver naakte nacht.
dagboek van een schrijver: tussen een ander koppel benen
Waarom andere vrouwen beffen?
Ben ik dan niet goed genoeg, vroeg ze vroeger met haar grote
bezorgde Disney-ogen.
De uitleg was kinderlijk simpel.
Haar wil ik elke dag drinken, maar er zijn zo veel vrouwen
op de wereld en ze smaken allemaal anders.
Als ze toekijkt, is 't al geen zonde meer.
Een vent die niet meer achter de vrouwen zit, is een
gerobotiseerde werkslaaf, uitgeblust en zelfbeliegend.
De voortplantingslokroep van de cellen negeren is spuwen in t
gezicht van t leven.
Verleiden verhoogt de creativiteit en van alle boeken zijn
vrouwen het t meest waard om gelezen te worden.
Een goed boek roept de lezer terug, zoals een heet wijf een slappe lul telkens weer stijf wrijft in het sperma dat tussen haar borsten ligt.
Ik geniet alleen van romans die mijn christelijk schuldgevoel perverteren en ik hou alleen van vrouwen die niks van hun waardigheid verliezen als je ze samen met een goeie maat op alle mogelijke manieren gepenetreerd hebt.
Een vrouw doorgrondt je pas echt, als ze glimmend opkrult
terwijl de zoetzure ochtenddauw van haar hongerige poes onbeschaamd op je tong
prikt.
Dagboek van een schrijver: ik werk alleen met mensen die kunnen zuipen
In dat opzicht (en helaas niet alleen in dat opzicht) heb ik
een overeenkomst met Stalin, ik vertrouw geen nuchtere mensen.
Eergisteren was mijn regisseur zo ongeveer poepeloerezat en
eigenlijk heb ik hem zo het liefst. Zijn ogen dreven over van de alcohol, maar
over zijn lippen rolde de inspiratie en de bestellingen voor nieuwe
toneelstukken.
Ik moet de spaak gelopen relatie met zijn dochter vertalen
naar een toneelstuk. Das er 1.
Hij wil ook zo snel mogelijk aan de slag met een stuk over
een wild rondschoppende angry young man, met Simon van Renterghem (zie foto) in de
hoofdrol.
Die kerel heeft, naast een geweldige smaak in zo wat alles, een ver dragend, heldere stem, rechte schouders (zeldzaam in deze tijd, maar toch zo presenterend op een podium), de look van een kunstenaar en als hem die soms onbegrijpelijke bescheidenheid van zich zou afwerpen is 't een rasacteur.
Het belooft een stuk te worden doorspekt met sarcasme en het
beste ingrediënt dat een toneelstuk kan hebben: ontmaskerende waarheid die
gezellige illusies met een grijns verstikt.
De helaasheid der dingen, maar dan met ballen. Want het is
alsof Verhulst eens aan Aalst geroken heeft en verder niks, voor hij zijn
boekske schreef.
(de Simon is een notoire hater van Verhelst, en bij
uitbreiding alles wat fake en hypocriet is)
Nu, zolang er geen rellen uitbreken tijdens voorstellingen
van mijn aanslagen, zijn er groeimogelijkheden.
Heb mijn regie-assistente en communicatieverantwoordelijke,
Nicole, duidelijk gemaakt dat ik mijn stukken niet meer laat castreren.
En dat ik als egocentrische solipsist mijne naam in koeien
van letters op t script wil.
Voor de rest ben ik niet eens zo ne moeilijken.
Ik zit nog niet in die fase dat ik eisen stel aangaande de
haarkleur van de groupies.
Naast de jongen met de pijpenkrullen (dat stuk dat mij in
het beste geval aandacht van de Mossad oplevert) wil ik in 2010 af komen met
een toneelstuk over genderidentiteit en vaginoplastie, waarin de Hirja uit
Indië een centrale rol spelen. Ik wil t ook over de huwelijkskansen van
hoogopgeleide westerse vrouwen hebben.
Kunstvormen die niet af en toe een wee gevoel in de buik
bezorgen zijn verdacht.
En om voor de hand liggende redenen, wil ik meer met Russen
werken.
Al was t maar voor de haast kinderlijke, theatrale
zuipsfeer die in de coulissen hangt.
Een zatte mens is puur, maar een zatte Rus, is nog veel
puurder.
De summer of love is een goeie veertig jaar geleden en met
de klimaatopwarming geeft het niet in welk seizoen je een re-enacment inlast.
Vrijdag en zaterdag gespeeld in twee toneelstukken van
mezelf en dat lapt toch een kleine dosis adrenaline in de aderen. Was vergeten
dat levenslust voelt als een brok cocaïne die smelt in je keel gecombineerd met
het gevoel dat je hebt als een sensuele godin het groen van achter je oren wast
en je opleidt in de vleselijke kunsten.
Ik snap iets van de erotische spanning die hangt tussen
hoofdrolspelers. Wat mij betreft, had ik mijn tegenspeelster wel eens willen
beffen. t Is van sterrenbeeld een leeuwin en van alle tekens zijn dat de
vrouwen die het liefst een sessie cunnilingus geserveerd krijgen. Er is niks
dat mij meer opwindt, dan vrouwelijke opwinding. Vrouwen zijn t mooist als zij
nat zijn.
Mijn vriendin kan daar allemaal goed tegen, ze is tenslotte
voor mij gevallen omdat ik zon zwart decadent kantje heb. Vroeger was haar
leven zo strak geregeld dat ze wel wat ontsporing kon gebruiken. Dus geen
wonder dat ze viel voor nen Posjljak, nen viezen tist, just geleik Boon.
Als een mens een beetje gekruid wil schrijven, moet hij/zij
van veel proeven. Its one big experiment. Probeer het niet thuis, als je er het
juiste gestel niet voor hebt of te veel geeft om het oordeel van
afkeuringslievende famiale rechters. Het vraagt redelijk wat eelt om te
genieten van alledaagse chaos.
Nu, volgens mijn tegenspeelster kon ik haar ten vroegste
beffen op woensdag. Ze had haar maandstonden en ze kent mij nog niet lang, dus
ze dacht vast dat ik zou passen.
Nochtans, beffen tijdens maandstonden, geeft hoogstens een
lichte ijzersmaak aan het geheel en misschien een rode snor, maar ach, ik wed
dat Baudelaire daar de schoonheid van in zag.
Kurt Cobain was ook verlekkerd op menstruatiebloed en nogal
gefascineerd door de hele interne vrouwelijkheid. Philip Roth schaamt zich ook
niet om een scene te schrijven waarin een ouwe vent een straaltje rood sap
weglikt van de dij van een lekker wijf van nog geen 25.
Schrijver zijn, is een ziekte. Een ziekte waarvan je niet
wil genezen, tenminste als er redelijk wat succes komt bij kijken. Zonder
succes, is een schrijver, maar een doffe zak, zonder licht in de ogen en nog
volstrekt aseksueel ook. Een belediging voor het beetje leven dat er nog in
zijn botten zit. Nee, een mens kan pas goed schrijven als hij mensen verslindt
en het leven zo graag ziet dat hij het elke dag neukt. Mensen zijn graag in de
buurt van levenslustige schrijvers, want niemand zal hen ooit met gretigere
ogen indrinken of zo totaal aanvaarden zoals ze werkelijk zijn, als een echte
schrijver. Ik verdraag alleen mensen die zich geheel naakt aan mij tonen, zodat
ik alle zwarten plekken op hun ziel kan liefkozen.
Ik ben extreem en als er dan toch eens applaus te horen
valt, is mijn seksuele honger weer van boulimische proporties. Sekshonger is
vrij essentieel om de levenslust op peil te houden. Dus voor t eerst in een
half jaar tijd, loop ik er niet bij als een suïcidale nepmartelaar die alleen
niet verzuipt in de rivier hier verderop, uit meer dan latent aanwezige
religieuze neigingen en de liefde voor een moeder die haar echtgenoot en
schoonvader al aan zelfterminatie verloor.
Zelfmoord gaan we die schat van een vrouw niet aandoen. Mijn
mama is echt een geweldig warme vrouw met een sappig gevoel voor humor die mij
uitstekend opgevoed heeft en mij altijd behandeld heeft als een mens en niet
als een baby. Zij heeft altijd met een volwassen vocabulaire met mij gebabbeld.
Eergisteren hoorde ik dat er in de tweede master van de
richting geneeskunde aan de universiteit Gent, een koppel zit dat nu op zoek is
naar een vrouw om een trio mee te beleven. Zij doen rondvraag naar geïnteresseerden.
Langs deze weg zou ik hen graag zeggen dat dit de foute aanpak is.
Het is beter dat als predator aan te pakken en gewoon een kennis
uit te nodigen, waarvan wel te vermoeden valt dat haar hormonen regelmatig een
stevige boogy-woogie dansen en dat onschuldig kind dan op slinkse wijze vol
alochol te kappen, bijvoorbeeld door middel van een spel vodkaRisk. Een beste
vriend(in) in het bed lokken, is ook altijd mogelijk.
Een kusje en een aaitje op het juiste moment, breken het ijs
and when the levee breaks, the kids are gonna taste each others fluids.
Er wordt om de verkeerde redenen te weinig gepoept in dit
land.
Mijn oma heeft het karakter van een heks, maar ik wil in
contact blijven met de roots die mij resten, dus ga ik er regelmatig langs. Als
ik zie wie mijn grootmoeder is, heb ik meer vrede met wat ik zelf uithaal.
Oma is vereenzaamd en oud. Ze is verslaafd aan waarzeggerij
en kansspelen en ze voelt zich fundamenteel onveilig in deze samenleving.
Verder is ze er stellig van overtuigd dat er s nachts onbekenden op haar deur
komen bonzen.
Als ze niet luidop fantaseert over het grote lot winnen,
haalt ze herinneringen op aan vroeger, aan de mannen die ze over de vloer kreeg
en de gezinnen waarvoor ze gewerkt heeft. Het overgrote deel van haar
beroepsleven is ze gezelschapsdame geweest.
Op het kleine salontafeltje naast haar luie zetel staat een
foto van haar man zaliger, mijn grootvader. Over hem heeft ze het ook graag.
Een echte smeerlap, die liever zeverpraat verkocht dan dat hij werkte, maar
toch zon knappe vent.
Ik ken de verhalen allang op mijn duimpje en toch luister ik
telkens weer naar de schaduw van een legende die mijn grootvader in de ogen van
mijn grootmoeder is gebleven.
In ons dorp was hij een opvallende figuur. Met zijn lengte
van 1m 92 kon werkelijk niemand om hem heen. Toen zijn jeugd al lang vervlogen
was, stond hij nog steeds met een lengte van 1m 78. Zelfs met die ingekorte lengte
bleef hij vele mensen angst inboezemen. Tenminste, áls hij dan eens stond, want
meestal zat hij. De houten leunstoel in de voorkamer was zijn vaste stek.
Daar zat hij dan met een boek op zijn schoot. Elke dag weer
een ander boek, want niks kon hem lang boeien. Het boek las hij zelden, wel
kwijlde hij het onder. Die boeken vervingen de vrouwen waar hij vroeger op in
slaap viel. Ik kan niet met zekerheid zeggen of hij hen ook onderkwijlde. Er
zijn wel indicaties.
Steeds als mijn grootmoeder een korte woordenwisseling met
hem gevoerd had, diende ze spuug uit haar gezicht te vegen. Voor haar was dat
hoogstens een klein ongemak. Als vermeende soldatenhoer was ze heus wel erger
gewend. Ik zeg vermeend, want bewezen is het nooit en zelf durf ik haar niet om
uitsluitsel vragen.
Al die dozen Duitse
chocolade die ze in haar kelder heeft staan, kunnen echt onschuldige cadeautjes
geweest zijn van sentimentele moffen. Zij kan het ook niet helpen dat elke
Lanzer in haar een nichtje of klein zusje herkende. Geruchten zijn echter
venijnige dingen. Zeker tot het eind van de jaren '60 stond mijn grootmoeder
bekend als 'de matras van de Denderstrasse'.
Mijn grootvader die werd heel oud. Maar mijn grootmoeder die
blijft tegen alle verwachtingen in, het streepje tussen haar geboortedatum en
sterfdatum rekken.
Al rond haar tachtigste levensjaar zei de dokter dat ze een
Keith gelapt had. Oud worden met zo'n destructieve levensstijl, dat kon alleen
Keith Richards. Mijn grootmoeder lukt het echter moeiteloos. Tot haar
zeventigste levensjaar maakte zij elke dag drie flessen wijn soldaat. Twee in
de voormiddag en eentje 's avonds. Tussenin lag ze uitgeteld op de sofa. Helaas
vertikt ze het om ooit de honderd te halen. Dat heeft ze gezworen.
Van getallen bestaande uit meer dan twee cijfers heeft ze
een heilige schrik. Haar aanleg voor bijgelovigheid is ongezien. Vijf keer per
week frequenteert ze een waarzegster. Vijf keer dus, en geen zes, want zelfs
waarzegsters hebben sluitingsdagen.
Die waarzegster heeft ooit eens raadselachtig gezegd:
"twee cijfers zijn honing, maar drie cijfers zijn lookworst." Mijn
grootmoeder heeft een hartsgrondige afkeer van lookworst. De arme vrouw - haar
pensioentje overtreft ternauwernood het BNP van Mozambique - weigert in te zien
dat de volgevreten waarzegster weinig talent heeft voor profeteren. In
profiteren is ze dan wel weer een hele kei.
Aanvankelijk ging ze informeren bij kennissen van mijn
grootmoeder. Daardoor wist ze vaak wel iets aannemelijks voorspeld te krijgen.
Maar uiteindelijk gaf ze dat op en nu zuigt ze maar wat uit haar duim, want
mijn grootmoeder heeft niet zo gek veel vriendinnen.
Haar man was ooit rijk geweest. Helaas verbraste hij alles
aan vrouwen en een half dozijn bastaardkinderen. Misschien waren er twee of
drie echt van hem. Op dat vlak was hij een tikkeltje naïef. Vrouwen smeerden
hem heel makkelijk het vaderschap van hun kroost aan. Het volstond om bij hem
aan te bellen in gezelschap van een jengelend kind. Mijn grootvader had een
beruchte hekel aan lawaai. Als je mijn hem confronteerde met een kind, zwichtte
hij vrijwel meteen. Al was het maar om dat jengelen te laten ophouden.
We mogen hem echter ook niet onderschatten. Hij had toch wel
zijn pragmatische kant. Als hij het vaderschap aanvaardde, kon hij daarna nog
eens op de moeder van zijn nieuwbakken kind zitten. Mijn opa bracht zijn vrije
tijd immers door met twee dingen: op een vrouw zitten en een vent door een deur
rammen. Deze ongelukkig gekozen hobby's hadden het voordeel dat ze te
combineren waren. Als je op andermans vrouw zit, is de kans groot dat je na
verloop van tijd de rechtmatige echtgenoot voor je neus hebt. Die kan je dan
door een deur rammen. Dat soort machogedrag levert dan weer een andere dame op.
Continuïteit verzekerd.
Natuurlijk was vooral mijn grootmoeder slachtoffer van de
levenswandel van mijn opa. Om haar verdriet op te vangen, had ze zo haar eigen
initiatieven: onder een vent liggen en hijsen. Daar kun je ook mooie
combinaties mee maken. Concrete langetermijngevolgen voor mij: de familiezaak
ging failliet. Concrete gevolgen voor mijn grootouders: armoede troef.
Maar dat hinderde niet. Grootmoeder schakelde over op
goedkopere merken, maar bleef hijsen. Met rampetampen kapten ze al evenmin. Wel
was er een forse daling merkbaar in de kwaliteit van de te neuken vleeswaren.
Gelukkig werd dit ruimschoots gecompenseerd door hun aftakelend
gezichtsvermogen. Pas toen ze beiden de vijftig voorbij waren, werd hun
seksleven iets minder bruisend.
Dat creëerde overigens een enorme leemte in de gespreksstof
van ons dorp. Hele dagen zat mijn grootvader in die leunstoel. Tot hij er niet
meer zat, maar in de garage lag met twee kogels door zijn hart. De
gerechtsdokter zei dat dit zelden voorkwam en dat mijn grootvader hiermee een
statement wilde maken. Daar heb ik mijn twijfels over. Ik heb mijn opa helemaal
nooit een statement weten maken. Als je jonge katjes verdrinkt in een kokende
chauffageketel, maak je dan een statement? Ik dacht het niet. Sommige mensen
zijn gewoon rot. Hij was zijn leven kotsmoe en daarmee uit. Hij werd niet
beweend en niemand weet waar hij begraven ligt.
Nu, tien jaar na zijn dood, drinkt grootmoeder zowel 's
ochtends als 's avonds twee flessen wijn. Ze heeft nood aan meer evenwicht,
zegt ze.
Al sinds de herfst van haar leven woont ze in een piepklein
appartement, dat ruikt naar te sterk gezette koffie en de mufheid van een
verzameling kitsch. Mijn grootmoeder verzamelt álles. De radio is steevast
afgestemd op een zender die afgrijselijke metrumloze Vlaamse Schlagers afstuurt
op bejaardenhuizen en appartementsblokken als deze. Ik denk dat de helft van
onze bejaarden moedwillig doof worden.
Oma zit in gedachten nog steeds in de herenhuizen van
vroegere werkgevers, huizen met wijnkelders, grote schilderijen in de gangen en
bossen rondom.
Schoonmaken heb ik nooit graag gedaan, laat mij maar koken,
dat doe ik graag en goed.
Ik glimlach om haar een plezier te doen.
Ze zal wel meer gedaan hebben dan koken, maar daarover geen
woord.
Voor de honderdduizendste keer vertelt ze me het verhaal van
die ene Italiaanse werkgeefster die op een dag al haar juwelen aantrok, haar
duurste kleren uitzocht en zo naar het station trok om zelfmoord te plegen. Ze
wilde sterven voor ze oud en lelijk werd.
De trein raakte haar en ze was op slag dood. Vreemd genoeg
had haar lijk enkel een blauw oog en was ze verder intact gebleven.
Die young, stay pretty, mijmert oma.
Interessante levensfilosofie, maar mijn grootmoeder heeft
geen gevoel voor timing.
You too need the lecture on the childnishness of coupling? Of course it's childish. Family life is, today more than ever, when the ethos is created substantially by the children. It's even worse when there are no children around. Because the childish adult replaces the child. Coupled life and family life bring out everything that's childish in everyone involved. Why do they have to sleep night after night in the same bed? Why must they be on the phone to each other five minutes a day? Why are they always with each other? The forced deference is certainly childish. That unnatural deference. In one of the magazines, I read recently about a famous media couple married thirty-four years and the marvelous achievement of their learning to bear each other. Proudly the husband told the reporter, "My wife and I have a saying that you can tell the health of a marriage by the number of teeth marks on your tongue." I wonder, when I'm around such people, what are they being punished for? Thirty-four years. One stands in awe of the masochistic rigor required.
De wraak van Gregorij. Onze gast begint de ochtend
van dag vijf met de boel op zijn kamertje kort en klein te slaan. Vervolgens
eist hij tot driemaal toe luidkeels ontbijt.Meer bepaald in de vorm van
gebakken aardappelen. Na zijn ongevraagde verbouwingswerken weigert mijn moeder
deze klaar te maken. De koffiekoeken die Matthijs en ik onder witte vlag naar
hem toewerpen, schopt hij terug met de woorden: Jullie graanrommel moet ik
niet! De Vodka van gisteren was nochtans graanvodka en die ging er bijzonders
goed in. Na drie uur van bikkelharde onderhandelingen komen we tot een
compromis: Gregorij belooft inschikkelijker te zijn en met ons uit wandelen te
gaan, indien hij de gebakken aardappelen krijgt met enkele schijfjes tomaat en
ook een glaasje Vodka.
Ik wil zeggen dat die dus van graan gemaakt is, maar
Matthijs schopt mij onzacht tegen het scheenbeen aan. Ik grijp hem bij zijn
keel, maar mijn pa, weet ons te scheiden. Waarom zijn jullie ook niet gewoon
economie gaan studeren? Geen kans dat je daar ooit te maken krijgt met Russen,
want die hebben geen economie. Pa heeft zo zijn vooroordelen. Gregorij krijgt
al zijn eisen ingewilligd. Moeder weten we tijdig het rattenvergif te
ontfutselen. Zo krijgt Gregorij aardappelen waarvan je na consumptie niet
schuimbekkend over de vloer rolt. De details van onze levensreddende ingreep
hangen we maar niet aan zijn neus. Gregorij schrokt alles naar binnen. Na zijn
ontbijt keilt hij de lege pan naar iemands hoofd, het mijne namelijk. Matthijs
verbiedt mij te reageren. Gezien pa al klaar staat voor een interventie, laat
ik er het er bij. Gregorijs woorden: Sorry, ze ontglipte mij., laat ik over
mij heen gaan.
Hierop gaan we vredig op wandel.
Dat gaat hooguit vijf minuten goed. Gregorij ziet opeens berkenbomen staan. Het
effect daarvan hadden wij nooit kunnen voorspellen. Onze gast krijgt me daar
een aanval van heimwee Gregorij zakt op zijn knieën, rukt zijn haren uit en
barst uit in de meest jammerlijke snikken, doorspekt met odes aan Moedertje
Rusland en dat in het Russisch natuurlijk. Ik voel meteen nattigheid. Hier
komen Matthijs en ik niet ongestraft mee weg. Alle oudjes in mijn straat,
nieuwsgierige aagjes van de gemeenste soort, hebben vanachter hun gordijnen
alles in de mot. Gezamenlijk stormen ze buiten. Dat doen ze ook als er een
ambulance passeert. Dan willen ze zien waar die stopt. Tenzij het er eentje
voor henzelf is, want dan liggen ze liever ergens halfdood. Bijvoorbeeld op de
keukenvloer of in hun kippenhok. Ook nu onderbreken ze hun aanbidding van het
televisiemedium. Ze storten zich op ons. Die dementerende gekken denken dat wij
Gregorij zwaar mishandeld hebben, dat we een illegaal gebruiken als
persoonlijke slaaf. Zonder verdere vragen gaan ze aan het slaan met hun
wandelstokken, looprekjes en ook een enkele tuinschaar. Want als een oude van
dagen niet voor tv zit, is hij zeker zijn gazon aan het kortwieken. Onder al
die slagen, krijgen we vanzelfsprekend niet uitgelegd wat er werkelijk gaande
is. Dus zetten we het op een lopen.
Het bejaarde volkje ontfermt zich
over Gregorij. Hij krijgt thee aangeboden met van die muffe koekjes die elke
Belg boven de 65 in huis schijnt te hebben. Al snel zien ze hun fout in.
Gregorij scheldt hen de huid vol. Hij maakt hen een looprekje afhandig en gaat
op zijn beurt aan het slaan. De oudjes vluchten terug naar hun televisie.
Grigorij vervoegt ons bij onze schuilplaats. Kom vanuit die boom, stelletje
angsthazen. We klimmen inderdaad naar beneden en zetten de wandeling verder.
Tot onze verbazing verloopt alles goed. De zomerzon verkwikt ons, de vrede
lijkt teruggekeerd, Gregorij vertelt ons zelfs een mop. Wij forceren een
glimlach. De wankele harmonie is natuurlijk een kort leven beschoren. Al snel
komt er een vervaarlijke stoorzender opdagen.
Een kwaadwillend lot grijpt in,
en wel in de vorm van een eekhoorn. Dat onze oosterburen een tikkeltje
buitensporig bijgelovig zijn, wisten we al langer, maar dat het zon proporties
aannam dat konden wij nooit vermoeden. Gregorij ziet een eekhoorn oversteken,
een kleine, onschuldige eekhoorn. Wij staan vertederd te kijken, maar onze gast
gaat er meteen vandoor, zo snel als zijn benen hem kunnen dragen. Hij klautert
dezelfde boom in waar wij net uitgesprongen en daar blijft hij zitten tot het
schemert. Jullie gaan mij vermoorden, jullie gaan mijn vermoorden., zegt hij
almaar door. Maar nee, zeg ik, mijnheer Gregorij de angsthazige, daar zijn
wetten voor voorzien, die laten ons niet toe jou te vermoorden. Hoe graag we
dat ook zouden willen.
Tenzij we het natuurlijk op een
ongeluk laten lijken. Je weet heus zelf dat een ongeluk in een klein hoekje
zit. Je zou versteld zijn als je wist op wat voor bizarre manieren mensen
zichzelf onthoofden met, neem nou, een tuinschaar. Gregorij brengt de rest van
de dag niets begrijpelijks meer uit. Hij schudt en beeft zo hard, dat de boom
al snel de helft van zijn gebladerte verliest. Ik doe alsof ik een tuinschaar
in mijn handen houd. Gregorijs kreten gaan door merg en been. De oudjes snellen
hem nu niet meer ter hulp.Het is avond en s avonds is er familie op de buis in
combinatie met herhalingen van FC de Kampioenen. Op zon moment moet het huis
van een Vlaamse bejaarde al aan de vier hoeken branden voor hij met zijn
artritische krent uit de zetel komt.
Matthijs smeekbeden alstublieft
op te houden met het pesten van onze gast hebben geen effect. Mijn sadisme komt
in volle kracht opzetten. Ik vang de eekhoorn, plaats hem op mijn schouder en
voer hem nootjes. Ondertussen boots ik wolfsgehuil na. Gregorij komt al snel in
een psychose terecht. Hij begint zich hoogst merkwaardig te gedragen. Tenzij
het in Rusland de gewoonte is de schors van berkenbomen af te likken terwijl je
met beide vuisten op je slapen inbeukt. Matthijs en ik hebben het nu wel gehad
met onze logé. We bellen de dienst immigratie met een anonieme tip. Er komt een
busje met mensen in een witte jas om Gregorij op te halen. Matthijs en ik maken
rustig onze wandeling af. We keuvelen volop over ditjes en datjes zoals wij dat
zo graag doen. Van Gregorij horen we verder niks meer. Zijn bagage schenken we
aan spullenhulp. Zijn universiteit stuurt twee verontruste mails, maar die
laten we wijselijk onbeantwoord. In het Russische leger benemen zich jaarlijks
duizenden rekruten van het leven, de Russische regering ligt echt niet wakker
van een verdwenen student neerlandistiek.
Matthijs stelt voor het met een
list te proberen. We kloppen aan bij Gregorij. Wanneer we zoals verwacht weer
geen reactie krijgen, wandelen we weg. Ondertussen roepen we luidkeels: Tja,
dan gaan we al die Vodka helemaal zelf moeten opdrinken! We doen alsof we er
vandoor zijn en jawel, we horen het knarsen van de sleutel in het slot.
Gregorij treedt uit zijn isolement! Hoezee!! Dat moeten we vieren. We halen de
vermelde Vodka boven. Eindelijk, eindelijk gaan we ons Russisch bijschaven. De
snelheid waarmee onze gesloten logé zich ontpopt tot een vlotte prater slaat
ons met verstomming. We hebben het uitgebreid over het leven in Rusland, over
de verschillen tussen oost en west en nog veel meer.
Gregorij brengt ons de
kunst van het toasten bij. Hier bij jullie, zegt hij, drinken jullie maar
raak, elk drinkt wanneer het hem zint. Wij doen het anders, wij maken er iets
speciaals van, iets heiligs zelfs. Telkens hij naar zijn glas grijpt, worden
wij geacht dat ook te doen. Weigeren staat gelijk aan een oorlogsverklaring. En
wij maar kappen dus. Op de kennismaking, op de vriendschap, op de vrede tussen
de volkeren. Zo verder tot diep in de nacht. Wat gaat het goed denken Matthijs
en ik samen. Eindelijk hebben we de sfeer die we wilden. Tot ik in mijn
oneindige dwaasheid Gregorij uit zijn tent wil lokken. Ik hef het glas hoog en
spreek als volgt:
Weet je waar ik niet tegen kan:
Russen nog steeds Untermenschen in de ogen van mijn vader- die Amerika
reduceren tot wolkenkrabbers en pochen over hun uitgestrekte steppe. Alsof
Amerika geen uitgestrektheid heeft! Verdrinken in verzuurde borsj graag, die
kloefkappers! GOD BLESS AMERICA!!! Waar ik verder niet tegen kan:
mensen die dagelijks Amerikaanse cultuur INdrinken via film, muziek en tv en
melken over hoe gekant tegen Amerika ze wel niet zijn. Naar de Goelag met die
klojos. Verder: Mensen die tegen Hitler zijn, maar niet tegen Mao. Kijk,
Hitler blijft een verwerpelijke massamoordenaar, maar die waste zich tenminste.
Komt nog bij: mensen die doen alsof Stalin een lieverdje was. Je soldaten
achter rijdende vrachtwagens binden omdat ze zich - allicht in begrijpelijke
omstandigheden hebben overgegeven is gewoon kierewiet.
Na een minuut van de ijzigste
stilte zit Gregorij mij achterna met een keukenmes. Iets in mijn, ik geef het
toe, beschonken betoog, zint hem niet. Is het de commentaar op Stalin of zijn
de lovende woorden aan het adres van Amerika genoeg reden voor een casus bella?
Wie zal het zeggen? Zeker is dat Gregorij en ik koortsig omheen de keukentafel
koersen. Ik om een keukenmes tussen mijn ribben te vermijden, hij precies om het
daar te planten. Na een tiental toertjes komt Matthijs met de oplossing: hij
pootje lapt mijn schuimbekkende achtervolger. Ik bedank hijgend mijn kompaan
voor zijn reddende actie en we halen beiden opgelucht adem.
Dat is echter
zonder de verbetenheid van onze gast gerekend. Hij krabbelt terug overeind,
slaat de hals van de fles Vodka en hup, daar begint de keukentafelrace van voor
af aan. Ook nu is het Matthijs die de vijandelijkheden staakt door krek
dezelfde ingreep. Alleen pootje lapt hij mij en niet mijn drieste belager.
Wanneer ik hem daar met licht geagiteerde aandrang attent op maak, ziet hij
zijn fout in en pootje lapt hij ook de gewapende Rus. Ik verontschuldig mij bij
Gregorij, maar het baat niet. Hij staat op en verdwijnt naar zijn kamer. We zijn
terug naar af. Het zal nooit meer helemaal goed komen. Matthijs kijkt mij boos
aan en zegt: jij ongelofelijke kemel. Ja, wat zeg je daar op?
Gregorij is terug op zijn kamer.
Wanneer hij precies teruggekeerd is, daar hebben we het raden naar. Hoe hij s
nachts binnen geraakt is, zonder vernielingen toe te brengen aan onze voordeur,
is al evenzeer een raadsel. Matthijs en ik blijven niet werkeloos toezien
terwijl onze gast zich hermetisch opsluit in mijn eigen huis. We starten een
correspondentie met Gregorij onder de deur door. We verzoeken hem vriendelijk
naar buiten te komen of op zijn minst mede te delen, waarom hij zich gedraagt
alsof wij zijn ergste vijanden zijn. De reacties blijven uit. Nadere
kennismaking met Gregorij zit er ook vandaag niet in.
Overal waar Laura kwam, ving zij de blikken van de mannen.Al in de middelbare school leverde
dat allerlei voordeel op. Straf kreeg ze nooit en hoewel ze voortdurend
babbelende, kreeg ze vrijwel nooit een opmerking van de leerkracht. Tenzij het
natuurlijk een vrouw was, want bij haar eigen sekse lokte zij meestal
afgunstige wrevel uit. Echte vriendinnen had ze dan ook niet. Al kende ze wel
heel veel mensen en had ze een druk sociaal leven.
Aan de unief zetten die trends zich door. De professoren
fixeerden hun blik op haar tijdens de lessen. Dat vond zij nochtans vreselijk. Winter en zomer ging zij naar de les in een
koltrui. Daar begroef ze zich in, maar haar geïmproviseerde sluiters hadden
weinig effect. De proffen bleven kijken. De klasgenoten even zeer. Ze had een
samentroepingseffect op leeftijdsgenoten. Jongens staken de hoofden bij elkaar
om haar collectief te keuren en de meisjes klitten samen om schoonheidsfoutjes
te kunnen ontdekken. En als ze die niet vonden, dan schreven ze haar wel af als
een hautaine bitch.
Academisch liep het vlot. Een hoogvlieger was zij niet, maar
ze haalde aardige cijfers. Lauras voornaamste zorg was dat zij geen lief had.
Erger: zij had nog nooit een lief gehad. Zelfs over een eerste kus kon zij niet
meepraten. Met 21 was het meisje dat in de winkelstraten alle hoofden deed
keren, nog steeds grasgroen achter de oren.
Niemand uit haar omgeving wist waarom. Zij zelf kreeg er kop
noch staart aan. De mannen keken wel, maar daar bleef het dan meestal bij.
Enkel de meest onmogelijke griezels waagden zich in haar buurt. Die
overstelpten haar dan met clichévragen. Of erger: met clichécomplimenten. Verveeld
stuurde ze hen wandelen. Soms vroeg ze zich af of ze misschien te kieskeurig
was. Als iemand dan vroeg wat voor jongen ze zocht, antwoordde ze steeds: een
gewone, normale jongen. Daar lag het dus ook niet aan.
In het derde jaar van haar studententijd leerde zij dan toch
iemand kennen. Ze kreeg een nieuwe kotgenoot. Een van Lauras huisgenoten
vertrok voor zes maand naar het buitenland. In de tussentijd nam er een student
haar kamer over. Kwestie van niet onnodig huur te betalen.
De nieuwkomer bleek een bijzonder spontane kerel te zijn. Ze
zag hem voor het eerst in de gemeenschappelijke gang. s Ochtends haalde ze haar
fiets uit de berging. Net toen zij de voordeur dicht wilde trekken, kwam hij
binnen met een brood. Hoi, zei hij. Ik heet Wannes en jij?
Laura, zei ze,
terwijl ze ongewild haar armen kruiste en als een soort autosanctie de hiel van
haar ene schoen hard neerzette op de tip van haar andere schoen De jongen bleef
oogcontact zoeken en liet haar blik niet los. Dat was dan de eerste normaal
uitziende kerel die zoiets deed.Ze was
gewend dat jongens zich in haar buurt hopeloos stuntelig gedroegen. Ze raakten
niet meer uit hun woorden, ze lieten dingen vallen en ze keken al zeker nooit
langer dan één seconde in haar ogen. Of ook irritant: ze begonnen
hyperenthousiast over hun toekomstplannen te spreken in een slappe poging om
haar te imponeren.
Deze nieuwkomer praatte tenminste tegen haar alsof hij een
mens voor zich had en geen pop waar je leuk mee kon spelen. In Lauras buik begon
het vreemd te draaien. Ze knikte en ging er vandoor. Op de fiets naar de
faculteit had ze moeite om zich te herinneren welk vak ze had.
In het auditorium was ze er met haar gedachten niet bij. Toen
de prof zich weer op haar fixeerde dook ze echter niet weg. Integendeel, ze
keek hem strak aan. De man raakte volledig de kluts kwijt. Tijdens die ene les
versprak hij zich een keer of zeven. Toen het bord haperde, reageerde hij zo
zenuwachtig, dat hij het per ongeluk loswrikte. Het viel met een luide bons de
grond op. Gewoonlijk gaf hij tien minuten pauze en geen minuut langer, nu bleef
hij een dik half uur weg. Bij zijn terugkomst gaf hij een andere les dan hij
begonnen was, vóór de pauze. Laura sloeg aan het denken.
Het was de drukste dag van de week. Onafgebroken les tot s
avonds. Enkele jaargenotes waar ze soms een oppervlakkige lunchgesprek mee
voerde, merkten op dat er iets aan de hand was. Ze konden alleen niet precies
zeggen wat. Als ze vroegen of er wat scheelde, zei Laura: Ik ben gewoon een
beetje moe. Toen ook de laatste les aan haar aandacht ontsnapt was, liep ze verdoofd
het auditorium uit. De kennissen vroegen of ze mee ging eten. Ze weigerde. Te
moe.
Op de terugweg stopte ze bij een rood licht. Naast haar
stond een jongen. Ze maakte zich wat kleiner en keek naar hem op met grote
ogen. De jongen bevroor. Autos toeterden boos. Zij schoot weg. De jongen
raakte niet in gang. Hij kwam twee meter vooruit. Dan gleden zijn voeten van de
pedalen. Hij kwam ten val. Een auto kon nog net ontwijken. Laura fietste op
automatische piloot en bleef verder in gedachten verzonken.
Toen ze aankwam op haar kot, gooide ze haar boeltje in een
hoek. Ze deed een dosis parfum op, waarmee ze anders een hele week toekwam. Ze
poetste haar tanden, trok haar bloes recht.Daarna rende ze de trap op. Ze
stopte bij een deur, versierd met de tekst: Cunnilingus is king, if you
dont get the whipped cream all over you, then youre not doing it right.
Er hing een zelfgemaakt collage bij: fotos van rocksterren,
schrijvers, historische figuren. De levenslust die van de fotos spatte, beviel
haar wel. Haar hart bonsde in haar keel. De deur ging open. Wannes keek opnieuw
recht in haar ogen. Twee, misschien drie minuten spraken ze geen woord. Tot
Wannes zei: Ach, kom hier.
Hij trok haar mee
naar binnen, tilde haar op en wierp haar op bed. De kleren vlogen in het rond.
Ze kon nauwelijks nog adem halen. Hun wangen waren vuurrood. Heel haar lichaam
leek inwendig te branden. Zijn handen dwaalden over haar heen, het juiste
tempo, krachtig genoeg. Ze misten geen enkele plek. Elke vierkante centimeter van haar lichaam
activeerde hij. Al haar zintuigen gingen in over-drive. Zijn lippen smaakten
naar boterkoekjes. Voor het eerst raakte haar tong die van een ander.
Waar ze zo lang naar verlangd had, gebeurde: ze ervoer de
sensatie van huid op huid. Urenlang gingen ze door. Ze spraken verder geen
woord. Tenzij de zin: we gaan nooit uit elkaar, we gaan nooit elkaar. Dat
herhaalden ze gelijktijdig, twintig, dertig keer. Ze keken elkaar in de ogen.
Ze gaf zich volledig bloot aan hem. Ze had het gevoel alsof hij in haar
overliep en alle barsten in haar ziel plamuurde. Een gevoel van totale
oprechtheid omspoelde haar. Ze dacht bij zichzelf dat ze nu voor het eerst
helemaal niets voorwende. Hij was haar spiegel. Ze begon half te snikkeen. Hij
kuste onverstoord haar tranen weg en zei niets.
Ze bleef tot de middag. Hij haalde koffiekoeken. Enkel het
hoogstnodige spraken ze uit. Het was alsof hij een tastbare extensie was van
haar en zij van hem. Bij het afscheid knelde hij haar stevig in zijn armen. Hij
perste de lucht uit haar longen. Het weldadige gevoel was totaal. Haar geluk
bezorgde haar fysiek pijn, tot net op de grens van het dragelijke.
Op weg naar de les, voelde ze zich nog steeds bij hem. Ze
manoeuvreerde blind door het verkeer. Toen ze veilig aankwam, kreeg ze flashes
van al de verkeersregels die ze net genegeerd had.
De roddelshoppers waren ook nu opmerkzaam. Jij hebt
iemand., zeiden ze in koor. Hoezo? Waarom denken jullie dat? De vriendinnen
keken onderzoekend. Je glimt., besloten ze unaniem. Laura knikte bevestigend,
maar gaf geen details. De vriendinnen drongen aan. Later, zei Laura beslist,
Ik vertel het jullie nog wel.
De lessen volgde ze in hogere sferen. Haar lippen leken
vastgelopen in een brede glimlach. Haar ogen schitteren als een diepblauwe zee
waar de zon in stoeit, hoorde ze een meisje enkele zitjes verderop zeggen. Iedereen
in haar buurt werd als vanzelf vrolijk. Elke onbekende, man én vrouw, leek haar
wel te willen groeten. Ze kon van iedereen alles gedaan krijgen. Zelf was ze
vriendelijker dan ooit.
Haar groepje bleef zeuren om details over de mysterieuze
kerel. Laura liet niets los. Het was te mooi om het nu al te delen. Later,
zei ze steeds. In haar hoofd speelde honderd keer na elkaar de zelfde film.
Alles had ze geregistreerd. Ze voelde opnieuw de druk van zijn vingers, zijn
warme adem langs haar oor, de kleine kneepjes van zijn getuite lippen in haar
hals, de manier waarop hij teder haar borsten omsloot. De intense golven die
van daaruit, uitdeinden tot in haar tenen. Net zo toen hij haar vingertoppen
traag in zijn mond nam. Haar hart voelde aan als een overproductieve
kerncentrale. Ze had genoeg energie om twintig rondes te sprinten rond haar
faculteit. In de cafetaria boden ze haar koffie aan. Ze weigerde: Geef mij nu
koffie en ik vlieg naar de maan en terug. De jaargenotes kweelden in koor
Smelt!, zodat alle ogen in de cafetaria zich op het groepje richtte.
In de namiddag belde haar moeder. Die merkte ook de
verandering op. Laura zei niets meer dan Gewoon, vandaag ben ik uitzonderlijk
goed gehumeurd. Zonder speciale reden. Tegen het einde van het gesprek zei ze:
Mama, ik zie je graag. Dat had ze in geen jaren gezegd. Moeder reageerde
bijzonder enthousiast. Zeker dat je mij niets meer moet vertellen? Laura was
zeker.
Op een wolk fietste ze terug naar haar kot. Ze zette de
ramen open, sprak haar planten toe terwijl ze water goot in hun schaaltjes.
Daarna ging ze voor de spiegel staan en lachte naar zichzelf. Vervolgens deed
ze lippenstift op. Voor één keer krulde ze zelfs haar wimpers. Ach, wat geeft
het?, sprak ze welgemutst. Neuriënd klapte ze haar ramen dicht. Ze zocht
enkele cds uit in haar collectie en nam een zak snoep uit haar kast. Zo danste
ze de trap op naar boven. Met haar vingers streek ze langs de letters op de
deur. Luidop zei ze: If cunnilingus is king, Ill be its throne Ze vond het
idee dat iemand haar daar aanraakte met zijn mond, maar een beetje vreemd. Ze
zag haar vagina als een soort open wonde en ze stoorde zich aan de lengte van
haar schaamlippen. Maar toch, ze vroeg zich af hoe dat zou voelen.
Zonder kloppen gooide ze de deur open, ze wilde Wannes
verrassen. Laura deed drie stappen naar binnen. De cds vielen uit haar handen.
De zak snoep keilde ze naar voren. Met een smak knalde die tegen de muur. Hij
miste net Wannes hoofd. Haar blik viel op een stel borsten. In haar blikveld
was verder niets. Ongelofelijke smeerlap, zei ze. De woorden borrelden op
vanuit haar diepste binnenste. Ze stormde de trap af, zodat het bijna leek
alsof ze er af schaatste. Hij kwam haar niet achterna. Van boven hoorde ze: Niet
op letten. Dat mens is gek.
Op haar kamer veegde ze meteen de lip-stick af. Ze draaide
haar deur op slot en zette daarna de radio keihard. De tranen liet ze komen. Ze
dook in bed. Haar donsdeken wierp ze over zich heen. Ze creëerde voor zichzelf
een bastion en snikte tot ze geen tranen meer in voorraad had. In de gang
hoorde ze de voordeur luid dichtslaan. Er werd bij haar geklopt. Blijf
godverdomme uit mijn buurt!, schreeuwde ze. Voetstappen schuifelden weg.
Uiteindelijk veerde ze recht. Wenen had haar deugd gedaan.
Ze spoelde haar gezicht. Nothing I cant handle, zei ze tot de spiegel. Haar
gsm lichtte op. Een bericht van haar vader: Hoe maakt mijn kleine meid het? Ik
hoor van je moeder dat je zo goedgezind bent.
Ze stuurde terug: De kleine meid in mij is dood. Liefs, Laura
xxx, en schakelde haar gsm uit.
De rest van de avond bracht ze door bij de roddelshoppers.
Ze had nood aan aandacht en deze giecheltrienen hingen aan haar lippen. Ze deed
heel het verhaal. De meisjes reageerden verbaasd, om beurten knuffelden ze
haar. Laura verzekerde hen dat het wel ging.
Van dan af, had ze minstens vier meisjes in haar leven, die
ze vriendinnen durfde noemen.
Een maand later had ze een vaste vriend. Hoewel ze op kamers
zaten in hetzelfde huis, zag ze Wannes de rest van het jaar slechts een keer of
drie vier. Momenten waarop ze hem straal negeerde.