De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
11-03-2009
Stiekem schrijf ik alles, zelfs lovende recensies
Iran: Stiekem kan hier alles
Geschreven door Eefje Blankevoort
Uitgegeven bij Uitgeverij Podium
Iran: tot over een jaar kende ik weinig meer van het oude
Perzië dan wat ik had opgestoken uit games als Age of Empires. Sinds ik echter
een stukje (om en bij de meter 65, hangt er van af of ze hakken draagt of niet)
Iran van vlees en bloed in mijn leven heb, informeer ik mij zo wat elke dag een
beetje meer over dit toch wel aparte land. De Gentse bib heeft gelukkig genoeg gespecialiseerde
lectuur in voorraad.
En er zijn zo van die zaken die terugkeren: de contrasten
tussen het officiële beleid als de praktische gang van zaken in het dagelijkse
leven van de Iraniërs, de grote braindrain naar het Westen, de these dat Iran
een schizofreen land is waar iedereen voortdurend letterlijk en figuurlijk
maskers draagt, dat het lang niet zon gevaarlijk land is als wij hier denken,
dat er wel degelijk een progressieve kern is in Iran, dat slechts 15 procent
fanatieke hardliners het land aartsconservatief willen houden, dat het een land
is met zon geweldig potentieel, maar dat de achterlijke regering alles
verpest, de onmacht van de man en vooral vrouw in de straat, de onvermoede
losbandigheden die ondanks alle restricties tóch plaats vinden, de vele
contrasten op elke hoek van de straat: daar een vrouw volledig ingeduffeld in
een chador (letterlijk tent) en even verderop een naar de laatste mode geklede
vamp die een knalrode hoofddoek draagt, die nauwelijks nog haar hip
gemodelleerde kapsel verhuld.
Ik heb er wel zon beeld van, van dat verre vreemde land
waar ik zelf nooit geweest ben. Ze zeggen wel eens van reisgidsen dat ze zo
goed geschreven zijn, dat je de bazaars, de tapijtjes en de koffietentjes, het
fruit op de markten wel kan ruiken. Wel, bij dit boek is dat echt zo. Het leest
heerlijk lekker weg en is opvallend onpretentieus geschreven. Eefje Blankevoort
heeft geen boek geschreven IK in Iran, nee,
het zijn de Iraniërs die Eefje ontmoet, die centraal staan. De auteur
beschrijft hen met een uitzonderlijk oog voor detail en met liefde, of ze het
nu eens is met de meningen die ze verkondigen of niet. Ze blijft erg
genuanceerd.
Met een aandoenlijke eerlijkheid bekent ze hoe ze al na een
kort verblijf in Iran haar westerse, nonchalante houding ten opzichte van
bloot en seks verliest. Opeens voelt ze schroom als ze in bikini over strand
loopt, de Nederlandse reclameborden met halfnaakte vrouwen maken haar vreemd
ongemakkelijk. Eefje merkt scherp op dat in Iran de onderdrukking van
seksualiteit er net toe leidt dat bijna elke handeling seksueel geladen wordt. Als
een Iraanse man ruw haar arm vastgrijpt, voelt ze zich bijna aangerand.
De schrijfster neemt haar lezers erg uitnodigend mee op haar
verkenningstochten door het nieuwe Perzië. In haar gezelschap leer je dit land
met twee gezichten, de zogenaamde januskop, beter begrijpen. Je leeft mee met
de schrijfster die voorzichtig manoeuvreert langs de vele Iraanse valkuilen. Zo
wordt ze geconfronteerd met de soms gek makende regeltjes van de typische
Iraanse beleefdheid (tarof), ze weet niet wie ze kan vertrouwen in een land
waar iedereen al te geschoold lijkt in liegen en geheimdoenerij en ze het valt
niet altijd mee om in te schatten hoe progressief haar gesprekspartners
werkelijk zijn. Daarbovenop komt de paranoia. In een wereld waar het vaak gonst
van en regeringscomplotten en verdenkingen is het moeilijk om ten alle tijden
het hoofd koel te houden.
Haar gesprekken met Iraniërs zijn levendig weergegeven, haar
kleurrijke personages (de oude moeder die wild danst, de Iraanse homo met zijn
hyperromantische dromen, de echtgenoot van de feministe die zo waar een nieuwe
man blijkt!) komen allemaal tot hun recht.
Sterk reisverhaal, met respect geschreven en met veel oog
voor detail. Geen geschiedenisboek, geen socio-politieke studie. Nee, een prachtig
gedetailleerde doorsnede van het Iraanse dagelijkse leven dat leest als een
film waar de vaart goed in zit.
Waar slaat zoiets nou weer op?,vraagt Benjamin met een
mengeling van verwondering en argwaan.
Maryam moffelt het leren zakje weg onder haar kleren. Daar
komen we vast nog wel achter., zegt ze overtuigd. Laat ons nu maar
terugkeren, ik ben het moe om open en bloot op straat risico te lopen.
Binnenhuis kunnen we ons tenminste wat ontspannen.
De rest van de dag doet het tiental het kalmpjes aan. Het is
overal drukkend warm, ook in huis. De vrienden liggen samen in één kamer op
matjes en wuiven zichzelf koelte toe. Elke heeft voor iedereen een soort frisse
limonade klaargemaakt. De paartjes liggen bij elkaar en knuffelen, ondanks de
plakkerige warmte. Pieter-Jan vindt het grappig om te doen alsof hij en een
Randy een relatie hebben en legt zijn hoofd op Randys borst. Die schijnt er
niets op tegen te hebben, in de wetenschap dat het om een grap gaat. Nu ze even
niets om handen hebben komt het gesprek terug op de waaromvraag.
Even serieus nu, verbreekt Nico de stilte, kan iemand mij
vertellen wat de bedoeling is van deze avonturen? Hoe bestaat het dat wij hier
zijn?
Elk heeft zo wel zijn eigen theorie, de ene al wat meer
uitgewerkt dan de andere. Maryam, een groot fan van de theorieën van de geniale
fysicus Hawking, denkt dat ze stuk voor stuk door een wormgat gegaan zijn en in
een andere dimensie zitten.
Pieter-Jan is niet akkoord. Dat is dan toch wel een erg
aparte dimensie met heel veel toevalligheden. Ik bedoel, twee van ons zijn
slavisten en de avonturen die we meemaken zijn wel erg Russisch getint, naar
mijn smaak. Willem is erg literair begaan en nu wil het toeval dat we op een
sliert romanpersonages en schrijvers botsen. Een van ons is van Iraanse komaf
en dan verzeilen we in een soort ruwe kopie van Teheran. Tel daar ook nog eens
die onverklaarbare voorspellingen van Boelie bovenop. Wie gelooft dat dit zo
maar een dimensie is?
Wat denk jij dan? Dat deze dimensie voor ons op maat
gesneden is?, vraagt Maryam.
Ik blijf bij mijn theorie dat dit een gebundelde projectie
is van de machinaties van onze geest.
Ja, maar, waarom dan wij tien, de meesten kennen elkaar
niet eens? Moesten we nog allemaal samen een huis delen, dan zou ik het nog
ergens snappen. Dat de energie van onze gedachten en onderlinge relaties een
aparte wereld gecreëerd heeft., werpt Maryam tegen.
Ja, misschien is er wel een willekeurige kant aan ons
avontuur. We kunnen natuurlijk raden wat we willen. Alles kan., zegt
Pieter-Jan.
Dieter vindt het wel beestig zo. Hij zou voor geen geld
terug willen naar de gewone wereld. Hier lijkt niets er werkelijk toe te doen,
zo losgekoppeld van familie, veel minder verplichtingen. Zo helemaal opnieuw
beginnen in een compleet verschillende omgeving vond hij wel iets hebben. Elke
treedt hem bij en zou ook niet meer terug willen.
Ik heb tijdens mijn studies maandenlang in Ghana gewoond.
Dat was een geweldig tijd, iets waar ik altijd naar terug heb verlangd en nu
heb ik voor het eerst sindsdien het gevoel dat ik leef. Ok, ja, hier in Hetere
zijn veel regels en de officiële cultuur botst met de mijne. Maar verder vind
ik het wel chill hier. Thuis zou je bijvoorbeeld nooit moeten proberen om van
de ene dag op de andere je eigen winkel te starten. Het leven is sowieso een
doos pralines; je weet nooit wat je zal krijgen, maar hier geldt dat nog meer,
dan thuis.
Boelie snapt het niet volledig. Jullie zijn hier toch ook
al gesetteld? Dat brengt toch ook verantwoordelijkheden mee? En jullie hebben
hier toch ook plichten en regels die je moet navolgen?
Ja, maar toch is het anders. Misschien is het omdat alles
zo onrealistisch lijkt dat alles zo veel minder zwaar weegt. Het echte leven
is zo verstikkend., verklaart Elke verder.
Dieter ziet de onderzoekende frons van Boelie, voelt dat
iemand echt geïnteresseerd is in zijn gedachtewereld en kruipt wat uit zijn
schulp:
Kijk, thuis voel ik de verplichting om veel geld te
verdienen. Ik snap ook thuis dat het leven daar niet werkelijk kan om draaien.
Maar toch voel ik die verplichting en kan ik die niet van mij af zetten. Ik
voel die maatschappelijk dwang om mijn leven in te richten zoals dat van iedereen:
elke dag vroeg uit de veren, in slaap sukkelen op de trein naar het werk en
acht uur lang een job doen die mij niet werkelijk boeit. Hier is alles op dat
vlak veel relaxter, ik voel nooit hete adem in mijn nek om dingen te presteren,
die ik niet eens echt wil presteren.
Boelie vindt de redenering maar zelfbegoocheling. Eens je
het hier gewend raakt, kom je toch ook op dat punt? Jullie kennen hier mensen,
juist? Ik voorspel dat je straks net die zelfde drang voelt om meer te
verdienen dan je nu doet. Gewoon omdat je nieuwe omgeving het ook van je
verwacht.
Dieter antwoordt: Nou, ok, dan is het misschien maar goed,
dat we weer verder trekken.
Ja, maar naar waar dan?, vraagt Elke ietwat bezorgt.
Kennelijk is ze wel een beetje gehecht geraakt aan haar plek in Hetere.
Gewoon, verder, altijd maar verder, reizen als doel op
zich, in beweging blijven, vrij zijn, ongebonden., zegt Boelie.
Maryam en Pieter-Jan die hem goed kennen, houden hem strak
in de gaten en vragen zich af of hij nu meent wat hij zegt of dat hij Dieter en
Elke op de een of andere manier in de val wil lokken.
Ja, maar, en kinderen dan?, vraagt Maryam gealarmeerd. We
kunnen toch niet als zigeuners leven, ergens bevallen langs de kant van de weg
en dat arme kind dan meezeulen?
Boelie grijpt zijn grote liefde steviger vast en stelt haar
gerust: Nee, natuurlijk niet. Het is een romantisch idee, maar op lange
termijn natuurlijk onpraktisch.
Nico vraagt: Maar wat doen we nu eigenlijk? Zoeken we een
weg terug naar onze eigen wereld? Of gaan we ons uiteindelijk in deze wereld
vestigen? En waar? Ik hoop dat er toch vrijere samenlevingen te ontdekken zijn
dan dit hier? Blijkbaar zijn er naast Heteri ook Amerikanen? Waar zitten die
dan?
Goeie vraag, zegt Elke.
Hebben jullie geen kaart?, vraagt Jelle.
Ja, een kaart van deze wereld zou natuurlijk wel erg handig
zijn, beaamt Maryam.
De vraag is in hoeverre zon Heteri kaart betrouwbaar is,
voegt Pieter-Jan toe. Hij heeft zijn schijnhuwelijk met Randy ondertussen opgegeven
en is naast Maryam gaan liggen, zodat die gesandwicht wordt tussen haar Boelie
en hun gemeenschappelijke vriend.
Ik stel voor dat we verder trekken zoals tevoren, lekker
het onbekende in. Ooit iemand into the wild gezien?, vraagt Benjamin.
Ja, leuke film, zegt Randy.
Voor mij is dit hele avontuur On the road van Kerouac
gemengd met een stevige portie magisch realisme à la Marquez., zegt Willem
terwijl hij zich luilekker op zijn zij draait en zijn ogen sluit.
Alles is een boek bij Willem, zucht Boelie, maar op zon
milde toon dat er verder geen tegenreactie komt.
Uiteindelijk komen we wel iets tegen. Ik blijf er bij dat
er bedoeling steekt achter al dit. Een confrontatie met onszelf of iets in die
trant. Alleszins, deze wereld bevalt mij veel beter dan de vorige. Ik heb alles
wat ik moet hebben, de vrouw waar ik van hou, interessante maten, zelfs Willem,
lucht in mijn longen en nooit een moment sleur.
Een compliment, zeg. Waar gaan we dat schrijven?,
fluistert Willem met gesloten ogen van op zijn matje.
Ik stel voor dat we maar gewoon verder trekken. Immer
weiter. Out to catch the horizon., zegt Boelie en met de laatste zin imiteert
hij Captain Jack Sparrow uit Pirates of the Carribean. Felicitaties blijven
uit, aangezien de imitatie aan iedereen voorbijgaat. We settelen pas als we
een plek vinden die iedereen bevalt.
Maryam nestelt zich extra behaaglijk in de armen van Boelie,
negeert de hand van Pieter-Jan op haar dij en zegt als een lief klein meisje:
Ons eigen plekje. Helemaal van ons.
Op dat moment droomt elk voor zich van een plek die echt
geschikt zou zijn. Nico vindt dat de groep sowieso moet samenblijven, dat ze
misschien samen een boerderij kunnen starten. Dat idee bevalt Elke heel erg,
want zij heeft dierenverzorging gestudeerd. Dieter ziet ook wel iets in dat
idee. Boelie zegt: we stoken onze eigen pastis en spelen de hele dag petank
tussen de maïsvelden. Willem voelt weinig voor werk op het land, maar hij wil
overdag wel gaan vissen. Randy blijft alles eender. Jelle vindt dat iedereen
loos aan het dromen is, maar heeft niets tegen het boerderijplan, als het dan
zo zou uitkomen. Pieter-Jan wil graag chimpansees kweken, speciaal voor
circusscholen, maar ook om op te eten. Maryam geeft hem een por: Wat heb jij
tegenwoordig met chimpansees?
De hitte in combinatie met liggen, wordt iedereen langzaam
te veel en de tien soezen tot de avond. Als ze wakker worden is het al donker.
De groep eet gezamenlijk uit een grote kom rijst met groentjes en s nachts laden
ze stiekem de Peykan vol met alle spullen die ze denken nodig te hebben op hun
tocht. Ze moeten subtiel te werk gaan, want Hetere komt vooral s nachts tot
leven, omdat het in de namiddag en s avonds veel te warm is om je buiten te
wagen.
Omstreeks drie uur s ochtends is alles in gereedheid
gebracht. De groep duikt om de beurt het kleine badkamertje van het huisje in
om zich eindelijk wat op te frissen. Om half zes trekken Elke en Dieter de deur
achter zich dicht en wandelen ze samen met de rest naar de Peykan:
En toch zal ik het huis een beetje missen, zegt Elke. Het
was voor ons de eerste keer dat we samenwoonden.
Maryam geeft haar nieuwe vriendin een troostende knuffel,
hetgeen volgens Nico een keischattig beeld oplevert.
Als ze bij de Peykan komen, schudt Randy bedenkelijk het
hoofd: Met tien in die auto. Over twee kilometer ben ik dus dood, beseffen
jullie dat? Een normale autorit is met mijn lengte al een kwelling.
Niet dramatiseren, je overleeft het wel, zegt Boelie
terwijl hij de passagierszetel voor zichzelf opeist. Benjamin, de kleinste van
de bende, gaat weer voor zijn voeten zitten en deze keer kruipt Pieter-Jan ook
vooraan. Achterin gaat Elke op Dieters schoot zitten, tegen hem aan plakken
Nico en Jelle, met op hun schoot Randy, die nu niet alleen met zijn tenen, maar
tot zijn knieën uit het raampje hangt.
Maryam vindt echter dat hij zijn benen moet intrekken,
alleszins tot ze voorbij de controlepost zijn. In het Iraanse verkeer kan
veel, maar hiervoor krijg je zelfs in Iran commentaar. Intrekken die benen.
Randy protesteert: Maar we zijn niet in Iran, we zijn in
Hetere. Misschien zeggen ze wel niets.
Elke bevestigt dat de politie daar zeker niet mee kan
lachen. Maryam herhaalt haar bevel:
Intrekken die benen!
Randy kreunt en doet wat hem gevraagd wordt, zodat Maryam de
auto start.
O jee, zegt ze als ze vijftig meter ver is en aan de motor
hoort dat die niet echt akkoord is met de lading die hij moet trekken, dit is
al een opgave voor een normale auto, laat staan een Peykan.
Als ze bij de controlepost komen, merken ze dat er geen
wachten zijn en dat de weg niet versperd is. Maryam geeft gas en scheurt er
langs.
Dat ging mij net iets te makkelijk, zegt Elke op de
achterbank, er staan anders altijd wachten bij die controleposten.
Niets van aantrekken, zegt Benjamin vrolijk, hoe minder
je denkt..., maar voor hij uitgesproken is, schreeuwt hij het uit van de pijn.
Boelie heeft Benjamins hoofd tussen zijn knieën gekneld en
maakt zijn zin af: hoe minder zorgen je hebt. Zeg kerel, je plaat blijft
hangen.
Maar hij heeft wel gelijk, zegt Pieter-Jan.
We zullen zien, we zullen zien, zucht Maryam die de auto
strak laat voortrijden aan wat de maximumsnelheid schijnt te zijn, 100
kilometer per uur.
Mooiste, zegt Boelie naast haar, denk er om dat je altijd
slanker bent dan je denkt. Het meeste gewicht zit hem in je voet.
Op de achterbank doden ze de tijd met het zingen van
schlagers. Randy vraagt of hij zijn benen nu wel uit het raam mag hangen.
Maryam vindt het niet veilig en weigert het verzoek. Randy zegt dat hij echt
veel last heeft, maar Boelie zegt op express lichtzinnige toon: Be a man,
Randy, be a man.
Als na goed twee uur rijden de motor aan het sputteren gaat
en de Peykan tot stilstand komt, is er op zijn minst eentje blij dat hij uit
zijn positie bevrijdt is. De anderen stappen met meer tegenzin uit.
Maryam zucht diep: Daar was ik dus al bang voor. Hopelijk
vinden we snel iets anders. Want ik heb absoluut geen zin om ver te stappen.
De groep laadt de spullen uit, verdeelt ze over ieders rug
en zet zich in beweging. Maar ze zijn nog maar pas terug op pad of achter hen
horen ze een druk geluid.
Ben ik de enige die dat hoort? Of is dat een bel?, vraagt
Benjamin.
Lijkt wel een bel van een crèmekar, zegt Nico lachend.
Willem en Boelie rollen door de kamer en proberen elkaars
nek dicht te knijpen. Benjamin roept: Yupla. Chick fight.
Moeten we die twee niet uit elkaar halen?, vraagt Elke.
Och, die twee pussies bezorgen elkaar hoogstens een
gebroken nagel, zegt Maryam.
Wat cru om je eigen lief een pussy te noemen, antwoordt
Elke verbaasd.
Het is een tsjoempi, maar ik zie hem graag.
Pieter-Jan klautert ondertussen op een tafel en speelt een
interview na, hij is tegelijk interviewer als geïnterviewde.
Hij kondigt aan: En vanavond in ons niet te versmaden
programma iets met grote egos die schrijven een interview met de laatste
revelatie, auteur van een bruine scheet in een gebroken fles, uw applaus voor
Rumsey Nader.
Zeg eens, Rumsey. Wat bracht u tot het schrijven van dit
boek?
Wel, ik verveel mij meestal steendood in dit leven en ik
geef eigenlijk geen zak om iets. Dus ik wilde mij afzetten tegen al die
kloteonzin op deze kloteplaneet, rotvervelende dagen op een strontsaaie bol.
U dacht niet: ik ga eens dik geld verdienen aan het grote
ontevredenheidsgevoel van de modale burger die het gelukkig voor u- niet zo
flitsend weet te verwoorden?
Wel, nee, want ik ken geen modale burgers, want ik kijk
eigenlijk nooit televisie. Ik praat enkel tegen mijn hond en mijn wijf en mijn
wijf is geen modale burger, want ze pijpt mij drie keer per dag en ze zaagt
niet.
P-Jay gaat helemaal op in zijn improvisatie. Dieter heeft
zich er gezellig bijgezet en vindt het super de max. Maar Elke kijkt met grote
ogen naar de stevige, geblokte jongen in de chador die op haar tafel met
zichzelf een bizar gesprek voert. Ze vraagt Maryam of hij wel vaker zon bui heeft
en wat de bedoeling ervan is.
De zenuwbanen van P-Jay hebben op tijd en stond een flinke
intellectuele injectie nodig. Als hij die niet krijgt, gebeurt er zoiets. Ik
zou er niet te veel op letten als ik jou was.
Nico, Randy, Jelle en Benjamin grijpen ondertussen terug
naar de doos Kolonisten van Katan, maar dat is een stap te ver voor Maryam.
Ha nee, hé, jullie hebben mij actie beloofd vandaag. Markt,
fizendjun en weg van hier.
De jongens smeken om één spelletje, maar Maryam wil er niets
van horen.
En haal die twee nou maar uit elkaar, dat ze elkaar straks
maar de kop inslaan, we hebben nu geen tijd. Over een kwartier wil ik met
iedereen naar de markt.
Het gezelschap is geïntimideerd door Maryams temperament en
valt stil. Enkel P-jay oreert verder:
Heeft de beroerde relatie met uw drinkende vader invloed
gehad op uw boek?
Mijn roman gaat maar voor negentig procent over mijn
zielige jeugd toen ik die zuipschuit van een pa al naar huis reed met de auto,
ook al was ik nog maar 9 jaar oud, wat denkt u zelf?
Slaat u eigenlijk geen munt uit het medelijden van uw
publiek?
Het was dat of aan de slag gaan als pizzabesteller.
Heeft uw boek een meerwaarde?
Ik denk dat ik schrijf over themas waar iedereen zich kan
in vinden.
Is schrijven een ambacht? Iets dat je kunt leren?
Ik zeg altijd: schrijven is zoals kakken, het komt er uit
als je er niet te veel bij nadenkt.
Maryam is het nu echt beu en schreeuwt: P-Jay, cut the crap
of ik word echt kwaad!
Een half uur later staan de tien al tussen de
marktkraampjes.
De eerstvolgende die mij nu nog in mijn kont knijpt, geef
ik een mep tussen zijn ogen!, gromt Willem.
Ik ook, valt Nico hem bij.
Dat is hier de gewoonte. Doordat seks hier zon geweldig taboe
is, krijgt alles seksuele connotaties en heeft iedereen de hele dag maar één
ding aan zijn hoofd. En billenknijpen is iets wat elke vrouw hier dagelijks
meemaakt., zegt Elke.
Is dat in het echte Iran ook zo?, vraagt Randy aan Maryam.
O ja, dat is krek hetzelfde daar.
Kan best zijn, maar de eerste die het nog waagt klop ik met
zijn smoel tussen de watermeloenen., zegt Jelle.
Alle jongens steunen dat voornemen, maar Maryam tikt hen letterlijk-
op de vingers.
Jullie houden je gemak en jullie verdragen het. Als ze
ontdekken dat jullie mannen zijn, gaan jullie er aan.
Het gezelschap ondergaat de kwelling en komt beladen met volle
boodschaptassen terug aan bij het huisje van Elke en Dieter. De twee hebben al
hun Heteraanse spaargeld er door gejaagd om de groep te bevoorraden voor de
reis.
Ze besluiten om s ochtends vroeg te vertrekken, nog voor
zonsopgang. s Nachts vertrekken is geen optie, want dan is de stad hermetisch
afgesloten. De tien profiteren van de resterende tijd om Maryams trek in
Fizendjun alle eer aan te doen en om voorzichtig wat aan sight-seeing te doen.
Willem vindt de vele afbeeldingen van martelaren met alle
mogelijke bloederige detail die op bijna alle openbare muren prijken ronduit
stotend. Pieter-Jan is erg verbaasd als ze midden in het centrum van de stad
een anglicaanse kerk ontdekken. Elke weet dat de kerkgangers als outcasts
behandeld worden. Hetere heeft niets tegen buitenlandse gelovigen, officieel
toch niet, maar moslims die zich bekeren tot een andere godsdienst, dat vinden
ze een schande. Die christelijke gemeenschap heeft anders wel een belangrijke
rol. De christelijke minderheid mag wél alcohol brouwen voor eigen gebruik. Alleen,
verkopen ze hun gestookte drank natuurlijk door aan de moslims.
De hele groep is verbaasd als ze door een wijk wandelen die
verdacht op een rosse buurt lijkt. Elke die haar rol als gids met verve speelt,
licht nader toe: Dit lijkt niet alleen een rosse buurt, dit is er ook echt
één. Met dat verschil dat de klanten een tijdelijk huwelijk afsluiten met de
prostituee van hun keuze. Prostitutie is verboden en bestaat officieel niet,
maar seks binnen de grenzen van een tijdelijk huwelijk, daar is niets mis mee.
Absurd, zegt Nico en de rest neuriet instemmend.
Als de groep door een smalle winkelstraat wandelt, botst
Benjamin op een klein oud vrouwtje, dat hem hard bij zijn pols grijpt en een
kleine leren zak in zijn hand propt. Daarna verdwijnt ze vliegensvlug tussen het
volk.
Wat heb jij daar?, vraagt Maryam nieuwsgierig.
Een zakje., zegt Benjamin die de situatie nogal komisch
vindt.
Maryam neemt het zakje over en trekt het open.
En, vraagt Pieter-Jan, wat zit er in?
Sleutels. Tien sleutels in allerlei verschillende kleuren.
O en ook een briefje. In het Perzisch natuurlijk, antwoordt Maryam.
En wat staat er dan?, dringt iedereen aan.
Dit zijn de sleutels tot het juweel van de kern. Gebruik er
negen, let wel, niet tien en niet acht, maar negen.
Alle jongens schieten in paniek in hun chador. De buren
hebben ons al verraden, gokt Dieter.
Fraaie mentaliteit, zegt Pieter-Jan. De jongens nestelen
zich in de zetel en op de grond. Maryam corrigeert hier en daar hun houding en
hun kleding om hen er vrouwelijker te laten uitzien.
Dieter en Elke gaan openmaken. Voor hun neus staan vier
gewapende kerels, hun leider, een kerel met een zonnebril en een dikke zwarte
snor zwaait met een huiszoekingsbevel. Dieter en Elke kunnen geen Perzisch lezen
maar het document met de typische stempels is hun genoegzaam bekend. Ze laten
de vier mannen er langs. Elke doet een poging om zich in te dekken:
We vieren de verloving van mijn nicht. Let maar niet op de
rommel.
De vier agenten doorzoeken het hele huis, maar vinden niet
meteen iets. Als de leider de lege drankflessen vindt in de keuken, denkt Elke
dat haar hart zeker 200 per minuut slaat. Maar de agent is mild:
Binnenkamers doet iedereen maar wat hij wil. Ik zeg niet
dat ik het goedkeur, maar ik zal je niets maken. Als ik iedereen oppakte die
thuis alcohol dronk zat drie kwart van de stad nu in de gevangenis. Het gaat
mij om je huurbaas. Komt die nog wel eens naar huis?
Die dient bij de revolutionaire garde, die komt nooit naar
huis., zegt Elke, die inwendig helemaal ontspant, alsof ze uit een vreselijke
nachtmerrie ontwaakt.
Revolutionaire garde? My ass. Die tsjos is een vuile Mazdi
geworden. De agent wil vol afschuw op de grond spuwen, maar weet zich te
bedwingen.
Elke kijkt weg van de agent en probeert een glimlach te
onderdrukken. Tsjos is het eerste Perzische scheldwoord dat ze hier geleerd
heeft. Het betekent scheet. Meer bepaald stille scheet. De Iraniërs maken
onderscheid tussen een scheet met geluid, die ze guz noemen en een stille scheet
die ze tsjos noemen. Elke vraagt zich nog steeds af of het Perzisch de enige
taal is die dit onderscheid maakt.
Boven heeft één van de agenten zich tussen de vrouwen op
de zetel gepropt. De vermomming van de jongens is kennelijk wel geslaagd, want
de agent merkt niets. Het is een kalende man van voorbij de veertig, in een
zwart hemd en een bijpassende zwarte broek. De hele kamer ruikt naar zijn
sterke parfum, een overdreven stoer machogeurtje.
De vrouwen houden stijf de lippen op elkaar en hun blikken
afgewend, maar de agent heeft zijn ogen laten vallen op Willem. Hij geeft een
kneepje in de zijkant van zijn dijen en zegt, in het Perzisch natuurlijk:
Hey schatje, gaan wij twee vanavond iets leuks doen? Ik
rijd in mijn eigen mercedes en ik woon in een chique wijk in Noord-Hetere. Nou,
wat zeg je? Je kan zo mee voor een ritje, mijn shift zit er al op.
Doe geen moeite, springt Maryam in de bres, ze doet boete
voor haar neef die betrapt is met een andere jongen. Ze eet en spreekt drie
dagen niet.
O maar dat geeft niet. Ze mag antwoorden met haar ogen.
De agent draait Willems gezicht naar zich toe. Nou,
schatje, ga je mee? Ik bezorg je een leuke tijd.
Als Willem zijn gezicht terug afwendt, bang dat de agent de
stoppels van zijn baard opmerkt, zegt die:
O, ik raad het al, je maakt je zorgen over je onbevlekte
staat. Gek druifje, dan doen we het toch langs achteren? Langs voren mag je
bewaren voor je echtgenoot. God, wie weet trouw ik zelf wel met je. Dan kan je
mijn eerste en tweede vrouw helpen in het huishouden. Die twee pesten elkaar
liever het bloed van onder de nagels dan dat ze eens de afwas doen.
Maryam slaat geshockeerd met haar handpalm tegen haar
voorhoofd en zucht diep. Als de agent al zijn hand onder Willems chador
beweegt, wordt de hele groep ongemakkelijk. Gelukkig weerklinkt net op tijd de
stem van de leider. Hun speurtocht heeft niets opgeleverd. De eenheid keert
terug. Elke krijgt zelfs verontschuldigingen voor het ongemak gepresenteerd en
felicitaties voor de gelukkige bruid.
Willems aanbidder doet nog een laatste poging en smeekt
Maryam om diens telefoonnummer. Maryam krijgt echter opeens een inval en zegt:
Ze heeft een kind.
Had dat dan eerder gezegd, blaft de agent als hij naar het
trapgat stormt.
Als de voordeur beneden dichtslaat, vraagt Pieter-Jan:
Is het wel zon goed idee om straks met zn allen naar de
markt te gaan? De kans is toch veel te groot dat iemand ons ontdekt?
Boelie vraagt aan Dieter of hij nooit last heeft van
aanbidders.
Als de Iraanse mannen weten dat wij twee samenwonen, laten
ze ons met rust., antwoordt die.
Ik veronderstel dat de Sapfische liefde hier nochtans
verboden is?, vraagt Boelie.
Lesbiennes worden inderdaad officieel vervolgd, maar
iedereen die we tegenkomen doet ons liever af als hartsvriendinnen die gewoon
erg close zijn. Niemand doet moeilijk, zolang we elkaar maar niet in het
openbaar beginnen opvrijen., zegt Elke.
Maryam vertaalt ondertussen de avances van de agent. Elke
trekt haar schouders op. O anale seks vinden ze hier doodnormaal. Vooral dan
voor het huwelijk. Vaginale penetratie is dan weer taboe. Al zijn er nu ook al
veel meisjes die hun maagdenvlies chirurgisch laten herstellen.
Pieter-Jan betreurt het dat hij geen cameramateriaal heeft om
hier een documentaire te schieten. Boelie zou dat ook geweldig vinden, hij zou
er zelf een boek over schrijven. Willem vindt dat de stad wel een zekere
poëtische sfeer heeft en betreurt het dat hij geen Perzisch kent, anders zou
hij de Iraanse dichters willen lezen.
Die opmerking leidt meteen tot de discussie: wat is de beste
manier om een samenleving te leren kennen?
Boelie gooit express een stok in het hoenderhok: De
gemiddelde leeftijd van haar prostituees zegt alles over een samenleving. Daar
heb je geen rijmelarij voor nodig.
Wat voor een achterlijke oversimplificatie is me dat!,
zegt Willem kwaad.
De twee grijpen elkaar al meteen bij elkaars kraag en dansen
zo rondjes in afwachting van wie de eerste move maakt.
Wat hebben jullie jongens toch met geweld? Je grote gelijk
bewijzen door elkaar pijn te doen., roept Maryam gefrustreerd uit.
Your pain makes me real, zegt Pieter-Jan terwijl hij
enkele kunstjes uit martial arts movies persifleert. Daarna holt hij door de
kamer en bootst hij luid een chimpansee na.
Ok, die verveelt zich duidelijk, besluit Maryam met
rollende ogen.
Super. De max., zegt Dieter. Als hij ziet wat voor een
chaotisch boeltje de jongens aan het bakken zijn. Jullie zijn echt een vette
bende.
Al wat wij kennen is dus Hetere, een grootstad met circa 7
miljoen inwoners,het noordelijke deel is trouwens beter ontwikkeld dan het
zuidelijke. Er rijdt een metro, maar die heeft maar twee lijnen. Het
voornaamste openbare vervoermiddel zijn taxis. De regering bestaat uit een
religieuze component en een wereldlijke, waarschijnlijk gebaseerd op het
staatsbestel van Iran zoals wij het kennen of kenden. Hier heb je het politiek
systeem uitgewerkt in een plannetje.
Elke slaat een boekje open en toont het aan Maryam, zodat
die kan bevestigen. Ja, zo is het in Iran ook. Maar zo grappig allemaal, hoe
kunnen we nu in een mini-Iran terechtkomen?
De opgewekte gastvrouw gaat verder met haar verhaal. Heel
wat dingen zijn hier verboden, maar er zijn niet echt strikte regels over wat
kan en wat niet kan en de regels worden ook niet altijd toegepast. Soms laten
de autoriteiten je gaan zonder straf, zelfs als ze je voor een groot vergrijp
klissen, zoals bijvoorbeeld een ondergrondse krant runnen en soms stenigen ze
je, enkel alleen omdat ze je ervan verdénken, alleen nog maar verdenken, dat je
moppen tapt op de kap van de president.
Hoe heet die president hier? Toch niet Ahmadinejad?,
vraagt Pieter-Jan.
Nee, nee, Javad Kuni heet die. Een klein ventje, vreselijk
conservatief, maar hij komt wel graag naar buiten met zijn voorliefde voor
Iraanse housemuziek. Dat soort paradoxen heb je hier dus constant. Hij durft
zelfs draaien op nationale feestdagen.
God is a DJ, zingt Pieter-Jan met overdreven basstem.
Maar wacht, jullie kunnen hem zelf zien, op de
staatstelevisie is vast wel een of andere ceremonie aan de gang., zegt Dieter
en hij zet de televisie aan.
Televisie is trouwens voor iedereen gratis, maar buiten
staatszenders valt er dan ook geen zak op te zien., voegt Elke nog toe. O
kijk, daar heb je de hele regering verzamelt rond de put van Mehdi.
En wat doen ze dan?, vraagt Boelie.
Vandaag werken ze aan de begroting. Ze schrijven begroting
op een papiertje en gooien het in de put. Het werkt als een wensput. Die Mehdi
is een soort heilige die dood is, maar op een dag zal verrijzen en rust en orde
zal brengen, maar tot die dag maakt hij je dromen al waar. Als je tenminste zo
vriendelijk bent om ze op een papiertje te schrijven., vertelt Elke.
Dus als ik het goed begrijp hebben ze de begroting te boek
gesteld en in die put gegooid om de goedkeuring van die Mehdi te krijgen?,
vraagt Willem.
Nee, nee, ze vragen een begroting aan Mehdi. Zelf stellen
ze die niet op., verklaart Elke.
Hier en daar een woord. Enkel wat nodig is om de klanten te
plezieren. Maar er zijn hier genoeg jonge mensen die Engels praten, dus die
leggen ons vaak dingen uit. Alleen moet je wel opletten tegen wie je spreekt,
want je weet nooit of het informanten zijn die je er bij willen lappen omdat je
kwaad spreekt van het regime.
En niemand zegt er iets van dat jullie buitenlanders zijn? Niemand
vraagt van waar jullie komen?, vraagt Boelie.
Nee, ten opzichte van vrouwen zijn ze hier erg gastvrij,
tenminste als ze zich aan de regels houden. Ze vragen niet van waar we komen,
omdat buitenlanders sowieso uit Amerika komen. In de ogen van de Heteri is er
maar 1 buitenland. Buitenlandse mannen kunnen er echter niet in, die worden
sowieso beschouwd als infiltranten van de Mazdis. En dus gaan mannen er
onverbiddelijk aan als ze die te pakken krijgen., vertelt Elke verder.
Maar die Mazdis kunnen hun vrouwen toch laten spioneren?,
werpt Benjamin tegen.
Onmogelijk. Een Mazdi vrouw sterft liever dan dat ze een
hoofddoek draagt., zegt Elke.
En wie zijn die Mazdis dan?, wil Willem weten.
Het fijne weet ik er ook niet van, maar volgens de officiële
propaganda willen de Mazdis de Heteraanse samenleving de-islamiseren en Hetere
terug de oud-Perzische cultuur opleggen. Ahura Mazda is één van hun goden,
vandaar de naam., weet Elke.
Bestaan die Mazdis ook in het echte Iran?, vraagt Nico
aan Maryam.
Nee, nooit van gehoord. Ik ben zeker van niet. Echt absurd
dat we dit meemaken., reageert Maryam. Absurd en hilarisch tegelijk.
En we kunnen hier dus niet weg?, vraagt Pieter-Jan,
We hebben eerlijk gezegd niet geprobeerd om verder te
trekken. Toen wij hier aankwamen is alles meteen in een stroomversnelling
gegaan. We konden dit huis huren, het kraampje hebben we gevonden en zelf
opgelapt. De plek waar we jullie zijn tegengekomen is strategisch interessant
om eten te verkopen. Er komt veel volk langs. Veel Heteri trekken de natuur
in en passeren daar., verklaart Elke.
En die Mazdis dan, waar zitten die? De Heteri kunnen zich
dus blijkbaar vrij verplaatsen zonder dat ze gevaar lopen?, vraagt Pieter-Jan
wantrouwig.
De Mazdis vallen nooit openlijk aan. Soms ontploft er eens
een bom op een markt, als er een zelfmoordterrorist door de controles raakt,
zegt Dieter.
Die controleposten zijn dan ook zo lek als een zeef. Ik
geloof dan ook net zo min in Mazdis als in eenhoorns die Johnny heten. Die
Mazdis zijn een uitvindsel van de regering om de mensen bang te houden,
concludeert Pieter-Jan.
Je klinkt al net als de progressieve jeugd hier, lacht
Elke.
Maar goed, laat ons wel wezen, hier blijven is toch
nauwelijks een optie? Tenzij jullie al zo gewend zijn aan de Heteri way of life
dat jullie het niet meer kunnen missen., zegt P-Jay.
We kunnen toch wel even blijven? Ik vind het zo leuk om
terug Perzisch te horen en het eten is hier zo lekker. O, weten jullie soms
waar we fizendjun kunnen gaan eten?, roept Maryam dolenthousiast uit.
Wat is dat?, vraagt Willem.
Fizendjun is haar lievelingsgerecht. Kip met een speciale
walnotensaus. Erg lekker, maar je moet er voor zijn., antwoordt Boelie in
Maryams plaats.
Er zijn veel restaurants waar je dat kunt krijgen, denk ik.
We hebben het zelf nog nooit gegeten., zegt Elke.
Zes maand hier en jullie hebben nog nooit Fizendjun
gegeten? Ok, dat staat vast, we gaan hier niet weg voor iedereen fizendjun
geproefd heeft., bepaalt Maryam strikt.
Waar gaan we dan heen, als we niet hier blijven?, vraagt
Dieter.
Gewoon terug verder. Het universum stopt toch niet in
Hetere? We tanken de Peykan vol en we gaan er weer vandoor., oppert Boelie.
Met tien in die Peykan?, vraagt Randy verschrikt. Ik doe
niet meer mee als dat het plan is.
Als we verder trekken doen we beter inkopen op de markt
morgen. Je weet nooit waar we terecht komen., denkt Elke luidop.
Ik ben blij dat er eindelijk nog een vrouw in het
gezelschap is. Nu zijn we toch al met twee die gezond verstand hebben, zegt
Maryam.
Ja, maar, ik kruip dus echt niet met tien in die Peykan,
hé, echt niet dus hé., herhaalt Randy.
Ach, dat is toch maar voor eventjes. Uiteindelijk botsen we
wel weer op iets anders., sust Nico.
Willems blik valt opeens op een doos. Zeg wat is dat? Is
dat Kolonisten van Katan? Hij staat op en neemt de doos. Grappig in het
Perzisch.
De jongens veren als één man recht en kijken elkaar
enthousiast aan.
O jee, zucht Maryam. ze gaan een spelletje spelen. Dat
zit potdorie vast in een andere dimensie en dat gaat zijn tijd daarmee verdoen.
Mannen. Allemaal grote kinderen.
Zullen wij anders ondertussen het eten klaarmaken? Dan
kunnen de jongens hun hartje ophalen., stelt Elke voor.
Twee uur in een Iraanse parallelstad en we vervallen al in
klassieke rollenpatronen, zegt Maryam als ze rechtstaat en haar gastvrouw
volgt naar de keuken.
De jongens willen haar paaien en garanderen:
Morgen gaan we naar de markt om inkopen, s middags eten we
fizendjun en daarna gaan we weer de hort op. Beloofd.
Tot laat in de nacht spelen ze Kolonisten van Katan. Ze
slagen er zelfs in om Maryam te overtuigen om één rondje mee te doen. De sfeer
komt pas echt goed in als Dieter drank bovenhaalt.
De vorige eigenaar mag dan een hardliner zijn, zijn
drankkast is wel rijk gevuld. Als we morgen toch weg zijn, kunnen we wel enkele
flessen soldaat maken.
Strak plan, zegt Nico goedkeurend en de rest volgt. Uitgezonderd
Pieter-Jan.
De wekker die eerst op zeven uur s ochtends stond, draaien
ze steeds verder tot die uiteindelijk op tien uur staat. Het is al bijna
zonsopgang als ze slapen gaan. Elke is creatief met de hele huisraad en
improviseert zo een achttal ersatzbedden.
Benjamin valt dronken op een dik Perzisch tapijtje dat hem
tot bed moet dienen en roept uit: O, ik ga die wekker morgenvroeg vervloeken.
Zijn voorspelling komt echter niet uit, want de volgende
ochtend wordt het gezelschap gewekt door luide bonzen op de voordeur en een
luide Perzische bromstem die beveelt dat ze open moeten maken en snel wat ook.
Elke stapt uit haar fietskar en komt naar de auto gelopen.
Jullie parkeren best hier. Het is in dit smalle steegje
links. Het huisje met de rolluiken die geverfd zijn als lieveheersbeestjes.
Het meisje glundert en zegt: Heb ik gedaan.
De acht doen zoals gevraagd en komen even later te voet aan
wandelen. Pieter-Jan vraagt waar Maryam eigenlijk de sleutel van die auto
haalde. Die lag gewoon op het dashboard, luidt het antwoord.
Elke en Dieter laden druk hun kraampje uit en dragen de
spullen naar binnen. De jongens helpen een handje. Als het kraampje volledig
leeg is, legt Dieter twee sloten om de fiets en trekt hij een grote plastic
bescherming over de go-cart.
Het huisje waar het jonge paar woont, telt drie verdiepingen
die verbonden zijn, niet met trappen, maar met ladders. Veel plek is er niet,
de kamers zijn krap en staan overvol. Elke verontschuldigt zich. De eigenaar
woonde hier voor ons, maar die is in dienst gegaan bij de revolutionaire garde
en die heeft nu logies van de staat. We kunnen het huren voor een prikje, maar
dan moeten we wel verdragen dat veel van zijn spullen hier blijven staan.
Overal staan kartonnen dozen, aan de muren hangen
propagandaposters. Jonge Basij die aan Karate doen of geweren schouderen die ze
nauwelijks kunnen tillen. De acht moeten er maar niet te veel op letten, zegt
Elke, als ze haar gasten meeneemt naar de tweede verdieping. Ze laat iedereen
plaats nemen op kleine kussens die rond een lage salontafel liggen. Als ze
terug naar beneden gaat om thee te zetten, gooit ze haar Chador af. Ze blijkt
een uitgerafelde jeansshort te dragen en een topje dat haar buik bloot laat.
Ook de jongens werpen hun chador af, Maryam die een sjaaltje
omgebonden had om de stad in te rijden, knoopt haar bedekking ook los. Ondertussen
arriveert Dieter, nu ontdaan van zijn vrouwelijke vermomming. Hij ziet er uit
alsof hij in een alternatief rockbandje speelt en heeft een zekere natuurlijke
charme.
Boelie vraagt dan ook of hij soms muzikant is. Ook,
antwoordt de jongen, maar ik teken voornamelijk. Dat is ook hoe ik hier wat
geld verdien, ik verkoop mijn tekeningen, terwijl Elke Ghanese specialiteiten
verkoopt aan ons kraam.
Aan het trapgat verschijnt een dienblad met thee en even
later verschijnt Elke terug. Wat zegt hij? Dat hij geld verdient met zijn
tekeningen? Als mijnheer eens zou tekenen ja. Dan misschien. In de zes maand
dat we hier al zitten, heeft hij twee tekeningen verkocht. Nauwelijks genoeg
voor twee weken eten. Dieter glimlacht schuldbewust.
Die thee ruikt echt lekker, zegt Maryam. O en er is
allerlei lekkers bij. Mmm, echt Iraans fruit.
Ik zie geen verschil met ander fruit., zegt Pieter-Jan.
Wacht tot je het proeft. Iraans fruit smaakt zoveel
lekkerder., propageert Maryam.
Maar we zijn toch niet echt in Iran?, protesteert Willem.
Dat is ook waar, geeft Maryam toe.
Dieter en Elke komen er bij zitten en delen de thee uit.
Maar zeg eens, begint Willem, hoe zijn jullie in deze
wereld gekomen?
Via een luik in het stadspark. Wij zijn gewend om, nou ja,
het is eigenlijk een beetje gênant, te stoeien onder een bepaalde boom daar. De
takken ervan hangen tot op de grond en van ver lijkt het een dichtgegroeid
bladerdak, maar als je het weet kun je er makkelijk door en rond de stam is
plek te over, dus kun je makkelijk
Elke hapert veelbetekenend en dus maakt Nico haar zin af:
Het gezellig maken?
Juist. Nou en op een keer ontdekten wij daar een luik.
Laat me raden, daarna zijn jullie via rivieren, kloven,
steile hellingen, rollende tonnen en zo verder, uiteindelijk hier beland. Zijn
jullie ook bestolen door een kleine, kreupele blinde?
Elke en Dieter blijken inderdaad ongeveer de zelfde weg
afgelegd te hebben. Alleen zijn ze nooit achtervolgd.
Jullie hadden geen Boelie die er graag een schepje bovenop
doet., zegt Pieter-Jan terwijl hij van zijn thee drinkt.
A little
bit too much, is just enough for me, zegt Boelie.
Het is wel al even geleden dat hij nog een selffulfilling
prophecy verkondigd heeft. Misschien was die magie van hem toch maar toeval,
snuift Willem.
Boelie haalt adem om er iets uit te flappen, maar Maryam
springt op hem en dekt zijn mond af.
Maar we gaan het voor de zekerheid NIET testen.
Elke en Dieter kijken niet begrijpend.
Nevermind, zegt Jelle.
Eventjes voor de zekerheid: komen jullie uit de echte
wereld? Ik bedoel uit dezelfde wereld als wij?, vraagt Benjamin.
Hoeveel werelden zijn er waar ze Nederlands praten,
Tsoempi, zegt Maryam.
Sinds ik hier ben terecht gekomen, geloof ik echt dat alles
mogelijk is., verdedigt Benjamin zich.
Maar dit is dus het eindpunt van onze bizarre tocht:
Hetere?, vraagt Pieter-Jan, in de hoop het tegendeel bewezen te horen.
Wij zijn hier terechtgekomen en verder kennen we ook niets.
Er is de stad en van wat daar buiten nog is, weten we niets meer dan wat de
regering bericht, zegt Elke.
En wat berichten die dan?, willen de acht weten.
Wel ik zal jullie alles zeggen wat we weten, zegt Elke en
ze zet zich in een comfortabele houding als voorbereiding op een lang verhaal.
Wie gaat rijden?, vraagt Maryam. Die keuze is niet zo
moeilijk als blijkt dat er maar drie van de acht een rijbewijs hebben. De
potentiële chauffeurs zijn Maryam, Nico en Jelle. Maryam kijkt verwijtend naar
Boelie: Wanneer ga jij nou eindelijk eens rijlessen nemen?
Boelie zegt: Laat mij anders maar rijden, hier doet het er
toch helemaal niet toe of je nou een rijbewijs op zak hebt of niet, het zou mij
verbazen als we politie tegenkwamen.
Jij blijft met je fikken van dat stuur. Ik ben mijn leven
nog niet beu.
Besloten wordt dat Maryam
en Nico zullen rijden en dat Jelle overneemt als er iemand moe wordt. De groep
deelt zich in twee en verspreidt zich over de twee witte Peykans, maar de
problemen blijven niet lang uit. De auto van Nico wil niet starten, er zit
niets anders op dan met acht in één Peykan te kruipen. Na enige manoeuvres is
die switch geslaagd.
Maryam zit aan het stuur, Boelie zit in de passagierszetel
en Benjamin zit op de grond tussen diens benen. Achterin zitten Nico, Jelle,
Willem en Pieter-Jan en over hun schoten ligt Randy met zijn tenen net uit het
raampje. Hij kan geen kant op en de jongens vinden het leuk om hem te kietelen.
Randy schreeuwt het uit, maar zijn plaaggeesten zijn onverbiddelijk. Tot Maryam
het welletjes vindt en weigert te vertrekken zo lang het niet rustig is
achterin.
Meteen is het muisstil en de witte Peykan scheurt er
vandoor. Het pad voert hen uiteindelijk de bergen in. Ongeveer een kilometertje
na vertrek bevinden ze zich op een smalle asfaltweg met scherpe bochten. Maryam
rijdt behendig langs de kronkelige wegen. Ze zegt dat ze kriebels in haar buik
krijgt als ze de contouren van de bergen ziet. Haar geboortestreek in Iran is
bergachtig en in combinatie met de Peykan zorgt dit beeld er voor dat ze wat
heimwee krijgt. Ze vertelt over het oude dorp van haar grootouders en haar
herinneringen aan haar opas olijfboomgaard, maar Pieter-Jan vraagt haar om
eens in de achteruitkijkspiegel te kijken. Benieuwd of je dan nog zon heimwee
voelt.
Maryam doet zoals gevraagd en zegt: Shit, maar zo grappig.
Hilarisch gewoon. We worden achtervolgd.
Ik snap eerlijk gezegd niet hoe je de hilarische factor
derivieert uit dit normaliter als onrustwekkend te interpreteren gegeven.
Iedereen kijkt achterom en ziet hoe ze achterna gezeten
worden door wel honderd vrouwen. Althans het lijken vrouwen. Als ze goed
kijken, zien ze dat het om lege zwarte Chadors gaat.
Maar zo grappig, houdt Maryam vol, lege chadors die
achter ons lopen. Hoe bestaat het! Hilarisch gewoon.
Ik vraag me af of het even hilarisch blijft als ze ons
inhalen, dat legertje zwarte tentdoeken gaat behoorlijk snel.
Al een geluk dat ze niet gewapend zijn met kalasjnikovs
zoals het echte Basijvrouwen betaamt., merkt Boelie op.
Wat zijn Basijvrouwen?, wil Benjamin weten.
De Basij zijn een soort militie van het Iraanse bewind.
Hardliners en ook gewoon meelopers die lid zijn omdat het wat extra geld
oplevert., zegt Boelie.
De acht blijven rustig bij de situatie tot de chadors op
zon twintig meter genaderd zijn. Ze horen bonkende inslagen op de karosserie.
Wat is dat?, vraagt Maryam zowel geïrriteerd als bezorgd. Hebben
ze toch wapens?
Geen idee hoe ze het lappen, maar ze gooien stenen., zegt
Jelle.
Iedereen behalve Maryam draait zich in bochten om achterom
te kunnen kijken. Alleen Randy moet stil blijven liggen, want zijn gedraai
bezorgt zijn onderzittende maten te veel last.
De Chadors lijken inderdaad te bukken, stenen op te rapen om
die dan weg te slingeren, waarna ze gauw weer verder rennen of zweven.
En als we ze nu eens hard op de rem gingen staan?, stelt
Boelie voor. Of in achteruit gaan en die Chadors platwalsen?
Je weet toch maar nooit hoe sterk die dingen zijn,
twijfelt Willem.
Bibi moet weer de voorzichtige uithangen., mompelt Boelie.
Nooit een romannetje gelezen waarin ze uit de doeken doen hoe je Chadors
afschudt?
Uit die minachting voor lezen, blijkt alleen hoe hard jij
je wil laten gelden als de grootste intellectueel van de bende., antwoordt
Willem.
Boelie draait zich om en leunt ver naar achter om Willem te
kunnen slaan, maar dan is er het geluid van piepende remmen en banden die over
het wegdek schuren. De witte Peykan staat dwars over de weg en de Chadors
tikken er één voor één tegenaan. Na de botsing vallen ze op de grond en zijn ze
nog slechts wat ze zijn: grote lappen zwarte stof.
Maryam stapt uit, kijkt naar de slachtoffers van de
kettingbotsing en zegt:
Zo grappig, hilarisch gewoon.
Ook de rest stapt uit. Vooral Randy is opgelucht en rekt
zich eens goed uit. Pieter-Jan is de eerste om zon chador op te pikken. Hij
slaat het kledingstuk over zich heen en trippelt als een verlegen dametje rond
de auto. Boelie hult zich ook in zon doek en doet alsof hij toevallig op
Pieter-Jan botst en met een schelle piepstem zegt hij:
Salam,
Pieter-johanna, ghoebi?
Ghoebi betekent hoe gaat het? in het Farsi. Pieter-Jan die
geen Farsi kent, kopieert slim de uitdrukking.
Salam, Boella, ghoebi?
Merci, bad nistam, antwoordt Boelie. Merci, het gaat niet
slecht met me. En tot zo ver mijn Perzisch.
Maryam stampvoet. Schei uit met die onzin. Als jullie twee
eens tegen elkaar beginnen, zitten jullie in je eigen wereldje en dat is
rotvervelend voor de rest.
Boelie gooit meteen de chador af. Waarop Willem kort bromt:
Beter een blode sloef dan een dode sloef.
Net als Boelie op Willem afspringt, wordt de aandacht van de
acht getrokken door een enthousiast gesprek op de achtergrond.
Jaja, ze spreken echt Nederlands. Ongelofelijk, dat zijn
ook Vlamingen., horen ze iemand zeggen.
Super, de max, reageert iemand.
De acht turen rond en zien dan pas een kraampje langs de
kant van de weg. Twee vrouwen, ook al in Chador, komen vanachter hun karretje
en lopen toe op hen. Het gezelschap houdt zich schrap, maar als Pieter-Jan
zegt: Het is ok, die twee hebben gezichten, ontspannen ze weer. Het regent
enthousiaste begroetingen. De twee partijen, de acht en de twee nieuwkomers
vragen gelijktijdig: Wat doen jullie hier? Hoe komen jullie hier terecht? Hoe
heten jullie?
Een van de twee vrouwen stelt zich voor als Elke en haar
vriendin stelt ze tot de grote verbazing van de acht voor als mijn echtgenoot,
Dieter. Tegen jullie durven we ons echte namen wel zeggen.
Boelie vraagt voor de raap weg: Is je man een travestiet?
Nee, helemaal niet. Maar het is dit of steniging., zegt
Elke.
Hoezo steniging?, vragen de acht.
Dieter en Elke kijken elkaar aan: Ow jee, we gaan hen zo
veel moeten uitleggen. Hoe moeten we daar aan beginnen?
Pieter-Jan merkt even verderop een pijl op waarop Hetere
te lezen staat.
Wat is dat?, vraagt hij.
Hetere is de stad waar wij wonen.
En wonen daar veel mensen?, vraagt Nico.
O miljoenen.
Miljoenen? En zijn jullie dan van hier? Hoe komt het dat
jullie Nederlands spreken?, vraagt Maryam.
We zijn hier zelf pas een half jaar. Maar ben jij van
Iran?, vraagt Elke aan Maryam.
Ja, dat klopt. Ik ben daar geboren.
O fijn, dat komt mooi uit. In Hetere spreken ze Farsi en
ook wel een beetje Engels. Maar nu kun jij voor ons tolken.
Super, de max., vult haar echtgenoot aan, die er
geloofwaardig uitziet als gesluierde vrouw.
Een stad waar ze Perzisch spreken. Hier? Ik snap er niets
meer van., zegt Maryam.
Troost je, niemand snapt er nog iets van., zegt Nico.
Maar goed, we moeten wel eens een keer opkramen. Over een
uurtje is het donker en dan komen de Mazdas. Dan is het hier superonveilig.
Elke en Dieter bergen alles op en doen hun kraampje dicht.
Hun kraampje is een soort go-cart met twee zitjes en trappers.
Jullie kunnen ons volgen, maar de jongens moeten zich wel
absoluut verkleden als vrouwen. Anders worden ze ter door veroordeeld. Hetere
neemt alleen buitenlandse vrouwen op, buitenlandse mannen worden sowieso
aanzien als Mazdas. De regering ziet overal spionnen.
Ik begin me af te vragen of we niet echt in Iran zijn.,
zucht Maryam.
De jongens hebben ondertussen al elk een chador opgeraapt.
Ze paraderen voor Maryam en vragen of ze er zo vrouwelijk genoeg uitzien.
Maryam ziet hun ongeschoren wangen en hun veel te mannelijke tred en rolt met
haar ogen:
Dit gaat goed fout.
Elke is optimistischer: Het is snel donker nu. Met wat
geluk raken we onopgemerkt tot bij ons thuis.
De acht wurmen zich terug in de witte Peykan en volgen traag
het kraampje van hun nieuwe kennissen.
Even is het spannend als ze voorbij een eerste controlepost
rijden. Twee mannen in een pikzwart uniform met een witte geruite sjaal om de
hals en gewapend met mitrailleurs werpen onderzoekende blikken in de
langsrijdende auto, maar ze zeggen enkel:
Movazeb bash, Joojeh.
Wat zei die?, vraagt Pieter-Jan nieuwsgierig.
Maryam vertaalt: Hij zei dat ik voorzichtig moest zijn. En
hij noemde mij kuiken. De Tsjoempi.
Voorbij de controlepost is het stervensdruk. Overal lopen
mensen en het verkeer is regelrecht hels.
Voelen jullie ook zon druk op jullie longen?, vraagt
Boelie.
Alle inzittenden beamen. Ademen lijkt opeens veel moeilijker
te gaan. De luchtvervuiling is er dan ook verschrikkelijk, maar
gezondheidsoverwegingen zijn voor later, want de jongens vergapen zich aan het
straatbeeld.
Lang niet alle vrouwen zijn hier verstopt in zon chador.
Er lopen hier heuse fotomodellen rond. Ze dragen wel een minuscuul hoofddoekje
en een manteau, maar wow zeg, sommige lopen bijna met hun kont bloot., merkt Pieter-Jan
verlekkerd op. Ik verwachtte mij al aan een verstikkend, onderdrukkende regime.
Rijd in België trouwens maar eens met acht in een één auto rond.
Maak je maar geen illusies. Zie je die taximannen daar op
die hoek? Geloof me op mijn woord. Dat zijn gewapende regeringsmannetjes. Tenminste,
als deze stad een klein beetje lijkt op Iran. Pas maar op dat ze jullie niet in
de gaten krijgen. We moeten er zo langs., zegt Maryam waarschuwend.
De jongens duiken collectief wat dieper in hun chador en
zakken wat lager weg. Ondertussen is de zon verdwenen en is het donker, maar er
zijn alleen maar meer mensen bijgekomen op straat. Parken en pleinen stromen
vol. Hetere is duidelijk een stad die s nachts
leeft.
Dieter en Elke stoppen en Maryam remt bruusk. Er schiet nog
net een brommer langs waarop maar liefst drie jongens zitten mét bagage. Elke
roept naar de acht:
Tot
er dan luid gegiechel opsteekt als een kwetterende vlucht zeemeeuwen. De kleine
blinde schudt verveeld met zijn hoofd en zegt iets als: zon stel kippen, ik
doe al het werk en zij krijgen het lekkerste eten. Hij ploft zijn zak neer en
gaat in kleermakerszit in het zand zitten. De jongen draagt enkel een linnen
short en een dun shirt, maar de nachtelijke koude schijnt hem niet te deren.
Met zijn handen gevouwen onder zijn kin blijft hij zitten, net of hij de zee
observeert.
Met
wie hebben we de eer?, vraagt Pieter-Jan opzettelijk op komische toon.
The Swedish Bikini Team, antwoordt Boelie
bij voorbaat.
De
zeven giechelen zo mogelijk nog harder, tot er eentje naar voor treedt en
gespeeld zwoel zegt:
Wij
zijn de donzige doenjas
Ze
houdt haar hoofd laag en werpt haar ogen zo verleidelijk omhoog, terwijl ze
druk met haar lange wimpers knipt.
En
met wie hebben wij de eer?, vraagt het meisje terwijl ze Pieter-Jans toon
imiteert. Haar vriendinnen schateren het uit. Ze verschuilen zich achter hun
leidster en klitten veilig samen in een kringetje.
Wij
zijn acht verdwaalde reizigers in deze wereld.
Zijn
we dat dan niet allemaal?, antwoordt de leidster.
Boelie
staart ondertussen net iets te lang naar de spreekster en krijgt een stomp op
zijn bovenarm van Maryam.
Kwijl
vooral het strand niet onder, hé! Tsjoempi!
Ik
kwijl niet, verontschuldigt Boelie zich. Maar geef toe dat ze sprekend op
mijn ex lijkt, zelfde haren, zelfde attitude en net zon prominent reukorgaan.
Ik val op grote neuzen, dat weet je, maar deze is er wel over.
Dat
kun je wel zeggen, ja. Kom je thuis soms iets te kort, hé?, reageert Maryam.
Ik
zweer het je, Azzizam, dat mens laat mij koud. Ik verbaas mij gewoon over de
gelijkenis.
Boelie
spreekt ongeveer 100 Perzische woorden en Azzizam, dat iets als liefste betekent, is
daar eentje van. Hij trekt Maryam naar zich toe en overstelpt haar
hartstochtelijk met kussen.
Ook
onder de sloef leest een bibliofiel nog wel eens een boek, merkt Willem
venijnig op.
Boelie
kijkt over Maryams schouder naar Willem en zegt: Ik lees niet, ik word
gelezen.
En
dat noemt mij arrogant, blaast Willem terug.
Pieter-Jan
heeft ondertussen al zichzelf en zijn hele gezelschap voorgesteld aan de
leidster van de Doenjas. De meisjes ontdooien en stellen zich ook voor. De
bende maakt kennis met Petronella, Tatjana, Jekaterina, Ivana, Kremena, Melinda
en Martina. Stuk voor stuk zijn ze hoogblond, hebben ze twee vlechten, een
tamelijk grote neus, blauwe of groene ogen en een klein beetje sproetjes. Een
stel opgewekte jonge meisjes tussen ruwweg 18 en 22 die kennelijk een
nachtwandeling maken of om het in de woorden van Maryam te zeggen:
De
grootste verzameling krengen die ik mijn leven gezien heb. Zie die ogen, zon
bitchen
Boelie
knikt, terwijl hij zich blijft verbazen over de gelijkenis tussen Ivana en zijn
ex. Ivana blijft, ook als het ijs al wat is gebroken, de meest mondige van het
zevental.
Dit
kan wel eens een zevenkoppige draak blijken te zijn, fluistert Pieter-Jan,
meer als waarschuwing voor zichzelf dan voor de rest. De meisjes stellen voor
om samen iets te knabbelen.
Wij
blijven altijd laat op en hebben s nachts altijd nog honger, zegt Tatjana een
beetje verontschuldigend. Zij is het kleinste meisje van de groep en ook de
kalmste. Samen met Ivana komt ze ook het meest volwassen over.
De
jongens vleien zich op het strand en de meisjes knopen de zak van de blinde
open. Er komen lekkernijen te voorschijn die gul uitgedeeld worden.
Zon
nachtwandelingen, daar teken ik voor, zegt Pieter-Jan vrolijk als hij een
dikke boerenboterham besmeert met leverpastei.
Iedereen
tast gretig toe, alleen Maryam zegt kortaf dat ze geen honger heeft. Na verloop
van tijd, neemt ze toch enkele sneetjes zoete kruidenkoek aan.
De
meisjes blijken te logeren in een zelfde soort hoeve een kilometertje verder.
Er is iets meer comfort, maar de eigenaar is de zelfde. Pieter-Jan wil weten hoe
ze hier beland zijn.
O,
wij zijn op rust hier. We zijn allemaal een beetje astmatisch, zegt Ivana. De
zeven gaan weer aan het giechelen en Maryam zucht diep. Zon aanstellers.
Zij
en Boelie houden zich wat afzijdig, terwijl de zeven jongedames overduidelijk
hun metgezellen inpalmen. Zelden zon flirtkousen meegemaakt, zegt Boelie, Zouden
ze Servisch zijn? Die staan er wel om bekend. Maryam vindt de jongens oliedom,
als ze vallen voor die rotkarakters.
Als
de jongelui hun voedselvoorraad zo ongeveer verwerkt hebben, zeggen de zeven meisjes
bijna gelijktijdig dat ze zich vervelen. De jongens zijn meteen gealarmeerd en
zelfs licht gekwetst, dus vragen ze gretig waar de meisjes dan wel zin in hebben.
Maryam
merkt ondertussen op dat het inderdaad wel zeven mooie verschijningen zijn.
Lange haren, volle dijen, expressieve gezichten, geen uitgemergelde modellen.
Maar het blijven rotkarakters, want er spreekt niets goeds uit hun ogen. Boelie
is het er helemaal mee eens en zegt dat zij toch veel mooier is. Maryam gelooft
haar Boelie eerst niet, maar die dringt aan en uiteindelijk geeft ze hem the
benefit of the doubt.
De
meisjes twijfelen een tijdje en discussiëren over waar ze nou het meeste zin in
hebben. Uiteindelijk besluiten ze dat ze graag willen gaan varen.
Morgenvroeg?,
vraagt Nico.
Nee,
gekkie, morgenvroeg slapen wij uit. Nu! We willen graag nu varen. De zee is
toch rustig op dit moment., zegt Petronella, een iets stugger type met een zelfingenomen uitstraling.
Akkoord,
maar je ziet geen hand voor ogen., reageert Nico.
Pieter-Jan
wijst op het maanlicht. Je ziet nog wel net genoeg.
De
meisjes zien hun kans schoon en dringen aan. Hun mannelijk gezelschap zwicht al
te makkelijk. Er wordt een spelevaarttocht georganiseerd. Maryam protesteert. Als
jullie gaan varen, ga ik terug slapen. En zij en Boelie maken aanstalten om
weg te gaan. Ivana houdt hen echter tegen:
Wacht,
jullie hoeven helemaal niet te varen. We kunnen een klein bootje op sleeptouw
nemen, het is zelfs overdekt en er is plek voor twee. Keiromantisch. Heus waar.
Ook
Maryam en Boelie laten zich overtuigen en dus gaan ze op pad. Ivana stuurt de
blinde naar huis. Jij hebt hier niets meer te zoeken. Wek ons tegen de middag
en zeg tegen de baas dat alles in orde is.
De
blinde vloekt en stampt met zijn goede been in het zand, maar strompelt er dan
toch vandoor. Na een kilometertje wandelen komen de vijftien jongeren bij een
landhuis. Hier in de kelder, is een boothuis, daar vinden we alles, meldt
Ivana.
Nauwelijks
een dertigtal minuten later bevinden ze zich al op zee. Nico is een ervaren
zeiler en ook Pieter-Jan heeft wel enig verstand van boten.
De
jongens zitten achterin in een grote open boot en roeien, terwijl de meisjes
voorin zitten met hun gezicht naar de roeiers. Ze moedigen de jongens kirrend
en giechelend aan. Ivana heeft helemaal achteraan plaats genomen en zit op de
achterste rand van de boot. Maryam en Boelie liggen in elkaars armen in een
gezellig klein bootje, dat met een koord verbonden is met de hoofdboot.
Door
de aanmoedigen van de meisjes, willen de jongens natuurlijk tonen wat ze in hun
mars hebben en dus roeien ze tegen de sterren op. Zij die zon fysieke inspanningen
niet gewend zijn, verstoppen angstvallig hun vermoeidheid. Al snel zijn ze een
heel eind verwijderd van het strand. Iedereen schijnt het reuze naar zijn of
haar zin te hebben. De jongens hebben hun hoop op meer en de meisjes genieten
van de krachtprestaties ter hunner ere.
Maar
dan roept Ivana plots scherp: Nu!
De
zes meisjes voorin grijpen een groot net en werpen dit over de
roeiers. Daarna werpen ze zich op de jongens om hen overboord te duwen. Ivana
haalt ondertussen een mes vanonder haar rok en snijdt het touw dat het kleine
bootje met hun boot verbindt, door. Maryam en Boelie vragen zich gelijktijdig
af of ze nu niet opeens flink vaart minderen, maar wuiven hun eigen argwaan weg
als paranoia. Je kan wel denken wat ze daar in de roeiboot doen. Met zon stel
sletten., merkt Maryam op. Boelie stelt voor om net hetzelfde te doen. Maryam protesteert
niet en de twee geven zich aan elkaar over. Inderdaad erg romantisch, zegt
Maryam, tussen twee lange zoenen door.
Ondertussen
leveren de jongens strijd tegen hun belagers. Enkel Nico en Randy hebben hun
roeispaan nog vast, de rest heeft die al laten glippen. Pieter-Jan schreeuwt
dat ze er mee moeten slaan. De meisjes krabben, bijten en duwen, maar Nico en
Randy twijfelen. Slaan op vrouwen?
Ja,
sla! Zo hard als je kan. Die feeksen willen ons vermoorden.
Benjamin
die als enige niet wordt belaagd, bevrijd zich als eerste uit het net en trekt
iedereen terug los. Het net is versleten en scheurt erg makkelijk. Pieter-Jan
heeft zijn handen vol met Petronella. Die is op zijn rug gesprongen en de
jongeman voelt hoe de stevige vrouwendijen hem omklemmen. Met haar arm om zijn
nek, probeert de furie Pieter-Jan te wurgen. Gelukkig krijgt hij nog net een streepje
lucht door zijn keel, zodat Petronella op dit moment het minste van zijn zorgen
is. Martina die gericht op zijn schenen schopt en in zijn gezicht krabt, biedt
een grotere uitdaging.
Randy
vecht met Kremena over het bezit van zijn roeispaan. De twee hebben hun handen
stevig rond het ding en geen van beide willen lossen. Pieter-Jan blijft roepen
om geweld, dus Randy haalt zijn schouders op en geeft zijn tegenstandster een
geweldige vuistslag, zodat die volledig buiten westen op de bodem van de boot valt.
Daarna slaat hij ook Petronella met een slag van de roeispaan uit Pieter-Jans
rug.
Ook
de anderen hebben een klauwende feeks in hun nek, maar met vereende krachten
zijn de vrouwen snel overmeesterd. De jongens vinden touw en binden de meisjes
vast.
Ondertussen
klaart het duister al op en de eerste zonnestralen van de dag weerkaatsen over
het zeeoppervlak. Nico en Randy gebruiken de twee overgebleven spanen om terug
te roeien. Pieter-Jan haalt opgelucht adem en wil gaan zitten om de vrouwen te
ondervragen over hun beweegredenen, maar dan slaakt hij in paniek uit:
Shit,
Boelie en Maryam, wat is er met die twee gebeurd?
Het
kleine bootje met het jonge paar aan boord is natuurlijk nergens meer te
bekennen, maar volgens Nico is er niet echt reden tot zorgen. Het is vloed, dus
normaal gezien spoelt het bootje wel aan. Zo ver in zee waren ze nog niet.
De
jongens keren terug naar het boothuis. Daar aangekomen willen ze dat de
gevangen meisjes uitstappen, maar die houden zich voor dood, zodat ze gedragen
moeten worden. Bind ook zeker eerst hun voeten samen, ik vertrouw ze voor geen
cent, zegt Pieter-Jan net voor ze aan land gaan.
Terug
op het strand stoken de jongens een vuur, in de hoop zo duidelijk te maken aan
Boelie en Maryam waar ze zich ergens bevinden. Pieter-Jan blijft de vrouwen aan
de tand voelen, maar die lossen niets. Willem stelt voor om hen uit te
hongeren. Pieter-Jan is tegen.
We
doen het omgekeerde, we laten hen à volonté eten en drinken, maar we maken hen
niet los als ze naar toilet willen. Tenzij ze ons wat informatie geven.
Dus,
we laten hen de keuze tussen zich bevuilen of spreken?, vraagt Willem.
Ja.
En
dus krijgen de jongedames niets geweigerd. Alle voedsel en drank die te vinden
zijn in de voorraadkast van het strandhuis kunnen ze krijgen en de jongens
bieden het erg behulpzaam aan. De meisjes kunnen immers zelfs niets naar hun
mond brengen, omdat hun handen gebonden zijn. De techniek heeft al snel resultaat.
Na een uur of twee willen ze allemaal naar toilet willen. Pieter-Jan is echter
onverbiddelijk, niemand gaat tot ze enkele antwoorden geven. De meisjes zijn
taai en houden het nog drie uurtjes uit.
Willem
en Jelle keren ondertussen terug van een speurtocht langs het strand. Het is
Willem die verslag uitbrengt:
Over
Maryam en Boelie moeten we niet meer inzitten. Hun boot is al terug op het
strand gespoeld.
Is
alles in orde met hen?, vraagt Pieter-Jan.
Geen
twijfel mogelijk. Ze hebben mij al eens goed de huid vol gescholden. Ik wilde
aankloppen om de situatie uit te leggen en om te vragen of ze ongedeerd waren,
maar er kwam alleen: Bol het, Tsjoempi! en Kruip stil in een hoekje met een
boekje, bibi. Bibi zijnde een afkorting van bibliofiel. Rancuneus ventje toch,
die Boelie.
O
ja, zegt Pieter-Jan, duidelijk met kennis van zaken.
Hebben
jullie al meer informatie?
Wel,
ze hebben ondertussen opgebiecht dat ze over twee dagen scheep gaan. Ze zijn
beloofd aan overzeese rijke zakenmannen. Ze waren bang dat we dat zouden
verhinderen of dat hun baas zou panikeren als die wist dat vreemdelingen hen
gezien hadden en de boel zou afblazen. En dus wilden ze ons maar verdrinken.
Fraai stel, hoor.
En
wat doen we er nu mee?, wil Jelle weten.
Niets.
We houden ze scherp in de gaten tot we hier weg zijn en dan maken we ze los.,
zegt Pieter-Jan. Ik en Randy zullen er op passen, halen jullie twee onze
spullen in het andere huis. Benjamin en Nico zorgen er voor dat Maryam en
Boelie opstaan.
O
nee, zucht Benjamin.
Jelle
en Willem treden binnen in de hoeve via de achterdeur. Ze komen eerst langs de
keuken. Daar zit de kleine blinde hard te snikken, boven een bord witte bonen.
De jongen weent onbedaarlijk en vraagt zich af: Waarom kan ik nou niet gewoon
mee? Waarom niet? Straks komt er weer zon nieuwe lading geiten en die
behandelen mij dan net zo gemeen als deze.
De
twee jongens kijken elkaar en wisselen een blik uit die wil zeggen: ok, dit is
erg, maar kunnen we er aan doen? Ze gaan door naar de slaapvertrekken om hun
spullen op te pikken, maar er ligt niets meer. Als ze terug naar de keuken gaan
om de blinde om uitleg te vragen, is die al weer verdwenen. Ze kammen het hele
huis uit en speuren de omgeving af, maar noch van hun spullen noch van de
blinde jongen is enig spoor te bekennen.
Willem
laat het niet aan zijn hart komen: Wat moeten we uiteindelijk ook met een gsm
waar je niet meer mee kan bellen of die je niet meer kunt opladen of met onze
identiteitskaart of bankkaart? Ik denk dat we in deze wereld wel andere zorgen
hebben.
Jelle
is akkoord en de twee keren terug naar het bootshuis. Daar zijn ondertussen ook
Maryam en Boelie gearriveerd. Maryam vraagt zich af of ze zich niet eens een
keer moeten douchen. De jongens vinden dat een douche nog wel even kan wachten.
Typisch
mannen. Allemaal viezeriken.
De
acht maken zich klaar om terug op pad te gaan, graaien wat eten samen en
snijden de gevangenen los, die als gekken naar het toilet spurten.
Juist,
ja, zegt Pieter-Jan nonchalant, ze mochten naar het toilet als ze spraken.
Het
is ondertussen middag en prachtig weer. Eventjes overwegen ze om verder te gaan
met de roeiboot, maar met slechts twee roeispanen is dat vrijwel hopeloos. Ze
keren terug naar het pad van gisteren en gaan te voet verder. De weg gaat steil
naar beneden en de weg verzinkt tussen het omringende duinenlandschap.
Pieter-Jan
zucht: Ik hoop dat dit weer geen kloof wordt, want daar heb ik nu even geen
zin meer in.
Maryam
voegt toe: Kloof of geen kloof. Kan mij niet schelen. Als we maar niet te ver
te voet moeten.
Haar
woorden zijn nog niet koud of in de volgende bocht, stoten ze op nieuwe
vervoersmiddelen. Twee autos, netjes achter elkaar.
Dat
type ken ik niet, zegt Nico onderzoekend.
Ik
wel. In Iran is dit zo wat de meest voorkomende auto in het straatbeeld., zegt
Maryam.
En
hoe heten die dingen?, vraagt Pieter-Jan.
Dit
zijn typisch Iraanse Peykans. Een studie heeft eens uitgewezen dat er wel
tweehonderd fouten aan die autos zijn.
Boelie
is wat slaperig, terwijl Maryam barst van energie, ze vindt de nachtelijke
verkenningstocht reuzenspannend en huppelt over het strand.
De
acht zijn stil het huis uitgeslopen stappen in het maanlicht richting de zee.
Pieter-Jan meent dat hij daar schimmen heeft gezien, met wat hij zelf zijn arendsblik
noemt.
Willem
zegt tegen Boelie:
Wel
jij die zo hypergevoelig bent waar het arrogantie betreft. Waarom zeg je daar
niets op, he? Pieter-Jan mag zichzelf wel bewieroken of zo?
Pieter-Jan
hééft een arendsblik en hij zegt het niet op de zelfde toon als waarop jij
zegt: tegenwoordig lees ik al Goethe in het Duits.
Op
wat voor toon is dat dan hé? Net of jij bent zo bescheiden. Je dweept zelf met
grote namen, maar dan op een meer verdoken manier.
Ik
ben zon citaatjunkie als jij, he, is dat het?
Aan
jezelf herken je een ander.
Moet
je anders een bescheiden kopstoot?
Dreigen
met geweld als de eerste de beste macho, ja, dat kan ie. Ik geef toe, voor
iemand die o zo graag zijn uniciteit benadrukt, pak je het leep aan. Het typetje
van de belezen macho spelen, gaat je vrij goed af. Ondanks je pocket-sized
verschijning.
Ik
ben nauwelijks kleiner dan jou, bibliofiele kwezel.
Ah,
we hebben een gevoelige snaar geraakt.
Shit,
jong, al dat lezen, en dan nog steeds met zon cliché-uitdrukkingen schermen.
Willem
en Boelie gaan bijna echt op de vuist, maar vredesduif Nico komt tussenbeide.
Zeg,
gaat het niet? We staan hier op het punt om ons bloot te stellen aan wie weet
wat voor gevaar en jullie bakkeleien over wie het meeste boeken gelezen heeft.
Daar
gaat het niet om!, bijten Boelie en Willem tegelijkertijd.
Ssst,
ik hoor iets., meldt Maryam opeens.
Iedereen
duikt plat op de buik, knijpt de ogen fijn en tuurt de omgeving af. De
geluidsbron is al snel duidelijk. Op ongeveer 30 meter van hen, wandelt de
kleine blinde met een grote zak over zijn rug.
Freaky,
wij moeten al de grootste moeite doen om niet op onze bek te gaan in het
pikkedonker op deze gladde keien en zie hem eens. Blind en met één lam been.
Het
keienstrand blijkt inderdaad nauwelijks een hindernis voor het zwaar beladen
ventje. En hij mag dan kreupel zijn, als hij bij een brede plas komt, springt
hij zelfs behendig als een berggeit van kei naar kei om zijn voeten droog te
houden.
Pieter-Jan
stelt voor om hem een minuutje voorsprong te geven en hem dan achterna te gaan.
Ik,
Jan Cremer, heb je die dan tenminste gelezen?, vraagt Boelie ondertussen aan
Willem.
Nee.
Heb jij Turks fruit gelezen van Wolkers?, repliceert Willem.
Nee,
maar ik heb wel de film gezien. Als kind van acht.
Als
kind van acht? En dat mocht van je ouders?
Ja,
zegt Boelie trots.
Gestoord,
reageert Willem vol afschuw.
Boelie
balt zijn vuisten, maar Pieter-Jan komt tussenbeide:
Wat
mij betreft kunnen we ook een minuutje wachten in stilte. Wie is voor?
Iedereen
en dus zwijgen de twee ruziemakers.
Maryam
vraagt: Die minuut is nu toch wel al laaaang verstreken, niet?
Het
teken om subtiel de achtervolging in te zetten.
Stealth
wil zeggen dat we ongezien gaan. Dat is een term voor vliegtuigen die ongezien
blijven voor radar.
Alsof
die kleine die we volgen radar heeft. Tsjoempie, zegt Maryam terwijl ze voorop
gaat.
Na
een aantal minuutjes stappen, waarbij elk van de bende meerdere keren bijna
uitglijdt, stopt Maryam opeens.
Horen
jullie dat ook?
Wat
dan?, vraagt de rest.
Ik
hoor mensen lachen. Giechelen. Ja, zeker weten, ik hoor meisjesstemmen en ze
amuseren zich blijkbaar te pletter.
Pieter-Jan
rekt zijn hals uit en doorklieft de horizon met zijn blik. Je kan wel eens
gelijk hebben. Ik zie een stuk een achttal silhouetten.
Acht,
zeg je. Ik begin de gang van zaken hier zo wat te kennen. Ik wed dat we straks
geconfronteerd worden met acht versies van onszelf. Maar dan in de vorm van
onze slechtste ik of zoiets., zegt Jelle.
Onze
slechtste ik moet dan een vrouw zijn, want volgens mij zijn het allemaal
vrouwen. Op die kleine blinde na., weet Pieter-Jan.
Ook
gek dat het weer nu opeens zo zacht is. Gisterenavond leek het nog te gaan
stormen, zegt Randy.
Wat
doen we nu? Keren we terug of wat of sluipen we er voorzichtig heen?, vraagt
Maryam.
Nee,
we gaan er gewoon op af. Kordaat. Tenslotte doen we daar niets verkeerds mee.
Als
de acht de silhouetten nadert, vangen ze flarden op van een erg levendig
gesprek, maar van zodra de silhouetten hen gezien hebben, vallen de tongen
stil.
Maryam
merkt iets vreemds aan de jongens, ze draait zich om en vraagt: Wat krijgen
jullie nou opeens? Jullie doen opeens zo vreemd.
Ze
krijgt geen antwoord en haar metgezellen blijven stokkenstijf staan. Voor een
ogenblik is op het strand enkel het klotsen van de zee te horen.
Mijn
vader? Die ligt al tien jaar onder de pieren en wie weet waar? Zon
globetrotter.
Je
moeder dan?
Die
is er vandoor met een ouwe vent die in de poen zwom. Maar een blinde kreupele
op sleeptouw nemen, dat was te veel gevraagd.
De
acht deinzen eventjes achteruit als de lantaarn een streepje licht werpt op het
gelaat van de kleine jongen. In plaats van ogen, heeft hij twee witte bolle
vlekken. Blind in beide ogen.
Pieter-Jan
laat zich niet afschrikken door het lugubere tafereel.
Ok,
heb je dan een baas, een voogd, iemand met beslissingsrecht aangaande deze
hoeve? Tenzij jij hier zelfstandig woont, want dan zijn wij vragende partij
voor onderdak deze nacht.
Baas
is naar de markt.
Kort
van stof die kleine., merkt Boelie op.
Ok
dan, hebben jullie plaats voor acht mensen?, vraagt Pieter-Jan verder.
Misschien
wel, misschien niet., zegt de kleine, terwijl hij zijn lantaarn op de grond
zet, zijn zakdoek uit zijn korte broek opdiept en luid zijn neus snuit.
Maryam
is het beu: Laat mij er door, ik bevries hier, ik sla die tsjoempi dat deurgat
uit.
Boelie
slaat zijn armen om elkaar. Kalm, mooiste, met honing vang je meer bijen dan
met azijn. Kill you with kindness, remember?
Waarom
zou je in godsnaam bijen willen vangen. Zon enge, vieze beesten., roept
Maryam vol afschuw uit.
Pieter-Jan
gaat ondertussen verder met de onderhandeling.
Wanneer
komt je baas terug?
Misschien
straks, misschien later.
De
blinde moffelt zijn zakdoek terug weg en neemt zijn lantaarn terug beet.
Duw
die tjsoempi toch gewoon neer, die dikke egoïst!, klaagt Maryam.
Pieter-Jan
bewaart zijn geduld. Als je ons helpt, zullen we je zeer erkentelijk zijn.
Betaling
te regelen met de baas., zegt de blinde.
Kunnen
we blijven voor de nacht?, vraagt Pieter-Jan.
Tuurlijk.,
de blinde draait zich en zegt Volg
Wat
is dit nou, nu is het opeens wel ok? Die tsjoempi kan nou maar zorgen dat zijn
accommodatie tiptop is., roept Maryam, nog steeds geënerveerd.
Een
driesterrenhotel zou ik hier niet verwachten., perkt Nico al voorzichtig de
verwachtingen in.
Nog
geen literaire hallucinaties? Dit doet geen belletje rinkelen?, vraagt Boelie
aan Willem.
Ik
heb nooit beweerd dat ik alles gelezen heb.
Maar
de Alchemist van Coelho, zon boek vond je al beneden jouw waardigheid, heb ik
je ooit horen zeggen.
Je
verdraait mijn woorden.
En the battle of the books
continues, merkt Pieter-Jan op. Jongens met kleine penissen willen altijd ergens groot in
zijn.
Wil
jij dan nergens groot in zijn?, vraagt Benjamin.
Not an issue, reageert P-Jay.
De
blinde wijst hen twee zaaltjes met langs de wanden houten britsen en één
slaapkamer met een brede alkoof.
Wij
nemen de kamer met het bed in de kast., roept Maryam enthousiast uit en ze
trekt Boelie al naar binnen.
Als
de blinde schaapachtig glimlacht, krijgt zelfs Pieter-Jan koude rillingen.
Nico
fluistert tegen de rest: Vinden jullie ook niet dat die kleine voor een blinde
wel heel makkelijk zijn weg vindt?
Randy
vraagt de jongen of ze misschien nog wat te eten kunnen krijgen.
Er
is kasja die ik wel even kan opwarmen.
Nico
vertrouwt het al helemaal niet meer. Koken kan hij ook nog.
Wat
is kasja, mijnheer de slavist?, vraagt P-Jay aan Benjamin.
Dat
is een algemene term voor een typisch Oost-Europees gerecht. Een mengelmoesje
van allerlei ingrediënten, er kan zo wat alles in zitten Meestal best te
pruimen.
De
zes overblijvers volgen de kleine naar de keuken. Nico vraagt zich af waarom het ventje overal een lantaarn meedraagt, als hij dan toch blind is, heeft hij die
toch helemaal niet nodig? Randy zegt dat hij misschien wel nog lichtschakeringen
kan herkennen, maar Pieter-Jan en Willem vinden dat zeer twijfelachtig, zo
zonder pupillen.
In
de keuken slaat de kleine probleemloos aan het kokkerellen. De acht schuiven
hun voeten onder een grote eiken tafel en hun gastheer ploft een diep bord
pal voor hun neus, mét houten lepel. Ze krijgen uit een metalen ketel een soort
kaasachtige saus opgeschept, met daar doorheen kleine stukjes groenten.
Good
shit, zegt Pieter-Jan.
Als
de ketel leeg is, zoeken ze hun britsen op. En nu hopen dat Maryam en Boelie
het rustig houden. De kreungeluiden van een maat in extase aanhoren, dat werpt
toch een smet op een vriendschap., merkt P-Jay nog op, alvorens hij naar
dromenland gaat. De zes vinden met enige moeite een comfortabele houding op hun
brits. Ze krijgen dekens toegestopt van de blinde.
Die
behelpt zich toch echt abnormaal goed voor een blinde?, vraagt Nico zich af.
Hoe
minder je denkt, hoe minder zorgen je hebt, zegt Benjamin geeuwend.
Amen,
roept de rest in koor.
Met
een volle maag en vermoeid door een gebeurtenisvolle dag vatten ze al snel de
slaap. Maar Pieter-Jan wekt zijn gezelschap al terug na slechts enkele uurtjes slaap.
Ik
zie lichtschijnsel buiten, daar is wat gaande. Heren, ik stel voor dat we een
kijkje gaan nemen.
Het
gezelschap springt recht, wekt ook Maryam en Boelie en de acht duiken het
nachtelijke duister in. Benieuwd naar hun volgende ontdekking.
Donkere
wolken beginnen samen te pakken aan de horizon. De koets dendert over een
stenen pad. Als de reizigers links uit het raam kijken, zien ze de zon zakken
in de zee. Het strand is op een 500-tal meter van hen verwijderd.
Zie
je wel, de zee, zegt Pieter-Jan. daar heb ik een neus voor.
De
zee ruikt als de plukrijpe kut van een jong meisje, vandaar de kennis. Of nee,
iets klopt niet aan die redenering., mijmert Boelie plagerig. Niet waar,
Pieter-Jan?
Maryam
geeft hem een harde mep op zijn slaap. Houd je manieren jij!
Ik vraag mij af waar we eindigen., zegt Willem.
De
zee wordt opeens onttrokken aan het zicht, afgeschermd door duinen. Als de koets
een pad inslaat dat steil omhoog leidt, zegt Benjamin:
Deze
gang van zaken doet mij sterk denken aan Tamanj, dat kortverhaal van Lermontov
waar we het net over hadden.
Wat
gebeurt er dan verder? Snel, dan kunnen we ons wapenen tegen gevaar., weet Willem.
Benjamin
en Boelie steken de koppen bij elkaar en proberen zich te herinneren hoe het
verhaal juist liep. Er kwamen alleszins smokkelaars in voor en een meisje met
een speciale neus.
Specialer
dan de mijne?, vraagt Maryam al op voorhand gekwetst.
Boelie
ontkent stellig, mooier dan haar neus bestaat niet. Hij is zo van zijn zaak
overtuigd, dat Maryam snel terug straalt van geluk.
Smokkelaars
en een meisje met een speciale neus., herhaalt Willem minachtend. Gewapend
met jullie kennis telt onze bende voor 100 in plaats van voor acht.
Je
moet jezelf er nog bij tellen natuurlijk, zegt Boelie. Met jou er bij tellen
we nog voor zes.
Heel
geestig., bijt Willem.
De
koets stopt ondertussen bij een groot houten huis temidden van de duinen.
Nee,
werkelijk, dit komt mij heel bekend voor, ik weet alleen niet hoe het verder
gaat., zegt Benjamin beslist.
Trek
daar mee naar de oorlog, snuift Willem.
De
deuren van de koets zwaaien open. Einde van de rit, heren en dame, roept Pieter-Jan
als een volleerd postiljon.
Er
zit weinig anders op dan aan te kloppen op de deur van de oude hoeve. Onder het
bonzen op deur door, vertrekt de koets al. De man (of vrouw) met het Venetiaans
masker op de bok schaterlacht.
De
hoevedeur zwaait open en alle acht kijken gelijktijdig omlaag. Voor hen staat
een klein ventje met een lantaarn.
Wat
met al die herrie?, zegt het ventje met een onverwacht bitse stem.
Ik zit in je zetel. Voor het eerst
merk ik dat je een televisietoestel hebt, op de grond, in de hoek. Je zegt dat
je zelf ook nauwelijks beseft dat het er staat. Ik kijk je aan en glimlach. Bij
jou glimlach ik bovengemiddeld vaak en dat ligt niet aan de drank. Als ik
vrolijk ben stort ik mij op alcohol. Niet omgekeerd. Met jou in mijn buurt
smaakt wijn naar wijn en die gaat recht naar mijn hoofd. Je werkt een taak af,
je bent gedisciplineerd. Onvrede met jezelf is een gesofisticeerde
injectiemotor. Je slaat het document op en scrollt door je digitale
muziekcollectie.
Een zwoele cd, zeg je.
Je stapt op me toe en landt op mijn schoot. We
kussen, ik trek je shirt uit. Mooi patroon, besluit ik. Je zucht. Ik lik
langs de rode lijnen. Speeksel werkt helend. Gezien bij biologie.
Ik ben verdikt.
Ondertussen ken ik je. Jij vist
niet naar complimenten, je meent het serieus. Ik reageer meteen.
Er zit geen gram vet aan jou. Je
protesteert.
Jawel, ik ben moddervet.
Ik schud mijn hoofd.
Miljoenen meisjes dromen elke dag
van jouw figuur.
Ik ben lief, zeg je. Mijn voorhoofd rust tegen
je middenrif. Mijn ogen bestuderen je destructie. Soort wereldoorlog I
niemandsland. Verse krassen zonder korst, iets oudere mét, nog roze littekens
van nauwelijks een maand geleden, genezen littekens van dáár voor, net de
nerven in een eikenblad. Alleen, eiken kerven niet zelf. Ik kijk omhoog en duik
in je absurd grote chocoladebruine ogen. Hun warme kleur werpt een aangename
gloed op je bleke huid. Victoriaans wit, in je eigen woorden.
Ik vraag wat je vandaag gegeten hebt. Je noemt
alles op.
900 calorieën in totaal, zeg je
fier en toch niet zonder een klein schuldgevoel.
Je mag het fruit niet eens meetellen,
herhaal ik weer.
Van mandarijntjes zul je nooit
één gram aankomen.
Je weet het, maar je kunt niet van
de ene dag op de andere je eetgewoontes omgooien. Ik streel je, ik voel hoe
mijn handen je pijn absorberen.
Mijn ex weende als hij mijn buik
zag.
Lief van hem, reageer ik.
Je toont mij de grote blauwe plek
op je schouder. Gisteren waren we bepaald van de wereld. We moeten gevallen
zijn, tegen een kast, of tegen je bureau, we weten het niet meer. Ik grijp je
vast en sta op. Tijd om je slaapkamer op te zoeken. Kleren dwarrelen om ons
heen. Je bent opvallend behendig in ontkleden, en niet alleen dat. Ik omsluit
je tengere lichaam. Nee, ik zeg niet dat je klein bent. Je bent niet klein,
voor een meisje heb je een gemiddelde lengte. Mijn hand gaat foeien tussen je dijen.
Je kreunt.
niet stoppen, zo lekker, je bent lekker,
bijna zo goed als mijn eitje.
Dat soort complimenten raakt mij, de enige
soort vleierij die mij doet zweven. Ik snap pas sinds gisteren wat je bedoelt
met mijn eitje. Eerst dacht ik aan een eicel. De zin: Gelukkig heb ik mijn
eitje, leverde flink wat giswerk op. Wat heeft ze er aan dat ze een eicel
zitten heeft? Is ze zich daar dan zo bewust van? Een mentaal uitgeroepen:
Ahaaa, dát bedoel je!, wanneer je mij een vibrerend plastic ei toont. Dat werkt
in twee shiften. Drie keer s morgens en drie keer s avonds. Ik kan je
seksuele appetijt ten zeerste appreciëren. Ach, weet je, sinds ik weet dat je
weg bent van The Beatles, ben ik weg van jou. Mensen gaan gretig op zoek naar
excuses om verliefd te worden, maar dit is een degelijk. Alleen aardige mensen
houden van The Beatles.
Mijn mond omsluit afwisselend je
ene borst en dan de andere. Je komt stil klaar en trekt subtiel mijn hand
terug. Daarna kneedt je, zonder de minste instructies, mijn ballen. Ik vraag
verbaasd: Waar heb je dat geleerd? Ik moet niet te veel vragen stellen, zeg
jij. Je hebt gelijk, maar in mijn hoofd doe ik het toch. Waarom is het altijd
zo gezellig met jou? Waarom fantaseer ik bij jou NIET over een resem andere
vrouwen? Waarom storm ik niet de deur uit? ANNOREXIA! ZELFVERMINKING!
FUNDAMENTELE ONVREDE MET ZICHZELF! ZELFMOORDPOGINGEN!
Nee, ik blijf. Godverdomme, ik wil
ALTIJD blijven. Ik weet het, altijd bestaat niet in de liefde, en toch wil ik
het. Omdat ik het leuk vind met jou. LEUK. Met jou. Met jou is het leuk. Dat
besefte ik toen we net op de trap naar je kamer een kotgenote van je tegen het
lijf liepen. Ik heb haar niet getrakteerd op een flirterige oogopslag en het
opmerkelijkst van al: ik beklaag het me niet. Mijn vingers aaien door je
krullen. Ik lig domweg te glimlachen. Damn, ik ben gelukkig.
De
acht trekken over een kleine heuvelrug en op de
top zien ze twee officieren die duelleren ,old school style. Ze staan
met hun rug tegen elkaar en wandelen dan tien passen van elkaar weg
terwijl ze luidop
tellen, daarna draaien ze zich om en openen het vuur.
De officier links van het achttal wordt geraakt,
zijn officiersjas wordt stuk gereten ter hoogte van zijn borst.
Morsdood, zegt Jelle.
Knap vervelend, sterven als je al dood bent, merkt
Pieter-Jan op.
Best kwiek voor een dooie, vult Boelie verder aan.
De gedode officier springt inderdaad vlotjes terug
recht, herlaadt net als zijn tegenstander zijn pistool en het hele ritueel
begint opnieuw. Ook deze keer is het de linkse officier die tegen de vlakte
gaat.
Knap schot, zegt de gesneuvelde van op de grond. Wat
is de stand?
11-3 in mijn voordeel. Hoe je in de oude wereld
ooit van mij hebt kunnen winnen, is mij een raadsel.
De linkse officier krabbelt weer overeind en zegt: Ik
had het recht aan mijn kant, je had maar niet de draak met me moeten steken.
Ach, jij, jij kan tegen niets, zo lichtgeraakt.
Ondertussen staan ze al weer rug aan rug en wandelen
ze de tien voorgeschreven passen.
12-3. Kerel, ben jij soms bezopen?
Jij hebt vast aan mijn pistool gemorreld, daar ben
je wel toe in staat.
Mij nog betichten van bedrog ook. Straks voel ik
mij beledigd en daag ik je uit tot een duel.
De twee officieren grijnzen, de winnaar trekt de
verliezer overeind en stelt maar eventjes een pauze voor.
Het achttal is er bij gaan liggen en observeert de
officieren.
Maryam hamert er op dat ze voorzichtig moeten wezen,
tenslotte zijn die twee officieren gewapend en het is nog altijd niet bewezen
dat zij, de acht, ook gelijk weer opknappen na een schotwonde.
Misschien moeten we het eens testen en een rondje
afschieten op één van ons, zegt Pieter-Jan met een mierzoete stem, terwijl hij
zacht over Randys arm wrijft.
Boelie en Benjamin kijken elkaar opeens aan en
zeggen dan: Hij is het hé?
Ze knikken elkaar toe.
Wie is het?, vraagt Willem.
Die vent rechts is Michaïl Lermontov, zo wat de grootste
Russische schrijver ooit., zegt Boelie. De schrijver van het boek Een held
van onze tijd, de beste roman over Sehnsucht die er bestaat. Onovertroffen met
tussenin ook nog eens het beste kortverhaal ooit geschreven.
Als dat zo is, waarom heb ik dan nooit van die
kerel gehoord?, vraagt Willem geïrriteerd.
Boelie trekt onwetend zijn schouders op, maar er
weegt een duidelijk zweem arrogantie in door.
Wat weet je nog meer van die Lermontov?, vraagt
Pieter-Jan.
Hij is gestorven op zijn 27ste, in het
duel waarvan we hier nu talloze keren de reconstructie kunnen zien., vertelt
Benjamin. Hij schreef ook een geweldig aantal gedichten.
Maryam protesteert: Ja, maar wat heeft dat met ons
te maken? Kunnen we niet gewoon verder?
Wie is die andere kerel dan?, wil Pieter-Jan nog
weten.
O, een collega-officier die hij beledigd had.
En dat boek en dat kortverhaal, vertel daar eens
iets meer over.
Het boek gaat over een soort psychopaat die zich
chronisch verveelt en altijd maar nieuwe kicks opzoekt. Zo laat hij
bijvoorbeeld de dochter van een gevaarlijk stamhoofd ontvoeren. Eigenlijk
speelt hij een beetje de regisseur van zijn omgeving en zorgt hij voor drama
overal waar hij komt.
En het kortverhaal?
Dat is een scène die een beetje los staat van de
rest van het boek. Het leest als een spannend verhaal over smokkelaars.
Maryam vraagt of ze nou weer verder kunnen. Tenminste,
als ze zeker zijn dat die twee gekken niet op hun beginnen knallen.
Zal wel niet. Daar hebben ze geen reden toe.
Trouwens, we kunnen Randy eerst laten gaan en ons achter hem schuilhouden., stelt Pieter-Jan voor.
Iedereen behalve Randy stemt voor dat plan en dus
gaat de brave lange wapper voorop. Gelukkig is de maatregel nergens voor nodig.
De acht lopen langs de twee officieren die een kleinigheid eten aan een
klaptafeltje, gezeten op klapstoeltjes, zonder er schoten volgen. De twee bieden hen zelfs wat te eten.
De acht slaan het aanbod niet af en proeven van een soort
pikante worst die ze doorspoelen met wodka.
Bedank hen van ons, zegt Pieter-Jan aan Boelie en
Benjamin.
Bedank hen zelf., zeggen de twee.
Maar ik spreek helemaal geen Russisch., reageert
Pieter-Jan.
Maak je geen zorgen, die twee spreken vast veel
beter Frans dan jou. Frans was wijdverbreid in de hogere Russische kringen.
En inderdaad de twee officieren zijn perfect het
Frans machtig. Pieter-Jan vraagt net in het Frans wat er zoal verder te beleven
valt hier. in de onderwereld. Maar dan komen er twee heren langs, ook al gewapend met pistolen.
Benjamin en Boelie fluisteren verrast Dat is Pusjkin.
De twee nieuwkomers stellen de twee officieren voor
om even te wisselen.
De winnaars tegen de winnaars?, vraagt één van de
nieuwe, die er gebronsd uitziet en duidelijk roots heeft die in Afrika liggen.
Best, zegt Lermontov terwijl hij zijn glas
achterover slaat. Daarna verontschuldigt hij zich en de schutters wisselen van partner.
Wie van beide is Pusjkin?, vraagt Pieter-Jan.
'Die met de donkere huidskleur en de negroïde neus.', antwoordt Benjamin.
'Is dat dan ook een schrijver?', vraagt Maryam.
Inderdaad. En zelfs een tijdgenoot van Lermontov.
Ook gestorven in een duel, op zijn 37ste., doceert Benjamin verder.
En welke is dat dan?, vraagt Maryam.
Benjamin zucht en herhaalt:
Die met de Afrikaanse trekken, Pusjkin stamt af van
een Ethiopiër.
Boelie knikt bevestigend.
En die vier doen nu de hele dag niets anders dan
duelleren? Fraaie bezigheid. Typisch iets voor venten., roept Maryam half
verontwaardigd uit.
Zullen we verder trekken en zien wat de onderwereld
verder voor ons in petto heeft?, adviseert Nico sussend.
De acht kruipen overeind. Naast hen stopt opeens een
postkoets met een zesspan prachtige paarden. Op de bok zit een kerel met een
Venetiaans masker. Hij kijkt strak voor zich en de deur van zijn koets valt als
vanzelf open. Tegelijkertijd steekt er een fikse wind op.
Zeelucht, merkt Pieter-Jan gedecideerd op. Zullen
we? Met de postkoets, gaat het vast sneller.
Maryam twijfelt. Ik vind het maar eng. Die vent met
zijn masker en zo. Het uitzicht van die koets.'
Dit tafereel doet mij eerlijk gezegd denken aan het
masker van de rode dood van Edgar Allen Poe.', merkt Willem op.
Willem, ik denk dat je ondertussen wel bewezen
hebt, dat je wat afgelezen hebt in je jonge leven, zegt Boelie afgemeten.
De koets ziet er inderdaad maar akelig uit. Pikzwart
hout, maar binnenin volledig donkerrood afgewerkt. De paarden zijn dan weer wit.
Ik voel wel voor een ritje in zon statig ding. Wie
volgt? Altijd beter dan stappen.
Maryam voelt aan haar pijnlijke voeten en is dan de
tweede om in te stappen, na Pieter-Jan. De rest volgt.
Zolang we samen blijven kan ons weinig overkomen, toch?,
zegt Nico op kalmerende toon.
De wind buiten verhevigt, het portier slaat dicht,
de acht horen het klakken van een zweep en de koets gaat er aan een
baanbrekende snelheid vandoor.
Charon spuwt over de rand van zijn boot, stopt even
met roeien en propt een nieuw stuk tabak in zijn mond. Pas als zijn boot terug
vaart heeft, vraagt hij:
Wat moet je?
Ik vroeg mij af hoe het exact zit met uw
renumeratie.
Mijn watte?
Uw ereloon.
Wat is er van?
Pieter-Jan laat zich niet afschrikken door de
norsheid van de bootsman en vraagt door:
Investeert u uw geld?
Charon blijkt nog nooit van investeren gehoord te
hebben.
Spendeert u het dan?
Aan wat dan?
De magere man roeit onvermoeibaar verder, het is een
vreemd zicht om zon oude man te zien met zon gespierde armen.
Nou, ik weet niet. Vertier, amusement,
toegangstickets voor toneel of cinema of concerten. Allemaal erg duur.
Waar zou ik de tijd moeten halen. Mijn oever loopt
elke ochtend vol.
Geen idee. Work hard, play hard, niet uw ding?
Charon herhaalt zijn ritueel, spuwt over de boot en
haalt zijn zak tabak van onder zijn tuniek. Als hij een nieuwe voorraad tussen
zijn kiezen gepropt heeft, zegt hij kortaf:
Nee.
Maar, het geld, u bewaart het dan toch tenminste?
Uiteraard.
Charon draait zich naar de anderen: Is die maat van
jullie altijd zo nieuwsgierig? Volgens mij heeft er eentje in de oude wereld
een ponjaard in zijn buik geploft, omdat hij te veel vragen stelde. Dat gebeurt
vaker met zon mensen.
Pieter-Jan zegt dat hij niet dood is, dat geen van
zijn metgezellen dood zijn.
Nog in ontkenning, zie ik., zegt Charon met een
glimlach.
Pieter-Jan komt terug op zijn onderwerp.
Als u het geld nog heeft, dan bent u een schatrijk
man. Zonde dat u er niets mee aanvangt, en als een workaholic maar blijft door
ploeteren. Maar goed, je krijgt er vast veel voor terug. De warmte van de
mensen, de erkentelijkheid van de klanten.
Dat zul je zien aan mijn stramme botten.
Erkentelijkheid! Nada!, protesteert Charon.
Its a shitty job, but someones gotta do it.
Maar met al dat geld kan je toch perfect gaan
rentenieren?
Je bedoelt mij laten bepikken in een
bejaardentehuis waar elke dag omstreeks vier een stagiaire kokend hete thee in
mijn schoot dropt, zogenáámd per ongeluk? Of het er enkele jaren flink van
pakken, maar dan sta ik hier na een tijd opnieuw, met geen cent om aan mijn gat
te krabben en helemaal uit vorm. En roeien maar.
Maar als je de helft van je kapitaal in
hefboomfondsen stopt. Twintig procent veilig belegt in kasbons en de overige
dertig procent investeert in enkele bloeiende, jonge bedrijven. Dan zit je er
toch voor de rest van je dagen warmpjes bij?
Eindelijk heeft Pieter-Jan het gewenste effect
bereikt. Om de een of andere reden, misschien als uitloper van zijn gemene bui,
wil hij er voor zorgen dat Charon zijn job laat staan en met pensioen gaat. De oude man krijgt van hem een lezing over de nieuwste beleggingsmogelijkheden. Zijn metgezellen vinden dat hij beter economie in plaats van geneeskunde had gestudeerd. Boelie die zijn vriend beter kent zegt: 'Dan las hij nu eindelijk eens de geneeskundeboeken die hij nu ongeopend in hun plastic hoesje laat.'
Als de acht de overkant bereiken, steekt Charon
meteen zijn boot lek en beent er vandoor.
De bende jongeren staart hem na, tot de oude
bootsman zich nog één keer omdraait en luid schreeuwt: YOU CANT FIRE ME CAUSE
I QUIT
Boelie ziet de humor er van in, maar de rest wil
weten waarom P-Jay nu zoiets doet.
Geen idee. Ik had er wel zin in. Misschien houd ik
gewoon niet van mensen die gewoon zonder nadenken doen wat van hen verwacht
wordt. Ik had als kind al een hekel aan elke vorm van autoriteit.'
Ondertussen staart Boelie met een brede glimlach
naar de oever die ze net achter zich lieten.
Het grensconflict tussen India en Pakistan is
mogelijks een klein beetje geëscaleerd.
Aan de overkant is inderdaad een gigantische
mensenzee te zee. Meer en meer mensen blijven er bij stromen en gaan gelijk met
elkaar op de vuist. De overgrote meerderheid zijn inderdaad Pakistanen en
Indiërs, maar ook overledenen van andere nationaliteiten zijn als snel
gedwongen om partij te kiezen.
De acht willen de discussie verder zetten en negeren
het strijdgewoel. Ze vragen zich af waar Charon eigenlijk echt naar toe kan. Of
hij met al zijn geld een normaal leven kan lijden. Of hij terug kan naar de
oude wereld. Het gezelschap wordt al snel geconfronteerd met hun beroerde
kennis van de antieke mythen.
Natuurlijk, hoe de onderwereld precies ingericht
is, kunnen we wel ontdekken, we hoeven maar gewoon verder te trekken., zegt
Nico om terug kalmte te brengen tussen de acht.
Het is even stil en nu pas beseffen ze dat ze al de
hele tijd pistoolschoten horen, niet van de andere oever, want de Indiërs en
Pakistanen arriveren ongewapend in het hiernamaals. Nee, de schoten komen van
verderop.
Willem zegt dat hij om de een of andere reden moet
denken aan een kortverhaal van Alexander Pusjkin dat het pistoolschot heet. Hij
vraagt aan Boelie en Benjamin, of zij, als slavisten, dat kortverhaal gelezen
hebben. De twee kijken elkaar aan en schieten in de lach.
Wat nou? Jullie zijn hebben toch een literaire
opleiding genoten, dus dat is toch een logische vraag?, reageert Willem
onbegrijpend.
Zeker, zeker, zeggen de twee slavisten, maar jij
klinkt altijd alsof literatuur een hogere waarde heeft of bijna heilig is,
terwijl het in het beste geval gewoon een beetje relatief goedkoop entertainment
is. En een leuke manier om vrouwen te versieren, want een jongen die zegt dat
hij veel leest, wil eigenlijk zeggen: kijk, meisje, ik ben een gevoelige ziel,
ik ben geen neo-holbewoner die alleen over voetbal en autos lult, dus neem
mij, o neem mij.
Willem ontkent en zegt dat hij oprecht van
literatuur houdt.
Nico, die duidelijk niet houdt van geschillen, zegt:
Laat ons nou eerst uitzoeken waar die schoten
vandaan komen.
Als ze aan de rivier komen, zegt Jelle: Shit, we waren
beter toch nog gisteren gekomen. Gisteren zag je hier geen mens. Van waar komt
al dat volk ineens?
Dat is nu wel even anders. Bij de pier krioelt het van de
mensen, die blijkbaar allemaal staan te wachten op de oversteek. En er is
alleen de oude man om hen over te roeien, dus dat neemt aardig wat tijd in
beslag. Bovendien heerst aan de oever je reinste chaos, want de wachtende zijn
ook nog eens met elkaar op de vuist gegaan.
De groep moet eerst langs een loket voor ze naar de pier
kunnen. Gisteren was dit loket er helemaal niet, merkt Willem op. De bediende
aan het loket, gewoon een houten balie met een tentdoek als dak, verklaart: Mijn
loket is enkel open op erg drukke momenten zoals nu. India en Pakistan hebben
vannacht een ernstig grensconflict gehad en nu worden we zon beetje overspoeld
met de gevolgen.
Nico vraagt zich af wat een grensconflict tussen India en
Pakistan nu voor invloed kan hebben hier. Pieter-Jan heeft het wel begrepen:
Rivier, bootje, geldstukken, oude man, overroeien? Zegt
jullie dat niets?
Willem pikt in: Blijkbaar gaan we nu een tochtje maken op
de Styx.
En brengen we een bezoekje aan de onderwereld, dat
belooft., neemt Boelie over.
Tickets voor 8 neem ik aan?
Pieter-Jan knikt. Maryam gaat bij iedereen rond voor twee
munten.
Geven jullie groepskortingen?, vraagt Boelie.
Jammer maar helaas, zegt de bediende aan het loket.
Naar wie gaat de opbrengst hiervan eigenlijk?, wil
Pieter-Jan weten.
Tien procent voor mij, 90 procent voor de baas.
En de baas is Charon, neem ik aan?
Yup.
90 procent, dat is heel mooi.
Wie is Charon?, vraagt Nico.
Die ouwe die ons straks overroeit.
Iedereen heeft zijn ticket op zak en wacht op de oversteek.
De Indiërs en Pakistanen weten van geen ophouden en blijven zelfs op elkaar
inbeuken als ze al bij Charon in de boot zitten.
Niet slim om die twee groepen te mengen, in zon bootje.,
merkt Benjamin op.
Maar die Charon heeft geen enkele moeite om rechte koers
te varen. Indrukwekkend. Ik heb zelf nog gezeild, dat is verdorie niet simpel
wat die man doet. Wie is die kerel nu?
Dat is de man die volgens de mythe de overledenen naar de
onderwereld roeit. Vandaar dat mensen in de oudheid geldstukken legden op de
ogen van doden, omdat ze de bootsman zouden kunnen betalen., doceert Willem.
Ik vraag mij echt af wat die kerel doet met al dat geld.
Zou hij soms een riant optrekje hebben voorbij de volgende rivierbocht? Bepaald
doorvoed ziet hij er ook al niet uit., vraagt Pieter-Jan zich luidop af.
Al dat roeien houdt hem vast slank., mijmert Nico. Ik
herinner mij de tijd dat ik zelf drie keer in de week ging zeilen. Een strak
kontje dat je daar van krijgt! Niet normaal!
Ik krijg er honger van als ik er alleen nog maar naar kijk.,
zegt Randy.
Wat hopen die vechtersbaasjes nu eigenlijk te bewijzen?
Als de mythe klopt dan hebben ze elkaar al eens vermoord., merkt Boelie op.
Ik voel me een beetje zoals die Israëlis op die heuvel
van de schaamte, die zo onbeschaamd de oorlogstoerist uithingen., zegt Maryam
treurig. Waarom doen ze dat nou?
De jongens vuren meteen theorieën over het hoe en waarom
van oorlog op elkaar af. Pieter-Jan heeft het over natuurlijke selectie en een
demografische noodzaak. Boelie sluit zich daar min of meer bij aan en zegt dat
oorlog ontstaat als te veel mannen wel eten hebben maar geen duidelijke
economische functie en dus een uitlaatklep zoeken in militante bewegingen. Randy
geeft het kapitalisme de schuld. Als ze hem wijzen op het feit dat er door het
communisme ook oorlog is gevoerd, werpt hij tegen: als heel de wereld
communistisch was geweest, dan had je geen oorlog gehad en trouwens het
communisme is nooit ingevoerd.
Ook de andere jongens mengen zich in de discussie en de
gemoederen lopen zo hoog op dat ze op het punt staan elkaar naar de keel te
vliegen. En dat voor jongens die uiteindelijk niet de meest prikkelbare mensen
zijn.
Maryam komt tussenbeide en zegt: Ik denk dat jullie mij nu
een per-fect idee hebben gegeven van hoe oorlogen ontstaan. Ik dank jullie en
laat het ons nu over iets anders hebben.
De rust keert terug en op de pier is te zien, hoe Charon
hen met een gezicht vol ergernis roept: Zeg hoe zit dat, komen jullie nog?
Onze beurt, zegt Pieter-Jan.
Alle acht zuchten ze van opluchting als ze zich naar het
bootje begeven. Het is ondertussen al weer laat in de namiddag.
Als ze plaats nemen in het bootje waar net genoeg plek is
voor hen allemaal, tikt Pieter-Jan op Charons schouder:
Het achttal besluit om voedsel even te laten primeren en
gaat op jacht. Maryam en Boelie vinden varkensvlees absoluut niet te eten
wegens veel te ongezond, maar gelukkig wemelt het bos ook van de konijnen. Ze
maken jacht op de vlugge dieren door een beproefde methode toe te passen. Alle konijnenpijpen
dekken ze af en als er een konijntje verschijnt, jagen ze het op tot het
nergens meer naar toe kan en totaal uitgeput is.
Gemiddeld neemt het een half uurtje rennen om zon beestje te
vangen. Het is dan helemaal op en je kan het van de grond oppikken. Een slag in
de nek en de tafel is al zo goed als gedekt. De acht zijn in een gebied waar eindelijk een hemel te zien
is, hoog boven hen, mét zon, dus vuur stoken doen ze met behulp van Benjamins bril.
Die is nog steeds versuft, dus die kan wel even zonder. Als de konijntjes verwerkt zijn, gaat de zon onder. De
groep is nu wat loom geworden, bezwaard door hun volle magen. Pieter-Jan herhaalt dat die
grijsaard met zijn boot niet wegloopt en stelt voor om de nacht door te brengen
in het bos. Maryam protesteert, want het is nog maar pas nacht en ze heeft het
nu al bar koud. De dikst geklede jongens staan elk een trui af en Maryam trekt
vier kledingstukken extra aan.
Willem kijkt naar Boelie en zegt: Je kan niet nog eens
voor een herberg zorgen, zeker?
Boelie reageert niet, de acht leggen zich in het gras en
kruipen dicht opeen. Het is niet zo heel erg koud en iedereen is uitgeteld dus
slaap is geen probleem.
De jongens maken een groter vuur aan voor de nacht, zodat
zelfs Maryam geen kou meer hoeft te lijden. Rond de gezellig smeulende stapel
takken, ontspinnen zich verdere kennismakingsgesprekken. Benjamin komt weer tot
zijn positieven, hij bekent dat hij eigenlijk een beetje komedie speelde.
Stuk voor stuk vragen ze zich af waar ze zich bevinden en
hoe ze daar gekomen zijn. Iedereen lijkt een variant van het zelfde verhaal te
vertellen. Randy en Nico waren in de oude wereld respectievelijk
criminologiestudent en psychologiestudent. Benjamin is eigenlijk helemaal geen
dokter, maar is net als Boelie een slavist. De twee hebben elkaar nooit eerder
ontmoet, omdat ze in andere steden naar de universiteit gegaan zijn. Die link maakt de band tussen de twee jongemannen nog hechter. Jelle is
inderdaad doctorandus geschiedenis, maar is op een dag hier terechtgekomen via
een luik dat achter de badkamerspiegel op zijn kot zat. Dat luik komt bij
iedereen terug.
Nico en Randy ontdekten net zon luik in het
gemeenschappelijke tuintje achter het huis waar ze op kamers zaten. Ze schatten
dat ze ondertussen twee weken in deze wereld zitten en dat ze zich in leven
hielden met theatervoorstellingen in de herberg, de eerste plek met enig teken van leven dat
ze tegenkwamen. Jelle zegt dat hij hier al veel langer is, dat hij niet
snapt dat hij zich nooit vragen gesteld heeft bij zijn verblijf hier, alsof hij
vergeten was dat hij eigenlijk van elders kwam, alsof de twee werelden voor hem
feilloos vervloeid waren.
Benjamin vond het luik in de toiletten van een school in
Slowakije, waar hij Engelse les gaf. Hij schat dat hij hier een drietal weken
is. Hij ging er eerst vanuit dat hij in een leuke droom zat waar hij maar niet
uit wakker werd en dat hij dat na verloop van tijd ook niet meer wilde, omdat
hij het zo naar zijn zin had. Voor de lezingen die hij gaf, kreeg hij een
vergoeding en het bier in de herberg was spotgoedkoop. Eigenlijk merkte hij
weinig verschil met zijn situatie in Slowakije. Het enige minpuntje was de
eenzaamheid, die zich soms zwaar liet voelen.
Maar mistte je dan nooit je familie?, vraagt Maryam
ongelovig.
Mijn lezing over de schadelijkheid van tabak was meer wél
waar dan niet waar, vrees ik. Ik hoef niet zo nodig terug naar huis.
Randy en Nico zeggen tegelijk: Wij ook niet. Deze wereld
is veel leuker, zeker sinds jullie er zijn. Er is altijd iets te beleven.
Jelle bekent dat hij sowieso een beetje een loner is en dat
het voor hem ook weinig verschil uitmaakt of hij nu hier is of terug thuis. Hij
is er ook vast van overtuigd dat de tocht uiteindelijk wel ergens toe leidt.
Het is even stil en iedereen is even alleen met zijn
gedachten. Uiteindelijk neemt Maryam velen van hen de woorden uit de mond als
ze een pact voorstelt. Iedereen is akkoord en de acht zweren plechtig om altijd
voor elkaar te zorgen. Stuk voor stuk bekennen ze dat ze dit avontuur eigenlijk
voor geen geld zouden willen missen en dat ze branden van nieuwsgierigheid om te
zien hoe het verder gaat.
Als de nacht gitzwart is en iedereen onvermijdelijk door
slaap overmand is, kruipt de bende knus samen en sluiten ze de ogen, stuk voor
stuk met een tevreden gevoel.
De enige die het niet kan laten is Willem, die vlak voor
iedereen in slaap valt, nog vraagt:
Allemaal goed en wel, maar nu hebben we nog steeds geen
verklaring voor die rare voorspellingen van Boelie.
Er komt geen reactie meer en de acht ontwaken pas de
volgende dag, tegen de middag.
Dat was fantastisch leuk! Kunnen we nog
eens? Ik wil nog eens!, roept Maryam als ze eigenlijk keihard op de rug van
Benjamin landt, die pijnlijk kreunt en moeite heeft om terug recht te komen. Boelie
trekt hem omhoog en fluistert hem ondertussen toe:
Als ze vraagt of ze je pijn heeft
gedaan, zeg dan zeker nee. Anders maakt ze zich zorgen over haar gewicht en ik
wil absoluut niet dat ze haar vormen verpest met een dieet. Zeg dat ze een
pluim is en dat je haar zelfs niet gevoeld hebt.
Boelie kijkt zijn nieuwe vriend streng
aan. Die wrijft over zijn pijnlijke rug, maar hij heeft de boodschap begrepen.
Maryam kijkt vrolijk rond op zoek naar
een ladder om de glijbaan nog eens te kunnen afdalen.
Uiteindelijk valt haar blik op Benjamin
die zijn pijn moeilijk kan verbergen.
Oei, heb ik je pijn gedaan?, roept
Maryam verschrikt uit.
Nee, nee, je bent een pluim, ik heb
niets gevoeld.
Pieter-Jan, die al eens een gemene bui
kan hebben, vooral als hij zich verveelt, slaat keihard op Benjamins rug en
zegt:
Benjamin is een vent van staal, die
voelt zoiets toch niet.
De man van staal valt echter voorover op
de grond en onderneemt zelfs geen poging meer om terug recht te komen.
Maryam denkt dat het allemaal haar
schuld is en loopt weg, terwijl ze schreeuwt: Ik moet op dieet!
Boelie vloekt: Daar zul je het gedonderd
hebben. en gaat haar achterna.
Ondertussen grabbelt Randy de gepijnigde
Benjamin van de grond en zet hem in zijn nek. Benjamin mompelt versuft: De
here God neemt mij tot zich. Het einde is nabij.
Nico, blijkbaar een jongeman die altijd
de kalmte bewaart, praat zacht op hem in. Je bent een beetje de kluts kwijt,
maar dat gaat zo wel over.
Pieter-Jan koestert nog even zijn gemene
bui, tast in zijn zak en werpt een handvol snoepjes naar Randy. Die lost de
benen van Benjamin die in zijn hals zit en de onfortuinlijke jongeling tuimelt
op de grond. Randy beseft pas dat zijn ballast op de grond ligt, als de
snoepjes verwerkt zijn. Nico ontfermt zich ondertussen over de gevallene. Willem
en Jelle vinden het welletjes geweest met deze slapstick en gaan alvast op
verkenning in de buurt.
Maryam en Boelie blijven anderhalf uur
weg, tot ze opeens verschijnen met een stralende glimlach en een gezonde blos
op hun wangen. Boelie stapt met opvallend meer zelfvertrouwen dan gewoonlijk. Normaal
loopt hij wat voorovergebogen, met zijn hoofd ingetrokken en zonder enige
soepelheid, maar nu loopt hij fiks rechtop. Nico merkt op dat Boelie er uitziet
als Johnny Depp in de film Blow, nu hij zijn haren los gelaten heeft en een
lichtere tred heeft.
Twee wandelende zonnetjes, merkt
Pieter-Jan op die in het gras ligt en ontwaakt uit een hazenslaapje. Nico zit
bij Benjamin en wuift hem koelte toe. Maryam kondigt opgewekt aan dat ze een
reuzenhonger heeft.
Ging jij dan niet op dieet?, vraagt
Pieter-Jan met een ironische ondertoon in zijn stem.
Nee, Boelie heeft mij overtuigd dat een
dieet ab-so-luut zonde zou zijn.
Boelie heeft vast vurige argumenten,
merkt de jonge Oblomov op, nog steeds niet helemaal genezen van zijn vlaag
gemeenheid. Hij werpt een vette knipoog naar Randy en vraagt wat die er van
vindt.
Ik heb eigenlijk ook wel terug honger.
Benjamin zingt ondertussen een liedje
van de komiek Hans Teeuwen, in zijn blik zit een vreemd soort wazigheid.
Hinkstapsprong, hinkstapsprong, twaalf
Surinamers met een ingeklapte long.
Nico sust hem: Kalm nu maar, slaap nog
maar eventjes. Maar Benjamin wil van geen ophouden weten, hij zingt steeds
luider:
Optelsom, opstelsom. Vrouwen lastig
vallen met een lege vissenkom.
Op dat moment komen Jelle en Willem
terug. Maryam en Boelie gaan zitten in het gras en geven ongeveer 100 kussen
per minuut, terwijl ze de allergrootste moeite hebben om niet in het zicht van
iedereen de activiteiten van zo net te hervatten.
Iets gezien?, vraagt Pieter-Jan met
een geeuw.
Willem zegt dat er verschillende paden
door het bos zijn, dat ze even bang waren dat ze hun weg niet zouden terug
vinden.
Valt er iets te bikken in het bos?,
wil Randy graag weten.
Wel, we hebben een soort varkens
gezien. Die vreemd genoeg achterna gezeten werden door een bende halfnaakte,
erg onverzorgde jongens. Zeker een stuk of dertig allemaal gewapend met
stokken. Allemaal met lang haar, gebronsd en vrij mager. Behalve een dikzakje
met een brilletje.
Dat tafereel zegt mij iets, mijmert
Pieter-Jan.
Mij ook, zegt Willem, maar ik kan het
niet plaatsen.
Lord of the flies, mompelt Boelie
tussen twee kussen door, maar ze horen hem niet, omdat Benjamin maar steeds
luider blijft zingen.
Roerbakei, roerbakei. Heroïne dealen op
een kinderboerderij.
Jelle gaat verder: Uiteindelijk stoot
je op een brede rivier.
Jemininee, wie had dat gedacht?, zegt
P-jay sarcastisch. En zijn er al grote boerinnenvrouwen en bloeddorstige
krijgers gespot om ons de oversteek te bemoeilijken? Of zorgt Boelie daar
straks nog voor?
Nee, aan de oever zit een oude
grijsaard die een boot heeft en ons wel wil overzetten voor twee geldstukken
per hoofd. Geeft niet welke munteenheid, zei hij.
Goed, zegt P-jay als hij overeind
veert, laat ons dan eerst maar zon varkentje vangen en roosteren voor we de
oversteek wagen, die ouwe loopt vast niet weg.
Pieter-Jan vraagt Randy om Benjamin
terug in zijn nek te nemen, maar hem deze keer verdomme niet te laten vallen.
Randy hijst de versufte zanger terug over zijn hoofd, terwijl die van geen
ophouden weet.
Blokfluitles, blokfluitles. Debbie
amputeert haar eigen borsten met een mes.
Het achttal begeeft zich op het bospad.
Eventjes drukken ze zich dicht tegen elkaar als er een luid kwelend varken hun
richting opschiet met daarachter de dertig uitzinnige jongens onder leiding van
een grote slanke jongen met vuurrood haar. De jongens negeren hen en lopen
gewoon voorbij. Met op een tiental meter achter hen, het dikkerdje dat de rest
smeekt om even te wachten op hem.
Daarna trekt het achttal verder. Ze
horen luid gerommel en Pieter-Jan zucht verveeld: Al terug een onweer op een
dak?
Nee, sorry, zegt Randy bedeesd, dat
is mijn maag.
Ik weet hoe klanten zijn, ze weten graag wat voor vlees ze
in de kuip hebben als iemand hen iets te koop aanbiedt. En wat zijn lezers
anders dan klanten? Ik wil niet te filosofisch klinken, maar is alles niet ergens
economie, ook lectuur? Nu goed, mijn naam is Hendrik Van Tuft. Ik ben ondertussen
al 35, maar ik ben niet zo iemand die bang is om oud te worden. Dat is de
normale gang van het leven en elke leeftijd heeft zijn voor- en zijn nadelen,
ik geniet van het moment en drink elke dag alsof het een wijnsoort is die ik
pas ontdek.
Mijn dagen zijn best druk, ik doe zaken in textiel, een
branche waar de concurrentie hard kan zijn en waar je kort op de bal moet
spelen. Bovendien ben ik getrouwd en heb ik twee kinderen. Huisje, boompje,
tuintje, hoor ik de lezer smalend denken, maar ik kan zeggen dat mijn vrouw en
ik gelukkig zijn. Ik ben tevreden, de zaken draaien goed. Elk jaar kan ik een
stukje bijbouwen of renoveren aan mijn huis, mijn kinderen lopen school en halen
mooie cijfers. Mijn echtgenote heeft het druk met de kinderen en heeft verder
ook haar bezigheden. Ze geeft bijvoorbeeld parttime les in het
volwassenonderwijs. Niet noodzakelijk om het geld, wat ze verdient, zet ze
volledig opzij en met het bedrag gaan we dan jaarlijks op reis. De reis
stippelt zij uit, ik ben niet zo kieskeurig op dat vlak. Reizen op zich vind ik
al leuk genoeg, de bestemming maakt dan niet zo veel uit, maar zij weet liever
op voorhand waar ze zich kan aan verwachten. Vaak komen we uit in steden waar
ik voor mijn werk al eens was, maar tijdens een zakenreis kijk je toch met een
andere blik naar een stad, dan als je er met vakantie bent, dus ik klaag niet.
In mijn vrije tijd, knutsel ik graag (ik ben verzot op
modelbouwvliegtuigen, voornamelijk types uit de 77-jarige oorlog) of knap ik
mijn huis verder op. We hebben acht jaar geleden een oud herenhuis gekocht met
zicht op de kaai en de zee. Een prachtig huis, het zal wel ooit toebehoord
hebben aan een of andere rijke koopman, waarschijnlijk wel een pak rijker dan
de koopman die er nu zijn intrek in heeft genomen. Indertijd zijn kosten noch
moeite gespaard, dat merk je aan veel dingen. De badkamer is bijvoorbeeld een
stoer voorbeeld van echt vakmanschap, het lijkt meer op een binnenzwembad dan
een gewoon ligbad. Achter de wanden zaten frescos verborgen. Als de vorige
eigenaar dat had geweten, had ik het huis vast het dubbele voor betaald, in
plaats van de zeer schappelijke som die ik er nu voor hem neergeteld. Maar er
is natuurlijk veel werk aan. Sommige kamers waren aanvankelijk nauwelijks
leefbaar, de eigenaar had het pand wat verwaarloosd, maar ondertussen staan we
al veel verder. We moeten enkel nog de zolder, de kelder en de tuin onder
handen nemen. Er was trouwens ook enige schade aan de achtergevel van een
bominslag uit de 77-jarige oorlog. Dat is toch al eeuwen geleden?, vraagt de
lezer wantrouwig. Akkoord maar de schade was treurig slecht opgelapt, eigenlijk
hing er enkel een doek waar er verdorie een buitenmuur moest staan. Het huis
had dan ook bijzonder geleden van de koude.
Waarom nu al die uitleg. Wel vergeef mij als ik langdradig
word, ik geef zo dadelijk het woord door, want zelf ben ik niet zon verteller.
De aanleiding tot deze publicatie vond ik namelijk toen ik op een zaterdagnamiddag
aan de slag was op zolder. Meer bepaald was ik plinten tegen de muren aan het
slaan. Zolders hebben mij altijd kunnen intrigeren, dus ik had het daar hoog en
droog best naar mijn zin. Ik kwam er tot rust, zwaar werk of niet. Tijdens mijn
pauzes ging ik, meer om mezelf te vermaken, dan dat ik het ernstig bedoelde, op
zoek naar eventuele schatten op zolder. Veel meer dan een oud muntstuk
(nauwelijks iets waard helaas) en een tamelijk versleten speelgoeddiertje (een
soort wasbeertje, lijkt mij, al kan het ook een eekhoorn zijn, ik heb niet zon
verstand van biologie) leverde dat aanvankelijk niet op. Maar toen ik mijn
speurdersdromen al opgegeven had, vond ik een bundel papier. De lezer hoort mij
al komen. Hier bijgesloten is inderdaad precies die bundel. Het betreft een
manuscript, de bedoeling ervan is mij niet duidelijk. Is het nu bedoeld als
roman, is het een ernstig verslag (akkoord, maar voor wie dan?), een soort
dagboek? Zijn de feiten echt gebeurd of gaat het om fantasie? Het manuscript
beschrijft enkele weinig waarschijnlijke gebeurtenissen, maar tegelijk ook weer
niet, als je gelooft in verbindingen tussen twee totaal verschillende universa
bijvoorbeeld, als je dat axioma, om het
zo te zeggen, aanvaardt, kan er al veel. En als het niet echt is, wie heeft
zich dan beziggehouden met dit te boek op te stellen? Ik heb het manuscript
ondertussen laten dateren, het is meer dan 200 jaar oud, maar bevat zo dan wel
een lange waslijst aan anachronismen. De personages in de vertellingen vinden
vele dingen die 200 geleden niet eens bestonden volstrekt vanzelfsprekend.
Wie het ook moge geschreven hebben, moet zeker veel kennis
gehad hebben over zijn tijd en zijn cultuur. Er wordt vaak verwezen naar wat
mij, in de optiek van de personages, bekende schrijvers en belangrijke
historische gebeurtenissen lijken. Nochtans heb ik het manuscript voorgelegd
aan een prof klassieke literatuur die doceert aan de universiteit en die kende
geen enkele naam van de vele auteurs die doorheen het verhaal de revue
passeren. Ik waarschuw op voorhand dat sommige passages nogal nietszeggend
zijn, omdat we de nodige achtergrondkennis ontberen, maar het blijft leuk. We
hebben er bewust voor gekozen om tussen de tekst door geen karrenvracht
voetnoten aan te brengen om de dingen te verduidelijken.
Ik ben zelf absoluut niet zon lezer, maar dit manuscript
heb ik ondertussen al vijf keer aandachtig doorgenomen. Wat mij het meest
fascineert, is natuurlijk dat mijn huis erin voorkomt, beschreven in de staat
waarin het 200 geleden moet verkeerd hebben. Dat is alleszins nauwkeurig
weergegeven, want die dingen kan je makkelijk nagaan. Er is bijvoorbeeld sprake
van pijnbomen in de tuin, die er nu niet meer staan, maar die er inderdaad ooit
moeten geweest zijn.
Maar dan nog. Wat moet ik er van denken? Als ik alles voor
waar aanneem, sta ik voor de mysterieuze zekerheid dat er 200 jaar geleden een
bende jongeren uit een andere wereld hier is aangekomen, gewoon via een luik en
dat ze enige tijd in dit huis gewoond hebben.
Ofwel heeft een bewoner met erg veel fantasie een leuk
manuscript geschreven, dat in zijn tijd niet publiceerbaar was omwille van het
zonderlinge karakter ervan. Ofwel heeft de schrijver ervan nooit een uitgeverij
aangesproken. Dat kan ook natuurlijk, want mensen die al te zeer begiftigd zijn
met een rijke verbeelding zijn vaak niet zo praktisch ingesteld.
Ik heb er dus wél een uitgever voor gezocht. Nu, de
eerlijkheid gebiedt mij te zeggen, dat dit gebeurde in samenwerking met mijn
vrouw (die voor zo ver ik weet het manuscript met begeleidende brief verzonden
heeft naar elke uitgeverij in dit land) en de reeds vermelde Professor
literatuur, doctor Andreas van Leeuwen, die bereidwillig zijn contacten heeft
aangesproken en de taal van het manuscript ook een beetje opgepoetst heeft. Het
bevatte namelijk nogal wat grammaticale onzuiverheden. Professor Van Leeuwen
denkt dat de auteur of auteurs waarschijnlijk geen native speakers van onze
taal waren. Voor mij natuurlijk een extra punt om geloof te hechten aan deze
fantastische vertelling. Mijn vrouw heeft mij daar al voor op de vingers
getikt. Volgens haar zou ik veel te graag hebben dat het verhaal werkelijk waar
is. Nu, zij heeft ook wel liever dat het verhaal een grotere geloofwaardigheid
mee krijgt.
Ik ben niet voor
niets met haar getrouwd en we hebben wel zon bepaalde economische inslag
gemeen. De lezer zal ons misschien verwijten van winstbejag, maar dat zij dan
maar zo. We leven tenslotte in een economie en geld is nu eenmaal belangrijk.
Het is maar logisch dat een mens af en toe lucratieve invallen krijgt. Dat wil
nog niet zeggen dat hij of zij er daadwerkelijk gevolg aan geeft.
Wat ik nu in feite wil bekennen is dat mijn vrouw en ik
redeneerden: hoe meer mensen geboeid raken door dit verhaal en hoe meer de kans
bestaat dat het allemaal echt gebeurd is, hoe meer ons huis in waarde zal
stijgen. Want dan is dit huis ten eerste het geboortehuis van dit fantastisch
manuscript én dan hebben de personen die deze wonderlijke dingen hebben
meegemaakt, daadwerkelijk hier gewoond. U kan zich voorstellen dat het hier met
enige handigheid al snel om te toveren is tot een soort bedevaartsoord voor de
fans van dit manuscript. Het is nog maar net verschenen of er bestaan al sites
voor en internetgroeperingen waar mensen hun vermoedens, ideeën, theorieën en
appreciaties omtrent het boek uitwisselen.
Nu voorlopig bedanken wij voor die drukte en houden wij de
deuren gesloten. Om aan te tonen dat wij helemaal niet rijk willen worden door
te teren op het creatieve talent (of reële lotgevallen) van 200 jaar geleden,
wil ik nog vermelden dat twintig procent van de opbrengst van dit boek naar een
goed doel gaat, meer bepaald naar een stichting die de belangen verdedigt van
debuterende auteurs, enerzijds en anderzijds naar een fonds voor de ontwikkeling
van nieuwe medicijnen. Dat leek ons naar de spirit van het manuscript het
beste.
Wij krijgen hier en daar nogal wat kritiek in de pers, er
zijn vooral enkele columnisten die de situatie wel dankbaar vinden (zakenman
lanceert boek dat hij niet zelf geschreven heeft en zal er dankzij gewiekste
marketing, naar alle waarschijnlijkheid dik aan verdienen), maar eigenlijk
hoef ik mezelf en mijn vrouw niet zo in te dekken. Tenslotte hebben wij het
manuscript gevonden en alle nodige stappen ondernomen om het tot de lezer te
brengen.
Volgens de wetten van ons land behoren de rechten ons toe,
alleen al op basis van de koopakte van ons huis. Ik weet dat er in andere
landen andere bepalingen geldig zijn, maar mijn vrouw en ik wonen nu eenmaal
niet in die landen, dus verder wil ik deze discussie niet meer voeren. Eerlijk
gezegd, ben ik er van overtuigd dat u net zo zou gehandeld hebben, tenzij u met
het manuscript natuurlijk meteen de kachel had aangemaakt.
Liever zeg ik nog een woordje over het
manuscript zelf, in mijn bescheiden hoedanigheid van vinder en eerste lezer. Wat
volgt is niet het verhaal van beroemdheden, niet het verhaal van
persoonlijkheden die in hun tijd het podium van de populaire cultuur betraden.
Ook al hadden sommige, wat zeg ik, misschien de meeste daar wel de ambitie toe.
Maar welke jongere kent die drang op een bepaald punt in zijn leven niet?
Nee,
dit is het verhaal van een groep onbekenden, mensen van alle dag, ja, de meeste
onder hen met een academische vorming, zoals zal blijken, dat wel. Als vinder
zou ik willen dat de lezer hen leert kennen als mensen zoals u en ik. Geen
uitzonderlijke wezens, geen halfgoden, gewoon mensen zoals u en ik, die op de
een of andere onverklaarbare manier uit hun eigen wereld (vermoed ik) in de
onze zijn terechtgekomen (dat ze dat deden via nog een andere wereld, maakt het
nog net iets gecompliceerder, maar dat laat ik de lezer liever zelf ontdekken).
Geef hen onbevooroordeeld een kans. Ik
heb bijzonder genoten van deze personages(echt of niet), meer nog, als vader zou ik willen dat mijn kinderen tot
zon mensen kunnen uitgroeien en even onbevangen en fris het leven tegemoet
kunnen gaan. Ik zal hen verder niet in detail beschrijven, liever geef ik het
woord door aan hen. Voor de aandachtige lezer heb ik mezelf al verraden, en ja,
ik geef het toe, ik geloof dat elke letter van wat volgt niets meer of minder
is dan de waarheid. De feitelijke waarheid of de waarheid van de auteur(s), dat
laat ik in het midden, maar is er werkelijk een verschil?
DEEL 16: with a grim determination to maintain announced independence to the last
Boelie laat weten dat hij de tocht veel
saaier vindt zo zonder achtervolging, dat hij het toch leuker zou vinden als
Maar zijn metgezellen geven hem deze
keer geen kans om zijn zin af te maken. Ze springen op hem en Maryam drukt haar
lippen op de zijne, tot in zijn ogen een diepe roes te lezen is.
Die hoor je het komende uur geen gekke
dingen meer zeggen, meldt Maryam.
Gedwee wandelt hij hand in hand met haar
het gebouw binnen samen met de rest.
Benjamin vraagt zich af of dit zon
toestand gaat geven als in een verhaal van Asterix, waarbij die kleine Galliër
samen met Obelix op zoek moet naar formulier A-38 in het huis waar je gek
wordt.
Ik hoop voor jou dat die voorspelgave
zich beperkt tot Boelie, laat Pieter-Jan dreigend weten.
De acht komen aan bij een loket. Een
vrouw zit achter glas en kijkt intriest, uitgedoofd voor zich uit. Er is een
grote traphal met witte treden, in het midden van de inkom staan enkele zwarte
lederen zetels met daar tussen een glazen rechthoekig tafeltje. Aan de linker
en de rechterkant zijn deuren met iconen die toiletten laten vermoeden. Verder
is er niets te zien.
En nu?, vraagt Willem zich af.
Teruggaan is niet echt een optie en we
kunnen niet om het gebouw heen trekken., zegt Pieter-Jan, het gebouw is
netjes tussen de rotsen ingeplant.
Boelie trekt zijn schouders op, zegt
voor het eerst dat hij het in deze wereld reuze naar zijn zin heeft en stapt
toe op het loket. Met een brede glimlach en een speelse ondertoon in zijn stem
zegt hij:
Goedemiddag of ja ochtend of avond. Wij
zoeken eigenlijk de uitgang, als die er is.
De vrouw antwoordt niet.
Vraag ook eens wat ze eigenlijk doen
hier in dit gebouw., fluistert Maryam.
Ja, wat doen jullie hier voor werk?
De vrouw reageert niet en blijft sip
voor zich uitkijken.
Uitvaartdiensten en crematies
verzorgen, lijkt mij een goede gok, zegt Jelle nuchter. Ik ga naar toilet, ik
moet al uren.
Dan gaan we maar zo verder.,
concludeert Boelie.
Iedereen gaat naar toilet en frist zich
op. De toiletten zijn erg verzorgd en hypermodern. Boelie kijkt rond of er geen
cameras zijn. Hij vindt het vreemd dat die er niet zijn. Waarschijnlijk zijn
ze erg goed verborgen. Wantrouwig tikt hij tegen de spiegels boven de lavabos.
Typisch paranoïde Boelie, zegt Maryam
als ze hem een zachte, lange kus op zijn voorhoofd geeft.
Het achttal gaat de trap op, prepared
for the worst, maar de vrouw aan de balie beweegt niet, duwt niet op een
alarmknop of iets dergelijks. Als het gezelschap van op de tweede verdieping
naar beneden blikt over de balustrade, zien ze dat het patroon op de vloer een
reusachtige zwart varken uitbeeldt. Simplistisch getekende figuurtjes gooien
met schoppen dollarmuntjes die ze van een berg naast zich scheppen, in de muil
van het beest. De tekening steekt nogal af tegen de rest van het strakke
interieur. Willem komt terug op wat ondertussen zijn stokpaardje is:
Kan Boelie niet spontaan de uitgang
voorspellen? Dit is de eerste keer dat ik mij echt verveel op onze tocht.
Op de tweede verdieping blijkt helemaal
niets, gewoon een groot leeg vertrek, volledig in het wit. De trap gaat verder
en de acht gaan hoger en hoger. Er zijn geen ramen en dus ook geen uitzicht.
Uiteindelijk stopt de trap bij een
enkele deur in zwart mat glas.
Spannend, zegt Maryam die staat te
popelen om te weten hoe het nu verder gaat.
Boelie duwt de deur open en het
gezelschap komt terecht in een gigantisch kantoor waar honderden bediendes hun
eigen bureautafeltje en een computer hebben. Er is niets te horen buiten het
geluid van muisklikken en het geratel van klavieren.
Dus zo ziet de hel er uit, verklaart
Boelie, die een notoir hater is van elke vorm van kantoorwerk. 'Horen jullie ook The Ramones die met verpletterende begeestering 'the nine to five world ain't no place for me' zingen', als een anthem voor iedereen die zijn leven wil leiden en niet lijden?'
De vrienden willen iemand van de bediendes vragen
waar ze zijn en waar de uitgang is, maar de mannen en vrouwen zien er stuk voor
stuk hoogst onbenaderbaar uit. Boelie suggereert dat ze iets luid en shockerend
zouden kunnen roepen om de aandacht te krijgen, want niemand gunt het
gezelschap zelfs maar een blik.
Pieter-Jan schreeuwt met luide
paniekerige stem: Brand! Brand! Braaaand!
Reacties blijven echter volkomen uit.
Hij haalt diep adem en probeert dan met: Hey inktpissers. Als dat ook niet
werkt, springt hij voorover en loopt hij op handen en voeten over de
kantoorvloer. Ook dat heeft geen effect, dus duwt hij één pc op de grond. De
vrouw die aan het bureautje zit, kijkt apathisch naar de pc op de grond. Er zit
een barst in het scherm, maar verder is er weinig aan te zien. Haar hoofd valt
een beetje opzij en met dat gebaar lijkt alle actieve leven uit haar verdwenen.
Ze staart in het niets. Maryam merkt op dat ze erg lijkt op de vrouw aan de
balie.
Qua houding, bedoel je?, vraagt
Benjamin.
Nee, ook van gezicht. Best griezelig
eigenlijk.
Ja, nu je het zegt.
Als ze ons dan niet willen helpen,
kunnen we ook gewoon zo doordoen. Ze proberen ons ook niet tegen te houden.,
zegt Pieter-Jan terwijl hij al verder stapt.
De acht trekken verder en laten bureau
na bureau achter zich. Op de schermen komen enkel cijfercodes en grafieken
voorbij. Elk bureautje heeft een telefoon, maar geen enkel toestel rinkelt. Er
is nauwelijks onderscheid tussen de bedienden, dus het is niet duidelijk of er
hiërarchische verschillen zijn.
Veel komen we niet te weten over de
werking van dit Wereldeconomisch Centrum., merkt Nico op.
Om de een of andere reden doet dit
gebouw mij denken aan het boek Lijmen
van Willem Elschot., zegt Willem
Je bedoelt dat ze hier waarschijnlijk
gebakken lucht produceren?, vraagt Boelie.
Uiteraard produceren ze hier niets.
Volgens mij bestaat dit bedrijf niet eens echt. Alles wat we zien, is een
projectie van een bestaand idee in ons bewustzijn of in het bewustzijn van
tenminste één van ons., zegt Pieter-Jan.
Maar wat is de bedoeling hiervan dan?,
wil Benjamin weten.
We komen er nog wel achter, stap nu
gewoon door, straks komt er wel iets leuker, want dit is maar saai.
En wat als er helemaal geen uitgang
is?, vraagt Willem.
Dan slaan we de muren in of zo, dat
zien we dan wel.
Die uitspraak vol zelfvertrouwen van de
kant van Pieter-Jan legt de gesprekken even stil. De acht stappen verder tot ze
uiteindelijk een ander uitzicht in het vizier krijgen.
Eindelijk, eindelijk nog eens groen.
Voor mij mag het bos zijn, met heuvels en bergen. Weten jullie hoe lang het
geleden is dat wij normale natuur hebben gezien? , roept Maryam uit.
Het achttal nadert het einde van de zaal
en merkt dan op dat ze niet door een raam kijken. Het gebouw heeft gewoon geen
achterkant, geen ramen, geen muur. Een glijbaan leidt honderden meters naar
beneden.
Die ziet er wel veilig uit., zegt
Jelle met een inspecterende blik op de lange blauwe buis.
Tot nu toe zijn we er altijd met de
schrik van afgekomen, dus ik ben voor., zegt Pieter-Jan. Alles beter dan hier
te blijven.
Achter hen gaat het tikken op de
klavieren onverminderd voort.
De acht stellen zich op van groot naar
klein en laten voor de zekerheid telkens dertig seconden tussen elk vertrek. De
wachtende horen de vrolijke kreten van zij die al in volle afdaling zijn.