De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
22-02-2009
In memoriam: mijn Nirvana gevoel
Ik stond voor zijn poster en ik toastte op hem, terwijl een
nummer als Blew uit de boxen kwam gescheurd. Muzikale variant van een 40-tal
apachekrijgers die aanvallen onder doodsgehuil, samoerais die van kindsbeen af
geleerd hebben om de dood te zoeken op het slagveld.
Aan die zelfde boxen gekluisterd bij mijn zwaarste geval van
griep ooit. De tonen van Nevermind werkzaam als mijn motilium. Mijn Nirvana
gevoel, niets moet, niets proberen rules out the possibility of failing. Het is
ok om triest te zijn en het is beter om een fuck-up te zijn dan een protserige
wanna-be. Je tevreden stellen met niets. Hoe minder je hebt, hoe minder je kan
verliezen. Levensangst bestreden met het lam leggen van verlangen. Op die
manier gezien kon de band geen betere naam hebben.
En dan ook: opflakkeringen van manische energie en de zin om
het leven te laten smelten op je tongen in hedonistische uitspattingen met
liefde genoeg voor iedereen. Met de videoclip van Sliver en indringende,
intense ogen van Cobain right in your face.
Achteraf dan weer kater, het besef dat er zo veel ellende is
in de wereld en dat je geen stap dichter komt bij je echt lekker in je vel
voelen. Luisteren naar Dumb en hoop zoeken in simpelere geluk. Of You know youre
right opnieuw en opnieuw spelen en mee kwelen met I have never failed to feel
pain. Ultieme afsluiter van een dagje zielzoekerij bleef met stip All
apologies. Melodieuze schreew: ik kan er toch niets aan doen! Ik heb mezelf
toch niet gemaakt? Pijnlijk beseffen dat zelfbeklag je enige grote talent
lijkt.
Depri je zelf indekken in zogezegde fundamentele onkunde.
Als niemand iets van je verwacht, kan je ook niemand teleurstellen. Alle
complimenten weigeren, als je zelf erkent dat je ergens goed in bent, moet je
ook presteren. Anders wacht het stigma van vergooid talent en daar staat
niemand erg vergevingsgezind tegenover.
Nirvana, geen band om in op te gaan, als je echt vooruit
wilt in het leven. En dus heb ik mijn Nirvana gevoel begraven, in een zak
gerold en ter aarde besteld op een rustig plekje ver weg, ergens tussen de pijnbomen,
in de zon, in de zon waar ik me compleet voel. Om misschien nog eens langs te
lopen als ik tachtig ben, wanneer ik kan terugkijken op een leven waarin ik
mijn lief, mijn vrienden, mijn kinderen, en o ja, mezelf, alles heb kunnen
geven wat ik wilde geven, zonder bang te zijn, een leven in de zon.
De beroemde dichter zakt in het gras en neemt zijn hoofd in
zijn handen, terwijl hij met een doodvermoeide stem klaagt:
Ik kan onmogelijk mijn ontlasting nog ophouden. Ze
hebben mij een hele nacht hard genaaid.
De bekende poète maudit, draait zich op zijn zijde in het
gras en wil de panden van zijn jas over zijn hoofd trekken.
Weer te laat voor de oversteek, weer al, weer al,
weer al.
Hij is even stil en lijkt te slapen, maar dan komt hij weer
overeind zitten en slaat hij als een nukkig kind op zijn dijen terwijl hij
jammert:
Maar ik wil niet gaan, ik wil niet. Ik ga NIET.
Als hij terug gaat liggen, mompelt hij nog: Lenfer
cest les autres. Of je nu daar bent of hier.
Willem fronst zijn wenkbrauwen: Dat is toch Sartre
die dat zei? Rimbaud schreef wel Une saison
en enfer, maar dit is zeker een uitspraak van Sartre. Dat is een
fout.
Pieter-Jan protesteert: We maken de meest
onplausibele dingen mee, maar een schrijver die een andere schrijver citeert, dat
vind je onwaarschijnlijk?
Willem krijgt geen kans om te antwoorden. Rimbaud begint te
kotsen. Het gezelschap staat er bij en kijkt er naar. Maryam is de enige die in
actie schiet.
Zijn jullie nou dokters of hoe zit dat?, roept
het meisje vol verwijt.
Met een doek veegt ze de mond van de dichter af en ze draait
de dronkaard op zijn buik.
Meer kun je niet doen voor hem, we moeten weer
verder., zegt nuchtere Jelle.
Pieter-Jan blijft de bende entertainen op hun verdere tocht.
Met veel animo en bijpassende stem declameert hij het gedicht The Raven
van Poe, feilloos van A tot Z.
Daarna leest hij, zonder halt te houden, voor uit één van de
griezelromans die Randy altijd bij zich heeft. De holle bolle Gijs, heeft niet
enkel permanent gruwelijk honger, hij is ook een horrorfanaat.
Boelie loopt voorop met naast hem Maryam die stevig zijn
hand vasthoudt, omdat ze zo het tempo van de mars kan bepalen. Haar vriend marcheert
anders als een stenen pilaar op wieltjes onafgebroken door, helemaal in
gedachten verzonken.
Die geautomatiseerde marcheer-modus waarbij hij de blik op
oneindig heeft, wordt hem nu bijna fataal. Gelukkig is er Maryam om hem wakker
te schudden. Ze trekt bruusk aan zijn arm en roept met een mengeling van
bezorgdheid en verontwaardiging uit:
Kijk uit, Tsoempi, zie je dan niet dat we vlak bij de
rand van een ravijn zijn?
En inderdaad, de smalle gang, met de weide als intermezzo,
geeft uit op een breed ravijn. Alles heeft een oranjebruine kleur, de wanden,
het plafond en de bodem van het ravijn. Een voor een komen de trekkers piepen.
Als ze opzij kijken, zien ze hoe het ravijn links en rechts oneindig lijkt door
te lopen. Alleen aan de overkant zit een kleine opening. Tussen de plek waar
het gezelschap staat en de overzijde rollen continue gigantische, asgrauwe
tonnen over en weer.
We moeten aan de overkant geraken en jullie zien net
zoals ik in dat dit maar op één manier te bewerkstelligen valt., zegt
Pieter-Jan.
DEEL 11: 'Ze hebben mij de hele nacht hard genaaid'
Willem krijgt applaus. Eén van de pelgrims geeft hem een
stevige schouderklop. Ik heb geen donder verstaan van wat je gezegd
hebt, maar het klonk wel duivels goed.
Boelie vraagt hem om samen het einde van De
Kapellesbaan van Louis Paul Boon te schrijven en om ook een einde te
verzinnen voor Der Mann ohne Eigenschaften van Musil.
Als Willem naar zijn kamer wil lopen om pen en papier,
vatten zijn vrienden hem bij zijn kraag. Het is zes uur s ochtends, het
onweer is geluwd en door de ramen is te zien hoe de rijzende zon de hemel rood
laat kleuren.
Schrijven kan wachten, Willem, vang liever eerst wat
slaap, over enkele uurtjes gaan we al op pad., zegt Jelle vriendelijk,
maar dwingend genoeg. De doctorandus is al helemaal geïntegreerd in de groep en
trekt liever mee met de bende. Zijn doctoraat en postronde zet hij tijdelijk on
hold.
Na een korte pauze van een viertal uur trekken ze er
inderdaad terug op uit.
Maryam, Boelie, Pieter-Jan, Randy (voorzien van een extra
grote knapzak), Nico, Willem, Jelle en Benjamin lijken wel een colonne pioniers
in the Wild West, maar dan zonder huifkarren.
Ze laten de herberg achter zich en al snel trekken ze terug
over een smal paadje tussen steile rotswanden. Geen van hen heeft ook maar het
flauwste idee van wat ze kunnen verwachten. Maar allen zijn het er over eens
dat de tocht uiteindelijk zal leiden tot één van de waardevolste zaken in een
mensenleven.
Een beter inzicht in zichzelf.
Pieter-Jan orkestreert de voettocht met zelfgecomponeerde
schlagers met véél te lange titels zoals daar zijn: (zie facebook)
De rest volgt stilzwijgend en kan al eens lachen als
Pieter-Jan voor radio-dj speelt die zijn eigen nummers aankondigt. Als hij in
de stijl van wijlen Adrian Kronauer bindteksten tussen zijn eigen liedjes
schreeuwt, kaatst zijn tenorstem tegen de scherpe rotswanden.
Goooooooooood Morning Laaaand of Dreams and
fornication. Its Eight Oclock in the evening. What does the O
stand for? Ooow my God, Randy is hungry.
Randy geeft toe dat hij inderdaad wel een kleine beet kan
verdragen. De rest van het gezelschap ziet een pitstop ook wel zitten.
your wish is my command moet het mechanisme
achter deze wereld redeneren, want In de verte verbreedt de canyon al en valt
het frisse groen van een malse weide op.
De trekkers vleien zich op het gazon en smikkelen hun
mondvoorraad naar binnen. Niemand spreekt, iedereen kauwt. Boelie die
allergisch is aan kunstgras kruipt rond op handen en voeten om helemaal zeker
te zijn dat de ondergrond echt natuurgras is.
Opeens sjokt er een sjofel geklede man voorbij. Het is een
nog een jonge kerel, maar hij ziet er al behoorlijk opgeleefd uit. Zijn kledij
doet vrij antiek aan, hij lijkt wel van een gekostumeerd bal te komen.
Het gezelschap slaat de nieuwkomer kauwend, maar
nieuwsgierig gade tot Willem verbaasd uitroept: Maar dat is Rimbaud!
De beroemde dichter zakt in het gras en neemt zijn hoofd in
zijn handen, terwijl hij met een doodvermoeide stem klaagt:
Ik kan onmogelijk mijn ontlasting nog ophouden. Ze
hebben mij een hele nacht hard genaaid.
K. keek rond zich. Hij was
omgeven door doden. Slaven van de structuren die ze opgebouwd maar nooit
geëvalueerd of begrepen hebben. Hoe kon die collectieve blindheid ontstaan zijn
in dit afgelegen dorpje. Heeft ver doorgedreven inteelt het kritisch denken soms
uit het genetisch repertoire van de inwoners verdreven? K. stond voor een
raadsel en hoezeer hij zijn geest ook mutileerde, hij kon niet snappen hoe de
zombies vrede konden nemen met hun situatie. Hij liet zich neerzakken tegen de
muur van het schooltje en door de saaiheid van zelfreflectie viel hij al gauw
in slaap. Het schaarse licht van een spaarlamp, die god weet waarom elke nacht
aanspringt om 3 uur, gleed langs de bakstenen naar beneden en verzamelde zich
in een bassin water gesmolten door de lichaamwarmte van K. De burgemeester, die
vermoedelijk terugkwam van zijn maîtresse, zag K. liggen in zijn gouden plas en
voelde, door de amfetamine-achtige bijwerkingen van vier viagra pillen die hij
die avond genomen had, een opgeblazen bulldog in zich wakker worden. Voor het
eerst in zijn zielig stilleven voelde hij een drift, een wil, een energie-uitbarsting
die het van hem over nam. Hij greep het losse scheermesje dat hij altijd op zak
had om zijn doorlopende wenkbrauwen in het midden in te tomen, stormde op de
vreemdeling af, sneed zich in de loop de keel over en belande
bloedbellenblazend op diens schoot. K. schrok wakker, zag de burgemeester liggen
in een krampachtig foetale houding en verschoot zich een ongeluk. De
burgemeester spuwde K.s broek onder het bloed en bevredigd mompelde hij: Ons
rechtssysteem zal nu wel met je afrekenen.
Het was de eerste maal dat K. de
vent zag glimlachen.
Zowel de mannen als de vrouwen worden tegen de muur gedreven
en moeten hun zakken leeg maken en de inhoud op de grond gooien. De twee
overvallers komen tot de conclusie dat ze niet én de menigte onder schot kunnen
houden én de buit binnen rijven. Gelukkig stelt Pieter-Jan voor om eventjes te
adjuveren, dat wil zeggen: te helpen. Tergend traag raapt hij muntje per muntje
op en als hij een handje vol heeft, laat hij ze weer over de grond bollen,
zodat hij van vooraf aan kan beginnen.
Het vreemde van de zaak is dat de overvallers hun geduld
niet verliezen, maar uiterst begripvol zeggen dat P-jay maar op zijn gemak moet
doen. Uiteindelijk hoort men in de achterplaats van de herberg gestommel.
Iedereen wacht een moment vol ongeduld. Tot Maryam dolgelukkig schreeuwt: Boelie!
Is dat Boelie?, vraagt Willem. Het lijkt wel Edward
Siccors hands met de worst bad hair day ooit.
Een blanke met een ontploft afrokapsel, zegt Jelle.
Boelies haar staat kaarsrecht omhoog, en Boelie heeft lang
haar, dus die gefixeerde haardos torent een halve meter boven hem uit. Zijn
wangen lijken wel onder vettige kruitdamp te zitten. Maryam slaat haar armen om
hem heen en zegt dat ze hem zo niet kust. Vieze boelie.
Hij overhandigt ondertussen zijn oogst, een volle fruitmand.
Op vertoon daarvan krijgt hij toch een minikusje op zijn lippen. Achter hen
laat Pieter-Jan voor de zoveelste keer de opgeraapte munten er vandoor
schieten.
De overvallers zien het niet meer zitten en zakken
gedeprimeerd de grond op. Pieter-Jan vraagt vriendelijk:
Jullie zijn niet echt wat je noemt bloeddorstige rabauwen,
hé? Kunnen jullie niet op een andere manier de schaapjes op het droge krijgen.
In de verte jammert de herderin: Boehoehoe, waarom moet hij
nou net schaapjes zeggen? Mijn witjes, mijn arme witjes, waar zijn ze?
Niemand kijkt naar haar om en de en bandietantwoorden:
Mijn partner, Randy, heeft altijd zon honger, hij eet in een week
al een maandloon op en met onze cabaretkunsten verdienen we in een jaar nog
niet wat hij in een maand al verslindt.
Pieter-Jan en Willem zeggen in koor:
Jullie doen me ergens denken aan de twee hoofdfiguren uit Of
mice and men van Steinbeck. Als dat maar goed afloopt.
De serveerster brengt Maryam een kom warm water met een
doek. Ze schrobt Boelies gezicht schoon die op zijn positieven komt, na zijn
bliksems verblijf in de boomgaard. Tussendoor zegt ze:
Als die jongen zo veel honger heeft, mag hij wel wat fruit
van mij.
Van mij mag hij wel een stel kippenbouten.
De jongeman schuift mee aan de tafel en zijn vriend kijkt
overgelukkig toe als alle gasten van de herberg wel iets van voedsel delen met
zijn hongerige partner.
Maryam kijkt een beetje vertederd toe. Twee jongens die zo
goed voor elkaar zorgen, dat zie je zelden.
De herberg leeft terug op, de mensen lijken hun vermoeidheid
vergeten te zijn.
Willem profiteert van de gelegenheid om het zelfgeschreven slot
van het Slot van Kafka voor te dragen.
Pieter-Jan merkt op: Dit gaat meer en meer lijken op een
soort talentenjacht geschreven door Daniel Charms himself. De ongekroonde
Russische koning van het absurdisme.
Willem klimt op het podium, kijkt nog eens wantrouwig naar
de kast er naast, om te checken of die verder nog verrassingen in zich draagt
en leest dan het slot van het Slot voor.
Goede avond allen samen, lelijk weertje buiten, niet?
Vanmorgen was ik op ronde, ik ben postbode, ziet u, nou ik ben op ronde, en ik
zei nog tegen de vrouw van de burgemeester, mevrouw Achipaja, die altijd heel
vriendelijk is, en mij een borrel inschenkt en op koude dagen zelfs warme wijn
en soms geeft ze mij zelfs koekjes mee voor onderweg, een hele lieve dame is
dat, dat zegt iedereen ervan, nou ik drink mijn roemertje vodka en ik zeg tegen
mevrouw Achipaja: U zal het zien, nog voor de klok goed en wel vier uur heeft
geslagen, hebben we een storm op ons dak.
Eerst wou ze mij
niet geloven, maar ik zei, nee, nee, u zal het zien, alle kippen zijn vandaag
op stok gebleven en mijn buurvrouw heeft weer last van haar reuma, en dan je er
donder op zeggen dat het stormt. Nou, ik ging verder op mijn ronde en op drie
werst van hier overviel het me: storm. Alle duivels in de hel, wat een storm!
Dan is het beter hier, lekker gezellig met een scheut vodka. Dat is mij toch
wel veroorloofd, juist? Na een zware dag. Die brieven bestellen heus zichzelf
niet. Nee, nee, je denkt dat ik het er van pak, hé? Dat ik weer zo een lui stuk
vreten ben dat maar fuift en brast zoveel ie kan? Nou, bij de posterijen, ik
geef het toe, je hebt er zo, maar ikke? Nee, mijnheer. Ik neem mijn werk heel
ernstig. Of dacht je dat ik zomaar postbode ben geworden? Wat dacht u dat mijn
goede moeder was? En haar moeder daarvoor? Ik heb verdorie postbodegenen!
Brieven bestellen, dat zit mij in het bloed! In vijftien jaar tijd is er in
mijn district geen enkele brief verloren gegaan. Niet ene! Terwijl ze er in Diskreetsk in slagen hele postzakken zoek
te maken. Nou, wat hebt u daarop te zeggen? Das andere koek he?
Echt, ik neem mijn werk serieus. (kuch) Alleen, weet je,
soms is het wel wat saai zo, op je eentje ronddraven door velden en wegen, met
die postzak. Let wel, soms he, dan hangt het even je keel uit. Dan euh Nee,
excuseert u mij, ik heb niks gezegd. Tenzij.. Belooft u, belooft u dat als ik u
wat vertel, u het werkelijk aan niemand, niemand niet, zegt? U belooft het?
Wel, ok, dan. Maar dus nooit of te nimmer verklappen, ja?
Soms als ik mij zo verveel op mijn ronde, dan durf ik wel eens zo een brief te
openen. Gewoon om even de tijd te verdrijven. En ik plak hem altijd weer goed
dicht en bezorg hem. Altijd, dat zweer ik. Alleen, soms lees ik er eentje, soms
zijn het er ook twee.(pauze) Of drie. Vier kan ook. En vijf is geen
uitzondering. Maar zelden meer dan zes, echt, u moet mij geloven! Alleen als ik
mij echt te pletter verveel lees ik er zeven of acht. Ok, soms kan ik mij echt
niet bedwingen en dan lees ik ze allemaal, allemaal. Dan ben ik niet te houden,
en dan stort ik mij op die postzak en, och God, ik lees ze allemaal. Ik zie die
postzak met al die brieven en dan scheur ik ze open als een hongerige wolf.
Maar dus, werkelijk, aan niemand zeggen he, heus ik bestel ze achteraf altijd
heel netjes. Alleen ben ik zo nieuwsgierig van aard. Ik kan er niks aan doen.
t Is mijn natuur.
Maar die brieven dus. Kijk, ik weet dat het niet helemaal
in orde is wat ik doe. En God in zijn wijsheid weet dat ik geprobeerd heb er
mee te kappen. Elke dag, elke, dag zeg ik: Jelle, godverdomme jongen,
concentreer je op je studies en zoek een andere bijverdienste.
Nee, dat is jouw brief niet, laat hem dicht, blijf er af
en werk verder. Elke dag. Maar hebt u wel eens een brief in uw handen gehad?
Wit als sneeuw, vederlicht, tenzij het een hele dikke is. Je kijkt er naar en
dat begint te gloeien in je hand, ik zweer het je. Je kijkt er naar en je weet,
daar zit wat in, daar zit een vel in en iemand heeft het beschreven. En je
begint te denken: zou het een liefdesbrief zijn? Een huwelijkaanzoek? Of een
man die aan zijn geliefde schrijft dat hij haar komt ontvoeren? Dat ze s
nachts op hem moet wachten, in het park, bij het standbeeld van de onbekende
soldaat? Of is het gewoon een kleinkind dat zijn grootvader gelukkige
verjaardag wenst?
De postbode raakt nu echt opgewonden als hij verder gaat:
Of een bandiet die de schuilplaats van een
schat beschrijft. Of nee, correspondentie van terroristen die een aanslag
willen plegen op de Tsaar. Als ik dáár achter zou komen, zou iedereen mij wel
vergeven dat ik soms wel eens een briefje lees, ja toch? Dan word ik vast nog
gedecoreerd ook. Misschien vragen ze mij dan van staatswege wel om alle post te
controleren. Want wie weet wat mensen allemaal schrijven in die dingetjes. Dat
weet toch niemand?
Ik zie dat u het nog steeds niet helemaal snapt. Toegeven,
het is vreemd, maar dat zijn kamelen ook als je ze voor het eerst ziet. Kijk,
neem nou deze (pakt een brief, kijkt er even naar) Wilt u hem even vasthouden?
Nou, zeg nu zelf? Wordt u niet op zijn minst een héél, klein beetje, een
ietsepietsie nieuwsgierig om te lezen wat daar in staat? Nee, u hebt gelijk, t
is verkeerd, weet u wat? We zullen hem terug in de zak stoppen. Zo is t beter,
nee? Ja? Nee. Ja? Nee. Ja? Nee.
De jongeman doet hem telkens bijna in de zak, maar haalt
hem er op de laatste moment weer uit.
Liever van niet
dan? Zullen we hem lezen? Eentje maar, goed? Ok, de laatste en dan nooit weer.
Beste
collega-dokter,
Dank je voor het
exemplaar van Aantekeningen van een jonge arts van de schrijver Bulgakov. Ik
heb het boek goed ontvangen en ook gelezen, maar eerlijk gezegd vind ik er niks
aan. Maar toch bedankt, want ik heb het goed ontvangen en het was ook wel mooi
verpakt, dus ik dank je. Werkelijk attent van je om iets op het voorblad te
schrijven, vooral waar je het hebt over de concurrentiestrijd om de beste
punten waarin wij tijdens onze studententijd verwikkeld waren. Typisch jouw soort
opmerkzaamheid om mij nog even aandachtig te maken op het feit dat ik op
slechts één puntje strandde van een, om het zo te zeggen, toegangsticket tot de
specialisatie van mijn keuze.
Helaas, ik had de
verkeerde permutatiecode op het laatste examen en daar ging die wensdroom aan
mijn neus voorbij en werd ik dus maar huisarts op het platteland. Mijn dagen
bestaan uit oude mensen antibiotica voorschrijven en lijntrekkers buiten
werken. De eerste zijn enkel tevreden als je ze straffe medicatie voorschrijft
voor het minste pijntje en de tweede groep smeekt haast om ziektebriefjes om
niet te moeten werken. En veel schuift het niet ook. Als er hen echt iets
mankeert gaan ze naar het ziekenhuis in de stad, waar ze dokters hebben die
tenminste wel een specialisatie afgerond hebben. Als ik er aan denk, sneuvelt
er op een avond meer dan één fles wijn.
Maar wat leuk voor
jou dat jij wél je dromen kan waarmaken, als plastisch chirurg. Op basis van de
geldelijke verdienste is wel zo duidelijk wat de ware geneeskunde is. Maar
goed, ik laat je. Ik heb van jou ook het boek Oblomov mogen ontvangen en dat is
een boek waar ik mij tegenwoordig een heel stuk beter in kan vinden.
De groeten daar.
Je sehnsuchtige maat
op de boerenbuiten,
Ilya
Hmm, dat was natuurlijk wel een heel kort briefje.
Dat is zelfs nog niet de helft van een normale brief. Wat zeg ik? Zelfs geen
kwartje. Ik weet niet hoe jullie er over denken, maar ik vind dat ik recht heb
op nog één meer, nog eentje. Wat denken jullie? Och, foert, wie maak ik wat
wijs? Ik lees ze toch allemaal en morgen is het van t zelfde liedje.
De postbode springt van het podium, scheurt nog een
brief open en gaat hem op zijn gemak zitten lezen in een hoekje.
DEEL 8: Randy en Nico als Butch Cassidy en the Sundance Kid
Boelie stopt even met het masseren van de schouders van
Maryam, drukt nog enkele dikke kussen op haar wangen en schiet dan naar voor om
ook deze spreker de hand te schudden. Maryam grijpt naar de fles appelcider,
zet die aan haar volle rode lippen en ledigt de helft ervan met enkele teugen.
Daarna veegt ze stoer haar mond af aan haar mouw, met een onheilspellende blik
in haar ogen, net brandende stukjes steenkool dat paar Perzische ogen.
De spreker wordt op zijn beurt enthousiast meegetroond naar
het gezelschap. Hij stelt zichzelf voor als Jelle. Boelie vraagt hem hoe lang
hij al postbode is, maar de jongeman bekent dat hij eigenlijk een doctorandus
is die met zijn postronde wat hoopt bij te verdienen en op die manier ook wat
onder de mensen wil komen. Hij wil niet eindigen als een duffe kamergeleerde.
Waarover gaat je doctoraat?, vraagt Boelie
geïnteresseerd.
Ik onderzoek de representatie van onze hoofdstad
doorheen de kunst, meer bepaald tijdens de 15de en 16de eeuw.
De hoofdstad? En waar ligt die?
Op ongeveer vijf werst van hier.
Vijf werst, wat is dat nu weer voor iets? Zon
saaie boel hier. Allemaal rare tsjoempis, zegt Maryam vlak voor
ze de rest van de fles appelcider naar binnen slokt. Hopla ad
fundum, roept ze vrolijk uit als de fles op tafel plaatst met een bons.
Das een oude Russische lengtemaat,
licht Boelie toe.
Goed voor 1066,78 meter.,
krijgen we te horen van Pieter-Jan.
Kan die kwiet niet gewoon van kilometers spreken? En bestel nog
eens wat appelcider, zodat er hier wat ambiance komt in deze oersaaie
keet.
De serveerster breekt een nieuw krat appelcider aan, en geeft de
flessen door over de toog heen. Boelie wenkt de serveerster en fluistert in
haar oor, dat ze straks maar moet zeggen dat ze zonder appelcider zit, als
Maryam om nog vraagt. Als ze zat wordt, vrees ik voor de inboedel van je
etablissement, voegt hij nog toe.
Het gezelschap dat nu nog aanzwelt door de komst van Jelle, verdiept
zich in een gesprek over stadsaanzichten en wat je daaruit zou kunnen afleiden
over de mentaliteit van een tijdperk.
Boelie wil graag een greep uit de interessantste brieven lezen, die
Jelle bestelt met enige vertraging weliswaar, want enveloppen
onopvallend terug dicht plakken is geen sinecure. Jelle geeft hem een pakje
brieven van Amerikaanse soldaten uit Irak. Boelie springt bijna een gat in de
lucht, deze jongen is amateurstrateeg en het fascineert hem dat het modernste
leger ter wereld zich vast gereden heeft in een ontwikkelingsland.
Jelle haalt nog een pakje boven. Die zijn allemaal geschreven
door ene Johan Anthierens. Die lezen zo prettig dat ik ze allemaal gekopieerd
heb. Moordend scherpe pen heeft die kerel.
Willem is meteen geïnteresseerd en neemt het pakje dat vastgebonden is
met een lintje enthousiast op schoot.
Pieter-Jan heeft het wel gehad met kippenbouten en bestelt een vat Ice
Tea Green dat hij leeg slurpt middels een reuzenriet.
Benjamin vraagt Jelle of hij ook briefverkeer heeft van jonge koppels
met alle mogelijke pikante beddelijke details er in vermeld. Jelle schudt voor
hem een grote juten zak uit.
Maryam is niet blij met de afgeweken aandacht van Boelie en slaat de
soldatenbrieven uit zijn handen. Ze wil graag een grote schaal fruit om te
doppen in lopende chocolade. Boelie vraagt na, maar de serveerster heeft op dit
moment geen fruit in huis. In de boomgaard achter de herberg dragen de bomen
natuurlijk massas veel fruit, vooral de kersentuin is prachtig, maar in
dit weer gaat ze niet plukken.
Maryam heeft alles gehoord en wisselt een blik uit met Boelie. Die weet
hoe laat het is en vraagt de serveerster om een mandje.
De herbergierster overhandigt hem een grote biezen mand met een handvat
en vraagt: U bent toch niet werkelijk van plan om
Boelie knikt van ja en vraagt de weg naar de boomgaard. Maryam vraagt
of hij een beetje kan voort maken, want haar chocolade begint al te smelten.
Ik zal mij haasten, mooiste en hij verdwijnt door een
achterdeur. De ramen lichten weer op. Pieter-jan berekent de afstand van het
onweer aan de hand van de tijdspannen tussen de flits en de donder.
Proximiteitsgewijs is dat pretty close
Enige tijd is het rustig. De pelgrims zijn in slaap, de dronken edelman
slaapt zijn roes uit op de grond, terwijl zijn pestkoppen hem in de zij porren
met een stok, maar als hij geen kik meer geeft, gaan ook zij een tukje doen.
Ons gezelschap minus Boelie is ofwel verdiept in lectuur ofwel in
gesprek ofwel, in het geval van Maryam, vol ongeduld aan het wachten.
Pieter-Jan en Jelle hebben het over Jazz improvisaties, terwijl P-jay
zich geregeld excuseert om zijn blaas te gaan ontdoen van verwerkte ice-tea. De
serveerster houdt het voor bekeken en begint stilaan aan de opkuis. De herderin
van eerder op de avond, zit aan een tafeltje en snottert dat het lieve lust is.
Mijn schaapjes, mijn arme witjes, buiten, in dit onweer.
Veel rust is de herberg echter niet gegund. De kast naast het podium
zwaait open en daaruit springen nu Poesjkin en Gogol, elk gewapend met een shotgun
en nu verkleed in Butch Cassidy en the Sundance Kid, de
gelijkenis is duidelijk voor wie de film kent, maar toch ook weer niet
feilloos, want beide dragen een bril en de ene heeft een lange paardenstaart.
De jongeman met kort haar schreeuwt: Ok, this is a robbery!
Zijn partner in crime, de grootste van de twee schreeuwt: Any of
you fucking pricks move, and I'll execute every motherfucking last one of
you.
De twee
kijken elkaar verwonderd aan, terwijl de ene zegt: Damn, Randy, dat
klinkt echt scary, dat had ik van jou niet verwacht.
Randy,
formerly know as Gogol, trekt zijn schouders op en antwoordt: Ik heb dat
eens gezien in een film.
Pieter-Jan
stelt zich recht, zegt plechtig: Heren, peto verbum.
Waarop de
twee overvallers in koor: Peto watte?
Ik
bedoel, heren, ik had graag het woord gehad.
Hij mag
spreken, gelasten de bandieten. Wel, vergeef mij te interrumperen, maar
is deze overval serieus of een act, net zo komisch als die van daar
straks?
De overvallers
benadrukken dat het hen menens is. Komisch? Niks komisch!
Iedereen moet met de handen op het hoofd tegen de muur gaan staan.
Alle
slaapdronken gasten klauteren overeind en stappen richting muur. Maryam
foetert: Tjsoempis, ons zo in de luren laten leggen door die twee
bonenstaken. En waar is verdomme Boelie als je hem nodig hebt?
DEEL 6: gebundelde mentale projecties van een vriendengroep
Boelie en Benjamin ontdekken al gauw dat ze zon beetje de zelfde interesses hebben en als blijkt dat ze beide figuren kennen als de schrijver Hrabal, Horatius, Primo Levi, Hasdrubal, een broer van Hannibal en Cincinnatus, is duidelijk dat ze vriendschap gesloten hebben voor het leven.
Maryam vraagt: Kinky wie? Stop met zon gesprekken te voeren, spreek over iets toegankelijker, jullie twee sluiten jullie af van iedereen zo. Hatelijk is dat.
Waarom mogen we hier niet over spreken?, vraagt Boelie.
Ik snap mannen niet. Jullie noemen maar lukraak namen van bekende schrijvers en zo. Is dat om elkaar te testen? Of is dat ook weer competitie? Namen noemen tot je op namen stoot die je tegenstander niet kent. Alsof jullie mannen enkel een gesprek kunnen hebben in het kader van een gesprek.
Maryams ogen tintelen intens en haar Perzische temperament steekt bijna op Maryam is van Perzische komaf- maar dan zegt Boelie met zachte stem dat hij haar graag ziet en dan straalt ze weer.
Het podium blijft ondertussen niet leeg. Er komt een jongeman uit een kast naast het podium. Hij heeft bakkebaarden en draagt een poepsjiek kostuum en een hoge hoed op. Als hij het podium beklimt, struikelt hij pardoes en met veel show.
Meteen komt er uit de kast een ander heerschap met een bolle hoed en een meer sjofel kostuum. Die klimt ook op het podium, wil over de eerste man stappen, maar struikelt.
Als hij de grond raakt, schreeuwt: Maar godverdomme, godverdomme zeg, nu val ik, en dan nog over Pusjkin, over Pusjkin dan nog!
De jongeman op de grond, Pusjkin dus blijkbaar, springt recht, klopt het stof van zijn kleren en stapt verder, maar struikelt nu over de andere jongeman.
Als hij hard de grond op stuikt, schreeuwt hij: Maar nee zeg, toch niet over Gogol, maar zeg, kom nu, toch niet over Gogol! Over Gogol!
De man blijft liggen en doet er verder het zwijgen toe.
Gogol springt recht, strijkt als de wind zijn kostuumvest glad en wil weer verder gaan, maar blijft haperen en tuimelt pardoes over Pusjkin.
Na zijn buiteling schreeuwt hij luid: Maar godverdomme, godverdomme zeg, nu val ik, en dan nog over Pusjkin, over Pusjkin dan nog!
Daarop springt Pusjkin weer recht en komt weer zwaar ten val over Gogol heen.
De twee beschrijven zo een cirkel tot ze samen terug in de kast vallen waar ze uit verschenen zijn en dan is het terug stil.
Best vermakelijk hier, zegt Boelie.
Pieter-Jan duikt nog eens in zijn emmer kippenbouten en zegt tussen twee smakken door: Niet gespeend van enige amusementswaarde, mag ik graag beamen.
Een potige kerel, met een brieventas, duidelijk een postbode, springt van zijn barkruk en wandelt fiks rechtop, in een soort militaire tred naar het podium en neemt het woord.
The show must go on, zegt Willem van achter de paginas van zijn literaire magazine.
Kennelijk, smakt Pieter-Jan.
Maryam vraagt aan Boelie om appelcider te bestellen, in veelvoud en om nu haar hals te masseren.
De postbode richt zich ondertussen tot het publiek.
De jongeman knipt steeds nerveuzer met zijn balpen en gaat
ook steeds sneller praten als hij verder gaat:
Maar goed, mijn moeder doet haar best, want uiteindelijk,
heeft zij het toch wel heel druk, want weet u, er wonen bij ons thuis ook nog
eens dertien neven en nichtjes in van mij en mijn zus, waarvan toch wel de
helft, dus afgerond, laat ons zeggen, zeven van hen, in hun apenjaren zitten en
u weet hoe dat gaat, die kunnen niet tegen tekenen van autoriteit en ik kom dan
thuis van de les in mijn kostuum en dan ben ik natuurlijk de paljas en werken
ze dat uit op mij. Het is ook zo dat ik hen tijdens de weekends dan bijles
geef, want de ene presteert op school al beter dan de andere, en de overgrote
meerderheid van de 13 presteert slecht. Nu u kunt zich voorstellen dat mijn
neven en nichten mij niet graag zien komen, de zaterdagochtend als ik mijn krijtbord
op wielen de kinderkamer in rol. Ik mag wel zo zeggen dat zij hier uitermate
slecht op reageren. Maar mijn moeders wil is wet, dus ik geef bijles, scherpe
passers in mijn onderrug of niet.
Nee, ik mag echt zeggen dat ik mazzel in het leven, en dat
de voorbije zeven jaar voorbij gevlogen zijn. Vooral de tijd dat ik om de
eindjes aan elkaar te knopen, toen mijn vader pas overleden was, een bouwvallig
huis deelde met toevallig 13 buitenlandse studenten, en u zal mij niet geloven
maar het huis had ook precies 13 ramen en mijn kamer had het nummer 13. Echt
een leuke bende die 13 exchange students, maar ik ben er uiteindelijk
vertrokken, want mijn moeder, ja ze is trots, schaamde zich dood toen ik
geflankeerd door pikzwarte Nigerianen over straat liep. Joviale kerels
nochtans, ik heb er nog djembé van leren spelen. Maar ja, moeder is trots. Gletsjers
laten zich verzetten, maar trots nooit, zei mijn vader altijd, die goeie mens,
zaliger dus.
Maar weet u, soms hé, maar dus alleen soms hé, dan heb ik
het allemaal gezien, dan wil ik het eens helemaal van de andere kant bekijken,
dan heb ik er om het zo cru te stellen mijn buik van vol. En weet u, dan ben ik
het beu, dan heb ik er ge-noeg van. Van die stress, van dat rekening houden met
wat anderen van mij denken, van mijn moeder die mijn kraag voor de miljoenste
keer recht zet, van al die keren dat ik moet letten op etiquette, dat ze
godverdomme stikt in haar etiquette. En ik kan geen deftig restaurant meer
zien! Ik wil godverdomme friet met stoofvlees in mijn kamezulle duwen aan t
simpelste frietkraam dat er te vinden is, en ik wil geen kostuum meer dragen,
ik wil rondlopen in een bermudashort en een hawaïhemd die mij twee maten te
groot zijn. En ik word MOTTIG, mottig zeg ik u, als ik mijn zus zie met haar
verloofde, die haar geen spat aandacht geeft en elke dag met een ander wijf op schok is, maar waar mijn zus bij blijft, omdat die jongen toevallig de zoon is
van de vetst betaalde anesthesist van het land. Ik wil niet meer met mensen op
trekken die eerst naar uw punten en uw onderscheidingen vragen en dan pas naar
uw naam of uw interesses.
Ik ben het BEU, BEU zeg ik. Ik wil NIKS meer voelen en niks
meer denken en ik wil het niet meer horen, al die BULLSHIT over status en over
regeltjes en van die vragen: Heb je al een rijbewijs?, heb je al dit, heb je
al dat, heb je al een vriendinnetje? MOEI U MET UW EIGEN ZAKEN. Ik wou bij
God, dat ik het allemaal niet meer zag, dat ik stokkestijf in een veld kon gaan
staan, zoals een defecte zendmast, een kapotte flitspaal, een boom, een antieke
telegraafpaal.
IK DOE NIET MEER MEE.
Godverdomme, godverdomme, GOD-VER-DOMME!
De jongeman trekt zijn kostuumvest uit, gooit zijn bril én
zijn balpen een hoek van de bar in en springt wil op en neer op zijn
kostuumvest.
Iedereen gaapt hem aan, buiten slagregent het en in de bar
is enkel het geluid van zijn sprongen te horen en van de regendruppels die als
mitrailleurvuur tegen de ramen slaan.
Uiteindelijk komt de jongeman tot bedaren. Hij raapt zijn
jas op, veegt die af, trekt ze terug aan en zet zijn bril terug op, die nu een
klein beetje scheef staat. Als hij in de gezichten van de ademloze toeschouwers
kijkt, herpakt hij zich en concludeert hij:
Maar dus in het algemeen kunnen we zeggen, dat het roken
van tabak, zeer, zéér schadelijk is voor de gezondheid.
Boelie is de eerste die de stilte verbreekt. Voorzichtig zet
hij Maryams poezelige voetjes van zijn schoot en dan springt hij recht en slaat
hij enthousiast zijn handen tegen elkaar, daarna schiet hij naar voren en
omhelst hij de spreker.
Prachtig kerel, formidabel, you said it all, als je met
deze toespraak rondtrekt van zaal tot zaal, schep je bakken vol geld, voor zon
luide waarheid hebben mensen geld veil.
Dank je, dank je, zegt de hijgende en nu nogal bezwete
spreker een beetje verbaasd.
Zeg mij je naam, kerel en drink er één met ons.
Mijn naam is Benjamin.
Boelie sleept de jongeman met geweld mee, naar de rest van het
gezelschap en er ontspint zich een levendig gesprek. Meteen is duidelijk dat
ons viertal vanaf nu een vijftal is.
De redenaar ratelt aan één stuk door als hij zegt:
'Mijn moeder vraagt mij dus om deze lezing te geven, want zij
is van mening, zon universitaire opleiding, dat moet renderen. U moet
weten, mijn moeder is een trotse vrouw, echt zo trots, ook op mij, maar toch
vooral op haar huis en haar rozentuin, maar alleszins toch ook zeker op mij. Op
mijn zus is ze ook wel trots, maar toch weer net iets minder, want die
specialiseert in de orthopedie en ik specialiseer in de cardiologie, dus ergens
snap ik mijn moeder wel. Nu, sta mij toe dat ik dit fluister, want dit blijft
onder ons: ik ben afgestudeerd als dokter met de hoogste graad, maar dat ligt
meer aan het feit dat ik regelmatig ga tafelen met een belangrijke prof dan aan
mijn studiebevlogenheid. Ik heb ook niet veel tijd om te studeren, want ofwel
moet ik verschijnen op theekransjes bij familie ofwel moet ik karweitjes doen
voor die prof, da's een oude vriend van mijn vader zaliger, die zelf nog neurochirurg is geweest. Maar goed, mijn vader zaliger, zo een goede mens dat die was,
dat kunnen jullie niet geloven, zo goed dat die was, en wel die zei dus altijd:
Zoon, inzet is belangrijk, maar dat zal nooit opwegen tegen de juiste
contacten. Dus stuurt mijn moeder mij in toch wel zeer presentabele
kostuums, die ze dus ook zelf met de hand vervaardigt, want in snit en naad is zeer
bedreven, richting onderonsjes in de juiste kringen.
Maar nu moet ik eigenlijk toch wel zeggen, dat ik toch echt
dik bof met zon moeder, om dus van mijn goeie vader nog te zwijgen. Ik
heb daar zon geluk mee gehad, dat kunnen jullie niet geloven, zoals die
twee mij alle kansen hebben geboden om mij echt ten volle te ontwikkelen en mij
de juiste levensvisies bij te brengen. Ongelofelijk die twee, als koppel zeker,
maar ook als ouders. Voor mij nog net iets meer dan voor mijn zus. Maar ouders
die zo voelen voor hun kinderen, die verwerken een tegenslag toch niet altijd
even makkelijk, zoals een kind dat eens een jaartje moet over zitten en ja,
mijn zus heeft nu wel in de totaal berekend, toch zon drie keer een
jaartje gedubbeld. Dus ergens is dan toch wel enige teleurstelling van de kant
van mijn ouders gerechtvaardigd en is het bijgevolg ook niet onlogisch dat zij
met kerst en zeker ook op andere feestdagen niet meteen in de prijzen valt.'
Waarvoor? , vraagt Maryam die een zekere
nattigheid voelt.
Om Boelies mond af te plakken, het hangt mijn
colon uit dat hij de verhaallijn de negatieve tour op stuurt.
Je blijft met je fikken van mijn Boelie af. Hij kan
er niks aan doen.
'I hate to disagree', zegt Pieter-Jan zacht.
Achter hen horen ze de luide plonzen van de reuzin die door het meer jogt. De drie jongens zetten alles op alles en trappen zich een ongeluk.
De reuzin komt echter steeds dichterbij en dreigt Maryam van de achtersteven weg te grissen. 'Boelie redt mij schreeuwt ze.'
Die roept, eindelijk eens luid en duidelijk, want deze jongen is een notoir mompelaar:
'En toen viel er een kollosaal grote piano op de reuzin.'
Ergens uit het niets, hoog uit het koraaldak komt prompt een poepsjieke vleugel gevallen die uiteen crasht op het hoofd van de uitgerokken vrouw.
'Zie je wel dat mijn Boelie niet hoeft te zwijgen!!'
'Het ook maar wiedes dat hij de risicosituatie die hij zelf creeërt ook zelf teniet doet, kwestie van de vervelende parameters zo veel mogelijk te reduceren, zodat de voordelen van Boelie er bij te hebben nog opwegen tegen de nadelen van zijn proximiteit.'
'Que?', vraagt Maryam. 'Doe eens normaal, tsjoempie, je hoeft geen moeite te doen om nog excentrieker te zijn dan je sowieso al bent.'
De eend komt met zijn passagiers aan op de andere oever en werpt hen van zijn of haar rug (geen van ons viertal nam de moeite om het geslacht even te checken). In plaats van plastic is het nu een dier van vlees en bloed. Vrolijk kwekt ze er vandoor.
Ons kwartet staat nu voor de ingang van een smalle gang met torenhoge wanden.
'Alles is hier maxi', zegt Willem, als ze hun tocht te voet verder zetten. Urenlang trekken ze door, ze beseffen dat ze alle besef van tijd en ruimte nu echt volledig kwijt zijn. Het kan dag zijn, het kan nacht zijn, licht is er blijkbaar altijd.
'Wil hij nu zeggen dat hij honger heeft?', gist Willem, die als geneeskundestudent wel de nodige achtergrondkennis heeft om die opmerking te decoderen.
De anderen beamen.
Boelie zegt: 'Ik heb een zelfde soort gevoel, maar dan pre-coïtaal.'
Maryam protesteert meteen: 'Niet nu, niet hier, we hebben geen aparte ruimte.'
Boelie protesteert en klinkt als een bevelende profeet als hij zegt:
'En toen verscheen er een herberg met kamers voor de nacht waar het wél kon.'
De smalle gang verbreedt en de vier komen op een open plek te staan met recht voor hen in het midden, een grote herberg. Een lange zanderige oprit geborduurd met twee rijen berkebomen leidt er naar toe.
Het opschrift van de herberg luidt 'langs de weg.'
'Is dat geen toneelstuk van Tsjechov?'
Boelie, een slavist, beaamt.
Maryam moppert dat Boelie ook een viersterrenhotel had kunnen wensen. Boelie stelt haar gerust, de kamers hebben grote, ronde houten ligbaden, die zich erg lenen tot een hygiënisch ontspanningsmoment bij kaarslicht.
Plots steekt er een fikse storm op, de berken zwiepen in de wind, tegen het plafond plakken donkere wolken en de eerste druppels vallen al. Achter hen hoort het viertal zenuwachtige kreten.
'Laat mij er langs, hop, maak baan. Opzij, opzij. Mijn moeder vermoordt mij. Ik ben potdorie mijn schapen kwijt.'
Een haastige herderin port de vier in hun ruggen met haar staf en schiet dan voorbij.
'En nu begint het nog te stormen ook', sakkert ze als ze verder rent.
De herderin wordt gevolgd door een postbode per fiets die driftig belt en schreeuwt: 'Het gaat stormen, maak dat je schuilt.'
'Dat noem ik nou redundant advies.', merkt Pieter-Jan fijntjes op.
De vier maken ook haast en al snel zitten ze in de grote, warme bar van de herberg. Overal liggen mensen te slapen, ondanks verschillende levendige gesprekken. Zo zijn er pelgrims die een zware discussie voeren om te bepalen welk bedevaartsoort nu het beste is, er zijn anderen die een dronken edelman beschimpen en er is een vrouw van lichte zeden met een irritant stemgeluid aan het flirten met wat overduidelijk een charlatan is.
Pieter-Jan verwerkt ondertussen een emmer kippenbouten, Willem duikt in een stapel oude kranten en Maryam drinkt warme chocomelk terwijl Boelie haar poezelige voeten masseert, terwijl hij op zijn beurt de gang van zaken in de herberg observeert.
Opeens zegt hij, 'Hey kijk, dat ziet er een sympathieke kerel uit, hij wil geloof ik een toespraak geven.'
Een jongeman die een erg geleerd voorkomen heeft en gekleed is als een soort professor, kruipt op een geïmproviseerd spreekgestoelte van omgedraaide bakken bier en vraagt met de nodige aandrang de aandacht van de gasten.
'Beste dames, en ook wel heren, mag ik nu graag even uw aandacht. Stilte, stilte, graag, nu dames en dus ook heren. Het komt nu zo te pas dat mijn moeder mij gevraagd heeft om een lezing te geven over de schadelijkheid van tabak.'
Het is muisstil in de staal, de stilte wordt enkel verbroken door de spreker die zijn keel schraapt en nerveus met zijn balpen knipt.
Ons viertal kijkt op en spitst nieuwsgierig de oren. De ramen van de herberg lichten op, buiten bliksemt het.
Pieter-Jan, Boelie, Maryam en Willem en anderen (2)
De vier vragen pen en papier en steken de koppen bij elkaar.
Ze vinden een absurd einde uit van toch wel een twintig paginas lang,
waarbij verschillende bekende plots lekker gemixt raken, zonder dat je van
plagiaat kunt spreken. Het geheel is licht parodiërend van stijl. Trots
overhandigen ze de vellen die Boelie met de hand geschreven heeft. De
wachtpostkabouter glimlacht tevreden en zegt: Zeker niet kwaad en dat in
slechts drie uur tijd. Maar een klein detail natuurlijk, nog een karweitje van
niets en dan kunnen jullie verder. De bedoeling is wel dat het einde net zoals
de rest van het boek oorspronkelijk in het Duits is geschreven. Gelieve dus
even te vertalen. Foutloos weliswaar.
Met een sierlijke buiging geeft de wachter het manuscript
terug. Ons viertal merkt dat de man nu een grote dikke muis is, die rechtop
staat als een vent en gekleed is in een soort Robin Hood kostuumpje met een
speelgoedboog over zijn donkergrijze rug. Willem wil iets zeggen, maar Maryam
zegt nonchalant Whatever en de jongens buigen zich over hun tekst. Ze
zitten een beetje hulpeloos te kijken terwijl Maryam ongedurig kringetjes
draait rond het beteuterd kijkende trio.
Jullie menen toch niet serieus dat jullie dat gaan
vertalen? Geen van jullie drie kent Duits, in het beste geval spreken jullie
min of meer verstaanbaar Kartoffeldeutsch.
De jongens kijken haar schaapachtig aan, terwijl Boelie een
poging doet om een grammaticaal overzicht te completeren als leidraad en
Pieterjan en Willem vast de woorden noteren die ze wel meteen kunnen vertalen. Veel
zijn het er niet. De muis lacht en glundert.
Zeg Tsjoempis, ik herhaal: jullie gaan dat
toch niet serieus vertalen? Kijk eens naar dat beest, hoe gaat die muis ons nu
tegenhouden? Door ons te beschieten met zijn plastic pijltjes zeker? Laat ons toch
gewoon verder gaan.
Tsjoempi is een scheldwoord dat het meisje zelf uitgevonden
heeft. De jongens kennen het al te goed en weten dus hoe laat het is. Maryam
haar toch al zo weinige geduld is op.
Pieterjan haalt zijn schouders op. Maryam maakt hier
misschien wel een considerabel punt.
Boelie voegt toe: Als we dat ding hier vertaald
hebben, vindt hij wel weer iets anders uit om ons bezig te houden.
Dan stel ik voor dat we er vandoor gaan,
concludeert Willem.
Eindelijk een beetje gezond verstand, tsjoempis,
roept Maryam terwijl ze met haar handen in haar zij naar de boot stapt om aan
te duiden wat er moet gebeuren.
De muis is niet akkoord met de gang van zaken: Hé,
ho, dont go. Staan blijven, dat kan heus niet zo maar. Eerst de
opdracht!
Boelie maakt aanstalten om zijn blaas te ledigen op de
blaadjes van het manuscript, maar Maryam kan hem tegenhouden. Overdrijver,
die muis snapt zo ook wel wat we van zijn opdracht denken.
Terwijl Maryam instructies geeft of schreeuwt, duwen de
jongens de boot moeizaam over de rand. De muis schiet er vandoor, in de
richting waarvan ons viertal komt en krijst Backup, backup.
Helemaal zeker ben ik toch niet over de sanity van
onze beslissing, prevelt Pieterjan.
Straks komt er een reusachtige boerinnenvrouw die ons
onderdompelt in de zweterige naad van haar gigantische, uitgezakte borsten,
mompelt Boelie.
Pieterjan protesteert: Jij vertelt NIET hoe het
verder gaat. Boelies profetaties zijn op dit moment niet souhaitabel.
Hé?, vraagt Willem, als enige van het
gezelschap niet al te vertrouwd met Pieterjans kleurrijke taalgebruik.
De boot, ondertussen al weer veranderd in een plastic eend
met op de rug vier zitjes, komt met een plons in het water terecht en de vier
bungelen al gauw in de gekende volgorde aan de touwladder.
Met niet altijd even elegante bewegingen die wij
verder niet in detail beschrijven- hijsen zij zich in het zadel op de rug van
de eend. De peddels blijken nu veel te kort voor de hoge eend, maar gelukkige
beschikt het nieuwe vaarsysteem over trappers. Daar gaan de vier.
Halverwege het meer, tuurt Maryam, die met haar voetjes in
het water hangt, op de achtersteven van de eend (er zijn namelijk maar drie
paar trappers) naar het plafond van de grot. Ze ziet de prachtige koralen en
vindt de omgeving echt geweldig mooi. Tussen de rotsen twinkelen ertsen, het
lijken zo wel sterren aan het firmament. Het meisje vergaapt zich, tot ze opeens
alarm slaat.
Kijk eens achter jullie, snel.
Op de steiger is een potige vrouw te zien, wel tien keer zo
groot als een normale mensenvrouw, die woest haar vuist schudt.
Pieterjan kijkt met een frons naar Boelie, die strak voor
zich kijkt en onverstoord verder trapt.
Willem zegt dat ze niets te vrezen hebben, ze zijn nu toch
al op het meer.
Boelie denkt luidop en mompelt: Ja, maar ze is
natuurlijk wel groot genoeg om ons gewoon achterna te waden. Het water komt
vast maar tot haar knieën.
Zijn woorden zijn nog niet koud, of daar springt de reus al
van de steiger.
Pieterjan kijkt boos naar Boelie en vraagt droog of iemand stevige
plakband bij zich heeft.
Vier jonge mensen zitten in een kamer rond een luik. Drie
jongens en één meisje. De jongens wrikken met veel moeite het luik open en zien
een trapladder. Het is helder in de tunnel naar beneden, al kan de lichtbron
niet getraceerd worden. De vier verdwijnen één voor één door het gat, de ene al
wat happiger en nieuwsgieriger dan de andere. Het meisje gaat als laatst, want
als ze valt, dan valt ze zacht, misschien.
Trede voor trede gaat het lager, de jongens grappen dat ze
straks in de hel belanden en bedenken al hun eigen straffen voor de zonden die
ze begaan hebben. Het meisje vindt het maar luguber en vindt dat iedereen beter
zwijgt. Vrouwen zijn het schattigst als zij bang zijn, dus fantaseren de
jongens luidop over de monsters die hen beneden wachten. Het meisje claimt
doodsbang te zijn en beweert dat ze nu meteen terugkeert, maar ze volgt toch
maar vlot de rest van het gezelschap.
Beneden komen ze uit op een soort voetpad met daarlangs een
rivier. Een helblauwe rivier, met witte keien op de bodem. Nog steeds is niet
duidelijk waarom het daar zo verlicht is in die onderaardse gang. Nog voor de
vier zich kunnen afvragen hoe het verder moet, meert er een lege boot aan. Een
soort platte vikingsboot, een snek. Het viertal neemt plaats en alsof het een
trein is, vertrekt het scheepje.
De grootste jongen van de drie, laten we hem Pieter-Jan
noemen, is zeer benieuwd hoe het verder gaat. De kleinste jongen, we zullen hem
Boelie noemen zegt: dit loopt nou net alsof ik het zelf geschreven heb,
de derde jongen, neem nou bijvoorbeeld dat hij Willem heet, vraagt aan de
tweede of hij dan soms weet hoe het verder gaat. Boelie schudt van nee en
Pieter-Jan zegt dat hij er goed aan doet te zwijgen, want dat de fantasie van
Boelie vaak bewaarheid wordt.
Urenlang gaat het bootje gewoon door. Als het meisje, neem
nou dat ze Maryam heette, bekent dat ze honger heeft, vinden ze onder een doek
een hele picknickmand. Net wanneer die vrolijk naar binnen is gewerkt, botst de
boot tegen een stenen wand. De rivier verdwijnt door een gleuf onderaan de
wand. Boelie vraagt zich af of ze soms in een slappe versie van Tomb Raider voor
vier spelers terecht gekomen zijn. Maryam krijgt het al snel op haar heupen en
wil zo snel mogelijk door. Pieter-Jan stapt uit en onderzoekt de vloer van de
oevers. Er zijn enkel de witte keien op de bodem, de natuursteen van de wanden
en het voetpad en het groenblauwe water.
Boelie oppert dat ze zich misschien op de rivier de Rivier
bevinden, de langste onderwaterrivier ter wereld, in Slovenië. Mijn
broeder, zegt Pieter-Jan, als je nu nog denkt dat we in de
werkelijkheid as we know it zitten, heb ik je overschat. Willem denkt
ook zo veel. Maryam luistert niet en zit vooraan in de boot om met haar handen
de wand te betasten op zoek naar een verborgen schakelaar.
Willem stapt ook uit, denkt dat hij in een spinnenweb loopt,
maar merkt al gauw dat er enkel een flinterdun touwtje voor zijn ogen hangt. Hij
snokt er aan en daar verschuift de wand. Ergens ver op de achtergrond is het
geluid van roestige katrollen te horen en misschien ergens daar doorheen ook
wel hoongelach. Was jij dat, Pieter-Jan, vraagt Maryam berispend.
Als je het was, krijg je een mep, het is hier echt eng. Gaan we niet
terug? Boelie zegt met een speelse glimlach, ja, goed we gaan
terug. De andere jongens maken ook aanstalten om terug te keren. Maryam bedenkt
zich meteen. Hé, toe nou, doe niet zo flauw, laat ons verder gaan.
Het bootje bevindt zich nu niet meer op blauw water, maar op
een donkerbruine vloeistof. Het bootje is nu ook opeens van goud. Boelie zegt: Dit
doet mij denken aan een gedicht van Srečko Kosovel, over een zlati čoln,
oftewel een gouden boot. Hij vraagt zich af waarom hij de gouden boot laten
varen heeft. Willem schiet ogenblikkelijk uit zijn dromerij en wil weten
wat de dichter daarmee dan wel bedoelde. Met die gouden boot bedoelde
hij kans op publicatie, Kosovels werk is tijdens zijn leven nooit uitgegeven.
Wie is die Kosovel?, vraagt Pieter-Jan.
Een bijzonder veelzijdige schrijver die dag en nacht
schreef, maar wel zelden iets echt afmaakte, hij heeft duizenden gedichten
achtergelaten en dat terwijl hij op zijn 24ste al overleden was aan
meningitis.
Maryam voegt toe: Op je 25ste ben je op
het toppunt van je verstandelijke vermogens. Maar zeg, is dit nu werkelijk het
moment om het over literatuur te hebben?
Het kan ons tot een verklaring brengen over het
waarom deze toch wel eigenaardige gebeurtenissen.
De andere jongens knikken.
Maryam is niet akkoord. Wat doet het waarom er in
hemelsnaam toe? Kun je niet gewoon ontspannen en zien wat er gebeurt?
Sit back and enjoy the ride, zegt Pieter-Jan met
de begeleidende stem van een movie trailer.
Dat bedoel ik ja.
Het bruine water verandert in grind, grind op een helling
die steil naar beneden gaat en de boot is nu een soort bobslee. De snelheid
loopt geweldig op en de vier moeten zich in de holle wanden van hun tuig duwen
om enige houvast te vinden. Het kriebelt in hun buiken en de daverende schuifaf
blokt even elke waaromvraag uit.
Na een tijdje wordt de weg terug vlak, de snelheid mindert
en het viertal komt tot stilstand in een gigantische grot, op de rand van een
steiger, met voor hen een uitgestrekt meer.
Bij de steiger zit een ventje van amper anderhalve meter
hoog, die zegt: Welkom, ik heb al zo lang op jullie gewacht, zo heel erg
lang. Ik ben werkelijk blij dat jullie er zijn.
Het grappige figuurtje met de bolle wangen en dito hoed,
draait zich om trekt even zijn lange groene overjas over zijn hoofd en de vier
kunnen hem bedekt horen schaterlachen.
Wie ben jij?, vraagt Willem.
Ik? Ach, ik heb zo veel namen. Wat mag het zijn voor
jullie?
Maryam kijkt over de rand van de steiger naar het water en
merkt op dat er een touwladder naar beneden leidt. Als we de boot
voorzichtig naar beneden duwen en dan zelf zo omlaag klimmen, raken we toch wel
verder, niet? We kunnen peddelen met onze handen.
Pieter-Jan vraagt zich af of de boot niet wegdrijft voor ze
zelf beneden zijn.
Nee, dat denk ik niet, die vijver staat volledig
stil, nergens beweging te zien. Ik ben voor., zegt Willem.
Boelie rommelt in de boot en vindt twee peddels, een vondst
die hun besluit bezegelt.
De jongens tillen de boot al op, als de kleine wachter, voor
driftig voor hen springt.
Héla, ho maar, dat kan zo maar niet. Jullie kunnen
niet verder vooraleer jullie de opdracht naar behoren vervullen.
Welke opdracht?, vragen de vier in koor.
Aha, aha, zeg ho maar, dat komt hier aan en dat wil
er al weer vandoor, dat jonge volkje van tegenwoordig geeft geen oren naar
welvoegelijk protocol. De opdracht is deze.
Uit zijn mouw schiet een opvouwbare stok die net voor
Pieter-Jans neus tot stilstand komt. Aan het uiteinde zit een piepklein
papiertje met daarop in minischrift Schrijf een passend eind voor het
Slot van Kafka.
Boelie richt zich meteen tot Willem: Jij hebt het
boek gelezen, over wat gaat het en waar eindigt het nu?
Naast de fotoreeks van the making of, nu ook het
geschreven verslag van the making of, omdat het toch maar een uurtje werk is
om dat uit de caffeïneduim te zuigen, op mijner vrije vrijerzondag.
Geschreven met de
onderliggende gedachte: laat ons niet wachten met typeringen en herinneringen
ophalen tot er iemand dood gaat, zodat we met zn allen lachend kunnen zitten
snotteren op de koffietafel.
Starring:
Pieter-Jan
Moderne Oblomov met een gelijkaardige eetlust (voor mensen
die het boek kennen), leeft als een kunstminnende, dromerige aristocraat op een
kotje in Gent, omringd door intellectofielen met of zonder psychologische
draaikolken (meestal met), soms foutievelijk aangesproken met Pi-ji terwijl de
juiste afkorting toch Pi-jay behoort te zijn, groot talent in de wereld van de
kortfilm, maar met een foute visie op wat een kortfilm eigenlijk is
(kortspeelfilm is niet gelijk aan vijf minuten wegknippen uit een
langspeelfilm, ik raad hem de theorieën van Bachtin aan, die helaas niet readily
available zijn in de Gentste bib waar hij op 5 min wandelafstand af woont)
Hij heeft een tamelijk ontwikkeld karuur, hoewel hij geen
fanatieke sportieveling is (nochtans is de wil en het fitnessabonnement er wel,
maar de verslavende, filosofoledigheid neemt meestens de overhand. Zelf
verkiest hij lethargicon als het epitheton dat bij hem past)
Verdere typeringen: praatvaardige, vertellustige kerel, kan
enthousiasmerende beelden schetsen over alles wat hem boeit, beetje zielzoekend
zoals de meesten van onze leeftijd. Geboren psychiater, stabiel in zijn
chaotische kunstenaarsbestaan, mentaal stevig verankerd, onhandig en te
afwachtend op liefdesvlak, warm hart met oprechte en levensgrote interesse in
de leefwereld van anderen mét de nodige discretie.
Beste luisterend oor van Gent en omstreken, pornoliefhebber
(met kritische bedenkingen), grote fan van de Portugese dichter Pessoa (hoewel
hij zelf tot zijn vijftigste levensjaar geheelonthouder zal zijn, omdat de
dichter in zijn plaats gezopen en geschreven heeft). Erg dankbare eter ook, men
doet er wel aan hem af en toe iets lekkers toe te stoppen om zijn oogjes te
doen oplichten, want dat zijn de spiegels van zijn maag, die zo mogelijk nog
groter is dan zijn intellectuele verwerkingscapaciteit of zijn hart)
Zijn rol in deze kortfilm: bedenker van het
script(waarover later HAHAHA- meer, gniffel gniffel), regisseur, leider van
het camerateam, supplier van het filmmateriaal, verantwoordelijke van de
casting.
Heeft weinig tot geen vertrouwen in het resultaat van de
opzet.
Randy
Criminologiestudent, metalfan, geïnteresseerd in
krijgsgeschiedenis en sektevorming (niet actief gelukkig, bij ons weten is hij
nog geen goeroe die predikt dat de wereld vergaat in 2012 en dat jonge maagden
met hem de lakens moeten delen teneinde zich te verzekeren van een reddende
plek op Zubzoera, idyllische planeet, zij het met een beperkte Levensraum
vooral wat betreft mannen en overjaarse wijven) Onze geluidsman van dienst,
alsook de boksbal van dienst, voor als bovengenoemde zijn frustraties wil
uitwerken, als het even minder vlot met het filmpje.
Lange wapper in volle bloei, herstellende van een secundair
onderwijs trauma, maar gooit zich nu volop in het sociale leven. Uit zich soms
langs zijn neusweg op hilarisch droge wijze. Stille kracht met kritische visie,
behulpzaam en dienstvaardig. Strategisch talent waar in tijden van oorlog en
meer zelfvertrouwen een betrouwbaar korpscommandant in schuilt (dat is
genoteerd bij de megalomane schrijver dezes, wees gerust)
Hoofdinstrument in ons B-plan voor deze kortfilm, waarbij
wij overwegen om zijn naar alle waarschijnlijkheid immense Randy Junior een
zwart laagje te geven, om een keiharde interracial black on blondes te maken.
Ook zijn etenslust is wel een vermelding waard, daar hij
vandaag bij het ontbijt gegarandeerd meer calorieën naar binnen douwde dan de
bevolking van Botswana en Zimbabwe samen (er zijn natuurlijke grotere
uitdagingen in de all you can eat wereld, maar toch, hoeveel doen het hem na?)
Staat nogal sceptisch tov het script en het project in zijn
geheel.
Nathalie
Actrice van dienst. Bescheiden en de allereerste om te
zeggen dat haar palmares op het witte doek aan de magere kant is. Geen kapsones
whatsoever en ondanks de nodige zelftwijfel toch meer dan bereid om haar
medewerking te verlenen.
Bang genoeg voor het resultaat om redelijk obstinaat te
verzoeken de film NIET te vertonen aan mensen die ze tijdens haar opleiding tot
arts tegen het lijf kan lopen. Net als Pieter-Jan en nog te bespreken members
van the crew studeert zij geneeskunde.
Staat vrij sceptisch tegenover het script en het project in
het algemeen.
Maryam
Aan geneeskundige bijstand op deze set al vast geen gebrek,
want de tegenspeelster van voorgenoemde Nathalie, is ook al een
geneeskundestudente.
Vurige amazone met een Perzisch temperament die graag het
voortouw neemt en weinig aanleg heeft voor geduldbeoefening. Als zij deze keer
niet de stuwende kracht achter het geheel is, komt dat omdat zij tot in het
puntje van haar kleine poezelige teen sceptisch staat en zit tov het script en
het project in zijn geheel.
Komt meestal te laat aan op de set omdat zij zich heerlijk
verliest in horizontale verfrissingen met schrijver dezes.
Geniet van de aandacht van de cameras en hoopt binnenkort
te kunnen schitteren in een kortfilm met een ander script in een ander project
(maar wel met de zelfde crew)
Heeft zin om er stevig de beuk in te geven. NA de
filmactiviteiten van vandaag weliswaar.
William
Gaat door het leven als Boelie, bijnaam die ondertussen
iedereen oppikt, hijzelf incluis. Ban-tam sized schrijver, uit de zelfde
mompelgemeente Erembodegem als wijlen Louis Paul Boon. Wil in dit leven alleen
schrijven, neuken, fun maken met vrienden, les geven en de jeugd redden en
mensen shockeren, bij voorkeur om den brode. Werkt momenteel bij DOMO en HAAT zijn
werk. Gelukkig is er zijn omgeving om hem te stimuleren dit kleine levensdetail
een beetje van de luchtige kant te bekijken.
Strategiefreak die graag Randy mis/gebruikt als
sparringpartner en hoopt op een dag wakker te worden als de literaire revelatie
van het jaar. Gekend om zijn openlijk beleden narcisme en een fool for love
volgens sommigen.
Compleet in de ban van voorgenoemde Perzische schone,
Maryam.
Rol bij deze kortfilm: werd aangezocht als artistiek
adviseur (lees: de man die op de allerlaatste nipper met een ander script moest
komen) maar bedankte beleefd voor de eer en ging poolen met Simon (iemand die
geheel toevallig aanwezig was bij de briefing) Neemt zich voor om de mailbox
van Pieter-Jan in het vervolg te bombarderen met nieuwe scripts.
Jelle
Historicus, doctoreert in Antwerpen, onderzoekt de
representatie van de Sinjorenstad in de kunst in een bepaalde eeuw van relatief
lang geleden. Broer van de ex van Pieter-Jan, kwestie van een semi-roddeldetail
mee te geven. Sympathieke kerel, waarvan je nooit zou denken dat hij de
regisseur is.
Reële rol bij de totstandkoming van dit culturele
studentenproject: naast de set interessante gesprekken voeren met Randy,
William en ondergenoemde over onderwerpen allerhande.
Willem
De zoveelste dokter in wording in de zaal, iedereen die
gewond raakt tijdens het draaien kan rekenen op de vorming van een kringetje
rond zich, waarbij bijna-dokters in hun examenstof graven naar de gepaste
behandeling, terwijl de anderen de dokter van wacht bellen.
Als iemand te laat komt op de set, is Willem de eerste om
bezorgd te vragen: zou er iets gebeurd zijn? De enige op de set die verzorgd
algemeen Nederlands praat, razend belezen en op dit moment helemaal weg van
Kafka (hij raadt iedereen die het horen wil om te beginnen met Kafkas
kortverhalen om dan stelselmatig over te gaan tot zijn romans).
Leest zich te pletter en studeert in zijn vrije tijd. Kan
naar eigen zeggen economisch omspringen met zijn tijdsbestedingen omdat hij het
voordeel heeft dat zijn vriendin (relatie van 2 jaar en 7 maanden) in Leuven
op kot zit. Zij is bio-ingenieur van opleiding en zal binnenkort doctoreren.
Kerel met een aangename stem, oprechte interesse in het
geschreven woord, filoloog van aard, als hij het dan niet van opleiding is.
Gaat volgende jaar op Erasmus naar Duitsland, meer bepaald naar Keulen, maar
zal daarbij nog steeds verblijven op Belgische bodem, want vanuit Leuven is
Keulen maar twee uur met de Zug. (correctie achteraf: zal in het weekend nog op
Belgische bodem verblijven)
Op dit moment laat hij zich meeslepen door de Duitse
dichtkunst van onder andere Rilke.
Rol bij dit project: medebedenker van het script, soundman,
traiteur waar het de levering van thee op de set betreft.
Na een verkenningsvlucht over de hoofden van de crew zou je
dan ook hopen dat je deze groep gewoon in een Weens koffiehuis dropt, met
gepaste kostumering, hen bedelft in leesvoer, drank en zoetigheden en dat je de
cameras maar laat lopen. De resulterende gesprekken zouden van een veel
interessanter niveau zijn, dan het lopende project waar iedereen eigenlijk
toch sceptisch tov staat.
Bram
De stille kracht, kort van stof, met immer het fototoestel
in aanslag, want hij voorziet ons van de reeds vermelde fotosessie van the
making of. Hij zorgt er voor dat iedereen vanuit alle hoeken en kanten onder de
lens genomen wordt.
Verdween mysterieus in de late uren van draaidag één en kwam
pas terug op draaidag twee. Doet interessant werk in de biologische sfeer.
Het draaiboek, as we lived it
Vrijdagavond kwamen wij met zn allen plus Simon (die hier
verder part noch deel aan heeft, maar die wij toch graag vermelden voor de
volledigheid) samen op het kot van Pieter-Jan.
Nathalie kwam schromelijk te laat en daarmee was de trend
vast gezet.
Artistiek adviseur, William, waste na de eerste briefing
meteen zijn handen in Pilatiaanse onschuld, schreeuwde in gedachten Ecce Geeuw
en ging dus poolen, samen met Perzische schone Maryam en Simon.
De rest zette een avondlijke wandeling in op zoek naar een
scrabblebord dat een cruciale rol zou gaan spelen in het project, een rol die
wij verder niet zullen toelichten, want wij willen niet te veel oplichten van
de bedekkende Chador.
Op zaterdagochtend maakte de crew het winkelcentrum
onveilig, alwaar onder andere een diepzinnige scène op de roltrap ingeblikt
werd. De aandachtige kijker zal hier straks een blootlegging van het
vee-naar-slachtbankachtige consumerism inzien, waar wij met zn allen gedwee
aan mee doen. Alsook een uitdrukking van permanente staat van ledigheid en
doelloosheid met inbegrip van moe-zijn-door-niets-doen (zie Lost in
Translation for the real thing) en zelfs een derde laag: een inzoommoment op
de spanning tussen onze twee hoofdrolspeelsters.
Er werd ook gezellig chocolademelk geslurpt in het leescafé
van de Gentse boekentempel aan het Zuid en er waren zeker heel wat komische
momenten, die mogelijk voortleven op foto maar niet op film, want dat was niet
de opzet van dit project. De opzet van dit project was enkele minuten
beeldmateriaal toevoegen aan reeds legio getuigenissen van jeugdige neerslachtigheid waar wij
sehnsuchtige Werners collectief aan schijnen te lijden.
Na de raid op het winkelcentrum en de bib zocht de crew
andere oorden op, zijnde de huurwoonst van ene Andreas, ons verder onbekend,
maar van wie wij ons een beeld konden vormen aan de hand van zijn boekenkast
met titels als echte slechte mensen, Nietzsche van Safranski, het verzameld
werk van Kafka (hij blijft populair). De werken zagen er weinig beduimeld uit
en brandschoon ongelezen, maar misschien is Andreas gewoon een propere jongen.
Het kraaknette interieur in sobere kleuren laat wel zoveel vermoeden. Ik denk
dat we te maken hebben met een hardwerkende huisarts-in-wording waar later in
de wachtkamer klassieke muziek zal spelen met oude knacks op de tafel ter
attentie van de grieperige wachtenden.
De scènes met het scrabblebord (Frans model dat problemen
opleverde door de samenstelling van de lettervoorraad) kregen de aandacht die
zij moesten verdienen, maar de concentratie was verre heen. Boelie arriveerde
en eindigde al snel in een krappe zetel met Maryam. Nathalie wilde liever thuis
eten bij mama, maar belde die afspraak plichtsbewust af.
Er werd een nodige dineerpauze ingelast en het grootste deel
van de crew verdween naar een pizzeria/pittabar/toekomstig uitgebrand pand om
een klein stukje te eten. Op dit punt verdween dus Bram, de curieuzeneuze
reporter in mij is nog niet toegekomen aan een klein onderzoek naar de motieven
van deze grote verdwijntruc.
Na het vullen van de magen in uiteenlopende sizes, werd
luilekker doorgefilmd. We stonden even versteld over hoe f*king moeilijk het is
om een scène te filmen waarbij iemand ocharme tien seconden aan een cello
prutst. Ondertussen ontsponnen zich gesprekken over literatuur, die driewerf
helaas- niet vast gelegd werden op beeld.
Gezelligheid troef, naast lichte frustratie bij Pi-jay, maar
dat weerhield de praatlustigen er niet van om een frisse duik te nemen in de
Oost-Europese literatuur met ook een uitstap naar een verhaal van Pirandello.
De nacht viel, mensen waren moe, hoewel tijdelijk opgepept
door een shot zwarte thee van Willem en dus viel onvermijdelijk het doek over
de eerste en volgens plan ook laatste draaiddag.
Dag twee bracht audio-opnames of dat zou die toch moeten
brengen, want op moment van schrijven zit de hele bende te palaveren op het kot
van Willem, alwaar ik zelf in ware Multatuli stijl zit te verkleumen in een
onverwarmde keuken. Het pad van de roemrijke schrijver leidt over reuma, droog
brood en zuchterige verblijven in de nine to five world.
Zorgen voor morgen, als ik mij recht schiet om de rest te
overtuigen om er een memorabel decadente avond van te maken, kwestie van
inspiratie op te doen voor een flitsend filmscript de volgende keer.
Wij danken u voor uw aandacht en als u onze film ooit te
zien krijgt, wees dan niet te kritisch en heb vooral oog voor de leute en de
diepgang náást de scène.
En dan nu hoog tijd om als ware nachtbrakers de banden
hechter te smeden bij pot en pint of fruitsapje in een bruin café hier in de
buurt. Levensomhelzende feiten om de kleinkindjes over te vertellen waarover
wij later misschien nog zullen berichten.
Thank you and good night in naam van de hele crew, alvorens
zij arm in arm van de kortfilmscène naar de bruisende set van hun eigen levens
wiegen, onder een goed gesternte en met de muzen als zoet benevelende regisseuses.
Wakker op een weekdag. Zij en jij hebben vroeg les. Gisteren was het laat. Moeizaam gaan de ogen open. Twee blikken vinden elkaar. De eerste kus van de ochtend is een feit. Meteen een voltreffer. Bevorderlijk bij het ontwaken. Samen gaan jullie zitten op de rand van het bed. Het eerste wat je zoekt is je elastiek om je haar uit je ogen te hebben. Daarna overzie je haar kamer.
Je broek hangt van een stoel, je portefeuille bungelt er uit met de ketting, net zo met je sleutels. Twee paar kousen liggen gemengd door elkaar. Je hemd ligt over haar broek. Haar trui heb je deze keer wel erg ver gegooid. Hij bedekt de kleine zetel in de hoek. Je mooie meisje zit naast jou. Ze graait naar haar BH. Die met de perfecte kleur. Je was er bij toen ze hem kocht. Goedkoop was hij niet. Ze zei dat ze hem voor jou kocht. Ze waarschuwde je: zo'n dure BH mocht je niet zomaar losmaken en op de vloer ploffen. Je moest hem met zorg behandelen en eerst goed in je opnemen.
Met haar typische beweging laat ze haar volle borsten op hun plaats vallen. Je kijkt niet, maar je ziet alles zo voor je. Je pakt haar fijne hand en drukt er een kus op. Je lippen zoeken haar wang. Haar mond. Je hand gaat op dwaaltocht tussen haar dijen. Lichaamsvuur wint het van slaperigheid. Haar gezicht kleurt rood, haar ademhaling versnelt. Ze weet wat komen gaat, ze laat zich wegzakken in het bed. Je trekt haar zacht in een gemakkelijke houding. Met je volle gewicht ga je op haar liggen. Ze mag zich totaal gekoesterd voelen. Je handen nemen haar hoofd vast, je streelt haar mooie huid. Met je vingers verken je plagend haar onderlip. Haar opwinding bereikt een hogere versnelling. Het is te vroeg om te voldoen aan de vraag. Je hand grijpt door haar kapsel. Je kijkt haar diep in de ogen. Op je gezicht verschijnt een stoute grijns. Ze lacht terug, gekweld door verlangen. Je wil haar niet té lang in spanning houden.
Beetje bij beetje zak je af naar haar intiemste plek. Je kent de weg. Kusje voor kusje. Langs haar vrouwelijk zachte buik. Je handen blijven achter bij haar borsten. Met trage, knedende bewegingen verwen je hen. Ze heeft het vaak over haar borsten. Net of het twee afzonderlijke personen zijn, die overal met haar mee gaan. Je prijst hen, je zegt hoe vreselijk mooi ze is, hoe dolgedraaid gek ze jou maakt. Ze kronkelt, ze stampt met haar voeten. Je hoort zelfs een halve snik. Je hoofd komt aan bij haar kanten slip. Zelfde kleur als de BH. Je tong zegt haar lies gedag. Je streelt met je neus over haar vrouwelijke kussentje. Haar geur maakt je hoofd vreemd licht. Je inhaleert, zo diep als je kan. Je bent nu onder invloed. Met je tanden trek je haar slip een centimeter lager. Je geeft een kusje op haar fijn behaarde venusheuvel. Je handen staken tijdelijk de dans met haar bovenste ronde vormen. De slip glijdt langs haar slanke dijen. Ze verleent enthousiast assistentie. Ze schopt haar onderstuk uit, het vliegt ergens voorbij de keukentafel. Je handen nemen hun posities terug in. Je kijkt haar nog een tel aan. Haar ogen schreeuwen ongeduld. Nu mag het.
Je tong proeft haar. Traag lik je over die twee tot drie vierkante centimeter die haar in het epicentrum van vrouwelijk genot storten. Je wil haar genietingen totaal maken. Zorgvuldig bouw je op. Iets sneller, ietsje, dan weer trager. Minutenlang. Ze houdt het niet meer. Met haar handen graait ze achter zich. Ze zoekt houvast. Haar vingers omknellen de bedrand. Lang duurt het niet meer. Ze gaat ritmisch op en neer. Elke vezel van haar lichaam staat onder spanning. Met haar onderlijf duwt ze zich innig tegen je mond. Jij geniet, want zij geniet. Je likt steeds sneller. Voor dit soort vermoeide pijn in je kaken, wil je alles geven.
Haar eerste golfbeweging komt er aan. Ze blaast tevreden uit van opluchting. Schokkend komt ze klaar. Ze is bloedmooi. Haar lichaam golft, ze trilt na. Haar wangen zijn gezond rood. Ze knikt hevig. Het was goed. Geluk is haar glimlach. Nu, stralend, ontspannen tot in de puntjes van haar tenen. Je veegt je mond af aan het laken. Je gaat naast haar liggen. Ze herhaalt dat het goed was. Je kust haar. Haar ene hand woelt door je haar.De andere kus jij. Je neemt haar vingers één voor in je mond. Je ligt nog vijf minuten na te stomen. Ze vraagt of je van haar houdt. Je bevestigt, met volste overtuiging. Haar ogen zijn meren van tederheid. Wilde kussen, aan elkaars haar trekken, tranen niet erg ver af. Uit liefde. Daarna harmonische rust en ontspannen zwemmen, zij in jou, jij in haar. Sublieme symbiose overstijgt Hollywood-passie, moeiteloos.
Daarna moet je onherroepelijk door. Je omhelst haar. Jullie zien elkaar over hooguit zes uur terug, maar je neemt afscheid alsof het een eeuwigheid betreft. Ze springt recht. Jij duikt in je kleren. Met een voldaan gemoed ga je de deur uit. Je hebt haar hart de nodige verjongingskuur geschonken.
I wanted to read this book, because it's about a Persian girl who's a doctor herself and dates a teacher, in spite of her mother's wishes. I can relate to such a theme, that's for sure.
But I find myself at page 40 now, unwilling to read an other word, because the book reads like a cheap manual along the lines of:
'the fastest way to write a bestseller'
Don't like it. The writer tries to rub in these powerful emotions a little bit too hard. Every sentence screams: ow come on, be moved to tears now, this is so, so, sooo sad.
I don't believe in the characters the writer tries to create. I'm not drawn into her world, and all I can think is:
Nassim Assefi, you're slick, but not so slick you can't see through your cheap tricks to give your audience the benefit of a good cry.
And then the added details about fauna and flora, ow come now. You can keep page 41 to 235 to yourself.
http://www.youtube.com/watch?v=_BDLcutLekU
(schijnt onder de noemer foute muziek
te vallen, geen idee, grijs gedraaid bij mijn laatste kalverliefde vier jaar
geleden en mij pa vond het goed nummer, ergo )
http://www.youtube.com/watch?v=0WnL9lEBhjM&feature=related
(En toch spuw ik op Kurt Cobain, omdat
hij uit het leven stapte op het moment dat hij nooit in zijn leven nog één dag
arbeid hoefde te verrichten, als hij dat niet wilde. KLOOTZAK. Een wandelende
belediging voor iedereen die tussen het slaafs werken door, tijd bijeen
schraapt om zich met zijn hobbies bezig te kunnen houden.)
http://www.youtube.com/watch?v=AQfyOr3e-34
(mijn pa liet mij altijd geloven dat ze het volgens een neef van hun, overleefd
hadden en toch nog ontsnapt waren, de blonde kan in de film- niet zwemmen
trouwens)
Onderstaande stuk tekst zat deze week in onze mailbox, geen idee van wie... De inzender mag zich rustig bekend maken, want het stukje charmeert mij wel.
"Gisteren op sollicitatiegesprek
geweest. Een zonder veel vragen, voor ik het wist had ik een schema in handen
en een lijst met kinderen, nog enkele handtekeningen en ik stond de deur alweer
uit. Ik kan het bijna niet geloven: terwijl mijn vrienden neurotisch papier
verleggen op een of ander doodsaai kantoor word ik betaald om met kinderen spelen,
kinderen die mijn moedertaal hebben, en dat hoogstens twee uur aan een stuk,
vier uur per dag. Een droomjob dus.
Ik ben in mijn nopjes. Kinderen en
dieren zijn logische wezens. Volwassenen en jongeren zijn vooral wreed. Als
ik op straat loop benijd ik de mensen op weg naar hun werk of winkelend,
denkend aan wat ze willen eten die middag, welke all-in vakantie hip is deze
zomer, wat voor kleren ze zullen aantrekken op het volgende bedrijfsfeestje. Het
moet prachtig zijn je hoofd te kunnen vullen met zulke zinloze gedachten. Tegelijk
veracht ik hen. Maar in welk opzicht zijn mijn branderige gedachten zinvol te
noemen? Steeds weer die knagende drang anders te willen zijn en denken, wat is
het nut daarvan? Met welk recht eis ik meer uit dit leven dan de doorsnee mens?
Een citroen wordt niet zoeter door ze uit te knijpen. Het leven als een lawine,
hoe meer ik om me heen sla hoe dieper ik er in vast kom te zitten. Overdag ben
ik best gelukkig, maar s avonds zou ik het liefste in Siberië willen wonen,
een plaats zonder mensen, zonder verwachtingen, zonder afwijzing. Ondertussen
tracht ik de wanhoop op afstand te houden door ze niet te cultiveren. Ik doe
mijn best me aan te passen aan wat andere, normale mensen leuk en interessant
vinden. Ik ga naar feestjes, kijk naar dwaze tv-programmas, glimlach en
probeer vooral enthousiast te lijken. Ondertussen sus ik mijn opstandige ziel
met de gedachte dat ik een andere taal oefen, wat het onderwerp van het gesprek
ook moge wezen.
Ooit neemt mijn ziel weerwraak op
mijn gekwelde geest. En die dag komt steeds dichterbij."
In dealing with some people I feel like the white man versus
native americans.
I can choose to understand their world, but they have the greatest
difficulty understanding mine, even if they wanted to.
In my case: they
DON'T want to.
People fear the unkown and what doesn't fit their vision
for the future. A vision they outlined without taking into acount that
there's a world outside themselves that can't be controlled.
A lot of
people are the tyrants of their own lives and the persons around them.
I wonder if the sweet, well-meaning parents of my girlfriend would chop
off her hand if it gave them the full reassurance that she would never
mary me.
Now I have some experience with rejection and the thing with
rejection is that it's so easy to do so.
My forbidden relationship that is a threat to the safety of mankind
I'm damned if I do and I'm damned
if I don't.
I'm lucky they don't/can't realize that I don't give a
damn.
Because the world doesn't implode when she and I sit together on
a couch and I show her good movies, good literature and good music
while she shows me the true value of things, teaches meFarsi and offers me more than just a
peek behind the curtain of her culture.
It's painfully funny how some people
spill their energy trying to torpedo something that is just a
relationship,
nothing more than two people who enjoy spending time together.
We don't
harm each other in any way.
And I am exactly what she needs. Maybe not
for the next twenty years, although that's possible too, but at the
moment, I add something to her life that was missing.
And it makes her
HAPPY, so it can't be that bad. (an idea I borrow Sheryl Crow)
Love, peace, empathy (Kurt Cobain)
Kind regards from a writer who's never going to pretend in order to
please
I'm
a 25-year old Belgian guy. I got a degree in Slavic languages and am
now studying to be a teacher (or at least pretending to).
Why I'm starting this blog:
I have the feeling I have awoken from a very deep egocentric slumber.
I was very focussed on my own tiny little problems (mainly trying to put my ego on the map)
What
made me realize that I was such a useless egotripper is the fact that
I'm in a new relationship with an Iranian girl who lives in Belgium
with her parents.
She's in med school and is extremely bright and very philosophical.
She
tells me a lot about the situation in her original homeland and the
last couple of weeks I find that I have to do something.
I live and have always lived in a land of plenty.
People
over here have everything materially, moreover: they have access to all
possible media and they can say whatever (well, practically) they want,
without risking to be executed.
Only,
They're not satisfied and constantly bitch about nothing, invent problems where there are none,
they
enjoy freedom of speech, but make no use of it, because they don't have
opinions other than opinions concerning the state of their neighbour's
lawn.
We have nothing to rebel against, we're very ego-minded
and a lot of people over here, especially people my age, have a
narcistic streak.
My girlfriend tells me about Iran, even teaches me Farsi, and I think:
hell, why don't we do something about that?
I want women in Iran to be allowed to walk around in clothes of their own choosing.
I
don't like war, in fact I hate it, but I'm not against the war in Iraq
(regardless of the question whether America started that war for the
proper reasons)
I agree with the Dutch writer, Arnon Grunberg when he says:
the world won't be a better place if America loses that war.
I believe that a lot of the boys over there believe in what they are doing and I respect them for it.
I
myself, at this point in my life, would be very reluctant to go and
risk the loss of my leggs patrolling down the streets of Baghdad.
I know this could sound provocative, but I really do believe that religion is poison.
I quote Tori Amos: 'I got enought guilt to start my own religion'
People kill others in the name of an invented story.
All that because they're looking for a way to give some direction to their lives.
A gift they didn't ask for and don't know how to deal with.
Let's stop all this non-sense.
Call
me a dreamy idealist, but I believe in a world in which everyone is
free to live the life that he or she wants, without harming others.