De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
26-01-2009
Maryam en William naar de laatavondfilm Revolutionary Road
Moeilijk om te zeggen of
ik dit nu een goede film vind of niet. De laatste tijd betrap ik mezelf er dan
op dat ik het oordeel van mijn vriend Pieter-Jan probeer te raden en dat dan
makkelijk overneem.
Los of ik de film nu goed vond of niet. Hij deed mij
alleszins iets. Logisch, het gaat om de themas die mij bezighouden: geluk
vinden, het ding vinden waar je goed in bent en daar dan je brood mee
verdienen, het leven niet spelen volgens de ongeschreven, maar al te dwingende,
regels.
Paar pijnlijke uitspraken gehoord. De voorwaarde om te
kunnen huisje spelen, is een job die je haat. Herkenbaar. Verder herkenbaar:
een vrouw die naar Parijs wil. Die er niet uit wil, maar er in wil. Uit in
slaap wiegende leegheid, in bruisend, voelbaar leven.
En een omgeving die dat beschouwt als een kinderlijke droom.
De moeder van mijn vrouw zegt ook: je moet leren gelukkig zijn onder de hemel
die je nu boven je hebt. Vluchten van jezelf kan niet, zo ver ga ik akkoord. Maar
ik wil niet de nachtmerrie van mijn tienerzelf leven. Als een kantoorslaaf elke
nieuwe zonsopgang verwensen. Ik kijk naar Leo die de hele film door bijna met een das om zijn nek rondhuppelt. Is
er iets fundamenteel anders aan mijn hersenen als ik daar allereerst een strop in
zie en dan pas een kledingstuk?
Mijn vader is gestorven aan angsten. Zijn panische
angstaanvallen waar je uiterlijk trouwens niets van merkte- zijn hem te veel
geworden en dus heeft hij zichzelf verstikt. Ik lag vannacht ook weer met
angsten. Het D*mo-water steeg mij weer naar de lippen, en de grote, grote angst
van nooit in dit leven genoeg aandacht te krijgen, niet herinnerd te worden,
tenzij door mijn eigen kinderen. De grootste nachtmerrie van elke denkende man:
second rate zijn.
The Wheelers in deze film zijn anders. Nu, in mijn
vriendenkring zijn er velen die anders zijn, maar ondertussen wel de conventionele
natte droom leven en er een feest van maken daar in de nine to five world,
terwijl ze hun vroegere dromen nu al in de diepvries stoppen.
Andere uitspraak: je hebt geen ruggengraat nodig om een job
te ondergaan die je haat, je hebt ruggengraat nodig om de job te doen die je
wil. Misschien geen al te knap gemaakte film, maar die oorvijg was alleszins
wel raak.
Revolutionary road kun je, als je ook zon nette Germaanse
sorteerdersmentaliteit hebt, in de zelfde rij plaatsen met films als The war
of the Roses of een flauwere versie van Whos afraid of Virginia Woolfe?,
maar ook met een film als Fight Club of American Beauty, al doet de film
helaas onder voor elk van de voorgenoemde.
Er is een scène waar je Leo in maatpak ziet lopen tussen een
massa andere ventjes ook stuk voor stuk in maatpak. Ze dragen zelfs allemaal de zelfde hoed. Hoe
écht is dat niet? Stel een camera op, hier in het Sint-Pietersstation, s
ochtends op een werkdag en je ziet een mierennest van mensen die allemaal een
kopie van een kopie van een kopie zijn.
En wij mensen zien films als Revolutionary road, krijgen
het er eens goed ingepeperd hoe blind we zijn voor onze eigen dromen, maar de
volgende dag doet de Grote Gevaarlijke Kopieermachine gewoon lustig verder en
zitten de treinen terug vol uitgedoofde mensjes die als ze eerlijk zijn hun
leven verwensen. Als ze eerlijk zijn, want zoals ze in de film ook zeggen: de
waarheid blijft wel altijd bestaan, maar de mensen worden met de jaren gewoon
steeds beter in liegen.
Nu, ik wil niet liegen, en ik wil niet over 28 jaar met mijn
schamele zelfmoord even de aandacht vestigen op een maatschappij vol
verstikkende regeltjes die niet bij mijn persoonlijkheid pasten. Geen leugens
meer. I dont want out, I want in
Zonet beëindigde ik mijn lectuur van Jurek Becker Jakob der Lügner. Een boek dat gebouwd is op leugens tijdens WOII, verzonnen door het hoofdpersonage. Het leven is dan ook een grote leugen.
Ik stel me voor dat ik in een joods getto woon, dat ik me na achten niet op straat mag vertonen om niet afgeknald te worden. Dat ik iedere dag de mij opgedragen taken moet uitvoeren zonder één woord, zonder één moment van zwakte, zonder rust. Volgens mij ben je mentaal allang gestorven, tenzij je je hoop erop vestigt dat alles voorbij gaat. En dat gaat het zeker, het is enkel de vraag of dat dan slaat op de toestand of op je eigen leven. En in hun geval
Jakob had zogelogen een radio, die moest verklaren hoe hij aan informatie was gekomen over de opmars van de Russen richting Duitsland. Hij was zogelogen na achten buiten geweest de droge humor van een Duitser en bijgevolg moest hij zich melden bij de Ortskommandant. Daar hoorde hij via een radio het nieuws ... Jakob werd terug naar het getto gestuurd, met dank aan de menselijke Ortskommandant, die de duitse humor doorbrak. Daar levend wegkomen was al een uitzondering, je zou door je lotgenoten als verrader kunnen aanzien worden, vandaar de leugen over het zogenaamde eigen bezit van een radio. Het begin van alle ellende.
Het spreekwoord zegt: Je biedt ze een vinger, ze nemen een hand. Je biedt ze een hand en ze nemen je hele arm. Laat dat nu net zijn wat Jakob overkomt. De informatie over de naderende Russen en de daaropvolgende essentiële hoop voor de joden in het getto smaakt naar meer. En zo moest Jakob steeds opnieuw situaties uitdenken over het verdere verloop van de Russische opmars. Leugens van de Lügner. Hoop voor zijn makkers. En dat hield hen voorlopig althans in leven.
Als ik zeg dat het leven een grote leugen is, hoeft dat niet noodzakelijk als een negatieve visie op het leven te worden geïnterpreteerd. Soms ga je veel gelukkiger door het leven dan als je de volle waarheid zou kennen. Dat Jakobs beste vriend Kowalski zich ophangt nadat Jakob hem uiteindelijk verteld heeft, dat de radio niet bestaat, is daar een levend nu dood bewijs van. Hoe dat allemaal verder evolueert, laat ik aan de geïnteresseerde lezer over om het zelf te ontdekken.
En wie weet, was al wat ik zonet schreef wel één grote leugen
Zwartbloes dichtte zorgzaam het kuiltje en klopte daarna
haar handen af, haar vingers kleefden vol bloesem. Ze keek naar de benen van
haar metgezellen en zag dat ze alle drie stuk voor stuk tot halverwege hun
kuiten vol roze smurrie kleefden.
Waarom doe je die moeite? Hier groeit toch nooit iets?,
vroeg Tuhali met een verveelde zucht. De kleinste van de drie vond het
aftelsysteem van Zwartbloes maar tijdrovend en nutteloos.
Laat haar, sprak Aïndjau kalm. Kerdoestruiken groeien
overal, die hebben zo goed als niets nodig.
Tuhali bedekte haar huid terug zorgvuldig. Zwartbloes gooide
haar draagzak over haar schouders en het drietal zette hun tocht verder. Het
meisje met de volste heupen, met haar karakteristieke, zwarte kleren ging
voorop. Zij was degene die de windstreken het beste uit elkaar kon houden. Ze
moesten pal westwaarts blijven lopen, zo had de dorpsoudste het gezegd.
Zwartbloes keek omhoog naar de lucht en bleef er zich over
verwonderen. In de bloesemwoestijn kon je zelfs overdag de hemellichamen zien.
De slinger, de wip en het rad. Als je meeliep met de baan die het projectiel
van de slinger aflegde, liep je zeker naar het westen. Elke tien lazeh vuurde
de slinger een fluogroene bol af, volgens wetten die niemand begreep. Niemand
die zelfs wist of de hemellichamen tastbaar waren of slechts
kleurverschijnselen waren.
Zwartbloes kreeg er hoofdpijn van als ze de principes achter
het universum wilde doorgronden. Er waren wel de mythes, maar hoewel ze dat
leuke verhalen vond, hechte ze er geen enkele wetenschappelijke waarde aan.
Het meisje met de ogen, die steeds blonken van verwondering, had voorgesteld
om overdag te schuilen voor de hitte en te stappen in de koelte van de
duisternis, maar haar gezelschap was tegen geweest. Ze konden niet wennen aan het omgekeerde leefritme en de slinger, hun richtingaanwijzer, was hier toch overdag
zichtbaar.
s Nachts sliepen de drie achter windschermen, daarvoor
droegen ze doeken en bundels stokken met zich mee. Slechts één keertje hadden
ze het zich geriskeerd om zonder te slapen, omdat ze te moe waren. Maar die
nonchalance hadden ze zich al snel beklaagd. Toen de Tufan, de typische
woestijnstorm, opstak, kwam er van slapen niets meer in huis.
Tegen de ochtend zat de bloesem overal, in hun oren, neus en
ogen. Hun keel plakte bijna dicht met het fijne roze stof en hun spullen lagen
her en der verspreid, meegezogen door de natuurkrachten. Sindsdien stopten ze
elke dag een halve saad eerder om hun kamp stevig uit te bouwen.
De drie zaten ondertussen aardig achter op hun schema. Des
te groter was hun verbazing toen ze de contouren van de hoofdstad twee dagen
eerder zagen liggen, dan hun meest optimistische berekeningen voorspelden.
't oud Clooster: waar het kaarslicht zijn werk goed doet
Snüffel en Boelie waren het er over
eens dat een gastronomische tip niet kon ontbreken. We geven jullie al vast het
adres mee:
Restaurant t Oud Clooster
Zwarte Zusterstraat
9000 Gent
Tel: 09 233 78 02
t oud Clooster heeft zijn naam
niet gestolen. Het is écht een oud klooster. Je eet er tussen schimmen van dode
geestelijken, die komen loeren naar mensen die zich overgeven aan de zoetheden
des levens.
Als je dit restaurant binnenstapt,
word je meteen in de juiste sfeer gezogen. Alles doet er op een gezellige
manier oud aan. De bediening is voortreffelijk. Vriendelijk, snel, behulpzaam.
Alles tot in de puntjes verzorgd. Brood bij de maaltijd komt in een kartonnen
zakje. De menukaarten hangen bijna uit elkaar. Ja, dit restaurant wordt
dagelijks overspoeld (tenzij op maandag, want dat is hun sluitingsdag. Tevens
de favoriete sluitingsdag van de meeste restaurants in Gent. Voor dates op
maandag moet je in het Voske wezen, aan het St-Baafsplein) Reserveren is dus
echt aan te raden.
t Oud Clooster biedt
traditionele kost, maar met een originele, persoonlijke toets. De kok heeft bijvoorbeeld
de eigenaardige gewoonte om bij elk gerecht ook fruit te serveren. Zo zal je
zowel op spaghetti, als bij stoverij, als in je rijstpap, een schijfje
sinaasappel of een stukje kiwi vinden. Vraag ons niet waarom. De man heeft
gewoon zijn eigen stijl. Het eten is prijselijk en overheerlijk. Alleen de
spaghettis (ze hebben er twee) vinden wij ietwat aan de zoete kant. Maar voor
het overige: alsof een engeltje op je tong pist.
Interessant weetje: ik heb mij
ooit wijs laten maken dat er zich ergens in het restaurant een beeld van Jezus
bevindt, met bewegende ogen. Vind het en de eigenaar geeft een rondje van het
huis. Als het waar is, moet dit beeld wel goed verscholen zitten. Het werd nog
nooit ontdekt. Ik heb mij in elk geval suf gezocht. Uiteindelijk smokkelde ik
zelf een heiligenbeeld met bewegende ogen binnen. Omstreeks middernacht weende
het zelfs bloed. Het mocht niet zijn. De uitbater trapte er niet in. Het
Vaticaan tijdelijk wel.
We willen graag toegeven dat dit
één van onze favoriete restaurants is, maar we zullen het ook niet radicaal de
hemel in prijzen. Een nadeel bijvoorbeeld is de beperkte keuze aan gerechten.
Dat wordt gecompenseerd door de weeksuggestie, maar toch. Zelf vinden we hun
brochettes en hun stoverij echte aanraders. De bijhorende frieten zijn
eersteklas. Hun spaghettis (ze hebben er twee) kunnen ons minder bekoren. Die
zijn nogal aan de zoete kant. Voor vegetariërs is de keuze al helemaal miniem. Die
moeten het, vrees ik, met kaas en pasta stellen. Het aanbod aan dranken is
gelukkig ruimer. Ze hebben alles wat je van een degelijk restaurant mag verwachten
en misschien zelfs ietsje meer. De wijn van het huis kun je met een gerust hart
bestellen. Die serveren ze overigens in een rustiek ogend kruikje. Tenzij je
voor een hele fles gaat natuurlijk.
De porties in t Oud Clooster
zijn ronduit gul te noemen. Voor een kleine honger moet je er niet wezen. Dat
zou maar zonde zijn. Naast dit, is en blijft hun belangrijkste troef de sfeer.
t Oud Clooster is de ideale plek voor een gezellige date. Belangrijk in dit
verband zijn hun desserten. Ze hebben er maar twee, maar het zijn wel meteen twee
schoten in de roos: tiramisu en rijstpap. Wij moeten de eerste vrouw nog
tegenkomen die geen van beide lust. Zelf vind ik hun tiramisu beter dan hun
rijstpap. Maar dat kan aan de obligate schijf sinaasappel liggen. Misschien
moet ik maar eens vragen om die achterwege te laten. Probleem met de
nagerechten is: meestal zit je zo vol dat er geen plek meer is voor toespijs
(vreselijk woord maar een mens moet variëren). Schaam je echter niet om er
enkel dessert te bestellen. Ze zijn te lekker om nooit te proberen.
In de zomer kan je er ook buiten
eten, op een charmant ingericht koertje. De toiletten bevinden zich sowieso
buiten. Ze zijn aangeduid met koddige pictogrammen die we hier niet handmatig
zullen reproduceren. Het restaurant zelf is makkelijk te vinden. Gewoon bij de
Kastard even om de hoek piepen.
Een leuke afsluiter is niet ver
af. Als jullie niet te moe zijn en jullie portemonnee kan het aan, trek dan
naar de Limonada. Op vijf minuutjes ben je er. Zak weg in de zachte poefs van
deze cocktailbar en tater de nacht de weg.
Om kort te gaan: check it out! En
als iemand onder jullie de hoger vermelde jezusfiguur ontdekt, vergeet het dan
niet te melden aan de redactie.
Zondagavond. Al drie dagen hondsneerslachtig, niet alleen omdat mijn vader op zijn originele manier een levenseinde gekozen heeft, maar omdat mijn maag al lelijk doet, bij de gedachte terug aan die rotcomputer te zitten en bestellingen op te volgen voor een product waar ik helaas geen ene fuck om geef. In een kurkdroge omgeving, met bedienden. Geen arbeiders. Arbeiders kunnen tenminste nog eens grappig uit de hoek komen. Die durven tenminste tamelijk luidop hun bazen belachelijk maken.
Moest ik nu nog verbandmiddelen voor troepen aan het front op transport moeten krijgen, dan zou ik de 'betrokkenheid' waar de baas het zo graag over heeft, misschien wel voelen. Nu dus niet.
En in mijn hoofd geef ik al les, in mijn gedachten waarschuw ik mijn leerlingen al voor de grote boze wolf die de volwassenenwereld is.
Boelie braafzak die zich bijna uitsluitend echt kan uiten in geschreven vorm. Boelie de Skald die alle mogelijke verantwoordelijkheden zo goed mogelijk omzeilt om te kunnen schrijven en die eeuwig naar manieren zoekt om productiever te zijn.
'Hoe kun je dan nog productiever zijn? Dat lijkt wel alsof je die acht uur arbeid per dag ziet als een soort pauze in je activiteiten.'
Je kan enkele honderden vrouwen nu van straat plukken en over drie weken doen ze mijn werk al beter dan ik. Gesteld dat ze een beetje talenkennis hebben en verder niet te veel interesses hebben, buiten 's avonds wat tv kijken.
Boelie braafzak die liever gitaar zou spelen, kortverhaaltjes verkopen, het schoolkrantje onveilig maken en handelen in empathie.
Ik produceer empathie aan de lopende band, kan ik meteen een handel in beginnen. Boelie braafzak de leraar, die semi-paternalistisch de jeugd schoolt in eigenzinnigheid en de kunst van leven en laten leven.
Als ik kon zingen, kweelde ik voor heel de straat 'I wanna break free' van Queen.
Nog vier maand bij de Dombo's en dan wacht het excentrieke leraarschap.
Onorthodoxe visie op de slachtpartij in Dendermonde
Van onze man op de effectenbeurs voor kinderlijken:
inflatie grijpt ook
toe in de nieuwsgaring, zo blijkt.
Een zwarte baby die uit een levende mama gesneden wordt met
een machete, ergens in een ver land als Kongo heeft een nieuwswaarde van 1
tegen 1000, in vergelijking met een baby die aan gort gesneden wordt in
Dendermonde.
Hoe geografie de waarde van een kinderleven bepaalt.
Voor wat in Dendermonde gebeurt, heeft onze burger uitleg
nodig. Negertjes die elkaar uitmoorden behoeven verder geen uitleg, zolang de
grondstof voor onze gsms maar vlot onze havens blijft bereiken.
Ja, maar, William, dat is totaal niet te vergelijken! In
Afrika is het oorlog.
Juist, dan mag het, dan is het pas raar als er geen babytjes
in repen eindigen.
Nu zitten we met zn allen te wachten op meer informatie.
Waarom doet die kerel dat? Geschminkt, mogelijk zoals the Joker uit The Dark
Knight, pittig detail dat nog een morele dimensie toevoegt: zijn zulke films
wel toegelaten?
Een echte moordmachine horen we in de media. Van echte
horror gaan onze tenen toch nog altijd lekkerder krullen dan van fictieve
bloeddorstigheden.
Maar goed, waarom een moordmachine? Waarom in Dendermonde? Die
kerel woonde niet eens in Dendermonde. En waarom babytjes?
-een pedofiel die zijn neigingen onderdrukte en uiteindelijk
kleine kindjes strafte voor hun verleidelijke effect op hem?
-iemand die nooit aandacht kreeg en zichzelf eens loeihard
in de kijker wilde spelen?
-traumas opgelopen als kleuter?
-iemand die gewoon graag in de belangstelling wil staan?
-compleet ontoerekeningsvatbaar? (wat dat dan ook mag zijn, altijd
wat moeite gehad met dat idee)
-gewoon een sadist die zijn moment eens wilde hebben?
-zelfvernietigingsdrang uitgewerkt op anderen?
-iemand die ons concept van huisje boompje tuintje op die
manier wil aanvechten?
-jaloers op mensen met een normale gezinssituatie?
-of toch een net iets te grote fan van The Joker?
-iemand die compleet in zijn eigen realiteit leeft met een
andere logica?
Als die jongeman een natie vertegenwoordigt die in oorlog is
met België, dan stellen we ons natuurlijk verder geen vragen. Dat zijn dan
gewoon Afrikaanse oorlogstactieken die ook ingang vinden in de Westerse manier
van oorlogsvoeren.
Dan moeten we die jongeman verder onze voorpaginas niet meer
gunnen.
Vrijdagmorgen. Een vluchtige blik op mn klokradio zal me niet verder helpen. Stress is er sowieso op een examendag, of je nou nog veel tijd hebt of niet. Precies op de middag zal ik mijn kennis van de Duitse taal mogen tentoonspreiden. Ik zou liegen als ik zeg dat ik me uitstekend heb voorbereid, alhoewel De Bayern-nieuwsbrief is uit het leven gegrepen Duits, en de teksten van Die Apokalyptischen Reiter - al zijn die soms moeilijk te onderscheiden van razende drilboren - zijn ook niet te onderschatten. Maar goed, zoals de regel het voorschrijft, begin ik in ijltempo mijn cursus door te nemen, in een poging er nog enkele betekenisloze woorden in te stampen. Klokslag 10u brengt mijn auto me naar het station. Ik heb hém laten rijden zodat ikzelf kon studeren. Op de trein ging dat nog een stuk eenvoudiger.
Zitternd vor Angst. De heer TL ontving me omstreeks 11u45 in zijn ietwat geurende bureau. Drie opeenvolgende dagen bezocht door studenten met teloorgaand angstzweet. Nu mag ik in die vijver gaan drijven. Ik werd doorverwezen naar het aanliggende lokaal om mijn vragen voor te bereiden. Twee stuks, waarvan één leesopdracht en één uitsluitend beeldende ministrip die in het Duits moest naverteld worden. Het voorgeschreven kwartier had ik niet volledig nodig, het vingerdraaien kon beginnen.
En bleef ook duren. Het werd vijf na, tien na, kwart na Geen spoor van de heer TL. Rekening houdend met onvoorziene omstandigheden nam ik dan maar het leesboekje ter hand. De derde bachelor die mij vergezelde wachtte eveneens op zijn docent. De twijfel over de tijdsduur van mijn voorbereiding nam grotere proporties aan. Gsm-gebruik is niet toegestaan tijdens examens, maar in dit geval? Ik bracht enkele mensen op de hoogte van mijn benarde situatie waarin zij echter geen hulp konden bieden. Tot overmaat van ramp zag ik ondertussen een gedeelde lunch verloren gaan. Het zouden weer de straatstenen worden.
Het werd twintig na. Ik klopte aan bij TL. Geen antwoord, zelfs geen gemor. Ik drukte de klink naar beneden en duwde de deur tien centimeter verder open. Niemand. Ik was verloren. Vooralsnog enkel uit het oog. De deur die ik zo gevreesd had scheen me toe als mn enige redding. Uiteraard vast.Wat doe je als je opgesloten zit in het kantoor van een professor. Als ik er nu zo over nadenk is het weinigen gegeven deze situatie ooit te beleven. Maar maak je geen illusies, de omstandigheden waren er niet naar om niet-christelijke verlangens tot uitvoering te brengen. De enige vraag die me bezighield was hoe ik uit deze beangstigende ruimte kwam.
Het risico dat geciteerde TL zou binnenkomen juist op het moment dat ik wanhopig een uitweg zocht in zíjn kantoor leek me te groot om er nog langer te verblijven. Via de tussendeur kwam ik dus terug in het aanliggende lokaal. En de redding was nabij. Ik hoorde een bos sleutels met elkaar ruzie maken over wie aan de beurt was. De derde haalde het en de deur van het aanliggende lokaal ging open. In de deuropening verscheen een professor, zeker geboren in de Nachkriegszeit (en dat zeg ik enkel omdat ik het zon mooi woord vind), die zijn derde bachelor vriendelijk verzocht het examen te komen afleggen. Ik greep mijn kans en sprak hem aan met de (aan Homerus geleende term) gevleugelde woorden: Entschuldigung, sehr geehrter Herr
Daarna schakelde ik met zijn instemming over op het Nederlands en vroeg hem of hij zijn collega kon opspeuren. Zoals altijd is daar het ondergewaardeerde secretariaat dat een student in nood te hulp komt.
De heer TL zal spoedig hier zijn. Hij was u niet vergeten en neemt u om half één het examen af.
Mijn horloge en gsm spreken elkaar niet tegen, het was reeds twintig voor één. Bovendien stond in de zeer nauwkeurige planning beschreven dat ik om 12u het examen zou afleggen en een kwartier voorbereiding kreeg. Ik spaar u mijn innerlijke verwensingen.
En daar trad hij dan in het licht. In vol ornaat getooid, zoals het een Duitse keurvorst betaamt.
Al spoedig ontdeed hij zich echter van deze gracieuse kledingstukken tot enkel de traditionele outfit van TL overbleef. Nog in verwarring van de plotselinge wending in mijn studentenleven verstond ik van zijn eerste zinnen slechts tweemaal Entschuldigung. Een zin waarvan de intonatie steeg en een blik in mijn richting, dat moet een vraag zijn. Ik mompelde iets van etwa eine Stunde gewartet en trachtte mijn aandacht te richten op de Bildergeschichte met de titel Praktische Erfindung. Het ging om vader en zoon die hun hond uitlieten. Deze liet geen enkele boom of lantaarnpaal onbenut. In andere omstandigheden zou het me op ideeën kunnen brengen. Voor de volledigheid geef ik mee dat het hondje uiteindelijk een boomstamkarretje met zich mee kreeg, zodat vader en zoon niet telkens hoefden te wachten. En wat heb ik dat laatste woord ongemeen hard beklemtoond althans in gedachten. Na een dialoog te hebben voorgelezen was het tijd voor de ware foltering. Zinnen onvoorbereid vertalen. Ik had graag wat langer gewácht met mijn antwoorden, maar die wens zou toch niet ingewilligd worden. Hij heeft me dikwijls op de goede weg moeten helpen, maar dat mocht ook wel.
De naamloze arbeider, een doorsnee dag uit het leven van mijn vader
De naamloze arbeider kraakt uit zijn bed. 20 over 4.
Barstende hoofdpijn en geen kater te bespeuren. Hij duikt in zijn
rondslingerende kleren, een afgewassen James-Dean-outfit. Het bed davert nog na
van de ronkende wederhelft in de bloemetjesjurk. Behulpzaam als altijd proeft
ze samen met hem de ochtendstond. Die geeft geen goud, maar hoest in de mond.
De naamloze arbeider tast naar zijn bril op het nachtkastje. Daarna daalt hij
de gammele trap af. De vermelde bloemetjesjurk volgt. Met bloeddoorlopen ogen
duikt hij de badkamer in. Ondertussen smeert de wederhelft zijn boterhammen.
Om kwart over vijf is
hij helemaal opgelapt voor een nieuw verblijf op fabriek I. De zomerlucht prikt
hem in de neus. Hij neemt plaats in zijn tweedehandse Toyota. De naamloze
arbeider kan op weg. Halverwege wipt hij al uit de wagen, na gestopt te zijn,
het moet gezegd. Twee kranten wisselen van eigenaar. De auto bolt verder.
Uiteindelijk doemt een grauw gebouw op met dito parking. De N.A. stationeert
zijn kar. Hij sloft gebukt als een vader van vijftien kinderen die net te horen
heeft gekregen dat het kindergeld afgeschaft is, de poort binnen. De portier
knikt hem vriendelijk toe. De betaalde lamzak zit in een strandstoel. Hij nipt
aan zijn tweede jenever met koffie.
Ondanks zijn scheve ruggengraat wurmt de N.A. zich in zijn
gevangenisplunje, sorry werkoverall. De kleedruimte wordt opgevrolijkt door de
joelende collega's. Met veel animo worden alle presentatrices van de
commerciële omroep gewikt en gewogen. Die heeft hangers, die is een ijskast,
daar kwam ik van m'n leven niet meer af. De collega in kwestie komt er van z'n
leven ook niet op. De werkmannen, waar heus hoogleraren letterkunde aan
verloren zijn gegaan, duiken naar de koffiemachine. Zij voegen geen scheut
jenever toe. Voor acht uur zit die veilig verstopt in de gewiekst uitgezochte
bergplaats van thermos. De N.A. diept één van zijn paar kranten op. Hij leest
tot het onverbiddelijk 6 uur slaat. De kranten worden opgeborgen. Om dit proces
met succes te volbrengen, dient de makkelijkste krant achterhaald te worden.
Een welgemutste medewerker is er mee aan de haal.
De N.A. gaat aan de slag. Milleke met de rode neus komt hem
zijn plek toewijzen. Naast rode hond komt in het dorp van de N.A. ook rode neus
voor. Het eerste is bijzonder gevaarlijk voor zwangere vrouwen, het tweede voor
vrouwen in het algemeen. Doorgaans loop je het op door te diep in het glaasje
te kijken.
Milleke weigert categoriek elke behandeling. Hij wijst de
N.A. de vier toe.De arme werkmier wist ook zo wel dat het lot hem daar zou
voeren. De vier is een helse installatie. Het is van de tijd van Daens geleden
dat er zo'n industrieel kreng bestaan heeft. Onverschrokken neemt de N.A. zijn
stek in. Daarna gaat het van tsjakke tsjakke tsjak.
De N.A. denkt hierbij aan de 'grote terreur' van
Robespierre. In gedachten worden de adellijke bollen bij elke tjsak van de
machine, gescheiden van de sputterende rompen. De denkbeeldige plas bloed deint
gestadig uit.In een ondeugende bui informeert de N.A. bij buurman Leo of die
geen nattigheid voelt. Leo heeft sinds het doven van zijn laatste sigaret om
vijf voor zes enkel naar de volgende gesnakt. Hij denkt even na, nou ja, doet
vrij overtuigend alsof en roept dan uit: "Ach, die geleerde mannen hè,
altijd commentaar." Dat doet hij dan met een air van: mij vang je niet
kameraad, ook al kijk jij doc-u-men-taires en ik niet.
Om half 9 verschijnt er 'ene van boven' met een thermometer.
Hij wil eens zien of de mannen het niet te warm hebben. Om 14u, als de zon het
hoogst staat, zie je die vent nooit. De heren houden dan siësta. Siësta komt na
lunch en voor het vieruurtje. Voor de lunch is er de ochtendbabbel en na het
vieruurtje volgt de babbel ten afscheid. Inhoudelijk is er geen verschil. Het
onderscheid tussen die van boven en die van beneden is simpel. Die van boven
kenden iemand die iemand kende die iemand kende. Die van beneden kenden alleen
maar iemand. Geluk op de werkvloer is een lange arm.
De thermometervent drukt de mannen op het hart vooral veel
water te drinken. Hij wijst hierbij op het lauwe bocht, ergens voorbij de
ingang. Het staat op de enige plek waar het zonlicht het kan omhelzen.
Celsiusman verdwijnt met de glimlach. Zijn zware dagtaak is ten einde. Boven
klinkt gejuich. De bedienden ontdekken de wonderen der pornosites. Schafttijd
om tien uur zonder schaften. De maag weigert dienst. Verder dezelfde twee
kranten en de beunhaas die er één ontvreemdt. Die met de prentjes.
Presentatrices van een andere zender met nog grotere hangers maken de
conversatiestof uit. De jenever heeft nu zijn weg gevonden naar het zwarte
brouwsel dat hier koffie heet. Het oppeppende drankje wordt genuttigd in witte
plastic bekertjes. Voor de werkman is niks te goed. Links van de N.A. ontpopt
zich een gesprek, los van de gebruikelijke tetten-met-aangehechte-blondine
-problematiek.
X: Dit weekend waren we met de kinderen aan zee. Het weer
was goed en mijn vrouw wou weer geen hele dag tussen vier muren zitten.
Y: Wij gaan binnenkort ook eens.
X: Op het strand was het natuurlijk op de koppen lopen. Zo'n
drukte. Eén dag zon en iedereen wil de zee zien.
Y: Zo is het.
X: Ik vroeg nog aan mijn vrouw: kunnen we niet beter ergens
anders heen? Maar ja, er was geen houden aan
Y: Mijn vrouw is ook zo.
X: Maar we hebben er een leuke dag van gemaakt.
Y: Zo hoort het.
X: Zo eens een dag er tussenuit. Dat moet kunnen, vind ik.
Y: Dat is zeker.
X: Wij verstaan elkaar.
Y: Als je dat maar weet.
Na een halfuur pauze in deze paradijselijke oase, gaat de
N.A. er weer vlijtig tegenaan. Tsjakke tsjakke tsjak doet de machine. Dit keer
brengt de verbeelding van de N.A. ons naar het gezegende Paschendaele anno
1916. Bij elk tsjakje gaat er een Brit met vliegende-schotel-helm tegen de
Vlaamse vlakte. Enkele tienduizenden Tommy's passeren zo de revue. Stuk voor
stuk lijken ze verdacht veel op een select aantal collega's, vooral als ze
enkele trappen hoger staan in de goed uitgedokterde hiërarchie van de fabriek
I.
Uiteindelijk nadert de klok het lang afgesmeekte tijdstip
van twee uur. Het heilige moment waarop de volgende 'chain gang' zijn beste
kreupele been mag voor zetten. "All things must pass", zong Harisson.
Dat schijnt zelfs te gelden in fabriek I. Groot jolijt in de kleedruimte als de
overalls uit mogen. Er wacht hen nog een leuke verrassing.
Vandaag heeft er weer
een opgeschoten kleuter in de douches gescheten. Bij de ene duurt de anale fase
al wat langer dan bij de andere. De N.A. maakt nooit gebruik van het sanitair
onder het motto: 'wel verdoemd, niet gek'. Hij wast zijn handen en kijkt in de
spiegel, terwijl hij koud water in zijn gezicht plenst. In zijn hoofd hangt een
vette mist. Met een dood hart maakt hij zich uit de voeten richting vrijheid.
Ze zal van korte duur zijn. De portier slaat hem wijselijk over. Die wil niet
de spreekwoordelijke druppel zijn. De beschonken lijntrekker stelt zichzelf
gerust: "Die steelt niet." Nee, iemand met een sluimerende
moordenaarsblik à la Dzjenghis Kahn, steelt niet in de ogen van de portier. Die
blik gaat mee de auto in. De N.A. scheurt weg.
Al snel nadert hij zijn biotoop. Eerst moet hij voorraden
inslaan in de lokale supermarkt. Het verkeerslicht heeft hem gezien en springt
op rood. Een zonnebanknicht huppelt vrolijk - hoe anders?- uit het
schoonheidsinstituut. De N.A. rijdt hem niet faliekant de onthaarde, gebruinde,
ingewreven, gemasseerde benen van onder het verwijfde tennislijf. De N.A. stapt
niet uit om de geblondeerde Nieuwe Man finaal aan stukken te scheuren. Waarom
niet zal altijd een raadsel zijn.
Tergend traag
verschijnt het groene licht. Even later bolt de N.A. de parking van de
supermarkt op. Vandaag is het woensdag. Woensdag is het jengeldag. Dat wil zeggen: elke klant heeft zijn eigen
lawaaierige opdondertje van vier tot zeven jaar meegebracht. De kleintjes
krijgen hun zin niet en zetten collectief hun keel open. De waterlanders
schieten alle kanten op. Vooral de afdeling met de K3-choco is bijzonder
vochtig. Als een American Football player op jaren ploegt de N.A. langs de
rekken. Zijn bloeddruk stijgt. Aan de kassa wacht het wicht met de verlamde
gezichtsspieren. Met lachen zijn we opgehouden in '70. Hallo scherpe pijn in de
linkerarm, vaarwel supermarkt. De N.A. kan nu eindelijk huiswaarts.
Daar aangekomen, klinken hem de zoete klanken van de
boormachines die de straatwerkers vlak voor zijn deur vrolijk hanteren. De
afgestompte N.A. zakt in zijn ongemakkelijke zetel. Hij bladert nog even in de
beduimelde kranten. Ondanks de herriemakende kobolden bij de voordeur, dommelt
hij sneller dan gewenst in.
De tsakke tsjak brengt ginds in dromenland het geplande
bezoekje. De koppen rollen, het bloed gutst, de collega's grienen. De N.A.
schiet wakker. Buurman zet de grote middelen in. De keukentafel davert haar
vaste standplaats uit. De N.A. sleurt haar terug de keuken in en slaat dan maar
aan het koken. De bloemetjesjurk is onderweg en ze heeft honger. Om 17u stuikt
zij met een zucht binnen.
Het regent een resem
verwensingen, gericht aan een maatschappij die te veel waarde hecht aan
nietszeggende diplomas. Dat er toch geen andere manier bestaat om je brood te
verdienen, roept de N.A. vertwijfeld uit.
Gelukkig zijn de varkenspatatten geheel en al gaar. Zo gaar
dat de bloemetjesjurk vraagt: "Ha, fijn, eten we puree vandaag?"
Waarop de N.A. berustend "Het ziet er naar uit", mompelt. Na het
galadiner biedt de televisie soelaas. De
N.A. kan echter zijn ogen niet meer openhouden. Om 19u ligt hij in bed. Lawaai
of geen lawaai. Uit de klokradio op het nachtkastje, weerklinkt een deuntje uit vroegere tijden: "It's been a
hard day's night and I should be sleeping like a log, but when I get home to
you and I see the things that you do, it makes me feel al "
Op dat punt aangekomen, is het refrein niet langer toepasselijk.
De N.A. mept de klokradio uit. Het is verre van 'alright'. Het is Buchenwald
met meer voedsel. Op tv is daar vanavond een boeiende documentaire over, maar
die haalt hij niet meer. De N.A. heeft een dringende afspraak in
tsjakketsjakketsjakke-land.
over taal en cultuur filosoferen en ook roddelen met
Benjamin
filmpjes maken met Pieter-Jan, discussiëren over de
psychologische spelonken des mensen, vrouwelijke schoon en andere kunstvormen
met spaarzaam een pijnlijk zelfontledingsmoment
Dieter pushen om mijn scenarios uit te tekenen en
tussendoor de Sava afvaren
literair experimenteren met Maarten en samen mensen raken
Barbar drinken en poolen met Willem en een zaalshow in
elkaar steken tijdens 24 uur zetelzitten
naar de film trekken met Sebastiaan en samen cocktails
mengen voor bezoek
met van concentratie rood opgelopen wangen schaken met Ben
en grasduinen door zijn privé-videotheek
naar een feestje trekken waar Ruben draait, bij voorkeur in
openlucht, tijdens een zomernacht, in de tuin van een groot huis langs de kust
dronken door de straten zwalpen met Nico
als een fool for love met alle voorgenoemden met hun
wederhelften op ons eigen schip de wereld rond reizen
les geven aan jonge gasten en vermijden dat ze mijn fouten
maken en zelf jong van geest blijven
verhalen schrijven als broodwinning
verstrooid mogen zijn
op kunnen gaan in wat hij doet
geen nood ervaren om klaagstukken op zijn blog te gooien
Schets bij de eigengereide arbeider-intellectueel die mijn
vader was
Mijn moeder en ik herinneren Bruno als iemand die
aanstekelijke buien kon hebben van intense levensvreugde, passionele interesses
en artistiek genieten. Hij hield innig van muziek, van goeie films, humor,
vooral Britse, van militaire strategie en van discussies over geschiedkundige
en maatschappelijke themas.
Wij herinneren hem als iemand die met tinnen soldaatjes de
slag bij Azincourt wilde uitbeelden op de vloer van zijn ziekenhuiskamer om de
verpleegsters te hinderen in hun werk. Of een kamergenoot de gang op wilde
rollen met een bordje om zijn hals te koop. Onze buren zullen zich de geheel
eigen constructies herinneren die hij fabriceerde om sperziebonen te kweken.
Bruno was een man met een imposant karuur, maar met
twinkelend ondeugende ogen die oplichtten als hij het barbecuestel letterlijk
in de fik kon steken, bier over zijn hoofd goot als demonstratie van het beste
haargroeimiddel of midden in de nacht de schroeiende intro van Revolution van
The Beatles op het luidste volume draaide.
Een grappenmaker met een vagantenziel die s nachts danste
langs de snelweg of midden op straat luchtgitaar speelde op zijn rug en
achterwaarts over het voetpad schoof. Bruno had iets tegendraads in zijn ziel
en hij schiep er een ondeugend genoegen in om mensen te shockeren om ze daarna
te verwijten dat ze niet konden relativeren.
Hij had veel uiteenlopende interesses en was in zijn vrije
tijd bij momenten een soort teruggetrokken kamergeleerde, omringd met stapels
boeken. Nachtelijke gesprekken met hem waren een kleurrijke wandeling door de
wereldgeschiedenis voorzien van ontmoetingen met een karrenvracht historische
figuren. Kolonel Claus Von Stauffenberg, Edgar Allen Poe, Lewis Caroll, Hemingway,
Rasputin, de gebroeders Gracchus, Marcus Antonius of Atilla de hun, om er maar
enkele te noemen.
Hij had een voorliefde voor moedige, eigenzinnige mensen,
liefst met een socialistische ingesteldheid en toch ook een hedonistische kant.
In onze idolen herkennen we onszelf.
Het zal wellicht niet verbazen dat Bruno enige verwantschap
voelde voor mensen die hun levenslot in hun eigen handen namen, of mensen die
aan een duizelingwekkende snelheid leefden en jong stierven, zoals Brian Jones
van The Rolling Stones of Stuart Sutcliffe van The Beatles.
Hij had een rijke persoonlijkheid en mijn moeder en ik hadden
hem erg graag bij ons. Bruno deed zijn werk met veel tegenzin hij verwees er
naar als het kamp van Breendonk-, maar hij trok er wel elke dag fris
geschoren heen, bleef tot de laatste op zijn werkpost en was erg nauwgezet. Dat
weten we van collegas, zoals William de Moor en anderen.
Bruno was graag thuis en alleen met zijn kranten, LPs en
documentaires, maar als gesprekspartner was hij grappig, begripvol en altijd
oprecht. Hij had vele facetten; soms te intelligent voor zijn eigen goed,
bijzonder angstaanjagend als hij eens echt kwaad was, een fenomenaal groot ego
dat al eens naar boven kwam als hij te veel dronk. Dan durfde hij zijn
intellectuele capaciteiten wel eens gebruiken om je te intimideren.
Voor ons was hij een muziekspecialist, een historicus, een
humorist, schrijver van komische stukken, kok, tuinier en een harde werker. Hij
was ruimdenkend, had vooruitstrevende opinies, communistische sympathieën, was
belezen en van alles op de hoogte, zorgzaam, soms kort van stof, apart met een
fascinatie voor excentriciteit en vrijgevochtenheid.
Hij voelde zich vaak opgesloten in een intellectuele
woestijn, dus ik wens hem toe, dat hij nu, geheel bevrijd van zorgen, mag gaan
pintelieren met Frank Zappa, Jim Morisson, Jimi Hendrix, Mozart en Rimbaud, dat
hij samen met Elvis tvs mag kapot schieten, de show kan stelen met Richard
Burton en uitdagende gesprekken kan hebben met Johan Anthierens, Louis Paul
Boon, generaal Patton, of anderen wiens stijl hem wel beviel.
We zouden graag hebben dat bijblijft hoe jong Bruno was van
geest. Hoe enthousiast hij kon spreken over de intro van een nummer, een
bepaalde gitaarpartij of een teken van levensintensiteit zoals bijvoorbeeld de
videoclip Good God, van Anouk of live versies van Be my baby, van The
Ronettes, Jerry lee Lewis die zijn piano met drank overgiet en in brand steekt
voor een uitzinnig publiek. Van zon dingen kreeg hij vonken in zijn ogen.
Met een andere job columnist bij een tijdschrift of
muziekrecensent om maar iets te noemen was hij waarschijnlijk een van de
gelukkigste, meest levenslustige mensen ter wereld geweest.
Hij heeft vaak op zijn tanden gebeten. Bruno had vaak het
gevoel dat elke officiële instantie tegen hem was en had weinig vertrouwen in
gezondheidszorg of maatschappelijke instellingen. Niet onlogisch als je
voortdurend van het kastje naar de muur gestuurd wordt in de hoop eindelijk
lichter werk te krijgen, terwijl je vergaat van de pijn in je handen, je benen
en je rug, met moeite nog kan slikken en je ribben tegen je longen duwen, als
dokters denken dat je een sporthart hebt, terwijl het in werkelijkheid gewoon
zo traag slaat omdat het helemaal versleten is, als onzichtbare bazen je laten
rennen in een als maar snellere tredmolen, als politie je uitmaakt voor een
leugenaar en je als doodzieke mens verklaringen laat tekenen die je niet meent.
Mijn moeder en ik snappen hem helemaal en verwijten hem
absoluut niets. Voor ons heeft hij altijd alles gedaan wat in zijn macht lag.
Hij blijft voor ons iemand waar we onmogelijk naar kunnen terugkrijgen zonder
het diepste respect en de volste bewondering.
We hopen van harte dat hij nu de rust vindt, die hij zocht.
Als kind keek ik al enorm naar je op, zowel letterlijk als
figuurlijk. Je was groot en verbazend sterk. Met je typische James Dean outfit blauwe
jeans, wit T-shirt- zag je er imposant stoer en cool uit. Je had ook altijd
iets kunstzinnigs over je. Ik had een poster van John Lennon op mijn kamer
hangen, omdat je daar zo op leek, vooral met je langere haar en je bril. En ook
qua humor kwamen jullie wel overeen.
Tussen mijn 10de en 19de kon ik
nauwelijks iets tegen je zeggen zonder te stotteren, omdat ik zo veel ontzag
voor je had en je ook best wel intimiderend kon zijn. Het heeft lang geduurd voor
je tegen mij over je jeugdjaren vertelde. Het deed mij goed om te horen dat je
ook echt genoten had in je leven. Je vertelde met deugd over wakker worden in
een huis vol lege bierflesjes na een nacht doorzakken met je schoonbroer,
Geert. Je ging op in gesprekken met mensen die je gevoel voor humor deelden,
zoals Norbert.
Je naar je werk zien vertrekken was vaak bijzonder pijnlijk
voor mij. Naar je frustraties luisteren, het minste wat ik kon doen, gaf een
kwaad gevoel van onmacht. Als klein kind wilde ik schatrijk worden om je alles
te kopen wat je wilde. Een originele Thunderbird met de authentieke wielen was
het symbool van die kinderwens.
Als we samen in de tuin werkten, vertelde je mij over
allerlei theorieën, het was wonderlijk om die dingen pas aan de universiteit
opnieuw te horen. Ik herinner mij specifiek hoe je mij als kleuter uitlegde hoe
Napoleons leger gedecimeerd werd bij de oversteek van de Berenzina, hoe
generaal Custer aan zijn einde kwam of welke wisselwerking er bestond tussen
fictie en realiteit.
Ik herinner mij hoe opvallend je opfleurde van zonneschijn,
hoeveel belang je hechtte aan informatie je las dagelijks meerdere kranten- en
hoe luide, intens wilde muziek je zichtbaar raakte.
Je kon enorm grappig uit de hoek komen en daarbij bijzonder
komische gezichten trekken met echte kwajongensogen. Je bijtende sarcasme
diende vaak tot balsem.
Het was een groot plezier om je te zien lachen. Ik hield
bijzonder van je manier van praten en je uitdrukkingen. Als je iets magistraal
vond, riep je uit dat het crimineel goed was. Een compliment dat je zelden
uitsprak.
We zijn samen maar twee keer naar de cinema gegaan. Dances
with wolves toen ik een jaar of 7 was en Braveheart toen ik een jaar of 12
was. Films zorgvuldig door jou gekozen, omdat je wist dat ze mij meer dan
andere zouden aanspreken.
Ik herinner mij ook hoe je mij niet straffen kon. Je verwees
mij één keertje onverbiddelijk naar bed op mijn zes of zeven. De film The
good, the bad and the ugly was op tv, maar ik mocht voor straf niet kijken. De
volgende ochtend bleek dat je de film voor mij had opgenomen.
Ik weet nog goed hoe we als allerlaatsten op het strand
bleven als de zon al lang onder was of hoe we in de maand augustus s nachts naar
vallende sterren keken en zelfgekweekte aardappelen roosterden in het vuur. Of
hoe je mij als je thuiskwam van de late shift, mij nog uit bed kwam halen om
samen naar de BBC te kijken.
Of de uren dat we samen sperziebonen plukten en
schoonmaakten of de weekends dat we kilos escargots uit de schelp prutsten. Ik
ben niet de enige die zich het pittige brouwsel herinnert dat je er daarna van
kookte.
En op de achtergrond was er altijd, altijd muziek van LPs.
Tegen cds had je iets, want die klonken zo koud en je vond platenhoezen veel
mooier en groter.
Je hield voor mij zorgvuldig de verliescijfers van de
Amerikanen in Irak bij. Je raadde mij voortdurend videoclips aan op youtube.
De herinneringen zijn eindeloos. Ik die speel op de vloer op
de tonen van je typmachine, mysterieus getik dat van boven komt gewaaid.
Je schrijft absurde brieven naar je neef in het leger en
tientallen rekruten verdringen zich om mee te lezen en verbazen zich over je
fantasie. Op schrijfvlak lagen we in een soort onuitgesproken concurrentiestrijd.
Fantasie was heilig voor je, je dwong mij al vroeg om
geschifte bijnamen te verzinnen voor argeloze voorbijgangers.
Als het aan mij had het gelegen, was je volgens je
doodsbrief lid of oprichter geweest van een stuk of tien fictieve verenigingen.
Actief lid van De Erembodegem bambikillers, laatste jachtvereniging voor vuistbijlfanaten
of redacteur van de krant de curieuzeneuze gordijenbougeerders, oprichter van
de rikketiktik duracellkonijntjes, belangenvereniging voor mensen met een
slecht afgestelde pacemaker. Never
let the truth get away with a good story, had perfect een levensmotto van je
kunnen zijn.
Die young, stay pretty, was ook één van je favoriete
slogans, daarom dat je levenseinde mij niet verrast. Het was niets voor jou om
afhankelijk te worden van verzorging of langzaam je levenskrachten te zien
slinken. Je had te zeer een fatalistisch kunstenaarstrekje om gewoon kalm oud
te worden.
Moeder en ik zijn alleen maar dankbaar en trots op jou.
Je droeg mij in je nek hoog en droog je mat nog 1m88
Beelden, ze roepen mij zie, het leven, naast eruit kan je er ook in stappen mijn pa met een vinylplaat op zaterdagmiddag een kip in onze oven en hij heeft soep gemaakt
vader die in eindeloze nachtelijke gesprekken, idolen in mij plant als
trampolines om de sterren van de hemel te plukken
Voor moeder en mij was je beresterk Historicus, komiek, politiek commentator en strateeg Een vader en echtgenoot die ons voorbij de stormen draagt
Ik werk voor een bedrijf dat auto-onderdelen produceert.
Mijn taak bestaat uit mijn baas vergezellen op zijn reizen en voor hem tolken.
Het is een aardige baas, als je weet hoe je hem moet aanpakken. De meeste
mensen vallen wel mee als je er niet tegen op ziet ze altijd gelijk te geven en
die meningen te verkondigen waarvan je weet dat zij ze echt hebben. Met mijn
baas ben ik zo. Een kameleon. Ik heb geen gewetenswroeging, want hij is te dom
om te helpen donderen. Wat zou ik met hem in discussie treden? Ik knik en ik
lach wanneer hij dat passend vindt. Ik spui rechtsgezinde quatsch op commando
en ik laat mij neerbuigend uit over vrouwen. Scheelt geweldig in de werksfeer.
Van de roman great expectations van Dickens, één van de
heel weinige boeken die het bijna waard zijn om ze te lezen, heb ik vooral
onthouden dat je goed je ogen moet open houden. Goed je ogen openhouden en je
kans afwachten en dat doe ik. Ik kijk. Ik ben een kijker. Ik hou iedereen in de
gaten en zelf ben ik onzichtbaar. Mijn hand wordt als laatste geschud, van mij
wordt op het zicht een instemmend ja verwacht op eender welk verzoek. Ik ben de
kleine man. Een teek. Ik steel deeltjes persoonlijkheid. Ik parasiteer. Ik ben
een virus. Ik ben jouw virus, maar je beseft niet dat je besmet bent.
Op een avond zijn mijn gerespecteerde baas en ik gestrand
in een gat zoals Rusland er veel heeft. In een dompige bar van een hotel dat
stinkt naar de schimmel, de look en de aangebrande sasjlik. Mijn baas zit naast
mij, te ronken in zijn vet. Als hij twee glazen wijn op heeft, dommelt hij
onvermijdelijk in. Soms wordt hij wakker, zonder te beseffen dat hij geslapen
heeft, gaat dan weer gewoon door met onzin verkopen en valt even later terug in
slaap. Ik zit naast hem, heb even rust, bladerd in een krantje. Ik hou ervan om
de overlijdensberichten te doorsnuffelen en te zien hoe oud mensen worden.
Verder gebruik ik zon krant enkel om mij een houding te geven. Als ik niks om
handen heb, zie ik er uit als een sukkel. Ik trek mensen aan die converseren in
monologen. Vast omdat ze ruiken dat ik als klankbord fungeer en ten allen tijde
alles zal bevestigen. Tenzij ik enige achting heb voor de persoon in kwestie.
Ook deze avond komt er zo een praatjesmaker op mij afgestevend, tactisch, stap
per stap. Ik voel zijn ogen op mij. Hij heeft mij in het vizier. Ik ken het
type. Vol van zichzelf, egoïstisch in bed, met onappetijtelijke voorkeuren,
welgesteld, maar niet overdreven. Zijn echtgenote is een plompe vetband met het
verstand van een gehandicapt mussenjong. Zijn zakenreizen gebruikt hij als
voorwendsel om de sekstoerist uit te hangen. Kickt vooral op pijnlijke
ontmaagdingen. Enige manier om zich een beetje man te voelen. Dat is het
soort dat s avonds in verlaten hotelbars zit met een whisky in de hand en een
vadsige blik in de ogen.
Dat is het soort dat op mij af komt. Om in een ellenlange
monoloog zichzelf te proberen overtuigen dat hij toch niet zo slecht geboerd
heeft. Dat hij de schaapjes mooi op het droge heeft of althans zal hebben.
Stoor ik?, begint hij.
Nee, gaat u gerust zitten., zeg ik benieuwd.
Bent u hier voor zaken?
Ja, inderdaad.
Voor je plezier moet je hier niet wezen. WP
Niet bepaald, nee.
Nee, mijnheer. Niks te beleven hier.
U bent ook zakenman?
Zoiets ja., zegt hij zonder mij aan te kijken. Hij
staart nors naar zijn schoenen en gaapt mij vervolgens aan met een stralende
glimlach die ik van hem niet verwacht had.
Gestudeerd
zeker?, vraagt hij.
Ja, zo een beetje, antwoord ik behoedzaam.
Wat zo een beetje? Studies niet afgemaakt?
Toch wel. Ik ben handelsingenieur.
Unief., zegt hij schijnbaar voor zichzelf, waarop hij
een moment stil is, maar nog steeds die glimlach laat schitteren om zijn
lippen.
Tot hij beslist
zegt:
Ik haat unief.
Waarom dan wel?
Omdat je er vrijwel nooit aangename mensen vindt.
Niet dan?
Nee. Ten eerste zijn studenten walgelijk. Ofwel zijn ze verloren voor elke vorm van
normaal menselijk contact, omdat ze zich van dag één kierewiet studeren, die
zijn na verloop van tijd de simpelste omgangsvormen, zoals een begroeting,
volkomen verleerd, ofwel zijn ze zo slim dat ze compleet autistisch zijn en in
zichzelf verwrongen zitten, nog erger zijn zij die hopeloos te dom zijn voor
unief en door hun gekwetste trots gedwongen worden van naar de buitenwereld toe
krampachtig vrolijk over te komen, waardoor ze veel zuipen en in het algemeen
strontvervelend zijn. Dan heb je nog een tussengroep die zonder erg veel moeite
de eindstreep haalt. Die kunnen meevallen en die kunnen tegenvallen. Dus je
ziet, veel leuke mensen zul je er niet tegenkomen. Heb ik gelijk?
En ten tweede?
Ik kon niet anders dan bevestigen, omdat ik het voor
één keertje ook echt eens was met iemand.
Excuseer?
Mijn vraag had hem zichtbaar uit zijn overpeinzingen
gehaald.
U zei ten eerste, wat wilde u verder nog zeggen? WP
Juist. Ten tweede: de lesgevers zijn volstrekt
knudde. Machtsgeile egotrippers die zichzelf heel wat vinden omdat ze
godverdomme van hun hobby hun vak hebben gemaalt. Er zijn uitzonderingen, maar
in de regel zijn het volstrekt onaangename mensen. Net slim genoeg om te
beseffen dat ze maar first-rate second-rate zijn. Begrijp je wat ik bedoel? Ken
je op zijn minst een beetje Engels?
Ik snap het., antwoordde ik onverstoord.
Goed zo. Weet je, ik verfoei studenten. Was jij er zo
eentje die zich graag alternatief kleedde om vooral te benadrukken dat je
anders was? En anders betekent dan vooral beter. Was jij er zo eentje?
Zogenaamd tolerant en alternatief. Mensen die zichzelf tolerant noemen strelen
hun ego. Of was je wat mainstream heet, maar eigenlijk één van twee mainstreams
is, want alternatief zijn, is al net zo goed mainstream. Zeg op, droeg je
felkleurige neo-hippie rommel die je oppikte in kringloopzaken of droeg je
hemdjes en had je een gefixeerd kapsel alsof er een schurftige hond op je kop
gescheten had?
Ik veronderstel dat ik eerder neigde naar
alternatief.
O, je zat er wat tussenin hé? Handig niet? Kun je
lekker van kant veranderen, hoe het je uitkomt. Flatteert die analyse je?"
Niet speciaal, nee.
Zijn we een beetje apathisch? Was je van het slag dat
claimde geen gevoelens meer te hebben? Want dat soort had je ook. Veel zwart
dragen hé? En naar huilebalkmuziek luisteren, op je kamertje en maar snikken
omdat je zo alleen bent en niemand je begrijpt.
Ik snapte niet waar de kerel naar toe wilde.
Ondertussen bleef hij breeduit glimlachen. Ik glimlachte al net zo. Als ik
zenuwachtig word, grijns ik. Ik ben een grijnzer.
Werk ik op je zenuwen? Trap ik je op de teentjes?
Nee, hoor.
Lid van een vereniging?
Ja.
Dacht ik al. We zijn wel mijnheertje voorbeeldig,
niet?
U heeft ook wat aan te merken op verenigingen?
Ik kots van verenigingen.
Uiteraard.
In verenigingen voert dat soort mensen het hoge
woord, dat wat graag de lever van hun kennissen uitsnijdt om met die lillende
lever, hun kreupele trots weer tijdelijk op te vijzelen. Zielenpoten met een
chronische aandachtsdeficit. WP
En die vind je in verenigingen; mensen met een
chronisch aandachtsdeficit?
Natuurlijk, dat soort verenigt zich, uniformiseert
zich. Op zichzelf zijn ze niks, maar samen vormen ze dan één individu. Een
veelkoppig monster, dat eeuwig jaagt op schouderklopjes.
U bent wel beeldend.
U niet dan?
Nooit bij stil gestaan.
Dat lieg je. In de grond beschouwt iedereen zichzelf
als een hele piet.
U wilt zeggen dat in het leven alles om trots en ego
draait?
Wil ik iets zeggen dan? Ben ik jouw profeet soms? Het
is kwart over één s nachts, ik zit in een godvergeten gat in een klerekoud
Rusland, ik zit aan mijn zoveelste vodka van de avond en jij denkt dat ik iets
te zeggen heb? Zeg jij mij iets.
Over?
Maakt niet uit. Ben je getrouwd?
Ja.
Nou vertel mij dan hoe geweldig het is om getrouwd te
zijn en wat voor een knus nestje je met dat vrouwtje van je gesticht hebt en
hoe fantastisch ze wel niet is.
Waarom zou ik?
Omdat ik het vraag.
En wie ben jij? Ben jij getrouwd?
Wie ben ik? Wie ben jij? De eeuwige vraag.
Stilte. Als iemand ons nu ziet, denkt die vast dat er
wat scheelt in onze bovenkamer. Twee venten met een zon van een glimlach die
met hun blikken in elkaar gevlochten zijn als twee geweien van stoeiende
mannetjesherten.
Is ze goed in bed?
Dat valt reuze mee.
Anders was je vast niet met dr getrouwd, juist
vetzak?
Ja.
Waar heb je haar leren kennen? WP
Via het werk.
Kijk eens aan. En, is zij de enige voor jou, de
ware?
Ik denk het wel.
Grappig ben je wel.
U denkt dus van niet?
Ik denk helemaal niks. Jij denkt.
Hoezo?
Niks. Jij schrijft, niet?
Waar maakt u dat uit op?
Ik schreef inderdaad soms wel eens wat. Ik heb ook
jaren een dagboek bijgehouden tot het een verslaving werd en mijn dag enkel nog
bestond uit een dagboek bijhouden.
Je fronst zonder reden.
En dus schrijf ik?
Ja.
U heeft vast ook wat tegen schrijvers?
Ik heb meer iets tegen lezers.
Hoe zit dat?
Een echte vent heeft geen cultuur nodig. En trouwens,
mensen lezen enkel om te kunnen zeggen dat ze lezen, want dat staat goed. Net
zo met reizen. Mensen gaan op reis naar God weet waar om achteraf te kunnen
zeggen dat ze er geweest zijn. Het meest van al haat ik fotos. Die nemen ze
dan als bewijs dat ze er geweest zijn. Op 1000 km van huis trekken ze zich suf
aan fotos, terwijl ze in hun eigen dorp getver nooit of te nimmer ook maar één
gebouw zouden fotograferen. Het kan hen niet schelen wat ze bezichtigen, als
anderen maar weten dat ze het bezichtigd hebben.
Wat een wijsheid.
Als je wat schrijven wilt, schrijf dan een stukje
getiteld alles voor de foto en hou het goed grof en liefst zo politiek
incorrect mogelijk. Vreselijke pretbederver die politieke correctheid. Dat is
mis aan jouw generatie. Ze zijn uiterlijk zogenaamd lief voor elkaar. Kijk,
bijvoorbeeld naar het geschreven woord. Jakkes, wat een prulwerk van bange
wezels die achter hun toetsenbord kruipen met één hand rond hun balzak
gebonden. Ik bedoel, als je dan zo nodig wil schrijven, shockeer dan. Boor
iedereen de grond in, alles wat volgens de goede orde respect behoort te
krijgen. Lui die in werkelijkheid niet het minste respect verdienen. In jouw
generatie heb je ofwel mensen met alleen enthousiasme en die schrijven ten
hemel schreiende rommel, en dan heb je er die wel talent hebben, maar geen
enthousiasme of die te braaf zijn om verdomme uit de band te springen. Dus
produceren ze bandwerk, van die bejubelende onzin, waarin alles peis en vrede
is en waarbij het al als heel gewaagd beschouwd wordt om een steekje te geven
op één of andere autoriteit en de schrijvers van die zielloze quatsch krijgen
dan een aanmoedigend kneepje in hun wang. Diegenen die enkel over enthousiasme
beschikken, worden gelukkig nog uitgelachen. Anders werd het helemaal
hopeloos.
Dan schrijft u vast meesterwerken, als u er zo veel
van weet.
Wie zegt dat ik wil schrijven? God, jong, schrijven!
Voor wie of voor wat? Voor jou?
Ik haal mijn schouders op en denk na, maar dan begint
hij al weer:
Ben jij een slecht mens?
Wat heet slecht?
Ja, wat heet slecht hé? Heb je vrienden?
Ja.
Natuurlijk heb je vrienden! Zeg mij, als je beste
vriend morgen 10 miljoen wint, zal je dan oprecht blij zijn voor hem?
Ik denk het wel.
Klootzak. De grootste smeerlappen zie je niet komen,
juist?
Weet ik veel.
Je weet heel goed wat ik bedoel, deugniet.
En u, bent u slecht?
Zo slecht als jij toelaat.
Hoezo?
Ja, hoezo hé? Is dat even een raadsel voor mijnheer
denkertje.
Ik word ongemakkelijk en vraag tevergeefs, want op een
klaar en duidelijk antwoord hoef ik niet te rekenen, zoveel heb ik al door:
Ken ik u soms ergens van?
Definieer kennen. WP
U heeft mij al gezien of zo?
Heb jij jezelf wel eens gezien?
Als u elke vraag countert met een tegenvraag kunnen
we even goed geen gesprek hebben.
Zijn we dan in gesprek?
Hoe noemt u dit dan?
Weet je welke de beste dag van mijn leven was?
Geen idee.
De dag dat ik leerde wenen op bevel.
Als acteur dan of zo?
Leuk trekje van je; voorwenden alsof je een halve
randdebiel bent. Je weet best wat ik bedoel. Ik heb het over die mensen die
graag de zielige uithangen, zodat anderen ocharme rekening met hen gaan
houden.
Die ken ik zelf ook.
Vergeef ze, vader, t zijn allemaal mietjes.
Erger.
Ooit wel eens een dubbelleven geleid?
U neemt aan van wel.
Ooit wel eens iemands keel willen openrijten met je
tanden om daarna het gat te neuken?
Wilt u mij shockeren?
Aha, mijnheer is niet te shockeren. En jij vindt
jezelf niet arrogant?
Wat is uw bedoeling?
Jongen, er is helemaal geen bedoeling. Ooit wel eens
geheel loos willen gaan en een stuk of vijftig mensen onzacht willen scalperen
om de bekomen stukjes hoofdhuid om je middel te binden als waarschuwing? Ooit
wel eens gezinderd van genot bij het horen van de kreten van zij die langzaam
doodbloeden? Je weet vast dat niemand een messteek in de lies overleeft?
Waarom zegt u zulke dingen?
Zeg ik ze dan?
WP
U kent mij echt van ergens, niet?
Heeft je moeder je nooit gezegd op te passen voor
vreemde mannen? Vooral vreemde mannen die lachen als ze erge dingen vertellen?
Mijn moeder heeft mij voor veel gewaarschuwd.
Ongetwijfeld. Zeg eens, zijn er naast mij nog mensen
die getrakteerd worden op bloederige scènes bij het minste oogcontact met jou?
U wilt weten of mensen ooit bang zijn voor mij?
Ik wil helemaal niks weten.
U speelt vreemde spelletjes.
Jij speelt ze.
Nou, laat ons dan ophouden.
Ga je slaan anders?
Nooit als eerste.
Tip van je moeder?
Ja
Wil je weten wie ik ben?
Ja, graag.
Kijk dan in mijn ogen, sufferd.
Ik kijk in zijn ogen, een mengeling van groen en bruin
en ook geel, de kleur die mij doet walgen. In gedachten doe ik de meest
beestachtige dingen. Op mijn tong proef ik de zoetheid van dampend bloed. Ik
geniet ervan en ik weet niet waarom, tot de man zegt:
Weet je nu wie ik ben?
Ik knik.
Ik ben de duivel in jou. En hij glimlacht zijn
breedste lach.
Op dat moment schiet mijn baas wakker. Zijn ademhaling
met hortende stoten leidt mij een moment af. Als ik mijn blik terug op de stoel
voor mij richt, is de man verdwenen.
Vrijdagavond heb ik mijn laatste dag als kantoorslaaf in de
privé-sector kunnen vieren. Op mijn vorige werk verzamelde ik buikvet en stress
ter amelioratie van de financiële toestand van mijn werkgever.
Het leven als inktpisser beviel mij allerminst, moet ik
zeggen, want als eeuwige verstrooide professor liet ik alles in het honderd
lopen. Ik werd van over de hele wereld gebeld met bestellingen voor kunstgras. Bij
elk probleempje gooide ik gewoon de hoorn op de haak. Nu, zoiets valt op. Ik
geloof dat ze mijn contract dan ook enkel wilden verlengen, omdat ik een
toonbeeld van bedeesde kruiperigheid was en dat weegt zwaar door in de
berekeningen van de doorsnee werkgever.
Maar een verlenging? Neen, bedankt. Ik heb beleefd gezegd
dat ik van mijn vrouw naar ander werk moest uitkijken. Dat wij zo langzamerhand
aan kinderen beginnen te denken en dat een job in het onderwijs beter aansluit
bij onze kinderwens. Dat ze verder ook vond dat ik te laat thuis was.
Dat het in de eerste plaats mijn beslissing is, heb ik niet
gezegd. Ik ben het zo gewend om alle verantwoordelijkheid van mij af te
schuiven, zie je, het is een reflex.
Maar dat komt door de aard van mijn werk. Ik haatte mijn
werk, dat brengt het lelijkste in een man naar boven. Maar nu met mijn
betrekking als leerkracht verandert dat allemaal. Voor het leraarschap ben ik
wél gemotiveerd, bij les geven voel ik mij wél betrokken.
Ik geef dan ook niet de minste vakken, ik zal de leerlingen
bijscholen op vlak van geschiedenis, Nederlands en Engels. Ik heb mij zes maand
beklaagd bij Dame Fortuna dat ze mij verdomme de grasindustrie had ingestuurd,
maar nu heb ik toch even mazzel. Ik mag full time al mijn lievelingsvakken
geven.
Mijn moeder heeft al gebeld met felicitaties, alsook vier
van mijn vijf tantes. Dat steekt een hart onder de riem, dat kan ik u wel
verzekeren. Ook zij gaan er onder door, als ze zien hoe beteuterd ik verschijn
op een familiefeest, als een schurftige hond die elke dag klop krijgt van zijn
smeerlapbaasje. Maar dat zal nu allemaal veranderen, voortaan schep ik plezier
in mijn job.
Ook mijn vrouw zal het leven nu lichter vergaan, want ze zag
mij niet graag thuiskomen. Niet dat ze mij niet graag ziet, integendeel, juist
omdat ze mij zo in haar hartje draagt, was het haar zwaar te moede, om mij zo
treurig te zien, s avonds aan onze eettafel. Ik durf zelfs zeggen dat ik
depressief was. Ja, akkoord, tegenwoordig schreeuwt iedereen van de daken dat
ze het niet meer zien zitten en dat het leven hun de ene loer na de andere
draait, das een modegril zoals een andere. Het is bijvoorbeeld wel in om
van je status update op facebook een nauwgezet verslag van je mentale
gezondheidstoestand te maken. Nu, daar pas ik dan toch weer voor. Depressief,
alles goed en wel, maar ik hang mijn vuile was niet buiten. Noem mij dan een
binnenvetter, maar ik draag nu wel graag mijn schaamte, frustratie en
teleurstellingen in relatieve stilte. Ik zeg relatief, want, je draagt je hart
als mens toch op je mouw, dus er ontglipt je al eens iets.
Nu alleszins, dat is nu voorbij, ik heb de betrekking die ik
wilde, vaarwel kunstgras, ik geef nu les. Daar droom ik al van sinds ik op mijn
elfde al vrijwillig presentaties gaf over onderwerpen als de Tweede
Wereldoorlog en de Franse revolutie. Ik geef toe, er schortte toen nog wat aan
mijn pedagogische kwaliteiten. Er durfde na zon presentatie wel eens een
medeleerling vragen wat de aanleiding nu eigenlijk was geweest, zo voor die
Franse revolutie. Ik was jong en onervaren, maar de motivatie was er. Ik meen
te mogen zeggen dat ik de Napoleontische oorlogen wel duidelijk naar voren
bracht, al kon ik dan niet heel precies zeggen waaróm heel Europa toen in brand
stond. Ik zeg het, de uitvoering kon hier en daar beter, maar de motivatie was
er.
Vandaag ben ik natuurlijk een pak meer ervaren, en kan ik al
veel beter een ingewikkelde zaak, op een eenvoudige manier uitleggen. Tenslotte
is dat toch de kunst van het leraarschap. Ik bulk alleszins terug van
motivatie. Het doet iets met een mens om een ingebakken wensdroom zo vanonder
het stof te halen en dan weer op te poetsen. Het is nu wel erg snel gegaan. Tot
vorige week was ik eigenlijk nog werkonzeker. Dus moet ik eerlijk toegeven dat
ik flink wat zenuwen heb.
Drie meisjes trekken over een schijnbaar eindeloze roze
vlakte. Ze zijn moe, hun lippen zijn gesprongen en ze zijn bijna door hun
voorraad heen. Naarmate hun voedselzakken leger worden, herademen hun schouders
en ruggen, maar de angst om morgen zonder eten te zitten, haalt alle pret uit
hun herwonnen lichtere tred. Het drietal heeft er drie bist over gedaan en het
einddoel is nu bijna in zicht.
Het meisje, alleen nog gekend bij haar bijnaam Zwartbloes,
kijkt er al zo lang naar uit, dat ze haar eigen aftelsysteem ontwikkeld heeft.
In een purperen leren zakje dat om haar hals hangt, zaten eerst zestig
kerdoenoten. Nu heeft ze er nog vier over. De vijfde laatste plant ze nu. Haar
metgezellen wachten verveeld om verder te gaan. (Leeg) inspecteert met een sip
gezicht haar verbrande armen. De lichtste van de drie, wilde voor hun aankomst,
nog gauw een donkere teint opdoen, maar dat is in de brandende bloesemwoestijn
natuurlijk fout afgelopen. Nauwelijks vier saad heeft ze getrokken zonder
bedekking, enkel haar dunne majitsa had ze nog aan. Het resultaat is pijnlijk
duidelijk.
Net een woestijnkreeft, denkt Zwartbloes, terwijl ze een
kuiltje graaft om de kerdoenoot in te stoppen.
Jean-Marc bevoorraadde zich
in de locale Aldi naar believen met het goedkoopste bronwater en zus kreeg de
volle lading. Die laatste kreeg voor kerstmis een set kleurpotloden die zij al
snel inzette om lasterlijke tekeningen te verspreiden op school. Ma en pa
kondigden meteen een nieuwe resolutie af: dergelijke propaganda verspreiden op
de speelplaats was strikt verboden. Marie-Christine deed haar voordeel met op
de speelplaats en scande haar tekeningen voortaan in en verstuurde ze naar klasgenootjes
via email.
Het gezinsleven van Paul en
Jeanine ging ei zo na kapot aan de hardnekkige strijd van hun kroost. Eens
gezellig samen de maaltijd gebruiken was er niet bij, want broer en zus moesten
noodgedwongen apart komen eten. Dat gebeurde via een ingewikkeld buurtsysteem,
zodat elke week elke ouder met elk kind wel eens aan de ontbijttafel kwam te
zitten. Het ouderpaar zette zich voor 100 procent in, en volgens Jeanine zelfs
voor 200 procent, maar uiteindelijk gingen ze er toch een beetje onder door en
moest er extra hulp ingeroepen worden.
Allereerst werd een
poetsvrouw aanvaard. Een gezette dame, eeuwig en altijd gekleed in een blauwe
werkschort, een eenvoudig persoon maar een toegewijde werkster. Haar diensten
waren zeer welkom, allereerst om de dagelijkse ravage in huis onder controle te
krijgen. Maar toch ook om de strijdende partijen uit elkaars buurt te houden.
Irma heette de vrouw, Irma Lam. Goedig van inborst, als ze was, loste zij de
geschillen op door gewoon tussen broer en zus in te gaan staan. Rechtstreekse
fysieke confrontaties waren sindsdien niet meer mogelijk. Irma was omvangrijk
genoeg om dat te garanderen. De vijandelijkheden verdwenen daardoor in het
ondergrondse en werden zo mogelijk nog gemener van karakter.
Ma en pa dachten dat ze
eindelijk vrede in huis hadden gebracht, maar niets was minder waar. Broer en
zus begonnen elkaar te pesten via via. Ze zetten elkaars vriendengroepen tegen
elkaar op. Zodat de vete danig escaleerde en ook overwaaide op school.
Jean-Marc moest al snel van school veranderen. Zijn mannelijke vriendjes waren
net iets minder subtiel in het pesten dan de vriendinnetjes van
Marie-Christine. Dus volgens de directeur lag de schuld voornamelijk bij
Jean-Marc. Broer werkte zijn frustratie uit op ma en pa, door reeds op zijn
negende te beginnen roken. Het enige streven van Jean-Marc dat zijn zus wilde
steunen. Zij bevoorraadde hem met sigaretten, maar dan wel uitsluitend met de
zwaarste en ongezondste tabak.
Ma en pa kwamen er na
enkele maanden achter dat de vrede in huis maar schijn was. Jean-Marc had
liggen paffen op zijn bed, maar Marie-Christine had een gasfles de trap op
gesleept, opengedraaid en in de kast van Jean-Marc gezet. De gasfles was
gelukkig zo goed als leeg geweest, dus de schade aan Jean-Marc bleef beperkt
tot gecremeerde wenkbrauwen.
Paul en Jeanine beseften
dat een poetsvrouw alleen hun troubles niet zou oplossen. Ze huurden ook een
kindermeisje in. Hun salaris bij de VN was gelukkig dermate groot, dat dit
allemaal geen enkel financieel probleem opleverde. Het kindermeisje was van
Zuid-Koreaanse komaf en heette Bang HIHI Moon. Eerlijk gezegd hadden ma en pa
geen slechtere keuze kunnen maken.
Het nieuwe kindermeisje,
met eeuwig en altijd blauwgeverfde oogleden, deed de ruzies af als een fase en
twijfelde er niet aan dat al die onvrede snel zou overwaaien. Ze vond het beter
om broer en zus gewoon eens goed laten uit te vechten. Dan raken ze het van
zelf wel beu.
Met de komst van
lieftallige Bang HIHI Moon werd de sfeer inderdaad rustiger. Het meisje trok
bij het gezin in en kreeg haar eigen kamer. Broer en zus sloten een pact om het
kindermeisje te bestelen en te gebruiken. Jean-Marc stelde zich tevreden met
polaroïdfotos van het mooie kindermeisje, zonnebadend in de tuin, onder de
douche of terwijl zij zich omkleedde. Jean-Marc bestal haar, Marie-Christine
trok fotos, soms zelfs met de vrijwillige assistentie van Bang HIHI Moon, want
Marie-Christine ging zat op de kunstacademie en had altijd wel een taak die ze
als smoes kon gebruiken.
Dat samenwerkingsverband
sneuvelde helaas ook al snel. Marie-Christine ontdekte dat het meer opleverde
om de fotos van het kindermeisje te verkopen aan erotische bladen, dan aan
broer te geven voor een appel en ei, en zo waren de fronten weer open.
Vrijdagavond. Vrienden van mijn ouders vragen
mij om op hun elfjarige dochter te passen. Ik durf niet weigeren, ondanks mijn
typische angsten. Als ik mijn fiets neem, ben ik al vijftien minuten te laat. Dat wil
dus zeggen: ik zit mooi op schema.
Wanneer ik aanbel zijn de mama en
papa van kleine Lieselotte reeds piekfijn gehuld in avondkledij. Geen verwijten
omwille van mijn laattijdigheid. De mama geeft mij haastig een ingekorte
rondleiding van het huis. De inhoud van de koelkast staat tot mijn beschikking,
hetzelfde geldt voor de cd-collectie van manlief. Ik vraag mij af of dat ook
voor de bar geldt. We lopen langs Lieselotte. Die zit in de zetel voor tv. Ma
stelt mij aan haar voor. Ze zegt geen woord en duikt verlegen weg achter een
kussen. Bijzonder voorspelbare reactie. Op de keukentafel ligt een lijst met enkele
aandachtspunten. Die neem ik door als ma en pa de deur uit zijn. Ma trekt de
das van pa een laatste keer recht en slaat dan de voordeur dicht.
Lieselotte moet stipt om 21u30 in
haar bed liggen. Als ze vraagt om een verhaaltje voor te lezen, mag ik me zeker
niet laten verleiden tot het voorlezen van een tweede. Ze zal gegarandeerd
proberen om een toiletbezoek te gebruiken als smoes om weer voor tv te kruipen.
Onverbiddelijk zijn is de boodschap. Normaal gesproken is ze rond 23u te moe om
slaap nog langer uit te stellen. Ze is allergisch aan kiwi, afwasproduct
(denken ze dat ik het kind ga dwingen om mijn afwas voor me te doen?) en
chocolade. Om het laatste zal ze zeker bedelen, dus niet toegeven. Tenzij ik
met haar op spoed wil eindigen. De gedetailleerde lijst eindigt met: Doe of je
thuis bent en maak er een gezellige avond van.
Een gezellige avond? Ze is elf. Ik leg het
briefje netjes terug. Mijn ogen vallen op de fruitschaal. Alle mogelijke
vruchten, maar inderdaad geen kiwis. Ik neem een banaan. Tegen mij moet je
geen twee keer zeggen dat ik mag doen alsof ik thuis ben. Twee bananen en een
appel later ga ik aan het werk. Lieselotte zit dan wel voor tv, maar ik kan
haar op zijn minst gezelschap houden. Daar betalen ze mij tenslotte voor. Ik
verbaas mezelf altijd weer met mijn arbeidsethos.
Ze kijkt hoe kan het ook anders?- naar een tekenfilm. Mijn cliënte doet alsof
ik er niet ben, maar ze glimlacht van de zenuwen. Tijd voor de onvermijdelijke
aanloopperiode waarin het ijs al dan niet gebroken wordt. Ik wacht geduldig af
en blader door wat magazines die netjes opgeborgen zitten in een bakje naast de
zetel. Als het goed is, houdt ze mij nu in gaten. Kwestie van te oordelen welk
vlees ze in de kuip heeft. Ik vang onverwacht haar blik en trek een grappig
gezicht. Ze giechelt en duikt weg achter haar kussen. Dat komt wel goed, denk
ik zo.
De tekenfilm eindigt. Het
journaal volgt. Zij zapt en vindt niets naar haar gading. Ik vraag: Wil je een
spel spelen? Daar verschijnt het kussen weer. Ik ga gehurkt voor haar zitten
en haal mijn koddigste gezicht boven. Ga je de rest van de avond verstoppertje
spelen of gaan we iets leuks doen? Ze schudt van nee. Ik vraag: Wat betekent
nee? Niet verstoppertje spelen of niets leuks doen?
Niet meer verstoppen, zegt ze met een
vreselijk bedeesd stemmetje. Het kussen zakt. Wat wil je doen?, vraag ik. Ze
bekijkt mij indringend. Haar ogen zijn helblauw. Ik voel me ongemakkelijk
worden. Mag ik je haar kammen?, vraagt ze na een pauze. Ik twijfel en stem
dan maar toe. Joepie!, roept ze en ze holt weg. Het kussen vliegt de grond op.
Op tien tellen staat ze terug met een borstel. Ze troont mij mee naar de keuken
en trekt mij neer op een stoel. Met rode wangen en een vreemde glimlach op haar
gezicht haalt ze de borstel met lange halen door mijn haar. Ze gaat bijzonder
minutieus te werk.
Na bijna een kwartier is het
kleinste knoopje uit mijn haardos verdwenen. Zelden was mijn haar zo glad
gekamd. Ze legt de borstel op de tafel. Opeens voel ik haar handen door mijn
haar strijken. Ik vraag gespannen: Wat doe je? Ik vlecht het, komt snel het
antwoord. Mag het?
Mij best, zeg ik. Een minuut of drie later
bindt ze mijn lange vlecht vast. Opeens verschijnt ze voor mij. Haar handen nog
op mijn schouders. Voor ik me weg kan trekken heeft ze een kus op mijn lippen
gedrukt. Daarna schiet ze als de bliksem de keuken uit. Ik voel mij een klein
beetje geflatteerd, maar voornamelijk gealarmeerd. Mijn beurt om mij te
verstoppen achter een kussen, gok ik zo.
Ik ga naar de salon en duik met
mijn gezicht terug in een magazine. Mijn ogen vallen op een tussentitel. Hij
zei dat het de normaalste zaak van de wereld was. Een artikel over een vrouw
die als kind aangerand werd door haar buurman. Ik gooi het magazine van me af.
Ik weet van mezelf dat ik nooit een vinger zou uitsteken naar een kind en dat
kost mij niet de minste zelfbeheersing. Niettemin bekruipt mij een al te
levendige angst: denken die ouders er straks ook zo over? Het is haar woord
tegen het mijne.
Ik zoek een ander magazine uit.
Een droog stuk over politiek om mijn paranoïde geest te kalmeren. Ik zit
halfweg het artikel als Lieselotte opduikt. Ik wil onverstoord verder lezen.
Dat lukt niet zo goed als een elfjarige het magazine uit je handen slaat. Ik
kijk haar ongewild aan. Angstige rillingen lopen over mijn rug. Ze heeft een
dikke laag lippenstift aangebracht, er zit rouge op haar wangen, ze heeft een
lijntje onder haar wenkbrauwen getrokken en haar oogleden zijn geverfd. Ik zie
twee immens grote kijkers omgolfd door slierten blond engelenhaar. Ik schud het
beeld van me af. Voor één tel was ik vergeten dat het kind elf is.
Ze staart me aan. Wat?, vraag ik verward.
Kus me!, zegt ze op bevelende toon. Ik blijf onbeweeglijk zitten.Jij bent de
prins en ik ben de prinses. Je moet me redden met een kus.
Redden van wat?, vraag ik terwijl ik over de
sofa klim. Zo hebben we een veilige barrière tussen ons, juich ik te vroeg. Ze
wipt behendig over de zetel en slingert zich om mijn middel. Ik wring mij los
en zeg: Wil je niet liever tv kijken? Ze schudt nogal overtuigend van nee. Ik
moet iets vinden om haar op andere ideeën te brengen. Wil je soms iets eten?
Yoghurt? Een appel? Ook niet. Ik wil alleen jou, stoot ze uit. Ik denk:
kijk, als je zeven jaar ouder was, kom, vier is ook al goed, dan meteen, maar
nu dus niet.
Luidkeels roep ik Au! Mijn list
werkt. Ze lost haar greep.Heb ik je pijn gedaan?, vraagt ze verschrikt. Ze
kijkt me aan. Nee, ik heb je geen pijn gedaan, stoute jongen!, zegt ze met een
brede grijns. Ik wijk snel terug. Ze zit me achterna. Wat is er mis met dit
kind? Ik zie slechts één oplossing: ik ren naar het toilet en sluit me in. Ik
denk om het briefje: omstreeks 23u valt ze onvermijdelijk in slaap. Ik hoef
maar af te wachten.
Dat is buiten mijn gewiekste
tegenstandster gerekend. Kom tevoorschijn, mijn prins, je hoeft nergens bang
voor te zijn. Ik wil je enkel van top tot teen kussen. Waar zat dit soort
meisjes toen ik zelf elf was, vraag ik me af. Ik hoor een tijdje niets. Ze werpt
het over een andere boeg. Als je niet naar buiten komt, eet ik kiwi. Dan
zwaait er wat voor je. Haar dreigement laat me koud. Jullie hebben geen
kiwis in huis, zeg ik. Mis, antwoordt ze, we hebben gemengd fruitsap mét
kiwi. Het minste beetje kan dodelijk zijn. Mijn tong zwelt en ik stik in mijn
eigen tong, is dat wat je wilt? Beul!
Ik reageer niet, mij moeten ze
niet proberen chanteren. Dan hoor ik de koelkast open gaan. Ik tel tot drie!,
schreeuwt ze. Ik acht die meid tot alles in staat, dus ik verbreek mijn
isolement. Ze staat inderdaad met een brik fruitsap in haar handen. Geschift
kind, denk ik. Om er zeker van te zijn dat ze zich niks in haar hoofd haalt,
neem ik het brik van haar af en giet het leeg in de pompbak.
Ik wil terug mijn vesting in trekken, maar
daar is ze al. Haar handen stevig geklemd om mijn middel. Ik verbreek haar
greep, maar ze slaat telkens opnieuw haar armen om me heen. Ik berust. Als het
daar bij blijft, kan het mij verder niet schelen. Over anderhalf uur slaapt ze toch.
Ik begeef me naar de salon. Ze kruipt bij me op schoot. Ik geef de rationele
aanpak een kans. Nou is het welletjes geweest, ja? Zoek iemand van je eigen
leeftijd. Ik ben dubbel zo oud als jij. Als jij dertig zult zijn, zal ik zestig
zijn. Zie je hoe onpraktisch dat is?
Vol achterdocht kijkt ze me aan. Dan zegt ze:
Je bent een ramp in rekenen, maar o zo knap. Kus mij! Deze keer ontwijk ik
haar getuite lippen tijdig. Ik zet haar naast me en sta op. Nou, is het
genoeg, ok? We kunnen vrienden zijn maar niets meer. Er verschijnt iets
kwaadaardigs in haar blik. Als je mij niet kust, vermoord ik je. Nooit gun ik
jou aan een ander. Ik vraag me af of ze nou een spel speelt of werkelijk meent
wat ze zegt. Haar ogen overtuigen mij. Ze is bloedserieus. Het knutselschaartje
op de salontafel gaat er opeens bijzonder vervaarlijk uitzien. Jij moest al
een half uur in je bed liggen., zeg ik. Ga maar vlug je tanden poetsen. Zul
je mij instoppen?, vraagt ze met haar ogen half dicht geknepen. Ja, tuurlijk,
stel ik haar gerust. En mij een verhaaltje voorlezen?
Als je braaf bent wel. Ze
druipt af en gaat haar tanden poetsen. Ik zoek een sprookjesbundel uit en trek
naar boven. In de badkamer zie ik er op toe dat ze zich zorgvuldig ontschminkt.
Stel je voor dat die ouders haar zo zien. Ze gooit de vuile watten in de
vuilnismand. Wil je kijken terwijl ik mijn nachthemd aantrek?
Neen, dank je., antwoord ik en ik maak me
gauw uit de voeten. Wat moet je beginnen met zón kind? Ik ga zitten op de rand
van haar bed. Zo ver mogelijk verwijderd van het hoofdkussen. Ze wandelt haar
kamer binnen en kruipt onder de wol. Je zit zo ver, kom wat dichter zitten.
Nee, ik zit hier best. Welk sprookje wil je
horen?
Kies maar, prins. Ik sla het boek willekeurig
open. Hansje en Grietje. Ik lees voor. Ze komt eindelijk tot rust. Als ik bij
de ontknoping kom, is ze vast in slaap. Ik haal opgelucht adem, knip het licht
uit en trek de slaapkamerdeur achter me dicht. Waarom gooien achttienjarige
nimfen zich niet even spontaan aan mijn voeten?, vraag ik me licht geïrriteerd
af. Ik leg me in de zetel en verzink in vergezochte gedachten.
Het duurt niet lang of iets wekt
mij bruusk uit mijn zelfversnijdend gemijmer. De terugkeer van de Belgische
Lolita is een feit. Ik kijk in twee onheilspellend glinsterende blauwe kijkers.
Ze bevinden zich op nauwelijks vijf centimeter van mijn verontruste
geel-groen-bruine ogen. Jij moet in je bed liggen. Vort, naar boven!, zeg ik
bevelend.
Ik moest plassen.
Moet je daarom naar beneden komen? Er is
boven ook een toilet.
Ik miste mijn prins. Waaraan lag je te
denken? Aan mij?
Aan dingen die niemand wil
horen.Ga nu maar terug boven.
Ze reageert niet. Ik ben het beu.
Ik til haar op en draag haar de trap op. Neem mij stoere krijger. Ik ben van
jou. Bezit mij! Ik kan het niet helpen en schiet in de lach. Boven leg ik haar
op bed. Lees je nog een verhaaltje voor?
Nee, je moet slapen.
Ben je hier morgenochtend nog?
Ja, lieg ik.
Gaan we dan samen ontbijten?
Leuk idee, doen we. Ik voel me
schuldig, maar het heeft effect. Ze wordt eindelijk rustig, haar ogen vallen
dicht van vermoeidheid. Ik kijk op mijn horloge. Het is vijf voor elf. Ik kijk
naar het slapende gezicht van Lieselotte. Fascinerend kind, bedenk ik, over
drie, vier jaar ontpopt ze zich gegarandeerd tot een gesel van alle
heteroseksueel manvolk dat zich in haar buurt waagt. Maar in haar bovenkamer
zit er toch iets goed scheef. Ik zoek terug de zetel op.
De overtollige gedachten komen
ook als ik er niet om vraag. Ik ben moe, ik wil vechten tegen de slaap, maar
dat is een bij voorbaat verloren gevecht. Een aangename droom bezoekt mij. Ik
huppel met een knap meisje door de regen. Ze is alles wat ik ooit verlangde van
een vrouw, vreemd genoeg niet het type waar ik doorgaans voor val. Niet blond, geen
D-cup, niet uitdagend gekleed als een luxehoer gespecialiseerd in
sadomasochistische spelletjes. Nee, ze lijkt wel weggesprongen uit een
romantische zomerfilm, zo met haar huppelsprongen, haar sproeten, bruinroste
haren en iets waar Cybils gezicht niet toe in staat is: een onschuldige
glimlach. Nooit eerder voelde ik mij zo
aangevuld, zo gekoesterd, nooit eerder zag ik iemand liever dan ik haar, deze
naamloze meid, graag zie.
We zijn kletsnat, we kussen elkaar vol
overgave. Onze wangen voelen koud aan. We lopen in lompen, we zijn arm, maar
samen voelen we ons schatrijk. Met haar hand in de mijne is mijn gelukservaring
zo groot dat ik tranen voel opstuwen, recht vanuit mijn hart, lijkt het wel,
naar mijn verslindende ogen. Dan schiet ik wakker.
Kijk nou toch eens, hoe schattig., hoor ik
een vrouwenstem fluisteren. Daar zou je nou een foto van moeten nemen, zegt
een mannenstem zacht. Mijn ogen wennen moeilijk aan het licht. Ik knipper en
ontwaar uiteindelijk de ouders.
Hoe laat is het?, vraag ik en
wil overeind veren. Iets houdt mij tegen. Ik schrik me kapot. Lieselotte ligt
met haar hoofd op mijn borst. Ik duw haar van me af. Ik heb niks gedaan!, roep
ik, echt. Het is zij!
Dat was echt een schattig zicht, niet waar, Michel?
Zeg dat, wel. We zijn blij dat
jullie het zo goed kunnen vinden met elkaar. Onze Lieselotte heeft een slechte
reputatie wat babysitters betreft. Ze pest ze meestal het bloed van onder de
nagels. De woorden lijken niet echt tot mij door te dringen. Ik heb haar met
geen vinger aangeraakt. Dat zweer ik. De moeder vraagt of ik nog een slaapmutsje
met hen drink.
Ja, pikt de vader in, drink er
eentje. Lust je Whisky?
Jullie moeten het begrijpen. Ze
is verdraaid handig. Je moet echt met haar oppassen. Ze legt je zo in de
luren. De moeder streelt het hoofd van Lieselotte, die rustig verder slaapt.
Of heb je liever cognac?, vraagt de vader terwijl hij de bar openmaakt. Ik
houd het niet meer. In paniek spring ik over de sofa, loop naar de gang en gris
mijn jas van de kapstok. Buiten hop ik op mijn fiets. Ik stop niet tot ik weer
veilig aan mijn kot ben. De volgende dag ontvang ik een mail van de moeder.
Ze laat weten dat Lieselotte het
reuzengezellig vond en dat ik 40 euro van hen te goed heb. Tot slot vraagt ze
of ik voortaan elke zaterdagavond op haar kan passen. Ik laat de mail
onbeantwoord. Met die familie is iets niet pluis. Zoveel intuïtie heb ík zelfs.
Als ik ooit zin heb in een gebroken hart, loop ik er nog wel eens langs. Maar
dan ten vroegste over zeven jaar.