Het is kwart voor vijf 's ochtends en jij slaapt nu. Ik weet
niet hoe hysterisch je moeder je deze avond ontvangen heeft, nadat ik met je
mee wandelde naar de bushalte. We liepen samen onder een paraplu en maakten
'ruzie' over de correcte uitspraak van het woord 'chariot'.
Ik vroeg me luidop af of dat woord soms een Perzische
oorsprong had, omdat het woord voor wiel er op gelijkt. Sinds ik jou ken, ben
ik nogal Farsi-minded. Hoe kan ik jou ooit echt snappen als ik je hartstaal
niet leer spreken?
Ik liep traag langs jouw zijde, ik die anders net niet door
de straten sprint. Naast jou kom ik tot rust, elke dag weet ik zekerder dat
mijn plek als man bij jou is. Alleen ziet je moeder dat niet in. Of nee, ze
ziet het juist heel goed in. Dat maakt haar zo bang, dat zelfs je broer van
twaalf kanttekeningen plaats bij haar paniekreactie.
Ze is jaloers en benijdt haar eigen dochter, omdat er iemand
is die haar behandelt zoals je het misschien alleen in films ziet. Of ben ik
dan te lief voor mezelf? Ik kijk naar jou zoals die golden boys van het scherm
dat doen, alleen ik ben geen golden boy, ik ben een leraar-in-opleiding die
zijn lesvoorbereidingen verwaarloost. Maar ik kies voor je en dat is niet
gespeeld.
Je duikt op, onverwacht en we eigenen ons een kwartier toe,
een kwartier alleen in een bad van onze eigen spirituele honing. Smaakt zoeter
elke keer. We liggen opgekruld in de zetel, mijn hoofd op je borst, ik word
echt gek van je parfum. Altijd die bange blikken op de klok, ze maken de
momenten tussenin, ongrijpbare dimensies waartoe enkel wij het paswoord hebben.
Ik ben niet geschikt voor jou, zegt zij en ik mag zelfs je
broer en zus niet leren kennen. Stel je voor dat ik zonder jongverliefde bril
nog steeds best een aardig mens ben. Nee, stel je voor dat ik het voor je ben.
Niet onmogelijk, want je straalt het toch al uit, zegt ook de buurvrouw.
Op vijfhonderd meter van de bushalte nemen we afscheid, ja,
je pa reist ook met de bus. Je neemt mijn gezicht in je beide heerlijke handen
en sleurt me naar je toe. Als je iets wil, dan neem je het ook. Daar houd ik zo
van. Ik zeg dat ik het leuk vond jou te zien en je knikt heel hevig terwijl je
achterwaarts naar je bus toe rent.
Ik keer terug op mijn passen en spits mijn oren. Maar nee,
er is geen regisseur die 'cut' roept, dit is echt. Een op maat gesneden
romantische komedie. Tragedie? Nee, daar zijn we samen te sterk voor.
Langs het water loop ik onder een stokkend regenoffensief.
Als vanzelf switchen mijn hersenen, nu gedrenkt in dopamines dankzij jou, tussen
al die scènes, waarvan er elke dag mooiere bij komen.
Jij die naast me ligt en kort en krachtig 'nog' zegt,
telkens ik je kus. Jij die half schertsend, half gemeend, vermanend vraagt:
'Wie heeft gezegd dat je mocht stoppen?', als ik even ophoud jou fijn te
knijpen. Jij die een appel voor me schilt, me een stuk overhandigt en bezorgd
zegt: 'Pas op, want het klokhuis zit er nog in'.
Wij samen op een badhanddoek en jongens op de grens tussen
adolescentie en volwassenheid die rakelings frisbees over onze hoofden laten
suizen. Op je middelbare school vingen ze die eleganter op.
Jij die me plots heel serieus in de ogen kijkt en mij doet
beloven altijd zo open en eerlijk te communiceren. Ik bevestig, alles wat ik te
geven heb, geef ik. De opluchting geeft de vlinders in je buik weer brandstof
en je dwingt mij om even te zondigen tegen mijn dieet en stopt een stuk cake in
mijn hand.
Ik zeg: 'Straks kom je thuis en zeg je aan je moeder: ma je
had gelijk, het is een verwijfde afwasnicht die godbetert op zijn lijn let'. Je
lacht en voelt aan je wangen, straks doen ze weer pijn. Zolang ze pijn doen van
het lachen, zit het wel goed zo, dacht ik.
'Niet aan je ouders zeggen.', zeg ik gespeeld doodsbang.
'Als ze het te weten komen van je wangen, denken ze dat ik je mishandel. Dan
verschijnt er binnen de kortste keren een brandstapel voor mijn deur.' Ik kijk
je aan met paniekerig verwijde ogen en je kust mij spontaan en noemt mij jouw
zot zeverkonijn. Mijn ware indianennaam. Ik heb er een kwarteeuw op gewacht.
Jij en ik, we moeten gemeen front vormen en niet eindigen
als een moderne versie van Romeo en Juliet. Bestaat dat stuk in Perzische
vertaling? We liggen hoog en droog in bed en de klok is te ver weg om onze
aandacht op te eisen. 't Is gek en misschien ben ik een verliefde idioot, maar
ik voel instinctief aan waar jij nood aan hebt.
Jij met je zwarte bloesje dat je zo vreselijk beeldig staat
en oorbellen in de vorm van trossen druiven. Je maakt ze los en zegt: 'Een
teken van vruchtbaarheid, wist je dat niet?' Ik zucht en verbaas mezelf, zo
mooi vind ik je, met die gitzwarte krullen en die gedrevenheid die je ogen
altijd zo intens fel doet oplichten. 'Zo dringend aan kinderen toe?', vraag ik
plagend. 'Laat het uit', reageer jij bliksemsnel, 'kinderen en het is uit met
studeren. Nee, bedankt, later, nu nog niet.'
Ik trek je terug op mij en onze benen vlechten zich tot een
knoop, ik kus voor de honderdste keer je zachte hals -ja, die keer in het park,
zei je dat ik dat te weinig deed- en snuif tussen je haren de geur van liefde
op.
Uiterlijk lijk je onbewogen, gelukkig ken ik jou beter.
Alles gaat vanzelf en onze band, toch al zo sterk, vormt een nieuw laagje.
Pantser tegen die verbiedende elementen die de elasticiteit van onze
verbintenis vergeefs tot voorbij breekpunt willen rekken. 'Externe druk zorgt
voor interne cohesie', hoor ik mijn geschiedenisleraar nog zeggen.
Ik weet toch dat ik bij jou hoor. Ik zie het in de manier
waarop je niet mijn hand, maar mijn hele arm tegen je buik drukt als we over
straat lopen. Ik merk het aan de manier waarop je aan je vrienden toont: kijk,
deze is van mij, helemaal van mij. Ik lees het in de toon van je berichten, die
eerlijke keuze voor waar ik voor sta.
We praten en we lachen, eigenlijk om niets, totdat we gelijktijdig
stil vallen en heel ernstig bevestigen dat dit, jij en ik, iets heel kostbaars
is.
Boelie
10-01-2009 om 13:33
geschreven door Tederdraads 
|