wat anders in het hoofd of het hart blijft steken! Als het mij overvalt, of mij niet loslaat. Maar het kan ook voor het oefenen zijn. Oefenen in waar ik niet in opgeleid ben, oefenen met woorden.
10-04-2016
Tijd voor denken en reflectie, tijd voor vormgeving van een toekomst, tijd voor cultuureducatie dus.
Tijd voor denken en reflectie,
tijd voor vormgeving van een toekomst,
tijd dus, voor cultuureducatie.
Ik schrijf deze gedachten in een tijd van verwarring, angst,
solidariteit en hoop, een tijd waar er meer vragen zijn dan antwoorden.
In een tijd waar de waarden van ons samenleven en ons denken
daarover, de vorm die we daarvoor hebben bedacht, onze handelingen , worden
aangevallen. En ik sta blijkbaar niet alleen met mijn twijfelend bestaan: de
vele jongeren die ik ontmoet, stellen met mij de vragen, maar poneren net zo
goed antwoorden.
Dit brengt mijn gedachten bij opvoeden, onderwijzen,
educatie en hoe daar omzichtig mee om te gaan. En op hetzelfde ogenblik word ik
gevraagd om mijn gedachten te laten gaan over kunst als onderdeel van het
grotere veld van cultuureducatie. Want middenin het debat van zoeken hoe we
omgaan met waarden en normen, hoe we omgaan met de vele invloeden, denkwijzen,
religies en sommige excessen die dat met zich meebrengt, speelt er zich binnen
onderwijs en educatie ook een zoeken af hoe we dit kunnen bruikbaar maken voor
jongeren die nu opgroeien en zoeken naar enig houvast.
Hoe doen we dit zonder de zin voor burgerschap en kritische
ingesteldheid te verliezen?
Ik grasduin in het openbare debat over de eindtermen dat vandaag
aan de orde is en merk dat we veelal grossieren in het eigen gelijk en de eigen
praktijken. Als we doorgaan met deze manier van denken, zullen we uitkomen waar
we al staan en stonden, zonder het groots perspectief van een toekomst die
nooit meer zal zijn zoals vandaag.
Want ik merk dat we ervan uitgaan dat kinderen en jongeren
via onderwijs in gesegregeerde vakken vat moeten krijgen op de totaliteit van
het samenleven en het samen toekomst maken.
Na de gebeurtenissen van de laatste dagen twijfel ik grondig
aan deze optie. Omdat de verbinding ontbreekt: waar is er plaats en tijd, waar
zijn de middelen om de wereld, zijn kennis, kunde, denken en vorm te overzien,
te beschouwen, te bestuderen en opnieuw vorm te geven?
Het alternatief voor deze optie is plaatsmaken voor denken,
reflectie, retoriek, dynamiek in denken en handelen, en dat in een zo breed
mogelijke context.
En dan kom ik als vanzelf bij de kunsten terecht, als
onderdeel van een brede cultuureducatie. Niet bij de tekenles of de muziekles,
maar bij de kern van kunst en cultuur als educatieve waarde. De kern, die een
bundeling is van wie en wat we zijn als mens, welke waarden en normen we
overdragen, hoe we ze vormgeven en hoe we in staat zijn daar dynamisch mee om
te gaan in een steeds veranderend samenleven en een zich vernieuwende
samenleving.
Wat we nodig hebben is een atrium, een plaats waar de
verbinding tussen alles wat we doen en denken, tussen de verschillende
gedachten en levenswijsheden en hoe we deze vormgeven, kan bekeken, bestudeerd,
bekritiseerd en beantwoord worden.
Deze plaats moet verbindingen leggen tussen
spanningsgebieden zoals cultuur en natuur, economie en maatschappij, burgerzin
en algemene zingeving, in een coherent geheel, in een cluster van waardig geformuleerde
meningsverschillen.
Cultuureducatie (en zeker kunst) heeft dit atrium in zich:
cultuureducatie en kunsten geven geen antwoorden, maar zijn uitingen - of
minstens pogingen - om onszelf en de wereld te bevragen in doen en denken.
In het ruime gebied van de cultuureducatie kunnen we alle
mogelijke themas benaderen, zelfs vanuit hun meest abstracte vorm. Het is de
plaats waar gelijken en verschillen tegenover elkaar kunnen staan, waar werkelijkheid
en fantasie een plek hebben, waar Eros en Thanatos elkaar ontmoeten. Een plaats
waar persoonlijke expressie gedijt naast inzichten uit de geschiedenis en waar
beeld en woord vanuit een hoger perspectief worden ingezet en afgewogen.
In de praktijk denk ik dan aan de mogelijkheid om hierbinnen
zowel grote, meer abstracte themas (goed en kwaad, liefde en haat, moed en
lafheid, ) als meer concrete feitelijkheden (man/vrouw, techniek/ambacht, )
te bekijken, te bestuderen en er een mening over te vormen. Binnen de
cultuureducatie en de kunsten gebeurt dit per definitie zowel vanuit
historisch, maatschappelijk, wetenschappelijk, economisch, technisch, ethisch
en esthetisch perspectief, wat niets dan voordelen oplevert voor het denken en
voor de vormgeving van het leven zelf.
Binnen de kunst en de bredere cultuureducatie kunnen deze
meer abstracte begrippen en hun dagelijkse uitingsvormen aan bod komen, en dit
zowel voor doeners als voor denkers. Het is evident dat ik hierbij niet enkel uitga
van het louter westerse canon: zelfs de plaats en de functie die we aan kunst
toekennen, kunnen bevraagd worden. Waardoor we tegelijkertijd cultuur in zijn
meest brede vorm bevragen.
Dit betekent dat we weg moeten van een eerder industrieel
geïnspireerd onderwijs, waar we met zijn allen op eengeijkte manier naar eenzelfde eindmeet worden
gebracht, maar meer moeten ingaan op een persoonlijk en maatschappelijk gericht
clusteronderwijs, waar themas die ons
allen aanbelangen, centraal komen te staan. Om de betrokkenheid te verhogen, is
het nodig om deze themas, vragen en meningen te laten ontstaan vanuit de
vragen van de student/lerende. Vervolgens worden deze themas vanuit
verschillende perspectieven benaderd: historisch, economisch, maatschappelijk,
ideologisch, en dit zowel individueel als in groep. De
leerling/scholier/student kan zijn antwoord/mening/bedenking via
uiteenlopende concepten en vormgeving met de anderen delen en zo de
confrontatie aangaan met andere antwoorden/meningen/bedenkingen.
Dat we dan geen school meer hebben met een lessenrooster dat
opgebouwd is uit afzonderlijke vakken en daardoor de gedachten eerder verdeelt
dan ze te verbinden, biedt enkel voordelen. Ook voor de eenzame leerkracht die
alleen voor de groep staat, biedt deze benadering uitwegen: ik denk hierbij aan
groeps- en werkstations met leerkrachtenteams die hun studenten de weg wijzen,
instrueren, bevragen en voeden vanuit diverse invalhoeken.
Ja, dit vraagt een andere en meer dynamische organisatie.
Een organisatie die verfrissend werkt voor alle partijen en mee zorgt voor een
gezamenlijke en verbindende aanpak.
Dat er ook nog, op maat en behoefte van het algemeen
cultureel bewustzijn, studie- en instructietijd nodig zal zijn, is evident. Maar
ook daar kan men zoeken naar verbinding in plaats van het lineair en op
zichzelf gekeerde vakmatig denken in te zetten. Is de wereld en zijn culturele
uitingen en verschijningsvormen immers niet opgebouwd uit verbindingen die ontstaan
zijn uit invloeden van ons allen?
De kunsten zijn altijd al een belangrijke factor geweest om
zicht te krijgen op gedachten, gevoelens, dromen en concepten over ons bestaan.
Daardoor is kunst=educatie en verdienen de kunsten, samen met de bredere
cultuureducatie, een plaats in opvoeding, educatie en meer dan ooit in onderwijs.
Kunst is de verbindende factor met het werkelijke en zinvolle bestaan om te
spreken waarover we niet spreken kunnen.
In kunst en cultuur zijn lichaam en geest één geheel, zijn
materie en het niet-materiële met elkaar verbonden en bieden ze ons de kans om
onszelf uit te drukken.
Is er vandaag iets belangrijkers dan om vanuit de dagelijkse
diversiteit van denken en handelen, samen te zoeken naar een toekomst? Om
normen en waarden eerder als vraag dan als antwoord mee te geven?
Ik las een biografie over een vriend en herkende te weinig om het boek goed te vinden. Een desk biografie besloot ik, door een geldschrijver die zich in de verste verte niet de moeite getrooste om enig echt veldmateriaal te verzamelen. Ik las enige tijd later 'Rock & Roll Cabaret', van Just Enschedé waar veel over diezelfde vriend werd geschreven. Herkenbaar als geen ander! Geschreven in een stijl die ik onmogelijk benoemen kan maar die mij deed terugdenken aan de gesprekken met mijn vriend. Dit om maar te zeggen dat de waarheid niet in een boek staat, nog in de sterren staat geschreven . Het is een verzameling van gegevens die zo relatief als mijn bestaan is. Vergelijkbaar met de tradities op het einde van het jaar en hun traditionele feestelijkheden (en met uitbreiding alle traditionele feestdagen) , wat zijn nog hun betekenissen en welke invulling geven we er nu nog aan, welke waarheden willen we elkaar nog naar het hoofd slingeren en met welke waar-achtigheden vullen we dat alles in? Het betekenisvolle of betekenisloze van feesten werkt vreemd, behalve dat we nog wel feesten en betekend dat we de dagelijkse ordening even kunnen verlaten, brengen ze mij in de gelukkig in de war. Nu is dat op zichzelf een feest waard, elke keer we de gewone orde even op zijn kop zetten en verwarring in onze geest zaaien. Helaas hangt daar nu voor mij iets triest aan. Straks wens ik de mensen ' een vrolijke kerst toe of een gelukkig nieuwjaar", maar de vrolijkheid lijkt ver te zoeken in een winkelstraat met een patrouille soldaten of een kerstfeest opgevrolijkt door wat politie interventies. de triestesse komt niet van de mensen achter het uniform wel doordat men een soort orde installeert die niet de mijne is. In plaats van vredevol, liefdevol en vrolijkheid worden we door een systeem beschermd dat ons doet geloven dat tijden nu gevaarlijker zijn dan pakweg gisteren. De kinderen in de straat groeten vrolijk de soldaten in de straat terwijl mensen op de tram elkaar amper een blik gunnen en raar opkijken als je naar hen glimlacht, laat staan hen aanspreekt over het dagdagelijkse. Straks is het de langste nacht in deze warme winter waar zuiderwinden de bloesems nu al nieuw leven inblazen. Te vroeg zeggen sommigen... maar laat de seizoenen en hun grillen ons nu maar eens ernstig in de war brengen, heel ernstig! De waarachtige waarheid is immers doordrongen van grillen en grollen waar de vraag zich vanzelf stelt, deze beantwoorden is een schoon nieuw begin!
Sprokkels uit mijn denken over Kinderen en Kunst
Als je het aan de inner cirkel van de kunstinstellingen
vraagt, blijkt kunst voor kinderen een uitgemaakte zaak: je kan niet vroeg
genoeg beginnen met kinderen kunst te laten beleven en hen in contact te brengen
met allerlei cultuuruitingen. Zelden hoor daar een dissidente stem zoals die
van Jake Chapman, die zegt datkinderen niets te zoeken hebbenin het museum omdat ze er nog niets van
snappen.
Jake Chapman, half of the
revered Chapman brothers duo, called parents "arrogant" for thinking
children could understand such complex artists as Jackson Pollock and Mark
Rothko. He says that standing a child in front of a Pollock is an
"insult" to the American who pioneered the abstract expressionism.
"It's like saying... it's as moronic as a child? Children are not human
yet," the father-of-three declared.
Zo'n controversiële
uitspraak doet bij ons(kunstminnend
Vlaanderen) de wenkbrauwen fronsen,maar
in Engeland bracht dit eendebat op gang
over kinderen en kunst, een debat dat ook hier niet zou misstaan en waar
we soms te snel aan voorbijgaan.
De vraag waarmee we
kinderen confronteren en waarom we dit doen, mag zeker gesteld worden.
Wij hebben in Vlaanderen
een rijke traditie aan kunsteducatie en aan initiatieven die kinderen met kunst
willen in aanraking brengen. Ook roergangers zoals Barbara Wyckmans van Het Paleis
die zeggen dat kunst een recht is voor kinderen, ijveren samen met heel wat
culturele organisaties om dat recht om te zetten in een divers aanbod. Maar dan
nog is het goed om het debat te voeren,
te onderzoeken wat onze motieven en argumenten zijn om dit recht verder te laten groeien en ontwikkelen of niet.
Ook in de onderwijsmiddens
is al van in de jaren vijftig van vorige eeuw, de aandacht voor
kunst en cultuur in het curriculum groeiende, zij het met zeer wisselende
draagkracht en aandacht.
De beweging van de
creatieve expressie, die internationaal veel uitstraling had, zette van 1957
tot eind jaren 70 veel in gang. Roemrijke figuren zoals August. J. Bal en Jos
De Maegd, hanteerden creatieve expressie vooral vanuit pedagogisch oogpunt en
de ontwikkeling van kinderen, wat vrij progressief was in het toenmalig
tijdsbeeld. Hun visie en werking straalde uit naar de kunstmiddens en de eerste
voorzichtige banden werden gesmeed.
Ook in het jeugdwerk ontstonden
in die jaren kunstzinnige ateliers, die ettelijke jaren later werden verdergezet
in de deeltijdse academies, zij het enkel in de beeldende afdelingen. Het was wachten tot de jaren 2000-2010 alvorens
ook het deeltijds muziekonderwijs op deze stimulans inging en meer algemene
ateliers muzische vorming voor jonge kinderen organiseerde.
Met de hertekening van
het cultuurbeleid in de jaren tachtig en de grotere opsplitsing tussen cultuur
en onderwijs, dreigde al het schoons dat door de creatieve expressiebeweging was
opgebouwd, weg te zakken.
Dit euvel was
voornamelijk ingegeven door de grote besparingsmodus waarin ons land toen
verkeerde en dus vooral ingegeven door economische motieven. Ja, ook toen al
viel op dat in crisistijden kunst en cultuur dikwijls bij de eerste
slachtoffers hoort bij grotere economische verhalen. Dat dan vooral de minder
zichtbare actoren worden opzijgezet mag van alle tijden zijn, vertelt hoe we
als samenleving kijken naar dit soort werk. Het duidt meteen op een
buitencirkel van mensen die kunst en cultuur, zeker voor jongeren en kinderen,
niet als een noodzaak maar al een luxe beschouwen. Hiervoor hanteren zij
argumenten als zinloze bezigheid, een loutere hobby, duur, niet-productief
(helpt ons economisch niet vooruit) ..
Het was wachten tot het
begin van deze eeuw om weer de binding tussen cultuur en onderwijs aan te halen
en hen te stimuleren tot meer samenwerking en samenhang.
Ondertussen had het onderwijs
in de laatste jaren van de vorige eeuw via de eindtermen muzische vorming de
creatieve expressie structureel verankerd in het basisonderwijs. Vandaag de dag
is dat nog steeds zo, maar in inspectieverslagen lezen we dat het daar niet zo
bijzonder goed mee is gesteld. Vooral de opleiding van de onderwijsmensen
blijkt te kort te schieten in methodes en werkvormen om die binding tussen cultuur
en onderwijs in een goed opgebouwd en duurzaam onderwijstraject te kunnen gieten.
De kunstensector zelf zat
ook niet stil: er groeide een rijke variëteit aan initiatieven die inspeelden
op het onderwijs en naar kinderen in hun vrije tijd (al dan niet in familieverband).
Het jeugdtheater is hiervan een van de sterkste voorbeelden. Bovendien richten
enkele kunsthuizen zich uitsluitend op kinderen en/of jongeren. We kennen
allemaal Bronks, HETPALEIS, Het Speeltheater/de Kopergietery . die heel wat pionierswerk verrichtten, maar
ook gezelschappen zoals HETGEVOLG, Laika, Fabuleus en nog zoveel anderen hebben
een positieve doch economisch broze positie verworven.
De laatste jaren is er
zelfs een bijzondere uitbereiding naar de heel jonge leeftijd bezig: zo richt bv.
muziektheater De Spiegel zich naar de allerkleinsten en maakt voorstellingen
voor -driejarigen.
Cultuurcentra speelden
een cruciale rol in deze ontwikkeling: sinds hun ontstaan bouwden zij gestaag
aan een werking voor kinderen en jongeren, in eerste instantie vooral via een
binding met het onderwijs. Pas hebben zij hun programmatie ook opengesteld voor
vrijetijdsactiviteiten in die zin.
Ook de museale sector
bleef niet achterwege en wist decretaal het educatieve luik te verankeren in
zijn werk. In dat educatieve luik zijn vooral de initiatieven voor kinderen en
jongeren (ook hier weer grotendeels gericht op het onderwijs) het meest
opvallend. Pas recent werden via voorzichtige debatten de toegangspoort naar
gezinnen opengesteld en ontstaan er initiatieven die zich op deze doelgroep richten.
Met het installeren van
een dag van de kinderkunsten bezegelde voormalig cultuurminister Joke Schauvliege
het samengaan tussen kunst en onderwijs met een grote politieke aandacht. Al is
dit in de praktijk niet altijd evident: het -terecht- invoeren van de
maximumfactuur in het onderwijs heeft tot gevolg dat receptieve en actieve
kunst- en cultuuractiviteiten een terugval kennen.
De kunsteducatieve sector
(waarvan we de voorlopers vinden in de hoger vermelde creatieve expressiebeweging)
nam in al deze ontwikkelingen een bijzondere positie in.
Het was vooral aan hen te
danken dat er een voortdurende vloed aan nieuwe initiatieven, werkvormen en
methodieken werden bedacht om kinderen met kunst in aanraking te brengen. De
redenen om dit te doen, kenden een interessante evolutie: in de jaren vijftig
en de vroege jaren zestig ging het voornamelijk om persoonlijke groei en
ontwikkeling van het kind, in de jaren zeventig was er een accentverschuiving
naar allerlei maatschappelijke en socialedoelen en vanaf medio tachtig kwam de kunst centraal te staan.
Organisaties die vanuit een
meer postmodernistische denken startten en dus later werden opgericht (en nu
erkend zijn onder het kunstendecreet) zoals Art Basic for Childeren, Aifoon,
Matrix, De Veerman, Musica, Jeugd en Muziek, Rasa . werken veelal vanuit het
geheel van bovenstaande doelstellingen en hebben een veel globalere visie op
het ontsluiten van de kunsten voor mensen in het algemeen en voor kinderen in
het bijzonder. Velen onder hen breiden hun doelpubliek uit naar zowel kinderen
als volwassenen. Vaak hebben zij programmas waar beiden groepen samen worden
aangesproken.
Zij bevechten sterk de
misvatting als zou kunsteducatie enkel leuke activiteiten voor kinderen omvatten
in de rand van de kunsten en tonen dit overduidelijk aan in hun dagelijkse
werking.
Deze organisaties, die
vooral de functie participatie krijgen toegeschoven, hebben een zeer sterke
binding met het kunstenlandschap en tegelijkertijd een zeer grote en gedegen
kennis van agogiek en pedagogiek. Historisch zijn ze gegroeid uit het werken
met kinderen in onderwijs en vrijetijd maar ze verruimden hun actieradius, toch
blijven ze tot op vandaag voortrekkers op het gebied. Maar door hun positie
werken ze letterlijk veel minder in de spotlichten.
Met al deze lijnen in het
achterhoofd zouden we kunnen stellen dat het goed gaat met de aandacht die we
in Vlaanderen besteden aan kinderen en kunst.
Maar is dat ook zo? En
wat zijn onze motieven hiervoor?
Kunst voor kinderen was de centrale focus van de
Cultuurmarkt van Vlaanderen 2014.
Een oproep aan het culturele veld om dit jaar het aanbod
voor kinderen extra in de verf te zetten tijdens, resulteerde in een ruim scala
van meer dan 50 voorstellingen: muziek, theater, beeldende kunsten,
kunstzinnige workshops ... voor alle leeftijden. Babys werden niet vergeten en
ook voor hen waren er initiatieven zodat ze hun eerste voorzichtige stapjes in
cultuur konden zetten, weliswaar met hun ouders en/of aanverwanten.
De motivatie hiervoor was te horen te horen in de speech van
Annik Klaes, directeur van Prospekta, het
centrum voor kunstcommunicatie:
Uw kind heeft
recht op het beste! De mooiste kleding, het gezondste eten, het beste
kinderstoeltje, het veiligste speeltuig. Uw kind heeft ook recht op cultuur. En
dat is nu precies wat we in de aanbieding hebben. Ruim en gevarieerd. Kom het
ontdekken op de Cultuurmarkt en nadien een seizoen lang in de grote en kleine
cultuurtempels in ons land.
Op het eerste gezicht een simpele motivatie, maar een die
toch heel wat aanhang telt. Onder het motto uw kind heeft recht op het beste,
verzamelde het centrum voor kunstcommunicatie heel wat kunstenaars en instellingen
die dit mee onderschrijven. Zowel Marc Verstappen van DE studio, Barbara
Wyckmans van HETPALEIS, Stefan Perceval van HETGEVOLG, Jo Roets van Laika,
MarcMaillard van FroeFroe, e.a.
onderschreven deze benadering.
Wanneer ik dieper inging op dit uitgangspunt kon ik uitmaken
dat kunst voor kinderen niet enkel voor kinderen bedoeld is, maar dat dit ook
als kunst moet gelden voor volwassenen. Het beste lijkt hierdoor niet meer zo
vrijblijvend, maar aan voorwaarden verbonden.
Tijdens een kort gesprek met Karel Van Ransbeeck, artistiek
leider van muziektheater De Spiegel noteerde ik dat zijn motivatie van het
beste (of het schone zoals hij dat vertaalde) vooral te vinden is in het
onbevangene waarmee een kind kijkt, het onbevangene dat door rationaliseren bij
volwassenen dikwijls ondergesneeuwd raakt. Zijn artistiek werk, dat zich de laatste
jaren vooral vertaalt in producties voor de allerkleinsten, ziet hij dan ook
als een noodzaak om dat onbevangene, dat pure als artistieke leidraad te
hanteren.
Het onbevangene, dat later complexer wordt door kennis en
ervaring,zal op die manier een grote kiem
vormen in de groei van de mens. Hij wordt hierin gesteund door sommige
pedagogische stromingen: zowel Maria Montessori, Rudolf Steiner, Célestin Freinet allen namen zij de verwondering , het pure
en het zijn als uitgangspunt en bevochten het louter hebben als
uitgangspunt.
Andere pedagogen gingen vaak uit van het principe van
Bildung, een concept dat ontstond uit het denken over de maakbare mens.
Vandaag is dit principe aan kritiek onderhevig. De meeste onderwijspedagogen en
-hervormers lijken het hierover eens: Bildung kan niet meer, zeker niet bij jongeren. Bildung is
kneden, bewerken, schaven, vormen
van mensen, en dat is autoritair, paternalistisch, ouderwets. In het woord Bildung
zit beeld, het betekent dat je individuen vormt naar een beeld dat je van de
mens hebt, een beeld van hoe mensen zouden moeten zijn.
Ook in het denken over het jonge kind gaan stemmen op
om hen zoveel als mogelijk het roer in eigen handen te geven. Het vorm geven
aan hun eigen wereld iets dat nauw aansluit bij een kunstenpraktijk.
Maar geen beweging zonder tegenbeweging. Uit eerder
populaire opvoedingsliteratuur spreekt een zekere onzekerheid over opvoeding. Sommige
pedagogen beweren dat er nu minder grenzen dan vroeger gesteld worden aan
kinderen en volgens hen kan dit problemen opleveren.
Ze spreken over iets dat nieuw zou zijn: minder
grenzen, minder regels, meer
onduidelijkheid, meer verwenning ... vraag blijft of
dit ook zo is?
Zij die met kunst, educatie, opvoeding, rechten van
kinderen bezig zijn schipperen vaak tussen deze meningen, maar ten onrechte
wordt dit debat vaak opzij geschoven.
Ook in de organisatie die ik nu al geruime tijd mag leiden,
moesten we op zoek naar antwoorden. Bij De Veerman vertrekken we in ons werk
vanuit het gegeven dat iedere mens, ongeacht zijn
leeftijd, kan (leren) waarnemen, ordenen en vormgeven, elk op zijn manier.
Voor de kunstenaar is dit een fulltime bezigheid: hij kijkt naar de wereld en
de dingen, ordent zijn waarneming en geeft dit vorm. Dat hierbij de vroegere ordening
sneuvelt, is soms lastig, maar niet te omzeilen.
Ook bij kinderen gaat dit op, zij het soms in een erg
primitieve vorm. Pas als alles door gesleten paden beheerst wordt, alles
hetzelfde blijft, de waarneming afneemt, de ordening blijft wat ze is, kunnen
er geen nieuwe vormen ontstaan. Het voortdurend
stimuleren, trainen en aanwakkeren van
de driehoek waarneming, ordening en vormgeving zorgt voor een inventieve, innovatieve mens en
op die manier ook voor een vernieuwende samenleving.
Dit is voor ons een motivatie om te geloven dat kunst
zowel voor kinderen, jongeren en volwassenen zin heeft.
De uitspraak het zinvolle in de zogenoemde zinloze
bezigheid die het spel der kunsten is is dus ook ons niet vreemd.
Welke motieven ik ook tegenkom, steeds is de mens - of
in dit geval het kind - het uitgangspunt, waarbij het ontwikkelen van de
menselijke vaardigheden centraal staat. De spelende mens, die al spelende zijn
vaardigheden steeds uitbreidt.
Het kunstzinnig bezig zijn wordt daarbij beschouwd als
een uitzonderlijk speelveld. In dat veld maakt men immers zelf zijn regels en
zijn wereld. Dit is trouwens erg vergelijkbaar met wat elk (op zichzelf)lerend
kind automatisch doet in zijn groei naar volwassenheid.
De vergelijking met de kunstenaar is niet veraf: hij
die blijft spelen, die vaardigheden en ervaringen blijft uitbreiden, die het
als een uitdaging ziet dat hij steeds in verandering is en daardoor ook de of
op zijn minst zijn wereld.
Maar de vraag moet gesteld: is dit de ingesteldheid
van de kunsten vandaag of hanteren we kunsten vandaag in deze zin?
Het vraagt een bepaalde manier van zijn, een houding,
wil men in deze zin kunst als een factor in de ontwikkeling van het leven van
de mens hanteren.
We geloven sterk dat inhoudelijke en thematische benaderingen van onze
werkelijkheid tot meer inzicht leiden. Op elke leeftijd is de confrontatie met bepaalde
(leeftijdsgebonden) themas en inhouden een mogelijkheid om zowel intellectueel
als emotioneel te groeien.Om inhouden
en themas te onderzoeken moet men iets begrijpen van de taal waarin ze gesteld
zijn. Ook dit vraagt oefening.
Een kind voor een kunstwerk van Rothko zetten, zoals Jake Chapman aanhaalt, en dan verwachten dat het
gebeurt, lijkt zinloos, maar de vraag blijft: wanneer dan is de tijd rijp?
Het rijpen gebeurt immers traag en via veel oefening in kijken, luisteren,
voelen, denken ... Hier spelen zeker leeftijdsgebonden factoren mee, maar is
het niet-begrijpen net ook geen uitdaging en stimulans om verder te gaan en nieuwsgierigheid
aan te wakkeren?
In veel pedagogische en agogische standpunten is
verwondering, nieuwsgierigheid de drijfkracht van de interesse. Hier zou alweer
een motief kunnen liggen om de kunst voor elke mens, en dus ook voor kinderen,
als zinvol te beschouwen
Inzicht en vaardigheden in de verschillende kunstdisciplines en de taal van de
kunst(en) helpen om vorm te geven of om vormgeving te kunnen lezen. Dit zorgt ervoor
dat onze uitdrukkingsvaardigheid, het lezen van uitdrukkingen van anderen en de
mogelijkheid het met elkaar over de dingen te hebben, versterkt wordt. Dit
communiceren - of alvast een poging daartoe - is wat we vanaf ons prille
bestaan al stotterend leren. Dat gaat uiteraard samen met een complexiteit aan
inzichten, de mogelijkheid tot abstraheren, zicht te krijgen op en inzicht krijgen
in abstracte concepten, een conceptueel denken enzovoort.
Van in den beginne zijn we allen gedoemd dit onder de
knie te krijgen.
Het is misdadig
om niet elk kind de kans te geven de talen van lijnen en kleuren, van
bewegingen in tijd en ruimte, van klanken in allerlei kleuren en in de meest
diverse tempi te onderzoeken, zich eigen te maken en te gebruiken, al was het
maar in een poging om ons bestaan te begrijpen en erop in te grijpen met een
eigen vorm.
Alles lijkt zo herleidbaar tot hebben of zijn: hebben
we cultuur of zijn we cultuur?
Dit doet me denken aan een gedicht van Ed. Hoornik dat begint met de
regels:
Op het schoolbord stonden
ze geschreven
de woorden hebben
enzijn.
Ik kan het gedicht aanraden aan ieder die wil denken
over kinderen en kunst.
Zon op de huid en zoutsmaak , dit moet zomer zijn. Het zijn echter bizarre tijden, lijnvlucht wordt uit de lucht geschoten, kinderen worden spelend getroffen door bommen, banken doen nog steeds of zijzelf slachtoffer zijn van een crisis door hen waargemaakt, regeringen negeren straal de eco problematiek en gaan voor steeds rechtser beleid.....ik kijk naar de nieuwsberichten op een lichtkrant in zakfornaat en vind het allemaal vreemd. Gelukkig staat er aan mijn tramhalte waar ik afstap 'een bronzen meisje', ze staat er precies al eeuwen.Haar jurk steeds in de zelfde plooi, haar haar opgestoken, ze heeft nauwelijks een gezicht of toch niet uitgesproken.... maar ze lacht mij toe, elke keer ik hier kom. Vandaag was het in de felle zon maar ook bij regen houd ze vol en blijft ze mij lief toelachen en ik krijg het warm. Ik ken de beeldhouwer niet of deed geen moeite om zijn/haar naam op te zoeken, ik ken het meisje en dat moet genoeg zijn. Beelden in de stad als eeuwige troost, als overlevering van een eerder moment om dit moment te vieren. Zo zouden er meer mogen staan in mijn stad, beelden die mijn dagen dragelijk maken, mijn verstand ter orde roepen dat de schoonheid bestaat, dat rust mogelijk is, dat dit elke keer opnieuw en opnieuw mogelijk is. Ik ga er straks een toertje voor omlopen denk ik en toch eens zoeken naar een naam of misschien ook weer niet. Het is goed zo!
Een catch-22 situatie, zo omschrijft de jonge schilder Bert Huyghe, in zijn essay 'De Bokser' de situatie waarin de kunstenaar zich bevindt. Spelend met begrippen zoals -gehoorzaam of ongehoorzaam-, -volgen of verraad- baant hij zich een weg door zijn gedachten en zijn positie als onafhankelijk kunstenaar. Ik volg hem gezwind en het doet mij denken aan het verhaal Josefine, de zangeres of Het volk der muizen, over de amechtig piepende muis Josefine in het laaste verhaal van Frans Kafka, of het kinderboek ' Frederik' wat een prachtige kinderlijke vertaling is van dat verhaal van Kafka. Allemaal omschrijven ze vanuit een of ander hoek de positie van de kunstenaar en hoe we daar mee omgaan. Hoe we omgaan met begrippen zoals zelfstandigheid, eigenwijsheid, onafhankelijk, gehoorzaamheid en hoe deze inspelen op de positie van de kunst en de kunstenaar, maar ook de wetenschapper, de politieker de verliefde. De vier manieren van zijn kennen blijkbaar gelijken.
Als iemand die een uit de kluiten gewassen organisatie voor Kunst& educatie mag leiden is dit stof die doet nadenken over het ontstluiten van kunst en hoe we daar mee omgaan. Velen zouden niet liever hebben dan dat wij alles "verstaanbaar" zouden maken, met andere woorden het onmogelijke en voor mijn part het onwenselijke zouden waarmaken. Het zou van ons helden maken van "het weten". Wij die weten ontsluiten voor de onwetende..... brrrr ik mag er niet aan denken. maar dit wordt ons meer gevraagd dan mij lief is!!!! Ik sta liever aan de kant van het niet weten, het eeuwige zoeken, de twijfel.... om af en toe uit te rusten bij een standpunt dat even dubieus is als 'de waarheid' zelf. Bij die laatste houd immers alles op, is alles verklaart heerst er volledige rust en stilte, valt elke noodzaak te ademen weg. Dat laatste zouden we ook een goddelijke status kunnen noemen of een voor altijd stilstaan. Geen emotie meer, geen kritiek geen bedenkingen meer, alles in evenwicht... het zoeken daarnaar en weten dat die perfecte staat enkel een streven en geen doel kan zijn zegt me nu meer. Maar ik ben dan ook maar een jonge leerling in dit geheel, misschien dat mijn moeder het bij het rechte eind heeft:' zijn verstand komt met de jaren, hopelijk wordt hij oud genoeg".
In stilte ... het ging als vanzelf , maar wat een geluid daarbinnen. Zoemende gedachten, wriemelende fantasie, ontplofte wanen. Het is nooit stil daarbinnen. Ook als ik het helemaal stil lijk te maken is er altijhd wel een geluid of gebeuren dat binnendringt en de boel weer helemaal verprutst. Gedachten stromen aan en af, in en uit als dag en nacht. Wat zou er van mij overblijven zonder al dit, wat blijft er van de kleur over in een zwart gat. Maar soms is teveel teveel, teveel gedacht, teveel geluid, teveel smaak of wansmaak, teveel voelen of gevoel. De maat van mijn gedachten was zoek, de woorden te weinig of teveel, de richting onduidelijk. Ik kruip uit dit dal en klim omhoog ,zodat ik eenmaal daarboven weet dat beneden mijn plaats is. Maar eerst naar boven: overzicht krijgen, overschouwen, aanschouwen van al dat gewriemel en gedoe wat wij met zijn allen veroorzaken onder het mon 'cultuur'. Ik klim en klim en bedenk dat klimmen genoeg moet zijn, nog even niet naar beneden kijken gewoon klimmen tot ik niet meer verder kan. Dat wat wij cultuur noemen mag nog even daar blijven, daar beneden. Laat mij nog maar wat klimmen uit dit dal.
Soms lijkt het of de gedachten niet te vatten zijn, maar ik weet beter, ik neem ze niet voor waar en dan bestaan ze ook niet! Zo gaat dat, wat we niet 'voor waar aannemen' is 'niet waar'. Dat kan soms aardig hard aankomen als het louter om ontkenning gaat. De smak tegen de niet waargenomen deur of muur mag dan al wel spreekwoordelijk zijn, dit soort ervaringen kan het waarnemen aardig bijstellen. Het is een schoon maar niet te vatten ding, de ervaring. We krijgen er precies niet genoeg van , we stapelen ze en slaan ze ook nog eens op als herinnering. Zo slijten we ook dagen, jaren, levens en banen in onze hersenen, met gedane ervaringen, vage steeds veranderende herinneringen, herhalingen van wat we eerder deden of waren. Heel af en toe plaatsen we er iets nieuws bij, dan zijn we weer wakker en allert, gegroeid ook. Dan ontstaat de schoonheid of lelijkheid als vanzelf, schoonheid, lelijkheid zijn geen dingen maar veeleer een toestand van zijn. Ik loop tegen de schoonheid of lelijkheid aan samen met mijn ervaringen. Ik sla ze op en herinner het mij of ik verdrink het in mij. Ik kijk naar de tekening die mij dagelijks omringt, mij herinnerd, mij wakker houd, mij warm maakt, ik zie steeds hetzelfde en toch anders. Zo kan ik ook woorden lezen en herlezen, ze blijven in dezelfde orde staan, maar de zin der zinnen veranderd soms voor mij. Ik ben weer wakker.
We gebruiken het woord soms als een zakdoek, om op te vangen wat we vanzelf denken. We gebruiken begrippen te pas en te onpas zoals we met zoveel doen. Woorden lijken een niet te stoppen stroom die bang zijn van stilte, alsof dat laatste zelf nog maar zou bestaan. Maar bij het woord 'mooi' stel ik mij vragen. Een begrip dat we gebruiken bij iets uitzonderlijk, iets wat zich niet zomaar voordoet. Gezien het begrip op een uitzondelijke status doelt zou het zeldzaam moeten zijn. In musea een plaats waar nogal wat uitzonderingen hangen, of bij een concert waar de uitzonderingen zich meer dan gemiddeld kunnen voordoen, bij een wandeling waar niets moet behalve er zijn, ontglipt het ons, we zijn niet bij machte meer te vertellen dan dat woord. Zelfs bij kindertekeningen komen we vaak niet verder, al lijkt dat soms een andere betekenis te dragen want even daarna ligt dat ' mooie' achteloos ergens te vergaan. Zo kan het soms ook met 'al dat mooi's' wat we hebben benoemd tussen mensen, argeloos weggesmeten. Het 'was mooi' zeggen we dan of het is mooi geweest. Kan het mooie dan vergaan, kan het verdwijnen. Is wat geweest is dan niet meer mooi? Is het mooie uitgevaagd? Is het niet een beleving veeleer dan iets materieel? Is een beleving dan vergankelijk. Alles kan vervagen, ik weet het, langzaam wegkwijnen in de veelheid van een kort bestaan. Maar toch wat mooi is koester ik graag en hou ik graag bij, ook al is het tegendeel bewezen. Het tegensprakelijke van mooi en lelijk houd mij wakker wetend dat het één niet zonder het andere kan, zoals liefde zijn tegen gestelde kent en hard met zacht verbonden is. In alles is tegenstelling de hoop en de onmacht. Zo ook met mooi, maar ik bedank ervoor het mooie te laten verwelken tot lelijk.
'Weg is weg' zegt men wel eens in een kinderlijk naïve bui, maar wat bedoeld men dan eigenlijk? Er zullen wel evenveel betekenissen voor dit woord zijn als gedragingen en interpretaties daarvan zijn. De doden zijn weg en toch ook weer niet helemaal. Ze gaan en blijven op hetzelfde moment. Ook al vervagen ze in een herinnering die nooit de werkelijkheid kan zijn, dan toch zijn ze gebleven. Net als diegene die zegt dat hij/zei weggaat en in uw lijf en leden blijft steken al was het een teek. Niet dat het allemaal op pijn of ontstekingen lijkt, maar toch,voor de gelijkenis voel ik iets. Het graaft zich in en laat zich moeilijk verwijderen. Indien het blijft steken en je het niet verzorgd richt het een verwoestende schade aan die zich aandient als vermoeid en slapeloos, als slap en neerslachtig. De reactie daarop is bovendien onbegrip, net dat wat je op -dat moment - wel missen kan. En dat moment is ook wel een slecht begrip voor het soms eeuwig aanvoelende verloop der zonnestanden. Soms zijn het de herinnering, soms het verlangen of het alsnog willen beschrijven van een nooit ontstane geschiedenis, Al dan niet met de glimlach van het warme gevoel of de grimas van de pijn en het hele kleurenpallet ertussen. In alle gevallen is er troost nodig, die we dan vinden in het onnuttige nuttige! Het turen naar een beeld, het wegglijden in muziek, het navigeren in de woorden van een tekst of boek, het weldadige of de dynamiek van theater of dans. Dan mag dat allemaal en is het onnuttige de nuttigheid zelve. Dan pas begrijpen we het nut van wat een zinloze bezigheid lijkt. Weggaan is een lang en traag proces, de slakkengang onder de processen. ook al gebeurd het als een plots verschijnsel de naweeën zorgen voor de traagheid van het lossen en oplossen. Soms lost het ook niet en wat dan. Dan zoeken we eeuwige troost. Het is daar waar ik bleef steken en niet meer verlaten kon.
En als de woorden nu niet meer op een rij staan, als de letters uiteenvallen in een hoop ongeordendheid, ja wat dan? Als er geen rust is dreigt de leegte, ook al lijkt dat tegengesteld, ik moet ervaren dat teveel onrust mij leegzuigt. Ik heb niets tegen onrust, tegen chaos, daar onstaan zo dikwijls nieuwe wegen uit.... maar af en toe snak ik naar rust, naar evenwicht en naar duidelijkheid. Dat duurt nooit lang want dan blijft alles bij gisteren, bij wat is geweest en nooit meer anders. Dat gaat ook snel weer vervelen, en zo draait mijn wereld als maar door en door. Ik staar voor mij uit en probeer nu niets te veranderen, alles even te laten zoals het was. De tijd spreekt mij tegen: dag en nacht gaan steeds verder zonder ophouden. Ik verlies deze strijd, die er helemaal geen is, zeerzeker. Het concept tijd hebben we bedacht om enige regelmaat in de onregelmaat te brengen. Nu de seizoenen als verward overkomen, de winter niet gekomen is, de zomer zich in de plassen verschuilt, nu verlang ik naar een moment van rust en herkenning die ik enkel bij mijzelf zal vinden. Alsof ik het niet wist: "ge moet alles zelf doen of er komt niets van!" Dat verdomde stilstaan.
Zingen een schone bezigheid voor zanger en toehoorder, ik betrap mij erop dat de woorden die men zingt soms aan mij voorbijgaan en dat ik enkel de klanken met zijn kleuren hoor. Als het allemaal klopt dan blijft dat ook kloppen, ik hoef niet altijd de tekst om alles in mij op te nemen. Schoon is dat , zo blijkt minder ook weer meer te zijn. Op deze zondag ochtend bezondig, vergrijp, of laat ik mij graag bekoren door gezang. Het brengt mij stilte in het gebrul die deze wereld voortdurend blijkt voort te brengen. Een gebrul van beterweters, bestweters, voortvarenden, bangerikken ook en al zeker zijn ze bang van die stilte die zich als vanzelf vult met schoonheid. Ik tel ook die andere zangers deze ochtend in de tuin en het park, nee niet voor Natuurpunt maar voor mijzelf, kleine zangers. Soms met een wat eentonig deuntje, soms met ware liederen van groot formaat. De kat op een dakje van onze "kotterie flamand" telt precies mee en maakt geen aanstalten om de boel te verstoren. De radio melde nog even groot gebrul van een politieke partij die brult op hun verkiezingscongres. Ik laat ze , ik ga mee met het gezang van de schoonheid vandaag en soms zijn het de vogels in de tuin of net die stem die mij meeneemt naar onbekende oorden van gevoel en emotie waar elke waarheid in twijfel zal getrokken worden omdat waarheid er dan niets toe doet. Het gaat om schoonheid en niets anders en ook dat is geen waarheid.
Hopen, het is niet niets! Het zit in uw lijf, het drijft en zorgt voor gedrevenheid. Hoop is anders dan wachten, waar enkel nervositeit van komt omdat het dan wel of niet komt. Bij hoop is er perspectief op toekomst waarin je blijft geloven, waar je graag naar uitkijkt. Bij hoop sputtert de motor niet, hij blijft aangedreven met de moed van elk moment. Hopen houd verwachting in, en slechts eenmaal voldaan is die ineens weg. Af en toe eindigt het ook in een illusie, dat is weer een heel ander soort. Ik hoop steeds en mijn hoopgedachten zijn altijd van een ongeëvenaarde schoonheid. Ze gaan steeds uit van een schoner leven en gevoel en houden mij wakker, houden mij drijvend in dit bestaan. Ik kan ook wel hier en nu tevreden zijn, zeer dikwijls zelfs maar met een saus van hoop is er net dat ene meer, net die gedachte om beter, schoner, liever, liefdevoller..... te zijn/doen. Zo gaan nu eenmaal mijn gedachten mee met de dagen en nachten doorspekt van hoop. Niets kan dat tegenhouden het zit immers in mijzelf geworteld en brengt fantasieën, gedachten, dromen in versnelling. Zo zit ik hier dan maar weer te hopen van kleine en grote dingen. Wie weet ben je er wel in betrokken of kan je mijn hoop invullen. We spreken ze niet veel uit die gedachten, ze sluimeren in de onderkant van onze gedachten en ons handelen. Heel af en toe zijn ze merkbaar en niet te ontkennen, dan geven ze zich bloot en dan sta je werkelijk bloot. Het was de hoop die mij even een maand van het schrijven hield en zie nu, het schrijft zichzelf vol van verwachting en ingehouden onrust, met de spanning die mij vooruithelpt, en nu ben ik een hoopje ongeduld vol van ......
Het voelt als ongemakkelijk, iets zoals beginnend schurft dat blijkbaar nu ook weer in opmars is. Je weet niet hoe of waar het begint maar het is ongemakkelijk. De vijand aanwijzen is in deze een gemakkelheidsoplossing, de oorzaak vinden vraagt introspectie of gewoon in de spiegel kijken. Daar ligt immers het zelf en de ganse wereld besloten. Maar om te weten waar het irritante gevoel vandaan komt moet ik eerst afstappen van het eigen gelijk, afstappen van het weten of erger nog het beter weten, zonder mijn kritiek te verliezen. Het is al te gemakkelijk in mijn bezig zijn met de kunst mij verongelijkt te voelen, mij niet aanvaardt te voelen. De grote menigte houd er niet van wordt wel eens gezegd, maar is dat zo? De gelaagdheid in de kunsten en meer bepaald in de soorten producties en producten is wat verdwenen. Je hebt de amateur die vrolijk veel volk trekt en veel deelnemers kan bereiken, het kunstonderwijs en zeker het deeltijds kunstonderwijs dat vrolijk groeit, daar moeten we blij mee zijn. En dan heb je dat kleine gesubsidieerde veld met kleine en grote spelers dat al enkle maanden morrend rondloopt wat er moet bespaart, er is kritiek aan hun adres door enkele beleidsmakers, er is het soms niet weten wat goed en beter is want we hebben altijd gelijk. De spiegel houd het morren tegen en stelt veel vragen over afgelegde weg en waar naartoe? Is er iemand kwaad op ons dan, is er iemand die ons niet graag ziet? Is er iemand die ons overbodig acht, of willen ze ons op een andere plaats in eenandere ruimte of gaat het veeleer of een ander tijdsbeeld? De spiegel dampt aan van zoveel vragen waar ik nog geen antwoorden op heb. De vraag stellen vraagt om antwoorden, het zou van zwakte getuigen mocht ik het nalaten. Maar dan moet ik uit mijn gesloten sluizen breken, vrije vaart zoeken in mijn denken, dat is een voorwaarde. Gelukkig zijn er momenten zoals een einde jaar die zich daartoe lenen, in het donkerst hol van het jaar is er immers hoop op licht, ook al weten we dat nooit zeker. Ook de gewoonte van het zeker weten kan ik maar beter in vraag stellen. Ik trek mij even terug en stel mijzelf de vragen. Kijk naar de wereld en zijn gebeuren waar alle antwoorden liggen. En stel dan de vraag of wat ik doe ertoe doet? Ik blijf nog even het antwoordt schuldig en wentel mij in onwetendheid, een goeie startpositie. En later meer dan.
Toen ik klein was bouwde ik huisjes, hele kleine huisjes
waar hele kleine mensjes in woonden en die deden dan wat ik wou, hoe ik het
wou, hoe ik het zag en wilde.
De huisjes waren van karton of papier of een gekregen
sigarendoosje, nog later werden ze in lego gemaakt. Het werd steevast een
wereld waar dromen, fantasieen
het experiment toegelaten was . spelen noemde men dat. En de reacties bleven
niet uit, wat een brave jongen die zo goed kan spelen .. het was allemaal
toegelaten. Soms liet ik vrienden of vriendinnen toe in mijn kleine wereld die
groots was en dan speelden we samen, ik was wel de baas, het was mijn spel
toch! Al verloor ik het vaak van mijn iets oudere zus of mijn slimmere
buurjongen, maar dat liet ik niet merken , ik deed verder alsof en bouwde mijn
wereld naar mijn vermogen. Mijn wereld met zijn mijn gelijk!
Groter
Toen werd ik wat ouder, erwas enige expansiedrang, ik veroverde het gebied onder de
tafel, waar een kamp werd gebouwd. Mijn moeder keek glimlachend toehoe ik mijn wereld bouwde en mijn
gedachten verbouwde. Er werden deze keer wel restricties gesteld. Bij bezoek of
als vader thuiskwam moest alles opgeruimd zijn, terug netjes zijn. Hoe doe je
dat uw gedachten en fantasieën opruimen? Hoe breng je orde in uw fantasie en
gedachten, een heel leerproces ( al wist ik dat toen niet). Ik was daar niet
goed in, in het op orde brengen, ook nu nog heb ik daar last van.
Als protest trok ik de tuin in en zelfs de iets wijdere omgeving,
op zoek naar een plek waar het kon, waar mogelijkheden waren, waar ik
ongestoord met of zonder vrienden mijn gedachten en wereld kon vormgeven, waar
mijn fantasie , mijn vormtaal, mijn experiment, mijn talent, mijn onkunde, mijn
geklungel, mijn . toegestaan was, aanvaard was. Ik niet werd weerhouden door de
orde en netheidsdrang van de wereld die alles al geregeld had, ook voor mij.
Om mijn bestwil zeiden ze dan
Ooit was er een leegstaand huisje onderweg van school naar
het huis van een vriend. We reden er vaak langs en elke keer bleven we voor we
uit elkaar gingen even staan voor dit batiment dat in mijn fantasieën groots
was als een burcht, met mogelijkheden voor geheime bijeenkomsten, voor een
eigen wereld waarin mocht wat elders niet mocht of kon, waarin ik niet moest
maar kon, waarin wijzelf (mijn vriend en ik) bepaalden wat en hoe en wanneer
en hoezo .. Even later kwam dan de vraag waar je gebleven was en of de weg van school
naar huis verlengd was, of je dan niets beter te doen had, of er geen huiswerk te maken viel ,
of . Wat verlangde ik naar mijn burcht, het kamp onder de tafel, mijn wereld
in de sigarendoos, het bouwsel van lego waar in alles lag besloten van wie ik
was en wat ik dacht.
De jeugdbeweging met zijn eigenlokalen had een tijdlang als uitweg gediend maar hun regels
waren de mijne niet, al had ik daar een zeer goede tijd, zeker toen de leiding
ons vooral zelf liet doen en geen gedrag van ouders vertoonden die alles deden
om goed voor ons te doen.
Groots
Er was de zoekocht naar dat huis waar je thuis was, waar men
niet vroeg , niet klaagde, niets oplegde, . Een huis waarin jijzelf kon
bepalen of alvast meebepalen hoe het moest en was en zou zijn. Een huis waarin
ik weer kon spelen en ditmaal niet met plastiek mannetjes of kleine autos en
huisjes. Dit maal waren er mensen van vlees en bloed die een verbond met elkaar
aangingen. Een verbond van samen de wereld mogen veranderen ter eer en glorie
van ., ja dat moesten we nog even uitzoeken. Maar in alle duidelijkheid dit
was een huis van en voor ons. En hier zouden we blijven- voor eeuwig!
Ik kijk terug naar mijn zoektocht waar ik lang niet uniek in
was. De zoektocht van een jongere naar een huis een thuis aangepast aan zijn
leeftijd en zijn/haar leeftijd. En plaats steeds verder weg van huis , weg van
het speelmatje, weg van onder de
tafel door het huis uit tot achter in de tuin, het leegstaand pand op weg naar
school, de jeugdbewegings barakken tot het jeugdhuis . En later weer later
zijn er nog huizen gevolgd voor de ene de sportkantine, het lokale cultuur of
ontmoetingscentrum, het duivenhok, het huisje in de volkstuin , de tweede verblijfplaats
ver weg van alles ergens in een ander land ..
Steeds zijn we op zoek naar ruimte en tijd om toe te geven
aan de drang om te spelen met dat waar we graag mee bezig zijn, om zelfs te
bepalen hoe en hoeveel en hoe dat!!! Onze eigen werelden al dan niet samen met
vrienden.
Laat het ons maar toegeven, jeugdhuizen zijn een logische
zaak in het groter worden , ze waren dat vroeger en zijn dat nog steeds. Jawel
ze veranderen wat van vorm, volume, idee, kleur en geur . Ze passen zich aan de
tijd aan: zeggen we dan. Maar dat laatste is een leugen, jeugdhuizen zijn de
tijd, ze zijn de tijd die een jongere nodig heeft , ze zijn de ruimte die een
jongere moet innemen om verder te kunnen, om te kunnen groeien. Eerst doen we
dat braaf thuis dat groeien en bloeien, later wat verder weg om ooit weg te
gaan. De logische weg van de groei van de mens, kan iemand daar iets op tegen
hebben? Dat gaat gepaard met de nodige schokken (conflicten en moeilijkheden)
ook groeipijnen genaamd. Het is de verdomde bedoeling het zelf te doen en niet
aan te nemen wat voor ons reeds is bedacht toch? Ook mijn eerst tekening of
schilderwerkje was niet wat je zou noemen meteen een Picasso of een Tuymans.
Als ik wil vormgeven aan wie en wat ik ben of beter nog als we dat in groep
willen doen (met leeftijdsgenoten die aan dezelfde drang onderhevig zijn) dan
gaat dat met vallen en opstaan, met fouten en hoera momenten, met blijdschap en
droefenis.
De jeugdhuissector houd halt bij 50 jaar jeugdhuizen. In die
sector wordt regelmatig bezonnen over wat en hoe en waarom en of ze wel nodig
zijn. Dat is goed, dat is nodig ook. Maar laten we duidelijk zijn ook zonder
sector zal de behoefte van een mens om te groeien vanop het speelmatje steeds
verder weg een noodzaak blijven. Misschien doen we dat facebookgewijs of via
twitter of een andere virtuele vorm maar we zullen het blijven doen. Maar ook
de fysieke ontmoetingsplek zal altijd belangrijk zijn, hoe kom je anders aan je
eerste zoen? Jawel dat kan virtueel maar zon beeldscherm lijkt mij niet lekker
te smaken. En eenmaal wat ouder doorspekt met wat hormonale stuwing zal het ook
fysiek niet te houden zijn . Hoe geef je vorm aan liefde en afkeuring virtueel
zonder in het cliche te blijven steken. De ruimte om dat te verzinnen is net de
ruimte die we nodig hebben in onze pijnlijke groei. Daarom ook zijn jeugdhuizen
culuturele mijlpalen in onze geschiedenis.
Vandaag nog meer dan vroeger is ruimte en tijd eenzorgenkind. Tijd krijgen voor het experiment
zonder de garantie dat het ergens toe leid behalve mijn ontwikkeling (en zelfs
dat is onzeker). Ruimte krijgen voor onze wil, onze vormen, onze creativiteit
zonder al te veel bemoeienissen van voorgangers en beterweters. Pleit ik nu
voor een vrijplaats? Jawel, en nog eens volmondig ja. Houd dit dan alle
vrijheid in, helaas neen, volmondig neen. Het sociale aspect van ons bestaan is
net zo belangrijk als het individuele en zo moet dat elkaar in evenwicht houden.
Vooral in een evenwicht die we zelf mee bedenken en net daar is ruimte en tijd
voor nodig. Nu al is er weinig openbare ruimte, weinig plaats onder de tafel of
de speelmat. Er is vooral druk naar efficientie en rendement, naar groei voor
meer en beter. Maar beter door wie en wat bedacht.
Dus geef alle jongeren de kans dit uit te zoek, dit te
bedenken en waarom ook niet dat uit te voeren. Het zou geen slecht idee zijn
meer tijd te geven meer ruimte te geven die nog niet ingevuld zijn door school,
sportclub, academie, jobs , .. Tijd die in eerste instatie verveling lijkt,
dus tijd om onze dromen waar te maken of ze alvast weer te dromen om ooit er
iets van waar te maken. Samen met Stefan Perceval (Auteur,acteur, regiseur, )
pleit ik voor een -ministerie van dromen- waar je jaarlijks langs moet om hen
te vertellen welk droom je in dat
jaar zal waarmaken!! En dat dan ook doen!
De plaats en de ruimte krijgen om al dan niet met vallen en
opstaan, al dan niet met eerder gemaakte fouten (en wat zijn fouten? Zijn dat
niet mee de leergegevens van vandaag) uit te zoeken wat de zin van alles is en
hoe we daar zoveel als mogelijk kunnen mee omgaan.
Jeugdhuizen deden in het verleden een geweldige job op dat
vlak en zijn nu meer dan ooit nodig om dat te blijven doen. We schrijven bijna
2013!
Uiteraard zijn het niet meer de koten die bruingerookt door
een teveel aan nicotine en ander rokend spul , geluid en wat nog meer .
zichzelf op de borst slaan omwille van hun groot gelijk. De jongere die vandaag
zoekt, zoekt zijn ding, zijn antwoordt op de vragen die hij zichzelf stelt.
Hij/zei voeden hun eigen nieuwsgierigheid naar banen die ons vooruit kunnen
helpen. Maar vooral op dat vooruitkomen moeten we geen druk leggen. Geen
rendement verwachten van jeugdhuizen geen efficiëntie voor onze problemen. Je
kan zelfs stellen: jeugdhuizen moeten niets, ze zijn er gewoon of we dat nu
organiseren of niet en dat is genoeg! Dat moet genoeg zijn!!! Maar ik pleit wel
om het te ondersteunen, faciliteren heet dat dan. Met de omzichtigheid van een
moeder die kijkt naar haar opgroeiend kind, dichtbij en toch veraf genoeg. Op
de hoogte maar niet bemoeiërig, streng en lief tezelfdertijd, geregeld
ongeregeld, . Wetend dat het ons ontgroeid ter eer en glorie van een
evoluerende samenleving. Het is knap lastig voor beroepkrachten in die sector
om die schone rol van de moeder te spelen. Maar laat ons toegeven de toekomt ligt in het ongewisse, het
niet weten van de jongeren, en zeker niet in onze bemoeirigheid en ons beter weten.
Dus jeugdhuizen als culturele speelruimte ergens tussen de eerste en de laatste
adem! Maar vooral daar waar het huis te klein was, de wereld nog moet veranderd
en de weg nog moet ontstaan!
(geschreven voor 50 jaar jeugdhuizen ergens einde 2012 )
En als er geen woorden komen of als alle woorden tekort schieten. Zo is het vandaag, men vraagt wat ik denk of voel maar er zijn geen woorden of geen woorden voor, of nog niet. Ik hou het bij muziek, een beeld, een vage gedachte. Er is wel veel dat in mijn lijf en leden de toon zet en toch geen woord dat over mijn lippen komt dat van enig nut kan zijn. Dus muziek en beelden die langzaam helpen om wat er is zijn weg te laten zoeken. Dat is wat kunst doet, me helpen bij het wringen naar wat een uitweg zoekt, me helpen bij zicht krijgen vanuit een hoek die nog niet ingenomen is, me laten zien wat nog onzichtbaar bleek maar altijd al was of net niet was. Vandaag is er veel muziek nodig, veel klanken op een rij die het weeë maar ook het geluk weerspiegelen, die herinneringen en het beeld van vandaag verbinden. De beelden ontstaan als vanzelf daar waar de woorden blijven steken in een gehakkel en dwaas gekrakeel. Ik lees ze wel, dat teveel aan woorden, weet dat er veel geschrapt is zoals in mijn bestaan, om net die essentie of de waarde (waarheid) over te houden wetend dat het momentopnames zijn van een voortschrijdend afscheid. Mijn dagelijkse portie kunst omdat ik niet zonder kan! Ik ben verloren zonder beweging, beeld, geluid die net datgene van gevoel of werkelijkheid benaderen waar ik dreig aan voorbij te lopen. Ik wentel mij nu weer in de klanken van een Frans lied dat mij over de liefde verteld, la plus belle histoire... wetend dat elk verhaal zelf geschreven is, elk beeld zelf gemaakt. Ook al is het dat van een ander, ik herschrijf en her-componeer bij het luisteren en zet het om naar wat ik nu weet en aankan op mijn weg. De weg ontstaat als vanzelf vanuit het niets maar brengt mij verder in de tijd.
Mijn voelen te zwak, mijn kijken ontoereikend, mijn gehoor gestoord, mijn reuk bijna verloren, de smaak verzwakt....... niets is meer zoals het gisteren leek, ook al lijkt het of ik meer en beter weet. Ik leer niet "aan" maar "af". Aan hoeveel schilderijen liep ik intussen achteloos voorbij, hoeveel muziek die ik niet hoorde, zoveel boeken niet gelezen, je vult er menige musea, harde schijven of boekenbeurzen mee. En toch, ik kijk voor mij uit, zie wat moet gebeuren en zie vooral waar het geluk in schuilt. In hier en nu en nergens anders. Ook al is dat andere en dat ergens anders zijn steeds aanwezig in mij. Complexer in zijn eenvoud is mijn leven geworden.
Het gaat allemaal snel , ik ben niet bij machte om, in wat rest, alles te kennen, te zien , te voelen...... maar ik ben wel in staat om dat te zien wat ik zie. Het is een waarheid zoals een ander, even broos als een oude tak. En dan kan ik maar beter het langs zijn mooie kant benaderen en daar mijn tijd aan verdoen daar waar het prettig toeven is.
Daarom luister ik niet meer naar alles wat passeert een soort selectieve doofheid, maar ook selectief blind. Maar hoe hou je dan het nieuwe, het nieuwsgierige in u wakker, hoe zorg je ervoor niet in wat gekend is te blijven steken, hoe blijf die tak nog de flexibiliteit en soeplesse behouden, toch minstens tot hij uiteindelijk verstijft in een soort van eeuwigheid.
Ik kijk luister nu naar muziek die mij onbekend is en het helpt, ik heb kop nog staart, laat staan de duidelijkheid van gisteren. Wel het vertrouwen dat het goed komt, zoals steeds.
schuren langs een bestaan, glijdend in de tijd....een goed moment!
Tegen de feiten aan en de muren oplopen, schuren langs een bestaan glijdend in de tijd.... een dag als geen ander die nog in gisteren of morgen zijn gelijke vindt. Wie zal mij zeggen waar het belang van een moment te vinden is? Het is trouwens reeds voorbij voordat men met mij de melding delen kan.
Zo begon mijn fietstocht door de drukte van dit ochtendlijk bestaan. Ik keek naar de bomen en zag dat ze staan waar ze al langer hadden gestaan en zich geen zorgen maakten om de dwaasheid van mijn denken. Ik recht mijn rug en loop verder de dag in wetend dat een moment vangen de opdracht is. Daar heb je geen krant of andere berichtgeving voor nodig. Ik zie een kind traag naar de vertrouwde school toestappen, een automobilist als vertrouwd het geduld verliezen bij weer een stoplicht, een fietser in een zelfde tijd dat stoplicht negeren. De parabels over een termieten groep schieten mij door het hoofd. Deze beesten doen dat ook bedenk ik nog maar weet dat dat ook een andere orde is. Overleven of leven. Nu kruip ik in de beslommering van het oordelen over dit en dat wetend dat er ook veel meer is maar dat het allesomvattende nooit door mij omsloten kan worden.
De wereld is wat hij is en ik mag hem kleuren vandaag, ik kleur hem nu met het pallet van dit seizoen en dat stelt tevreden. Ook de koffie proeft lekker. Zal ik het geluk noemen dan is mijn moment alvast goed.
Liefhebben op afstand, of dat kan? Kan je een hand vasthouden op afstand, kan je gedachten warm houden, kan je voelen als een golf die uitdeint? Allemaal vragen die onbeantwoord blijven. Het is al roepen tegen de wind, het schreeuwen over zee, de weidse gebaren in het bos of op een strand. Wie zal het zeggen, wie weet het antwoord? Alleen maar vragen zonder antwoord. Terwijl de liefde enkel antwoorden in zich draagt. Het verlangen is een antwoord, net als de drang, de goesting, het nabij willen en niet altijd kunnen. Ik vloog vandaag hoog boven de wolken en vroeg het mij allemaal af. Daarboven zijn de vragen anders, de dromen ook en dus ook de zeer erbarmelijke antwoorden die ik zelf mag verzinnen. Ik kijk uit het raampje en zie dat de wereld voorbijvliegt of ben ik dat die meegaat met de tijd. Wie zal het zeggen? De tijd doet er weinig toe bedenk ik nog, de liefde wel! Vliegen door de tijd met de liefde mee dus.
Notities bij het denken over kinderen en kunst (verschenen in het tijdschrift Vlaanderen/346)
Er zijn van die begrippen waarvoor je beter geen definitie
zoekt. Er bestaan er al honderden, zo niet duizenden. Vele boekenkasten en
bibliotheken werden ermee gevuld zonder dat we het er eensluitend een konden over
zijn.
Zo vergaat het begrippen zoals liefde of kunst: voor
geen van beiden bestaat de universele verklaring en duiding, voor geen van hen
een definitie dievoor eens en
altijd het denken erover stil zal leggen omdat het vraagstuk is opgelost. Het
gaat zoals met ademen: op en neer of, beter nog: in en uit. Zoals we onze
dagen en nachten, manen en zonnen afwisselen, zo ook gaat het met deze
begrippen. We verstaan het en we verstaan het weer niet, we willen het en
willen het weer niet .
De vraag stellen waarom we met kinderen en kunst zouden
bezig zijn (wat dat bezig zijn dan ook moge betekenen) is dan ook eerder
retorisch van aard. De vraag is immers het antwoord zelf en daardoor zal het
antwoord dan ook steeds een vraag in zich houden, al dan niet verscholen onder
een eigen gelijk of een tijdelijke bedenking.
Maar met de stelligste zekerheid wil ik even gaan voor dat
eigen gelijk, ook al zijn het dan ook tijdelijke bedenkingen die ik stotter.
Want laat het maar duidelijk zijn: wie over kunst wil praten zal stotteren,
moet proberen, moet durven vallen en weer opstaan met de wetenschap dat de
volgende val reeds is opgebouwd.
De geschiedenis leert ons dat we er altijd zijn mee bezig
geweest. Van in de vroegste aantekeningen die we ontwaarden was er sprakevan uitingsvormen met telkens andere
doelstellingen, belevingsvormen, uitingsvormen, betekenissen . Laat ons maar
zeggen: we hebben het altijd al gedaan en dit loopt parallel met de liefde,
maar ook met het tegengestelde: voor beiden is er ook het niet-liefhebben of
het niet erin geloven, is er da haat, de ontkenning . Ook die is van alle
tijden en dus des mensens.
Bedenking 1 schattig toch
Als een kind probeert zijn eerste contact te maken met een
grijpgraag handje, een mond of wat dan ook, vinden we dat schattig. Ook al
weten we dat dit over overleven gaat, over vragen naar voedsel, we vinden deze
pure menselijke uitingsvorm schattig. Als later een kind probeert zijn eerste
woordjes te stamelen, dan vinden we dat schattig, we herkennen erin wat we
willen herkennen. Ze zei mama, roept de moeder verrukt, de vader houdt het
bij iets wat op papa gelijkt , de waarheid doet er niet toe, we vinden het
schattig. Nog later tekent een kind een bijna cirkel en alweer zijn we verrukt
en vinden we dat prachtig,: kijk: zij/hij tekent reeds cirkels. Nog een poos
verder in het bestaan zijn we verbaasd over het bouwen van torens, het leggen
van popjes op een rij, het sorteren van kleurtjes, het nabootsen van de grote
werkelijkheid in een spel. Allemaal uitingsvormen om wat grip te krijgen op die
grote wereld daarbuiten. Allemaal tekenen van een normale groei en een drang om
grip op te krijgen op die grote
wereld waaraan we willen deelnemen en die we graag mee willen sturen ter ere en
meerdere glorie van zelfvoldoening en liefde voor de ander. Al kan dat ook
gepaard gaan met duizenden andere emoties (haat, afschuw, misprijzen .), ik
hou het bij het positieve en formuleer het als liefde.
Maar laat ons dit onthouden: wanneer een kind vanzelf, uit eigen
wil en groeikracht op zoek gaat naar uitingsvormen , waarom zouden we er dan
niet mee bezig zijn, waarom zouden we niet een helpende hand uitsteken om dit
te bevorderen, te verruimen, te stimuleren? Zoiets heet dan ook gewoon opvoeden,
toch?
Bedenking 2 opvoeden
Opvoeden is een begrip waartoe ik mij aangetrokken voel,
maar dat ik tegelijkertijd verafschuw. Opvoeden doen we immers zelf: niemand
heeft mij opgevoed, hoogstens gevoed, en ik heb aangenomen en afgestoten. En
dat in volkomen harmonie met mijn genetische eigenschappen, mijn mogelijkheden,
onmogelijkheden, mijn passies,
mijn wil en onwil en dat allemaal in een voortdurend proces van een lach en een traan. Ik weet dat,
hoe systematischer mijn opvoeders het probeerden aan te pakken, hoe groter mijn
verzet werd. Karakter, zei men dan wel eens (soms bedoelde men gewoon slecht
karakter, een docent in het middelbaar zei zelfs: geen karakter).
Anderen hielden van die helpende systematiek en hadden hem
zelfs nodig. Het meeste voelde ik mij thuis bij het vrij bewegen: eerst over
beekjes en in weiden (ik woonde op den boerenbuiten, ver van het geweld de
stad, het lawaai, de drukte van musea, bioscopen .) ronddwalend in de velden. Later ontdekte ik het
bewegen op muziek; dat gaf nog meer voldoening. Eerst zag ik het bij mijn
moeder als ze aan het poetsen was: alles aan de kant, muziek op en hopla daar
ging ze dan. Een feest was het, een vrijheidsfeest in volle betekenis. Stiekem
deed ik haar na, en ja: bevrijdend was het en of het nu Vivaldi was of een
Argentijnse tango die de maat stimuleerde of de beleving een kans gaven, dat
weet ik niet meer. Maar wat bleef was de herinnering aan de grote vrijheid die
het mij gaf om mijn emoties, verlangens (al dan niet naar moeder) gedachten,
over wat was en komen zou, kon vormgeven. Ik ben het nooit meer kwijtgeraakt en
nog koester ik het na een tijdje in mijn loopbaan eerst als danser en later als wat men artistiek leider noemt van een groep kunstzinnig
geïnspireerden die elke gelegenheid te baat nemenom elk mens zijn bewegingsruimte te stimuleren .
Naast dit was er ook mijn vader die mij meenam naar
concerten en theaters, mij liet luisteren naar de radio (al dan niet gewild).
En toegegeven: soms was het echt gekweel vond ik toen of waren het bizarre
ontmoetingen, maar dikwijls zat ik ook vol verwondering te kijken of te
luisteren naar iets wat ik (nog)niet begreep en dat er blijkbaar toe deed. Want
de grote mensenwereld sprak over prachtig, over mooi, over goed gedaan Daar
wil je als kind toch het fijne van weten. Dat maakte mij nieuwsgierig, de ware
aard van animatie dus. Zo gaat dat met opvoeden, die gaat uit van de
nieuwsgierigheid en het nieuwsgierig maken.
Bedenking 3 De background, het milieu waarin je opgroeit
Ik onthoud enkel dat het als van nature is, de kunst ontmoeten.
Als men het niet ontkent of het je niet verbiedt, ontmoet je hem als vanzelf:
de kunst en zijn diverse uitingsvormen. En ja, milieu en background spelen een
rol van betekenis, van zeer grote betekenis. Maar ik zag nog geen enkel
milieuwaar het niet aanwezig was.
Ooit kwam ik in contact met pas aangespoelde kinderen uit een vluchtelingennetwerk.
Ook bij hen waren er veel uitingsvormen en grote interesse in samen zingen,
naar gezangen luisteren, boetseren van naar mijn oordeel sterk gestileerde
vormen voor hun leeftijd. En ja zij hadden dit nodig om te verwerken wat ze
hadden meegemaakt, maar ook omwille van de samenhorigheid. Ook hier weer kreeg
kunst een betekenis, aangepast aan
zowel de noodzaak van de maker als aan de belever. Zo doen wij dat: wij maken
de kunst die we nodig hebben en beleven de kunst al naargelang onze noodzaak.
En nog dit: als het milieu tekortschiet, moeten we
bijspringen. Daarom hebben we onderwijs, jeugdwerk, gespecialiseerde kunstenorganisaties,
allemaal ontstaan uit de noodzaak van het gemis of uit de wil om toe te voegen
waar het niet aanwezig is. Allen zijn ze nodig: ik zag nog nooit een
kunstinstelling die aan de noodzaak werkt uit zelfgewin. Zij die dat wel deden,
lieten net de noodzaak voorbijgaan en maakten van kunst een te consumeren goed,
een kwalijke zaak. Maar ook een die bestaat en vanuit subsidiërend oogpunt een
te bestrijden goed.
Bedenking 4 De Noodzaak
Ik vernoemde het daarnet: er is steeds noodzaak , een niet
zonder kunnen, zoals we niet zonder in- of uitademen kunnen. Zoals we ons
onderwerpen aan dag en nacht, zo ook is onze verhouding met de kunst. We hebben
ze nodig en van tijd tot tijd verwerpen we ze als teveel, overbodig om dan
bij de minste vorm van troost die we nodig hebben, teruggrijpen naar muziek, een
beeld een paar woorden op een rij. Maar even goed bij het vieren van geluk of het eren van
schoonheid of het benaderen daarvan.
Ook kinderen doen dat. Toen ik voor een opdracht eens wou inventariseren
hoeveel jongeren (tieners) schreven, of beter gezegd: literatuur bedreven, was
de berg post (werkelijk postzakken vol) niet te overzien. Zowat elke jongere
schreef wel eens een gedicht of een tekst, puur uit eigen vrije wil, of was het
de noodzaak die hen dreef? De noodzaak van droefheid, geluk, verliefdheid,
ongenoegen over het een of het ander? En schrijven is denken.
Maar ook tekenen, klanken op een rij zetten en muziek maken,
garageboxen vol met jongeren die eerst imiteren en daarna componeren . Het
lijkt iets te zijn waar we niet zonder kunnen. Tot men ons zegt dat het onzin
is en we maar beter iets nuttigs doen.
Bedenking 5 waarom wel of niet?
Het is niet eens een vraag of het al dan niet moet. Het is
er, en steeds aanwezig. Of we dat nu willen ontkennen, verstoppen of laten
stoppen, de drang naar uiting, de drang naar het begrijpen en grijpen van onze
werkelijkheid, is er altijd en overal. Dat is dan ook de ware betekenis en
plaats van de kunsten. Soms is ze heel sterk, soms met mate.
Het staat veraf van het kunstproduct als louter
objectiverende aanwezigheid, maar heeft er alles mee van doen. Want ook de
kunstenaar geeft vorm, zet in een bepaalde orde zijn werkelijkheid neer. Dit
ontmoeten, beleven, proberen te begrijpen, is een stuk van onszelf begrijpen.
Waarom zouden we dat kinderen ontnemen? Zodoende is kunst, of het nu voor
kinderen of groteren is, eerder een gebeuren dan een product. Elke mens neemt
zijn werkelijkheid waar, ordent zijn weten en niet-weten, drukt zich uit door dat
inzicht. Dit gaat gepaard met het overwinnen van angsten, het ontwikkelen van
een steeds complexer wordende taalgevoeligheid (warmee ik beeld-, klank-, bewegingstalen,
bedoel en ook literatuur, muziek ..). Met het gebruikmaken en ontwikkelen van
aangeboren gaven zoals creativiteit en expressievermogen. Het leren zien van
anderen hun werkelijkheid en daarop reageren door reflectie en kritiek. Het is
net die zich ontwikkelende intelligentie die ons inzicht en
relativeringsvermogen verschaft omte worden tot wie en wat we zijn. Naast alle andere inzichten van
wetenschap en ervaringen is dat nutteloze nuttige bezig zijn met de kunsten
een absolute noodzaak. Waarom zouden we dat niet elk kind gunnen? Het lijkt mij
een misdaad tegen de mensheid om dit alles te ontkennen.
En tot slot
Deze bedenkingen (die ook in meerde lezingen werden gebruikt
maar in andere bewoordingen), mijn matig gestotter, mijn eigen grote gelijk,
schreef ik ver weg van de menselijke drukte, ergens tussen de velden, de bergen
en een zee. Ik wilde geenszins
volledig zijn, maar enkel uitdrukken wat we allang weten of moesten weten: De
kunst is een gebeuren onder mensen. Hoe meer noodzaak, hoe groter de
kunstactiviteit: zelfs hier, op deze eenzame plek, ontmoet ik mensen die ze met
geestdrift bedrijven. En ja, ergens niet ver hier vandaan kriebelt een kind
enkele lijnen op papier en neuriet
een paar klanken. Ik neem aan dat dit ter ere van mijn grote gelijk is.
Gisteren op de fiets dacht ik nog dat ik het wist, dat alle gedachten als vanzelf met de wind meekwamen. Zelfs het formuleren ging als vanzelf, geen gestotter of gekwakkel in de inhoud of de vorm rechttoe rechtaan, alles duidelijk. Vandaag is er dan weer de twijfel hoe de dingen echt in elkaar steken , welk de eerst lijn is en welke kleur die dan moet hebben. Zal ik het maar doen in zwart en wit maar ook zwart en wit kennen hun nuances. Ik staar naar buiten maar kijk naar binnen. Dat heb je ook bij ramen kijken die nu naar binnen of naar buiten of doen ze dat net allebei. Zoals dag en nacht, zon en maan , liefde en pijn. Het is allemaal onderdeel en geheel , detail en allesomvattend. Alles is samenhang en dus onmogelijk te vatten. Ik ben een geduldig leerling in mijn ongeduld te begrijpen. Maar de momenten tussen dag en nacht, tussen de liefde en de pijn die kan ik nu smaken in elke vezel van mijn lijf. Ik kijk naar buiten en naar binnen en weet geen raad of geen raad die mij kan bekoren. Er zit niets anders op dan mij te laten waaien en te zien waar de wind en de dagen mij brengen. En dan net onstaan er als vanzelf de gedachten als een bekoring voor de stilte. Ik schrijf traag en langzaam hoorde ik mij zelf iemand beloven en ben nog nooit zo onrustig geweest. Maar uit -die onrust- weet ik dat de volgende rust op komst is. Een fase als een pauze voor de storm weer begint. Ik krijg nog het advies van een dochter die zegt: "laat het ons proberen en dan zien we wel", schoner woorden heb ik niet nodig om mijn dag te laten vloeien. En ja het stroomt!