 |
|
 |
16-08-2020 |
Geluk |
Een grote serre staat er in onze tuin; restant van de azaleakwekerij die hier vroeger was. Aan de tuinkant; een lange glazen wand waar ik vijf jaar geleden struiken aanplantte.
In het voorjaar bloeit eerst de linkse struik, Ribes. Samen met het ontluiken van de bladeren van de Vlierbes is hij de eerste struik die de lente aankondigd. De Ribes ruikt niet lekker, maar vanop afstand maken zijn lichtroze bloemen mijn hart altijd blij in het voorjaar. Ik leerde over zijn kracht en toepassingsmogelijkheden en moest glimlachen toen nadien de ortomoleculaire arts me Ribes voorschreef. De wet van de aantrekkingskracht zo sterk en betrouwbaar. Kort daarna bloeit de rozelaar die ik van mijn papa kreeg met vele witte platte roosjes. Daarna komt de uiterst rechtse struik tot bloei; de paarse Seringen die ik vanuit een vriendin haar tuin kreeg en waar ik wel om het uur zou aan gaan ruiken. Na de Seringen is er even stilte in de rij, om nadien in vol ornaat en overdaad de ene na de andere vruchten aan te brengen. Eerst de rode aalbessen, dan de witte. Zelf met suiker op krijg ik ze thuis niet verkocht wegens te zuur, de doorzichtige heldere en wiebelende gelei met weinig suiker vliegt er dan wel weer door. Dan komen de frambozen, frambozerood en sensueel fluweelzacht en op het moment dat er slechts hier en daar nog een framboos te vinden is komen de braambessen eraan. Plagerig, want schijnbaar zwart en rijp, maar als je dan nog een of twee dagen wacht dan verdubbelen ze quasi in omvang en smelten ze op je tong. Ondertussen is papa's witte rozelaar zijn tweede bloei begonnen en zijn de japanse wijnbesjes zich volop aan het vormen.
Dankbaar ben ik. 's Morgensvroeg op blote voeten Mara uitlaten en ondertussen kijken, ruiken en proeven. Wat een geluk, zo groots in zijn eenvoud.
|
|
 |
Reacties op bericht (0)
|