Graag wou ik deze middag gaan kijken naar twee pasgeboren zusjes in de kraamkliniek. Zo bijzonder is het om van peuters die in onze klas terecht komen me te herinneren toen de mama of papa vertelden dat ze zwanger waren van hen, geboren waren, hen gezien te hebben als pasgeborene. En toen ik in blijde verwachting van de parkeerplaats naar de ingang ging liep er voor mij een groepje mensen. Een oudere mevrouw ondersteund door een man en een jongeman. Twee andere jongens ernaast die een tas en een valies droegen, de leeftijd van lagere schoolkinderen. Doordat het wandelpad smal was en de mevrouw erg moeizaam stapte bleef ik achter hen en gingen mijn gedachte naar het verhaal van deze mensen. Zou de oudere mevrouw zelf opgenomen worden? Misschien was het haar echtgenoot die ze kwamen bezoeken? Waar vrij snel een antwoord op kwam toen ik met een zacht en open hart wegging na het zien van de twee zusjes. En de uitgang niet uit kon gaan zonder het groepje van daarnet te storen dat afscheid nam van een duidelijk zwaar zieke mevrouw in een rolstoel met baxter. Het was net hetzelfde beeld van een uur eerder. Het groepje stapte stilzwijgend en star voor zich kijkend door. Op één verschil na. Het kleinste jongentje dat zich tot op het einde van het wandelpad om de zoveel meter omdraaide en zwaaide naar zijn mama in de rolstoel. Ik wenste dat ik de oudere mevrouw kon voorbij stappen, het wandelpad kon verlaten of oplossen in het niets, zo ongepast en storend in het afscheid en de afstand tussen de mama en haar zoon voelde ik me.
De stilte nog in me, de woorden afschrijvend.
|