De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
19-12-2012
Wat doet een schrijverke zo dagdagelijks om zijn literaire carrière levend te houden?
's
Morgens in den trein lees ik James Ellroy. Een autobiografisch boek
over zijn jacht op vrouwen. Geen platte zever over van het ene wijf
op het andere springen. Geen uitgesponnen CV van een zelfverklaarde
Cassanova. Nee, brutaal eerlijk. Waarom lees ik dat? Omdat zijn stijl
mij bevalt. En normaal schrijft hij thrillers en ik lees niet graag
thrillers. Waarschijnlijk meer uit haat tegenover modetrends, dan
omdat ik thrillers haat. Anyway, als ik beter wil schrijven, moet ik vooral leren van zijn stijl. Een beetje gelijk 't leven zelf, alsof iets u vooruit schopt, maar ge weet niet goed wat en ge weet zeker niet waar naar toe.
Overdag
op 't werk, schrijf ik in een groene notaboek alles wat in mijn kop
vliegt dat kan dienen voor een verhaal. Kans is groot dat ik er nooit
meer naar kijk, naar die notities, maar als 't idee echt de moeite
waard is, zal het wel eens schreeuwen van dat papier waar 't nu op
staat.
Terwijl
ik les geef, hoor ik de anecdotes van mijn leerlingen over hun werk,
en dat geeft een klein beetje troost. Na de les kus ik bijna de grond
omdat ik niet in de financiële sector moet werken. En de anecdotes
van mensen die vrede hebben met de 9 to 5 world geven mij een beeld
van wat zo'n mensen willen lezen NA vijf uur. En dat is meestal niet
wat ik schrijf. Daarom moet ik ook nog altijd les geven en kan ik
niet leven van schrijven. Daarom vermoordt schrijven mij nog altijd
een beetje meer dan het mij leven geeft.
's
Avonds thuis, schrijf ik dit, gewoon om op te warmen, en om regelmaat
te hebben. Schrijven is niet moeilijk, het is ritme en routine
opbouwen dat moeilijk is.
Ik
overloop ook alles wat ik ooit geschreven heb. En dat is nogal wat.
Ik heb geteld. 95 procent heb ik gewoon op kant gesmeten. In een map
gezet. Getiteld: niet goed genoeg. En dat is zeer beleefd van mij.
Het zijn verhaaltjes gelijk Stefanie Meyer ze waarschijnlijk ook
schreef, als ze vijf was.
Er
zei mij vandaag iemand dat ik mijn talent niet serieus neem en dat
daardoor anderen het ook niet serieus nemen.
Zeker iemand die ook te veel zelfhulpboeken (weinig zelf en
weinig hulp) leest.
En
als ik dan 95 procent van mijn oeuvre in de vuilbak heb gesmeten,
zonder enige emotie eigenlijk, ik heb niet zoveel emotie op overschot
dezer dagen, dan vertaal ik een paar pagina's van een Frans boek.
En
ik stel mij maar geen vragen bij waarom ik een schrijverken ben, want
ik heb gemerkt dat dat soort waaromvragen u doen verlangen naar een
zeer innige en long overdue omhelzing met Thanatos.
Ik ontmoet haar pas terug als ze 26 is.
Waarschijnlijk is ze nu afgestudeerd. Als mijn gevoel toen juist was, is
ze hard op weg om het helemaal te maken. Ze loopt 100 meter voorop.
Terwijl iedereen op de Arbat ingeduffeld is in de dikste mantels, slaagt
zij er nog altijd in om er flinterdun gekleed uit te zien. Ik zie enkel
haar rug, maar ik weet meteen dat zij het is. Alleen zij zou het wagen
om haar outfit te combineren met een Che-Guevara-beret, zeker in dit
land.
Ik ga achter haar aan, ze komt verdraaid snel vooruit in
dit gore sneeuwtapijt. De kleur van de vieze brij onder mijn voeten,
doet mij denken aan de vale kleur van de dood. De voorbije maanden heb
ik mijn eerste rouw doorgemaakt. Ik schud mijn sombere gedachten van me
af. Nog even en ik haal haar in.
Mijn blik streelt haar lange,
donkere krullen, die haar Joods zigeunerbloed verraden. De blikken van
de venten die haar passeren zijn komisch. Stuk voor stuk onderzoek ik
hen, om te zien of ze kans hebben om ooit tussen haar benen te komen. Ik
geloof van niet. t Zijn net schooljongens, als je ziet hoe ze hun
nekken verdraaien om nog een glimp op te vangen van haar wiegende kont.
Haar
kont is mini, maar strak, stevig en rond. Ik beeld me al in hoe ik haar
omdraai, haar beret afsnok en zeg: Hey, beret , ik kies mijn kameraden
wel zelf, hé. Op het toneel was het geen beret, maar een platok, een
typisch Russische hoofddoek. Ze zal de allusie snappen en in de lach
schieten. Misschien kus ik haar dan wel zonder verdere poespas. Platte
directheid apprecieert ze dan wel niet, maar moed vindt ze altijd mooi.
Ze
gaat echt snel, ik riskeer dat ik uitglijd als ik nog versnel. Ik stel
me voor dat haar dunne scherpe neus door de lucht klieft, dat ze daarom
zo snel is. Ze heeft de zelfde neus als haar moeder. Ik kan haar pesten
door straks met een vuile lach te vragen: Hoe gaat het nog met je
moeder? Is ze hier? Dan zegt zij met een halve lach en een
verontwaardigde stamp van haar voet: aach, bwa, posjlak. Vuilak,
viezerik, viezen tist. Vrouwenliefhebber.
Als ik haar bijna
ingehaald heb, vertraag ik. The moment of anticipation nog even laten
nazinderen. Mij voorbereiden op die naakte sprong in haar ogen. Me toch
een beetje wapenen tegen de wulpse lokroep van haar grote neus. Ik heb
altijd een voorliefde gehad voor vrouwen met grote neuzen. Mijn vader
drukte mij altijd op hart: hoe groter haar neus, hoe groter haar
libido. En dat adagium heeft mij nooit teleurgesteld.
Ik
herinner mij haar gezicht als ze klaarkwam. Eindelijk ontwapend,
eindelijk helemaal puur. Zelden een vrouw gekend die zich zo, with
complete abandon, zoals de Engelsen zeggen, kon overgeven aan ongeremde
aanrakingen. Gek ook, hoeveel vertrouwen ze had in mij, terwijl ze toch
enkel schimpende koosnamen voor me bedacht. Tsjort, Sotana, Posljak,
Hitrets.
Als een duivel iemand is die anderen in contact
brengt met hun ware menselijke natuur, ja, goed, noem mij dan gerust een
duivel. Dan heb ik mijn roeping gevonden in dit leven, dan zal ik
duivelen, mensen permanent verduivelen tot ze ontdaan van elke schaamte
zichzelf durven zijn. We stonden zo vaak samen op toneel, dat moest ons
taalgebruik wel aantasten.
Als we samen waren, bijvoorbeeld in
een café na een voorstelling, maakten we iedereen ongemakkelijk. Twee
ongegeneerde spraakwatervallen, die tegen de sterren op flirten. En
iedereen wist goed genoeg dat we beiden een lief hadden. Hun nijd,
omwille van onze brutaliteit, was de beste saus, en hitste ons beiden
op. Wij waren acteurs, wij verdienden ons brood met exhibitionisme.
Op jouw lange dijen zal mijn tong dansen als een sjamaan in trance.
Zon uitspraak, compleet over the top, maakte dat alle gesprekken in
het café schijnbaar nog door gingen. Maar je kon wel raden dat ze alleen
nog geïnteresseerd waren hoe het verder liep. En altijd had je
medestanders en antagonisten. De venten steunden mij en de vrouwen namen
haar in bescherming. De mannen hielpen niet, maar de vrouwen juist wel.
Hun betuttelende manier om haar in bescherming te nemen tegen mij,
maakte juist dat ze zich des te meer wilde laten gaan. Al was het maar
om te bewijzen: ik beslis zelf wel.
Ik ben op twee meter van
haar. Mijn ogen branden in op haar slanke taille, nauw omsloten door een
elegant mantelpakje. Die krullen van haar zie ik terug zwiepen langs
haar naakte rug, als ik haar van de zetel op tafel duwde, van tafel naar
bed, van bed tegen de kast, tegen de muur. Haar blanke huid, met die
roodbruine krullen. Aanraken deed ik haar overal, ik klauwde met mijn
vingers in haar vel, ik beet zacht in haar nek en presenteerde mij als
de vampier die haar schoonheid uitlepelde.
Ik shockeerde haar
met mijn voorstellen om haar menstruatiebloed te drinken. Al was het
maar om terug te horen Zotte beer, je bent gestoord, jij bent ziek. We
leefden ons uit met toneelkleren, ik verkleedde haar, zogezegd als
Catharina de Grote. Ze lag in bed met de Koninklijke houding van een
absolute heerseres. Macht perverteert altijd, zei ik, en ik sneed een
versleten bontjas aan stukken, zodat haar magische driehoek en haar
borsten er bloot doorheen prijkten. En dan nam ik haar zo, en zei ik en
passant: Joden neuken toch door een doek, hé? En dan was ik zelfs niet
meer posljak, maar svolotjs. Smeerlap hijgde ze, niet meer plagerig,
maar gemeend agressief, terwijl ik haar op haar knieën dwong, haar tegen
me aantrok en met draaiende bewegingen in haar stootte. Tegelijk
raasden twee vingers door haar slippery lane, één vinger langs
weerszijden van haar clitoris. Om haar te laten janken van genot, om
elke cel in haar lichaam er aan te herinneren dat ze blaakte van jeugd,
schoonheid en lust.
Ze was een uitdaging, bijna over de hele
lijn. Ivana was nauwelijks te shockeren, ook al beweerde ze van wel.
Haar opnieuw en opnieuw voorbij een grens duwen, verhitte mijn
levenskoorts met een graad of vier of vijf. Maar het feit dat ze een
vriendje had, kleurde de hele zaak natuurlijk nog in een extra tint. Ik
mocht die kerel trouwens wel. Een fijne gast met een sympathiek,
gevoelig karakter, niet de zoveelste kaalgeschoren Slavische macho.
Maar
wat wil je, de natuur besliste. Ik wilde haar, ik wilde haar omarmen in
genot en haar kunnen zien zoals ze echt was. Alles wat niet werkelijk
zij was, wilde ik wegkussen, zodat als ik in haar ging, ik in zuiver
Ivana ging. Omdat ik wist dat er ooit een einde moest komen aan onze
affaire, kuste ik haar zo, dat ik elk kenmerk van haar lichaam opslokte.
Opslokte om de leegte te vullen, die schreeuwde om haar. Een mens
apprecieert alleen wat hij op het punt staat te verliezen. Haar vriend
is het nooit te weten gekomen. Tenminste bij mijn weten dan. Wellicht is
ze nog steeds bij hem.
Als ik haar dan omdraai, hey, Beret, je
geloof die onzin in de kranten toch niet echt? Met haar knalrode
hoofddeksel in mijn handen, wacht ik tot ze van haar verbazing bekomen
is. En ik kijk haar aan en glimlach zoals alleen een vent kan lachen,
als hij weet dat hij elke nee van tafel kan schuiven. Terwijl ik zo voor
haar sta, voel ik weer hoe onze kernen communiceren in die woordeloze
taal waarvan elk woord een mens hitsig maakt en dronken van levenslust
en stuwende spanningen. Een instinctief contact dat je niet met iedereen
legt. Je weet dat het er is als elke gesproken zin tussen jullie een
lacherig effect krijgt. Misschien omdat het toch zon onzin is om dan
nog te spreken met woorden.
Ik informeer inderdaad naar de
moeder. En ik kan mijn opzettelijk animale hongerblik niet volhouden.
Met mama is alles goed, zegt ze kortaf. En met je vriend? Ze trekt
slap haar schouders op. Die heb ik voortaan altijd bij me. Ze haalt
een ketting vanonder haar jas en toont mij een zilveren kokertje. Ik heb
in mijn hoofd nog nooit zo luid gevloekt. Hoe is dat nu kunnen
gebeuren?, vraag ik. Lymfeklierkanker. Hij heeft zes maand gevochten
met alle kracht die in hem was. En dan is hij gestikt in zijn eigen
bloed. Ivana is nooit verlegen geweest om de verbale mokerhamer te
hanteren. We babbelen nog heel even. Ik zeg de clichédingen. Dat ik ook
pas voor het eerst een familielid verloren heb. Dat er geen enkele
manier is om je daar op voor te bereiden. En meer van dat. Zij haalt nog
enkele keren haar schouders op. We beloven later nog eens koffie te
zullen drinken. En dan draaien we ons om, gaan elk de andere kant op. Ik
duw mijn handen diep in mijn jaszakken en trek mijn nek in.
Een
vriendje, elk vriendje, schuif je opzij, maar een dooie, das wat
anders, die ligt stinkend tussen jullie in. De kilte van de dood nestelt
zich in jullie geslacht. En het enige vocht dat je van de vriendin van
een dooie krijgt, zijn tranen.
Een sms van een ranzige schurfthond. Ik
zie hem nog zitten in zijn ruime kantoor. Een glazen bureau met een
dik rood Arabisch tapijt onder. Met schilferige melkvlekken
besprenkeld. Als ik hem een document voorlegde om te tekenen, telde
ik altijd die melkvlekken. Of ik zocht patronen in die melkweg. Soms
kon ik er het gezicht van een trieste nar in zien, zij het dan met 1
oor en 1 oog en geen haar. Maar toch, een nar, gek van verdriet, met
een halve zotskap op zijn hoofd.
Ik moest me op iets concentreren, want
naar de handen van onze ambassadeur kon ik echt niet kijken. Met die
gouden ringen om zijn vettige vingers. Die gouden pen die hij in zijn
knuist hield als een kleuter een wascostift. Niet alleen vond ik zijn
vingers lijken op varkensworsten, enkele waren ook zo vergeeld dat ze
op sigaarachtige hondendrollen leken. Zijn lijfgeur maakte het er ook
niet beter op. In zijn bureau hing een zurige walm, als van de resten
van een visgerecht die al dagen op het aanrecht staan. Die geur
moffelde hij wat weg met een overvloed aan deo, een standaard
mannendeo. De geur was nog het best te vergelijken met de stank die
hangt in kleedkamers van vervallen fitnesscentra.
Achter zijn rug om noemden we zijn
kantoor het abbatoir. Als de mannen van onze lokale staf naar zijn
kantoor sloften, zagen ze er uit als lammeren die wisten dat er hen
straks iemand bij één achterpoot liet hangen en hun keel over sneed.
Hij zelf zag er op geen enkel moment uit als een ambassadeur, maar
eerder als een opgezwollen veeboer, die flink wilde etaleren hoeveel
poen hij schepte met het kweken van beesten. Daarom al dat walgelijk
pompeuze goud. Als ik iemand zie met goud op of om zijn lijf, weet ik
al meteen dat we geen beste maatjes worden.
Ik ben als diplomaat in tientallen
landen geweest, heb heel wat ambassadeurs gekend. Sommige daarvan
waren echte kampioenen, mensen met een hart voor mensen. Een en al
positieve drive. Andere waren gewoon berekende bloedzuigers. Voor hen
was buitenlandse zaken alleen maar de nek waar ze het zoetste bloed
konden zuigen. Hij was de ergste in die soort.
Tot ik die sms kreeg, dacht ik nooit
nog wat van hem te horen. Ik hoopte ooit wel iets in de krant te
lezen over hem. Dat zijn vieze hobby aan het licht was gekomen. Dat
er een onderzoek was ingesteld. Dat hij zijn diplomatieke carrière
helemaal kon opdoeken. Dat zijn echtgenote hem helemaal had
uitgekleed. Dat hij in voorarrest zat. Dat zijn celmaten elke avond
zijn mannetjeskut uitwoonden met knoertkanonnen van lullen. Dat hij
zijn kak geen halve minuut meer kon ophouden. Dat hij wakker werd in
zijn eigen stront, met zijn kont vastgekoekt aan zijn matras.Dat hij
tegenwoordig zo'n trechteranus had, dat je een kattin en vijf jongen
in zijn reet kon laten nestelen. Dat die kattin zijn lul alleen nog
gebruikte als krabpaal.
In land X was zijn lul een ornamentele
sabel en de wachters van onze ambassade moesten die dagelijks
opblinken met de precisie en inzet van een koninklijke
erewacht.Waarom het die wachten moesten doen, is mij nooit duidelijk
geweest. Daar bestaan toch clubs voor? Zelfs in land X bestaan daar
clubs voor. De geilste van allemaal waarschijnlijk, want inderdaad,
het mag niet in land X. Dat maakt het natuurlijk alleen maar
lekkerder voor de mensen die de Griekse beginselen zijn
toegedaan.Verbod maakt een lekkere saus. Waarschijnlijk was ie
gewooon bang dat ie bekenden tegen het lijf kon lopen. In die obscure
underground scene weet je natuurlijk nooit wie er allemaal aan je
piemeltje sleurt. Ik denk echter dat hij vooral kickte op het
machtsmisbruik. En 't was een ongeloofelijke krent. Een schandknaap
betalen voor geleverde diensten zat er niet in. Ik heb hem eens
twintig minuten weten ruzie maken met een kelner, omdat er op een
rekening van meer dan 150 euro een sausje stond dat hij niet besteld
had. Een sausje van 40 cent. Twintig minuten ruzie voor 40 cent. En
die gozer verdiende in een maand wat heel het restaurantpersoneel
samen verdiende, in één jaar of nog langer, wie weet.
Toen ik opgeroepen werd als getuige in
zijn proces, was ik even blij als met een winnend loterijlot. Nee,
verdomme, blijer. Ik heb mijn zoon gebeld, ik was toen net even drie
weken thuis en niet op verplaatsing, en jongen, we hebben het op een
zuipen gezet. Die zoon van mij is twee keer zo groot als zijn ouwe en
als die het op een hijsen zet, moet je uitkijken. Nee, ik heb een
heerlijke zoon.Goeie knul. Studeert architectuur. Knap moeilijk, maar
hij worstelt zich met de vingers in de neus door alle tentamens. Als
hij niet studeert, is hij de hort op met vrienden, in hun zeilboot.
Ze zeilen als vikings, zo snel. Als ze een haven binnenvaren, spelen
ze voor de grap, keihard 'Immigrant Song' van Led Zeppelin. Ken je
die? Een nummer over een plundertocht van vikings. Heeft het ritme
van snel en agressief roeien. Heerlijk man. En als hij niet zeilt,
nou dan hijst hij bier en zit hij achter de vrouwen aan. Kortom, een
zoon om helemaal trots op te zijn. Echt helemaal super.
Dankzij die Droogebrandt krijgt mijn
zoon dus straks alle gore shit te lezen die zijn vader heeft
uitgevreten. Ja, ja, Droogebrandt is natuurlijk leep. Die dekt zich
wel in. Heeft hij dus mijn hele dagboek gekopieerd. Dom van me. Echt
hard dom van me. Eén keer heb ik mijn laptop op kantoor gelaten,
daar in land X, en die ene keer heeft hij het gelapt om mijn dagboek
te kopiëren. Is natuurlijk poepsimpel. Heeft hij niet eens zelf
gedaan, 't was een digibeet eerste klas. Om ambassadeur te zijn,
kwalificeer je het makkelijkste als je helemaal niks kunt. Nee, een
van zijn pijpslaven heeft dat voor hem gedaan. Zijn handen stonken
vast nog daar die piemel toen hij mijn laptop verkrachtte.
700 pagina's in word. De grote
Clint-leak. Zo heet ik. Clint is mijn bijnaam. Clint Eastwood
symboliseert als acteur hardhandige rechtvaardigheid.
Rechtvaardigheid met of zonder steun van de wet. Ik heb ooit eens
iets totaal illegaal gedaan om iemand uit een hellegat te redden.
Details hoeven niet. Dat is één van de heel weinige dingen die ik
zelfs niet opgetekend heb in mijn dagboek. Gelukkig, want dat zou pas
echt een ramp zijn. Alleszins, één collega heb ik het ooit verteld.
Die begon mij toen Clint te noemen. Hij vond toch al dat ik op hem
leek. En de bijnaam plakte. Sindsdien noemt iedereen me Clint. Ik
introduceer me wel nooit zélf als Clint. Laat het maar aan andere
mensen over om te beslissen of ik Clint ben voor hen of niet.
Die 700 pagina's krijgen mijn vrouw en
mijn zoon straks dus te lezen. Dat dreigt de sms toch. 700 pagina's.
Het zijn er nu 900. De laatste 200 bestonden toen nog niet. Mijn
verhouding met een Albanese furie, een echte neukgriet, die alleen
geen zin had als ze diep in slaap was, die ontbreekt dus. Veel
verschil maakt het niet. De eerste 700 zijn smerig genoeg. Heel
smerig. Ik heb er alles van me afgeschreven wat me ook maar een
beetje van mijn stuk bracht, in die hele diplomatieke carrière van
me. Met de schunnigste, meest vieze termen die ik kon bedenken. En
dat waren er toen heel wat, want ik hing altijd uit in de bruinste
kroegen. Ik heb nooit wat gehad met schone schijn, ik hou van lekker
ruig. In mijn hele diplomatieke carrière heb ik niet één keer een
stropdas gedragen. Blijf ver uit mijn buurt, met die stoffen slangen.
Eretekens voor mensen die hun ziel hebben verkocht. Meer is het niet.
'kijk naar mij, ik conformeer, ik ben hoer voor geld' Dat zeg je met
die dingen. Godverdomme, jongen, nee. NON SERVIAM.
Ik ken geen flikker Latijn, ik heb
helemaal geen formele educatie gehad, maar ik ken wel elke catchy
slogans. Die Romeinen moeten de eerste reclamejongens in de
geschiedenis zijn geweest. Nemo me impune lacessit, vind ik ook een
hele leuke. Niemand lacht ooit ongestraft met mijn bek. In de
praktijk kan je zoiets moeilijk consequent waar maken, maar ik vind
wel dat je het moet proberen. Wie onrecht ongestraft laat, zet de
hele mensheid in de zeik. Ik heb niet veel principes, maar dewelke ik
heb, die zitten goed verankerd, hoor. Ik ben voor ruig en geen gezeik
en geen gekwebbel en ook geen geroer rond die pot. Nee, godver, in
die pot is het te doen. Recht vooruit.
Maar. Grote maar: netjes. Ik ben voor
netjes. Wij mensen moeten verdorie wel respect voor elkaar hebben.
Neem nou zo'n ambassadeur. Het kan mij geen flikker schelen of die
nou 20 piercings in zijn oorschelp jaagt of graag een pamper draagt
of alleen kan klaarkomen als zijn wijf met hoge hakken over zijn buik
jogt of zich zo te barsten vreet dat hij een pens meezeult zo groot
als een goed ontwikkeld walvisjong. Kan mij allemaal geen moer
schelen, zolang iemand zijn werk netjes doet en respect heeft voor
iedereen. Heel simpel.
Waar ik niet tegen kan, is als mensen
moedwillig andere levende wezens gaan zitten jennen, folteren of
anderszins schade gaan berokkenen. Dat geldt dus ook voor dieren. Heb
ooit eens een zwaar geketende labrador vrijgekocht. Heeft mij toen
een hele smak geld gekost, maar ik kon het niet aanzien. Dat zielige
beest op een mini-koertjes aan de ketting, pal in de hete tropische
zon. En als ik zoiets doe, hoef ik achteraf zelfs geen dank te horen.
Al moet ik wel zeggen dat de dankbaarheid in de ogen van die hond, de
meest oprechte, diepgaande expressie van dankbaarheid is geweest, die
ik ooit gezien heb. Als ik ooit bewust dood ga en mijn leven in een
flits aan mij voorbij trekt, dan is dat paar vochtige ogen zeker nog
een deel van die flits. En daar ben ik ook weer dankbaar voor.
Altruïsme is natuurlijk nooit zo heel erg altruïstisch, dat weet ik
goed. We streven allemaal maar naar zo veel mogelijk welbehagen in
dit leven. En daar doen we goed aan, want straks zijn we allemaal
hard dood. Het kan zo gebeurd zijn, dus laat ons godverdomme nog een
biertje nemen.
Hey, maar, neem nou die zoon van mij.
Die haalt zijn kicks uit het leven en die studies van hem pakt hij
netjes aan. Helemaal top dus. Nog voor hij die hele zooi gaat lezen,
ga ik stevig bier drinken met hem en dan vertel ik hem alles zelf
wel. Kan hij zich de lectuur van 700 pagina's zonder enige
interpunctie en vol spellingsfouten (want ik schreef natuurlijk
schroeiend snel en altijd beneveld en in opgefokte toestand)
besparen. Nee, echt, dat komt goed. Ik kan mij dat gesprek al woord
voor woord herinneren en het moet nog komen. Die zoon van mij, die
snapt het. Dat ik alles met een rok genaaid heb achter de rug van
zijn moeder om, ok, dat kan even slikken worden. Maar hij moet weten
wie zijn ouwe is. En godverdomme, 't is zelf een vent. Hij weet zelf
ook dat je niet langer dan twee jaar en vier maand met hitsig
genoegen op de zelfde vrouw kruipt.
Dat gáát gewoon niet. Zo werkt het
nou eenmaal NIET. Een vent moet kunnen jagen. Die heeft variatie
nodig. Als je als man de jacht opgeeft, stop je met leven. Dan komt
er vet op je lijf te zitten, want dan hoeft het allemaal niet meer.
Vadsig is de vent, die niet meer leeft om het vrouwvolk te plezieren.
Mannen jagen op kut, dáárom accumeleren ze kapitaal, dáárom
willen ze een dikke sjees, dáárom willen ze een grote keet bouwen
met een loei van een oprit. Ze willen kut kunnen kopen. Niet
rechtstreeks, maar onrechtstreeks. De details van hoe attractie
tussen man en vrouw werkt, kan iedereen elders lezen. Hele
bibliotheken puilen uit met die shit. Kort gezegd: zo'n vrouw wil een
stabiele vader voor haar kinderen, het moeten niet per se zijn
kinderen zijn, maar hij moet wel stabiliteit geven. En in ruil wil ze
met plezier met de benen wijd gaan. Een man heeft variatie nodig. En
als dat niet zo is, moet je nodig naar je schildklier laten kijken,
want dan loopt er echt iets mis met je hormonenhuishouding, hoor.
Daar hoef ik geen endocrinoloog of whatever voor te zijn.
Goed, de zoon, dat komt dus goed, nee,
dat komt heus goed. Blijft de vrouw over. Delphine heet ze trouwens.
Klinkt als de naam van een oud besje dat alleen nog buiten komt om de
twee meter stoep voor haar deur te vegen en om naar de mis te gaan,
maar dat is het niet. Ik heb een prachtvrouw. Echt, een prachtvrouw.
Alles doet ze voor mijn zoon. God, jongen, ze koopt hem zelfs
seksboekjes. Ok, de meer verfijnde seksboekjes, maar kom, het blijven
boekjes met blote tieten. Voor mij regelt ze ook alles. Zonder die
vrouw van me, ben ik een totale chaoot. Jongen, ik kan zonder haar
nog geen hemd kopen. Multitasken dat die vrouw kan. En een energie!
Jezus, man, als die ergens aan begint, dan is het niet morgen
geregeld, maar gisteren.
Weet je waar ik haar leren kennen heb?
In volle oorlog. Echt waar, vlakbij en gloeiend heet aan het front.
In Libanon was het. Dat mag je weten. Beirut. Sabra en Chatilla, zegt
je dat wat? Nee? Ja, je bent te jong. Nou, als beesten hebben ze daar
mensen afgeslacht. Echt gewoon ijskoud afgemaakt. Daar zijn mensen
gecrepeerd die ik kende. Denk eens aan een paar maten van je, en stel
je voor dat die met hun hele familie van borstbeen tot lies helemaal
opengehakt worden. Daar zit je even mee in knoop, kan ik je wel
vertellen. Nou, ik moest daar zijn. Ze schoten met artillerie toen,
vlakbij me sloegen de granaten in. Maar onze ambassade daar moest
dicht. Iemand moest het doen. Een zware klus, maar dat is goed. Dat
is leven. Het moet niet te makkelijk gaan in het leven. Dan verlies
je na verloop van tijd alle plezier in de goeie dingen. Geef mij nou
nog maar een bier en neem jij nog een wijntje. Het kan zo met ons
gebeurd zijn, jongen. Daar in Libanon was het ook echt bijna met me
gebeurd. Gelukkig had ik toen twee katten. Die katten hebben toen
mijn leven gered. Echt waar. Die beesten hoorden de granaten komen,
nog voor ik ook maar iets vermoedde. Dan begonnen ze zo hard te
zingen, echt zingen, een soort oerzang voor krijgers, zeg maar. Nou
dan wist ik dat ik moest lopen. Tijd om de grond te knuffelen, zeg
maar. Zonder hen was ik opgeblazen samen met mijn slaapkamer. Dan
hadden ze mij samen met de resten van mijn matras bij elkaar kunnen
schrapen. Als kebabvlees met veertjes.
Ik was daar gelukkig niet alleen. Zij
was daar ook. Vrijwillig. Eigenlijk deed ze een rustige job in Den
Haag. Maar toen niemand wilde vertrekken naar Beirut om de tent daar
te sluiten, gaf ze zich vrijwillig op. Dat zegt natuurlijk heel wat
over haar. En toen ze pas gearriveerd was, werd het net héél link.
Toen voelde je op straat echt dat de man met de zeis achter elke hoek
stond, hoor. Nu toen kreeg ze vanuit Den Haag ook meteen bericht, dat
ze maar gelijk weer moest terugkeren. Nou, dat wilde ik niet. Daar
alleen zitten tussen de kogels, nee bedankt. Dat wilde zij gelukkig
ook niet, dus ze bleef. Een hele week zaten we samen in de residentie
van de ambassadeur.
Dat doodsgevaar schept zo'n band. Ik
kan echt niks bedenken dat een diepere band schept. Je leert elkaar
niet aan een blitztempo kennen, je leert elkaar kennen aan
líchtsnelheid. Een keer samen wegduiken voor een ontploffing en je
staat qua intimiteit al een maand verder. En wij hebben toen veel
moeten duiken. De eerste avond sliepen we al als lepeltjes in elkaar.
Maar toen geen seks, nee geen seks. Daar waren we echt te kapot voor.
We sliepen nauwelijks twee uur per dag. En niet eens aan één stuk.
De lokale staf liet je 20 minuten wachten terwijl ze je lunch haalden
en je viel zo in slaap waar je zat. Een ambassade sluiten in
spoedtempo is een heel karwei. Er zijn honderden kleine dingen die
moeten afgezegd worden. Je moet een boel mensen contacteren en dat
dus in volle oorlog. Er moet ook nog eens een heel archief vernietigd
worden. Lokale staf moet ontslagen worden en uitbetaald. Dat is het
absurde van oorlog natuurlijk. De normaliteit moet doorgaan temidden
van de grootste abnormaliteit.
Na een week vertrokken we naar
Damascus. De rest van die sluiting konden we wel vandaaruit regelen.
Toen de stress wat van ons afviel en alles wat we gezien hadden, pas
goed begon door te dringen, kun je je wel voorstellen wat er
gebeurde. Als konijnen hebben we geneukt. Alsof ons leven ervan hing.
En eerlijk gezegd, op dat moment hing ons leven er ook echt van af.
Neuken was therapie voor ons, terug familiair worden met het leven.
Het gekke van zo'n angstsituatie, is dat je verslaafd raakt aan die
angst. Zo'n oorlogsituatie is met niks te vergelijken, 't is één
lang shot adrenaline. Er zei eens een generaal: 'het is goed dat
oorlog zo gruwelijk is, anders zouden we het te leuk gaan vinden.' En
daar had ie gelijk in.
Maar dus, ik en die vrouw van me, zijn
in elkaar verstrengeld, lichaam en ziel, temidden van oorlog. Zij is
deel van mij en ik ben deel van haar. Ik kan geen twee minuten lang
kwaad op haar zijn. En zij niet op mij. Stel je voor, toen ik over
straat moest tussen de sluipschutters, om de tuinman zijn laatste
paycheck te brengen, ging zij met me mee. Dat wilde ze mij niet
alleen laten doen. Net zo toen ik de auto van de ambassade moest van
de hand doen. Bij een autodealer vlak buiten het centrum, terwijl we
geen idee hadden wat er vijf straten van ons vandaan aan de gang kon
zijn. En toen zij ergens heen moest, ging ik natuurlijk ook mee. We
hadden helemaal geen tijd om die dingen samen te doen. Werk zat. Je
wist niet waar eerst beginnen, maar we gingen met elkaar mee. Er was
gewoon geen andere optie.
Nu, die vetzak denkt dat hij me bij
mijn ballen heeft. Ja, ok, in zekere zin wel. Ik zag het helemaal
niet komen. Voel mij belazerd als de eerste de beste schooljongen. En
ik ben nooit van plan geweest om mijn vrouw wat te vertellen. God,
jongen, nee. Het kan zijn dat ze het weet. Het kan. Ik hoop dat ze
het zelf ook doet. Echt waar, ik hoop dat ze zelf ook haar
pleziertjes heeft. Laat ze zich maar goed suf neuken. Zo'n
prachtvrouw, de natuur schreeuwt er gewoon om. Maar ik kan het niet
meer. Bijna 30 jaar getrouwd, jongen. Dat lúkt gewoon niet. Dat gaat
aanvoelen als incest of zo na een tijd. Ik kruip in bed nog wel
stevig tegen haar aan, hoor. Heerlijk is dat. Maar seks, nee, jongen,
dat hoeft toch echt niet meer. Hoe moet ik het je uitleggen? Het zou
gewoon beledigend zijn om het nog met haar te doen. Volgens mij gaat
ze achteraf echt wenen, hoor, als we het nog zouden proberen. Als je
bedenkt hoe het ooit geweest is tussen ons in bed, en wat voor
schertsvertoning het nu zou zijn. Jongen, dat zou gewoon vreselijk
zijn. Als een tachtigjarige topvoetballer die het opeens in zijn bol
haalt om zijn successen van weleer nog eens dunnetjes over te doen
bij een topclub in Engeland. Vreselijk. Een aanfluiting van alle
succes dat er aan vooraf ging. Je moet wel eindigen in schoonheid,
hoor. Die dingen moeten met vuur gebeuren. Met vuur of niet.
Natuurlijk is het pijnlijk om het niet meer te kunnen. Zij vindt het
spijtiger dan ik, geloof ik wel. Maar dan zegt ze: 'In bed is het
niet meer wat het geweest is, maar ik zie jou toch graag, hoor.'
Kijk, noem dat dan liefde. Wij zijn maatjes. Je hebt wel een maatje
nodig, hoor. Begin daar maar voor rond te kijken. Zoek je een maatje.
En na twee jaar en vier maand, moet je maar stout wezen. Of je haar
dat dan zegt of niet, dat is een keuze die je zelf moet maken. Ik ben
altijd geweest voor het principe: laat rust, waar rust is. En laat
ons eerst nog maar een wijntje nemen.
Nu krijgt ze het dus straks te horen.
Geen idee hoe ze zal reageren. Misschien trapt ze mij er wel uit. Ze
kan hard zijn, hoor. Een zacht ei trekt echt niet vrijwillig naar een
gehaktmolen. Misschien doet ze ook niks. Of misschien brengt ze de
hele toestand terug in balans en bekent ze mij dat ze al jaren gratis
en voor niks meedraait in pornofilms waar jonge kerels wat oudere
grieten helemaal lam rammen. Geen idee. Echt niet.
Het gaat hem ook helemaal niet alleen
om dat overspel. Ik heb wat uitgevreten, hoor. Ben altijd stout
geweest. Jezus, jongen, ik moest ooit niks anders doen dan
overlijdens van Nederlandse toeristen vaststellen. Hoe ik achteraf
over die lijken heb geschreven, ik weet nog niet hoe ze daar op
reageert, hoor. Misschien vindt ze wel erger dat uit die 700 pagina's
blijkt wat ik eigenlijk allemaal ok en fascinerend vind. Moet er niet
eens zelf deel aan gehad hebben. Ik had eens een post in een land en
daar was het de gewoonte dat je met een bende makkers ging eten aan
een ronde tafel. Onder die tafel zat een griet en die pijpte random
de aanzittenden.Wie niet kon verbergen dat hij klaarkwam, betaalde de
hele rekening van het diner. Geweldig toch? Heb ik zelf nooit gedaan,
maar ik vond het wel allemaal geweldig. Jongen, op een andere post,
kroop ik elke dinsdag in een sauna. Dan zat er tussen mij en een
makker een griet, een hoge diplomate, en die rukte ons allebei
tegelijk af. Vond ze ge-weld-ig, ze lachtte zich slap, de hele tijd,
tot die twee lullen in haar beide vuisten ook weer helemaal slap
waren. Eerder stopte ze niet. Brullen van het lachen deden we. Elke
keer.
En dat gaat zo 700 pagina's door. Mijn
affaire met de Albanese wordt haar gelukkig bespaard, want dat was
gloeiend hete passie van de bovenste plank. Dat mens zoog me zo leeg,
dat ik van het leven eventjes helemaal niks meer hoefde, volmaakte
extase, even vrede met het hele universum. Nu dat krijgt ze niet te
lezen. Niet dat het nog veel verschil maakt. Er is rottigheid zat.
Jongen, we zijn nu een week verder en
je wil natuurlijk weten hoe het afgelopen is. Heb ik getuigd tegen
die menseneter? Ja, ik heb getuigd. En jongen, de advocaten van de
tegenpartij hebben gesmuld. Dat kan ik je wel vertellen. Ja, klopt,
dat wil zeggen dat moeder en zoon mijn dagboek hebben kunnen
inkijken. Met de zoon is het helemaal gegaan zoals ik zei. Hij wilde
het zelfs niet helemaal aanhoren, hij wilde gewoon in mijn ogen
kijken en weten of ik zijn moeder echt graag zag. En daarna hebben we
gehesen en hebben we over de grieten in zijn leven gesproken en over
voetbal. Heerlijk dus. Helemaal top.
En met Delphine? Ja, jongen, daar heeft
ze mij toch weten te verrassen. Het hele manuscript heb ik voor haar
uitgeprint. Alle 900. Twee dagen later zaten de eerste 700 inderdaad
in de bus. Er arriveerde zelfs een exemplaar op haar werk. Ik was er
nooit aan ontsnapt. Ik heb het haar overhandigd. 'Ik had het niet
meer verwacht', zei ze. En ze nam mij bij de hand en nam me mee naar
boven. Ze zei: 'trek nou maar de lade van mijn nachttafel open.' Daar
lag het. Alle 900. Netjes in een rode ringmap. Als van God geslagen
keek ik haar aan. Ik dacht ok, nu ramt ze een keukenmes tussen mijn
ribben. Maar toen zei ze: 'Geen página heb ik er van gelezen. Niet
één. En dat zal ik niet doen ook. Maar ik vind het wel goed dat ik
het in de buurt heb. Ik heb jou helemaal bij mij zo. Maar ik hoef het
niet te lezen. Niks daarvan. Want wat er ook in staat, ik ken jou
toch al. Alle goed en alle kwaad. Je bent een deel van mij hoe dan
ook. En wat het is ook dat je gedaan hebt, je bent toch altijd elke
verplichting aan mij en aan onze zoon nagekomen. En als we samen
lepeltje lepeltje liggen voel ik nog altijd dat we samen compleet
zijn.En sorry dat ik in je laptop heb zitten neuzelen, maar als ik
zeg dat ik er niks van gelezen heb, buiten hier en daar toevallig een
woord, dan is dat ook echt zo. Het heeft mij gewoon rust om het te
kunnen lezen als ik dat zou willen, maar het naast me hebben is al
voldoende.'
Jongen, ik heb gejankt. Gejankt heb ik
en ik jank nooit, maar toen heb ik gejankt. Daar kon zij dan weer
niet tegen en toen zei ze dat ik moest ophouden en dat ik een sufferd
was en dat ik onze boot maar eens moest gaan schoonmaken, iets
nuttigs moest gaan doen, in plaats van stom te staan grienen over
niks. En dat zei ze ook: 'Toen je laatst die pervert mee de bajes in
hielp draaien, herinnerde ik me weer even perfect waarom ik met jou
getrouwd ben. En hoe ongemeen geil ik jou vroeger vond. Maar in die
tijd had ik het jou niet kunnen vergeven. Nu gaat het zelfs niet over
vergiffenis, nu is er alleen aanvaarding. En ik heb het liever zo,
want ik heb tenminste een man die leeft. Die als met een gigantische
slurf alle merg uit het leven zuigt en dat ook weer terug de wereld
in stuurt. Wat je ook gedaan hebt, het maakt jou jou, en ik aanvaard
jou en alle shit die er bij hoort, ik heb er nooit een centje last
van gehad, dus waarom zou ik dat dan nu wél hebben?'
Ik keek naar haar. En misschien was het
de angst die van me afviel, maar ik kon me ook perfect herinneren hoe
ongewoon geil ik haar ooit vond. Maar nee, jongen, we hebben geen
seks gehad. Ook dan niet. Wel hebben we geslapen onder de blote
sterrenhemel op het pas gepoetste dek van onze boot. Lepeltje
lepeltje. Dat gaf mij even zo veel harmonie als toen die Albanese het
wit uit mijn ogen pijpte. Je bent nog jong, maar ooit snap je dat. En
neem nou verdorie nog een wijntje, en stop met me aan te kijken alsof
ik God ben. En zeg mij, godverdomme, heb je nou al een maatje?
Want jongen, zonder maatje, red je het
echt niet, hoor. Het kan zo gebeurd zijn, maar met een maatje eindigt
het tenminste altijd in schoonheid. Neem nou nog maar een wijntje,
jongen, je hebt het nodig, je moet nog leren slurven. Als je met een
ouwe zak elke vrijdagavond op café zit, dan moet je echt nog leren
slurven. HAHA, hey, maar ik vind het wel gezellig, hoor. Neem nou nog
maar een wijntje. En vraag straks de dienster of ze na haar werktijd
met je meegaat,want het kan echt zo gebeurd zijn, jongen. Maar... Ja,
inderdaad, maar doe het wel netjes.
Richten om te verminken. De slogan van
onze compagnie. Spuwer, onze kapitein, schreeuwde het elke keer als
we het vuur openden. Daarna propte hij altijd rustig zijn mond terug
vol pruimtabak. Hij sneed dan met zijn mes een flinke brok van een
pak. Wie teken deed, kreeg ook een grof stuk. Tabak hadden we meer
dan voedsel, dus hij kon kauwen en uitdelen wat hij wilde. Daarbij
liep hij dan rechtop langs onze linie, alsof hij flaneerde langs een
boulevard. Niemand van ons liep ooit weg. Waarom bang zijn als de
kapitein het zelfs niet nodig vond om eens te bukken als er lood onze
kant uitkwam?
Als de vijand te ver weg was om doel te
treffen, lagen we op onze rug achter de borstwering en keken naar
hem. De kapitein herinnerde ons aan de romantische momenten van het
begin. Drie jaar geleden toen de oorlog meer iets had van een
middelleeuws steekspel, spannend en niet overdreven gevaarlijk. Hij
was de enige in onze compagnie die nog een volledig grijs uniform
droeg. Compleet met blauwe mouwen om aan te duiden dat hij bij de
infanterie diende. Volledig correcte standaarduitgave. Zo'n uniformen
zag je alleen het eerste jaar. Die aan de overkant hadden ons via zee
afgesneden van zo wat alles wat een mens nodig heeft om een beetje
verzorgd voor de dag te komen. Wij droegen allang bruine uniformen.
Bruine lompen eigenlijk, met blauwe broeken gestolen van de vijand.
Hoe slechter iemands kleren, hoe verder die van huis was. Onze
moeders en zusters maakten zelf onze uniformen en stuurden die op.
Als je moeder en zusters achter de gevechtslinies zaten, dan moest je
wachten tot de kop van iemand van jouw grootte er werd afgeblazen.
Wij schoten echter bewust géén koppen af.
Richten om te verminken. Dat deden wij.
Knieschijven. We wisten wat dat betekende voor het slachtoffer.
Versplinterd bot. Amputatie. De redenering van de kapitein: een
gewonde daar moeten drie tot vier man voor zorgen. Dat zijn drie tot
vier man minder in de slaglinie. Na zijn amputatie schrikt hij thuis
ook nog eens kandidaat vrijwilligers voor de vleesmolen af. Een
levend pamflet tegen de oorlog.
Zwartvoet en ik hadden nog een andere
reden om de bovenkant van de blauwe stippen voor ons te vermijden.
Een hoofd raken, was een economisch risico. Beschadiging van de
waren. We hadden Pete omgedoopt tot Zwartvoet om twee redenen. Hij
had effectief altijd zwarte voeten. De enige van ons die nog een
nieuw paar schoenen had kunnen kopen, deed dat liever niet. Hij was
gierig en 'aan het tempo waaraan wij marcheren, kan je elke maand wel
een nieuw paar schoenen kopen.' Hij was zo gewend om blootsvoets te
gaan, dat hij de schoenen van dode vijanden liever doorverkocht, dan
een paar voor zichzelf te houden. Verder hadden we hem natuurlijk zo
gedoopt, omwille van zijn specialiteit: scalperen.
Het was mei 1864 en hij kreeg nu heel
veel oefening. Die aan de overkant, hadden een nieuwe bevelhebber.
Generaal Grant. Koppig. De slager, noemden ze hem. Zelfs de kranten
van zijn kant. Hij had er niet beter op gevonden dan onze lijnen te
rammen tot er van ons geen één meer over was. Hij had meer pionnen,
dus hoeveel hij er zelf verloor maakte niet zoveel uit.
We waren numeriek in het nadeel, maar
we hadden ook voordelen. Wij groeven ons in waar we maar konden en
wij hadden thuisvoordeel, we kenden elk paadje door elk bos. Die
pionnen van generaal Grant moesten, als zijn plan wilde lukken, wel
willen blijven aanvallen. Op vreemde bodem, ver van huis. En zoals
wij ze bij bosjes wegmaaiden, konden ze niet al te optimistisch zijn.
De kwaliteit van wat ze tegenover ons gooiden, ging er ook op
achteruit. De moedigsten sneuvelden natuurlijk het eerst. Of de
domste. Moed en domheid vonden we een debateerbaar thema.
Voor mij mocht de oorlog nog wel een
tijdje duren. Er zat onverwacht veel geld in deze calamiteit. Als
businesspartner van Zwartvoet ging het mij financieel voor de wind.
Stom toeval hoor. Zo'n talent voor scalperen had ik niet. Als ik niet
aan het geld dacht, vond ik het vooral lijkschennis.Die ongoddelijke
bedoening liet ik liever over aan Zwartvoet, maar mijn jongste zus
werkte in de duurste kapperszaak van Richmond, onze hoofdstad. Dus
hij had mij nodig om de scalpen te verkopen tegen de beste prijs. De
buit lieten we ophalen door Jethro, onze laatste familieslaaf. Zwart
als pek, maar zijn haar zo grijs als het uniform van onze kapitein.
Aan het begin van de oorlog had pa hem mij meegegeven als
persoonlijke assistent, om tijdens de marsen mijn spullen te dragen.
Maar die simpele ziel maakte mij belachelijk. Van zodra hij de minste
spat bloed zag, viel hij flauw. Maar goed, ondertussen hadden we een
veel betere taak voor hem gevonden. We moesten er wel voor oppassen
dat we onze buit goed verpakten, anders viel hij toch weer flauw.
Van de reuk alleen al. Mijn ouders waren aan hem gehecht, ikzelf had
hem zeker verkocht, oud of niet.
Normaal kwam hij elke maand om nieuwe
buit, op een oude knol van vader.Geheel alleen. Geen haar op zijn
grijze hoofd dat er aan dacht om over te lopen naar de blauwbloezen
om zijn vrijheid te ontvangen. Niet op zijn leeftijd. Sinds Grant
dagelijks onze linies hamerde, kwam hij om de drie dagen. Altijd
hadden we een hele zak vol.
Die zak ging recht naar de kapperszaak
van mijn zus. De trotse aristocratie van Richmond kon het zich niet
veroorloven om kaal door het leven te gaan. Ze betaalden in goud voor
pruiken. In goud. Niet met ons geld dat niks waard was. En zelfs niet
met het geld van de vijand. Nee, echt goud. Onze natie vocht voor
haar leven en toch waren er nog rijke smeerlappen die goud konden
geven aan luxe.
2.
Zwartvoet en ik hadden soms discussies.
Ik zei: 'Kunnen we de scalpen niet beter achterhouden tot ná de
oorlog? Aan dit tempo doen we de prijzen voor pruiken instorten.
Vraag en aanbod, weet je wel.'
'Kijk', zei hij,' het is niet omdat je
jaren bij die noordelijke sjacheraars en zwendelaars gewerkt hebt,
dat jij de enige bent die verstand heeft van zaken. Denk je nu
werkelijk dat ik in deze business blijf na de oorlog? Het eerste wat
ik doe als we deze oorlog gewonnen hebben, is een heleboel slaven
kopen. Prijzen voor slaven gaan geweldig de hoogte invliegen, als we
eindelijk gewonnen hebben. Niemand twijfelt dan nog aan de
economische en sociale gezondheid van onze 'vreemde instelling'.
Er zat wel iets in zijn redenering,
maar toch: 'We kunnen de scalpen toch opsparen tot vlak na de oorlog?
Dan mondjesmaat verkopen, om de prijzen stabiel te houden en pas dan
investeren in slaven?'
'O nee', zei Zwartvoet, 'kijk, dat
hebben die noordelijke charlatans je natuurlijk niet bijgebracht.
Reputatie, kerel. Ik wil na de oorlog niet bekend staan als
scalpenjager. Ik wil een respectabele slavenhandelaar zijn. Met mijn
staat van dienst als soldaat om mij de nodige sociale status te
geven. Onze scalpenhandel moet niemand onder mijn neus komen wrijven
dan. Voor je het weet, heb je de reputatie dat je een wreed man bent,
die zijn goederen schandelijk behandelt en dan weigeren de klanten te
kopen bij je. Tenzij je prijzen natuurlijk laag genoeg zijn. Nee,
hoor, na de oorlog was ik mijn handen af van deze business. En de
eerste die mij dan nog Zwartvoet noemt, daag ik uit tot een duel. In
respectabele zaken is reputatie alles, kerel.'
Ergens in juni stabiliseerden onze
linies. Wij groeven ons in. Zij groeven zich in. Net of we
gezamenlijk kampeerden bij de rivier des doods. Die rivier was dan de
strook niemandsland tussen onze loopgraven in. Ze vielen niet meer
aan tot onze lijnen, ze bleven zitten waar ze zaten, dus het werd
moeilijker om aan scalpen te komen. Onze handel moest blijven
draaien, dus soms trokken we er 's nachts op uit, met spades waarvan
we de rand vlijmscherp hadden geslepen. Dat was in de krappe ruimte
van een loopgraaf een veel efficiënter wapen dan een musket en
maakte geen lawaai. Maaar zo'n nachtelijke excursie was erg riskant,
ze lagen aan de overkant niet altijd te slapen. En zelfs als we er
eentje keelden, dan nog hadden we geen tijd om hem even rustig te
scalperen.
Op één zo'n nachtelijke excursie
slopen we plat op onze buik over niemandsland. 'Voel jij dat ook?,'
vroeg ik. 'Wat dan?', vroeg Zwartvoet, die het lemmet van zijn
bowiemes eerst van tussen zijn lippen haalde om te kunnen spreken.
'Net of iemand graaft', zei ik. 'Bangerik', zei hij. 'Nee, echt', zei
ik en drukte mijn oor tegen de grond. 'Luister. Ik hoor houwelen'
Zwartvoet snoof. 'Jongen, je hallucineert. Je hebt te lang in de
koolmijnen van die smeerlappen gewerkt. Daar moet je wel wat aan over
houden. Da's geen werk voor blanken.'
'Ik meen het Zwartvoet, luister nu
gewoon eens even.' Zwartvoet drukte met een zucht zijn hoofd tegen de
grond. 'Als Spuwer weet dat je stemmetjes hoort, laat hij je meteen
afvoeren, hoor. Dan deel ik de winst alleen nog met je zus.'
'Hou je kop en luister.' Ik was echt
niet gek, ik hoorde mensen graven. 'Hey, hoe doe je dat?', vroeg
Zwartvoet. 'Ik doe helemaal niks,' fluisterde ik bits. 'Ze graven
onder ons.'
'Wie dan?', vroeg Zwartvoet. 'Trollen?'
'Nee, jong, zij natuurlijk. De
blauwzakken'.
Ik bedacht dat we tegenover jongens uit
de staat Michigan lagen. Daar had je veel mijnwerkers tussen, net
zoals ik er ooit één was geweest, vóór de oorlog. 'Dat doen ze
niet zomaar', zei ik.
'Echt niet?', vroeg Zwartvoet en hij
duwde zijn gezicht met grote ongelovige ogen vlak tegen het mijne. Ik
rook ranzige bacon in zijn adem. 'Denk je niet dat het leven in de
loopgraven die blauwzakken in mollen veranderd heeft, die niet beter
weten dan maar wat te graven?'
'Doe niet zo dom. We moeten terug.
Melden aan de kapitein wat we gehoord hebben. Ze graven vast een
tunnel tot achter onze linies om ons zo in de rug aan te vallen.'
'Melden? Aan wie dan? Hoe ga jij aan
Spuwer verklaren wat wij midden in de nacht met onze buik plat in
niemandsland doen? Een luchtje scheppen? Overlopen, maar halverwege
misten we de compagnie al? Slaapwandelen? Als hij weet wat we echt
doen, draaien we de bak in.'
'Ach kom', zei ik, 'uiteindelijk doen
we juist onze soldatenplicht als we die smeerlappen kelen.'
'Akkoord, maar dat we ze scalperen
vinden ze aan de top nooit goed. Weet je nog toen Quantrill die
negersoldaten zonder pardon uitmoordde nadat ze zich al overgegeven
hadden? De regering weigerde meteen Quantrill en zijn mannen nog te
erkennen als legitieme soldaten. Is dat wat je wil? Door je eigen
regering als outlaws bestempeld worden voor overdreven wreedheid ?
Ook al is die dan gericht tegen de vijand. En als ze weten wat we er
aan verdienen, laat Spuwer ons verrot slaan tot we elke gram goud aan
hem hebben gegeven.'
'Spuwer is een te grote patriot om zich
te verrijken in zo'n business.'
'Ja, en wat dan nog, vent? In beslag
nemen doet hij het toch, al was het maar om cadeau te doen aan onze
regering. Denk toch eens na.'
'Kijk, we hoeven niks te zeggen over
onze handel. We zeggen gewoon dat we er niet tegen kunnen om stil te
zitten in die konijnenpijpen van ons en dat onze handen jeukten om er
enkele te grazen te nemen.'
'Dat geloven ze nooit. Niemand is zo
ijverig.'
'Ach weet je, ze zijn straks zo blij
dat we dit tijdig ontdekt hebben, dat ze ons als beloning een dubbel
rantsoen geven.'
'Waarom moeten we dit eigenlijk
melden?'
'Denk na, Zwartvoet, je wilt toch dat
wij deze oorlog winnen? Als we verliezen kan je een dikke streep
trekken door die slavenhandel van je.Als je hun gevangenissen al
overleefd.'
Zwartvoet vloekte. 'Niet zo luid',
siste ik. 'Als wij hen kunnen horen, kunnen zij ons ook horen.'
'Kunnen we er niet eerst enkele naar
hun Schepper zenden? Sinds we zo ingegraven zitten, ligt onze handel
volkomen stil.'
'Als we dit melden, hebben we de poppen
aan het dansen, dan komt er vanzelf terug schot in onze zaak.'
Zwartvoet haatte de noorderlingen om
hun neus voor zaken, maar zelf verstond hij ook alleen maar het
argument van de dollar. We keerden terug. Een half uur later lieten
we Spuwer wekken. Hij stuurde meteen een koerier naar de kolonel van
ons regiment. Die zou het aan de generaal van onze brigade melden. En
die weer aan de bevelhebber van onze divisie. Die aan de
korpscommandant en die aan onze zeer gerespecteerde leider, Lee. Die
zag er niet alleen uit als God de Vader, sommige aanbaden hem ook zo.
Ik niet. Als hij echt God de Vader was, hadden we twee jaar terug al
gewonnen en nu niet vast gezeten in de modder.
Spuwer salueerde naar de koerier en
stuurde hem weg. Dan gorde hij zijn revolver om en zei:
'En nu jullie twee.Wat deden jullie in
hemelsnaam midden in de nacht tussen de linies?'
Tegen mij: 'Wil jij zo graag terug naar
je mijnen?'
Hoe zeer ik ook elke last van mijn
dienst voor het Zuiden droeg, altijd bleef er wel iets van wrevel
hangen, omdat ik voor de oorlog in het Noorden had gewerkt.
'Nou, voor de draad ermee. Wat waren
jullie van plan? Ik wist niet dat jullie zulke grote patriotten waren
dat jullie zelfs op eigen initiatief nachtelijke verkenningstochten
hielden. Doen jullie dat vaker?'
We zeiden niks.
'Jullie twee gaan nu onmiddellijk terug
en tot zolang de zon niet opgaat, houden jullie de vooruitgang van
die lustige gravers bij, gesnopen? Als dit goed uitdraait, stel ik
verder geen vragen, hebben jullie dat goed begrepen?'
We keerden terug. 'Godverdomme',
vloekte Zwartvoet, 'ik zei toch dat we hier onze bek moesten over
houden.'
'Kom aan, Zwartvoet, we helpen zo de
oorlog winnen.'
'Die wordt zonder extra moeite van
onzentwege ook wel gewonnen, hoor. Die winkeliers en fabrieksjongens
aan de overkant winnen geen oorlogen. Ze weten geeneens waarvóór ze
vechten.'
'Om Noord en Zuid bij elkaar te houden
natuurlijk. En sommigen voor de vrijheid van onze slaven.'
'Ach kom, aan, wat hebben zij daar aan?
Die jongens willen zo snel mogelijk terug naar hun fabrieken of hun
stinkende varkensboerderijen.'
'Ze schieten wel goed op, hier onder.
Ik hoor hen al niet meer.'
We kropen over onze buik, terug naar
onze linies, op zoek naar het geluid van de pikhouwelen.
'Zeg me niet dat we het spoor kwijt
zijn', zei Zwartvoet. 'Spuwer zet ons voor de rest van de oorlog op
zwaar korvee.'
'Ssst.'
'Straks gaat de zon op. Als we dan nog
tussen de linies zitten, hebben we nog drie seconden en er zit een
bal lood door onze hersenen'
'Ssst', zei ik weer, 'zo horen we hen
nooit.'
'Hoe kunnen ze nu zo verdomd snel
graven?'
'Wat wil je? Het zijn mijnwerkers.'
'Kun jij ook zo snel graven?'
'Ik weet hoe je onderaardse gangen moet
stutten. Dan kun je vlot werken.'
'Zeg dat maar niet aan Spuwer of voor
je het weet, ben je zelf een tunnel aan het graven. De andere
richting uit.'
'Sstt', zei ik, 'ik hoor hen terug.'
'Kunnen we die tunnel niet doen
instorten?', vroeg Zwartvoet.
'Hoe dan? Die jongens weten wat ze
doen, hoor. Dat stort niet zomaar in.'
'Zeg, als ik hoor hoeveel bewondering
jij hebt voor die opportunisten, vraag ik me echt af, waarom je bij
ons dient.'
'Niks bewondering. Je moet je vijand
kennen. Luister, aan deze snelheid zitten ze morgen tegen de middag
aan onze linies en tegen morgenavond zitten ze achter ons. We weten
genoeg, laat ons terug gaan.'
Achter ons deel van het front trok Lee
extra troepen samen. Wat de noordelijken precies van plan waren met
hun tunnel wisten we niet, maar we waren voorbereid op een stevige
aanval. Als we deze ook nog afsloegen, hielden ze er misschien
eindelijk eens mee op. In een maand tijd had Grant al meer dan 50 000
man verloren. Dat was veel volk. Zelfs voor het dichtbevolkte
noorden.
Nog een honderdtal scalpen en ik had
genoeg om een claim te kopen in het verre westen, over de
Mississippi. Mijn eigen goudmijn. De winst die daaruit zou volgen,
was nog veel groter dan die uit slavenhandel. Ik had trouwens te veel
van onze officieren horen beweren dat het met de slavernij gedaan
was. Of we nu wonnen of niet. Er waren al te veel zwartjes die
weggevlucht waren en van hun vrijheid hadden geproefd.
3.
Ik lag in de loopgraaf, uit te rekenen
hoeveel ik precies nodig had voor een goede claim, hoeveel voor
gereedschap, hoeveel voor een jonge slaaf om mij te helpen alles op
te zetten. Ik sprong echter recht toen ik de grond voelde trillen.
'Ze laten ons ontploffen', riep ik. Ik krabbelde overeind en liep zo
snel mogelijk naar achter door de verbindingsloopgraven naar de
achterhoede. Maar te laat. Ik kwam maar enkele meters ver terwijl de
aarde onder mij als een zeegolf omhoog stroomde. Toen ik na een lange
val weer terugkwam, zat ik helemaal onder. Ik kon me niet bewegen.
Bedolven zou ik stikken.
Tot ik voelde hoe men aan mijn armen
trok. Beetje bij beetje kwam ik los. Ik lag te puffen op de
omgewroete aarde. Onbeschaamd peuterde ik de aarde uit mijn
neusgaten.'Zoek een geweer. Ze komen', zei Spuwer. Er was een
geweldige krater in onze linies geslagen. Onder ons hadden de
noordelijken een grote lading springstoffen tot ontploffing gebracht.
Nu profiteerden ze van de verwarring om ons aan te vallen.
'Ze hebben hun eigen graf gegraven',
hoorde ik iemand roepen. Mannen lachten hysterisch, uitzinnig van
blijdschap. Ik vond nergens een geweer, dus ik keek naar beneden waar
ik stond. Waar net nog een batterij kanonnen stond, was nu een
gigantische krater geslagen. De noordelijken waren tijdens hun aanval
domweg in die krater gelopen. In plaats van er omheen te gaan. Die
van ons konden hen ongestoord bestoken. De blauwzakken krioelden als
gevangen insecten en vertrapten elkaar. De oogst aan scalpen zou
fenomenaal groot zijn.
Maar waar was Zwartvoet? Die lag voor
de ontploffing naast mij. 'Een spade! Geef mij een spade!',
schreeuwde ik. Niemand reageerde, iedereen wilde zoveel mogelijk
blauwe sitting ducks de hoek om helpen. De frustratie van een
maandlang bestookt te worden, deed ieders bloed koken. Sommigen
hadden tranen van geluk over hun wangen stromen terwijl ze geweren
met bajonetten als speren in de krater mikten. Dat ging sneller dan
laden en schieten.
Een spade vond ik nergens. Een bajonet
wel. Beter dan niks. Ik groef wat ik kon. Enkele meters van waar ze
mij omhoog hadden getrokken. In mijn haast sneed ik mij aan het
lemmet. Onze sergeant zag mij en gaf mij een schop. 'Het is te laat.
Wreek je maat op die geniepige rotzakken.' Ik duwde hem van me af en
groef verder. Gelukkig liet hij mij verder met rust.
Uiteindelijk raakte ik iets met de
bajonet. Ik trok de bajonet terug. Er zat bloed aan. Ik groef
voorzichtig verder met mijn handen. Een hoofd. Ik wreef er de aarde
af. Het was Zwartvoet. Dood. Zijn mond vol aarde. En een lelijke snee
over zijn voorhoofd tot op zijn linkerooglid waar de bajonet hem had
geraakt.
Ik trok hem toch vanonder de aarde.
Sloeg op zijn wangen. Riep: 'Kom aan, je mist de beste oogst van de
hele oorlog.' Maar hij gaf geen kik. Razend rende ik naar de krater
en sprong over de rand. Ik herinner mij dat ik de bajonet in de borst
van een zwaar bebaarde blauwzak plofte en dat ik daarna de kolf van
een geweer tegen mijn hoofd kreeg. Daarna niks meer.
4.
De oorlog is al
jaren afgelopen en verloren. Ik heb mijn claim, niet zo'n grote als
waarvan ik droomde, maar ik heb hem. Een jonge negerslaaf heb ik ook
niet. Niet alleen had ik die nooit kunnen betalen, daar kwam ik te
veel scalpen voor tekort, maar dat heeft onze nederlaag sowieso
onmogelijk gemaakt. De slavernij is ten onder gegaan samen met het
zuiden. Het enige beetje hulp dat ik krijg, komt van ouwe Jethro. Die
heeft zijn vrijheid nu ook. Maar waar moest hij heen? Een oude man,
zonder familie, zonder kinderen. Hij is doodsbang van de vrije
wereld. In het begin verbood ik hem om mij nog meester te noemen,
maar het is hopeloos.
Ik ben blij met
zijn hulp. In het laatste jaar oorlog hebben ze mij lelijk te pakken
gehad. Als ik alles moest doen met mijn ene arm, kwam ik nergens. De
claim levert zo goed als niks op. Wat stofgoud zo nu en dan. Ik
probeer zelfs niet meer. Daarom lig ik nu verscholen tussen de
rotsen. Met uitzicht op de rivier, die langs mijn claim stroomt. Mijn
geweer over de schouder van Jethro, zodat ik kan mikken. Als de
prooien zelf niet in God geloven, is de wreedheid maar half zo
ongoddelijk. Trouwens, als God ecbt bestond had hij het Zuiden laten
winnen. Nou ja, God neemt en hij geeft. Dankzij die rotoorlog heb ik
tenminste een vak geleerd.
Zo af en toe
stoppen er Navajo indianen, als ze van het dorp terugkeren naar het
reservaat. Die zijn meer waard dan wat mijn claim aan goud kan geven.
Er werd mij gevraagd om mijn ervaringen als beginnende leerkracht neer te schrijven, als bijdrage voor een handboek voor beginnende leerkrachten. Ik heb er dit van gemaakt, binnen de krijtlijnen van het format.
De
eerste jaren trek je van school naar school, een beetje als een
rondtrekkende troubadour. De meeste beginnende leerkrachten vinden
dat een zeer vervelende periode en willen liefst zo snel mogelijk een
vaste stek en vastbenoemd zijn. Nochtans kan zo'n interimoddysee door
het scholenlandschap veel inzicht geven in de onderwijswereld.
Geen
enkele school is dezelfde. Ten eerste is er in ons land het verschil
tussen het katholieke net en de staatscholen. Daar bestaan nogal wat
clichés rond. Zo zouden katholieke scholen meer discipline hebben,
meer orde en tucht hebben, aangenamere leerlingen hebben en zelfs
beter materiaal. Staatsscholen zouden moeilijkere leerlingen hebben
en een slechtere sfeer. Clichés komen niet uit de lucht vallen. In
de praktijk wil dat nogal eens kloppen. Wel wordt er zelden bij
verteld dat een lerarencorps van een staatschool makkelijker aaneen
klit. Zo'n beetje het principe wij tegen hen, onze moeilijke
leerlingen. Natuurlijk gaat dat verschil niet op voor elke school,
maar zeggen dat er geen verschil is tussen de twee netten, is liegen.
Een beginnende leerkracht doet er goed aan van allebei eens te
proeven, om te zien welke sfeer het beste past bij zijn/haar
persoonlijkheid.
Na een
tijdje ontwikkel je een radar om te bepalen met wat voor soort school
je te maken hebt. Enkele onorthodoxe tips. Een goede indicator is
altijd het humeur van de secretariaatsmedewerkers. Als beginner moet
je daar vaak langs om administratie te regelen. Vaak moet je je daar
aanmelden voor je sollicitatiegesprek. Als de sfeer daar beneden alle
peil is, dan weet je het wel. Zo'n secretariaat is toch het zenuwnet
van een school.
Wie de
kans ziet doet er ook goed aan om eens een babbel te slaan met het
onderhoudspersoneel. Waarschijnlijk vraagt niemand ooit de mening van
de poetsvrouw en dat is erg onterecht, want die ziet veel, heel veel,
en zal het openlijk durven zeggen.
Uiterst
belangrijk is natuurlijk de directeur of directrice. 'Der Fisch
beginnt am Kopf zu stinken', zegt men in het Duits. Met andere
woorden, als de school vierkant draait of de sfeer rot is, is er een
goede kans dat een groot deel van de schuld bij de directie ligt. Bij
het sollicitatiegesprek is dat vaak de eerste persoon die je ziet.
Bekijk het beoordelen niet eenzijdig. Monster ook eens goed die
directeur die jou moet aannemen en welke stijl die mijnheer of
mevrouw hanteert. Het kan je veel zeggen over het onderwijsklimaat in
de school.
Nieuwe
planeet
Een
bijzonder aparte plek in elke school is de lerarenkamer. Als beginner
is de drempel om daar binnen te treden, soms nog groter dan de
drempel om je klaslokaal binnen te stappen. Het is een aparte planeet
met eigen ongeschreven regels en zelfs aparte mensensoorten. De
leerkrachten hebben soms nogal de neiging om zich te groeperen per
type. Er zijn de noeste werkers die zich door stapels verbeteringen
vreten, allicht wiskunde- en wetenschapsleerkrachten, soms ook wel
Frans. Ja, clichés, er zijn er enkele hardnekkige in het onderwijs.
Er wordt lustig geroddeld in zo'n lerarenkamer en de babbelaars
claimen meestal ook wel hun eigen tafel. De klagers en zagers, de
uitgebluste collega's die er helaas ook zijn, troepen ook vaak samen.
Net als de beginners, de tafel waar jij allicht een plek vindt.
Een
vreemde kloof die de lerarenkamer soms splijt, is die tussen
licenciaten/masters en regenten. Het kan gebeuren dat er weinig
contact is tussen die twee groepen. Regenten verdienen een stuk
minder, komen niet in de hogere jaren en kunnen daar wel eens een
complex over hebben.
De
beste manier om met een lerarenkamer om te gaan, is gewoon een plek
opeisen en doen alsof je daar al jaren zit, tap vooral gratis koffie
of thee en eet goed, want voor de klas vergeet je al snel dat je
niets gegeten hebt.
Voor
de leeuwen
'Don't
smile before Christmas', is vaak de raad die men geeft aan beginners.
Wel, het klopt. Doe maar niet te vriendelijk als je pas voor een
nieuwe klas staat. Lach niet om je eigen grapjes, want dat staat
gelijk aan helemaal de teugels loslaten. Wees niet hun vriendje. Een
valkuil waar velen intuimelen, lekker joviaal doen met de leerlingen.
Dat lijkt een goede zet, maar dat wreekt zich vroeg of laat. Je kan
niet tegelijk hun vriendje en hun leerkracht zijn. Hoe sneller je dat
hebt begrepen, hoe meer kans op frictie, drama en flauwe pogingen tot
emotionele chantage je jezelf bespaart.
Leer
zo snel mogelijk hun namen uit het hoofd, liefst de eerste les al. Of
als er een map met foto's van de leerlingen bestaat, doe het dan nog
voor je eerste les. Met naam en toenaam genoemd worden, houdt hen
beter in het gareel dan 'hey, gij daar met uw rode pull!'
Beantwoord
maar niet te veel persoonlijke vragen. De meerderheid van de
leerlingen bestaat uit reuzefijne mensen, echte schatten aan wie les
geven een privilege is, meer dan een opdracht, maar er zijn
natuurlijk ook wel enkele tegendraadse elementen, die vertrekken van
het principe: 'anything you say, can and will be used against you'.
Vermijd dat. Wees maar een mysterie voor hen. Veel later kan je een
persoonlijke anecdote wel eens in de strijd werpen, het
verrassingseffect is nog zo groot als je tot dat moment een enigma
was.
Eigen
stijl
Erg
belangrijk is dat je een eigen lesstijl ontwikkelt. Een soort
autopiloot waar je kan op terugvallen als je eens een mindere dag
hebt. Kijk daarvoor naar je eigen favoriete leerkrachten. Wat beviel
je aan hun manier van les geven? Kopieer die ingrediënten. Als
beginnende leerkracht herinner je je nog levendig je eigen school
tijd en hoe saai sommige lessen waren. Dat wil jij niet herhalen, dus
wil je vooral plezante lessen geven. Je kan je echter afvragen: hoe
plezant moet een les zijn? Is een les zo goed als ze plezant is? Erg
populaire leerkrachten zijn vaak niet de leerkrachten die er
ingewikkelde grammaticaregels of formules in hameren. De les opleuken
kan wonderen doen voor de interne motivatie van de leerlingen, je kan
hen aansteken met de microbe voor je vak, zodat ze zelf op zoek gaan
naar meer kennis. Zelf plezier hebben van het les geven, houdt ook je
eigen motivatie op peil en dat voelen de leerlingen ook. Mij leek dat
altijd de uitgelezen lesmethode, maar voor het ene vak lukt dat al
beter dan andere.
Er
zijn aardig wat TED-talks, zoals die van Daniel Pink, Ken Robinson,
Sugata Mitra, maar nog vele andere, die sterk pleiten voor interne
motivatie, tegen al te rigoreus les geven. Kies de aanpak die het
beste bij je past. De leerlingen merken het meteen als je probeert te
zijn wat je niet bent. Als hyperstreng zijn je niet ligt, zal die
stijl ook gewoon niet 'pakken' bij de leerlingen. Wees authentiek. De
mening van de leerlingen is zeer, zeer snel gevormd en daarna nog
moeilijk uitwisbaar.
Het
beroep
Je
start met een aantrekkelijk maandloon. Je zomervakantie wordt ook
uitbetaald. Dat je veel vrije tijd hebt, is een cliché dat niet
geheel klopt. Ouwe rotten in het vak durven zeggen: wij nemen in de
zomervakantie gewoon onze overuren op. Er is wat van aan, want bij
les geven, komt veel kijken. Er is altijd wel een puntensysteem dat
je onder de knie moet krijgen, elke school heeft zijn eigen
specifieke regels, in de ene school mogen de leerlingen praten als ze
naar de klas gaan, in de andere moeten ze vooral zwijgen, in de ene
mogen ze tijdens de speeltijd nog naar hun kastje, in andere niet.
Als je vaak wisselt van school, kan je wel eens nerveus worden van al
die verschillen. Bovenop de uren die je daadwerkelijk voor de klas
staat, komt er hele resem andere dingen bij: voorbereidingswerk,
verbeterwerk, studiedagen, wachttijden, uitstappen, toezicht op de
speelplaats, opendeurdagen, feestjes, oudercontact, klassenraden,
noem maar op, de lijst is lang.
Het
houdt je jong. Met de leerlingen werken, houdt je actief en energiek
en je bent altijd 'mee' met de laatste modetrends zowel qua kleding
als techniek als omgangsvormen. Dat maakt het beroep zeer boeiend en
afwisselend. Het is ook een erg zelfstandig beroep. Voor de klas doe
je eigenlijk min of meer je zin. Sommigen vinden dat heel fijn,
anderen hebben graag meer begeleiding en duidelijke richtlijnen. Vaak
zijn die er niet. Het belangrijkste controlemechanisme in het
onderwijs, is het lesonderwerp dat je in je agenda zet en die van de
leerlingen. Dat mogen ronkende titels zijn, maar zelden weet iemand
of je dat nu degelijk gegeven hebt of niet. Lestoezicht wordt vaak op
voorhand aangekondigd en dat kan je op voorhand goed voorbereiden. De
leerlingen veranderen ook plots in makke lammeren als de directeur
achteraan de klas plaats neemt. Het is een beroep met vrij weinig
incentives. Klimmen op de hiërarchische ladder is er vaak niet bij.
Je wordt ook niet beter betaald als je een betere leerkracht bent.
Les geven is een competentie die eerder onmeetbaar is.
Het
blijft een boeiende job, die je eigen vakkennis ook verbazend sterk
verbetert. De beste manier om iets te leren, blijkt het uit te leggen
aan iemand anders. De vragen waarmee leerlingen je bombarderen,
houden je scherp. Bouw fijne relaties uit met je collega's en verdeel
cursussen en voorbereidingswerk, dat hakt een serieuze moot werkdruk
weg. Vraag gerust elke collega naar tips, ze zullen allemaal open
staan om hun ervaring met je te delen. En als je eens een baaldag
hebt of een minder fijn klasincident, moet je vooral blijven
onthouden dat je zonder twijfel één van de meest boeiende en meest
belangrijke jobs hebt die er zijn.
Tegenover mij: een
al wat oudere mens, die aan zijn oogopslag te zien, echt iemand wil
helpen en er ook wel verstand van heeft, van CV's en sollicitaties en
zo.
Naast hem zit
iemand die zelf pas werk heeft. Een gretig ogend meiske. Gretig,
omdat ze denkt dat ze de kerel naast zich moet bewijzen hoe
enthousiast ze is voor haar job en dat ze er toch ook wel verstand
van heeft. Wil ze echt iemand helpen? Mijn empathieradar zegt: nee,
ze wil vooral aan de kerel, Norbert heet hij, tonen dat ze haar best
doet.
Goed gedaan,
meiske, ge vulde de voor de hand liggende zinnen van uw oudere
collega's zeer vlot aan. Ge doet gij dat goed. Toen ze mijn CV zag,
zag ik haar denken: 'Shit, en IK moet DIE advies geven om werk te
vinden? Die kan al zes talen meer dan mij' Ik heb ook 500 boeken meer
dan u gelezen, maar dat kon ik niet op mijn CV zetten.
Nee, mijn CV is
niet zakelijk genoeg. Tactisch begint het ook dom, want ik pak uit
met een oplijsting van mijn talenkennis, terwijl ik helemaal nooit
solliciteer voor jobs waar die talen nu net de vereiste zijn. Die
vacatures bestaan namelijk niet, zoals de meeste slavisten wel zullen
bekennen.
Mijn CV is te
druk. Ik heb CV verward met autobiografie. Er staat zo veel in, dat
een werkgever de moeite niet zal doen om er uit te ziften wat hij nu
net wil horen. Met uitzondering van schooldirecteurs om redenen die
mij niet direct duidelijk zijn. Waarschijnlijk omdat ze voor interim
lesopdrachten iedereen aanvaarden die geen strafblad heeft en een
masterdiploma in iets heeft en ja, er zijn veel taalvakken, dus dan
komt talenkennis wel van pas.
Norbert gaf mij
ook nog de typische jobvereisten voor journalisten en
communicatieverantwoordelijken mee. Die zijn zo voor de hand liggend
dat ik ze tot nu toe inderdaad niet in mijn CV zette, net zoals ik
ook niet in mijn CV zet dat ik met mijn twee ogen tegelijk kan lezen,
kan ademen en en zeer regelmatig een douche neem. Naast warme met
water, ook koude douches bij sollicitaties via mail. Maar dat moet nu
stoppen, want ik ga mijn talenkennis verschuiven naar een voetnoot op
pagina twee en de voor de hand liggende competenties voor
journalisten verwerken.
'wel niet knippen
en plakken van onze site', zei het enthousiaste groentje nog, 'want dat valt
direct op als ge dat doet'.
In een ideale
wereld zou ge kunnen zeggen: 'kom, ik pak uw job, nu direct, de
volgende die hier binnenkomt, zal ik zelf wel aanraden van geen CV te
knippen en plakken van de VDAB-site'
Nou ja, in een
ideale wereld krijgt ge natuurlijk de job die echt bij u past, zonder
saboterende tussenstappen als een lange arm hebben, politieke
vriendjes, CV hocuspocus en een dosis geluk.
Misschien wel het beste
geschiedenisboek dat ik al las, maar het is wel een roman.
We volgen het laatste
jaar van het leger van Noord-Virginia, onder bevel van generaal
Robert Edward Lee, van ongeveer juli 1863, vlak na de slag bij
Gettysburg, tot april 1865, als Lee zich uiteindelijk moet overgeven.
Dat er van zijn leger nog iets overblijft om over te geven, mag een
wonder heten.
In tegenstelling tot de
meeste historische romans loopt het verhaal niet via fictieve
personages. Jeff Shaara, de auteur, stapt in de voetsporen van zijn
vader (auteur van een roman over Gettysburg, The Killer Angels,
verfilmd als Gettysburg)
en hij kruipt in de hoofden van de
belangrijkste historische figuren. In dit geval vooral Lee en zijn
tegenstander Grant. Dat is riskant, want voor veel Amerikanen zijn
deze twee figuren heilig. Jeff Shaara slaagt er echter bijzonder goed
in om hun gedachten weer te geven en heeft overduidelijk zeer goed de
psyche van deze kerels doorgrond.
Van de kant van Lee is
het een verhaal over hoe een leger dat sterk in de minderheid is en toch ten
koste van alles wil stand houden, ondanks slechte bevoorrading, geen
eten, slechte kledij, troosteloze loopgraven, ziekten en een regering
die niet snapt wat er nodig is om de oorlog nog te winnen.
Van de kant van Grant
is het een verhaal van ongeduld, van weten dat je gaat winnen, maar
de tegenstander die weigert dat koppig in te zien en blijft je de
definitieve overwinning maar ontzeggen, tegen alle pronostieken in.
De psychologie zit
goed, de historiek is onberispelijk, de verstandhoudingen tussen de
belangrijkste officieren aan beide zijden komen nooit naar voren, ook
de houdingen van de presidenten, Jefferson Davis enerzijds en Abraham
Lincoln anderzijds worden ook mooi getoond.
Het boek is een
aanrader voor strategiefanaten en voor mensen die willen ervaren hoe
het voelt om aan het hoofd van een leger te staan, een leger verwacht dat je hen naar de overwinning voert en je de
verantwoordelijkheid geeft om hen de dood in te sturen om dat
resultaat te behalen.
Jeff Shaara staat met
een lange en heldere lezing op youtube. Voor hij begon te schrijven, was hij een
specialist in de handel in oude munten. Hij zag zichzelf nooit als
een schrijver. Zijn vader was wel schrijver. Michael Shaara, auteur
van The Killer Angels. De zoon heeft dat werk voortgezet. Hij maakte
er een trilogie van. Gods and Generals gaat vooraf aan The Killer
Angels en The Last full measure pikt de draad op waar The
Killer Angels stopt.
Wie de drie romans uit
heeft, krijgt een heel goed begrip van de eb en vloed van de strijd
tussen het zuidelijke leger van Noord-Virginia enerzijds en het
noordelijke leger van de Potomac anderzijds.
Psychiater tegen mijn
ouders als ik 17 ben: uw zoon is zo iemand die van zijn passie
zijn beroep maakt
Dat het wreed moeilijk
ging zijn, zei ze er niet bij. Mijn pa vond dat ik niet meer bij de
psychiater moest gaan. Mijn ma vond dat ze gelijk had.
Ik vond dat ik meer
tijd had voor mijn passie als ik niet meer bij de psychiater moest
gaan.
Nadelen van uw
passie najagen:
-belangrijke
bureaucratische karweien zoals uw belastingen invullen, laat ge
liggen, omdat ge met bevlogen koorts aan uw passie aan 't werken
zijt. Vele maanden later wreekt zich dat en moet ge in allerhaast
toch uw belastingen invullen op straffe van een boete. Uw
belastingsaangifte vind ge niet meer, noch uw 'token' om het online
in te vullen
-de ziekenbond dreigt u
te schrappen omwille van de zelfde voorkeur voor 'investering' (ja
ja, in een kapitalistische samenleving zal een kunstenaar zich
vermarkten of niet zijn) in uw passie ten koste van de nodige vlijt
bij het achterna jagen van de juiste formulieren
-ge neemt uw eerste
jobs niet al te serieus, want ja, ze zijn toch maar een noodzakelijk
kwaad om dan uiteindelijk te gaan leven van uw passie
-ge verknipt
vriendschapsbanden met mensen die achteraf bekeken alleen maar goed
bedoelde feedback wilden geven
-ge reageert uw
frustraties af op uw omgeving, ge wordt zuur als 't met dat te gelde
maken van uw passie niet rap genoeg wil lukken
-er komt een bloedrode
waas voor uw ogen als ge leest over mensen die een passie gelijk de
uwe al goed te gelde kunnen maken
-ge wilt uzelf van kant
maken als 't op 't passiefront angstaanjagend stil wordt en ge even
geen kans meer ziet
-ge voelt uw eigen een
buitenaards wezen als ge mensen ziet die passieloos, maar gelukkig
door het leven gaan, hoe the fuck doen ze DAT??
-na een periode van
manisch zonder veel slaap of aandacht voor wat anders uw passie na te
jagen, wil uw lichaam wel eens crashen
-ge verwarmt niet in de
winter, om geld uit te sparen voor uw passie
-ge denkt dat bij het
beleven van uw passie ook een hele sliert vrouwen horen, waardoor ge
op den duur vergeet waar ge nu juist een passie voor had: voor
vrouwen of voor kunst? En er is eigenlijk echt een verschil?
-ge plakt uw kamer vol
met foto's van kunstenaars die ook hebben durven lijden voor hun
passie. Ge verpest daarmee het behangpapier, zo'n niet-passionele
materialiteit die u kan gestolen worden en waar ge nooit een cent
zoudt aan uitgeven
-ge klampt overal
iedereen die er een beetje invloedrijk uitziet aan om uw passie een
klein beetje vooruit te willen helpen, ge verzamelt visitekaartjes,
ge drukt voor uzelf vijf verschillende soorten visitekaartjes, want
ja, al uw passie kon niet op eentje
-ge vindt dat uw naaste
omgeving vooral in functie van uw passie moet leven, om de eenvoudige
reden dat zij die passie niet hebben en content zijn met een
'normaal' leven. En bij zo'n ordentelijk 'normaal' leven, waarbij
elke onaangename eventualiteit al bij voorbaat geregeld is, omdat men
niks anders te doen heeft, altijd wel wat marge is om een
passiekrabber te ondersteunen
-ge geeft al eens uw
laatste euro's uit in een overweldigende bui van dankbaarheid om die
omgeving te overstelpen met cadeaus, nadat ge weer eens weken alle
energie in huis naar u hebt toegezogen
-ge voelt u wreed
schuldig elke minuut dat ge niks doet voor uw passie, want uw passie
uitbouwen, dat volgt geen kantooruren, het is altijd passietijd, dus
elke moment dat ge niks doet, bedriegt ge uw baas, zijnde uw passie,
zijnde uzelf. Mensen vragen u waarom ge altijd zo gespannen zijt,
terwijl ge toch eigenlijk geen reden hebt om zoveel stress te hebben
-ge hebt nogal wat
tactieken om toch minstens te doen alsof ge elke minuut aan uw passie
werkt. Als ge drie uur het computerspel Age of Empires speelt, doet
ge dat uitsluitend als ge tegelijk ook naar een documentaire luistert
die min of meer iets te maken heeft met uw passie en het nieuwste
kunstproject waar ge mee bezig zijt.
-als ge weer eens
ergens wakker wordt waar ge niet thuis hoort, zegt ge tegen uzelf:
ja, maar ik moet toch levenservaring opdoen, dat geeft voeding aan
mijn passie
-ge kunt alleen nog
over uw passie spreken en ge merkt niet dat ge sommige mensen daar
enorm moe mee maakt. Vrienden beginnen een avond uit met u te zien
als een soort business meeting met hallucinogene hapjes
-ooit, al is 't maar
één keer, meent ge serieus dat iets van drugs gegarandeerd zeker
nieuwe perspectieven gaan bieden bij het uitbouwen van uw passie
-ge leest meer
biografieën over succesvolle kunstenaars die u zijn voor gegaan, dan
dat ge effectief iets DOET en dat alleen om u te overtuigen en te
troosten dat het wel degelijk allemaal kan lukken, als ge nu
eindelijk eens stopte met biopics als 'Walk the line', 'Great balls
of fire' of, ow God, films als 'Finding Forrester' te bekijken. De
dromerigheid die bij uw passie hoort, zuigt u een beetje meer dan
normale mensen mee in alles wat fictie is
-ge vraagt u al eens af
of het dit wel allemaal waard is, als ge tussen stapels boeken, op uw
knieën in een ijskoude kamer zit te zoeken naar uw
belastingsformulier van een jaar geleden
-ge reageert met
schouderophalen als iemand plots zegt: Zeg, voor een jonge
kunstenaar zijt gij precies al helemaal uitgeblust. En ge mompelt:
Ik ben niet uitgeblust, ik denk commercieel
Moet uw passie uw werk
zijn? Het wordt dan wel uw werk. Is 't uw passie dan nog? Als ge uw
passie voor NA uw werkdag houdt, is 't misschien toch eerder gelijk
een verboden vrucht, gelijk een altijd gewillige minnares. De mannen
die trouwen met hun minnares, zoeken zich een paar maand nadien toch
al rap een andere minnares. Dus nee, misschien moet uw passie uw werk
niet zijn. Allicht helpt geen enkele kunstenaar zichzelf vooruit door
alle bureaucratie over boord te gooien om zogezegd tijd te winnen
voor zijn passie.
Als ik al een tip kan
geven om sneller uw passie uit te bouwen: stop met uw passie uit te
bouwen. Reserveer er een paar uur per week voor uw passie of een uur per dag of
zo, en laat het los, los, los.
Als ge uw passie overal
mee naar toe neemt, vergeet ge op den duur dat ze er is.
De titel van een roman
van John Updike. 'Couples'. Gekocht op 't boekenfestijn in Mechelen.
Beter dan het speelgoedmuseum of de Dossinkaserne, dat boekenfestijn.
Hollanders die de boel zeer Hollands organiseren. Overstock opkopen
en op tafels smijten. Kies maar uit. Aan zeer Hollandse prijzen.
Nog niet gelezen,
'couples'. Schijnt zeer expliciete seks te bevatten. Naar Amerikaanse
normen. Dat wil zeggen dat er misschien ergens een befscène tussen
zit. Ik zal het wel eens lezen. Met mijn vrouw op 1200 km, lees ik
niet graag over seks en neutraliseer ik mijn libido liever met
militaire boeken. Van tanks, stingerraketten en Kesselschlachten word
ik ook geil, maar ik wil er niet mee neuken.
Koppels. Ik ben
beginnen schrijven, ooit, om mijn kansen te verhogen om de helft te
zijn van een koppel. En in een poging om vrouwen wat op te geilen.
Gelijk zo veel mannelijke schrijfmanische frustro's. Er zijn
efficiëntere manieren, voor 't geval ge met gelijksoortige plannen
rondloopt.
Ik kijk al voor de
vijfde keer naar de liefdesscène uit The Departed tussen
Leonardo DiCaprio en de psychiater die ik wreed aantrekkelijk vind,
door dat intellectuele, bedachtzame kantje in combinatie met haar
benen en wishywashy ogen gelijk dauwdruppels. 't zal wel de camera
zijn.
Ik kijk altijd naar
koppels. In mijn naaste omgeving zitten een paar goeie. Zelfs nog los
van hun sterrenbeeldencombinatie. Er zitten er ook een paar hele
slechte tussen. Ja, 't is onnozel, maar 't zijn vaak relaties tussen
twee luchttekens die mij kil en afstandelijk lijken.
Als er een gebied is
waar zelfhulpboeken echt snel wat opleveren, dan is het relaties. Als
ik al die boeken niet had gelezen, had ik nooit gesnapt wat de
communicatieve noden en verwachtingen van vrouwen zijn. Want het is
toch allemaal zo counter-intuitive. Toen ik op mijn vijftien 'mannen
zijn van mars, vrouwen zijn van venus' vond in het boekenrek van de
ouders van mijn maat, Ruben, vond ik dat nog onnozele troep die ge
alleen verkocht kreeg aan kleinburgerlijke tweeverdieners. Voor hen
was 't trouwens een miskoop, want ze zijn al jaren gescheiden
ondertussen. Is nochtans best een nuttig boek, hoewel marsepeinzoet
van toon.
David Deida is
bijvoorbeeld erg goed. Typisch voor Amerikaanse bloggers is dat ze
bij zo'n opmerking direct linken naar amazon waar ge een boek van
David Deida kunt vinden. Wel, klik hier op David Deida en het leidt u
naar Amazon, naar een goed boek van David Deida. 't is wel bedoeld
voor mannen. En ik betwijfel dat vrouwen er echt iets aan hebben.
De scène waar ik het
eerder over had, staat netjes op youtube. Youtube: één van de
redenen waarom ik ondanks de crisis blij ben dat ik in deze tijd
leef. Een plek waar mensen heel schone liefdesscènes delen.
https://www.youtube.com/watch?v=JukcSdrweHU
Bekijk 't en ga iemand
knuffelen. Op knuffels betalen we voorlopig nog geen BTW.
Een wanhopige die troost vindt bij een sterke vrouw, 't zal wel niet verbazen dat ik er nu al tien keer naar keek.
Medewerker
zelfmoordpreventie. Ben ongewild ervaringsdeskundige. Hoewel.
Behalve mijn zelfmoord, heb ik er nog nooit één voorkomen.
Grootvader. Whap. Vader. Whap. De tante die hier breit, rookt, slaapt
en ronddwaalt, heeft het drie keer geprobeerd, toen ik nog te klein
was eender wat te voorkomen.
Misschien
moet ik dat bij de sollicitatie maar niet vermelden. Of misschien net
wel, ik weet het niet.
Vereisten.
Communicatieve
vaardigheden. Check.
Begrip
van psychologie. Check. Ik lees sinds twee jaar elke week wel een
boek over psychologie.
Begrip
van social media. Check. Oprichter social media gebruik van
Nederlandse ambassade te Bratislava, inclusief ghost writen van de blog van de ambassadrice. Genoeg ervaring mee via
ManiFiesta, Solidair en mijn eigen geschrijfpromotie. Verschillende
boeken over gelezen.
Flexibel.
Check. Ik werk overdag. Ik schrijf 's nachts. Ik netwerk in 't
weekend.
Motivatie.
Check. Als ik een paar mensen kan helpen om niet vroegtijdig een ouder te
verliezen. Graag dan.
Het was zomer. We hadden niks beter te
doen. God ja, jawel, ik had herexamens voor de lerarenoplijding (sic)
Hij studeerde geneeskunde en had dat jaar voor 't eerst géén
herexamens, als ik 't mij goed herinner. Of ze waren al achter de
rug, dat kan ook.
Gent. Augustus 2008.
Man, Gent was verlaten. Desolaat. Zaten
alle knappe vrouwen binnen te blokken? Waren ze op reis? Aan ons plan
kon het niet liggen. Spontane acteertalenten van straat plukken.
Selectiecriteria: lang haar, lange benen, en voor mijn regisseur was
de borstomvang ook nog belangrijk.
We vonden ze niet. Zelden zo lang door
Gent gewandeld zonder knappe vrouwen te spotten. Verstopten ze zich?
Waren alle knappe gentse studentes al gecast in promovideo's waar hun
verloning wel in het budget zat? We moesten op den duur de lieven van
maten optrommelen om genoeg actrices bij elkaar te krijgen.
Het waren boeiende tijden. De laatste
keer dat ik een actrice uit een café plukte, dateert ook weer van
2010.
Nu zijn er alleen nog de plannen. Om 50
vrouwen aan te spreken voor naaktfoto's, voor een boek. Gewoon
lukraak op straat. In de stijl van de kerel in dit youtubefilmpje.
https://www.youtube.com/watch?v=VB-VIq6YnD4
Pakken geiler dan al die kunstmatige porno trouwens, dat filmpke.
Maar dus, nu doet mijn regisseur van
toen, 12 uur per dag consultaties. Misschien soms wel van actrices.
Als ze neurologische problemen hebben. Maar in die sector worden
neurologische problemen doorgaans niet aanzien als probleem maar als
deel van de jobomschrijving.
Ik schrijf nog scripts, maar al
geruime tijd niet meer voor kortfilms. Ook niet als ze een spannend
castingplan hebben om actrices gewoon zo van straat te plukken.
Het werd een rotslechte film.
ROTslecht. Schoon gefilmd wel. Met één interessante schaakscène. Met een dementerende acteur. Die 't script goed vond. Hij vergat wel
constant dat ik het geschreven had, maar hij vond het script goed.
Toen vond ik lof van dementerende ambassadeurs op rust, nog een hart
onder de riem.
Het werd dus een rotslechte film. Zei
ik dat al? Ik ging ook net iets te ver in het bepotelen van onze
lukraak bij elkaar geschraapte actrices.
Het einde was open. Ik haat de meeste
open eindes. Dit was er één van.
Het staat nog ergens op Facebook, dat
filmpje. Mijn neuroloog bekijkt het soms om zeker te zijn dat zijn
keuze voor neurologie de juiste keuze was. Maar het knaagt toch. Hij
zou het graag terug doen. Ik zou het ook graag terug doen. Ik wil er
niet meer in acteren. 't script wil ik wel nog altijd schrijven. Niet
met een open einde. Ik heb sindsdien van moetens toch wat serieuze
boeken gelezen over vertelkunst en feedback gekregen van belezen
mensen die niet dementeren.
Mijn neuroloog is eigenlijk te elegant
gekleed voor een neuroloog. Als ik hem u wijs en zeg dat hij
beeldhouwer, regisseur of eigenaar van een toneelcomplex, frontzanger van de emoband met ballen Nice Period of oprichter van
alternatieve cinema is, dan gelooft ge mij.
Ik ben blij dat hij neuroloog is en
goed verdient. Er zijn al genoeg sukkelende kunstenaars. Uiteindelijk
gaat ge er toch aan kapot. Kunstenaar zijt ge alleen met de k van
kapot. Als ge gans in orde zijt dan zijt ge geen kunstenaar. Mick
Jagger is bijvoorbeeld in orde. Behalve een naar 't schijnt minieme
penis, is er niks mis met hem. Hij speelt dan ook maar een onnozel
rolleke. Er zit niets van mick in micks nummers, zegt zijn
biograaf. Als ge als kunstenaar niet aan 't afzien zijt, zijt ge niks
nieuws aan 't maken.
Mijn neuroloog en ik zagen niet af toen
we die zomerfilm maakten. Wij amuseerden ons vrij goed. Als de
straten wat bevolkter waren geweest, die stille maand augustus,
hadden we ons nog meer geamuseerd. Het resultaat was zo'n kwakkelke
waar ge veel van leert. Als ge wilt leren.
10.000 uur. Om door te breken met iets,
moet ge 't 10.000 uur doen. Alle grote talenten die doorgebroken
zijn, in sport, in muziek, in schaken. Ze hebben allemaal 10.000 uur
geklopt. Behalve schaakgrootheid Bobby Fischer, die deed het met
9.000 uur.
Mijn neuroloog en ik zitten niet aan
10.000 uur filmen. Ik zit misschien wel dicht tegen de 10.000 uren
schrijven. Ik zit er nog niet, maar echt veel zal 't niet schelen.
Mijn testpubliek begint dan ook verandering te zien in mijn
schrijven. Een stem vinden. Zo noemen ze dat, als ge als schrijver uw
10.000 uur geschrijf, geschrapt en stimulerende middelen hebt getapt.
En soms in wanhoop ook uw matras hebt binnenste buiten gekeerd, op
zoek naar die stem of een beetje harder hebt geknepen in de huiskat, als het maar stemt.
Mijn neuroloog heeft veel humor. Hij
zei: Godver he, gij en ik gaan in ons leven elk in een vijftal
domeinen afhaken als we aan 8.000 uur zitten.
Voor hem is dat pure humor, voor mij is
de helft humor en de helft een nachtmerrie die zich stevig genesteld
heeft in mijn buis van Eustachius. (als ge met een dokter op
restaurant gaat, wilt ge toch tonen dat ge IETS kent van anatomie)
Volgens mijn neuroloog zou ik bankier
geworden zijn als ik 'wat wiskundiger was aangelegd'. Ik als bankier.
Ik zie het niet. Even later dacht hij dat ik ook goed zou zijn in het
promoten van geneesmiddelen bij dokters. Ook dat zie ik mij niet
direct doen. Ik zie mij schrijven. Ook als dat betekent dat ik hier
nu met drie pulls EN mijn jas moet achter mijn laptop zitten typen.
Die neuroloog is goed in wat hij doet.
Ik had vanochtend nog even veel moed/hoop als de vrouwen van de
mannen van het zesde leger in Stalingrad, anno februari 1943.
Toen ik van hem afscheid nam, was het
moreel terug een stuk hoger. Het kan ook wel aan de masala thee
gelegen hebben en de Indische curry. Ben nog vergeten vragen of curry
echt Alzheimer voorkomt. Heb eens gelezen dat die ziekte in India zo
goed als onbestaande is. Er leek mij toch iets vré gezond te
gebeuren in mijn kop. Iets dat ik alleen ervaar na twee liter straffe
koffie, maar beter. Indische curry en masala thee, good shit. Mijn
volgende verslaving staat al klaar. Als ge uzelf schrijver noemt,
zonder verslaving, zijt ge fameus in freestyle bezig, zenne. Junkie
zijn hoort er bij. Waarom zou ge nog schrijven als 't u zelfs geen
romantische reden gaf om junkie te zijn? Iets anders moet ge van
schrijven de eerste 100 jaar toch al niet verwachten.
Eigenlijk is dat niet waar, hoor.
Schrijven heeft mij al veel gegeven. Vrouwen, toffe gesprekken, een
paar rellen, enkele trio's, wat applaus hier en daar, gratis boeken,
gratis strips, gratis drank, spontane korting op mijn brilmontuur,
wat geld, een doel, nooit gebrek aan een doel, zolang er blanco
pagina's zijn, en waarschijnlijk heb ik er mij een dure hobby mee
uitgespaard, ik heb geen zin en geen tijd voor een hobby, ah, ook nog
een gratis abonnement op een literair tijdschrift, gratis exemplaren
van andere tijdschriften, en een paar onverwachte, maar grote
aanwinsten voor mijn vriendenkring,
zoals een eermalige regisseur en een nu
heel actuele neuroloog, wat als labiel schrijverken het equivalent is
van meerdere jaarvoorraden prozac, zyprexa en geodon en al die andere
'writer's little helpers'
Het kan nog niet zo slecht gaan met mij
als de stemme'kes in mijn kop mij willen wijsmaken. Als ik nog kan
gaan dineren met mijn psychiater.
't is eigenlijk nog een klasse hoger,
het is een neuroloog. En hij betaalde nog de rekening ook, dus, nee,
het kan echt niet zo slecht met mij gesteld zijn als de stemmeke's
zeggen. De stemme'kes: AntiWilko voor de vrienden.
Mijn neuroloog vroeg: 'waar zijt gij nu
eigenlijk zo bang voor?' (Als mijn neuroloog 12 uur lang consultaties
gedaan heeft in 't UZ, wil hij wel eens op mijn blog komen lezen
waarom hij toch content is dat hij zijn artistieke ambities in de
ijskast heeft gestopt)
Ik vond dat een verrassende vraag, want
mijn angsten zijn zo constant en acuut, dat het mij compleet obvious
voor iedereen lijkt waar ik bang voor ben. Niet dus.
Allez, we recapituleren (altijd nog
beter dan capituleren):
ik heb schrik dat ik een job ga moeten
doen tegen mijn goesting. Na 150+ keer gesolliciteerd te hebben, word
ge toch wel bang. Vooral als ge uw vader elke dag van zijn leven zien
haten hebt, omdat hij een job tegen zijn goesting deed. Die klaagzang
is u wel bekend. Die 150 sollicitaties zijn trouwens alleen de keren
dat ik solliciteerde voor een job die ik echt wilde. Ik solliciteer
ook voor jobs die ik niet wil. Dat zijn meestal de vacatures die
overwegen om mij aan te nemen. Het is een beetje gelijk toen ik nog
chronisch maagd was en alleen vrouwen die ik niet wilde, mij wilden.
En zelfs dat waren er niet veel.
Dat geeft een mens hoop he. Vroeger kon
ik de vrouwen niet krijgen die ik wilde, nu heb ik mijn droomvrouw
(jaja, ik hoor u lachen of kotsen, maar godverdomme, het is mijn
droomvrouw), maar nu krijg ik dus niet de jobs die ik wil. Dat ligt
aan mijn aanpak. Alleen aan mijn aanpak. En mijn aanpak kan ik
wijzigen, dus zo bang hoef ik niet te zijn.
Andere angsten: schrik van nooit genoeg
te presteren. Om meer te presteren moet ik vooral stoppen met zo bang
te zijn, want onder angst presteert een mens niet bepaald veel.
Op concreet vlak ben ik trouwens de
minst bange mens die ik ken. We zijn nooit vies geweest van een
parodox (mooi woord trouwens) Ik heb geen schrik in 't donker, in
verdachte stegen, langs de oevers van rivieren bij nachte, geen
schrik voor macho's, voor publiek spreken, voor terminale ziekten (nu
ja, dat is niet eerlijk van mij om dat er hier tussen te zetten, want
voor iemand die de dood ziet als iets om even hard naar uit te kijken
als Sinterklaas kan een terminale ziekte inderdaad niet beangstigend
zijn), enigerlei dieren, spinnen, slangen, wielertoeristen, zatte
Russen, voetbalfans, allemaal niet bang van, niet bang van overreden
te worden, niet bang van onder de metro te sukkelen, niet bang
geweest op Israëlische bussen, vol babykillers in uniform, niet bang
om Israëlische soldaten babykillers te noemen, wel bang om geen job
te krijgen bij de metro (de krant dan), wel bang om voor de metro ('t
openbaar vervoer) te moeten gaan werken.
Nog eens recapituleren:
concrete angsten: nul. Wacht. Tenzij
gedwongen worden om te dansen. En de publieke vernedering die de
turnles meestal was, hoef ik niet meer te ondergaan. Dus nee, buiten
mij in ruimtes bevinden waar ik moet dansen, heb ik geen concrete
angsten. Ik zou liegen: ik ben ook bang dat mijn moeder dood gaat. Of
dat één van mijn beste maten dood gaat, want dat heb 'k al eens
meegemaakt. Dat mijn vrouw dood gaat, is geen optie, want die dag val
ik zelf dood, dus tijd voor enige rouw zal er niet zijn. En een
zelfgekozen exit op een strategisch gekozen moment is hier nu eenmaal
een familietraditie, dat hoeft niemand te bewenen.
Concrete angsten dus:
-dood moeder
-gedwongen worden om te dansen
-autorijden op zeer drukke plekken
(Dampoort Gent bijvoorbeeld)
Abstracte angsten:
-nooit iets deftig presteren
-vanalles kunnen en er niks kunnen mee doen
-situaties van machteloosheid
-verplicht zijn om loonslaaf te worden
en een job te doen die niet bij mij past (godver, dat is een concrete
angst)
Ik voel mij gelijk beter na de
oplijsting. Ik heb zo gelijk 't gevoel dat de lijst concrete angsten
bij iedereen die ik ken veel langer is. En er is niet eens een
dancing in Erembodegem. Ow, ik ruik een business project. Waar
gezopen wordt, kan ook geswingd worden. In dubbele betekenis. Ge
ziet, ge kunt uw angsten altijd nog ombuigen. En niemand kan mij
dwingen om te dansen in mijn EIGEN dancing. En 't is crisis, die
gaat alleen maar nog veel slechter worden, en als 't slecht wordt,
zitten er twee dingen vol: kerken en dancings. In de crisis van de
jaren '20 werden er dansmarathons georganiseerd. Het langst dansende
koppel won de prijzenpot. De deelname was massaal. Binnenkort doen we
dat weer, want zo slecht gaat het straks gaan. Dus ge ziet, ge kunt
uit uw angsten ook een businessidee puren, zolang dat ge maar niet
gaat liggen beven in uw bed. Of de kudde volgt. Volg nooit de kudde.
Tenzij het dieren zijn. Want smijt mensen bij elkaar in een kudde en
die kudde heeft een radar om samen naar 't eerste en diepste ravijn
te marcheren. Meestal met trommels en trompetten.
Ik was ook vergeten dat er mij niks meer
kan gebeuren dat mij echt diep raakt. Ik moet niet bang zijn, want
het ergste is toch al gebeurd. Januari, 2009. Toen 'k 't nieuws
hoorde, stond ik op een perron. 't was 't dichtste dat ik ooit kwam
tot onder een trein springen. Sjans, dat ik het niet gedaan heb, want
't perron is 't slechste punt om dat te doen. De trein kan daar
gemakkelijk remmen en ge komt er dus alleen verhakkeld, maar levend
vanonder.
Allez, genoeg gebeefd achter de
coulissen, we zijn weer gekamelioniseerd om verder te spelen in het
theater dat we maken van de wereld. Het zijn zij die 't eerst kapot
gaan, zij die vergeten dat het allemaal maar theater is. Zo komen er
velen vlot door hun dag, het besef dat we allemaal maar theater
spelen. Zolang ge thuis, bij uw vrouw, en uw maten, nog uw masker af
krijgt, is 't goed.
Ik weet niet of andere mensen zich ook
zo slecht voelen. De mensen die ik op de trein zie bijvoorbeeld. En
public, loopt ge toch niet te koop met uw zorgen. Tenzij ge in
publieke ruimtes aan uw gsm hangt, want dan word ge onhoorbaar voor
iedereen, dat zeiden we al.
Ik zie tegenwoordig niet veel mensen
meer. Tenzij op perrons en in de trein. Hebben die ook blogs waar ze
klagen over acute angsten? Als ik ze bezig hoor, hebben ze het over
op reis gaan naar Miami. En dan blijkt dan hun geografische kennis
van de VS op geen kloten terug. Boven Virginia ligt New York.
Ik had bijna onderbroken. Ik heb alleen lang oogcontact gemaakt. Er
zit nog Pennsylvania en Maryland tussen. Die mens had zo'n
hete-patatten-in-uw-mond-accent in 't Engels. Voor mijn oren 't
equivalent van met uw nagels krassen op een krijtbord. Ik onderbrak
niet. 't was een West-Vlaming. Hij werkte voor een onderneming. Iets
in de chemie. Zijn talenkennis is rotslecht, hij is zo onnozel om te
roken (L&M), van geografie snapte hij ook niks. Maar hij verdient
gegarandeerd het dubbele van mij. Als ge u veel geldzorgen maakt,
raakt ge na een tijd getraind in het aflezen van nettolonen op mensen
hun gezichten. En deel van mijn belegering is het idee dat ge in deze
tijden maar zoveel betekent als uw nettoloon. Zolang ik
zelfhulpboeken lees, weet ik dat dat niet waar is, maar van als ik
mijn kop buiten durf steken, krijg ik toch weer dat idee. Zoveel
waard zijn als uw nettoloon.
Ik voel mij belegerd. In een zeer
letterlijke betekenis. De zus van mijn broer heeft het ook. Alleen
leest die geen wasmanden met zelfhulpboeken, dus voor haar is elke
dag slecht. Ik krijg mezelf doorgaans nog wel uit de diepere putten
geklapt. Wat is dat u belegerd voelen?
Dat is denken dat ge nu meer terrein
hebt dan morgen het geval kan zijn. Dat ze u onder druk zetten om
terrein prijs te geven, bewegingsvrijheid, resources op te geven. En
gelijk de meeste mensen die bang zijn van iets, herinner ik mijn
eigen constant aan dat gevoel.Zelfs mijn bureaublad heeft een foto
van een belegering. Soldaten die geen kogels meer hebben en dan maar
stenen smijten naar hun aanvallers. (The battle of second Manassas,
voor de liefhebbers). Ik lees een roman, The last full
measure, over de belegering van Petersburg. Niet te verwarren met de
belegering van Leningrad in de eerste helft van wereldoorlog II. Dat
andere Petersburg. In Virginia, dat niet vlak onder New York ligt.
Circa 60.000 zuidelijken (en dan tellen we genereus) die zich
verdedigen tegen circa 100.000 betere bewapende, beter gevoede, beter
geklede noordelijken. Een compleet uitzichtloze situatie. Als de
zuidelijken wegtrekken op zoek naar eten in 't binnenland, op zoek
naar de bewegingsruimte die een kleiner leger al eens toelaat om een
groter, logger leger te verslaan, valt hun hoofdstad, Richmond. Boven
Petersburg. Ze kunnen niet weg van Petersburg, want dan is Richmond
de treinverbindingen kwijt met de rest van het Zuiden. Het Noorden
(toch minstens generaal Grant) weet dat en voert dagelijks de druk op
om Petersburg te doen vallen. Die 60.000 breiden dagelijks hun
loopgraven uit. En hoe langer de loopgraven worden, hoe minder volk
per lopende meter er staat om te schieten. 't is redelijk simpele
wiskunde, zelfs voor mij. Grant heeft er 100.000 en kan langere
loopgraven maken. Loopgraven die altijd maar dichter geraken bij die
spoorlijnen die het Zuiden niet mag kwijt geraken. Een kwestie van
tijd. En elke dag wordt het slechter. Elke dag deserteren er
zuidelijken, vooral door honger. Ik voel mij gelijk, Lee, die dat
allemaal beseft, geen opties ziet, buiten de loopgraven nog wat
verstevigen en wachten op een mirakel. En bezorgde brieven sturen
naar een regering die niet snapt hoe ernstig het is en niks doet,
buiten ruzie maken over administratief protocol.
Het is absurd dat ik mij zo voel. Maar
gevoelens kunnen vals zijn. Ik heb een kronkelachtige carrière
achter de rug. Ik heb nochtans altijd goed geweten wat ik wilde, maar
ofwel werd de weg afgeblokt door situaties die ge niet zoudt geloven,
maar toch gebeurd zijn, ofwel had ik te veel schrik om het
rechtstreeks te proberen. Ge kunt het aanmodderen noemen. Ik werk nu
wel al eindelijk, eindelijk, eindelijk, bij een gazet. Een
jongensdroom bewaarheid. Maar toch, met wat ge allemaal hoort, al die
negativiteit, en ik zie niet elke dag meer veiligheid in mijn
situatie, meer terreinswinst, ook niet 't omgekeerde, maar toch, 't
is misschien het gebrek aan zonlicht dat mij zo deprimeert. Tot mijn
moeder mijn vader ontmoette, had ze het woord depressie nooit
gehoord. Dus ik weet van welke tak van de familie het allemaal komt.
Als de wereld zijn kleuren verliest en ge negatieve spookbeelden ziet
opduiken. Mijn nicht ligt soms twee weken in bed, met een gevoel dat
ze niet kan uitleggen. Ze schrijft niet. Ze heeft psyschologie
gestudeerd, wat de meesten toch altijd doen om zichzelf te redden.
Vakken als statistiek hebben haar vreemd genoeg niet van dat gevoel
af geholpen. 't is een gevoel alsof er op 100 meter van uw deur
middelzware tanks over zot gemotiveerde Hitlerjugend rijden, terwijl
de grootvader afgeknald wordt, omdat hij op zijn zeventigste beweert
te oud te zijn om een geïmproviseerd geweer te schouder in de
Volkssturm. Ja, uw negativiteit hertappen in indrukwekkend tragische
beelden, dat troost soms wel. Maar het maakt het gevoel niet minder
echt.
Toen ik vijftien was, zei de
geschiedenisleerkracht (die minder wist van geschiedenis dan ikke,
maar dat kunnen we die mens eigenlijk niet verwijten) dat ik labiel
was. Voor een mannelijk wezen beantwoord ik dan toch niet aan het
klassieke beeld van mannelijke emoties. Die van mij zijn gelijk een
vrouw in haar menopauze. Ze schommelen, met grote pieken en dalen,
soms binnen vijf minuten van suïcidaal naar een niveau van euforie
dat ge alleen krijgt van een gram cocaïne te veel of de wetenschap
dat ge uw vijanden gans vertrapt hebt. Ja, oorlogsbeelden, ik ben er
mee opgegroeid. Nooit oorlog meegemaakt, tenzij de sporen ervan, in
Bosnië, in Palestina, maar er is geen dag voorbij gegaan dat ik niet
iets over oorlog gelezen heb. Als ik een nieuwe taal leer, begin ik
ook altijd met de oorlogstermen, die ken ik rapper vanbuiten dan al
de rest. Als ik mij wil motiveren (maar dan vandaag toch even niet)
voor een ambetante situatie, moet ik ze hertekenen in oorlogstermen.
Een vriendin van mij versprak zich
laatst. Ze had het over een andere blogger en zei: 'die is ook
borderline'. Ik heb het niet zo voor labels. Borderline is niet:
hardnekkig zoeken naar een mentaal systeem en een organisatie van uw
leven waarbij ge u bijna altijd goed voelt, gelukszoekerij dus. Dat
is borderline niet. Dus dat label mag ook weer uit mijn nek geknipt
worden. Godver, nu heb ik mijn eigen toch het label 'gelukszoeker'
opgekleefd. Winter blues is het ook niet, want in de zomer had ik het
ook al. Het is niet snel genoeg vooruit gaan, het gebrek aan
zichtbare progress, en een gevoel van progress (ge ziet, de voertaal
van zelfhulpboeken is vooral Engels) gaat ge niet rap ervaren in een
ingeslapen dorp gelijk Erembodegem. Het is even niet kunnen opboksen
tegen de algemene stemming dat elk zelfstandig ondernemen, gedoemd is
te mislukken, de algemene stemming dat ge werk tegen uw goesting moet
doen, vooral in deze tijd. Het is ook te weinig optrekken met mijn
tekenaar. Maar dat zeg ik hem niet, want hij heeft voor de moment
zijn eigen zorgen. En hij leest mijn blog niet, want hij leest
eigenlijk niet zo graag. 't is dan ook mijn tekenaar.
't schrijverken is veerkrachtig, het
kan morgen al weer over zijn. 't hoort allemaal niet op een serieuze
blog. Mijn blog is gelukkig niet serieus, dus ik kan 't er toch op
smijten. Misschien geeft het troost aan een andere belegerde.
En het Nederlands van mijn vrouw gaat
er aan Thalyssnelheid op vooruit sinds ik dagelijks iets op mijn blog
zwier, dus 't zal wel voor iets goed zijn. Als ik dit aan de neus van
een psychiater moet hangen, kost het mij om de twee weken 50 euro en
dan heeft mijn broer niks om mee te lachen.
Gedronken :: Rape me, demo versio, Nirvana, cd 3 van 'with the lights out'
Verkrachters die verkracht worden. Uw
andere wang tonen als ze u al lappen. Al uw kwetsbaarheid op tafel
smijten, tegen uw aanvaller zeggen dat er niks meer kapot te doen is,
dat er niks meer is waar ze u zeer kunnen doen. De leerkracht in
'Detachment' zegt het ook, stop maar al met proberen op mijn
gevoelens trappen, want ik heb er allang geen meer over.
De verbondenheid met alle slachtoffers
overal ter wereld. Dat ge niet den enige zijt en niet eens 't
slechtst af zijt. Allez, kom dan maar op. Stamp mij een beetje. Het
doet allemaal niet zo veel meer. Als ge mot in een oppervlak water,
doet ge 't water ook gene zeer. Kurt Cobain werd eens aangevallen
door een geblokte reus. Die reus stampte hem constant op de grond. En
Kurt deed niks, buiten lachen, lachen, lachen. En vallen en lachend
weer recht kruipen. En die reus droop af, gefrustreerd.
Ach, rape me. Rape me, VDAB,
economische onheilsbrieven die mij dagelijks te pas en te onpas
bashen, de madame van de mutualiteit die mij een loser vindt, de dag
dat het woord loser is ingeburgerd geraakt, was zowat 't begin van 't
einde, zure mensen op den trein, die nog niet content zijn met hun
ambtenarenjobke, op den trein zijn 't altijd ambtenaren, behalve de
west-vlamingen, dat zijn noeste werkers, die travakken in de
privé-sector.
Allez, rape me, ik zit thuis te beven,
ook van kou, maar vooral van schrik, voor alles wat ik nog zou kunnen
kwijt spelen, en alles waar ik nog kan naast grijpen (die schrik is
erger), allez, rape me, beter van niks te voelen, dan schrik te
hebben. Als de tv mij dan toch wijs maakt dat ik af moet zien, door
absurde kapitaalsophoping, ben ik liever zo midden in 't gevecht. Ik
peins dat in een oorlog de slechtste momenten zijn als ge zit te
wachten. We kunnen 't niemand vragen, maar 't gevoel van bevrijding
als ge dan uw kop uit de loopgraaf steekt en vijftien interne
bloedingen later neerzijgt, is vast bevrijdend. Loden vrijkaartjes
voor het Nirwana. Gelijk Jonathan Alpert (da's de psyscholoog van al
die mannen op Wallstreet, ik dacht als ik nog eens een boek wil lezen
van een psycholoog, dan pak ik direct den best betaalde) die zegt dat
alle angst uiteindelijk angst voor 't onbekende is. En als 't gebeurd
is, dan kunt ge er geen angst meer voor hebben.
Allez, rape me, nog liever dan dat
dagelijks gebash met economische rampspoed en dat gevoel van niet
genoeg te zijn, te doen, te presteren, heb ik de apocalyps. Rape me
op repeat, als de Maya's gelijk hebben, de hele laatste dag van hun
kalender. En Jezus verschijnt op een tempel in Damascus. Als de
maya's kunnen gelijk hebben, dan kunnen de Bijbel en de Koran ook
gelijk hebben. Als de wereld vergaat, verschijnt Jezus op een tempel
in Damascus. Staat daar een tempel? Zet daar maar anders rap een
prefab tempel neer, daar zal nog wel net geld genoeg voor zijn. Als
ons het einde van de wereld beloofd wordt, moeten we die belofte niet
gaan saboteren. Een wereld voor de happy few, mag gerust vergaan, ik
wil zelfs sparen voor een fleske champagne om 't einde samen met de
superijken te kunnen vieren. Soms hebt ge geen goesting in geforceerd
optimisme. Ik zal maar een week niet naar 't journaal kijken. Ik kan
er duidelijk niet zo goed tegen.
Deze
blog kan niet de titel voeren: de ups en downs van een schrijverke,
zonder het over de downs te hebben.
Ik
zoek werk. Een half-time, deeltijds, 2,5/5, hoe ge 't ook wilt
noemen. Dat combineert het beste met mijn journalistieke, artistieke,
filosofische, literaire bezigheden waar de Staat zal over fronsen tot
ik een bestseller of een blockbuster op mijn naam heb en ze komen
kloppen om belasting te heffen op mijn jarenlange artistieke gewroet.
Ge zult als kunstenaar doorbreken en betalen, of gij zult wroeten en
scheef bekeken worden, als parasiet met te veel dromen.Of ge zult gewoon breken, dat kan ook.
De
VDAB is bijvoorbeeld bepaald niet blij met mij. Ze hebben daar het
concept 'tough love' voor mij uit de kast gehaald. Ik heb een
kunstenaarsstatuut. Naar 't schijnt. De meningen zijn verdeeld. Het
kunstenaarsstatuut bestaat namelijk niet. Het is een verhaal over al
dan niet vakjes kleuren op blauwe kaarten. Hopelijk heeft u er GEEN
ervaring mee.
Het
is een mooi systeem, ook al loopt het voor geen meter. Het is best
menselijk allemaal. De Staat geeft mij tijd om te wroeten zonder
honger te lijden. Als ik mijn calorie-iname terugschroef tot 1500
calorieën per dag, doe ik dat uit esthetische en ergonomische
overwegingen en in de hoop mijn vrouw te plezieren, niet door mijn kunstenaarsstatuut. En daarbij,
volgevreten schrijven, levert altijd logge literatuur op.
Ik
word wel eens afgeblaft bij de VDAB. Dat hoort bij hun job. Dat er
nogal verwarring is in de regels van dat kunstenaarsstatuut (dat
officieel niet schijnt te bestaan, naar gelang welke instantie je
raadpleegt). Als ik dat opmerk, word ik snel de mond gesnoerd.
Ik
ben een positieve mens. Als ge een genetische aanleg voor depressies
overwint, dan word ge misschien geen onverbeterlijke optimist, maar
toch een hardnekkige optimist. A king must see the good in any
situation, zegt de smeerlapkoning in Braveheart. Een ambitieuze
kunstenaar moet ook altijd 't goeie zien in elke situatie of ge kunt er beter direct mee stoppen.
De
VDAB had gelijk over enkele dingen. Mijn motivatiebrief, hoewel een
klein literair werkstuk, is als sollicitatiebrief niets waard. Ge
zoudt denken dat ik dat na het lezen van al die sollicitatieboeken (dank u, Lex, voor alle tips) ook zo wel had begrepen. Niet dus, ik was over de schreef gegaan, en had
mijn motivatiebrief net iets TE persoonlijk gekleurd. Formeel zijn is
nooit mijn sterkste punt geweest. Tenminste niet als ik een pen in
mijn knuist heb of een toetsenbord onder mijn vingers.
Nooit
gebruik van gemaakt, maar mogelijk: als ik naar een
sollicitatiegesprek ga, kan ik goedkope treintickets krijgen. 2 euro
heen en terug. Het lag op mijn lippen. Ik wilde vragen, krijg ik ook
korting als ik manuscripten instuur naar uitgeverijen? Dat kost mij soms
wel eens 150 euro om een stuk of acht uitgeverijen te bombarderen.
Omdat ik levend buiten wilde komen, heb ik het niet gevraagd. Het had
nochtans mooie literatuur kunnen opleveren. De wroetende kunstenaar
die onderhandelt over de vis bij zijn kunstenaarsstatuut.
Ze
zijn in zekere zin veel efficiënter bij de VDAB, dan algemeen wordt
aangenomen. Ik wil helemaal nooit meer daar op de beklaagdenbank
moeten zitten en als parasiet bekeken worden. Ik denk dat ik mijn
motivatiebrief ga ONTpersonaliseren, conformaliseren, mainstreamen, droogzwieren. Ze hebben mij daar
twee weken tijd voor gegeven. Een lief, klein affront. Ik ben
schrijver. Ik heb daar 20 minuten voor nodig, en twee uur als ik het echt
goed wil doen. Ik had ook wel voor een keer een idiote
sollicitatiestrategie geadopteerd: een passe partout motivatiebrief,
een CV goed voor alle markten en dan massaal insturen naar alles wat
een 'vlotte pen' als trefwoord had. Nein, nein, nein, zo werkt dat
niet. Als ge aan die vlotte pen een heel lange arm hebt, dan lukt het
misschien.
Vakjes
kleuren. Op blauwe kaarten. Denk dat ik dan toch liever
rapportkaartjes kleur, halftijds. 't is vraag en aanbod. Leerkrachten
zijn er tekort. En hoe sneller de leerlingen digitaliseren en
zichzelf uitzappen tijdens de schooluren, en ons onderwijssysteem
hopeloos de feiten achterna holt, hoe meer er leerkrachten tekort
zullen zijn. Dus als ik echt rap zo'n halftijds wil hebben, moet ik
vooral Nederlands willen geven. In Brussel. Het oudercontact is als
leerkracht bijna even brutaal als zo'n VDAB-verhoor, maar het betaalt
toch beter en het sociale stigma blijft iets kleiner. En alle verdere
inspiratie voor www.verkrijt.net
is natuurlijk altijd welkom.
Ook
heb ik van andere schrijver-leerkrachten wel eens de tip gekregen:
print je manuscripten op de schoolprinter, dat scheelt heel wat.
En zo
gaan wij moedig voorwaarts. Bekeken worden als parasiet, dat hoort er
bij, vooral in 't begin. Het verbindt u innig met alle andere
beroepen waar ze in onze maatschappij zo hun neus voor ophalen. Ik
zal later, als Vrouwenalfabet verfilmd is -mijn serieus werk moet
natuurlijk niet rekenen op een verfilming- en er veel volk gegaan is
naar die 'platte film', met veel plezier mijn belastingen betalen. En
in mijn hart zal al dat belastingsgeld integraal naar zowel onderwijs
als kunstenaarsstatuten van koppige wroeters gaan die hun dromen
nooit verraden.
En Kurt Cobain had niet eens een kunstenaarsstatuut. En zie hem hier eens lachen, al die jaren voor Nevermind. Ge hoort mij dus niet klagen. En mijn ego heeft zo om de maand toch wel eens een knipbeurt nodig, want dat groeit anders toch gelijk zot.
Waarom ik de rest van de week een zombie ben (helaas niet in een blockbuster)
De niet commerciële titel: Gelezen :: The Road, van Cormac McCarthy
Ge
zijt pas halfweg als de vetzak snurkt.
Bussen.
Ik haat ze. Bussen van De Lijn, hier in de rodina, het moederland
dus, vermijd ik altijd. Al moet ik vijf kilometer te voet gaan of
meer. Want die bussen voerden mij vroeger naar 't school. En dat
ervaarde ik elke ochtend als een enkeltje Buchenwald. Ge kunt dat
overdreven vinden, ge kunt dat pathetisch vinden, maar het was toch
zo, als overgevoeligaard beleef ik mijn wereld nogal hysterisch.
Maar
soit, bussen dus.
Om
de 1200 km naar mijn vrouw te overbruggen kan ik soms niet anders.
Het
gebrek aan beenruimte, zelfs voor een vestzakschrijver gelijk ik,
veel te weinig, de geur van een turnlokaal waar wel eens gekotst
wordt en de turnleerkracht elke dag rauwe look kauwt, claustrofobie,
licht dat nooit goed zit, schabouwelijk slechte filmprogrammatie, de
onmogelijkheid van slaap, zingende Tsjechen, jengelende kleuters en
snurkers.
Niks
tegen dikke mensen. Ik ben het zelf geweest. Het is rot. Ge wordt het
snel en onverwacht. En vermageren is moeilijk. En sommige mensen
kunnen er ook gewoon niks aan doen. Ge moet maar malchance hebben met
uw hormonen.
Het
chips vretende boeddhabeeldje achter mij, leek er mij wel iets te
kunnen aan doen. Het zal wel een vooroordeel zijn, maar ik had het
direct gedacht toen ik hem zag. Die gaat snurken. Hij had alle
tekenen. Hij had geen boek bij, niks om zich bezig te houden, buiten
zakken chips dan en hij zag er niet verveeld uit. Er zijn van die
mensen die zich nooit lijken te amuseren, maar zich ook nooit lijken
te vervelen. Ze hebben de benijdendswaardige eigenschap dat ze in
alle omstandigheden altijd direct in slaap vallen. Ze zien er altijd
een beetje uit als grazende koeien. Maar ik heb toch liever koeien.
Die snurken niet.
Mijn
maat had mij meerdere keren aangeraden om oordoppen mee te pakken.
Niet dus. Ik ben hardleers in die dingen. Ik vergeet ook bijna altijd
een kussen mee te pakken. En dus zie ik af. En lees ik. 1200 km lang.
Zo'n bus is gelijk een leeszaal met een SS-opzichter voor mij. 't is
lezen of de verveling voelen, de kwelling van willen slapen, maar
niet kunnen.
En
dus vreet ik nogal wat pagina's. Om het een beetje ironisch te
houden, las ik onder andere The Road,
van Cormac McCarthy. U heeft misschien de film gezien. De film is
minstens zo goed als het boek. Zelf vond ik de film zelfs (nog)
pakkender. Het einde blijft idioot, maar het is een goed boek.
Ik
slaap geen minuut echt op zo'n bus. Echt slapen doen de personages in
The Road ook
niet. En aan hun road lijkt ook nooit een einde te komen. Hun doel is
gewoon de zee bereiken. In de heenreis naar mijn vrouw heb ik ook
zo'n schoon doel voor mij, de zee van haar vrouwelijke schoonheid,
zowel vanbinnen als vanbuiten. In de terugreis heb ik dat schoon doel
een pak minder. Dan is er vooral de elasticiteit van fysieke
verknochtheid die gerekt wordt. En dat in een bus dat gelijk een
middeleeuws rektuig op wielen is, maar dan omgekeerd. Ge wordt daar
niet uitgerekt, maar ineengekrompen, ingebokst, uit de kom
geschudderd, verkabouterd.
Over
wat er zo schoon was bij aankomst, kan ik niet uitwijden. Mijn vrouw
is in tegenstelling tot ikzelve gesteld op privacy. Ikzelf heb
helemaal niks met privacy. Ge moogt 't allemaal weten van mij. Wat
zou ik bij God te verbergen hebben? Maar zij is anders, zij vindt dat
er magie verloren gaat als ge alles met iedereen deelt. Voor mij dus
niet, want alles delen, dat lukt toch niet, hoe hard ge ook probeert.
Hoe zou ik u nu kunnen vertellen hoe dat voelt om haar in mijn armen
te hebben? Een heel weekend, een veel te kort lang weekend, vier
dagen lang, met zeer korte pauzes om te eten en de zoveelste stad te
bezichtigen die mij niet interesseert, ik wil alleen haar
bezichtigen. Het zou meer dan één blogpostje vereisen om een klein
beetje mee te geven wat dat zo wil zeggen voor mij: mijn vrouw huid
op huid bij mij hebben, inademen, soortement opvreten, mij bijna
letterlijk in haar begraven (en dan heb ik het veel meer over een
echte begrafenis dan over seks)
Het
woord seks is gevallen, dus ik ga 't over iets anders hebben, want ze
heeft niet graag dat ik daar over schrijf. Boekidee 55.603, waarin
ikke tien prostituées zou interviewen over hun ambt, heeft ze vrij
uitgesproken getorpedeerd, nog voor ik één voet in 't glazen
straatje te Gent had gezet. Nochtans voel ik dat het een goed plan
is. Ik ben bang in prostitutiebuurten. Bang om aanzien te worden als
ene die er moet voor betalen. Heb er nochtans een jaar op kot
gezeten, maar dat was een vrij valabel excuus, en toen ik het kot
huurde, dacht ik dat het glazen straatje wilde zeggen dat er daar
veel winkelruimten waren. Niet dus. Het is toen nooit bij mij
opgekomen om te gaan interviewen. Ik kwam net van school af.
Initiatief dat knijpen ze daar vakkundig uit u. En zo lag de
literatuur godver om de hoek te wachten om geschreven te worden en ik
zat Anna Karenina
te lezen. Dan nog gewoon in 't Nederlands. In 't Russisch had ik er
nog IETS van geleerd.
Mag
het gezegd worden? Anna Karenina
is een kutboek. Nèh. Een kutboek. Het enige wat het minder kut had
kunnen maken, was als er meer kut in voorgekomen was. Zo'n braaf
boekske. En lang. En saai. Waarschijnlijk is 't alleen zo lang, omdat
als ge in den tijd van Tolstoj naar uw vrouw reisde op 1200 km
afstand, ge niet toe kwam met zo'n dun boekske gelijk The
Road. Ocharme 200
pagina's.
Fuck
you, Anna Karenina, ik vond Madame Bovary
veel beter. Al is de boodschap hetzelfde: vrouwen willen doorgaans
wat ze niet kunnen hebben. Nee, vrouwen willen kunnen iets willen dat
ze niet kunnen hebben. Even herhalen, want 't is voor ene keer geen
typfout: vrouwen willen iets kunnen willen dat ze niet kunnen hebben.
Serieus waar. Niet allemaal, maar een bepaald type vrouw is zo. Mijn
vrouw is bijvoorbeeld niet zo. Daarom vind ik haar zo verdomd
fascinerend. Ze heeft wat ze wil en ze is daar onwerelds content mee.
Als iemand de laatste tevredenheid wil bijeen puzzelen, moet die
persoon zich dringend begeven tot mijn vrouw, want zij heeft nog een
beetje. Een beetje veel, voor zo een slanke madame.
Zelf
ben ik altijd wat bang geweest van tevredenheid. Tevredenheid dat wil
ook zeggen dat ge niet rebelleert. En al te schreeuwerig rebelleren
gaat mij niet af, ik ben toch vooral zo'n salonkamerrebel, maar niet
rebelleren dat gaat mij nog slechter af. Dus nee, tevredenheid, het
gaat niet. Maar ik draag doodgraag bij tot de tevredenheid van mijn
vrouw. Ge moet haar eens zien groeien als mens, als ge liefde kunt
geven aan een vrouw die dat apprecieert. Ik laat mij al eens
wijsmaken dat westerse vrouwen dat niet meer kunnen, zich laten
beminnen. Ik heb in geen jaren iets gehad met een westerse vrouw, dus
ik kan het u niet vertellen. Het zal wel zever zijn. Maar ik beklaag
mij niet dat ik 1200 km moet reizen om mijn vrouw te zien, want ik
zie hier nooit een vrouw, die zo vrouwelijk is als ginder, in den
Oost. Ja, wel in Charleroi, als ik geland ben, en één van die
Slowaakse langpootmuggen (die meer bloed geven, dan zuigen, en 't
pikt niet) mij de weg vraagt. Dan weer wel. Ik weet niet goed wat ze
ginder anders doen met vrouwen, maar ze hebben van alle markten
altijd 't beste in huis. Misschien omdat ze in den Oost zo veel
ervaring hebben opgebouwd met aanschuiven voor winkels. Kijk zie, er
kan nog een anticommunistisch grapke af. Dat is gelijk negers die
mekaar niggers mogen noemen, als soortement marxist (ge moet op
mij geen label plakken, ik ben geen potteke van de apotheker) mag
ik daar mee lachen he.
Maar
dus het punt. Nee, er is geen punt. Ik heb twee keer kort naeen een
ganse nacht niet geslapen, twee keer kort naeen 20 uur bussen, van de
ene in den andere, mijn concentratie is nog slechter dan anders, ik
slaapwandel de rest van de week nog om wat te recuperen. Het ligt
niet zozeer aan weinig slapen, dat ben ik redelijk gewend, het ligt
aan in die bus zitten, aan slecht eten, aan veel koppijn, aan een
boel ergernis aan snurkende chipsfanaten, aan een reeks folterfilms
(twilight, harry potter, united 93) op die bus.
Met
mijn vrouw in bed, spelen op de achtergrond ook altijd films. Om enig
gekraak te overstemmen. Ofwel het kraken van de vorst buiten of dat
van het bed binnen of omdat we allebei de gewoonte hebben om iets te
moeten zien als we eten. Ook rotslechte films. Gelijk The Vow, The
girl next door, the Notebook (de enige film over dementie waar ge
dement van wordt) en onbedoeld toch weer dolkomisch: the war of the
worlds.
En
dat is louterend, zo'n flutfilmruis op den achtergrond. Ge kunt grof
geld verdienen met brolverhaatjes te schrijven, dan moet ge toch
minstens uw boterham kunnen verdienen met doorwrochte verhaaltjes,
nee? En voor even hebt ge hoop dat ge toch kunt leven van die pen. Ge
kunt altijd nog verhuizen naar Hollywood en een shitverhaal schrijven
over een vampier die dementeert en niet meer weet dat zijn dochter
ook zijn tante is of zoiets, met veel detail voor kostumering. Er is
altijd een plan B. Of was dat al plan V?
En
zelfs in die shitfilms wordt men al eens kwistig met de filosofie die
ge hier wel eens geleverd krijgt door de Bond Zonder Naam. In Girl
next door vragen ze: is
the juice worth the squeeze?
Ik kan even geen bussen
meer zien. En ik heb weer de heilige eed gezworen dat ik nooit nog in
zo'n bus stap voor 20 uur. En mijn maat heeft weer gezegd: jongen,
binnen de maand zit ge daar weer op. En gelukkig is hij één van
die weinige maten, die ik zonder veel wrevel gelijk kan geven.
En
The Road
is een goed boek. Dat u iets leert waar ik zowat dagelijks voor buis:
de kleine dingen appreciëren. In de post-apocalyptische wereld van
The Road
wordt een klein beetje eten, fruit uit blik of wat champignons, plots
een groot festijn. Het zou schoon zijn moesten we dat met z'n allen
vaker kunnen, die kleine dingen appreciëren. Ik kan het dus niet,
dus ik kan er niemand toe verplichten. Maar ge hoort mij komen: als
ik bij mijn vrouw ben, kan ik het toch weer wel, dan moet de
zweterige tredmolen van de ambitie heel even niet draaien, even geen
bij het haar getrokken napoleontische wensdromen, en dan is er die
ouwe zak in the Notebook
die in de intro zegt: ik heb nooit iets speciaals gedaan, tenzij
één iemand echt graag gezien, en voor mij is dat altijd genoeg
geweest
Hij
schopt in mijn ballen met zo'n uitspraak. Als ze in 'Troy'
aan Achilles voorstellen: leven en braaf een gezinneke stichten, of
vertrekken naar Troy en zeker dood gaan, maar nog een paar duizend
jaar herinnerd worden, dan snap ik veel te goed waarom hij direct
vertrekt. Ik zou ook nog nooit mijn bagage bij elkaar gegooid hebben
bij zo'n voorstel. Maar, ja, ge weet het al, bij mijn vrouw kruipt
dan toch de twijfel binnen. Haar graag zien, is misschien toch het
beste dat ik ooit zal presteren. Niet dat er veel prestatie aan is,
want het gaat vanzelf, zelfs de haat tegenover skype, zelfs de
bushaat, de reisangst, de gemiste slaap, de gemiste driften, al dat,
het gaat allemaal gemakkelijker dan ik graag beklaag.
Ik functioneer de rest van de week niet, en ik kan de wallen onder mijn ogen weer bezigen als beenwarmers, maar the juice was very much worth the squeeze.
Een langeafstandsrelatie. Don't try it
at home. Zou niet lukken ook. Tenzij ge een héél groot huis hebt,
en zij in de achterste kamer zit en gij in de voorste en ge de
tussendeuren op slot doet. Maar dat doen al heel wat mensen en dat
heet geen langeafstandsrelatie maar een klassiek huwelijk.
Het kost mij de grootste moeite om deze
foto van haar van Facebook te plukken en hier op te laden. Ik probeer
er zo weinig mogelijk naar te kijken. Want foto's van mijn vrouw zien
zonder haar te kunnen vastpakken, dat hakt door mijn middenrif gelijk
een botte zeis. 'About a girl' van Nirvana blaast hier vroeg op de
ochtend door de boxen. De hond kijkt mij weer iets angstiger aan dan
anders, maar het moet, Sloeber, het moet.
Al was het maar voor de lijn: 'Ik kan u
niet elke dag gratis zien'. 't is waar, ik spring sebiet den zuur
betaalde bus op ergens in Brussel, ik moet nog checken waar, om 1200
kilometer te overbruggen. Oostwaarts. Operatie Barbarossa in 't
klein. In zo één van die verschrikkelijke bussen,waar zelfs een
Hobbit als ik te weinig beenruimte heeft. Hell on wheels. Waar ge als
het tegen zit, vlak voor een jengelende kleuter zit, die de HELE reis
weent en jankt en om zijn moeder zeurt. En klappen krijgt van zijn
nonkels. De hele familie leek mij mee, behalve de moeder. Ik heb niks
gevraagd, want ik wilde samen met de hele bus die kleine jengelbak in
de kofferbak rammen. En dan vonden we onszelf nog zeer humaan.
Nochtans kon ik die jengelbak
natuurlijk wel snappen. Ik roep elke dag om mijn vrouw. Op 1200
kilometer van hier. Vooral 's morgens als ik wakker word, met de
zoveelste paniekaanval. Die ik nooit heb als ik naast haar wakker
word. De enige anxyliolitica zonder negatieve bijwerkingen zitten in
haar geur.
Ik mis haar zo hard, dat ik heel hard
mijn best doe om haar te vergeten. Zij bestookt mij dan met mails en
smssen. Contact op lange afstand maakt het voor haar allemaal wat
draagelijker, maar voor mij maakt het al dat gemis juist veel erger.
Ik weet niet of het is, omdat ik een man ben, maar ik heb zo'n knop
waarmee ik mijn gevoelens in sluimertoestand kan zetten. Misschien is
het die knop die oerventen omdraaiden als ze op jacht gingen en
achter mamoeten gingen hollen.
Ik kan dagen, weken, maanden, niks
voelen. Ik ben dan wel in een rothumeur en lach niet meer, maar ik
voel dan toch dat gruwelijke gemis niet, alsof ze mijn hart onder
mijn voetzool hebben gebonden. Foto's van mijn vrouw doen mij meer
zeer dan eender welke fysieke pijn die ik ooit gevoeld heb, die keer
dat ik ver dood was aan acute appendicitis inbegrepen, want toen had
ik koorts en begon ik te hallucineren. Van walrussen om de een of
andere onopgehelderde reden. Als ik naar foto's van mijn vrouw kijk,
hallucineer ik ook, maar dan van tijdelijk onbeschikbaar geluk.
Geluk, dat is een vies woord geworden. Daar loopt ge in deze tijden
niet mee te koop. Ge wilt toch geen ogen uitsteken. Maar als ik bij
mijn vrouw ben, ben ik gelukkig. En dat is zeer uitzonderlijk en
uitsluitend haar verdienste, want ik heb absoluut geen talent voor
geluk. De mannetjes in mijn kop die aan de lopende band endorfines en
serotonine en van die andere natuurlijke pep moeten zitten
produceren, die doen hun werk niet, dat zijn tamzakken. Ze schieten
alleen wakker als mijn vrouw in de buurt is. En Nirvana op het
luidste volume krijgt hen ook nog wel wakker, en acht kilometer lopen
wil hen ook nog wel eens responsabiliseren, maar werken doen ze
alleen als mijn vrouw in de buurt is. De opzichtster van mijn
endorfineproductie. Kijken naar foto's van mijn vrouw, is als een
drugsverslaafde voor een etalage met hopen zuivere cocaïne ter grote
van het Tatragebergte zetten en dan zijn neus dicht plakken met
secondelijm.
Mijn vrouw weet dat maar al te goed. Ze
heeft de achtergrond van mijn gsm ingesteld op een foto van haar. Ze
deed dat telkens wij een een moment geluk veroverden op een
onverschillige geografie. Ik deed die foto telkens ze de deur uit
was, direct weer weg. Maar ze zette die koppig weer terug, dus laat
ik hem nu staan. Ik ben er blind voor geworden. Ik merk enkel nog dat
oranje vlak van haar strakke T-shirt op. Dat is al erg genoeg. Dan
vindt ze het vreemd dat als we samen zijn, ik haar onafgebroken
aanstaar, ook als we films zien, ook als we over straat lopen en zij
mij moet wegtrekken, zodat ik niet tegen verlichtingspalen loop. Bij
mijn vrouw ben ik hoogstens eens triest, omdat mijn pa haar nooit zal
ontmoeten. Ge gaat dit niet geloven, maar als ik mij als kind mijn
vader voorstelde met een andere vrouw dan mijn moeder, dan stelde ik
mij een vrouw voor die in alles geweldig goed lijkt op mijn eigen
vrouw. Wie mij een klein beetje kent, is het al kotsebeu gehoord,
maar ik heb 't hardnekkige doel om het leven te leiden dat mijn vader
had moeten hebben, maar te getraumatiseerd voor was. Daarom spreek ik
ook nooit tegen zijn moeder, mijn grootmoeder, want ik steek het op
haar dat mijn vader gestopt is met leven rond zijn 25 en dan
uitsluitend bleef rondlopen om de sputterende levensvonk door te
geven aan mij. Technisch gezien ben ik een fysiek minder geslaagde
kloon van mijn vader. Maar goed, we gingen het hebben over waarom ik
niet naar foto's van mijn vrouw kan kijken. Ik had ook haar status
updates op Facebook verborgen. Dat vond ze toch wat te ver gaan, maar
ik wil niet herinnerd worden aan geluk dat niet binnen handbereik is.
Ik ben van de fastfoodgeneratie, ik kan totaal niet om met
uitgestelde bevrediging. Alles moet nu, direct en onbeperkt.
Later als we eindelijk in het zelfde
huis wonen en er nooit meer dan 30 km tussen ons in zit, en nooit
langer dan tien uur scheiding, mag het huis vol hangen met foto's van
haar. Dat zal zij niet fijn vinden, want ze is niet ijdel. Ze vindt
het al hoogst vervelend dat ik hier over haar schrijf. En haar
schoonheid roemen dat verdraagt ze niet, wat haar zo siert dat ik het
alleen maar nog meer wil doen.En dat ik hier onaangekondigd een foto
van haar op mijn blog zwier, gaat mij gegarandeerd een kwaad
telefoontje opleveren, van zodra ze het gezien heeft.
Mijn broer die is ook met een
Slowaakse. Wij hebben paralelle levens. Met accentverschillen. Ik
klaag over de afstand tussen mij en mijn vrouw. Hij klaagt over de
afstandelijkheid van zijn vrouw. Als ik mag kiezen, dan toch liever
het eerste. Sorry Brat, dat ik dat hier nu zo bot op mijn blog zet en
niet in een mail. Ik mail al genoeg, zie ge. Mijn vrouw en ik slagen
er toch minstens een paar dagen per week in om closer te zijn dan de
meeste koppels die elke dag samen zijn. Rondom mij zijn de huwelijken
als de kopjes in een Antwerpse porseleinenwinkel waar in '44 een V2
raket is op neer gevallen, ergens in de buurt van cinema Rex. Ze
breken allemaal. Ik heb dit jaar meer koppels uit elkaar zien gaan,
dan gevormd zien worden. Ik bel ze niet om het te zeggen, maar ze
gaan allemaal kapot aan een stupide niveau van communicatie. Die
koppels kunnen niet praten. Ze houden meer verborgen dan ze delen.
Als je met 1200 kilometer weerstand zit, en je praat niet, dan heb je
helemaal geen relatie meer. Mijn vrouw en ik zijn zeer bedreven
geworden in communicatie. Het is niet eens zo moeilijk. Je zegt wat
je denkt, ook als het botst. En we vinden altijd wel een woord voor
wat we willen zeggen, want samen spreken we een stuk of tien talen.
Het stomste dat we kunnen doen, is al dat gemis vergeten. We zouden
al dat gemis liefst in een doos stoppen. Als we later mekaar dan
eindelijk eens op de zenuwen werken en dat snertvervelende Engelse
woord 'space' nodig hebben, kunnen we die doos nog eens opentrekken
en terug weten wat voor concentratiekampgevoel het was, om niet bij
elkaar te zijn. Al die onnozele koppels die zo gemakkelijk uiteen
gaan, zouden ze enkele weken of maanden voor hun breuk moeten
verbannen, elk apart naar een verschillend afgelegen eiland. Het moet
niet eens een eiland zijn, als ze maar heel ver van elkaar zitten. En
laat ze het dan maar uitklaren.
La
distance est
à l'amour
ce que le vent est
au feu:
Elle éteint
le petit.Elle attise
le grand.
En
dus spring ik straks op een bus. En dus heb ik tot mijn schade en
schande alweer om vrije dagen moeten bedelen. En dus zit ik straks in
zweetgeur en gejengel met een stewardess die mij om de vijf minuten
komt vragen of ik iets nodig heb (NEE, ALLEEN MIJN VROUW EN EEN BED),
verdiept in vier à vijf boeken die ik meesleur. Onder andere
'Vrouwen'
van die attente Fons Burger. Ik hoop voor hem dat één van die
vrouwen die hij beschrijft, ook zo'n vrouw is waarvan de foto te veel
schittert van te felle schoonheid, als een scalpel die vakkundig elke
beschermlaag fileert en je blootstelt aan alle ongure elementen van
de liefde die nooit zo volledig kan bezitten als ze zou willen.
Vooral niet met een antitankgracht van 1200 kilometer breed. Mijn
vrouw en ik geven even veel uit aan reizen als andere mensen aan de
huur of de hypotheek. Met die troost dat wij op 1200 km nog altijd
samenleven en die andere koppels toch vooral naast elkaar leven en
wij in één weekend genoeg schade inhalen om op onze tachtigste
vredig te kunnen heen gaan, wetende dat we alles hebben gepakt wat
te krijgen viel. Het eerste wat ik doe als we eindelijk op minder dan
3 uur reizen van elkaar zijn (onder de 250 km spreken wij al van een
dichtbijrelatie), is skype van mijn computer smijten. Terug opladen
en NOG EENS VAN MIJN COMPUTER SMIJTEN. En daarna print ik elke
bestaande foto van mijn vrouw af en behang ik de muren.
Ergens
morgenvroeg, ergens in Tsjechië vindt een clash van een omhelzing
plaats, die ge normaal inderdaad alleen in films ziet, om een lijn te
pikken uit een song waar mijn vrouw haar Nederlands mee oefent.
De attitude van Ramones. Dingen
simpel houden. Volle kracht vooruit. Niet kijken naar beperkingen.
Gewoon je ding doen. Wars van alle trends en modegrillen. Bij de
essentie blijven: vlammende punkmuziek spelen. Of dat nu veel geld
oplevert of niet. Fuck you. Gewoon je ding doen.
Van zodra ik die eerste keer, toen ik
vier was, die plaat hoorde End of the century was ik verkocht.
Rock N roll high school. Waw, een nummer waar ze op het einde een
school opblazen. Zou ik als kind geweten hebben dat het niet echt
was? Of dacht ik dat die vier langharige kerels op de rode hoes (mijn
favoriete kleur) echt een school hadden opgeblazen? Geen idee. Ik
haatte school toen al en die mannen waren mijn nieuwste helden. Of ze
die school nu echt hadden verpulverd of niet. Als het niet met
explosieven was, dan hadden ze die school zeker tot puin geblazen met
hun muziek. Wat een geluid.
Van die dag af wilde ik lang haar
hebben. De kapper werd een no gone zone. Mijn moeder knipte mijn
haren terwijl ik sliep. Dat moest in twee nachten, want ze kon elke
nacht maar één kant doen. Voor één dag liep ik er dus meer
punkachtig bij dan ik zelf kon vermoeden. Ik kan mij geen pesterijen
herinneren. Misschien sloegen mijn klasgenootjes wel veel harder dan
ik mij inbeeld.
Bij een instant verliefdheid op de
Ramones hoort vanalles bij. Je houdt als fan van de Ramones
niet van onnodige bullshit. Administratie kan je kloten kussen.
Stropdassen en kostuums horen ritueel verbrand te worden. Natuurlijk,
zo'n punkoutfit is ook een uniform. Maar dat snap je als jonge mens
nog niet. In het begin zie je die leren jekkers en jeansbroeken nog
als anti-kostuums.
Het echte conformisme zit nooit in je
kleren, het zit vanbinnen natuurlijk. Het heeft lang geduurd voor ik
dat snapte. Voor ik er kon mee spelen. Ik begon het met vallen en
opstaan te leren. Toen ik als politiek officier op een ambassade
werkte, droeg ik wel een kostuum. En graag. Wat een grap. Ik die voor
een ambassade werkte. En gewoon om ietwat trouw te blijven aan mijn
afkomst, daagde ik de helft van de tijd toch op in ongestreken,
sjofele kleren. Mijn bazen hebben er nooit wat van gezegd. Alleen zei
mijn directe overste eens: mij kan het niet schelen. Misschien wel
moest ik je moeten aanwerven voor een functie bij een bedrijf waar je
met klanten moet omgaan.
Als je ouder wordt dan 27 lijkt
conformisme onvermijdelijk. Je wil toch een beetje rust en
stabiliteit en je wilt een beetje geld verdienen. Al die dingen
verliezen, omdat je zo nodig stoere kleren wilt dragen en het
invullen van formulieren wil vermijden, dat wil je niet. En je gaat
je gedragen als een kleine pony van Troje. Je draagt nette kleren en
je smokkelt het anticonformisme toch mee naar de werkvloer. Die hekel
aan administratie, te veel beperkende regels en te veel hypocrisie.
Maar ben je zelf niet hypocriet? 'The
nine to five world ain't no place for me', zingen de Ramones.
Kun je die lyrics nog meekwelen zonder dat je hart bloedt? Als punker
nette kleren dragen en je aard verstoppen? Is dat pragmatisch zijn of
jezelf in de uitverkoop zetten? Het zijn vragen die je na een tijd
onbeantwoord laat. Want de gasfactuur moet betaald worden. En je laat
je vangen door comfort en luxe en stabiliteit en status. En je
vergeet dat de grote voorbeelden van rags to riches net die
mensen zijn geweest die zich nooit geconformeerd hebben. Met
doorgedreven conformisme schraap je al vrij snel een mooi
maandsalaris bij elkaar. Met doorgedreven, authentiek anticonformisme
kan je soms wel eens schatrijk worden. Maar ja, de kans is wel klein.
Ja, na je 27ste begin je de dingen nogal simpel op te delen: dingen
die tot geld leiden en dingen die niet tot geld leiden. De eerste
bezorgen je stress en de tweede bezorgen je schuld. Gevangen tussen
twee vuren. Het maakt je mentaal kapot, dat halfslachtig laveren, dan
eens tegen de stroom dan eens met de stroom mee. Tegen de stroom in
verga je van angst en kan het eenzaam zijn en met de stroom mee is
het verstikkend en kots je van jezelf. Noch zalm, noch karper.
En op een dag, als je 56 bent,
verzwelgen de golven je en pleeg je zelfmoord in je bed. 29 jaar te
laat voor die afspraak met de voetnoten van een geschiedenisboek. En
als laatste gesel zie je nog eens je leven aan je voorbij gaan. Hoe
het had kunnen zijn. En het is een illusie dat je zelfmoord pleegt.
Je sterft aan angst. En de Ramones die sterven ook één voor één, zo ongeveer op dezelfde leeftijd, aan net het omgekeerde van angst: aan leven zonder remmen.
âIk heb zo'n maat, zie je, hij geeft mij het gevoel dat ik meer wilde dan ik kon stelen.â
Wie raadt uit welke song de titel komt,
krijgt een gratis en gesigneerd exemplaar van Kladderadasj.
Spelfouten incluis. Voor een redacteur was geen geld.
Die maat van mij werkt in een
call-center. Dat is één van de vele jobs waar ze mij wel zouden
voor aannemen, maar dan alleen om mij een eind op weg te helpen
richting zelfmoord. Niet omdat ik mij daar te goed voor voel. (god
ja, misschien wel, maar zoiets mag je niet openlijk toegeven en al
zeker niet op een blog) Maar omdat ik het gewoon niet zou kunnen. Ik
lijd aan chronisch dagdromen. Ik ben negentig procent (optimistisch
afgerond) van de tijd verward. Ik sla in de zelfde tekst Oeganda en
Uganda door elkaar. Ik schrijf foto's als fotos, omdat ik mij inbeeld
wat er had kunnen gebeuren als Pickett's charge succesvol was
geweest. Ik heb gegoogled, maar Alternative History Obsession
Syndrome bestaat niet, dus ik houd het bij onzinnige dagdromen. Wel
wreed plezant, maar slecht voor 't werk.
Ik volg niet graag protocollen. Dus
ofwel gooien ze mij daar in dat callcenter na een week buiten, omdat
ik met de mensen hun voeten rammel of via de telefoon psychiater
speel in plaats van de mensen een gsm-abonnement aan te smeren, ofwel
neem ik de trein naar het overbevolkte Walhalla, voor mislukte
schrijvers, dat wil zeggen: spring ik er voor. Ik ben zo'n mens die
liever dood is dan zijn goesting niet krijgt. Zo'n soort one man do
or die command. Genetisch onderzoek moet nog uitwijzen of ik Japanse
kamikazegenen heb.
Echter. Ik wilde het echter niet over
mij hebben. Ik wilde het echter over die maat van mij hebben. De
allereerste keer dat ik hem in levende lijve zag, gaf hij mij een
boek cadeau. Geef toe, hoeveel mensen ken je die je bij je
allereerste ontmoeting meteen een heel boek cadeau deden? Hij schreef
er iets in. In het Spaans. Het boek was 'Young Stalin'. Een
andere maat van mij is het nu aan 't lezen. Zijn eigen exemplaar,
want boeken met een Spaanse dédicace leen ik niet uit. Die andere
maat zegt dat hij bij 't lezen constateert dat ik op Stalin lijk.
Misschien was Stalin op 22 juni 1941 ook wel gewoon aan 't dagdromen.
Misschien bedoelt hij dat wel, die andere maat van mij.
Hij is gigantisch groot. De
callcentermaat. Ik heb een ego ter grootte van zijn lichaam en hij
heeft een ego ter grootte van mijn lichaam. Dat schept toch een band.
Zelfs al krijg ik nekpijn als ik twee uur met hem sta te babbelen.
Gebeurt niet vaak dat wij praten. Want mijn maat werkt in een call-center. Hij is
daar zelfs supervisor. Zijn carrière gaat daar even vlot omhoog als
de lul van een 13-jarige die www.youporn.com
ontdekt. Dat werk slorpt hem nogal op. Logisch, want ze zijn daar
onderbemand en onderbevrouwd. Wie wil er in godsnaam in een
callcenter werken? Hij dus. En hij heeft veel zin voor
verantwoordelijkheid, is intelligent en werkt hard.
Ik vind hem erg fascinerend, want
natuurlijk is het niet zijn grote droom om in zo'n telefonisch
wespennest te werken. De crisis in Spanje bracht hem naar hier. Ja,
hij is opgegroeid in Spanje. Het werklozenbureau bevond zich op
enkele straten van zijn appartement, maar op een dag stond de rij
wachtenden tot onder zijn raam. Toen heeft hij zijn koffers gepakt en
is hij teruggekeerd naar België.
Hij is dichter. Ik bedoel, niet dichter
bij België of zo, ik bedoel poëet. Daarmee is hij uniek. 't valt
toch sterk te betwijfelen dat er veel dichters in call-centra werken.
Hij heeft altijd een Moleskin bij. Kent u dat? Dat zijn van die hippe
notitieboekjes die helemaal anders zijn dan alle andere
notitieboekjes op de markt. Ze zijn namelijk tien keer zo duur. Naar
't schijnt had Hemingway ook zo'n Moleskin. En als Hemingway zoiets
aangeraakt heeft, dan mag je het tiendubbele vragen. Ik heb er ook
eens zo eentje gekregen. Een cadeau van een schrijfster. Ja, ja, dat
merk Moleskin is hot in het literaire bedrijf. Mijn toenmalige vrouw
heeft het gebruikt voor haar dieet. Ze noteerde er wat ze elke dag
at. Historisch niet geheel wonderlijk, want Hemingway gebruikte het
alleen om op te schrijven wat hij elke dag zoop.
Die maat van mij is dichter, werkt in
een call-center, heeft een passie voor maritieme oorlogsvoering,
leest alles over Wereldoorlog Twee en is een hele zware en serieuze
bodybuilder. Een van zijn favoriete documentaires is 'pumping iron'.
Een andere maat van mij doesn't like to pump iron, but does like to
iron his pumps, maar dat is weer een ander verhaal. Als ik moe ben,
dwaal ik naar alle kanten, behalve naar mijn bed.
Toch bizar. Zo iemand in een
callcenter. Als ik zelf gebeld word door call centers heb ik de
vervelende neiging om de vraag te stellen: werkt u graag in een
call-center? en als het dan even stil is, een antwoord krijg ik
nooit, vraag ik wanneer bent u gestopt met dromen? Dan reageren
ze heel verward. Ze willen dan wel ophangen, maar dat is tegen het
protocol. Normaal hangen ze op als je zegt dat het je niet
interesseert. Maar het interesseert mij juist heel erg. Wanneer zijn
deze mensen gestopt met dromen? Wanneer hebben ze hun ziel begraven
en zijn ze naar zo'n call-center getrokken? Ik projecteer wellicht te
veel. Misschien zijn er mensen die zo'n job graag doen. Na een
belletje richting mij schijnt er wel eventjes een dipje in hun
motivatie te registeren te zijn.
En dan doe ik hen een plezier en hang
ik op. En dan denk ik aan mijn maat, die mij mails belooft, maar
verzuipt in het werk en verantwoordelijkheden. Ik heb niet zo'n last
van al die verantwoordelijkheden. Dat komt zo. Ik vroeg aan mijn pa:
hoe word je eigenlijk ooit zo succesvol als The Beatles? En
mijn pa zei: Lang genoeg niet willen werken. Zo heeft Hitler
het trouwens ook tot dictator van het machtigste land van Europa
geschopt: lang genoeg niet willen werken. Het is een feilloze
strategie. Sylvester Stallone deed het trouwens ook zo. Geen job
aanvaarden tot hij een bekend acteur was. Do or die. Ik heb dat
graag. Het maakt van onverantwoordelijkheid een feilloos business
plan.
Mijn callcentermaat die dichter is en
oorlogsvoering op zee tof vindt en in Spanje is opgegroeid en ook
heel graag foto's neemt en een fitnessdiploma heeft en een
kruisvaarder tegen kinderprostitutie is en een bodybuilder is en de
gestalte van een SS-officier heeft, leidinggevende capaciteiten
inbegrepen, die werkt zich te pletter, in een sector die hij niet
wilde. Hij wilde werken voor de VN of vrijwilligerwerk doen in een
derdewereldland.
Waarom zit ik te wachten op een mail
van hem?
Als ik mag kiezen tussen hem als zoon
of mezelf als zoon, kies ik hem. Er zal in huis allicht een pak
minder gelachen worden, maar er zou veel meer stabiliteit zijn en
minder of zelfs geen cynisme. Er zou heel wat minder geschreven
worden, maar waarschijnlijk veel meer gedaan en op geschrijf zit toch
echt niemand te wachten. Ook al noemt hij mij de scherpste pen die
hij kent. Veel pennen kent hij niet. Het zijn van die complimenten
die je niet mag geloven, zoals je ook niet al te luxueus moet gaan
leven, want dat verweekt alleen maar.
Hij is ambitieus zonder nijdig te zijn.
En hij zit er niet mee in om via omwegen zijn ambities te
verwezenlijken. Ik ben toch meer het soort dat zich opblaast bij een
checkpoint als ik mijn goesting niet krijg. Dat heb ik niet gezegd,
dat heeft een schrijfster mij ooit gezegd. Die van de geschonken
Moleskin.
Ik ben wel nijdig. Fluogroen nijdig. De
hele zomer lang heb ik nijdige dromen gehad over D.V. uit Wallonië.
Nu wijst een programma op internet dat je schrijfstijl linkt aan
sommige schrijvers uit dat mijn schrijfstijl het beste lijkt op D.V.
uit Wallonië. Iets dat ik al mag horen van kennissen nog voor ik
wist dat D.V bestond en nog lang voor ik wist dat D.V., geboren en
getogen te Aalst, in Wallonië woont. Beter zo, dan hoef ik hem niet
tegen te komen als ik nijdig langs de Dender loop. Misschien wacht
ik daarom wel op de mail van mijn maat. Waarvan ik meer wilde dan ik
kon stelen. Om dat van die scherpste pen nog eens te horen. En dan
kan ik hem zeggen dat ik hem niet geloof, maar dat het toch prettig
is om horen. Zoals je soms ook eens in een vijfsterrenhotel gaat
slapen, voor die ene keer, gewoon om te weten wat het is, zo'n leven
met vijf sterren.
Gelezen:: Jonge honden: is er nog toekomst voor de journalistiek?
In dit slanke, maar echt opvallend
relevante boekje bundelt journalist Geert Zagers tien interviews met
jonge en zeer ambitieuze collegas, maar ook met een reclamejongen
en een erg creatieve ondernemer. Een diverse bende, van eeuwige
optimisten tot nuchtere analysten, met enkele zeer eigengereide
jongens en meisjes. (o ja, ik werd geregeld groen van jaloezie)
Het resultaat is een rijk gevuld kookboek met
interessante recepten om de journalistiek te herbronnen en te
vernieuwen. We lezen hoe het internet en andere nieuwigheden het
journalistieke veld drastisch hebben veranderd. We zien ook hoe de
meeste media gewoon eindeloos teren op de snelle berichtgeving van de
grote persbureaus, wat tot churnalism leidt, in plaats van tot
echte journalistiek.
Churnalism, afgeleid van het Engels werkwoord
'to churn': altijd maar in het potje roeren aan de oppervlakte van de
nieuwsgaring, zonder de tijd te nemen om diep te graven. U kent het.
U vindt het op elke nieuwssite. Doe de test. Neem een artikel over
een opvallend nieuwsfeit en je vindt het zelfde artikel op minstens
vijf verschillende krantensites. Hoogstens is de titel een beetje
omgebouwd.
Ook lezen we over de vele mogelijkheden van het
internet. Vaak blijft het echter bij de mogelijkheid, want er zijn
nog geen degelijke business modellen om die mogelijkheden om te
zetten in wat onze maatschappij zo graag hoort: het rinkelen van de
kassa.Er wordt nogal gefocust op het winst slaan uit
nieuwsgaring. De toekomst van nieuws is blijkbaar vooral afhankelijk
van de mogelijkheden om reclame-inkomsten te genereren. Tegelijk
wordt gelukkig gezocht of er nog mogelijkheden zijn om diepgravende
kwaliteitsjournalistiek te brengen. Een terugkerende discussie is
ook: moet nieuws gratis zijn of niet? Zelf ben ik eventueel te winnen
om te betalen voor mijn nieuws. Dan wel op voorwaarde dat de krant
niet naar de pijpen danst van de adverteerders. Anders heb ik mijn
nieuws liever gratis. Ik ben krenterig als het aankomt op het kopen
van kranten en tijdschriften. Nochtans geef ik veel te veel geld uit
aan boeken.
Ik betrapte mezelf op de vreemde reflex: ik ben zo
ongeveer verslaafd aan nieuws. Ik check minstens elk uur wel een
nieuwssite, maar ik weiger ervoor te betalen. Als mijn hele generatie
zo is opgegroeid, dan lijkt het mij onmogelijk om nieuwssites
volledig betalend te maken. Dan moeten ze de beste artikels en
interviews bundelen in boekvorm, want dan wil ik het blijkbaar wel
kopen. Consumenten zijn vreemde beestjes. Zei ik nou consumenten?
Consumeren wij nieuws? Is nieuws een product geworden? Dat was het
waarschijnlijk al sinds de eerste krant. Dit boekje leert je wat bij
over nieuws. Iets wat dagelijks op ons afkomt, of we dat nou willen
of niet en eigenlijk weten we helemaal niet hoe het tot stand komt.
Kort samengevat is jonge honden een
adrenalinestoot voor elke ambitieuze journalist die een passie heeft
voor zijn vak. En voor leken die willen weten wat ze consumeren. Of
het nu voedsel is of brainfood zoals nieuws.
Geen boek om te lezen, maar om te verslinden.
Om evenjes de slogan van uitgeverij EPO te jatten.
Jonge Honden, is er nog toekomst
voor de journalistiek? (2009), van Geert Zagers uitgegeven
door Van Halewyck. 192 pagina's.