De ups en downs van een schrijver, tolk, therapeut, echtgenoot What we think we become
27-11-2012
niet EEN stompzinnige interesse, maar TWAALF stompzinnige interesses
Het zijn zo van die bekentenissen die je beter niet doet, als je wil dat ooit nog iemand je serieus neemt. Erger dan mijn interesse in
geschiedenis, is een interesse in astrologie. Nochtans, als ik met
iets geld kan verdienen, is het astrologie. Maar dat durf ik dan weer
niet, ik ben zo'n brave mens, ik zet de mensen niet graag in 't zak,
al is dat eerlijk gezegd mijn grootste talent, een talent dat ik
nooit aanwend. I'm worst at what I do best, zong Kurt Cobain
(Vissen)
Het gaat ver die stompzinnige
interesse. Ik ken van zo ongeveer alle bekende (nou ja, bekend voor
een aantal Amerikaanse geeks en 1 Belgische geek) generaals uit de
Amerikaanse Burgeroorlog de sterrenbeelden. Daar zijn twee obsessies
met elkaar verweven geraakt. Ik ken het sterrenbeeld van mijn
vrienden (waar zeer bewust geen enkele Tweelingen toegelaten wordt).
Ik ken het sterrenbeeld van mijn collega's. Van Belgische politici,
van een hele sliert schrijvers. Hoera, telkens er een Vissen tussen
zit, zelfbevestiging, hoezee.
Meestal klopt het. Meestal hebben ze
net die eigenschappen van hun sterrenbeeld. Dat kan aan mij liggen.
Pure perceptie, gefilterde focus en self-fulfilling prophecies van
mijn kant. Rationeel besef ik dat. Emotioneel laat ik er mij toch
door leiden. Vandaag ontdekte ik dat eentje geen Waterman is, zoals
ik dacht, maar Maagd. Ik vond de collega in kwestie op slag
sympathieker. Dan besef je toch dat je te ver gaat in een interesse.
Zelf ben ik Vissen, die hun ongeschreven slogan is: een klein
beetje te veel is juist genoeg voor mij.
En dus check ik, die volgens de
modernste criteria op zijn minst in theorie als een klein beetje
intelligent wordt gecategoriseerd elke dag mijn horoscoop. Die van de
Metro vind ik bijvoorbeeld heel goed. Ik check hem in 't Frans, zo
leer ik toch ook iets nuttigs door mijn stompzinnige interesse. En in
't Duits op internet. Hoe een stompzinnige interesse goed kan zijn
voor je talenkennis. Maar het is fout, dat besef ik. Als baas zou ik
nooit een Tweelingen aannemen, waarschijnlijk nooit een Leeuw, tenzij
om mij een beetje op te vrolijker, maar niet om echt werk te
verrichten, allicht nooit een Waterman en ook geen Weegschaal. Ik heb
het niet zo voor luchttekens. Maagden bij de vleet, om de details
netjes te krijgen. Liever geen stier, tenzij voor bepaalde functies.
Heel graag één Kreeft. Niet meer, want Kreeften maken elkaar
onderling kapot. Vooral vrouwelijke Kreeften. Enkele mannelijke
schorpioenen. Als ik wil dat er flink geneukt wordt op kantoor, neem
ik enkele vrouwelijke Schorpioenen aan. En als ik mijn positie als
baas kwijt wil, neem ik enkele mannelijke Steenbokken aan. Nu, Vissen
worden zelden baas. En als ze 't worden zijn het excentrieke bazen.
De normaalste is nog George Washington. Maar Steve Jobs en Gorbachov
zijn bizarre figuren.
Mijn broer is Steenbok. Dan merk je
meteen dat ik lui word en het roer uit handen geef als die in de
buurt is. Maar mijn vrouw is ook Steenbok. En dat heb ik altijd
gewild. Een Steenbok of een Kreeft. Al is voor mij een Steenbokvrouw
duidelijk de beste keuze, want een Kreeft zou mij te veel bemoederen,
hoewel ze misschien iets agressiever mijn schrijfcarrière zou
organiseren. De vrouwen van Kurt Cobain en Johnny Cash, beide Vissen,
waren getrouwd met Kreeften. Einstein trouwens ook. Maar nee, liever
een Steenbokvrouw. Dat bemoederen van de Kreeft is dodelijk voor een
kleine jongen als ik, die nog veel moet groeien en stompzinnige
interesses moet overwinnen.
Hij zit in elk van ons. Steven
Pressfield beschrijft hem heel precies. Pressfield noemt hem
'resistance', 'verzet'. Hij zit ook in u. De mijne heet AntiWilko.
Zie foto. Hij ziet er bedriegelijk onnozel uit. En hij staat mij
dagelijks naar het leven. Geen zever. Dit is de enige vijand die ik
heb. Dan wel direct een gruwelijke. Hij kent geen regels, hij zou
niks laten om zijn goesting te krijgen. En zijn goesting is mijn hel.
Zijn goesting is ervoor zorgen dat ik
mijn goesting niet krijg, niks onderneem om mijn goesting te krijgen.
U kent hem, hij zit ook in u. Een variant ervan. Het is die stem die
u 's ochtends van uw plan af helpt om te gaan joggen. Die stem die u
overtuigt om toch nog die zak chips open te trekken en uw dieet uit
te stellen tot morgen. Die stem die u zegt: stop pas met roken als uw
laatste pakje leeg is. De demon is full of bullshit en vindt vanalles
uit om u af te leiden en u te saboteren. Het is de stem die u
verleidt om als jongeman acht uur per dag een dwaze shooter te zitten
spelen. Die stem is zo geslepen dat de demon u zal overtuigen dat er
allerlei heilzame dingen verbonden zijn aan acht uur lang een
schietspel op een pc te spelen met 'vrienden' uit Zuid-Korea.
Het is die stem die bij Facebook hoort
en u daar gegijzeld houdt, waar u status updates overloopt, die u
niets bijbrengen, waar u in de bekende blauwe Facebook-cirkels blijft
lopen. Waar u het zoveelste miljoenste in elkaar geflanste
fotoshopprentje bekijkt dat u vertelt dat u uw leven zelf in handen
heeft en dat u gewoon uw ding moet doen in het leven. De demon kickt
op dat soort prentjes. De demon kickt op boodschappen die u vertellen
dat u uw zin moet doen en echt iets moet en kunt maken van uw leven.
Het verzacht uw angst. Het prentje delen op uw muur, verzacht de
pijn, geeft u een vals gevoel van daadkracht. Ondertussen zit u nog
altijd op Facebook en doet u niks. De demon lacht.
Het is aan de demon dat u overtollig
buikvet te danken heeft, een magere bankrekening, een relatie die in
't slop zit, een diploma dat u niet gehaald heeft, een job die u niet
graag doet en blijft doen uit een vals gevoel van
verantwoordelijkheidszin of 'realiteit'. De demon masturbeert op een
papiertje waar hij het woord 'realistisch' geschreven heeft. Dat vals
woord dat u ontslaat van actie en initiatief. Uw gebroken dromen eet
hij voor lunch.
De mijne heet dus AntiWilko. Hij staat
voor alles wat ik niet wil in 't leven. Hij lacht mij uit met zijn
bolle ogen. Er van weg lopen, maakt hem sterker, dus neem ik hem
overal mee. Het is AntiWilko die tussen mijn voeten zit, als ik
buikspieroefeningen doen. Het is AntiWilko die op de grond ligt en
die ik bij elke push-up met mijn neus raak. Oorlog geeft zin aan ons
leven. Het stelt de dingen scherp. Een tweedeling tussen wat
aangevallen moet worden en wat verdedigd moet worden. Het is een
oorlog op leven en dood. Er sterven dagelijks mensen aan hun eigen
AntiWilko. Soms leven ze fysiek nog wel een jaar of twintig, maar
mentaal heeft hun AntiWilko hen uitgerot.
Als elke dag een veldslag is tegen
AntiWilko, dan wint AntiWilko negen van de tien veldslagen.
Waarschijnlijk meer, want AntiWilko heeft doodgraag dat ik hem
onderschat. Mijn magere overwinningen op AntiWilko dit weekend zijn
één uitgelezen boek, een paar pagina's extra aan mijn briefroman
'brieven aan mijn vader' en een hele sliert Duitse en Franse
documentaires die speelden op de achtergrond terwijl ik niets deed en
een strategisch bordspel speelde tegen de enige persoon die al eens
wint van mij bij bordspellen. Ik ben zo goed in bordspellen, omdat
AntiWilko zo vaak gewonnen heeft van mij. In het enige bordspel dat
er toe doet: dat in mijn hoofd. Doel van het spel: voor mij:
voldoening halen, voor AntiWilko: dat ten allen prijze vermijden.
Regels: geen. AntiWilko wint op vele manieren: als je bijvoorbeeld
iemand ziet die verder staat dan jou en je denkt: dju, dat had ik
kunnen zijn. Jij wint als je tranen in je ogen krijgt, omdat je een
overwinning gehaald hebt op de gemeenste kracht die je ooit tegen
kunt komen: jezelf. Als je het moeilijkste van het moeilijkste doet:
dat waar je het meeste angst voor hebt: stappen in de richting van je
droom. Hoe belangrijker de droom voor je is, hoe harder de demon
vecht, hoe meer geheime wapens hij uit zijn arsenaal trekt.
U kent hem ook. Daarom werkt u vandaag
compleet tegen uw zin als ambtenaar bij pensioenen, terwijl u veel
liever kinderverzorgster zou zijn. Daarom geeft u vandaag Nederlands
aan anderstaligen, terwijl u veel liever therapie met
piano-improvisatie zou geven, daarom staat u vandaag aan de lopende
band bij Tupperware, terwijl u veel liever in de modewereld zou
werken, daarom schept u vandaag 2000 kilo cacao bij Callebaut,
terwijl u veel liever in een punkband zou spelen of een winkel zou
openhouden met punkplaten, daarom werkt u vandaag als isolator
terwijl u veel liever een restaurant met Armeense specialiteiten zou
openhouden. De meeste mensen die ik ken, hebben een razgrom geleden
tegen hun AntiWilko. Razgrom, een Russisch woord waarvoor we niet
echt een mooi equivalent hebben. Het betekent zoiets als een complete
nederlaag.
Die maat van mij, die mij soms een
razgrom bezorgt op het veld van karton, die verslaat zijn AntiWilko
zowat elke weekdag. Hij pendelt vanuit Menen naar Leuven om een
master biochemie te halen. Op andere vlakken verliest hij wel van
zijn demon. Hij geeft zijn wens om een lief te hebben elke dag een
half potje slaappillen. De demon vecht op alle fronten. En wie
beweert de demon staande te houden op alle fronten, bluft. Maar
bluffen mag, want in de oorlog tegen de demon, zijn geen regels.
Behalve: er wordt gevochten tot de dood, je kan niet winnen zonder
strategie, er geen mogelijkheid tot een wapenstilstand, er is nooit
een gevechtspauze, de demon past zich altijd aan en vindt altijd iets
anders uit, de demon zoekt bondgenoten in je omgeving en schakelt ook
je vrienden en familie in, de demon valt niet te overtuigen, luistert
niet naar argumenten, de demon is als een pestkop op school, het
enige waar hij van ineen krimpt, is een brute tegenaanval. Discipline
en vastbeslotenheid zijn het watervat, waarin de demon om zijn moeder
krijst. Ik ga de mijne pesten met 50 kussen. 50 kussen voor 50
push-ups.
Gelezen :: Maak van je merk een held, Guillaume Van der Stighelen
Goed boek. Beknopt. Trefzeker. Helder.
De wereld van marketing teruggebracht tot de essentie. Zeer praktisch
gericht. Met interessante analyses. Overzichtelijk. Veel voorbeelden.
Aangename vertelstijl. Hier en daar een fout die voorbij de redactie
is geraakt. Alfred Einstein in plaats van Albert Einstein. Doet geen
afbreuk aan de marketinglessen.
Marketing is basically toch 'gewoon'
een emotie koppelen aan een product. De klant koopt de emotie, voelt
zich lekker, blijft je product kopen. Klinkt simpel, maar is het
totaal niet. En strooien met ingewikkelde reclametaal helpt niemand
vooruit. Guillaume houdt het simpel.
Welke emotie koppel je aan een product?
Dat bepaal je zelf niet zozeer. De klanten zien jou op een bepaalde
manier. Als ze je zien als 'saai' en 'grijs', is het verloren geld om
een campagne te starten om jezelf het imago 'hip' en 'jong' aan te
meten. Daarmee voed je alleen de gedachte dat die twee dingen erg
belangrijk zijn en sja, je bent het niet, wat je campagne ook mogen
beweren. Wat je wel kan doen is 'saai' en 'grijs' ombuigen. Naar
'intelligent' en 'degelijk' bijvoorbeeld. Zoiets werkt wel. Het boek
geeft het voorbeeld van de krant De Standaard.
Guillaume vermijdt dus al te veel
marketinglatijn. Sporadisch duikt er toch eens zo'n term op. Zoals
'leading call'. Dat wil zeggen de boodschap van de hoofdspeler in een
marktsegment. Zoals Danone die beweert dat yoghurt een modern en
jong product is. De leading call is dan: yoghurt is modern. En de
klanten slikken dat. Stassano, de concurrent, werd bang en lanceerde
een campagne dat hun yoghurt ook modern is. Fout: daarmee voedden ze
alleen de gedachte dat yoghurt inderdaad modern MOET zijn. Spijtig,
want de klant had Danone al gezien als de modernste. Beter voor
Stassano was een tegenboodschap geweest: yoghurt moet oerdegelijk en
traditioneel zijn. Of yoghurt moet vooral zo weinig mogelijk suiker
bevatten. Of yoghurt hoort er bij als je naar de cinema trekt. Weet
ik veel, iets anders. Je het imago aanmeten van de concurrent faalt
meestal. Als Dag Allemaal zich straks gaat profileren als Knack,
wordt dat een marketingramp. Guillaume pleit voor authenticiteit.
Zeker in een tijdperk waar mond aan mond reclame met de snelheid van
het licht over de wereld reist. Een merk dat iets belooft dat het
niet kan waarmaken, gaat er aan. Killed by blog, noemen ze dat dan.
(Van Der Stighelen is ook auteur van 'Echt', de man breekt
terecht een lans voor authenticiteit)
Zeer interessant is een overzichtje met
een indeling van merken op basis van persoonlijkheidstrekken.
Het lijstje:
De tovenaar (Disney, Viagra, Mr.
Proper)
De vrijbuiter (Virgin, Humo)
De schepper (Apple, Renault)
De wijze (laboratoires Garnier, Dr.
Vogel)
De heerser (BMW, Microsoft, Côte d'Or)
de mens zoals u en ik (Jupiler, Dove)
de minnaar (Mini, magnum)
de grapjas (Gamma, Red Bull, Axe)
de verzorger (Nivea, Danone)
de onschuld (Lenor, Milka)
de grote held (Nike, Fedex)
de avonturier (Jeep, A.S. Adventure)
Belangrijkste vraag is natuurlijk
wat maakt van een merk dan een held?
Het merk moet uitzonderlijke
kwaliteiten hebben
Er moet eigenbelang van de klant
spelen.
Er moet een maatschappelijk belang
spelen.
Je moet de naam mee hebben, je moet het
hele pakket goed kunnen vatten in één slogan en je moet je
visueel onderscheiden.
Een uitstekend voorbeeld dat
iedereen kent is Apple. Briljante marketing en branding.
Uitzonderlijke kwaliteiten:
computertechnologie volledig onderdeel laten worden van je dagelijkse
leven.
Eigenbelang van de klant: de klant die
apple gebruikt, denkt dat hij speciaal is. Anders denkt. Vernieuwend
is. Mee is. De computerboel van Apple is gebruiksvriendelijk.
Maatschappelijk belang: Apple zet zijn
klanten op één lijn met mensen als Einstein. Zie hun overbekende
filmpje.
Vernieuwers. De mensen die gek genoeg zijn om te denken dat ze de
wereld kunnen veranderen, zijn diegene die inderdaad de wereld
veranderen. Apple verandert de wereld. Kleurt buiten de lijntjes.
Geeft niet om regels. Met een fucking I-pod op de trein zitten wordt
plots rebels en vernieuwend. De kunstzinnige avantgarde zijn Apple
gebuikers (niet dus, maar het is een mooie gedachte die goed
verkoopt)
Visueel: Sja, Apple is visueel top.
Herkenbaar. Beheksende branding.
Wie wil weten hoe hard er nagedacht
wordt over de producten die u in uw karretje laadt, welke emotie men
bespeelt om u te doen kopen, en hoe men in een ruis van reclame toch
nog probeert uw aandacht te vangen, moet vooral dit boek lezen.
Gelezen :: Het spel der tronen: hiermee vergeleken is Machiavelli een lepe kleuter
En Tolstoj een zaag met zijn Oorlog en
Vrede. George Martin heeft met zijn reeks 'A song of fire and Ice',
(game of thrones is slechts het eerste deel uit een bredere reeks) de
oorlog en vrede van het fanatasygenre geschreven. Allez, hij is er
nog volop aan bezig.
Het is stukken beter dan oorlog en
vrede, stukken beter ook dan Lord
of the Rings en blaast the Chronicles of Narnia of iets
als Harry Potter gewoon weg. De omvang van deze boeken
proberen vatten, is als de komos proberen meten.
Massa's personages, allemaal
interessant en loepzuiver uitgewerkt, gevarieerd, authentiek, met net
genoeg fantasy-elementen om de illusie van een echte wereld niet te
vergallen. Gestoorde karakters. Bruut geweld zoals alleen de
mensensoort die kan brengen. Gruwelijke praktijken, denken we maar
aan de Unsullied (de onbezoedelden) huursoldaten die als kind
gecastreerd worden, elke dag van naam veranderen en voor niets anders
leven dan gehoorzamen. Ze zijn ook geheel gevoelloos, want men
vergiftigt ze van kindsbeen af langzaam tot ze geen pijn meer kunnen
voelen. Het is maar één voorbeeld uit een wereld bevolkt door
berekende personages die hun eigen moeder zouden opeten om hun
goesting te krijgen. Als er op de achterflap staat: 'characters so
venomous they could eat the Borgia's' dan maakt de inhoud dat
helemaal waar.
Ik ben geen fan van het genre. Bij
fantasy denk ik aan 25-jarige maagden die op donderdagavond samen
komen om Dungeons en Dragons te spelen. Maar dat is weer zo'n flauw
vooroordeel. Vin Diesel is een groot fanaat van Dungeons en Dragons
en het valt toch te betwijfelen dat die nog maagd is.
George Martin is ook Maagd. Maar dan
van sterrenbeeld. Dat is typisch het sterrenbeeld van een pietje
precies. Of astrologie klopt is wat anders, maar die Martin is
alleszins een groot pietje precies. De mate van detail in deze boeken
is zo overweldigend dat je als lezer bijna om genade wil smeken,
vooral als nijdige collega-schrijver, maar je leest natuurlijk
verder, want je wil graag weten hoe het verder gaat. Pageturner is er
een te zwak woord voor. Geen enkele Vlaamse schrijver is tot zoiets
in staat. De Vlaamse boeken die wij in onze pers ophemelen mogen nog
niet ruiken aan de moeite die in deze boeken gekropen is. Dat kan
natuurlijk liggen aan onze Nederlandstalige boekenmarkt. Wie durft
het aan om vijf jaar van zijn leven op te offeren om één deel van
deze reeks te schrijven? In de Amerikaanse uitgeefcultuur krijg je
als schrijver een riant voorschot voor zoiets. Je hebt wat om van te
leven VOOR je boeken in de winkel liggen. In ons taalgebied heb je
zelfs niets om van te leven NADAT je boeken in de winkels liggen.
Haters van het fantasygenre doen er
toch goed aan om deze boeken een kans te geven. Ze zijn een goudmijn
aan psychologie, filosfie en strategie en als het dan echt moet: ook
van culinaire hoogstandjes. Martin beschrijft graag in 't lang en
breed eetfestijnen.
De reeks wordt ook verfilmd. En is
terwijl ik dit schrijf te zien op tv. De acteurs zijn zeer goed
gekozen. Het labyrint aan verhaallijnen wordt tot zijn essentie
herleid. De dialogen roken vuur. Mijn eigen favoriet is de dwerg Tyrion. De favorieten van
mijn ogen zijn Daenerys en koningin Cersei. Wie begint te kijken of
te lezen is verkocht en mag zich bij George Martin beklagen voor heel
wat weg gesmokkelde nachtrust.
Gelezen :: Amerika: een biografie van dromen en bedrog
Geen zin om dat boek hier nu eens
lekker af te breken. Wie een hond wil slaan, vindt een stok, dat weet
iedereen. Zo'n boek kost een geweldige hoop moed, tijd en energie. Al
wie dat tot een goed einde brengt, verdient een pluim. Maar dus, in
vogelvlucht:
Auteur: Björn Soenens. U kent
hem misschien niet, maar u heeft hem begin november vast wel eens
gezien. In eender welk tv-programma dat iets te brengen had over de
presidentsverkiezingen mocht hij opdraven om met een guitige glimlach
zijn mening te geven. Plezante tv. Vlot verteerbare analyses bij het
avondeten.
Wat?
Een vlotte doorloop van de Amerikaanse
geschiedenis in hapklare hoofdstukjes. Plus veel info over het
verschil tussen democraten en republikeinen. Veel info over de
laatste presidentsverkiezingen van november 2012.
Gaat het boek diep?
Nee, het boek gaat niet diep. Het is
het equivalent van het vak Amerikaanse geschiedenis van de Ugent,
vroeger ter waarde van een schamele 4 studiepunten. Niet
verwonderlijk, want Soenens heeft nog Amerikaanse geschiedenis
gegeven aan de tolkenschool in Gent.
Is het een slecht boek?
Hangt van je verwachtingen af. Zelf
vind ik het een matig boek. Na je 27ste word je met de dag een stukje
milder.
Als je de VS door en door wilt kennen
na het dichtslaan van dit boek, dan niet. Maar mogen we dat zelfs maar
verwachten van één boek? Eventjes alles meegeven dat er te weten
valt over een land dat meer dan een paar honderd miljoen mensen telt?
En een zeer bewogen geschiedenis heeft gekend? Nee, natuurlijk niet.
Wie weinig weet van de VS, maakt met
dit boek een vrij goede keuze. Alles passeert snel. Alle klassieke
hoekstenen van de Amerikaanse geschiedenis: de Mayflower, de traditie
van Thanksgiving, de preek van 'a city on a hill', de
beschavingsmissie van de Amerikanen, de onafhankelijkheidsoorlog
tegen de Engelsen, de trail of tears (als de VS eventjes een heel
volk verhuist, de Cherokee indianen uit Georgia), de burgeroorlog, de
oorlog met Spanje, de twee wereldoorlogen, Korea, Vietnam, de koude
oorlog die toch eigenlijk best heet was enzovoort, eigenlijk kent u
het allemaal wel, maar het is tof om het nog eens allemaal kort te
lezen. En geen toeval dat ik de geschiedenis van de VS nu vooral mijlpalen geef in de vorm van oorlogen.
Over de gewone Amerikaan gaat het
zelden. Soenens zoomt vooral in op politici en de media. Boeken over
de VS hebben wat van apocalyptische literatuur. Ook dit. De VS is op
de retour, is failliet, gaat helemaal naar de kloten. En volgens
Soenens valt dat enkel goed te krijgen als de Democraten en de
Republikeinen nu eindelijk eens gaan samenwerken. Valt over te
discussiëren, maar ik betwijfel het. De Democraten zijn rechts en
voor de toplaag van de samenleving en de Republieken zijn dat ook,
alleen nog veel openlijker en fanatieker.
Het is vooral een geschiedenis van
ongekende, ongelimiteerde mogelijkheden en heel wat stompzinnige
beslissingen. We zullen het maar op de pioniersspirit van de
gemiddelde Amerikaan steken: altijd de grens opzoeken, risico's
nemen, falen is niet zo erg, pick up your troubles en trek weer
verder, begin iets anders. Het ongebreidelde kapitalisme, met ongekende mogelijkheden voor de enkelingen en zwarte sneeuw voor de massa. Maar die massa klaagt niet, want er is altijd die droom: ooit zijn zij bij die enkelingen die het helemaal maken. Een mens droomt graag en niemand die de verrassende kracht van dromen betwijfelt. Soenens houdt van de Amerikaanse
mentaliteit, zoveel is duidelijk. Dat er daar nauwelijks sociale
zekerheid is, vindt hij op zijn minst charmant en efficiënt. De
obers zijn zoveel vriendelijker, want zonder je fooi verhongeren ze.
Mensen weigeren geen werk, want het is het rotste, vuilste jobke
aanvaarden, of dus ja, verhongeren of uit vuilbakken leven.
Geen wonder dat donkerblauwe Karel De
Gucht zo lovend was over het boek. Zoals gezegd, geen zin om Soenens
af te knallen. Ik ben onze moddergooicultuur (leve sociale
afbraaknetwerken) serieus beu. Dus om kort te gaan, vijf dingen pro
en vijf dingen tegen
PRO
-vlotte wandeling door de hele
Amerikaanse geschiedenis. Als u een gesprek wilt voeren over de VS
heeft u na dit boek een goeie basis
-een plezantere manier om te slagen
voor het vak Amerikaanse geschiedenis, dan het lezen van een
gortdroge cursus
-voor de internauten met hun
concentratiespanne van een goudvis zijn de hapklare, korte
hoofdstukken kleine lectuuroases
-het enthousiasme van Soenens druipt er
zichtbaar vanafen dat werkt aanstekelijk (zowel op papier als in zijn tv-optredens)
-Soenens weet als ervaren journalist
goed te kiezen wat een sexy onderwerp is en wat niet en hij levert er
aardig wat cijfermateriaal bij waar u toch wel van op zal kijken
TEGEN
-er was geen bibliografie. GEEN
bibliografie. Nauwelijks bronvermelding. Soenens dankt Wikipedia (!), een
beetje lezer wordt dan bang, heel bang. Er zijn hier en daar foutjes
geslopen in het boek. De fout die mij natuurlijk een schop tegen mijn
milt gaf, was: 'bij Atlanta hakte Sherman de troepen van generaal Lee
in de pan'
Dan nu tijd voor een bijzonder nerdige reactie:
aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaarg!!!
MIS. William Tecumseh Sherman hakte de
troepen van John Bell Hood in de pan. John Bell Hood verving generaal
Jospeh Eggleston Johnston. Lee heeft niks, maar dan ook niks met de
slag bij Atlanta te maken. Jefferson Davis nam de beslissing om Johnston te
vervangen door Hood. Lee zit op dat moment in Petersburg, vlakbij de
zuidelijke hoofdstad, Richmond. Hij is op dat moment geen
opperbevelhebber van het zuidelijke leger, hij is enkel de
bevelhebber van het leger van Noord-Virgina. Hij heeft er dus
werkelijk niks mee te maken.
Waarom moet iemand dit erg vinden?
Als ik zeg dat de troepen van
maarschalk Zhoekov de troepen van Erwin Rommel in de pan hakten bij
Stalingrad, steigert u ook. Omdat het gewoon niet speciaal historisch
correct is om een generaal bij zijn kraag te vatten en enkele
duizende kilometers verder neer te smijten om hem een nederlaag aan
te wrijven. De fout doet vooral sterk vermoeden dat er meer van die
uitschuivers zijn. Ook vind ik dat het niet in zo'n boek mag staan,
als er op de achterflap staat: 'Wat Soenens niet weet over Amerika
kun je op de achterkant van een postzegel schrijven'. Alle respect
voor Soenens, maar sorry, klopt dus niet. Een journalist als Thomas Blommaert (auteur van 'ik was nog nooit in Zelzate geweest') zou zoveel lof nooit toelaten op de achterflap van zijn boek. Marketinggewijs laat je het natuurlijk beter staan.
-er staan stomme typfouten in, data en
namen worden soms per vergissing verwisseld. Voor 25 euro verwacht je
dat de redactie feilloos gewerkt heeft
-wie de presidentsverkiezingen niet zo
sexy vindt, kan een heel groot deel van dit boek gerust aan zich
voorbij laten gaan
-ondertussen hoeft echt niemand, maar
dan ook echt niemand, die de mooie kans krijgt om een boek over dit
boeiende land te schrijven nog eens te onderstrepen dat DE Amerikaan
niet bestaat. Ik denk dat de meest wereldvreemde Europeaan onderhand
begrepen heeft, dat de VS een zeer diverse bevolking heeft en dat je
vooral niet moet gaan veralgemenen à la ze vreten daar allemaal
hamburgers, hebben geen cultuur, weten niks over het buitenland en
rijden allemaal rond in tanks van auto's die olie zuipen. Die bestaan
natuurlijk, clichés komen van ergens, maar ze zijn niet allemaal zo.
Kunnen we afspreken dat iedereen dat nu weet? DE Amerikaan bestaat
niet. Als iedereen dat nu even noteert, kan het volgende boek over
Amerika een beetje pagina's uitsparen.
Oordeel:
Matig boek. Zeer orthodox van opzet. De
echt alternatieve pers van de VS wordt bijvoorbeeld nooit genoemd. Wel vrij graag gelezen. Belangrijkste mankement is een compleet gebrek
aan een degelijke bibliografie. Wat meteen verraadt dat dit geen echt
wetenschappelijk boek is. Is dat de fout van Soenens? Nee, boeken
moeten verkopen. En dit boek heeft vermoedelijk zeer goed verkocht.
En men heeft er alles aan gedaan om het voor de moderne en snel
afgeleide lezer (ikzelf inbegrepen) boeiend te maken. Hier 25 euro
voor neer tellen? Zelf heb ik dat gelukkig niet moeten doen.
Eindverdict: aangename beginnerscursus en een tikje beter dan de
amerikaboeken van zijn collega's, Greet De Keyser en Tom Vandijck.
Qua stijl wint het Amerikaboek van Geert Mak, maar dat is appelen en
peren vergelijken.
Ik wil toch eindelijk eens afrekenen
met enkele interesses die ik koester, al van mijn eerste
herinneringen. Want productief zijn dat soort interesses niet. Welke
werkgever zit er bij God te wachten op mijn kennis over een kleine
veldslag in juni 1876 waar ocharme iets meer dan 250 Amerikaanse
cavaleristen gesneuveld zijn?
Mijn kennis over dat kleine voetnootje
in de geschiedenis is absurd groot en totaal nergens nuttig voor. Zo
kunt ge u al vragen stellen bij de term 'Amerikaanse' cavaleristen.
Een groot deel ervan waren verse inwijkelingen, uit Ierland, uit
Italië, uit Engeland. Vers van de boot kwamen ze aan hun einde in
één van de vele hoofdstukken van een eeuwenlange volkerenmoord. Die
van de blanken op de indianen.
'Maar' 268 cavaleristen en scouts
sneuvelden en toch is die gebeurtenis meermaals verfilmd en zijn er
een pak boeken over geschreven. Het is ook wel een sexy feit. Een
echte celebrity, een vedette met blond krulhaar, leidt een schoon
regiment, de fameuze zevende cavalerie, naar een gigantische
verzameling indianen, is zo stom om aan te vallen zonder op
versterking te wachten en sneuvelt, nog altijd maar 36 jaar oud.
Kolonel Custer had een blitzcarrière
gemaakt tijdens de Burgeroorlog. Meer omdat hij snel de favoriet werd
van zijn oversten, dan dat hij zo'n geweldig tacticus was. Tijdens de
burgeroorlog doet hij niet veel meer dan altijd maar aanvallen, ten
koste van grote verliezen. Maar hij is fotogeniek, hij kleedt zich
goed en opvallend, hij heeft zijn uiterlijk mee, hij heeft een knappe
jonge vrouw, Libby, hij heeft altijd jachthonden bij en hij heeft een
gigantisch ego. Hij kan het ook goed uitleggen. Na enkele jaren
campagne voeren tegen indianen schrijft hij het boek 'my life on the
plains'. Door critici rap verbasterd tot 'my lies on the plains'. En
vooral: met hem op de voorpagina verkopen de kranten beter, dus hij
heeft altijd de pers aan zijn kant.
Wat steekt die kerel uit eind juni
1876? Amerika wil de indianen uit Montana verdrijven. Er zou goud
zitten in de Black Hills. Spijtig genoeg op indianengebied. Die
moeten dus maar opkrassen. Probleem: die zien dat niet zitten.
Sitting Bull, Gall en Crazy Horse verzamelen duizenden indianen rond
zich en gaan kamperen bij de Little Big Horn rivier. De VS sturen er
een legermacht op af in verschillende kolonnes. Een van die kolonnes
is de zevende cavalerie onder Custer. Iets van een 650 man. Custer
laat zijn sabels achter, hij neemt alleen geweren mee. Gatling
machinegeweren interesseren hem ook niet. Hij wil snel zijn. Hij wil
als eerste bij de indianen zijn, want hij wil alle 'roem' voor zich.
Als hij op de indianen stuit, zijn de
mannen onder zijn bevel doodop, ze hebben weinig geslapen en hun
gezondheid is al fragiel. Recent onderzoek op de lijken wijst uit dat
die jonge gasten al artritis hadden, rotslechte tanden en slecht
gevoed waren. Niet echt elitetroepen dus. Ook piepjong, nogal vaak
jonger dan 18. Echt geweldig bewapend zijn ze ook al niet. Ze hebben
springfieldgeweren bij met slechte kogels die niet altijd echt vuren.
De indianen -leve het Amerikaanse kapitalisme- hebben de modernste
geweren kunnen kopen bij Amerikaanse handelsposten. Tussen de 900 en
de 1800 krijgers zijn verzameld bij de Little Big Horn met hun
vrouwen en hun kinderen. We zullen wel nooit weten hoeveel het er
echt waren.
Die indianen zijn op dat moment de
beste lichte cavalerie ter wereld. Ze weten wanneer ze moeten
aanvallen en wanneer ze moeten terugtrekken. Ze zijn razendsnel,
kennen het terrein als hun broekzak en zijn dus opvallend goed
bewapend. Zelfs met pijl en boog zijn ze geducht. Hun vuursnelheid is
enorm en zeer precies.
Custer trekt zich daar allemaal niks
van aan en valt het uitgestrekte dorp meteen aan, zonder op de andere
kolonnes te wachten. Nog erger: hij verdeelt zijn commando in drie
delen. Een onder zijn bevel, een onder majoor Reno en een onder
kapitein Benteen. Majoor Reno valt eerst aan, maar dat wordt al snel
niks. Die trekt zich terug. Kapitein Benteen loopt een beetje
verloren en komt niet echt indianen tegen. Custer krijgt de
hoofdmacht op zijn dak. Men heeft tot voor kort nooit goed gesnapt
wat Custer juist van plan was. De meest logische uitleg is dat Custer
met zijn onderdeel de vrouwen en kinderen van de indianen wilde
omsingelen. Die tactiek had in eerdere gevechten altijd goed gewerkt.
Deze keer lukt het niet. Er sneuvelen hier ook vrouwen en kinderen,
maar het is Custer die omsingeld raakt. Er is de mythe van de 'last
stand' van Custer. Een restantje van zijn onderdeel dat zich
verschanste en nog een tijdje tot de laatste kogel en de laatste man
zou gevochten hebben. Onderzoek op het terrein en de mondelinge
overlevering van de indianen spreken dat tegen. De hele affaire was
rap beslecht. De cavaleristen panikeerden, er pleegden er nogal wat
zelfmoord. Kortom, het onderdeel van Custer werd vlotjes in de pan
gehakt.
De geschiedschrijving schenkt altijd
overdreven veel aandacht aan de vele manieren waarop de indianen
daarna die lijken hebben verminkt. Onder andere omdat die lijken dan
in hun volgende leven zwaar belemmerd zouden zijn. Als je ziet wat
die indianen te lijden hebben gehad, mag er wel wat begrip zijn voor
die reactie. Als ze dan eindelijk een schoon hoopke van die
langmessen die hen steeds westelijker duwden en hun land inpikten, te
pakken hadden, dan snap ik dat ze zich eens goed hebben laten gaan en
pezen hebben doorgesneden, schedels hebben ingeslagen en meer van het
betere fileerwerk. Custer zelf hebben ze met pijlen de oren
uitgekuist, want als hij beter had geluisterd, had hij niet nog eens
oorlog gevoerd tegen de indianen.
Voor de indianen veranderde er niet
veel met hun overwinning. Het was het laatste hoofdstuk voor Custer,
maar het was ook een beetje het laatste hoofdstuk voor de indianen
van de plains. Crazy Horse wordt zes maand later al neer gestoken met
een bayonet. Op een reservaat en dan nog terwijl een van zijn eigen
stam hem vasthield. Sitting Bill trok naar Canada, zag honger af en
werd uiteindelijk vermoord door politie van het Indiaans agentschap.
Wat ge er in geschiedenisboeken, of ze
nu degelijk zijn of niet, nooit bij krijgt, is wat die
geschiedenisfeiten betekenen voor wie die leest en bestudeert. Zo'n
stomme veldslag als deze, speelt geregeld in mijn kop. Waarom weet ik
niet. Het boeit mij. Ik vind dat er in geschiedenisboeken ook te
weinig gevloekt wordt. Een geschiedenisboek mag die Custer gerust een
overambititieus kalf noemen.
Waarom het mij interesseert, weet ik
niet. Vooral snap ik niet waarom ik dat als ik vijf jaar was constant
zat na te spelen met playmobil. Herkende ik mij in die Custer? Die
overdreven ambitie zonder geduld? Misschien wel. Vandaag interesseert
mij vooral de andere kant van het verhaal. Sitting Bull, Gall en
Crazy Horse die eindelijk zoveel indianen konden verzamelen en
toonden tot wat ze in staat waren. Er bestaat een boek met
alternatieve geschiedenis, waarin plausibel uitgelegd wordt hoe de
indianen van de plains onder de leiding van Sitting Bull hadden
kunnen uitgroeien tot een wereldmacht. Dat deden ze echter niet. Hun
bizons werden bruut afgeslacht, zomaar, voor de sport. Hun hele
manier van leven dat gebaseerd was op de bizonjacht verdween. En ze
verhongerden en kwijnden weg, en kwamen compleet teneergeslagen
bedelen bij de Amerikaanse regering. Vandaag kwijnen ze nog altijd
weg in hun reservaten. Waar men er alles aan doet om hen in het
alcoholisme te stampen. Tenzij ze furore maken in de casinowereld.
Want de Amerikaanse regering promoot tegenwoordig vooral dat indianen
casino's oprichten. Vooral Navajo-indianen staan sterk op dat vlak.
Het is erg een erg trieste
geschiedenis, het verhaal van de indianen, iets waar weinig aandacht
voor is. Ondertussen snap ik nog altijd niet waarom het mij zo
fascineert. En ik vind het spijtig. Als economie mij als kind zo hard
had gefascineerd als dit hier, was ik nu rijk. Tenzij ik mij als
beursgoeroe had ontwikkeld in de stijl van Custer. Dan was ik nu
failliet door te veel risico op de beurs. Ah, nee te veel risico
nemen wordt tegenwoordig zwaar beloond met bonussen. Damn, die Custer
is veel te vroeg geboren.
Waarom ze die kutserie waar ik mij graag aan erger hebben afgeschaft
Om te beginnen met een understatement: het is een flauwe show. Een van mijn
vele guilty bitterzoete pleasures, met nadruk op bitter, want die
show is echt slecht. Het hoofdpersonage kijkt afwisselend extreem
bezorgd, in distress, ofwel overdreven gelukzalig alsof viagra voor
vrouwen uitgevonden is en tien keer zo potent is als een speedball.
Als MILF vind ik haar best aantrekkelijk, dus ik kijk. En 't gaat
toch over cowboys en indianen en ik ben een kleine jongen van een
jaar of zes.
Anyway, de serie was zeer populair op
het Amerikaanse platteland. Niet onlogisch voor een serie die zich op
den boeren buiten afspeelt. De sterkte was meteen ook de zwakte. De
serie werd afgeschaft. Programma's zijn er alleen om kijkers te
lokken, zodat die reclameblokken tussen de progamma's door kunnen
slikken.
Dat vermoedt iedereen als kind al: dat
tv een blok reclame is dat opgesneden wordt met stukjes programma's
tussen. Wel, het is dus echt zo. De serie werd afgeschaft, want
plattelandsvolk is niet interessant voor adverteerders. Die boeren
die kopen niet genoeg. Geen advertenties, geen shows. Nèh, zo simpel
gaat dat.
Dus bedenk: de krant die ge leest, het
magazine dat ge leest, ge leest dat alleen, omdat gij het product
zijt. De makers van dat blad hebben u verkocht aan adverteerders. En
als u een lezende plattelandsmens bent, hebt ge chance als ge
dezelfde interesses hebt als stadsmensen, want voor u op den boeren
buiten maken ze niks. Tenzij, tenzij dus, er enkele slimmeriken zich
puur op u richten en adverteerders tevreden stellen die puur dingen
verkopen die alleen op 't platteland gekocht worden. Dat heten ze dan
nichemarketing. Maar in de regel: adverteerders zijn niet
geïnteresseerd in plattelandsvolk. Ook niet in oudere mensen. Ook
niet zozeer in vrouwen. En ook niet in mindervaliden of lesbische
vrouwen. Ook niet in mijn schizofrene tante. Ook niet in mij
trouwens, ik verdien te weinig en ik vertoon een anarchistisch
koopgedrag, als ik er reclame van gezien heb, koop ik het opzettelijk
niet. Mannelijke homokoppels blijken wel interessant, want mannen
verdienen helaas nog altijd meer dan vrouwen, en zo'n homokoppel
verdient dus een pak meer dan een heterokoppel en nog veel meer dan
een lesbokoppel. Adverteren naar homo's toe is interessant. Landen
waar veel homofobie is zullen dus logischerwijze ook zeer domme
adverteerders hebben. Ik heb goede hoop voor de homobeweging. De
geldzucht van adverteerders zal wel winnen. En zo zit er een mooie
kant aan alles. Ook aan die snertvervelende reclame. Het enige wat ik
verder irritant vind aan de reclamewereld, is dat ik er niet in zit
en geen miljoenen schep met slogans als '12 meter zout'
Enig idee wat die slogan moet
aanprijzen? CHIPS. Een camion vol chips. 12 meter lang. Dat doet
zeer. Dat iemand rijk is geworden met zo'n prulslogan.
Poen pakken. Toen ze dat vak op school
gaven, was ik aan 't staren naar een mooi meisje twee banken van mij
verwijderd. Ze is nu een succesvol architecte. Als ze mij passeert,
ik te voet, zij in haar dikke sjees, dan zwaait ze enthousiast. Mijn
doffe staar met waanhoop bedreigt haar nu minder, dan mijn bronstige staar met kwijl,
tien jaar geleden.Vooral omdat haar sjees ontworpen is om overstekende koeien op te scheppen alsof het zwartwitte pluisjes waren. Zo'n plattelandsproduct dat gemarket werd naar stadsmensen toe.
âWat zit er daar achter?â âHij wil u in uw poep pakken.â
Het hoeft nergens op te slaan, er is geen hond die het leest, het wordt niet gepubliceerd, komt niet in de krant, en deze blog staat niet op mijn CV.
"Hij wil je in je poep pakken!" (voor eventuele Hollandse lezers: in mijn reet dus, niet in mijn kaka) Als ik zeg dat
Fons Burger netjes woord heeft gehouden, krijg ik dat soort reacties. Er
floepen ook in mijn verdorven hoofd vraagtekens aan. Whats the catch?Fons Burger houdt woord. Meer dan woord.
Hij stuurt mij niet alleen een exemplaar van zijn boek Vrouwen, maar ook een
exemplaar van een ander boek van hem, een thriller. Alleen al de portokosten
vanuit Nederland lopen op tot 13 euro.
Het minste wat
ik kan doen, is de boeken recenseren. Van mijn kant ook trouw aan mijn woord,
ben ik al begonnen in Vrouwen. Als Fons Burger denkt dat hij met een recensie
van mijn pen doorbreekt in de Vlaamse boekenmarkt, dan toch twee bedenkingen:
-Fons Burger
dicht mij mogelijks een invloed toe, die ik alleen in mijn dromen heb
-de Vlaamse
boekenmarkt staat alleen open voor kookboeken, irritante Bekende Vlamingen, hoe
irritanter, hoe meer verkoop en zeer eventueel voor romans die zwaar opgeklopt
worden in onze kwaliteitskranten (bij gebrek aan beter) De Morgen en De
Standaard.
Ik zal de
boeken netjes lezen en recenseren. Ja, ik ben zon geweldig onpraktische
recensent die boeken eerst van A tot Z leest voor hij een recensie schrijft.
Misschien heeft Fons Burger dat intuïtief aangevoeld. Fons is schorpioen, die
zijn zeer intuïtief. Vooral naar andere watertekens toe, zoals ik, Vissen.
Op de
achterflap alvast alarm als ik de commentaar vind van niemand minder dan H.B. uit
Gent:
Gelezen en
goedgekeurd. Het is een prettige combinatie van Jan Cremer, Charles Bukowski en
Arthur Schopenhauer.
(H.B, auteur)
H.B. uit Gent
achtervolgt mij. Niet dat hij zich daar bewust van is. Ik heb het hem nooit
verteld. H.B. uit Gent is Weegschaal. Als er nu een sterrenbeeld is waar ik
meestal niet mee door dezelfde deur kan, dan zijn het Weegschalen. D.V. ergens
in Wallonië is ook Weegschaal. Arthur Schopenhauer is trouwens Vissen. Dit is
info die er voor u, lezer, totaal niet toe doet. Rechts van de pagina vindt u
een balkje om omlaag te scrollen.
Ik, Jan
Cremer van Jan Cremer is de tweede roman die ik in mijn leven gelezen heb. De
eerste was de bende van Jan De Lichte, van Louis Paul Boon, waar ik mij
overigens geen letter kan van herinneren. Louis Paul Boon is trouwens ook
Vissen, waarmee ik niets wil zeggen. Jan Cremer heeft dezelfde verjaardag als
Hitler, waarmee ik nog minder wil zeggen
Ik wil vooral
zeggen: ik wacht tot de redactievergadering begint en ben blij dat iemand zo
goed is om mij twee gratis boeken helemaal uit Nederland te versturen. Het
minste wat ik kan doen, is die boeken recensereren en promoten, want het beetje
zakenman in mij gaat kapot van de zenuwen bij de gedachte dat investeringen
niet zouden renderen. Bij mijn eerstvolgende optreden in de Laatste Show (al is
het qua marketing beter om mee te doen in de slimste mens) zal ik een T-shirt
dragen met de cover van Vrouwen. Als bedankje naar Fons toe, een intrigerend
man, die ik nooit ontmoet heb, maar ook gewoon omdat ik de cover mooi vind.
Hier op de redactie dook mijn charmantste collega reeds naar het boek, een
collega die science-fiction verhalen schrijft met een interessante kijk op
seksualiteit. Tu lis ça pour les comprendre?
Ja, zei ik, maar het echte antwoord is: ik lees dat om te achterhalen hoe ik
zelf een boek kan schrijven en gepubliceerd kan krijgen. Over vrouwen. En dan
stuur ik gratis recensie-exemplaren naar chocoschrijvers (een woord dat dat
daar niet bestaat) in Nederland, want ik heb liever een recensie in NRC of De
Volkskrant dan in de Standaard of de Morgen en ik kom liever raar doen op de
VPRO dan in de slimste mens, waar ze alleen derderangs komieken opvoeren die
kerkelijk recht gestudeerd hebben of van stemvervorming of een elegante snor
hun beroep gemaakt hebben.
En misschien wilde Fons Burger wel gewoon aardig zijn. We zijn het vergeten, maar aardigheid, dat is een kwaliteit die mensen soms hebben. Zo helemaal zonder bijbedoelingen. Gewoon zomaar aardig. Als ik gisteren twee euro gaf aan mijn Roma-zigeuner en zei dat hij iets moest eten, was ik ook alleen maar aardig en wilde ik hem zeker niet in de poep pakken.
Deel van het lot van chocoschrijvers: Manuscripten van andere schrijflustigen
verbeteren. Aan kruimeltarief. Ik wil niet weten hoeveel dat in
uurloon is.
Net verscheept naar de auteur: een
historische avonturenroman dikker dan een telefoonboek.
De kans dat het een uitgever vindt, is
zeer klein. Heb ik ook eerlijk gezegd. Het verhaal is braaf en past
beter bij de jaren vijftig. Het deed mij de hele tijd denken aan
avonturenfilms van vele decennia geleden. Ivanhoe en zo. Ik vond het
aardig om lezen. Verhaaltechnisch zit het best knap in elkaar. Alleen
zijn de actiescènes enorm voorspelbaar, is de held van karton, een
soort James Bond van de zeventiende eeuw.
Het was een
titanenwerk om de stijl te moderniseren. De auteur is Franstalig
opgevoed. Ik heb een begeleidende brief geschreven voor het
manuscript, met een korte samenvatting van het verhaal. Het
visitekaartje voor de auteur die aanklopt bij een uitgeverij. En ik
heb hem enkele uitgeverijen aangeraden.
Verder heb ik hem aangeraden om zijn
talent als verhalenverteller eerst te richten op kortere verhalen.
Kinderverhaaltjes bijvoorbeeld. Makkelijker en goedkoper in te sturen
naar uitgeverijen. Sinds mijn advies heeft hij niets meer geschreven.
Hij verwacht nu dat ik zijn ideeën voor verhalen uitschrijf op
papier. Sorry, maar dat is niet part of the deal. Moest hij nu een
grote naam zijn in de letteren, zou ik het meteen doen. Als
chocoschrijver hang je graag je ambitieuze karretje aan een grote
naam.
Maar de schrijfideeën van een ander
uitschrijven, daar pas ik voor. Ideeën zijn als straatstenen. Een
goed idee is als wachten op een bus, er komt altijd wel een volgende.
Ik wens hem het beste met zijn manuscript. Ik kan ook een tijdlang
geen participium presens zoals 'denkend', 'wachtend', 'zoekende',
'wetende', 'werkende' meer zien. Beginnende schrijvers lijden nog al
eens aan wat onder schrijvers bekend staat als de -endziekte.
Ik legde hem ook de situatie in
uitgeefland uit. Kort samengevat:
-uitgeverijen zitten echt, maar dan ook
echt niet, te wachten op spontaan ingezonden manuscripten. Van alle
boeken die een uitgeverij in een jaar uitgeeft, komt minder dan 1
procent van spontaan, lukraak ingezonden manuscripten.
-uitgeverijen zijn pro-actieve
bedrijven geworden. Een uitgever zoekt thema's die goed in de markt
liggen en linkt daar helemaal ZELF een auteur aan. De uitgever
contacteert de schrijver, nog voor die een woord op papier heeft. Wie
boeken wil schrijven doet er dus goed aan om eerst nationale faam te
verwerven met iets totaal anders dan schrijven. Als een uitgever mag
kiezen tussen een bekende wielrenner die een tienerzwangerschap in de
familie heeft of een jonge snaak die zich elke dag de pleuris
schrijft, dan kiest die direct die wielrenner die een grammaticaal
vermogen heeft ter grootte van zijn plasje voor de dopingcontrole,
maar dan minder potent.
-hij heeft absoluut een literair agent
nodig, een professional met uitstekende contacten, die een voet in de
deur van uitgeverijen heeft
-hij kan zijn boek ook in eigen beheer
uitgeven. De prijs per boek kan dan wel hoog oplopen. Zelf ben je
veilig. Zo'n print on demand uitgeverij eist meestal alleen dat je
drie exemplaren zelf koopt. Daarna kan elke koper gewoon via de site
van dat bedrijf bestellen. Probleem: je hebt geen uitgeverij die jouw
boek promoot, die voorlezingsavondjes voor je regelt, te beginnen met
een officiële boekvoorstelling en je moet jezelf promoten, wat
godvlammens moeilijk is en veel energie vreet. Hij was er echt niet
voor te winnen. Trouwens, bij een reguliere uitgeverij ben je ook nog
niet zo zeker van goede promotie. Uitgeverijen volgen goede
marketingstrategieën, die zetten al hun promotiegeweld in op titels
die al ontzettend goed verkopen. Een boek dat niet opgepikt wordt
door de media, bestaat eenvoudig weg niet. Van de meeste boeken heeft
niemand ooit gehoord. Reguliere uitgever of niet. Veel hangt af van
de inventiviteit en de energie van de schrijver. Dat is een muur waar
je tegen op ziet. Ik snap dus volkomen dat hij het niet ziet zitten
om zijn eigen uitgever en marketingbureau te spelen.
Deze charmante man had overigens 8.000
boeken gelezen in zijn leven. En ik geloof hem op zijn woord. Hij
heeft gewerkt als crisismanager, maar hij had altijd een boek bij
zich op zijn vele reizen. Zoals hij spreekt over boeken, dat doet
geen enkele recensent hem na. Zijn vrouw vond zijn schrijfambities
helemaal niets. En bekeek mij, zijn redacteur, als een huis-aan-huis
stofzuigerverkoper, die ook de begrafenis regelt als de stofzuiger
eenmaal ontploft is. Telkens het woord 'boek' viel, trok ze haar neus
op alsof het om een haarbal in een verstopte douche ging.
Waarschijnlijk schrijft hij daarom
niet meer. Hij schreef zijn historische turf 'toen mijn echtgenote
zwaar ziek' was. Dat is het allerbelangrijkste dat een schrijver of
schrijfster in huis moet hebben: een liefhebbende partner die
vierkant achter je schrijfambities staat. Je partner moet je eerste
fan zijn.
Die raad heb ik hem niet gegeven. En
waarschijnlijk was dat de beste raad die ik hem had kunnen geven.
Interviews doen is niet: gewoon opschrijven wat ze u zeggen
Schrijverken zijn, is gelijk naar 't
school gaan, alleen kunt ge nooit een diploma halen. In 't beste
geval krijgt ge een boek gepubliceerd of een interview in de gazet.
En er is voor geen een van de twee een vaststaand recept, maar ge
leert al eens iets bij.
Ge moogt, nee, ge moet, schuiven met
de vragen. Ge moet de antwoorden aanvullen, als de antwoorden niet
duidelijk zijn voor de lezer. Als de geïnterviewde dingen zegt dat
niet passen bij uw vraag, dan zet ge een andere vraag in uw
interview. Als de boel te ingewikkeld wordt, zet ge er een kaderke
bij waarin ge den boel versimpelt. Intro's dienen NIET om de
geïnterviewde voor te stellen. In den intro zet ge kort waar ge 't
gaat over hebben, de aanleiding voor het interview en liefst een
straffe stelling van de geïnterviewde, die hij/zij dan gaat staven
in het interview, indien die dat niet doet, moet ge dat zelf doen,
bij voorkeur op basis van eerdere geschriften, youtubevideo's, mails
of Facebookposts van de geïnterviewde. Extracten uit gestolen
dagboeken zijn helaas de grens. Ge moet dus zelf bepalen waar ge met uw interview naar toe wilt. Liefst in samenwerking met de geïnterviewde, maar een geïnterviewde de rode draad van 't interview laten bepalen, is een beetje gelijk kinderen de menu laten samenstellen: alleen hun lievelingseten en nooit iets anders.
Tot nu toe hield ik mij dus redelijk
trouw aan wat de geïnterviewde mij zei. Dat blijkt een tamelijk
stompzinnige aanpak te zijn. Aangezien er altijd een hele boel
onuitgesproken blijft. De geïnterviewde gaat er al eens vanuit dat
gij wel weet wat hij wil zeggen. Maar de lezer niet, voor die moet ge
dus aanvullen. Bon, over mijn soms stompzinnige aanpak van
vertalingen kan ik het later hebben. En gezien ik mijn
stompzinnigheden geregeld op deze blog zwier, zal duidelijk wezen dat
het adres van deze blog in geen geval terug te vinden is in mijn CV.
Pavel Ocepek, lector Sloveens en de
kerel die mij ontdekt heeft, zullen we zeggen. Zijn eerste
schrijfadvies: een schrijver moet sociale zekerheid hebben. Een
dagjob en geen zorgen over geld als hij thuiskomt.
Sinds ik afgestudeerd ben, ben ik nog
geen dag zonder financiële zorgen geweest. Ow, boehoe, denkt u. En
terecht. Maar ik zeg het toch nog eens feitelijk: geen dag zonder
regeltje geschreven en ook nog geen dag zonder geldzorgen. Tenzij
misschien toen ik op de Nederlandse ambassade in Bratislava zat en ik
naar Slowaakse normen flink veel poen pakte. Let wel: naar
Slowaakse normen.
Om echt diep te graven in een roman,
zal het vast wel handig zijn om routine te hebben, een kalme dagjob
of helemaal geen job. Geldzorgen kunnen ook een motor zijn. Tsjechov
schreef om den brode. En als je met je schrijven niks verdient, vind
ik het maar onnozelheid. Zo'n beetje als bloemschikken. Met excuus
aan de mensen die hun leven een totaal andere wending gegeven hebben,
al bloemschikkende.
Op dit moment speelt een documentaire
over Bill Hicks, stand-up comedian. Een betere drinker, dan een
grapjas. Ik vind zijn stem en zijn houding best tof, maar grappig
vind ik hem niet. George Carlin is een pak grappiger en qua sociale
kritiek nog zoveel schroeiender. Wat ze allebei gemeen hebben: ze
zijn er vlam voor gegaan. Ik ben zo'n kunstenaar die het veilig
probeert te spelen. Nu ja, Boon schreef ook bij een krant en schreef
thuis zijn romans. Maar toch. Er zijn van die mensen die hun huis
verkopen, hun job opzeggen en in een caravan gaan zitten schrijven.
Ik niet. Ik vind er ten eerste niks romantisch aan. Ik vind het niet
nodig. En het keelt nog de creativiteit ook, want je maakt geen zak
meer mee.
Chuck Palahniuk schreef 'Fight Club'
terwijl hij als mechanicien werkte. Hij lag te sleutelen onder auto's
en schreef toch nog.
Mijn pa schreef na acht uur op de
fabriek. Dat is geen aanrader. Ten eerste hou je het niet vol. Werken
in een fabriek hou je sowieso niet vol. Schrijven na je acht uur
chain gang in de fabriek, hou je nog minder vol. Ook niet met
'Paperback writer' van The Beatles op de achtergrond. Zelfs
niet op vinyl.
Het moet verbazen dat er zo weinig
grote schrijvers bij de ambtenarij zitten. Goed loon voor weinig
werk. Als je thuis komt, ben je niet moe. En van die grote kantoren
met veel volk bij elkaar dat niets doet en strategieën ontwikkelt om
nog minder te doen, dat moet toch geweldige grond geven voor allerlei
verhalen?
Ik heb nog gewerkt op zo'n ministerie.
Enige man op een hele verdieping met een stuk of vijftien vrouwen
rond mij. Dat soort werk doet beter schrijven dan jezelf opsluiten in
een caravan. 90 procent van de tijd werk je aan collegialiteit, ik
weet nog altijd alles over al hun relaties, echtscheidingen en
kinderen. Toch het gros van veel romans. Ze zijn nog aan het lobbyen
gegaan om mij voor het tijdschrift van het departement financiën te
laten schrijven.
't is niks geworden. Er brak juist een
schandaal los. Heel Aalst en Erembodegem werkte al voor het
ministerie van financiën. Ene Anne-Marie Verdoodt, een liberale uit
Aalst, was zeer liberaal geweest met het verdelen van postjes en had
iedereen die op haar wilde stemmen een job als ambtenaar bezorgd. Ja,
dat brak toen uit, dat schandaal. En deze Aalstenaar schreef dus niet
voor het blad van financiën, maar voor de krant die de
miljonairstaks verdedigt. En ook wel de koopkracht van u en van die
ambtenaren, maar zeker ook van die wild gekke schrijvers die zich
opsluiten in een caravan.
En toch nog 't meest van al, de
koopkracht van die zeldzame arbeider die boven op een koude zolder
zit te typen met zijn pilootvest aan, half gebroken in lijf en leden,
maar de moed er nog inhoudt om een Vlaamse Chuck Palahniuk neer te
zetten. Ik gun het hem van harte. Anne-Marie Verdoodt zal een
schrijvende arbeider geen postje bezorgen. Die heeft geen tijd om
Marie's eetfestijn te helpen organiseren. Die travakt en schrijft,
subversief, want eerlijk.
Dank u Nieuwsblad, om dit schandaal zo
goed getimed uit te werken. Anders had ik nooit die geldzorgen
gekend. En dat is niet goed voor een schrijver, want mensen die lezen
hebben geldzorgen. De rest zit zijn aandelen te tellen.
De volgende Twilight komt niet van uitgeverij Hautekiet
Twilight in
de titel kan je ook vervangen door GOEDE jeugdboeken zoals De
dagboeken van Adrian Mole van Sue Townsend of eender welk boek
van Aidan Chambers, zoals bijvoorbeeld This Is All: The Pillow
Book of Cordelia Kenn.
Een vriendin laat weten dat Hautekiet
geen jeugdboeken meer uitgeeft. Hun jeugdboeken kregen vroeger goede
recensies, maar ze verkochten niet. Een verleidelijke boekcover als
van Twilight heb ik bij Hautekiet nooit gezien. Goeie boeken, zonder
goeie cover, of slechte boeken met goeie cover. Als mijn hoofddoel
verkopen is, weet ik wat kiezen. Mijn vrouw heeft het eerste boek van
Twilight gekocht, puur van de cover. Ze had er nog nooit van
gehoord. En ze had er al zeker geen recensie van gelezen, anders had
ze de cover geprint van internet en het boek laten links liggen.
Ja, als dat hun business strategie was;
hopen dat goeie recensies tot verkoop leiden, dan moet het niemand
verbazen dat ze er nu mee stoppen.
Heeft iemand al ooit eens een knappe
advertentie gezien voor een jeugdboek? Hoeveel jongeren zitten
trouwens recensies van jeugdboeken te lezen voor ze naar de winkel
stappen? Ja, commercials voor blockbusters GEBASEERD op jeugdboeken.
Die hebben ze wel gezien. En dan staan ze in de cinema, maar ook in
de boekhandel.
Knappe advertenties bedenken was een
brug te ver voor Hautekiet. Liever stoppen ze er mee. Had de Coca
Cola Company dat indertijd ook maar gezegd: dit product verkoopt
niet, laat ons dit vooral niet sluw en assertief promoten.
Ik vrees dat Hautekiet met die
beslissing nog niet uit het slop is. In Humo vragen ze Leo De
Haes naar een boek dat het publiek had gemist. Zal ik je mijn
fondslijst meegeven?, vraagt hij. Allemaal dus.
Verder zegt hij: Ik zie mezelf als
een ambachtelijk uitgever, maar merk dat zelfs ík begin te denken:
'Welk boek zou er nu goed verkopen? Bij welke trend moet ik een boek
bedenken? Welke auteur heb ik huis om als een merk te exploiteren?'
Want daar komt het meer en meer op neer: uitgeven als een
marketingprobleem.
Hun marketingprobleem met jeugdboeken
hebben ze alvast finaal uit de wereld geholpen.
Ik hou niet van het woord inspiratie.
Inspiratie bestaat niet. Inspiratie is dat woord dat zegt: de
kunstenaar moet zitten wachten tot de invallen dan ineens komen.
Het woord inspiratie
is uitgevonden door tamzakken, die iets nodig hadden om hun tamheid
goed te praten. Niks op papier gekregen? Sja, de inspiratie wilde
niet komen. Inspiratie is net zo echt als de tandenfee.
Hier is hoe een echte kunstenaar met
inspiratie omgaat. Je doet het rottigste, het moeilijkste, het meest
revolterende dat je als kunstenaar moet doen:
je blijft zitten. Achter dat scherm,
achter dat canvas, voor dat blok marmer. Koppig blijven zitten. Veel moeilijker dan schrijven. En je
gaat niet weg, voor je enkele pagina's verder staat.
Een echte schrijver doet duursport.
John Irving worstelt. Murakami, Biebau en Peynsaert lopen.
Je spreekt er niet over, je klaagt er
niet over, je loopt niet mijmerend rond wachtend op een hemelse
inval. Nee, de hemelse invallen komen als je blijft zitten. En typt.
De schrijfmuze houdt maar van één geluid en dat is luid je
toetsenbord aanslaan.
Guillaume Van Der Stighelen schrijft in
zijn boek 'Maak van je merk een held':
Always offers great protection
throughout your menstrual cycle to help you live life to the
fullest-without interruption. Bij
ons beter bekend als 'dat droog en veilig gevoel'. Dat 'veilig'
gevoel heeft me altijd geïntrigeerd. Worden vrouwen dan toch nog
bedreigd door iets tijdens de maandstonden? Toch is het juist dat
woord dat die lijn zo kleefbaar heeft gemaakt. (...) Ik vraag gewoon
aan vijf vrouwen welke woorden er bij Always
horen en dan zeggen ze zonder uitzondering: 'Voor een droog en veilig
gevoel.' Veilig? Het mysterie van de vrouw.
Heeft Guillaume Van Der Stighelen
eigenlijk ooit eens meer dan een maand intiem samengewoond met een
vrouw? Of zelfs maar eens mogen ronddwalen in de top secret
herinneringen van een vriendin? Ze hebben het allemaal wel al eens
meegemaakt. Meestal in hun pubertijd. Daar kwam plots de rooie
zondvloed. En hun broek zat onder de vlekken. Op de bus van de
schoolreis. Tijdens de turnles. Net tijdens die spreekbeurt. Als man
maak je iets gelijkaardigs normaal nooit mee. Tenzij je sluitspier
het laat afweten. Sommige vrouwen durven nooit nog een witte broek
aan. Anderen vragen je tijdens hun maandstonden om de vijf minuten of
je toch niks ziet verschijnen op de achterkant van hun broek.Tot
vervelens toe, maar dan vooral vervelend voor hen. Constant bang
moeten zijn dat er bloedvlekken op je broek zitten, moet vreselijk
stresserend zijn. Een product dat gagarandeert dat vrouwen altijd
veilig zijn van de schaamte die ze voelen bij zulke
ongelukken, is inderdaad een (super)held.
Gelukkig heeft Guillaume meer verstand
van marketing dan van vrouwen. 'Maak van je merk een held' is
een boek dat best te pruimen valt, ook al staat het vol foutjes. Zo
is de voornaam van Albert Einstein plots Alfred. En meer van dat
soort uitschuivers. Maar dat staat de ontsluiiering van de
marketinggeheimen niet in de weg. En Guillaume schrijft in een stijl
die je nauw betrekt bij de zaak. Behalve als je een vrouw bent en hij
over menstrueren begint. (Ik vermoed instinctief dat Fons Burger het
in zijn boek 'Vrouwen' gratis onderweg naar dit adres,
hoop ik- iets diepgaander over menstrueren zal hebben, net zoals
Philip Roth dat deed in 'the dying animal')
Wel pleit hij om menstruatie uit het
verdomhoekje te halen door er een andere naam aan te geven, in plaats
van die wetenschappelijke benaming voor iets dat nochtans elke maand
heel gewoon gebeurt. Hier in Aalst zeggen wij 'klodden'. Dat moet
hetzelfde zijn als 'brol', dat ik wel eens hoor. Dat is zeker niet
beter. Maar er spreekt tenminste uit dat het niet aangenaam is. Als
we hier in Aalst zeggen: 'ze zit met haar klodden', doen we dat met
een laag empathie. Welopgevoede dames hebben het over 'mijn dagen'.
Ook vreemd. Alsof de andere dagen van de maand 'haar' dagen niet
zijn. Bestaat er een merk van maandverband dat 'my days' heet?
In all fairness, Guillaume is een zeer
succesvolle reclamejongen. Je kan geen succes hebben in marketing
zonder te weten hoe een vrouw in elkaar steekt. Mannen beslissen
misschien welke technische snufjes er in huis komen en welke sjees er
op de oprit staat, maar de andere inkopen doet de vrouw toch meestal
nog. Guillaume snapt dan maandstonden niet, het grootste verschil
tussen man en vrouw heeft hij wel begrepen als hij schrijft:
Onder collega's :: Fons Burger, auteur van 'Vrouwen'
Toen ik nog stand-up comedian was in
het college van Kapelle Op-den-Bos, stond ik eens tussen twee lessen
in te boekgluren in de lokale bibliotheek. Mijn oog viel toen op
'Vrouwen'. Ik had er geen lidkaart, anders was ik er direct mee weg
geweest. De titel. Vijf vrouwen op de cover. Vooral die zwarte in het
midden. Visueel zeer uitgekiend. Veel symmetrie.
De achterflap leest:
Miljonair en levensgenieter Al
Robinson móet een boek schrijven. Zijn hele leven al bestudeert hij
het fenomeen vrouw maar na zijn scheiding ziet hij eindelijk
het licht.
Al ontwikkelt de Theorie Van De Vijf Vrouwen
waarbij hij de vijf belangrijkste eigenschappen die hij in een vrouw
zoekt, verdeelt over meerdere partners. Hij kiest daarvoor een
prostituee, zijn buurvrouw, een journaliste en zijn secretaresse. Tot
hij de wonderschone architecte Maria ontmoet waar hij ernstig op
verliefd wordt.
Tussentijds schrijft Al zijn boek. het is een
roman over een zekere Donald, die in de woelige jaren zestig zijn
seksualiteit ontdekt. Na een strenge opvoeding raakt hij verzeild in
de seksuele revolutie en het opkomend feminisme van de zeventiger en
tachtiger jaren.
In bijbehorende voetnoten onderbouwt
Robinson de verzameling conclusies die hij uit zijn levenslange
veldonderzoek heeft getrokken over de liefde, seks en relaties.
Een persiflage of een spraakmakende omkering van alles wat we over
deze onderwerpen voor zoete koek aannamen.
Fons Burger (1952)
is journalist, muzikant en ondernemer en heeft met vrouwen een
soort everymans boek met diepgang geschreven. Vrouwen geeft
inzicht in mannen. Van de generatie uit de periode van seks, drugs en
Rock & Roll en misschien wel in alle mannen.
Probleem: ik vind het boek nergens.
Niet in de bib van Gent, Aalst, Erembodegem, of Brussel. In geen
enkele Oost-Vlaamse bibliotheek. Het kost bijna 17 euro. Dat is wat
veel voor een chocoschrijver. Als ebook kost het vier euro. Dat valt
reuze mee. Alleen lees ik totaal niet graag hele boeken op een
scherm. En ik heb een hekel aan e-readers. Onder andere, omdat ik
mensen met e-readers op treinen gadesla. Die lezen niet. Die prutsen
met dat ding. En zijn de helft van de tijd bezig om het te vrijwaren
van schade.
Als ik Fons vraag waarom ik het nergens
vind, tenzij in het Engels op Amazon, antwoordt hij:
Dag William. Je kunt het bestellen
in onze winkel www.difshop.nl,
maar bv bij andere internet bookshops. De Engelse versie is iets
gekuist voor de Amerikaanse markt. De Nederlandse is explicieter. Ik
hoop dat je hem leuk vindt en er misschien een recensie over kunt
schrijven. Groet FB
Die vijf vrouwen op de cover. Eigenlijk
moet ik beter weten. Mijn vader zei altijd: 'Hoe herken je een
slechte LP? Als er een halfnaakt wijf op de cover staat. Nooit
kopen.'
Ik schrijf zelf het Vrouwenalfabet.
Ik wil toch graag weten wat de concurrentie er van bakt. De enige
goeie fictieboeken over vrouwen dat ik ooit las, heten 'the dying
animal' van Roth en 'little women' van Alcott. En in dat laatste daar
kwam helemaal geen seks in voor. Schrijven over vrouwen EN seks, de
kans om in onnozele sofporno te vervallen is heel groot. Ik ben
bereid om Fons een kans te geven. Op basis van zijn foto lijkt hij
mij een gezwollen Hollands ego te hebben, maar zo zien al die
schrijvers er tegenwoordig uit.
Straks koop ik mijn eerste e-book.
In die vorm kan het alvast niet
eindigen op de stapel ongelezen erotische romans van Emma Holly
(http://en.wikipedia.org/wiki/Emma_Holly) die op mijn nachtkastje
liggen.
Wel moedig van hem, om meteen al een
recensie te vragen. Schrijver EN zakenman, die Fons. Een combinatie
die niet hoeft te verbazen.
Van kunstenaars die niet tegelijkertijd
zakenmannen of zakenvrouwen zijn, heb je in deze tijd nog nooit
gehoord.
Als de trein aankomt in Erembodegem is
die leeg. Ik ga dan als een gier door de wagons om gedumpte kranten
mee te graaien. Na de muffinman, de nieuwsgier. Eos, Libelle, Dag
Allemaal, De Morgen, De Tijd. Ik vind altijd wel wat. Het is
misschien contradictorisch als journalist, maar ik betaal niet graag
voor nieuws.
De Tijd gaf me laatst zonder blozen
investeringsadvies. (hoewel, hoewel: misschien drukt die krant daarom op roos papier)
De beste investering was:
munitiefabrieken.
Dat raadde een beursanalist, mét foto
erbij, aan in een stukje. Kogels zijn altijd nodig. Het is misschien
fancy om te investeren in een bedrijf dat gevechtsvliegtuigen maakt,
maar 't is toch een gevaarlijke investering. Er zijn al genoeg
vliegtuigen in de wereld. Wat die vliegtuigen wel altijd nodig
hebben, zijn kogels. Want zo'n supersonische draak staat zonder
kogels geheel nutteloos aan de grond. Duur en mooi te wezen.
Een van zijn argumenten: 'De Libische
rebellen vielen tot ieders verbazing veel sneller zonder munitie dan
verwacht.' Kogels zijn altijd nodig en de vraag is enorm. Altijd
groter dan verwacht. Een ideaal product dus: veel vraag naar,
maar niemand beseft dat echt goed, dus worden er altijd te weinig
geproduceerd.
Wie dus heel erg veilige investeringen
wil doen: investeer in munitiebedrijven.
Of je daarna 's nachts nog kan slapen,
is een vraag die je niet hoeft tegen te houden. Met de winst kan je vast en zeker de
beste slaapklinieken ter wereld betalen.
Een jong ventje. Zesde middelbaar. Zijn
moeder, gok ik, naast hem. Hij gebruikt haar als klankbord, zij leent
zich gewillig als klankbord.
Hij: Bier in flessen is slecht.
Getapt bier is beter. Ju*iler valt nog mee. (waarom wil ik die jongen
graag aan een geblinddoekte bierproeftest onderwerpen?)
Hij:
de meesten van mijn vrienden willen bij de politie werken. Gewoon
omdat ze niets anders kunnen bedenken.
Zij:
Met u laten lachen dus. En u laten bespuwen bij betogingen en zo.
Hij:
Ja, met de politie lacht iedereen.
Er
stappen twee flikken op. Het is de dag van de dynastie. Alle politie
spoort naar Brussel-Centraal. De koning zit straks vlakbij, in de
Sint-Michielskathedraal.
Hij:
Mijn maat wil bij de drugsbrigade werken. Gemakkelijk. Er zijn geen
drugs in Roosdaal.
Zij: Ja, er zijn ook geen jongeren
in Roosdaal.
Hij: Jawel, heel veel, maar ze
zitten binnen.
Zij: Er valt daar dan ook niets te
beleven.
Hij:
Ja, Roosdaal. Het hoogste zelfmoordcijfer van Vlaanderen.
(ik
denk: godverdomme, dat kan niet. Dat is Aalst, dat weet iedereen.
Googlen geeft mij ongelijk. Aalst staat niet eens in de top tien. Je
dood drinken geldt kennelijk niet als zelfmoord. Zie voor de zelfmoord top 10:
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=RU3A04HD
)
Hij:
Wacht eens, eigenlijk zijn er wel veel drugs in Roosdaal.
Ik lees ostentatief de Franstalige
Metro, dan laten ze zich goed gaan. Dan denken ze dat ik hen niet
begrijp. Daarna haal ik nog ostentatiever het boek 'Maak van je merk
een held' boven. Het is ook interessant om te zien of het gesprek een
andere kant opgaat, als ze weten dat iemand hen begrijpt. De moeder
houdt mij in de gaten. Ja, ik heb jullie gesprekje gehoord. Ja, ik
zet het nu op mijn blog.
Maar waarom eigenlijk?
Het verbaast mij altijd hoeveel
interesse ik heb in andere mensen. Misschien is dat wel de essentie
van een schrijversroeping: de hele mensenwereld, met al zijn koetjes
en kalfjes, willen vangen, en in één dik boek willen proppen.
Wat steken twee bevriende schrijvers
uit als ze eens een voormiddag besluiten niets te doen en af te
spreken in de groezeligste cafés van Aalst?
Aalst is voor een schrijver, wat
onvruchtbare mergelgrond is voor een wijngaard: hoe harder hij
afziet, hoe beter hij wordt.
Niemand gaat mij geloven, maar de
bevriende schrijfster had de enige gezonde reactie na het verlaten
van Aalst: ze dook meteen haar douche in, veilig in haar huis op de
boerenbuiten.
Wat deden wij op een verloren
dinsdagvoormiddag in het soort cafés waar vanaf 10u 's ochtends het
merendeel van de stamgasten al een pint in de hand heeft en meezingt
met bekende liedjes, maar dan met een geïmproviseerde Aalsterse
tekst?
Waren wij ons leven beu?
Het was trouwens dat café waar ze nog
niet zo lang geleden die homo's in elkaar sloegen. Ja, ja, twee
schrijvers trokken plots de boze wereld in.
Alsof wij twee geteleporteerde pinguïns
waren temidden van een kudde grazende zebra's op de savanne, werden
wij gadegeslagen. Wij zaten daar met pen en papier en wij schreven.
Als een Aalstenaar ziet schrijven, denkt hij 'Boon' en denkt hij
'feminatheek' en denkt hij dus 'tetten' en dan zucht hij en bestelt
nog een pintj (sic). Dus niemand viel ons lastig en enkel minzame
glimlachen vielen ons te beurt.
Wij schreven, onder invloed van enkele
meters aan zelfhulpliteratuur, al onze dromen op en gaven er een
deadline aan. Daarna scheurden wij ritueel een briefke van tien euro
in twee. Kwestie van onze geesten te conditioneren voor een toestand
van overvloed. Van zodra we al die dromen verwezenlijkt hebben,
kleven wij dat biljet terug aaneen en zullen wij dat versturen naar
professor Paul Verhaeghe om hem te bedanken om ons te wijzen op de
kracht van rituelen.
We schreven ook nog al die emoties op
die zo'n blok aan ons been zijn, angst dus, en ook passiviteit en van
die zeer vervelende klassiekers, en we rolden dat op, rond een
muntstuk van 50 cent.
Dan wandelden wij naar De Dender. Een
beetje zoals Raskolnikov uit 'Schuld en Boete', met zijn buit
richting de rivier. Alleen waren wij niet zo onnozel om onze buit
onder een steen te steken, maar smeten we die dus wel zeker in de
Dender. Die zoete zwarte bloedsoep.
Ergens bij de Sint-Anna-brug ligt dus
wat mij al jaren kwelt. Laat ons zeggen sinds 2007. Het waren veel
punten, maar laat ons dat nu maar samenvatten als angst.
Ik kan het iedereen aanraden. Na die
ontlastende worp in de meest deprimerende rivier van België, erger
dan de Chickamauga ('rivier des doods') in Tennessee, wandelden wij
weg alsof we net waterpijp met een kloeke dosis Afghaanse opium
hadden gerookt.
Het was een zwaar afscheid van al die
angst, want nu heb ik geen excuus meer om niets te doen.
De mensen bij de bushalte die wij
passeerden, vermoedden dat wij een zeer plezierig, maar zeer stout,
ondergronds clubje hadden ontdekt.
Een club waar geen angst heerst. Dat
moet de meest decadente, meest hedonistische, maar ook meest gulle,
meest gezellige plek ter wereld zijn. Zo ongeveer het omgekeerde van
een wachtkamer bij de doktoor of een treinwagon in de spits.
Het is vreemd zo zonder angst. Alsof
iemand eindelijk de stop heeft getrokken uit het overvolle zwembad
waar ik met het water aan de lippen in ronddraafde.
Maar dus alvast een tip aan mijn
biograaf: vlakbij de Sint-Anna-brug, timmer een houten bord in de
grond 'hier rust de levensangst van William Paul Peynsaert.' (ja ja,
de zelfde middelnaam als ge weet wel) En laat mensen dan ook hun
angst in die Dender gooien. Die rivier die zoveel miserie heeft
gezien en nog steeds stroomt, die neemt het allemaal van je over,
alsof het niks is, alsof Chipka een eiland is in de Caraïben. En die
geur van Amylum, die hoort er toch echt bij. De geur van veel
arbeidersleed prikt in uw neus, vrij en ongebotteld, en dan weet ge
dat ge dankbaar moogt zijn voor die angst, want er zijn er die
vanbinnen al zo emotioneel dood zijn gestampt, dat ze allang geen
angst meer kunnen voelen. En die verdrinken dan niet die angst en
andere emotionele ballast, maar het enige dat er hen nog rest: hun
gebroken lijf. Die vijftig cent, mag gerust gaan naar een arbeider
die ook op de bodem van die Dender ligt. Voor Charon. Op die andere
rivier. En moge die arbeider aan de overkant van de Styx dan zijn levensgoesting terugvinden, gelijk ik mijn schrijfgoesting, nederig op zijn schouders.
Trein naar Charleroi.
Onuitspreekbare stadsnaam voor Slowaakstaligen.
Zij, ik, een volle wagon, niet te
lokaliseren geur van rotte salami. Iedereen met de mouw voor de neus.
Naast haar: een medemens in het
roos, een strakke broek, een 'raar' (haar ogen) een 'alternatief'
(mijn ogen) kapsel en wat de meeste mensen kwalificeren als
'vrouwelijke' bewegingen.
'Is dat een meisje of een jongen?',
vraagt ze.
'Een jongen', zeg ik, als tamelijk
enthousiaste fan van alles wat androgynie is.
Als wat we als vooral mannelijke
agressie beschouwen de nek omgewrongen wordt in wat we traditioneel
beschouwen als vrouwelijke zachtheid, voel ik mij veilig. Ik vind
macho's een onnodige en saaie verkeersdrempel op de autostrade naar
culturele verruiming.
Mijn vrouw vindt homo's
bedreigender.
Ik snap niet goed waarom en ik wil
dat graag snappen. Mijn vrouw heeft inzake alle andere onderwerpen
een veel fijngevoeliger, veel intuïtiever inzicht dan ik. Dus ik
luister. En sinds ik al eens een keer te snel op de bres sprong om
een minderheid die in opspraak kwam te verdedigen, pas ik wel op,
voor ik mijn mond opentrek.
Ze vindt dat die jongen provoceert.
Ze heeft niks tegen homo's, maar hij loopt te koop met zijn
homoschap. Hij doet dat express, hij wil provoceren. Het is visuele
agressie.
Ik weiger te geloven dat hij dat
doet om te provoceren. Die jongen is gewoon zichzelf en ziet er uit
zoals hij er graag wil uitzien, misschien om andere homo's aan te
trekken, wat mij wel logisch lijkt, maar niet om ons, hetero's, op de
zenuwen te werken. Als hij provoceert met zijn homoschap, provoceer
ik met mijn heteroschap.
Ze is zeker, hij doet het om te
provoceren.
Op dit punt verliezen we de meest
logische oplossing voor dit strijdpunt uit het oog: we kunnen het hem
natuurlijk gewoon vragen. Draagt u roze pulls en scheert u de
zijkanten van uw hoofd kaal om te provoceren?
Niet gedaan, want waarschijnlijk
provoceren wij dan. Dan provoceert hij misschien weer terug. En voor
je 't weet, heb je een treinwagon vol relnichten.
De jongen stapte af met sierlijke
vrouwelijke bewegingen waar hij zich goed leek bij te voelen (mijn
ogen) en met aanstootgevende bewegingen die schreeuwden dat hij homo
was en waar hij zich zelf niet eens goed bij voelde (haar ogen).
We hebben al eens
restaurantpersoneel angstvallig onze tafel zien vermijden met deze
discussie.
Wat haar bijzonder verontrust, zijn
homokoppels die kinderen kunnen adopteren. Ze wil best aannemen dat
homokoppels hun uiterste best doen om een kind goed op te voeden,
maar het hoort gewoon niet. Een kind moet een moeder en een vader
hebben. Als ik zeg dat binnen koppels er altijd een vrouwelijke
partner en een mannelijke partner is. Dat binnen heterokoppels de man
net zo goed de vrouwelijke partner kan zijn, vindt ze dat geen
argument. Moeder. Vader. Duidelijk meetbaar in het toilet. Geen
uitzonderingen.
Als twee homo's verliefd zijn, wil
ze hen zelfs helpen om bij elkaar te kunnen zijn, moest dat recht hun
ontzegd worden. Maar adopteren vindt ze niet kunnen. Daar komen
problemen van.
Ik vind dat veel heterokoppels hun
kinderen wraakroepend slecht behandelen. Dat kinderen van homokoppels
vaak zeer goed af zijn, omdat zo'n koppel een heel erg uitgesproken
kinderwens had. Je adopteert niet per ongeluk een kind, na een fles
wijn te veel.
Ik realiseer me dat we het wel heel
vaak hebben over dit thema. Kinderen van homokoppels die
psychologisch geheel verknipt zouden eindigen en gepest zouden worden
op school.
Ik vraag waarom we het eigenlijk
nooit hebben over kinderen die twaalf uur per dag hard werken in
fabrieken ergens in Azië. Ze moet toch toegeven dat die veel
slechter af zijn en veel talrijker zijn dan kinderen van homokoppels
in het relatief rijke Westen?
Enkele dagen later stuurt ze mij een
lange fotoreportage door van het oorlogsgeweld in Syrië. Een
conflict dat notoir erg is voor de kinderen daar.
Boodschap begrepen. Ja, mijn vrouw
volgt de hele actualiteit en niet alleen een stukje.
Zelf zie ik even later op tv een
hoge Belgische geestelijke verkondigen dat vrouwen geen priester
kunnen worden, omdat dit de fundamentele manvrouweenheid waar de
Bijbel zich op baseert, zou verstoren. De priester (man) trouwt de
mensheid (vrouw). Een vrouw kan dus geen priester worden, want voor
de Kerk kan een vrouw niet met een vrouw trouwen. Waarom de mensheid
precies vrouwelijk is, zei hij niet zo duidelijk. De Kerk laat
mannelijke en vrouwelijk rollen dus duidelijk volstrekt samenvallen
met de anatomische architectuur van onze lichamen. Je kan dus geen
mannentaak op je nemen als je toevallig een kut hebt. De
studiogastheer bleef er tamelijk kalm bij. Al was hij er niet mee
akkoord.
Ik wil in geen geval zelf dogmatisch
de ongebreidelde vrijheid verdedigen, maar toch. De reflex zit diep.
Als een homokoppel dezelfde screening doorloopt als een adopterend
heterokoppel, heb ik er echt totaal niets tegen om hen ook te laten
adopteren. Dan word ik zelfs redelijk woest als men hen dat wil
verbieden.
Het is ook niet fair om eenzijdig
over deze discussie te rapporteren. Dus graag het woord aan mijn
vrouw. Welk onheil verwacht je van adopterende homokoppels? En is dat
onheil dat we bij heterokoppels niet zien? En als kinderen van
homokoppels inderdaad zouden gepest worden op school, is de logische
stap dan adoptie door homo's verbieden of is het logischer om die pesters
te sensibiliseren? Nee, met sensibliseren bedoel ik niet:
hersenspoelen, maar aanvaarding van verschillen, dat A net zo goed
kan zijn als B en beide naast elkaar kunnen bestaan.
Onder collega's :: Jeroen Olyslaegers, ik wil uw branding pikken
U kent hem vast niet. Hij komt niet
vaak op tv en staat in de slechter verkopende kranten. Hij heeft een
oubollig beroep. Hij is schrijver. En niet van kookboeken.Vandaag zag
ik hem met de foto in zo'n achteruit boerende 'kwaliteitskrant' (bij
zo'n krant doen ze er wat langer over om hetzelfde te zeggen en ze
bespreken al eens een boek van een schrijver uit Armenië of een
ander vergeten gat). Ik las twee columns voor hem.
Column lijkt op
colon en dat is niet toevallig, want in columns kakken intelligent
ogende medemensen hun meningkjes uit. Hij schreef over Boon, die
Jeroen. Dat doen ze vaak, die Vlaamsche schrijvers die al eens denken
aan hun arme medemensen. Persoonlijk denk ik ook aan Boon bij
oversekste medemensen waaronder ikzelf. Soit, ik lees die colons van
Jeroen en dacht alweder: ik wil niet kunnen schrijven zoals hij, want
dat kan ik al beter, maar ik wil wel graag zijn:
*branding
*marketingstrategie
*en vooral: de persoon die hem zo
kleedt, zo helemaal schrijverig, een beetje 'camp', een beetje
frivool negentiende-eeuws, maar vooral: schrijverig.
*en als ik echt waanhopig word: zijn
haarkleur.
Daarom ga ik vandaag om de
belangrijkste materiële tool die een schrijver moet hebben om zijn
schrijversschap loeihard te promoten, naast een computer dan:
een bril.
Een grote, opvallende, bij voorkeur
zwarte bril.
De fallus voor de moderne Vlaamsche
schrijver of schrijfster. Alsof je schrijftalent gewoon op je neus
hangt: een bril.
Jeroen staat al zo ver in zijn
schrijverschap dat hij zonder bril op de foto naast zijn colon stond.
Het waren trouwens best goed geschreven colons. Jeroen schrijft zoals
ik, als ik niet veel zin heb om moeite te doen. Waarom ik die
eigenlijk zat te lezen is voor een ander blogpostje. Een blog: het
medium bij uitstek voor de chocoschrijver.
Maar daar kan verandering in komen.
Om 16u ga ik om de zware literaire
artillerie.
Een bril.
Groot. Zwart. Nerdig.
Het soort waar ze je vroeger op de
speelplaats voor in elkaar trapten, nu als visitekaartje van de
Vlaamsche schrijver.
En de Jeroen is nen toffe, zenne. Ik
vind dat schoon hoe zijn branding en marketing in elkaar steken. Ik
lees net het boek 'Maak je van merk een held' van Guillaume Van Der
Stighelen. En Guillaume zal 't zeker met mij eens zijn: die Jeroen
dat is een sterk merk. Als investeerder zou ik geen angst hebben om
te investeren in zijn volgend boek. Zie foto: de Vlaamsche boek
kopende minderheid kwijlt, koopt en zal misschien nog lezen ook. Al
zal dat laatste de portemonnee van de investeerder natuurlijk niet
maken.