Iedereen die de Confederations Cup iets of wat gevolgd heeft was getuige van een wonderbaarlijke verrijzenis. Hoewel de druk groot was wisten de Goddelijke Kanaries het annus horribilis van zich af te schudden met bij wijlen sprankelend voetbal. Regisseur van dienst was wie anders dan Neymar.
De Selecao leek het winnen te zijn verleerd in 2013. De Brazilianen speelden voor de Confederations Cup zes wedstrijden, waar ze er amper één van konden winnen. Dat was in en tegen Bolivië. Tegen Engeland werd begin dit jaar verloren. Tegen Italië, Chili, Rusland en recentelijk nog eens Engeland werd gelijk gespeeld. De druk was dus groot voor aanvang van de Confedereations Cup. Nochtans leefde de hoop van de hele natie opnieuw op toen in november vorig jaar Scolari opnieuw werd aangesteld als bondscoach, die de ontslagen Mano Menezes opvolgde.
Scolari is niet aan zijn proefstuk toe als coach van het Braziliaanse elftal. In 2002 verwierf hij een goddelijk status door de wereldbeker voor een vijfde keer naar Brazilië te halen. Meteen het laatst noemenswaardige wapenfeit van de Brazilianen. Nadien volgde kommer en kwel, met twee keer een vroegtijdige uitschakeling in de kwartfinales van het wereldkampioenschap. Wat Brazilië toen miste was een absolute wereldster, die desnoods de partij in zijn eentje kon openbreken. Een wereldster zoals Ronaldo, die in 2002 de Brazilianen wist te behoeden van een nederlaag tegen de Belgen. Met Neymar beschikt Scolari opnieuw over een wonderkind die de natie opnieuw laat dromen van de hoogste oppergaai.
Ondanks de sociale onrusten in Brazilië is er geen enkel land zo voetbalgek als Brazilië. Een land dat leeft op het ritme van de dribbels van Neymar. Nergens ter wereld wordt voetbal zo intens beleefd. Het land hunkert naar nieuw succes en vooral de schandvlek uit het verleden dient in 2014 voorgoed te worden uitgewist. In 1950 dompelde Uruguay de Brazilianen in collectieve rouw, toen de ministaat uit een quasi kansloze positie alsnog de wereldtitel wist te veroveren in het hol van de leeuw. De winst op Uruguay in de halve finale van de Confed. Cup was al een eerst aanzet terug in het reine te komen met de geschiedenis. Volgend jaar wacht het grote werk.
De motor van de Brazilianen lijkt op het juiste moment te zijn aangeslagen. De transferperikelen rond Neymar mogen voorgoed de kast in. Het godenkind gaat volgend jaar voetballen in het gezelschap van Xavi en Messi. Voortaan hoeven we dus niet meer langs Youtube om te genieten van de toch wel geniaal flitsende Neymar. Of hij nu vanuit stilstand een verdediger moet passeren, of in een vlotte dribbel drie man moet gepasseerd worden. Het lijkt hem weinig moeite te kosten. Neymar dirigeert en bepaalt het spel van Brazilië. Meteen ook de grootste achilleshiel van het team. Hou Neymar in bedwang en je kansen op een overwinning stijgen significant, zoals Uruguay afgelopen bijna week bewees.Wat ook opviel was de fysieke power van Brazilië. David Luiz is een brok graniet en staat symbool voor de herwonnen vechtlust van het nieuwe Brazilië. Dat het publiek deze nieuwe speelstijl wel weet te waarderen bewees een minutenlang saluut van de supporters aan het adres van de Chelsea-speler. Brazilië lijkt klaar om finaal in het reine te komen met zichzelf. Of pakken de Rode Duivels alsnog hun revanche voor de uitschakeling op het WK in 2002? Laat ons maar het nieuwe Uruguay worden en uitgaan van dat tweede scenario.
Bart De Wever moet het ongetwijfeld met lede ogen aanzien. Net op een moment dat de Antwerpse burgemeester zijn masterplan, dat tot een splitsing van het land moet leiden, in een hogere versnelling schakelt, dreigen elf voetballers roet in het eten te gooien. Want laat nu net de federale verkiezingen samenvallen met het WK in Brazilië. En dat zou wel eens een grotere invloed kunnen hebben op het stemgedrag dan velen denken.
Wie er vrijdag bij was in het Koning Boudewijnstadion was waarlijk getuige van een uniek moment. Toen de uitslag van de wedstrijd Kroatië-Schotland op het bord verscheen barstte een heus volksfeest los. Op de tonen van 'Brasil' klonk het al profetisch waar velen van ons volgend jaar hun vakantie zullen doorbrengen. Het was een kippenvelmoment hoe Vlamingen en walen elkaar in de armen vielen (ik spreek uit ondervinding). De taalbarriëre speelde even niet mee, Brussel-Halle-Vilvoorde nog veel minder. En als zelfs ingeweken Belgen, met vlag en drietand in de hand, als vurige tifosi beginnen supporteren mag je toch stellen dat het hier over meer gaat dan voetbal. Voetbal als bindmiddel van een verbrokkelende maatschappij. Het zou een mooie titel zijn voor een thesis van een afstuderende communicatiemanager. Hoe beïnvloedt voetbal, en bij uitbreiding sport, ons doen en laten in het stemhokje? Kandidaten voor deze potentieel interessante eindverhandeling mogen zich persoonlijk tot mij richten.
Ik volg de Rode Duivels al enkele jaren. Jaarlijk volg ik toch gemiddeld een drietal wedstrijden live in het stadion. En ook de trip naar Engeland heb ik meegemaakt. 8.000 Belgen maakten toen de verplaatsing naar het mythische Wembley. De Engelse keken ons verbaasd aan, want hoe kan een verdeeld land als België zich zo eendrachtig presenteren. Voetbal lost geenszins de problemen op, die zich in de loop van jaren hebben opgestapeld tussen Vlaanderen en Wallonië. Al is het meer dan een pleister op de wonde. Een duidelijk signaal dat het misschien toch loont te vechten voor dit prachtige land. Zeg het niet te luid voort op straffe van collocatie, maar in feite zijn we allemaal stiekem trotse Belg.
De Ronde van Californië zet de wielerwereld in rep en roer. Deze keer niet omwille van het geboden spektakel. Gespreksonderwerp nummer 1 in het peloton zijn de mensonterende omstandigheden waarin de renners moeten koersen. Temperaturen van meer dan 45 graden krijgen de renners nu al enkele dagen op rij in hun maag gesplitst.
'Het zijn zotten die werken' zingt Juul Kabaas in een sappig Kempens dialect. Ook coureurs leven van hun sport en vallen onder de categorie werknemer. Uitbuiting van werknemers was tot en met de opkomst van de vakbond in ons land schering en inslag. Werkdagen van meer dan 12 uur vormden daarbij geen uitzondering. Die tijden liggen gelukkig al geruime tijd achter ons, alleen lijkt men in de wielrennerij nog wat achterop te hinken. Renners op pad sturen voor een loodzware bergachtige etappe bij middagtemperaturen van meer dan 45 graden kan bezwaarlijk verantwoord worden als normaal gedrag. Uitgemergelde lijven met witte zweetranden, verspreid over het ganse lichaam. Zo kwamen de meesten over de streep na afloop van de etappe op dinsdag. Dat renners vaak niet lijken te beseffen welke gevaren ze lopen bewijst het verhaal van de jonge Belg Pieter Serry. Serry deed in de dinsdagetappe lange tijd mee voor de overwinning tot op 300 meter van de meet het licht uitging. Serry werd in allerijl opgenomen in het ziekenhuis, maar herinnert zich naar eigen zeggen nog amper iets van het voorval. Dit legt op een pijnlijke manier de vinger op de wonde. Moeten er soms doden vallen voor men bij de UCI inziet dat dit niet valt te verantwoorden? Ik maak hier graag de vergelijking met Andrei Kivilev, die in 1997 noodlottig ten val kwam en aan een ernstig hoofdletsel overleed. Kivilev reed die bewuste dag zonder helm rond. Sindsdien stapt niemand nog een fiets op zonder helm/.
Als actief sporter weet ik wat het is om te presteren bij hoge temperaturen. Het lichaam verteert de inspanning minder goed en het raakt ook veel sneller oververhit. Mijn zus, die vroeger ook actief aan sport deed, heeft op dat vlak een nare ervaring achter de rug. Tijdens een lokale jogging enkele jaren geleden verloor ze even het bewustzijn door de hoog oplopende temperaturen. Het bleek achteraf allemaal wel mee te vallen, maar dit valt eigenlijk amper te vergelijken met wat de renners in Californië moeten doorstaan. Uren aan een stuk zwoegen in een loden zon. Het is weinigen gegeven om in die omstandigheden optimaal te presteren. De UCI zou misschien eens een voorbeeld kunnen nemen aan de internationale atletiekunie IAAF. Zo werd onlangs in extremis de marathon van Tel Aviv afgelast omdat de temperaturen boven de 30 graden uitstegen. Grote stadsmarathons worden voornamelijk vroeg in de ochtend gelopen om de hitte voor te zijn. De marathon van Barcelona, die plaatsvindt einde maart, wordt bijvoorbeeld al voor negen uur op gang geschoten.
Dat de FIFA nu vage plannen heeft om het WK voetbal in Qatar in 2022 in de winter te laten doorgaan hoeft niet te verbazen. Het trauma van Mexico 86 en USA 94 liggen nog vers in het geheugen. De hoge temperaturen kwam het voetbal zeker niet ten goede. Sindsdien wordt vooral in de vooravond of 's avonds gevoetbald, ongeacht op welk werelddeel het tornooi plaatsvindt. Voetballen in Qatar begin juli staat garant voor temperaturen die kunnen uitstijgen boven de 50 graden. Volgens het organisatiecomité achter dit tornooi zou het allemaal zo'n vaart niet lopen en wordt er gewerkt aan een manier om de stadions op wedstrijddagen te koelen met kunstmatige wolken. Dat er hier wordt nagedacht over het lot van de toeschouwers en de spelers is al een hele stap vooruit. Hopelijk worden ze ook bij de UCI tijdig wakker, voor het te laat is.
De twee finalisten voor de CL-finale lijken al na de heenmatch bekend te zijn. Niet Real Madrid en Barcelona zullen op Wembley te bewonderen zijn. De Engelsen mogen zich verwachten aan een Duitse invasie van Bayern-en Dortmund supporters. Het toont eens te meer dat de Bundesliga misschien wel is uitgegroeid tot de sterkste competitie ter wereld.
Stellen dat de Duitse ploegen de macht hebben overgenomen in Europa is misschien overdreven. Daarvoor ligt de miraculeuze verrijzenis van Dortmund tegen Malaga nog te vers in het geheugen. Uiteindelijk gaf niemand nog een cent om de kansen van Dortmund toen Eliseu in het slot van de partij de 1-2 op het bord zette. Een dosis geluk en een gulle grensrechter hield de ploeg uit het Rührgebied op titelkoers. Al had men in Malaga moeten weten dat je nooit klaar bent met Duitsers.
Toch kunnen we gerust stellen dat dit Duitse succes heus geen toevalstreffer meer is. De Bundesliga scheert op ieder vlak hoge toppen. Niet in het minst op financieel vlak. Dankzij een lucratieve deal met Sky Deutschland is het TV-contract volgend seizoen maar liefst 652 miljoen euro waard, een absoluut record voor de Bundesliga. Ter vergelijking de Belgische clubs kunnen bogen op amper 50 miljoen euro. Al hinken de Duitsers nog een eindje achter op de Engelsen. De clubs uit de Premier League mogen de volgende drie jaar maar liefst 3,5 miljard euro verdelen. Al moet er wel bij gezegd worden dat 700 miljoen kon gepuurd worden uit de verkoop van TV-rechten aan overzeese gebieden. Vooral in Azië is het Engelse voetbal aan een serieuze opmars bezig. Niemand die er aan twijfelt dat ook de Bundesliga in de toekomst deze groeimarkten zal aanspreken.
Wat verklaart dan wel het recente Duitse succes op het Europese toneel. Een van de verklaringen is alvast dat de Bundesliga een bijzonder zware en uitdagende competitie is. Zwakke broertjes kent men er nauwelijks. En laat nu net dat het grote probleem zijn van de Primera Division, waar de financiële crisis lelijk huis houdt. Real Madrid en Barcelona bepalen onder hun beiden wie er kampioen wordt. En daarachter schuilt een gigantische kloof. Valencia klampte jaren aan, maar lijkt nu een vogel voor de kat. Door geldgebrek werden de werken aan het nieuwe stadion zelfs stopgezet. Dat Real Madrid en Barcelona de grootste hap nemen uit het TV-contract helpt ploegen als Atletico Madrid of Real Sociedad ook niet echt vooruit. Dan liggen de kaarten in Duitsland toch lichtjes anders. Eerst en vooral hanteren de Duitsers, net zoals bij ons, een bijzonder streng licentiedossier. Duitsers zijn ook net iets strikter als het op het beheren van het budget aankomt. Buitensporige transferbedragen;daar hebben Duitse clubs een broertje aan dood. Dat kan men beamen bij Club Brugge waar Dortmund stevig wist af te pingelen op de vraagprijs van Perisic. Jong aankopen en duur verkopen. Een concept waar veel Duitse clubs ondertussen hun handelsmerk van hebben gemaakt. Al vertrekt er zeker de laatste jaren nog bitter weinig kwaliteit uit de Duitse competitie. Of hoe anders verklaar je de transfer van Götze van Dortmund naar Bayern München. Spelers beseffen beter dan wie ook dat ze zich in het Walhalla van het voetbal bevinden. Wilde men tot voor enkele jaren allemaal naar de Premier League dan is de Bundesliga aan een serieuze opmars bezig. Kevin Debruyne sprak niet voor niets zijn wens uit om definitief te worden overgekocht door een Duitse ploeg. De Bundesliga is hip en zal dat nog wel een tijdje blijven.
Al mag men zeker niet op zijn lauweren gaan rusten in Duitsland. Het feit dat Bayern reeds op 6 speeldagen van het einde de titel mocht vieren is een onrustwekkend signaal Een Beierse overheersing zou funest zijn voor het groeipotentieel van de Bundesliga. Op financieel vlak kan momenteel niemand nog tippen aan Bayern. Sinds het zijn intrek nam in het nieuwe stadion zo'n 8 jaar geleden speelde het elke thuiswedstrijd voor een uitverkocht stadion. Jarenlang verstandig en gericht beleid zorgde voor een oorlogskas van ruim 200 miljoen euro, waarmee het zich komende zomer nog wil versterken. Zeker nu de Uefa de financiële fairplay de volgende jaren op het voorplan plaatst mogen ze in Beieren alvast beginnen dromen van een reeks zeges in de Champions League. Bayern bewijst dat men succesvol kan zijn door het voeren van een verstandig beleid. Een beleid dat ook een groot stuk gebaseerd is op het opleiden van jeugd. Snelheid van uitvoering en wordt gekoppeld aan techniek en een sterk uithoudingsvermogen. Het nieuwe moderne voetbal wordt voorlopig in Duitsland gespeeld.
Ook Dortmund blaakt momenteel van gezondheid. Al heeft de club bijzonder diep gezeten en moest het eerst een gigantisch schuldenberg zien weg te werken, die het opbouwde in de succesvolle periode rond de eeuwwisseling. Dortmund beheerst als geen ander de kracht van de omschakeling en was de voorbije twee jaar ongenaakbaar. Duitse clubs beschikken over hypermoderne stadions dankzij het wereldkampioenschap voetbal in Duitsland in 2006. Dat maakt dat de stadions elk weekend afgeladen vol zitten. Supporters worden er ook beschouwd als supporters en niet als financiële melkkoe, wat vooral in Spanje en het Verenigd Koninkrijk het geval is. De operationele winst die het WK met zich meebrengt werd volledig geïnvesteerd in de jeugdopleiding. Visie en stabiliteit. Meer hebben die Duitsers niet nodig.
Toewijding en discipline: sporters kunnen maar beter beschikken over een gezonde portie hiervan. Iemand die hier geen gebrek aan heeft is Michel Butter. Op 14 april loopt deze Nederlander zijn zesde marathon in Rotterdam. De verpersoonlijking van ambitie, toewijding en wilskracht in een en dezelfde persoon.
We schrijven 2010. Butter is dan nog een veelbelovende jonge afstandsloper die voornamelijk op de 10 kilometer uitkomt. Het Europees kampioenschap atletiek vindt dat jaar plaats in Barcelona. Butter doet er alles aan om de scherpe limiettijd te halen, maar overmand door faalangst en stress faalt Butter. Het is zijn grootste mislukking tot hiertoe. Later zou Butter verklaren dat die tegenslag hem alleen maar sterker heeft gemaakt en het misschien wel het beste was wat hem in zijn carriëre is overkomen. Butter heeft na zijn mislukking de buik vol van pistewedstrijden. Het tactisch steekspel, het fixeren op rondetijden. Hij gaat er allemaal net iets moeizamer mee om dan zijn concurrenten. In samenspraak met zijn trainer verandert Butter drastisch van koers. De golden boy van de Nederlandse atletiek richt zich sindsdien tot de marathon. Een overstap die hij zich tot hiertoe nog niet heeft beklaagd. Butter lijkt nu eindelijk klaar te zijn om zijn naam bij te schrijven in de annalen van de Nederlandse atletiek. Het Nederlands record 2'8'20" zou er zomaar eens aan kunnen geloven.
Zijn debuut op de marathon kwam er in 2011 in Utrecht, een traditioneel snelle marathon. Zijn debuuttijd van 2u16 was veelbelovend, maar de echte doorbraak kwam er pas dit jaar in oktober op de marathon van Amsterdam. Als derde Nederlander dook Butter onder de magische grens van 2u10. Binnen twee weken hoopt Butter uit te komen op een tijd rond de 2u8 minuten. En Butter lijkt meer dan ooit in de vorm van zijn leven te verkeren. Tijdens de CPC loop in Den Haag liep butter een nieuw PR op de halve marathon in 1 uur 2'25" in bijzonder moeilijke (lees koude) omstandigheden. Dat succes komt er niet toevallig en is het resultaat van toewijding en passie. Een passie die hem zelfs over de landsgrenzen heen naar Kenia dreef om er te trainen tussen 's werelds elite op de lange afstand.
Butter is er na zijn mislukking in 2010 alles aan genegen om te slagen in zijn opzet. En daarvoor trok Butter enkele weken op trainingsstage naar Kenia, waar hij op hoogte driemaal daags als een bezetene traint. Tussen wereldtoppers als Emmanuel Mutai, Bernard Kipyogo en Bernard Koech probeert Butter zich staande te houden. Iets wat hem maar gedeeltelijk lukt tijdens de zware en afmattende baantrainingen op de stoffige sintelpiste van ldoret. Helemaal achteraan het groepje bengelt Butter meestal. Wakker ligt hij er niet van. Voor blanke atleten is elke inspanning op hoogte een marteling, iets waar de Kenianen geen last van hebben. Zijn keuze voor Kenia heeft hem naar eigen zeggen ook innerlijke rust gebracht. Hier draait alles rond trainen en rusten of rusten en trainen zo u wil. De ontberingen, amper zuiver water, geen luxe, neemt Butter er met de glimlach bij.
Persoonlijk grijpt dit verhaal me wel bij de keel. Langs de ene kant is het voor een stuk meelijwekkend. Waarom zou je jezelf zo pijnigen en zoveel opofferen voor één wedstrijd? Langs de andere kant kan ik enkel tonnen respect opbrengen voor de ingesteldheid van Butter. Sportman in elke vezel van zijn lichaam.
Perceptie: Of de manier waarop je tegen de dingen aankijkt. Het is overal aanwezig in het leven. Vaak subtiel zonder dat we het zelf beseffen. Bijvoorbeel als we weer eens een of ander vooroordeel van onder het stof halen over bepaalde minderheidsgroepen. We beseffen het vaak niet maar perceptie en sport gaan hand in hand. Een scherpe tackle van Gillet of Witsel kan bijvoorbeeld heel het land in rep en roer zetten. En ook de prestaties van onze Rode Duivels zijn onderhevig aan perceptie. Een perceptie die evenwel doorslaat naar blinde idolatrie.
De teneur van dit stuk is niet per definitie gericht tegen het enthousiasme van de Belgische fans. Zij dansen de polonaise na jaren gevuld met hoop en mislukking. Steeds gevoed door de mathematische zekerheid dat er ons misschien nog een klein kansje rest op kwalificatie. De geringste misstap van de concurrenten was vaak voldoende om de hoop bij pers en publieke opinie weer aan te wakkeren. Bosnië, Kroatië, Servië, Turkije, Portugal, Spanje en Duitsland boorden stuk voor stuk de droom van een hele natie de grond in. Sinds de knappe prestatie van de Belgische beloften op de Spelen in Peking groeide stilaan opnieuw het geloof in meer. Witsel, Debruyne, Fellaini, Hazard, Dembele, Courtois, Kompany... ontwikkelden zich in sneltreinvaart en kunnen sinds kort bogen op ervaring in Premier League, Bundesliga of La Liga. Tal van Duivels sleepten individuele prijzen in de wacht die het zelfvertrouwen een sterke boost gaven. Mirallas werd uitgeroepen tot speler van het jaar in Griekenland vorig jaar, Courtois werd bedolven onder de individuele bekroningen en Kompany kon pronken met de titel van ''Player of the Year' in Engeland. Die bewustwording heeft zich nu eindelijk doorgezet naar de nationale ploeg. Faalangst heeft plaats gemaakt voor een gezonde portie zelfvertrouwen en nederigheid voor ambitie.
Het tweeluik tegen Macedonië is een prima bewijs van dat herwonnen zelfbewustzijn. In een niet zo ver verleden zouden deze beide wedstrijden misschien maar twee punten hebben opgeleverd. Twee klasseflitsen van Hazard en enkele prima saves van Courtois waren voldoende om deze lilliputter in het internationale voetbal opzij te zetten. Toch was het Opvallend hoe weinig kritische geluiden er achteraf waar te nemen vielen. Journalisten waren het erover eens dat de prestatie ondermaats was, maar waren al lang blij dat er geen schade werd opgelopen. Hallo neutraliteit, iemand? Het zou geen waar geweest zijn in pakweg Nederland. Nederlanders kloppen zich pas fier op de borst als met wervelend voetbal een tegenstander van formaat wordt weggespeeld. Daar hoort Macedonië nog net niet bij. Toen Oranje de finale van het WK haalde in 2010 klonk het in de voorbeschouwing nogal bitter dat het voetbal eigenlijk op niets trok. Tussen al die Oranjegekte door was er nog steeds plaats voor een kritische noot. Nederland speelde de finale, maar veel plezier beleefden analisten er niet aan. Er werd doorgeboomd over een falende Van Persie, Robben die zich toch weer niet volledig heeft kunnen doorzetten. Zo zou het a priori altijd moeten zijn.
De slinger slaat in België te veel door in de richting van blinde idolatrie, en dat moeten we zeker zien te vermijden. We mogen, moeten enthousiast zijn met deze fantastische lichting voetballers, maar zowel publieke opinie als de media dienen hun scherpte te blijven bewaren. Bij deze dan ook hoogdringend een oproep om iets kritischer naar de matchen van de Rode Duivels te kijken. Of ben ik de enige die zich letterlijk bekocht voelde dinsdag in het stadion na afloop van de wedstrijd. Grote woorden vooraf, maar die werden niet gecompenseerd met diezelfde dadendrang. Na uw persoonlijke diepteanalyse van de match tegen Servië weerhoudt niets u ervan om nog steeds de polonaise te dansen, als u er dan nog het nut van inziet tenminste.
Sommigen beweren dat je jezelf pas atleet mag noemen nadat je met succes een marathon hebt betwist. Misschien een beetje overdreven, maar de uitdaging was er niet minder om. Plaats delict was Treviso nabij Venetië. Prachtig weer, een ontieglijk lange sliert enthousiaste Italiaanse toeschouwers, een fabelachtig decor en de sportieve uitdaging maakten van dit alles een prachtige belevenis.
Hoe voltooi ik met succes een eerste marathon? Er zijn encyclopedieën vol over geschreven, maar niemand is er tot nu toe in geslaagd een geheim recept te ontdekken dat op iedereen van toepassing is. Welke training dien ik te volgen, welk voedsel neem ik tot mij voor tijdens en na ?. Het blijft voor de meesten nattevingerwerk bij hun eerste kennismaking met de klassieke afstand. Ook voor mij, al kon ik teren op de wijze raad van mijn trainer.
Iedereen heeft wel één of ander motief om ooit in zijn leven een marathon te lopen. Uiteindelijk is ook 99,8 procent van de bevolking daartoe in staat. Sommige motieven zijn eerder banaal. Een verloren weddenschap of een bak bier als inzet. Nog een mogelijkheid: het virus dat je heden ten dage een marathon moet gelopen hebben heeft ook jou te pakken gekregen. Of er kunnen medische of gezondheidsaspecten meespelen, waarbij het voltooien van de marathon slechts onderdeel is van een hoger doel, nl een gezonder leven. Of misschien streef je wel een nobel doel na en wil je geld inzamelen voor een goed doel. En sommige mensen houden gewoon van een leuke uitdaging op tijd en stond. Ik reken mezelf voornamelijk tot de laatste categorie en misschien ook een heel klein beetje tot de tweede.
Voor mezelf had ik uitgemaakt dit louter als een leuke sportieve uitdaging op te vatten. Een tijd had ik daarbij niet in gedachten. Uiteindelijk weet je pas achteraf wat 42 km en 195 meter met je lichaam doet. Die 42,195 km zou ik lopen tussen startplaats Vittorio Veneto, waarna de finish in het historische centrum van Treviso lag. Deze marathon werd overigens gelopen volgens een uniek concept. Om de tiende verjaardag van de marathon extra luister bij te zetten konden deelnemers vertrekken vanuit 3 verschillende startplaatsen. Na ongeveer 23 km zou iedereen dan samen komen. Leuk bedacht en ik koos uiteindelijk lukraak voor Vitorio Veneto. Een schilderachtig plaatsje aan de voet van de Alpen. De marathon zou van start gaan op zondag 3 maart om 9:45. Het vervoer naar de start was al even origineel als de formule volgens dewelke deze marathon betwist zou worden. Een gammel treintje stond in voor het transport van veel te veel mensen. Mijn opstapplaats was Mestre, een voorstadje van Venetië. Dat ik uitgerekend daar mijn hotel had geboekt bleek achteraf een zege te zijn. Mestre was één van de eerste haltes op de route, waardoor ik een van de schaarse zitplaatsen kon bemachtigen. Al de rest had minder geluk en kon 1 uur en 10 minuten rechtstaan. In de schaduw van een Alpenreus gooide het ijzeren gevaarte omstreeks 5 over 8 zijn ballast overboord. Een snelle profielschets van het deelnemersveld was niet zo heel moeilijk. Het archetype van een deelnemer aan deze marathon was mannelijk en pakweg tussen de 37 en 55 jaar oud. Daar stond ik dan als broekie temidden van al die ervaring.
Mijn reis verliep vlekkeloos al had ik één ding over het hoofd gezien. We moesten onze spullen al om kwart voor negen inleveren aan de vrachtwagens. Daar stond ik dan in korte broek en singlet in de schaduw van een berg. Echt warm krijg je het daar niet van. Mijn gebrek aan ervaring en onwetendheid werd ruimschoots gecompenseerd door mijn sluwe concurrenten. Wegwerpoveralls werden massaal tevoorschijn getoverd en ook vuilniszakken deden dienst als bodywarmer. Gaf wel een raar effect als je zo een groepje in wegwerpoveralls ziet passeren. Het leek wel een scene uit Star Wars of iets dergelijks. Als nieuweling mocht ik plaatsnemen in het vierde startvak. Dat leek me dan weer net iets te druk en ik slaagde erin te ontsnappen aan het alziende oog van de veel te strenge waarnemers, die er met een arendsblik de boel in de gaten hielden, en zodoende kon ik 1 vak opschuiven. Mijn lichaam was ondertussen toch tamelijk verkleumd en ik kon niet snel genoeg van start gaan. De planning hield in dat ik zou starten tegen 4 minuten per kilometer. Iets waar ik me vakkundig aan hield in het begin. Omdat ik redelijk ver gestart was leken mijn eerste 2 kilometers meer op een reuzeslalom. Na drie kilometer passeerde ik al deelnemers waarbij de tong letterlijk op de grond hing. Het maakte mij er eens te meer attent op mij strikt aan het schema te houden. Een klap van de man met de hamer zou mij niet overkomen was ik zelfverzekerd.
Het parcours van deze marathon stelt in se niet zo heel veel voor. Er werden voornamelijk lange brede rechte wegen aangedaan die het zeker niet onaangenaam lopen maakten. De lange enthousiaste sliert toeschouwers langs de kant van de weg was een fikse opsteker. Natuurlijk speelde het weer ook een belangrijke rol. Een stralend zonnetje en geen wolkje aan de hemel, meer is er in Italië niet nodig om mensen het huis uit te krijgen. Ik betrapte mezelf er soms op even te versnellen wanneer er veel volk langs de weg stond, om daarna terug in de remmen te duiken. De organisatie voorzag elke vijf kilometer een drankpost, waar ik gretig gebruik van maakte. Telkens bleef er van mijn halfliterflesje niet veel meer over. Na tien kilometer was het tijd om het eerste gelletje boven te halen. Tussendoor nam ik om de vier kilometer speciale pilletjes die krampvorming verderop in de wedstrijd moesten tegengaan. Het was vaak sukkelen geblazen, op het komische af volgens mij. Na tien kilometer kwam ik door in 40'30" of een half minuutje trager dan het schema voorop gesteld had, maar het bracht me niet van de wijs. 95 procent van de deelnemers kiest ervoor om zoveel mogelijk in groep te lopen en het tempo af te stellen op het groepje waarin gelopen wordt.Zeker omdat er de hele tijd licht wind op kop stond. Zelf heb ik praktisch 90 procent van de tijd alleen gelopen op het vooropgestelde tempo. Als ik dan al eens in een groepje belandde zat ik in no time op kop te sleuren. Ik passeerde de tien kilometer als 87 ste op een totaal van 2504 deelnemers.
We liepen voornamelijk door open vlaktes met links en rechts van ons uitlopers van de Alpen, waar op het uiterste topje nog een heel klein beetje sneeuw lag. Hoeveel keer ik links en rechts heb gekeken om een glimp op te vangen van dat prachtige decor kan ik niet zeggen, maar toch vrij regelmatig. De kilometers smolten weg als sneeuw voor de zon. Zeker het gedeelte tussen kilometer 10 en het punt aan de halve marathon ging naar mijn gevoel bijzonder snel vooruit. Ik bleef nog steeds keurig fladderen rond de 4 minuten per kilometer. Elke keer was het weer angstig naar de klok kijken of ik geen tekenen van verval begon te vertonen. Die waren er niet en ik probeerde in een zo vlot mogelijke stijl te lopen. Na 21,097 kwam ik door in 1:24'37". Nog altijd iets onder het schema, maar het feit dat ik geen verval toonde sterkte me in de overtuiging dat dit tempo best vol te houden was. Links en rechts van mij zag naderen ik vaak zwoegende atleten die krampachtig aan hun tempo probeerden vast te houden. Ik begon ook steeds meer en meer mensen in te halen. Telkens ik iemand passeerde steeg het moraal lichtjes. Na kilometer 24 besloot ik dat het stilaan welletjes was geweest. Voor de eerste keer kwam ik uit mijn comfortabele sofa en besloot lichtjes te gaan versnellen. Ik bracht het tempo zonder veel problemen naar 3'50 a 3'55". Vanaf dat moment besefte ik meteen dat dit een begenadigd dagje zou worden. De benen voelden nog steeds geweldig aan. Ik bleef stelselmatig versnellen. Uiteindelijk lag op 3'40" de grens. Met het naderen van Treviso werd het ineens een pak drukker voor mij. In een bestek van een drietal kilometer wist ik ongeveer twintig atleten op te rapen. Bij kilometerpaal 37 kreeg ik het voor het eerst lastig. Het ging vanaf dan ook gestaag bergop waardoor het tempo stokte. Maar de laatste drie kilometer trad het verval wel vrij heftig in. Het tempo zakte opnieuw naar 3'55" en ik moest nu echt op de tanden bijten. De passage over de kasseien in hartje Treviso werd een echte lijdensweg. Voor mij zag ik nog een atleet opduiken in de laatste kilometer. Maar de fysieke en mentale kracht ontbraken om me daar op te focussen. Kleine smalle straatjes, enge bochten en enkele stukken stevig bergop maakten het er ons ook niet makkelijker op. Ik passeerde uiteindelijk als 35 ste de finishlijn in 2:46'44" en was daarmee uiteraard meer dan tevreden.
Voor herhaling vatbaar? Zeker en vast, maar dan toch niet de eerste 363 dagen.... Misschien dat ik de uitdaging volgend jaar nog eens aanga, maar ik maak er dan opnieuw geen doel van. Al bij al was het een prachtige ervaring en dito reis.
Rondje 30 hoog of rondje 31 laag. Het was even onwennig met de ogen knipperen toen ik gisteren( zondag 17 feb red.)kennis maakte met de terminologie in de schaatswereld. Die aangewakkerde interesse heeft alles te maken met de knappe prestaties van onze landgenoot Bart Swings op het WK Allround in Noorwegen. Swings pakte zowaar brons. Een unicum voor ons land.
Schaatsen is in Nederland wat het veldrijden voor Vlaanderen is. Er valt dan ook goed geld te verdienen in de schaatssport boven de Moerdijk. Ook hier kunnen we de vergelijking met het veldrijden doortrekken. In Vlaanderen zijn een vijftal teams op professionele basis met het veldrijden bezig en staan er tig projecten in de stijgers. In Nederland regeert de TVM-ploeg al jaar en dag het schaatsen. Met Sven Kramer heeft het dan ook de beste schaatser op de lange baan in de rangen. Kramer is god in Nederland. Een griepje of een kleine blessure van de man en het land staat in rep en roer. Laat het nu net die Nederlandse trots zijn die Bart Swings het vuur aan de schenen wist te leggen. Op de afsluitende 10km van het WK allround eindigde de bedeesde Belg op amper 5 hondersten van dit instituut. Het toont de klasse van Bart Swings, van oorsprong een skeeleraar.
Swings is nu een drietal jaar actief in het schaatsen. De progressie die hij maakte is opmerkelijk. Hoewel het skeeleren aanleunt tegen het schaatsen heeft Swings het vooral op technisch vlak nog bijzonder lastig. Een euvel waar coach Bart Veldkamp hem al een deel in bijgestuurd heeft. Bart ontdekt het schaatsen al spelenderwijs en staat qua omkadering ten opzichte van Kramer nog nergens. Kramer's team draait op een budget van meer dan 2 miljoen euro. Het budget van Swings valt daarbij in het niets. Tot vorig jaar stond dit übertalent nog grotendeels zelf in voor de gemaakte kosten. Daar kwam sinds vorig jaar (terecht) verandering en geniet hij nu van een bescheiden tussenkomst van Bloso in de kosten.
Persoonlijk volg ik Swings al vanaf het moment dat hij zijn eerste pasjes zette in de schaatswereld ruim drie jaar geleden. Ik weet nog dat ik het bijzonder moedig vond dat hij zich op die manier letterlijk op glad ijs begaf. De bagage die Swings opdeed in het skeeleren lijkt nu van goudwaarde te zijn. De alternatieve trainingen die Swings gedurende al die jaren deed lijken ook de ijsbaan zijn vruchten af te werpen. Zo gaat Swings nog elke zondag naar zijn skeelerclub, waar hij zelf training geeft en zich amuseert met de skeelers in een klein achterafzaaltje. Een profbestaan is voorlopig nog niet weggelegd voor Swings. Al wil hij dat vooral zelf niet en concentreert hij zich op zijn studies. Het toont meteen zijn nuchterheid. De voorbereidingen op het WK allround bracht hij dan ook voor een groot gedeelte door achter de studieboeken. Het maakt zijn prestatie des te opmerkelijker. De Nederlanders zijn alvast helemaal weg van die gekke Belg uit het skeeleren.
Maar hoe kan het in hemelsnaam dat iemand die nog maar twee jaar op de schaatsen staat zo snel komt aanleunen bij de wereldtop? Ook hier gaat de vergelijking met het veldrijden op. Hoewel schaatsen mondiaal een stuk verder staat dan het veldrijden leidt ook deze sport aan bloedarmoede. Zo was Noorwegen tot voor kort wereldtop in het schaatsen en was het er een van de belangrijkste wintersporten. Het voorbije decennium kende het langlaufen en biathlon er een steile opmars. Schaatsers met potentieel stapten massaal over waardoor Noorwegen een tijd verstoken bleef van iternationale successen. Al komt daar de laatste jaren opnieuw verandering in met de prestaties van Bokko, de eeuwige tweede achter Kramer, en de jonge Pedersen. De randvoorwaarden die vervuld dienen te worden spreken dan ook niet in het voordeel van deze sport. Een schaatsbaan met olympische afmetingen kost een fortuin. Om een idee te geven. Nederland heeft er een in Eindhoven, in Groningen, een overdekt in Enschede en natuurlijk het wereldbefaamde Thialf in Heerenveen. In België zijn die faciliteiten onbestaande. Wie wil gaan hardlopen heeft daar buiten een paar loopschoenen niet veel voor nodig. Dat maakt dat de concurrentie bij pakweg atletiek een pak hoger ligt. Bij het schaatsen ligt dat heel anders. Het plaatst de prestaties van Swings in een zeker perspectief. Maar we moeten er niet flauw over doen. Wat Swings in Noorwegen liet zien was pure klasse. De Sportman van het Jaar is wat mij betreft al bekend. Het zou meteen een geweldige boost betekenen voor de schaatssport in ons land. De bouwplannen voor een ijsstadion mogen wat mij betreft gerust worden ingediend. Misschien eens een telefoontje plegen met Bart Verhaeghe?
Hoewel ik op deze blog niet vaak afdaal naar mijn eigen privéleven toch even dit. Jeugdigheid gaat vaak gepaard met een ongebreideld enthousiasme, soms op het naïeve af. Mijn wildste jaren (al zijn ze bij mij nooit heel wild geweest) ben ik ondertussen wel ontgroeid. Toch zijn er zo van die momenten dat ik overvallen wordt door een impulsieve reflex. Binnen dit en drie weken sta ik bijvoorbeeld aan de start van mijn eerste marathon in Treviso, die onooglijke voorstad van Venetië. Al is het iets wat ik al geruime tijd wil ondernemen, toch besliste ik in een impuls effectief de uitdaging aan te gaan. Wie me kent zal ondertussen wel weten dat atletiek een echte passie is geworden. Niets zaliger dan afzien op training in de wetenschap dat je er alleen maar beter door wordt. Zeker in de laatste twee jaar merk ik opnieuw progressie, nadat ik lang ben blijven hangen op hetzelfde niveau en geen progressie meer maakte. Maar progressie kan je ook maken door nieuwe uitdagingen aan te gaan. Vandaar dus ook mijn idee om deze marathon te lopen. Uitlopen zal wel lukken zonder problemen. Ik heb mezelf voorgenomen zonder verwachtingen af te reizen naar Italië. Een eerste marathon is toch altijd een stap in het onbekende, maar dat wil niet zeggen dat ik niet ambitieus ben. Ik zal er alles aan doen om met een goede tijd huiswaarts te keren. Ik wil niet finishen met het gedacht, dju ik kon precies nog sneller.
Bij een debuut op de marathon hoort ook een gedegen voorbereiding en ontzettend veel lange duurlopen. In het begin teerde ik daarbij nog voor een groot gedeelte op mijn basisconditie. Die was best OK. En de overschakeling van het zomer- naar het winterseizoen gaat sowieso gepaard met een pak meer kilometers. In se dus een ideaal moment om dit idee vorm te geven. Met nog minder dan drie weken te gaan kan ik zeggen dat de conditie gewoon super is. Ik had van mezelf nooit gedacht de zware duurlopen zo makkelijk te verteren. Haatte ik vroeger duurlopen van meer dan 10 kilometer dan is dat anno 2013 al een heel pak minder. Al blijft het vooral op mentaal vlak bijzonder zwaar u telkens te moeten opladen voor een duurloop van 20, 24, 26 of 30 kilometer. Wanneer ik in Treviso de finish overschrijd is daar dus bijzonder veel voorbereiding aan te pas gekomen. De weg naar je doel is vaak leuker dan het uiteindelijke resultaat. Wie weet zal ik binnen dit en een paar maanden het voorbereidende werk wel missen. Weken van meer dan 100 km vormen daarbij geen uitzondering. Belastend voor lichaam en geest, maar het gebeurde steeds met de glimlach. De basisconditie is nu meer dan ok. De fundamenten voor een goed zomerseizoen op de piste zijn bij deze gelegd, al zal ik opnieuw aan mijn snelheid moeten werken. Uiteraard kunnen jullie op deze blog terecht voor een uitgebreid verslag.
Christian Benteke groeide de laatste maanden uit tot een van de smaakmakers bij Aston Villa, dat nochtans vecht om te overleven. Hij presteerde zo goed dat zelfs Manchester City en Tottenham aan zijn deur komen kloppen. Toch gek welke bokkesprongen een carriëre kan maken. Van slungelige schlemiel tot wereldster.
Een aantal jaar geleden had ik geen cent gegeven om de carriëre van Benteke. Zeker geen slechte spits voor de Belgische velden, maar Premier League materiaal had ik er in de verste verte niet in gezien. Niet bij Kortrijk, zeker niet bij Mechelen. Het is pas in Genkse loondienst dat de V8-motor van Benteke is beginnen ronken. Met dank aan de geniale flitsen van Debruyne.
Dat Benteke uitgerekend bij Genk zou doorbreken mag gerust als merkwaardig worden bestempeld. De jonge Benteke debuteerde in 2008 met Genk in de eerste klasse, maar kreeg amper speelkansen. Standard was er als de kippen bij om hem in 2009 een echte kans te geven. Wederom faalde Benteke. Toch bleven de Rouches geloven in het talent van deze bonkige aanvaller. Benteke kwam op huurbasis in Kortrijk terecht en speelde een meer dan degelijk seizoen. Met 14 goals was Benteke een van de absolute steunpilaren van KVK. Het jaar erop volgde een uitleenbeurt naar KV Mechelen. Benteke haalde meermaals de banbliksems van de Mechelse aanhang over zich heen door de meest eenvoudige kansen te missen. Een bal voor open goal wist hij meters naast te trappen. Hij toonde slechts flarden van zijn klasse met enkele pareltjes. In 18 optredens voor Mechelen wist Benteke uiteindelijk 6 keer te scoren. Ook de manier waarop Benteke bij Mechelen is beland stemt tot nadenken. Benteke werd simpelweg als pasmunt gebruikt door de Rouches om Aloys Nong naar de Vurige Steden te halen. Wie nu de carriëres van beide spitsen naast elkaar legt trekt ongetwijfeld een vreemde grimas. Nong acteert wisselvallig in het grauwe Bergen, waar hij van trainer Scifo slechts sporadisch mag spelen. Benteke wist gisteren (zaterdag 2 feb) twee keer te scoren tegen Everton.
Uiteindelijk kwam deze ruwe parel bij Genk tot volledige ontbolstering. In Genk werd hij de balvaste, kopbalsterke, atletische en technische spits waar elke club in de Premier League likkebaardend van droomt. Het kan snel gaan, want ook bij de Rode Duivels heeft Benteke nu zijn vaste stek in de ploeg. Benteke speelde op 15 augustus de Nederlandse verdediging op zijn eentje op een hoop. Ook in Servië was hij met een doelpunt belangrijk voor het nationale team. Dat deed hij enkele dagen later nog eens dunnetjes over tegen Schotland. Hopelijk beseft Benteke welk pad hij heeft moeten volgen om aan de top te raken en blijft hij nuchter onder al het succes van de laatste maanden. Benteke is het schoolvoorbeeld dat men nooit mag opgeven in de sport. Dat is het mooie aan het voetbal. De ene dag wordt je uitgehoond door de Mechelse aanhang, de volgende dag ben je de speelbal in een opbod van Engelse topclubs die je absoluut aan hun kern willen toevoegen.
Er is ondertussen al zo veel gezegd en geschreven over de bekentenis van Armstrong dat een blog over dit onderwerp amper een meerwaarde genoemd kan worden. Want geef toe, er zijn zo veel dingen die meer aandacht verdienen dan deze losgeslagen Texaan. De prachtige prestaties van Flipper op de Australian Open om maar iets te noemen. Maar toch wil ik ook voor de laatste keer mijn zegje doen.
Het interview met Oprah Winfrey was op internet voer voor een handvol leuke grappen. Een persiflage van het interview waarbij Armstrongs neus bij elke vraag langer werd was veruit de leukste. De biecht van Armstrong draaide uiteindelijk uit op een flauw mediaspektakel, waarbij allesbehalve het heil van de wielersport centraal stond. Oprah zag haar kans schoon om haar geflopte zender opnieuw onder de aandacht te brengen. En ook de inkomsten uit de reclame die eruit voortvloeiden zullen haar geen windeieren gelegd hebben,30 miljoen dollar naar verluidt. En ja, ook Armstrong kreeg een vrijbrief om zijn blazoen op te poetsen. Lance kon uiteindelijk niet anders dan toegeven. Het interview was dan ook een staaltje damage control van de bovenste plank. Ingegeven en geregiseerd door een heel leger adviseurs en advocaten. Armstrong, slim als hij is, weigerde categoriek namen te noemen. In plaats daarvan boorde hij zichzelf staalhard de grond in. I'm an asshole, i'm a cheater etc. Armstrong trok net iets te gewillig het boetekleed aan in de hoop zijn imago toch dat tikkeltje te kunnen oppoetsen. Een potsierlijk vertoon was het. Mijn maag draaide zich ook spontaan in een driedubbele knoop toen werd opgesomd welke producten er werden gebruikt. EPO: Yes, Testosteron; Yes, Blood transfusion: YES.
Ik streed niet meer of minder dan met gelijke wapens was de teneur van het hele interview. Daar stel ik me persoonlijk wel enkele vragen bij. Armstrong had het onder meer ook over hoe kinderlijk eenvoudig het was om de dopinginstanties te slim af te zijn. Tot voor 2005 waren er volgens Armstrong nauwelijks controles buiten competitie. Het was dus zaak om CLEAN aan de start te komen van de Tour. Doperen gebeurde tijdens de trainingsstage. 1 miljoen dollar spendeerde Armstrong aan doping in al die tijd. Welke coureurs konden dit bedrag spenderen aan doping vraag ik me dan af. Ulrich, Basso? Pevenage, de voormalige mentor van Ulrich, kwam uit de lucht gevallen toen hij het had over de controles buiten competitie. Blijkbaar bevonden Ulrich en Armstrong zich dan toch niet op een 'gelijk speelveld', daar Ulrich door het Duitse anti-dopingagentschap sterk in de gaten werd gehouden. Ook buiten competitie. Blijkbaar hanteert men in the States dus andere normen als het op de bestrijding van doping aankomt.
De bekentenis van Armstrong heeft hopelijk ook ergens zijn goede kanten. Een stap voorwaarts heeft het wielrennen niet gezet met dit interview. Dat had enkel het geval geweest als hij live op antenne het hele netwerk had bloot gelegd en iedereen die er bij betrokken was had genoemd met naam en toenaam. Dat is niet gebeurd. Een gemiste kans. Maar ik maak mij sterk dat de jonge generatie eindelijk zal inzien tot wat doping allemaal kan leiden. Armstrong geeft het namelijk zelf ook toe dat hij nooit de draagwijdte heeft ingeschat van zijn daden. Tot wat dit allemaal kon leiden, welke levens hij heeft verwoest. De puinhoop die hij heeft achter gelaten, de gebroken harten van wielerfans die hij nooit meer kan leiden. Misschien ben ik naïef, maar ik hoop dat de nieuwe generatie twee keer gaat nadenken als een dokter hen de hemel belooft. Amen. En nu over tot de echte orde van de dag. Komaan Kirsten Flipkens.
Terwijl de eersteklassers zich stilaan klaar maken om op buitenlandse stage te trekken is het tijd om de balans op te maken. En dat is deze keer niet zo moeilijk. Een team steekt er met kop en schouders bovenuit, terwijl de outsiders zich stevig roeren bovenaan. En ja, in de provincie Antwerpen ligt er momenteel zwarte sneeuw.
Dat Anderlecht de competitie zou domineren lag in de lijn der verwachtingen. De kampioenenploeg van vorig seizoen werd slechts lichtjes gewijzigd. De bouwstenen waren aanwezig en bouwmeester John Van den Brom is iets heel mooi aan het neerzetten in het Astridpark. De jonge coach bewees zich de afgelopen jaren al in Nederland en stond bijvoorbeeld mede aan de wieg van het succes van Vitesse. De aanpak van Van den Brom mag op zijn minst verfrissend worden genoemd, met continu zes, zeven spelers die vooral aanvallend denken. Een ander succes dat hij op zijn conto mag schrijven is de ontbolstering van youngsters als Praet en Bruno. Hoewel Praet ook vorig seizoen meermaals bewees klaar te zijn voor het eerste werd de jonge Leuvenaar vakkundig in de wachtkamer geplaatst door Jacobs. Hetzelfde geldt overigens voor Bruno.
Gaan we over naar Club Brugge, we zouden er met de huidige gang van zaken gerust een hele blog aan kunnen weiden. Maar laten we dat vooral maar niet doen. Er is al genoeg gezegd en geschreven over het falen van blauw-zwart. Waar liep het fout bij Brugge de afgelopen maanden. Heel simpel, de aanstelling van Georges Leekens was van bij het begin een zwaard van Damocles. De hautaine uitspraken van Leekens na het vertrek bij de nationale ploeg waren alleen maar meer koren op de molen. Het proces Leekens was al gemaakt door media en publieke opinie. Club kon niet anders dan zich te ontdoen van Leekens om de rust te laten weerkeren. Met Garrido lijkt aan het roer lijkt het stilaan opnieuw de goede kant op te gaan. Vice-kampioen zou al heel mooi zijn.
Een andere constante is het falen van de rest van de G5. Gent geeft al een heel seizoen niet thuis en ook Standard is even wisselvallig als ons guur Belgisch winterweer. Gent mag als excuus inroepen het vertrek van tal van sterkhouders als Smolders en El Ghannasy. Het wijzigde daarbij licht zijn koers en koos resoluut voor de jeugd. Bewonderenswaardig al lijken jonkies als Brüls en Van Der Bruggen voorlopig nog niet rijp genoeg om Gent door deze moeilijke periode te loodsen. Voor Gent is het nu vooral zaak om te richten op volgend seizoen. De inhuldiging van het nieuwe stadion zal ongetwijfeld voor een serieuze boost zorgen. Van Gent naar Genk, amper een letter verschil maar bijna een dozijn punten in de rangschikking. Genk speelt attractief voetbal en wist als enige de Belgische eer hoog te houden in Europa. Het heeft met De Ceulaer en Vossen in het team ook iets frivools over zich, en lange tijd werden ze beschouwd als de meest te duchten concurrent van Anderlecht. Duur puntenverlies en een zwakke maand december lijken daar nu lichtjes anders over te gaan beslissen.
Gaan we naar de onderste regionen van in onze competitie. Opvallend, opnieuw hebben de Antwerpse ploegen het moeilijk. Na Westerlo vorig jaar is de kans groot dat Beerschot en/of Lierse zich stilaan zorgen mogen maken. Vooral Beerschot lijkt zwaar ziek. Onder Adri Koster begon het nochtans prima aan de competitie. Na 8 speeldagen prijkte het zelfs nog op plaats 5 in de rangschikking. Gaandeweg verwaterde het spel van de ratten en vooral het uitvallen van Losada was hierin een belangrijke factor. Afwachten of hij het tij kan doen keren na de winterstop. Vooralsnog lijkt Wim De Corte het voordeel van de twijfel te krijgen. Al gelooft vooral de eigen aanhang niet meer in de redding met hem als luitenant aan het roer.
Lierse lijkt een vogel voor de kat te zullen worden. Fans bekritiseerden openlijk de handel en wandel van Wadi Degla binnen Lierse. Iets wat Maged Samy maar matig wist te appreciëren. Hij ging zelfs persoonlijk in de clinch met zijn supporters op facebook. Ongezien in het Belgisch voetbal en een voorzitter onwaardig. Door de crisis in Egypte is het voor Maged moeilijk om aan geld te raken in Lier, wat zich weerspiegelt in het aankoopbeleid van de club. Het beroept zich dan ook vooral op zusterclub Wadi Degla om de redding te verzekeren. Na Westerlo vorig seizoen zullen we naar alle zekerheid dus opnieuw een Antwerpse club verliezen.
Cercle Brugge even buiten beschouwing gelaten kunnen we enkele opvallende vaststellingen doen als we provincie per provincie bekijken. Vooral in West-Vlaanderen lijkt men over een geheim recept te beschikken, want Kortrijk en Waregem beleven hoogdagen. Net zoals Cercle de afgelopen jaren een opvallende rol in onze competitie vertolkte. De Antwerpse club lijken het moeilijk te hebben. Mechelen is een club van net niet en Westerlo kende veel pech afgelopen seizoen.
Hoe zou het ondertussen zijn met de man met het fluitje? Niet goed, zo blijkt. In Nederland werd afgelopen weekend een triest dieptepunt bereikt toen een groep 16-jarigen een scheidsrechter de dood injoegen. Is ons voetbal er werkelijk zo slecht aan toe?
Dat scheidsrechters aangevallen worden door supporters of spelers is niet nieuw. Op Youtube zijn tal van filmpjes te vinden waar de man in het zwart moet rennen voor zijn leven, achternagezeten door een horde op hol geslagen spelers of supporters. We krijgen het vaak mee als een komische voetnoot in het nieuws. Toegegeven, het is best een grappig zicht wanneer zo'n scheidsrechter begint te rennen voor zijn leven. Monteer er nog een leuk muziekje onder en je hebt top entertainment. Maar de realiteit is om minder vrolijk van te worden.
Scheidsrechters nemen al langer dan vandaag de rol van pispaal op zich. Vorig seizoen kregen de scheidsrechters uit eerste klasse nog bakken kritiek over zich heen omwille van hun lamentabele leiding. Er zouden te veel fouten gemaakt worden, die ploegen belangrijke punten kostten. Ook de media gooide zich gewillig op zijn prooi. Hierdoor hebben scheidsrechters meer en meer de perceptie tegen. Het is een strijd die de scheidsrechters niet kunnen winnen. Hoe vaak hoor je wel niet hoe slecht de arbiter vandaag alweer niet was. 'We hadden minstens twee penalty's moeten krijgen en die tackle verdiende zeker een rode kaart.' Kritiek mag en moet zelfs, maar het wordt op den duur geen pretje meer om als scheids telkens weer met verwijten opgezadeld te worden. Als een speler een goede match speelt wordt die al gauw op handen gedragen door het publiek. Fluit een scheids een goede partij dan deed die niet meer dan zijn job. Het is in dit klimaat dat onze scheidsrechters vakwerk moeten afleveren. Il faut le faire.
Bij de voetbalbond lijkt men te zijn wakker geschoten. Een informatiefilmpje moet het belang van de scheidsrechterij aantonen. No wistle, no game is daarbij de leuze. Voor aanvang van elke gespeelde wedstrijd dit weekend wordt er ook nog eens een minuut stilte gevraagd en wordt het probleem opnieuw onder de aandacht geplaatst. Allemaal goed en wel, maar dient het probleem hier niet bij de wortels te worden aangepakt? Al van jongsaf worden spelertjes onder druk gezet om te winnen. Winnen, winnen, winnen, winnen, winnen, lijkt alles waar het om draait in het voetbal. Terwijl spelvreugde zeker bij de jeugd toch voorop zou moeten staan. Spelertjes krijgen een beloning en een schouderklop bij winst en verwijten als ze verliezen. Winnen of verliezen, het maakt voor veel voetballertjes vaak een wereld van verschil. Het is die ingesteldheid die er mee voor zorgde dat een Nederlandse scheidsrechter zijn hobby met zijn leven moest bekopen. Moeten we dan maar meteen alle competities gaan afschaffen? Neen, zeker en vast niet. Net als in het gewone leven moet de jeugd beter leren omgaan met verlies. En net daar is een belangrijke rol weggelegd voor de jeugdtrainers. Als ouder help je je kind ook door het voetbal op jonge leeftijd te relativeren.
Scheidsrechtertje spelen is voor veel jongeren onder ons nog steeds een droom. Ondanks het tekort aan scheidsrechters stromen op 14 a15 jarige leeftijd nog meer dan genoeg jongeren in. Alleen is de uitstroom,nog voor die scheidsrechters de volwassen leeftijd bereiken,gigantisch. Ervaren scheidsrechters, gepakt en gemazeld door jarenlang metier, worden steeds zeldzamer. Als jonge (beïnvloedbare) scheidsrechter moet het allesbehalve tof zijn om uitgemaakt te worden voor het zwart van de straat. Ook in de provinciale reeksen stelt zich een almaar groter probleem. Ver weg van alle mediadrukte en televisiecamera's is de drang om te winnen haast groter dan in eerste nationale. Opgepompt testosteron in combinatie met vette winstpremies werken bij veel voetballers op dat niveau als een rode lap op een stier. En dan durft het wel eens uit de hand te lopen en is de scheids vaak kop van jut. Ik ben vorig seizoen één keer naar een match in provinciale gaan kijken (een streekderby, maar ga hier geen namen noemen . Het was niet netjes wat de scheidsrechter in die wedstrijd toen over zich heen kreeg. Maar ja, kan je het de heren voetballer verwijten. De eer van het dorp staat namelijk op het spel. Het is een feit, scheidsrechters zijn niet meer of niet minder dan het zwarte schaap van de familie. Hoewel ze eigenlijk niets dan respect verdienen.
Nog niet zo lang geleden heb ik hier een stuk geschreven over de jeugdwerking in België, of in het geval van sommige clubs het gebrek eraan. Ik wil die discussie nu opentrekken naar ons teerbeminde buurland Nederland. Een ideaal vergelijkingspunt om ons aan af te toetsen op het gebied van jeugdwerking. Wie geeft nu eigenlijk de jeugd het meeste kans en wie heeft gemiddeld de jongste elftallen? Uw reporter trok op onderzoek uit.
Aanleiding van dit schrijven is de samenvatting van de wedstrijd Ajax-PSV. Een bijzonder jong en fris Ajax nam er de maat van een geroutineerd elftal als PSV. Opvallend in die wedstrijd, het verschil in de gemiddelde leeftijd van beide elftallen. Bij Ajax bedraagt die 21,8 en bij PSV ligt die op 23,7. PSV werd gedurende de hele wedstrijd voor het eigen doel gedrukt en de jonge Fischer, pas 18, bekroonde een fenomenale wedstrijd met een doelpunt en een assist. Ajax bewijst al meerdere decennia dat investeren in de jeugdopleiding de moeite loont. De troepen van coach Frank De Boer tellen maar liefst 18 jonkies onder de 21 jaar in de kern. Veruit het meest van al de topteams in Nederland en België. In België is het verrassend Cercle dat de meeste U21 spelers onder contract heeft staan, 14 in totaal.
Als we beide competities naast elkaar leggen zien we dat Nederland op het vlak van kansen geven aan de jeugd het beste uit de verf komt, hoewel het verschil niet zo groot is als iedereen zou aannemen. In Nederland telt de gemiddelde kern van een Eredivisionist 10 jongeren onder de 21. In België zijn dat er net geen 9, met als negatieve uitschieter Beveren. Daar krijgen amper drie jongeren onder de 21 een kans in het eerste elftal. Het heeft ook veruit de oudste kern van de lage landen met een gemiddelde leeftijd van 26 jaar. In Nederland heeft NAC de oudste kern, gemiddeld 25,3 jaar. In België ligt de gemiddelde leeftijd van een prof op het hoogste niveau op 24,5. In Nederland op 23,8. Al bij al vallen de verschillen dus nog best mee. Opvallende conclusie is dat de ploegen met de minste jonge spelers in Nederland (Roda, Willem2) onderaan geposteerd staan. In België is het iets wisselvalliger op dat gebied. Een ploeg als Cercle met heel veel jeugd staat op de laatste plaats. Daar staat dan weer wel tegenover dat Beveren-Waasland met amper drie jongelingen voorlaatste staat. We kunnen hier dus geen algemene conclusie uit trekken.
In België is Standard met 22,9 gemiddeld de jongste ploeg. In Nederland is die eer weggelegd voor AZ (21,7). AZ telt met Ajax ook het meest aantal spelers onder de 21 in de kern (18). In België is dit verrassend Cercle (14) voor Beerschot en Club Brugge.
Toch mogen we hier enige nuances maken. In Nederland krijgt de jeugd toch iets sneller zijn kans in het eerste elftal. In België vormt de jeugd in de meeste gevallen niet meer dan een opvulsel om aan de wettelijke verplichtingen ivm het aantal homegrown spelers te voldoen. Hoewel ploegen als Lokeren, Genk en Anderlecht hun jeugd ook effectief aan het werk zet in de eerste ploeg. Het ligt ook voor een deel aan de mentaliteit die in Nederland heerst. In België bouwt men toch graag enige voorzichtigheid in, terwijl men je in Nederland gewoon voor de leeuwen gooit als men denkt dat je er klaar voor bent. Dat was zeker en vast het geval met Jetro Willems, die op het afgelopen EK de geblesseerde Pieters moest komen vervangen bij Oranje. Willems had bij zijn debuut op het EK amper een handvol wedstrijden gespeeld met PSV en mocht zich al meteen op het allerhoogste niveau gaan bewijzen. Willems werd meteen ook de jongste speler ooit op een EK met 18 jaar en 83 dagen. De vorige recordhouder was niemand minder dan onze eigen Enze Scifo, die 18 jaar en 115 dagen oud was toen die op het EK van 84 mocht debuteren. Of je er zulke spelers een plezier mee doet is een andere vraag. Voor Scifo pakte de gok goed uit, maar voor Jetro Willems werd het een eerder nare ervaring.
Een maatschappij heeft regels nodig om goed te kunnen functioneren. Wetteloosheid is namelijk de gedroomde omgeving, waarin criminaliteit vrank en vrij kan bloeien. Ook in een voetbalstadion en alles daarrond zijn er restricties nodig. Maar Lierse-voorzitter Maged Samy gaat hierin wel erg ver en lijkt de eigen supporters tegen zich in het harnas te jagen.
"Aan die idiote supporters die het wagen om de Egyptische vlag te beledigen, een welgemeende fuck you". De supporters van Lierse zullen ongetwijfeld twee keer moeten slikken hebben toen ze dit bericht lazen van hun voorzitter Maged. Het is de Egyptenaar duidelijk menens om de 'rotte appels' uit het stadion te bannen. Dat hij hierbij niet aarzelt en letterlijk over lijken gaat is op zich bizar. Supporters hebben namelijk altijd gelijk. Als supporters vinden dat de coach ontslagen moeten worden moet het bestuur daar begrip voor opbrengen en ernaar handelen. Net zoals de klant koning is als hij ergens in een sterrenrestaurant gaat dineren.
Maged Samy richt zijn kruistocht tegen een kleine minderheid supporters, die het wagen openlijk kritiek te uiten over de handel en wandel op het Lisp. Hiervoor daalde Samy zelfs af tot het niveau van de gewone werkmens en trad met hen openlijk in discussie op Facebook. Maged voerde een harde toon en het kwam er in feite op neer dat iedereen die het oneens was met zijn zienswijzen best maar kon oprotten en niet meer welkom was op het Lisp. Op zijn minst vreemde gedragingen van een selfmade man, die in Egypte ondertussen een immens imperium heeft uitgebouwd en dit jaar de kaap van de 500 miljoen euro omzet heeft gerond. Zou een voorzitter daar niet altijd boven moeten staan vraagt een mens zich dan af. Het antwoord is volmondig ja. Door in discussie te treden met de eigen supporters schaadt je in feite het principe van "eendracht maakt macht". Ploegen die succesvol willen zijn kunnen maar beter op één zelfde lijn zitten met hun supporters. Een keer die zich beginnen te roeren is het voor de coach en spelers vaak heel moeilijk om tot resultaten te komen. Vraag maar eens aan Ron Jans hoe die zich voelde toen de supporters van Standard, volledig in het zwart gekleed, een kille anti-sfeer creëerden. Maged Samy zou in feite beter moeten weten. Zeker gezien zijn herkomst. De revolutie in Egypte kwam er ook na een eerder banaal voorval. In het voetbal is alles vergankelijk. Spelers en trainers houden het in het beste geval vijf jaar vol bij eenzelfde club. Zelfs voorzitters lijken steeds meer op handelswaar (de groep rond Verhaeghe) Supporters zijn levenslang verbonden aan de club en verdienen daarom alle respect. Hopelijk is er iemand in Lier die dat aan zijn verstand kan brengen.
Ook mijn eigen club Westerlo is op dat vlak niet echt goed meer bezig. Na de incidenten tegen Antwerp, waar de politie op zijn zachtst gezegd nogal hardhandig uitpakte tegen de eigen supporters, werd het forum van de club meer dan een week gesloten. Naar eigen zeggen om de evaluatiegesprekken rond deze incidenten niet te beïnvloeden. Dat ruikt verdacht veel naar censuur als je het mij vraagt. Je moet dit ook allemaal in de juiste context plaatsen want wat is een mening op een forum, zelfs al is die verfijnd geformuleerd waard. Probleem in dit geval was dat er geen discussie was en de eensluidende conclusie onder de supporters luidde dat de ordediensten de situatie bijzonder slecht hebben ingeschat. De club nam het in eerste instantie nog op voor de supporters, maar waarschijnlijk onder lichte druk van de politiediensten en de burgemeester werd een bericht met excuses aan de supporters vrij snel verwijderd van de website. De club westerlo had hier een statement kunnen maken door het op te nemen voor zijn supporters. Hoe je het ook draait of keer, niets is zo belangrijk voor een voetbalclub als die pipo met sjaal en clubtruitje die desnoods in de regen staat te zingen voor zijn club en zichzelf fier op de borst slaat telkens hij over zijn club begint.
De toekomst is aan de jeugd en die vlieger gaat ook op in het voetbal. De ontbolstering van toptalenten Bruno en Praet bij Anderlecht toont aan dat investeren in jeugdopleiding zijn vruchten afwerpt. Grote afwezige in dit hele verhaal is Club Brugge, en dat werd pijnlijk duidelijk in de topper.
Club Brugge en jeugdopleiding. Een goed huwelijk zal het wellicht nooit worden. Hoewel de club bijzonder actief is in het scouten op jonge leeftijd halen die spelers zelden of nooit het eerste elftal. Weinigen onder ons weten dat bijvoorbeeld Tom De Sutter vier jaar vertoefde in de Brugse jeugdopleiding. De Sutter werd niet goed genoeg bevonden en ging zijn geluk beproeven in derde klasse bij Torhout, alvorens hij via Cercle uiteindelijk bij Anderlecht zou belanden. Een misser die ze zich in Brugge al vaak beklaagd zullen hebben. Een ander voorbeeld is het geval Bart Buysse. Buysse debuteerde in de hoofdmacht van Club op zijn 18de onder Sollied, maar kreeg nooit echt een kans van de Noor. Buysse vertrok naar Waregem en belandde zeven jaar later via een omzwerving bij Twente opnieuw bij Brugge. Club betaalde ruim 1 miljoen euro voor de linksachter. Dat is veel geld voor een eigen jeugdproduct.
Bart Buysse Waar loopt het mis bij Brugge? Goede vraag, waar wellicht ook Verhaeghe het antwoord schuldig moet op blijven.Toch moeten we niet ver zoeken om te weten waar het voor een stuk misloopt. Vorige week raakte bekend dat één van de absolute toptalent uit de opleiding serieus gepest werd. In plaats van acuraat te handelen stond Brugge het pestgedrag oogluikend toe. Het toptalent besloot daarop de opleiding te verlaten en uit te kijken naar een nieuw team. Het mag duidelijk zijn dat het op alle niveaus mangelt bij Club en dat zelfs de basis (lees de jeugd) daaraan niet ontsnapt. Hoewel Verhaeghe het woord visie en vernieuwing te pas en te onpas in de mond nam de afgelopen maanden werd er over de jeugdopleiding met geen woord gerept. Tot vorige week, wanneer duidelijk werd dat Verhaeghe de meerderheid van de aandelen in zijn bezit had en hij logischerwijs zijn visie op de toekomst uit de doeken deed. Brugge zou als laatste topclub werk maken van een jeugdacademie. Een academie die Club naar schatting een slordige 5 miljoen euro zou gaan kosten.
Anderlecht opende vorig seizoen al plechtig zijn nieuwe jeugdacademie in Neerpede. De realisatie van het project ,met een totale kostprijs van 16 miljoen euro, betekende de afgelopen jaren een serieuze hap uit het budget. Waardoor stevig beknibbeld moest worden op inkomende transfers. Maar het uiteindelijke resultaat mag worden gezien. Het complex beschikt over alle faciliteiten waar een jonge voetballer maar van kan dromen. Fitness, zwembad, sauna, vijf voetbalvelden, synthetisch veld en een overdekt veld, het is er allemaal aanwezig. Het Brugse complex zal met andere woorden maar een licht afkooksel worden van wat men in Brussel heeft neergepoot.
Louis-Dreyfus Investeren in de basis, ook in andere delen van België heeft men die boodschap goed begrepen. Standard opende in 2004 zijn Academie Louis-Dreyfus. Het legde de Luikse club geen windeieren, want het heeft zijn twee titels uit 2008 en 2009 voor een stuk te danken aan die uitstekende jeugdopleiding. Witsel, Carcela en Fellaïni hebben allemaal voor een groot stuk hun jeugd doorgebracht in de academie. Iets noordelijker in Genk is men diezelfde weg ingeslagen. Hoewel men er daar voor kiest de spelertjes onder te brengen in pleeggezinnen. De omkadering is net zoals bij Anderlecht en Standard bijna even professioneel als die bij het eerste elftal.
Toch is het niet al rozengeur en manenschijn. Toen City eind vorig seizoen Musonda Junior wist los te weken uit de Anderlechtse opleiding werd pijnlijk duidelijk dat ook de jeugd stilaan verblindt raakt door het grote geld. Geld zou bij de keuze van een opleiding nooit een criteria mogen zijn voor jeugdspelers en hun ouders. Visie en omkadering des te meer. De hang naar goede jeugdcentra is niet enkel op het hoogste niveau merkbaar. Ook in de lagere divisies wordt goed werk geleverd. Zo behoort de jeugdopleiding in Visé tot de betere in België en zet ook Westerlo zich stilaan op de kaart.
Het moet hard aankomen in Brugge om vast te stellen dat broekies (om het op zijn Boskamps te zeggen) je helemaal tureluurs spelen. De doorbraak van Dennis Praet en Bruno is nog maar het topje van de ijsberg voorspelt men in Anderlecht. De laatste jaren hebben ploegen als Genk en Standard op basis van een uitstekende jeugdopleiding titel(s) gewonnen. Anderlecht is goed op weg om hetzelfde te doen. Hopelijk trekt Club hieruit de nodige lessen in plaats van miljoenen te spenderen aan inkomende transfers.
Georges Leekens is niet meer de trainer die hij was voor hij aan zijn avontuur bij Brugge begon. Vastgeroest in het verleden, niet goed genoeg voor een topclub. De teneur in de media liegt er niet om.
Wie tot vorig jaar over Leekens begon had het steeds over een gedreven en bekwaam man. Iemand die op korte termijn een ploeg naar zijn hand kan zetten. Iemand die met bescheiden middelen het maximale rendement haalde. Iemand die zich graag wentelde in de positie van underdog. Iemand die uitblonk in het verzinnen van excuses na een verloren wedstrijd. Iemand die voor zichzelf steeds een fantastisch contract met vele nullen uit de brand kon slepen. Een gladde prater, een gluiperd en een motivator pur sang.Iemand die liefst van al alles naar zijn hand zette en daar in de media te pas en te onpas mee pronkt (KV Kortrijk). Over tactiek en spelinzicht werd meestal met geen woord gerept. Dat was niet aan Georges besteed en dat werd pijnlijk duidelijk telkens Leekens de wedstrijdanalyses maakte voor de camera. Een slechte match werd opeens een goede match en vice versa. Het calimero-gedrag van Leekens werkte op den duur niet enkel gans België op de zenuwen, maar ook de top van Brugge zag in dat dit imagoschade van de club kon leiden.
Naar de buitenwereld toe presenteert Leekens zich als een bekwaam vakman. Iemand die weet waar hij naartoe wil en de weg naar dat succes van tevoren al lang heeft uitgestippeld. Men zou op zijn minst een duidelijk systeem mogen verwachten van iemand met zoveel ervaring.Maar wie de wedstrijden van Brugge de afgelopen maanden onder de loep neemt merkt vooral veel wanorde en slordigheden in het spel. Het was vaak de individuele klasse van iemand als Bacca of Lestienne die Club over de streep hielp. Sprankelend voetbal was er zelden of nooit bij. Bacca speelt momenteel de sterren uit de hemel, maar het duurde enkele speeldagen voor de Colombiaan zijn kans kreeg. Het is overigens niet de eerste keer dat hij moeite heeft met echte talenten. In zijn tijd bij Gent duurde het ook een hele tijd vooraleer Mbark Boussoufa voluit zijn kans kreeg. Iets wat de kleine Marokkaan hem altijd heeft kwalijk genomen. Ook Bart Buysse moest lang op zijn kans wachten, iets wat de supporters van Brugge Leekens bijzonder kwalijk nemen.
Leekens verloor ook veel van zijn geloofwaardigheid door het vele jobhoppen. Geld was daarbij vaak de drijfveer, waardoor velen hem als een echte opportunist beschouwen. Als Leekens zijn woord geeft neem je dit best met een hele grove korrel zout. Lokeren kan er van meespreken. Leekens had het plan opgevat om van Lokeren opnieuw een subtopper te maken. Hij was hier goed op weg tot hij net voor aanvang van het nieuwe seizoen inging op een lucratief aanbod van Al Hilal, om enkele maanden later met hangende pootjes terug te keren naar Kortrijk. Dat hem op zijn beurt moest laten gaan naar de Rode Duivels. Een lange termijn visie is niet besteedt aan Mac the Knife. Misschien weet hij als geen ander wat zijn eigen gebreken zijn en kiest hij het hazenpad nog voor die gebreken zichtbaar worden. Puin ruimen op korte termijn kan Leekens als de beste, maar visie is nu eenmaal niet zijn sterkste kant. Voetballers hebben dat snel door en eenmaal dat laagje vernis verdwenen is heeft Leekens de grootste moeite om een spelersgroep te motiveren met nieuwe prikkels. Iets waar moderne trainers als Bob Peeters en Mario Been bijvoorbeeld veel bedrevener in zijn. Ook de generatiekloof, Leekens is er 63, wordt jaar na jaar groter en speelt niet in zijn voordeel.
Media speculeren nu al druk over het einde van de trainerscarriëre van Leekens. Daar is het nog een beetje te vroeg voor. Leekens heeft zeker zijn kwaliteiten. Op korte termijn kan hij een club uit het slop halen en terug naar de subtop leiden. Voor de top komt Leekens net iets te kort. Dat kwam onder meer tot uiting tijdens zijn passage bij de Rode Duivels. Hij verrichtte daar op korte termijn uitstekend werk en is één van de vaandeldrager van het herwonnen enthousiasme rond onze nationale ploeg. Op sportief vlak liep het allesbehalve vlot. De kwalificatiecampagne voor het EK 2012 was er vooral een van de gemiste kansen. Het gelijkspel tegen Turkije en Oostenrijk zijn daar het beste bewijs van. Hoewel we na Duitsland zonder enige twijfel over het meeste talent in de groep beschikten slaagde Leekens er niet in om al dat verzameld talent om te zetten in resultaten. Voor buitenstaanders blijft het nog altijd een van de grootste mysteries van de afgelopen jaren. Waarom slaagde België er niet in zich te plaatsen voor het EK 2012?
Leekens is een meester in het bespelen van de achterban, maar mist diezelfde overtuigingskracht in een spelersgroep bestaande uit louter vedetten. Leekens rendeert het beste in een omgeving waar de verwachtingen niet al te hooggespannen zijn en hij dus in feite niet kan mislukken. Bij de Rode Duivels kon hij alleen nog maar falen. De faalangst sloeg hem ongetwijfeld om het hart bij de loting voor de voorronde van het WK. Maar dat de druk er bij Brugge niet minder om ging zijn na zeven jaar zonder titel moet toch ook Leekens geweten hebben. Leekens is en blijft het best als hij kan fungeren net onder de radar van de grote verwachtingen. Met zijn transfer naar Brugge tekende hij in feite al op dag 1 zijn doodvonnis. De geleden imagoschade na zijn mislukt avontuur bij Brugge en de Rode Duivels is immens want van zijn goede naam blijft haast niets meer over.
Bij duursporten als wielrennen en atletiek loert de verleiding om prestatiebevorderende middelen te gebruiken om de hoek. Net nu het wielrennen davert op zijn grondvesten duiken ook in de atletiek meer en meer verhalen op van atleten die het niet zo nauw nemen met de ethiek. Enkele maanden geleden werd Mathew Kisorio, een Keniaanse afstandsloper, positief bevonden op het gebruik van anabole steroïden. In de aanloop naar de Spelen testte een half dozijn atleten positief op een variëteit aan dopingproducten. Onrustwekkender is het feit dat eind vorige maand de eerste berichten verschenen over een georganiseerd dopingnetwerk bij de Keniaanse midden- tot lange-afstandslopers.
Het WADA heeft sterke vermoedens dat Keniaanse atleten op een professionele en structurele manier geprepareerd worden met dopingproducten. In ruil dienen deze atleten een deel van hun winstpremies af te staan. Duits journalist Hajo Seppelt zocht enkele maanden naar bewijzen in Kenia, waarbij hij zich uitgaf als makelaar. Zijn conclusies waren onthutsend. Volgens hem is doping voor veel Keniaanse atleten vanzelfsprekend. Het probleem zou zich vooral situreren in de Rift Valley, een populaire uitvalsbasis voor Keniaanse atleten om te trainen. Pikant detail, ook Mo Farrah zou er een groot deel van zijn voorbereiding op Londen hebben doorgebracht. Bengt Saltin, een Deens laborant, heeft sterke aanwijzingen dat Keniaanse atleten wel degelijk op grote schaal manipuleren. Volgens Saltin is er een duidelijke evolutie merkbaar in de bloedwaarden van Keniaanse atleten de laatste 10 jaar.
De bal ging aan het rollen in de zomer van dit jaar toen Matthew Kisorio positief testte op het gebruik van anabole steroïden. Kisorio, die de derde snelste tijd heeft staan op de halve marathon, ging vrijwel meteen tot bekentenissen over. Volgens Kisorio is doping een groot probleem geworden in zijn land. Het probleem ligt bij malafide dokters die de onwetende atleten benaderen. In ruil voor een deel van de winstpremies wordt hen de hemel beloofd. Maar vaak weten die atleten zelf niet eens welke producten ze voorgeschreven krijgen. Volgens Kisorio is doping big business geworden in Kenia. Enkel het onder de aandacht brengen van het probleem, in de hoop dat anderen niet in deze val trappen, kan eventueel een oplossing bieden.
Het probleem situeert zich niet enkel in Kenia. Ook in Marokko lijkt men een probleem te hebben. Marathonloper Abdeharrim Goumri werd op 36-jarige leeftijd betrapt op het gebruik van doping. De Marokkaanse Mariem Selsouli was voorafgaand aan de Spelen een van de topfavorieten op de 1500 m. Zij werd uiteindelijk betrapt op een vochtafdrijvend middel. En ook bij de prestaties van Mahkloufi, die verrassend olympisch kampioen op de 1500 meter werd, worden door waarnemers vraagtekens geplaatst.
Voor Afrikanen is de atletiek vaak de enige toegangspoort naar een beter leven in Europa. Er woedt dan ook een bikkelharde concurrentiestrijd tussen de vele duizenden die er hun kans wagen in de atletiek. Deze atleten hebben vaak niks te verliezen en laten zich makkelijk verleiden. Geld en een beter leven is hun drijfveer. Het biedt hen een uitweg uit de miserie sportieve en ambities zijn dan vaak van ondergeschikt belang. En kan je het hen uiteindelijk kwalijk nemen dat ze zich doperen in de hoop op een beter leven. Eigenlijk niet, nee. En dat is net het schrijnende eraan.
Bijna exact een week geleden sloot ik mijn stuk over het dopingverleden van Armstrong af met wordt ongetwijfeld vervolgd. En kijk, mijn woorden zijn nog niet koud of het eerste slachtoffer is een feit. Met het vertrek van Rabobank verdwijnt niet minder dan een instituut uit het wielrennen.
Het wordt wennen als we volgend seizoen enkel het oranje van Euskaltel zullen zien voorbij fietsen in het wielerpeloton. Maar liefst 17 jaar investeerde de Nederlandse internetbank fors in het wielrennen. Rabobank en wielrennen waren na al die jaren bijna synoniemen geworden van elkaar. Er mocht geen koers gereden worden in Nederland of Rabobank was op een of andere manier betrokken als sponsor of organisator. Vooral de laatste jaren werd ook sterk ingezet op jeugd, die voortaan het nieuwe propere wielrennen vorm moest geven. Dat de stekker er nu zo bruusk wordt uitgetrokken is een kaakslag voor die hernieuwde filosofie en het Nederlandse wielrennen.
Net nu renners als Bauke Mollema en Robert Gesink op punt staan definitief door te breken in het rondewerk en een Lars Boom eindelijk het cabaret begint te krijgen van een klassiek renner besluiten de oranjehemden het wielrennen in de steek te laten. Een rapport van 1000 pagina's, die de comateuze toestand van het wielrennen schetst in de beginjaren van deze eeuw, was al wat nodig was om over te gaan tot deze drastische beslissing. Van kortzichtigheid gesproken, aangezien Rabobank al die jaren deel uitmaakte van het probleem. De tweet die David Millar daarop wereldkundig maakte verwoordt deze laffe daad misschien nog het treffendst. "Dear Rabobank, you were part of the problem. How dare you walk away from your young clean guys, who are part of the solution", aldus een verbitterde Millar. Begrijpelijke frustratie van iemand die zijn fout heeft ingezien en van de strijd tegen doping een levensdoel gemaakt heeft. Puur uit managersperspectief valt de beslissing van de Rabotop ergens wel te begrijpen. In tijden van financiële crisis zijn banken er alles aan genegen het vertrouwen van de klant terug te winnen. Doping en fraude passen dan niet in dat plaatje, zeker als uit dat rapport blijkt dat ook de Nederlanders boter op het hoofd hebben. Toch lijkt deze beslissing nu opeens wel heel voorbarig. Het is niet door weg te lopen van de problemen dat Rabobank het wielrennen een dienst bewijst. Een verderzetting van zijn onvoorwaardelijke trouw had dat wel geweest.
Voor de nostalgici onder ons komt een eind aan 17 jaar wielergeschiedenis. Maar wat is nu de nalatenschap van Rabobank? In al die jaren was Rabobank uitgegroeid tot één van de sterkste merken in de wielersport. Het huwelijk dat Rabobank 17 jaar geleden sloot met het wielrennen was in meerdere opzichten uniek. Mede door de kwalijke reputatie van de wielersport en de financiële crisis zijn sponsors een pak terughoudender geworden . Dat Rabobank zijn contractuele verplichtingen naar volgend seizoen toe zal nakomen, en renners met nog één jaar contract de kans biedt hun beroep uit te oefenen, bewijst dat wielrennen voor Rabobank meer was dan louter marketing. In het zog van Rabobank kende de wielersponsoring in Nederland de laatste jaren ook een fikse boom. Ploegen als Vacansoleil of Argos Shimano zullen het niet graag toegeven, maar Rabobank is voor hen steevast het lichtend voorbeeld geweest. Iconen als Erik Dekker of een Michael Boogerd groeiden op in de schoot van de ploeg, maar echt grote overwinningen waren er meestal nooit bij. Rabobank was vooral de ploeg van net niet. Het was haast schrijnend hoe jaar na jaar werd gefaald in de Amstel Gold Race, de enige wedstrijd die er toe doet in Nederland. Alleen al daarom zal Rabobank gemist worden in het peloton.
Tu quoque fili mi. Jij ook mijn zoon. Het moet zowat een van de bekendste boutades uit de wereldgeschiedenis zijn. Het waren de laatste woorden van Julius Caesar, toen die door een troep samenzweerders werd neergestoken. Uiteindelijk bleek ook zijn zoon Brutus betrokken partij in het complot. Armstrong moet zich de voorbije dagen net als Caesar gevoeld hebben Het hoogverraad van zijn voormalige luitenanten betekent meteen het einde van een tijdperk.
Het was enkel nog wachten vooraleer de bewijzen van jarenlang dopinggebruik tegen Armstrong hard gemaakt konden worden. Al in 2005 berichtte het gezaghebbende L'Equipe over mogelijk dopinggebruik binnen de ploeg US Postal, die dan al was omgevormd tot Discovery. Het kon die beschuldigingen echter nooit hard maken. Bij testen op een b-staal uit de Tour van 1999 zouden namelijk sporen van Erytropetine, beter bekend als EPO, zijn gevonden. Omdat in 1999 de EPO-test nog in de ontwikkelingsfase zat en nog niet gehomologeerd was beschikte men dus enkel over een positief b-staal. Het was dus een koud kunstje voor Armstrong om zich juridisch in te dekken tegen deze beschuldigingen. De storm ging liggen, hoewel L'Equipe steeds paraat stond om Armstrongs oude wonde bij het minste bewijs opnieuw open te rijten. Armstrong van zijn kant verfoeide de Franse media en liet dat ook regelmatig merken. Niet enkel de Franse media zaten Armstrong sindsdien op de hielen. Ook Usada, het Amerikaans anti-dopingagentschap, kreeg stilaan lucht van de affaire. Vroege klokkenluiders zoals Floyd Landis, Greg Lemond en later ook Tyler Hamilton werden door Armstrong afgedaan als op sensatie beluste fantasten. Maar het Usada bouwde ondertussen in alle rust en stilte aan een dossier, wat uiteindelijk de val van Armstrong zou betekenen.
Armstrong leek er al die jaren ongestraft mee weg te kunnen komen. Het vermoeden van schuld was aanwezig, maar het bataljon aan advocaten in dienst van Armstrong slaagde er telkens in net genoeg mist te spuiten om ons toch weer te doen twijfelen. Zou hij dan toch onschuldig zijn? En zo ja, waren het dan enkel aantijgingen ingegeven door jaloezie? Armstrong is uiteindelijk niet meer gebleken dan een meester-manipulator. De waarde van zijn zeven Tourzeges is na gisteren nog evenveel waard als een aandeel van het failliete Lehman Brothers. Het is uiteindelijk de verdienste van het USADA, en in het bijzonder Jeff Novitsky, alias de bloedhond, dat alle puzzelstukjes in de juiste plooi zijn gevallen. Een rapport van 1000 pagina's vol verklaringen van ex-ploeggenoten, mecaniciens, tot zelfs de masseuse toe. Aan duidelijkheid geen gebrek, iets waar het in het verleden wel eens aan durfde te mankeren. De mist is opgetrokken en wat overblijft is een puinhoop, waarbij opnieuw het wielrennen het grootste slachtoffer dreigt te worden. Wie had ooit gedacht dat het Festina-schandaal nog overtroffen zou kunnen worden. Festina is uiteindelijk klein grut in vergelijking met het US-Postal verhaal. Een verzorger die zich domweg laat klissen, waardoor het georganiseerd dopinggebruik binnen de ploeg aan het licht komt. Geen maffiose praktijken, waarbij leden van het UCI wel eens betrokken partij kunnen zijn en waar positieve dopingtests met de mantel der liefde bedekt worden in ruil voor geld.
Nu de generatie-Armstrong stilaan de pensioengerechtigde leeftijd bereikt heeft is het tijd om met de waarheid naar buiten te komen. Dat zelfs Georges Hincapie bezwarende verklaringen heeft afgelegd moet voor Armstrong een bittere pil zijn om slikken. Hincapie was jarenlang de steun en toeverlaat van The Boss. Schrijnend is het verhaal van Dave Zabriskie, die nadat zijn vader was gestorven aan kanker, zwoor om zichzelf nooit te drogeren. Kan je nagaan hoe groot de groepsdruk binnen US-Postal moet zijn geweest als zelfs zo'n jongen overstag gaat. Armstrong heeft nog één trouwe compagnon aan zijn zijde en dat is Johan Bruyneel, wiens naam 193 keer voorkomt in het bezwarende rapport. Mede de spil in het hele gebeuren en net als Armstrong heeft Bruyneel veel, zoniet alles te verliezen indien hij tot bekentenissen zou overgaan. Het lot heeft ervoor gezorgd dat beiden tot in den eeuwigheid onafscheidelijk aan elkaar verbonden blijven. Of zou één van de twee ooit overgaan tot bekentenissen? Wordt ongetwijfeld vervolgd.