Ik ben Jaclien, °19 december 1955. Ik werkte lange tijd in de tuinbouwsector, volgde onlangs de opleiding Begeleider Animator voor Bejaarden en werk nu in een woon- en zorgcentrum met ouderen met dementie. Ik ben getrouwd met Echtgenoot en mama van vier kinderen: Dochter (°1988), Oudste Zoon (°1990), Middelste Zoon (°1992) en Jongste Zoon of kortweg Jongste (°1999). Ik schrijf graag. Heb jarenlang meegewerkt aan de Wist-je, het schoolkrantje van de plaatselijke basisschool. Ook voor allerlei gelegenheden brouw ik wel eens een tekstje. Op dit blog wil ik graag wat van mijn dagdagelijkse ervaringen, herinneringen en bedenkingen, afgewisseld met vroegere spinsels, meedelen.
De titel die me al verscheidene keren is toebedeeld bestaat niet in het Nederlands, denk ik. Of welke titel draag je, als je nicht of neef, een kind van broer of zus, zelf mama of papa wordt? Groottante? Ha, de spellingcorrector grijpt niet in. Zal wel kloppen dus. Deze week ben ik dus alweer eens groottante geworden. Niet dat ik daar ook maar iets of wat aan bijgedragen heb. En toch ben ik fier op die titel. En toch beroert het me telkens weer. Dit keer is het een klein achterneefje dat het levenslicht zag: op 26 December werd Yarne geboren, broertje van Elena en zoon van Yuri en nichtje Ann. En kleinzoon van Oudste Zus. Of ik niet jaloers ben op Oudste Zus, of Oudste Broer, die al een grootouderlijke titel hebben? Neen, eigenlijk niet. Of toch een héél klein ietsepietsie misschien. Dat merkte ik toen ik bij het kraambezoek de kleine Yarne eventjes mocht vasthouden. Het ventje deed me ook even bezinnen over de levensloop van een mens. De dag tevoren had ik nog stage gelopen in het woonzorgcentrum. Was ik aanwezig geweest bij mensen die hun laatste stukje leven leven. En hier met Yarne stond ik bij het prille begin. Mijn gedachten dwaalden verder in de tijd. Tachtig of negentig jaar verder. Hoe zou het dit kind, deze mens, in tussentijd vergaan? Van harte hoop ik dat hij heel veel geluk mag ervaren. En vooral levenslang goesting hebben om verder te gaan, een innerlijke drive die hem gaande houdt.
Aan Nicht en haar man, aan Elena, aan Oudste Zus, Schoonbroer en Pa: ook via deze weg wensen we jullie nog van harte proficiat met het nieuwe spruitje!
Welkom Yarne
een klein rimpelsnuitje en twee trappelbeentjes twee handjes en tien vingertjes twee voetjes en tien teentjes
Hops, hier ben ik weer. Enkele examens en drukke kerstdagen verder. In de hoop de blogactiviteit weer verder te zetten en natuurlijk af en toe weer eens te komen lezen bij de anderen. Voor de kersttijd heb ik vandaag een versje, dat ik ooit schreef naar kinderen toe. Een eerste aanzet om iedereen een fijne eindejaarstijd toe te wensen. Voor wat er althans nog van overblijft. Hopen dat het voor u tot nu toe al innig en gezellig is geweest... Hier dus het versje:
Het hart en de kaars
Een hart en een kaarsje waren daar in het duister bij elkaar. Het hart vroeg: "Lieve kaars wil jij wat branden alstublieft voor mij? Het is zo donker en zo koud!"
"Ik vrees dat ik daar niet van houd!" zei het kaarsje tot het hart "Van branden wordt mijn wiekje zwart en smelt ik tot een zielig klompje. Dan wordt mijn mooie lijf een stompje."
"O, excuseer me." zei het hart en zweeg een poosje wat verward. Besloot dan toch nog eens te wagen het aan het kaarsje weer te vragen: "'t Is toch de zin van je bestaan om in vuur en vlam te gaan!"
Het kaarsje dacht toen heel diep na, aarzelde en zei dan: "Ja".
Haar vlammeteje beefde eerst nog even, maar gauw kon het zich vurig geven. Maar, dacht het, voor een volle schijn moeten we met véél lichtjes zijn.
En kijk, daarginds, daar deed één mee. Zie je, ze waren al met twee! Van toen af is het snel gegaan: er gingen wel honderd kaarsjes aan!
Het hart riep blij: "Wat voelt dat goed, zo hartverwarmend is die gloed!"
en de kaarsjes brandden op, al-licht, ze gingen op in "hemels licht"! jb
In onze opleiding doorworstelen we de laatste loodjes van deze module: het inleveren van werkstukken, studeren van enkele leervakken, het afsluiten van de stage wat dit halfjaar betreft. Eventjes is mijn blog daardoor wat op de achtergrond geraakt. Maar ik ga terug komen. Binnenkort. Met een heleboel eindejaarswensen als extraatje. Nu even die paar examens nog doen. Tot binnenkort!
Net als we aan komen rijden stijgt een logge bosduif op vanuit de wegkant. Hij vliegt rakelings langs onze voorruit, zodat we hem nét niet raken. Ik schrik me een ongeluk, maar Jongste roept vol bewondering: "Waw, dat is een stùntvogel!"
Er heerst hier een buikgriepje in huis. Met z'n vieren zijn we al om ons niet lekker te voelen en veelvuldig naar het toilet te lopen. Jongste blijkt er al door te zijn. Die heb ik vrijdag al vlak nadat ik hem op school had afgezet weer terug gehaald. Oudste Zoon weet er al een paar dagen van. En dochter is, ondanks de misselijkheid en een keer nachtelijk overgeven, vandaag naar een lezing. Eén die zeven uren duurt, en die ze moet volgen voor school. Ook ik heb er last van en sleep me zo'n beetje door de dag: het poetswerk dat nog op het programma staat en is er ook nog een heleboel huiswerk te doen. "Ho, ik moet precies overgeven..." zeg ik vanochtend op een moment, als ik nog aan het eerste karwei bezig ben. Juist op dat moment gaat mijn gsm. Een "klasgenote" die me wat vragen wil over de te leren lessen. Terwijl ik met haar aan het praten ben, staat Jongste opeens naast mij met een kommetje in de hand, dat hij vragend omhoog houdt. Ik kijk wat verstoord op. Wat moet ik daar nu mee? En hij weet toch dat ik hem niet kan antwoorden terwijl ik aan het telefoneren ben. Na het telefoongesprek staat hij daar weer, en reikt me hetzelfde kommetje aan. "Wat is de bedoeling eigenlijk?" vraag ik niet begrijpend en lichtelijk geïrriteerd. "Wel," glimlacht hij onverstoord "je zei toch dat je moest overgeven!" Ach ja natuurlijk. Dat akelige gevoel was ondertussen weggeëbd, maar dat kan mijn zorgzame zoon niet weten. Hij was meteen al naar de keuken gelopen voor een kommetje: hetzelfde dat ik hem vrijdag gaf, toen hij zich net, ziek, in de zetel had geïnstalleerd. Op dit eigenste moment staat hij een appel te raspen voor zijn Oudste Broer. Nadat hij die heeft toegedekt met een dekentje. Spreekt vanzelf dat ik hem uitvoerig geprezen heb. Ondanks de weeral opkomende misselijkheid. Verdorie, waar is dat kommetje nu toch gebleven....?
Uit het schoolkrantje van tien jaar geleden: De komst van de Sint. Onze kinderen waren toen twaalf, tien, acht en één jaar oud.
Sinterklaas zit na z'n drukke werkweek in onze natte contreien weer heerlijk uit te blazen aan een Spaanse costa. Terecht fier op de enorme geleverde prestatie. Ja, druk heeft hij het wel gehad, zó druk dat hij bij wijze van grote uitzondering ons afgelegen huisje eens niet 's nachts, maar overdag heeft aangedaan. De nacht had hij voorbehouden aan de lieve kindertjes voor wie de rituelen van het schoentje, de wortel en het suikerklontje nog net zo heilig zijn als de Sint zelf. Op dinsdagmiddag, net voor de jongens van school thuis zouden komen is hij dus de geschenkjes komen afleveren. Of was het zijn Zwarte Piet, die gauw even langskwam terwijl Sint nog zijn middagdutje deed? Wie het ook was, op het moment dat de jongens aan komen fietsen staan er twee jute zakken aan de voordeur. Enthousiast komen ze binnen gerend. Al is onze nummer drie toch wel een beetje bezorgd: "Straks worden onze cadeautjes nog gestolen...!" "Jaja, ik heb het wel gezien, Zwarte Piet is al geweest!" glimlach ik. "Zeg mama, doe nu niet onnozel hé!" zegt hij met een gezicht dat er alles van weet. Ik haal toch maar de zakken binnen, want wie weet, het is nog even voor zus thuis komt. De snoeperij was al eerder geleverd, en dat staat al mee de tafel te versieren. De handen van de jongens jeuken om eraan te zitten, maar nee, ze moeten nog wachten. De afspraak is dat we om half vijf zullen eten. "Iets feestelijks, dat gauw klaar is.." had ik gezegd. "O, mama, maak nog eens bollekes en kriekjes...," bedelde zus toen, "dat is toch al zo lang geleden!" Ik leg nog gauw de laatste hand aan het eten, trek kleine man, die mooi op tijd wakker is z'n schoentjes aan, en net als alles klaar is komt zus binnen. De jongens reppen zich naar buiten om papa te roepen die nu wel héél onmiddellijk moet komen eten. De maaltijd verloopt plezierig en tamelijk rustig. Omdat we afgesproken hebben dat we eerst naar "Dag Sinterklaasje" zouden kijken, en dan pas de pakjes open maken, zitten onze kinderen ons tenminste niet op te jutten. En dan, nadat we meegemaakt hebben, hoe de Sint met z'n donkere helper op z'n nachtelijke ronde vertrekt, dan mogen eindelijk de zakken open. Ik heb mij de taak toegeëigend om de pakjes uit te delen. En ik geef ze één voor één, en we wachten netjes tot iemand z'n pakje heeft open gemaakt vooraleer ik het volgende geef. Kwestie van het plezier nog wat te rekken. Voor elk kind is er een boek bij. Ons prutske krijgt een prentenboek met allemaal aaibeesten erin: lapjes van verschillende soorten en kleuren stof zijn zo in de bladzijden verwerkt dat hij er met z'n handjes over aaien kan, een boekje dus dat niet alleen met de oogjes "gelezen" wordt. Verder is er nog voor ieder een mooi stuk speelgoed, behalve dan voor zus die daar nu te groot voor is. Voor haar is er de gewenste dekbedovertrek, wit met zwarte koeienvlekken, die een pittige noot zal geven aan haar pas geschilderde kamertje. Jongere broer krijgt de lang verhoopte walkie-talkie, en voor grote broer is er een experimenteerdoos met allerlei electronische toestanden. En kleine man krijgt een doos met kleurige houten blokken en ... een computerspel! Want ons kleine ventje, dat nog maar pas op eigenwijze , korte beentjes door het leven stapt is al heus geïnteresseerd in dat stukje vernuft dat computer heet. Als hij de kans krijgt legt hij z'n handje op de muis en beweegt die heftig heen en weer, terwijl hij z'n oogjes strak op het scherm richt. En een klein eigenzinnig wijsvingertje wil óók wel eens op een toets drukken, zoals de groten dat doen. Dat kan natuurlijk niet als er programma's open staan, en daarom bedacht de Sint ons kleine mannetje met een programma speciaal voor kleine kindjes. Als alle pakjes open zijn, zijn de twee jongens druk in de weer met hun geschenken. Zus trekt naar haar kamer om huiswerk te maken, want in het middelbaar ben je niet huiswerkvrij meer op de avond dat Sint net geweest is. Kleine man strooit de hele vloer vol blokken en laadt ze steeds weer in en uit de doos. Dozen lijken voor kleine kinderen al even belangrijk als de inhoud ervan. Papa is weer buiten aan het werk en ik begin de hele etensboel op te ruimen. Met een voldaan gevoel. Omdat het een geslaagd, gezellig feestje is geweest. Omdat het sinterklaasfeest op deze manier ook nog heerlijk spannend en opwindend was voor onze grotere kinderen. En mijn gedachten dwalen al vooruit naar Kerstmis. Want het organiseren van feestelijke gezelligheid ligt ook dan weer in de handen van mama...!
Het werd ochtend en het werd avond. 6 December. En voor de eerste keer leek het te zijn dat de goede Sint inderdaad ons huisje voorbij gereden was. Te glad voor de hoeven van het paard? Het zetten van de schoen, wat hooi uit de stal, de wortel, de geschenkjes en de tintelende verwachting... Een traditie van tweeëntwintig jaar. Is dit echt helemaal definitief voorbij? Welnee, Sinterklaas kan het niet laten. Het eindejaarsgeschenk houden we voortaan voor Kerstmis hadden we afgesproken. Maar één klein pakje voor iedereen, dat mocht toch nog wel? En ziehier, toch voor iedereen een kleine verrassing vanavond aan tafel.
Als ik stop aan een winkel, waar ik een kleine, maar dringende boodschap wil doen, kom ik tot de ontdekking dat ik mijn handtas vergeten ben. "Neen zeg, 't is toch niet waar zeker!" mopper ik. Niets aan te doen, ik moet rechtsomkeer maken. Zonder geld op zak kan ik uiteraard niets kopen. Dus rij ik, boos op mezelf, de acht kilometer naar huis en daarna weer terug. Na de betreffende boodschap moet ik me haasten om Jongste tijdig op te halen van de muziekschool. Nu ja, nog even langs de krantenwinkel, dat gaat nog net lukken. Daar loop ik drie keer langs de rekken en weer terug om dat éne tijdschrift te zoeken. Zelfs als de krantenverkoper me precies vertelt waar het bewuste tijdschrift ligt, slaag ik er verdraaid nog in om er náást te kijken, om dan te constateren dat het net op ooghoogte voor me ligt. Aan de muziekschool is Jongste er niet. Blijkt dat er vandaag geen les is omwille van het Sinterklaasoptreden van de jongere kinderen. Oeps ja, dat is waar ook, herinner ik me ineens. Vergeten! "Het stond wel in hun agenda!" vertelt de juf. Jongste heeft woensdag een les gemist en dus zijn agenda niet ingeschreven. De juf had dit samen met enkele data ook doorgemaild, maar dat is me in tussentijd rats ontgaan. Jongste is inmiddels al opgehaald door Echtgenoot. Ze hadden me nog geprobeerd te bereiken. Dat was niet gelukt. Kon ook moeilijk, ik heb immers mijn gsm niet bij. Erg lastig, maar ik kan er niets meer aan veranderen. Ik rij naar de supermarkt zoals gepland. Trek een poos later naar huis met tassen vol boodschappen. Verdorie, afwasmiddel voor de vaatwasser vergeten, merk ik als ik het apparaat nog vlug wil aanzetten voor het eten. En wasmiddel ook, zie ik als ik later ook die machine wil laten draaien. Bij het dekken van de tafel vind ik de pot mayonaise niet. Vraag me af of die weeral leeg is. Zo vlug al? Maar dat ben ik niet vergeten! Aan een pot mayonaise heb ik gedacht! Bijna triomfantelijk schroef ik het deksel los van de volle pot en zet hem op tafel. Later bij het afruimen echter grijnst een halfvolle pot mayonaise me toe vanuit de koelkast. Staat gewoon vooraan. Met een zucht zet ik de nieuwe pot ernaast. In de namiddag doe ik boodschappen met Oudste Zoon. Dat gaat behoorlijk. Alleen bij het uitladen. Eén van de aankopen van Zoon heb ik mee naar binnen genomen. Waar ik het gelegd heb? Ik weet het echt niet meer, al is het nog geen vijf minuten geleden. "Wat dat toch is..!" foeter ik gefrustreerd "Nu ben ik echt aan het dementeren. Ik vergeet werkelijk àlles" "Mama," verzucht Jongste even later met grote bange ogen "ik hoop maar dat het niet waar is." "Dat wat waar is jongen?" "Dat je dement aan het worden bent." Ach ja, weeral vergeten dat mijn jongste dit soort uitlaten ernstig neemt. Nu heb ik hem werkelijk ongerust gemaakt. "Maar neen!" komt Oudste Zoon geruststellend met de ervaring van een grote broer "Ons mama is niet dement aan het worden! Ons mama is gewoon vergeetachtig. Ons mama is al jàààààren vergeetachtig!" Jongste zucht opgelucht. En ik ook.
Vanmorgen heb ik me danig overslapen. Normaliter had ik naar school gemoeten, maar de leerkracht van de ochtendles is ziek gemeld. Dus vond ik dat ik een ietsje langer mocht slapen. Maar niet zó lang. Met een verdoofd hoofd werd ik wakker toen ik Middelste Zoon boven mijn hoofd over de zolder hoorde lopen. Merkte dat ik de wekker wel op een later uur had gezet, maar het hendeltje was vergeten te verzetten. Mijn toilet maken sloeg ik gemakshalve maar over. Om Jongste naar school te brengen trok ik vlug een vest en een jas over mijn pyjamajasje. Mijn pyjamabroek wisselde ik wel voor een jeans. Ik wilde niet voorhebben wat zich een tiental jaren geleden heeft afgespeeld:
Tien jaar geleden: Op zondagmorgen rij ik naar de bakker, zo'n drie kilometer van ons vandaan. Ik neem Middelste Zoon mee om de bestelde waren in de winkel op te halen. Ikzelf ben nog in pyjama. Stel u voor: een flanellen pyjama, met een rode broek in een soort van Schotse ruiten. Ik trek gauw een jas en schoenen aan en stap in de auto. In het idee dat ik toch niet hoef uit te stappen. Maar wat merk ik onderweg? Stuurt die auto niet verschrikkelijk scheef? Toch geen lekke band zeker? Ja, toch wel! Een lekke band! Als ik stop aan de bakkerszaak, staat hij zo plat als een vijg. Oeps. Een gsm heb ik niet. De bakkerszaak binnengaan om naar huis te bellen? Zelf het wiel trachten te vervangen? Te voet naar huis gaan? Allemaal mogelijkheden. Als ik me maar durfde vertonen. Maar dat durf ik niet, met die geruiten pyjamabroek. Dus rij ik maar heel langzaam, met een ploppend wiel, naar huis. Na drie kilometer krijg je zo'n band wel aan flarden! Dat was hij dan ook. "Het wiel zelf had ook kapot kunnen zijn!" wijst Echtgenoot mij, terecht, terecht.
Het niet-eventjes-vlug een jeans aantrekken kostte ons op dat moment een nieuwe autoband. Sindsdien heb ik dat nooit meer gedaan. Maar toch moet ik er niet aan denken, alleen al omwille van de schaamte over die halve pyjama onder mijn kleren, dat ik vanochtend per ongeluk in een ziekenhuis was beland!
Elf jaar is onze Jongste. Hij heeft sinds kort dezelfde schoenmaat als ik. Nog even en ik maak oogcontact met hem op "gelijke hoogte". Op zijn gezicht zit een eerste puistje. En enkele zwarte puntjes. "Dat komt omdat nu binnenkort je puberteit gaat beginnen." leg ik uit. Hij zwijgt stil.
De volgende dag zie ik hem zitten met een bedrukt gezicht. Het hoofd tussen de handen. Hij slaakt een diepe zucht. "Wat is er aan de hand?" vraag ik. "Och..." komt hij. Alweer een zucht. Dan met benepen stem: "Ik wil helemaal niet dat mijn puberteit begint!" Nog eens een zucht. "De puberteit. Daar heb ik nu eens echt geen zin in!"
In onze opleiding is één module speciaal gewijd aan het goed leren observeren en rapporteren. Daar komt meer bij kijken dan je op het eerste gezicht zou denken. We krijgen dan ook ruimschoots de gelegenheid het aangeleerde in te oefenen. Bij wijze van toets moeten we als huiswerk enkele keren een verslag schrijven. In onze groep zit ook een heel lieve dame, die afkomstig is uit Thailand. Ze woont nog niet zoveel jaren in België, en hoewel ze dapper haar best doet, beheerst ze het Nederlands nog niet helemaal. De hele opleiding door levert haar dat natuurlijk wel wat moeilijkheden op. Waar ze met grote ijver het hoofd aan probeert te bieden. Uiteraard is het schrijven van teksten voor haar geen sinecure. Soms help ik haar door de geschreven tekst na te lezen en te verbeteren. Zo ook het observatieverslag dat we deze week moesten inleveren. Het ging om een participerende observatie, waarbij je aan het gebeuren zelf deel had, en dat objectief moest weergeven in het verslag. Onze Thaïse groepsgenote had gekozen voor een activiteit die ze samen met enkele rusthuisbewoners had uitgevoerd: het maken van een nagerecht uit haar geboorteland, genaamd "Knoem Rommit". Een kleurrijk gerecht, bereid met vruchten, deeg en kokosmelk. Aan mij dus om haar uitgeschreven ervaring na te kijken. Spellingsfouten stonden er nagenoeg niet in, die had ze zelf kunnen verbeteren door middel van de spellingscorrector. Maar hier en daar was er wel een zin die een beetje anders in elkaar gepuzzeld diende te worden. Soms was het even nadenken om te begrijpen wat ze juist wilde zeggen. Een aantal van die "scheve zinnen" lokten me een glimlach uit: ze waren gewoon grappig, of ze hadden zelfs iets dichterlijks. Zo dat ik ze met potlood vlug op een briefje krabbelde, vooraleer ze van het scherm te vagen. Hier voor u, met toestemming van de schrijfster, een grabbeltje uit dit stukje poëzie:
Ik stak mijn twee duimen op! Ik doe mijn twee duimen op de lucht!
De bewoners zijn erg geïnteresseerd, nieuwsgierig vragen ze ... De bewoners vragen met zijn nieuwsgierig geesten...
Op het einde doe ik alle ingrediënten bij de kokosmelk. Op het einde vullen alle ingrediënten de kokosmelk in.
en de mooiste van allemaal:
Ik kijk hem glimlachend aan. Ik kijk naar hem met mijn glimlach gezicht.
Aan de uitgang van de afdeling voor mensen met dementie hebben de meeste rusthuizen een code van vier cijfers, die je moet indrukken vooraleer de deur open gaat. Zo ook het woonzorgcentrum waar ik stage loop. Die code daar ken ik ondertussen op mijn duimpje, ik tik hem meermaals in als ik de dementie-afdeling verlaat. Altijd kan ik zo de deur probleemloos open duwen. Maar daarstraks lukte het ineens niet. Althans niet met de code die ik had ingetikt. Die van mijn bankkaart.
"Liesje, ga je je peperkoek opeten?" vraagt de verzorgster. Liesje kijkt haar aan. En van de verzorgster naar haar bord. "Misschien lust ze er wat boter op..." glimlacht de verzorgster met een hoofdknik naar mij. Ik ga naast Liesje zitten. "Lust u graag peperkoek?" vraag ik haar "Met boter op?" Liesje wendt traag het hoofd naar mij. Kijkt me aan. "Peperkoek, dat gaf mijn moeder altijd.Van mijn moeder kreeg ik peperkoek." vertelt ze. "Uw moeder gaf u peperkoek! En wat was er nog? Gaf ze u ook eeeh....speculaas?" Er blikkert herkenning in haar ogen: "Ja speculaas, dat ook!" "En..." ga ik op zoek naar een gerecht van vroeger "En ehhh .... rijstpap?" "Ja, rijstpap ook!" "Hmm, peperkoek en speculaas en rijstpap. Uw moeder gaf u veel lekkere dingen hé?" Ze knikt. En ineens biggelt er een traan over haar wang.
"Moe, voor verjaardagen en geboortes kocht je niet gauw een geschenk. Je gaf maar liever "'n een cent". Maar als je al eens iets kocht, dan was dat liefst nog een pluchen beestje. Of een muziekdoosje. Je was dol op knuffels en gefascineerd door muziekdoosjes. Een muziekdoosje was dan ook het eerste geschenkje dat ons eerste kind van je kreeg bij haar geboorte. Een muziekdoosje met het wiegeliedje van Brahms. We lieten het telkens spelen als we haar te slapen legden. Ontzettend vaak heeft ze dat melodietje gehoord. Ondertussen heeft ze al veel muziek gehoord. Maar dat allereerste melodietje, dat kreeg ze van jou. In naam van ons allemaal, uit dank voor wie je voor ons was, voor de manier waarop je ons graag hebt gezien, geeft ze vandaag dit melodietje aan jou weer terug. Het muziekdoosjeswiegeliedje van Johannes Brahms."
Bijna een jaar geleden las ik dit tekstje voor tijdens de uitvaart van Moeder. Daarna speelde Dochter het stukje muziek op haar harp. Gisteren was het precies een jaar geleden dat ze overleden is, "ons Moe(moe)".
Een moment om aan haar te denken, om haar te gedenken. Met een "woordje echt en heel oprecht", zoals ze op haar verjaardags- en nieuwjaarskaartjes placht te schrijven. En met een glimlach.
Die dag ben ik, na mijn werk bij Oudste broer, onderweg naar huis. Ik besluit nog even langs de verfwinkel te rijden, die zich aan de linkerkant van de straat bevindt. Voor ik kan afslaan wacht ik op de middenstrook van de rijbaan, om het drukke verkeer dat uit de andere richting komt, door te laten. Dan geef ik gas en merk nogal laat de fietser op, die in grote snelheid nog komt aangekoerst. Ik rem abdrupt. Als de fietser voorbij is, zet ik geschrokken weer aan en rij voorzichtig de oprit van de winkel op. Ineens zie ik hoe de fietser rechtsomkeer maakt en op me toe komt. "Oeps, wat een heetgebakerd ventje..!" denk ik met schrik en verwacht op z'n minst een ongelooflijke uitbrander. Of nog veel erger.. Helemaal van mijn stuk begin ik me vast te verontschuldigen: "Oh...sorry, mijnheer! Ik had u echt niet gezien, ... echt niet!" De man zegt niks. Hij staat daar maar. Hij staat daar maar, mij zwijgend aan te kijken. Met een schaapachtige glimlach op z'n gezicht. En ineens zie ik het. Die man in zijn strak rennerspakje, met zonnebril en helm op, is mijn broer, Jongste Broer! In deze outfit had ik hem helemaal niet herkend! Nu ben ik het die schaapachtig lach. Om mijn eigen onnozelheid.
U kan zich waarschijnlijk voorstellen hoe dit verhaal heel vaak weer wordt opgerakeld bij familiebijeenkomsten. Met de bijbehorende hilariteit natuurlijk! Aan u vertel ik het maar liever zelf. Voor u het van een ander hoort.
Ze is gaan vliegen. Vorige vrijdag al. Vrijdag bracht ik haar naar Zaventem, vanwaar ze via Finland naar China zou vliegen. Heel erg veel hebben we nog niet gehoord. Twee sms'jes, die evenwel goud waard zijn.
Dat ze goed aangekomen is. Dat ze het goed kan vinden met haar Roemeense kamergenote. Dat ze -heel jammer- haar fototoestelletje is kwijt geraakt. Dat ze op een podium hadden moeten komen voor een zaal met wel duizend chinezen. En de eerste vraag die er beantwoord moest worden was haar te beurt gevallen.
Nooit gedacht dat het ambachtelijk ineen gewrochte tekenfilmpje van Dochter haar tot helemaal in China zou brengen. Ik kan het nog altijd niet geloven. En toch is ze al vijf dagen van huis. Onnoemelijk nieuwsgierig ben ik naar de verhalen van haar overzees avontuur. Maar daarop is het nog eens minstens vijf dagen wachten.
Mensen met dementie in de "verdwaalde fase" doorleven hun ziekteproces vaak op heel verschillende manieren. Allemaal kennen ze angst en onzekerheid. Maar voor sommigen lijkt de ziekte zwaarder te wegen dan voor anderen. Zoals één van de dames bij ons in het woonzorgcentrum, die altijd maar tracht om datgene wat haar overkomt op een rijtje te krijgen. Heel de godganse dag probeert ze nadenkend de flarden herinnering die nog huizen in haar geheugen tot een geheel bij elkaar te puzzelen. Wat haar niet meer lukt. Wat zou het fijn zijn, denk ik dan, om eventjes rust te kunnen brengen in dat zware hoofd. Anderen lijken dan weer meer door het leven te dansen. Zoals Bieke. Als er geen speciale activiteiten zijn, wandelt ze meestal samen met haar zus in een strak tempo op en neer door de gangen. Dan stappen ze vrolijk één van de woonkamers binnen, gaan even aan tafel zitten of nestelen zich in een zetel, en bijna meteen al staan ze weer recht en hop, zijn ze weer weg. De zus zegt bijna niks, maar Bieke tatert honderduit. Ze laat er geen twijfel over bestaan dat ze erg gehecht is aan haar zuster. "Ja maar, gij zijt echt 'n een schat hoor!" zegt ze vaak,terwijl ze liefkozend over diens schouder streelt. Dan wendt ze zich naar iemand van ons: "Ja, dat is echt waar! Zó een schat dat dat is! Echt, het is zó'n lieveke hé!" Dan kijken ze elkaar glimlachend aan. En de zus straalt. De hartelijke opmerkingen betreffen niet alleen haar zusje. Ook bij andere mensen drukt ze zich al eens zo waarderend uit. Zoals laatst bij Maria. Maria is de laatste tijd erg achteruit gegaan. Was ze een half jaar geleden nog met alles mee, nu zit ze meestal stilletjes in haar stoel. In het voorbijgaan valt het oog van Bieke op de krullen van Maria. Ze houdt haar pas in, laat de hand van haar zus los, gaat achter Maria staan en legt teder de handen om haar hoofd. Dan laat ze zachtjes de haren tussen haar vingers door glijden. "Zie eens, zo'n schoon haar! Schoon krullekes hebde gij hé!" en als ze mij in het vizier krijgt: "Ja maar zij hier, dat is een schat hoor! En zulke schone krullen dat ze heeft." En terwijl ze zich weer naar Maria keert: "Ja hé, gij zijt echt een lieveke zenne!" En Maria glimt onder die warme aandacht. Bieke zit al in een ernstige fase van dementie. Veel zinnige gesprekken zijn met haar niet te voeren. De naam van haar geliefde zus kent ze niet meer: ze noemt haar steevast bij een andere naam. Van één van haar andere zussen, want ze waren thuis met velen. Bieke kan erg furieus worden als iemand haar te na komt of met een te harde stem tegen haar praat. Bieke heeft al veel vermogens verloren. Maar desondanks tovert ze soms een blije, trotse glimlach op het gezicht van haar lotgenoten. Een lieve schat is ze dan! Echt een engel. Een engel met dementie.
Jongste en ik zijn samen in de badkamer. Ik ben zinnens een bad te nemen en laat de kuip al vollopen. Net voor ik me begin uit te kleden opent Zoon de badkamerdeur om buiten te gaan. Ineens glipt het poesje binnen. "Oppassen voor de kat hé!" roept Jongste me toe. Héél eventjes flitst er bij mij een dubbel gevoel: verbazing omdat hij kennelijk vindt dat ik tijdens het baden iets te vrezen zou hebben van dat kleine beestje. En iets van warmte omdat hij zo bezorgd is om mij. Maar al bijna op hetzelfde moment weet ik dat die bezorgdheid niet mij betreft. Het is het poesje, dat hij een trauma schijnt te willen besparen. Want op zijn waarschuwing dat ik moet oppassen voor de kat volgt onmiddellijk: "... Want ze is niet gewend aan blote mensen!"
Het zwerversbestaan is niet meer wat het geweest is. Dat zullen sommige terrasjesgenieters in Middelkerke vorige zondag wel gedacht hebben. Toen ze een krulharige vreemde vogel in de weer zagen met de vuilnisbakken aan de dijk. Om niet met de blote hand in de inhoud van het afvaldepot te moeten woelen, gebruikte de betreffende man fotoapparatuur om eerst de binnenkant te fotograferen. Pas nadat hij die in kaart, of liever op het scherm had gebracht en hetgeen daarop te zien was wel in de smaak leek te vallen, pas dan stak hij zijn arm in het gat om een greep te doen naar wat gedeponeerd maar, door hem toch, gegeerd bleek.
Het verhaal hier achter? Jongste Broer was met zijn gezin op bezoek bij Pa. Op een moment had hij een bedragje aan briefjesgeld argeloos in zijn broekzak gestopt. Het geld behoorde aan zijn dochter, en de bedoeling was om na een gezamenlijke wandeling even langs de bank te gaan om het op haar rekening te zetten. Even later had Broer ook wat afval in de hand, enkele papiertjes en een lege enveloppe. Een vuilbak stond er op dat moment niet in de buurt en dus stak hij het bundeltje papier maar in zijn broekzak. Dezelfde broekzak als waar hij het geld in had gestopt. De bedoeling was om het weg te gooien zodra hij een afvalbak in zicht kreeg.
En dan... ja, u raadt het al. Bij het weggooien van het afval was hij vergeten dat het geld óók in zijn zak zat. Hij graaide het hele pakketje uit zijn broekzak en poneerde het welgemikt in de afvalbak. Om even later, bij de bank, te constateren dat hij het geld niet meer bij zich had. Het ging over 65 , een bedrag dat hij hoog genoeg achtte om de verbaasde blikken van terrasjesmensen en voorbijgangers te trotseren. Hij wist nog wel ongeveer waar hij het geld had achtergelaten. Maar welke vuilbak het nu precies was? Neen, dat kon hij zich niet meer herinneren. Dus kwam hij op het idee om met zijn spiksplinternieuwe "I-Phone mèt flits" de inhoud van de vuilbakken te controleren. En u gelooft het of niet: op deze manier heeft hij het geld terug gevonden! Op het haarscherpe beeld op het schermpje herkende hij de namen op de weggeworpen enveloppe. En daaronder duidelijk een geldbriefje, de buitenkant van de in elkaar geplooide biljetten. Nog helemaal onbezoedeld. Hij kwam terug in het appartement van Pa met een grote grijns op zijn gezicht. En de biljetten legde hij, als een moeizaam herwonnen trofee op tafel, vlak voor de neus van zijn echtgenote.
Zijn vrouw, die tijdens de zoektocht bij hoog en laag had uitgeroepen dat manlief nóóit meer geld in bewaring zou krijgen, wilde de briefjes evenwel niet bij zich steken. Hoe onbevuild ook, geld dat in een afvalbak had gelegen stopte ze echt niet meer in haar beurs. Broer nam het dus maar terug. En stopte het ... in zijn broekzak!
Aangezien we allemaal nog in het eerste niveau zitten van de BAB-opleiding, vormt de septembergroep één klas met de onze. Zij is ook in die groep gestart. Sinds het begin van het schooljaar nemen zij en ik telkens dezelfde bus naar huis. Zij zou eigenlijk een eerdere bus kunnen nemen, één die een korter traject heeft en mijn halte niet aandoet. Maar ze wacht liever wat, om dan met z'n twee te reizen. En zo zitten we dus elke keer een dik half uur naast elkaar gezellig te kletsen. Over de lessen, het huiswerk, de stage. Over onze gezinnen, echtgenoot en kinderen. Over vreugden en beslommeringen. "En," vraag ik een keer, als we het weer eens over de kids hebben "Is er bij jouw kinderen iemand die al een vriendje of vriendinnetje heeft?" Haar kinderen zijn gemiddeld een ietsje jonger dan de mijne. "Ja, onze dochter." antwoordt ze "Die heeft al een jaar of twee een vriend. Ze heeft hem leren kennen op de muziekhumaniora. Hij gaat nu naar het conservatorium." "Oh.. welk muziekinstrument bespeelt hij?" vraag ik nieuwsgierig. "Hij doet slagwerk, hij speelt ook eh..., hoe heet dat nu ook alweer... marimba." Nu weet ik het bijna zeker. "En hoe heet hij?" Gespannen wacht ik op haar antwoord, het kán bijna niet missen. Ze noemt de naam van de jongen en ik moet ineens erg lachen. Ze kijkt me niet-begrijpend aan. "Weet je," verklaar ik nader "mijn dochter gaat met de broer van die jongen. De vriendjes van onze dochters zijn broers van elkaar!" Toch wel toevallig. Het Lief van dochter heeft één broer. Die dus het lief blijkt te zijn van de dochter van deze mevrouw, met wie ik in de klas zit en al wekenlang een babbel doe in de bus.
De conversaties met Pa verlopen nogal eens op een luchtig plagerig toontje. En je moet al gevat uit de hoek komen, wil je hem dan overtreffen. Alleen, toen hij me enkele weken geleden vertelde over het vergeten van zijn hoorapparaat, terwijl hij wèl de batterijtjes ervoor had meegenomen. En ik juichend reageerde hierin weer een anekdote te zien voor mijn blog. (zie 8 Oktober) Toen leek hij daar geen weerwoord tegen te hebben. Dacht ik. Want zie wat ik gisteren in mijn mailbox vond: onder de noemer "erger dan je hoorapparaat vergeten" stuurde Pa me onderstaand mopje. En ik moet zeggen: 't is waar, je kan je hoorapparaat maar beter thuis hebben achter gelaten...
Zegt de éne bejaarde tegen de andere:
"Ik snap er niks van. Ik heb mijn hoorapparaat ingedaan, maar ik hoor bijna niks." Zegt de ander: "Laat me eens even in je oor kijken dan. Aha, ik zie het al d'r zit een zetpil in je oor!" "Ai," zegt de andere "dan denk ik dat ik ook wel weet waar mijn hoorapparaat gebleven is!" (auteur onbekend)
De kogel is door de kerk. Dochter gaat het doen: binnenkort vertrekt ze weer op reis.
"Kan ik bellen of ben je op school?" sms-te ze enkele dagen geleden "Ik heb nieuws!" Ik stond net met een boek in de hand in de boekhandel. Een bevestigend berichtje stuurde ik haar niet terug. Daar was ik veel te nieuwsgierig voor, dus belde ik vlug zelf.
Ja, "Made up", het animatiefilmpje dat ze creëerde in haar derde bachelorjaar, is nog eens genomineerd voor de studentenreeks van een filmfestival. Als ze dat festival wil bijwonen, valt haar een gratis verblijf te beurt. En een deel van de reiskosten worden vergoed. Of ze het zou doen? Zo'n kans kon ze toch niet laten liggen!
Waar dat festival dan wel doorgaat? Wel ... in China! Het is het "9th international film and videofestival of Beijing Film Academy".
Ze heeft hevig getwijfeld. Zo maar trek je niet in je eentje naar China. Even overwoog het Lief om mee te gaan. Maar voor hem zouden de kosten te hoog uitvallen. Dan toch maar alleen? Ze moest wel heel gauw beslissen, want het is al binnen twee weken. Gisteren heeft ze de knoop doorgehakt. Ze heeft haar ticket besteld. Over een dag of twaalf vertrekt ze.
Voor een weekje China. Gewoon eventjes tussendoor. Moet kunnen.
Een versje, een sprookjeswens. Destijds geschreven rond de geboorte van petekind Yoran. Vandaag op mijn blog als gelukwens aan zijn broertje Rube, het kleintje van Jongste Zus, die eergisteren zijn eerste verjaardag vierde. Een gelukwens ook aan Lieve, een leerkracht van "mijn" school, die vorige week oma werd van een prachtig meisje. En en passant alvast een knipoog naar het nieuwe kleintje dat binnenkort wordt verwacht in onze familie: het tweede kindje van nichtje Ann.
Slaap koningskindje
Slaap, koningskindje, slaap.
Teder gewiegd in je nestje van rozenknopjes.
En niemand die je de doornen wenst.
Wel bij wee een lieve fee die de levenspijn verzacht.
En bovenal prinselijke levensvreugde die jou -honderd jaren lang- telkens innig wakker kust... jb
In de opleiding die ik volg zitten ook onderdelen psychologie. De meest elementaire basis van de psychologie. Ik vind dat ongelooflijk interessant. Want ook al heb ik al wel één en ander gelezen rond menselijk gedrag en problemen, deze lessen helpen me om zo'n dingen wat beter te kaderen. Onze lessen zijn erg praktisch opgevat. Zo wordt ons dikwijls gevraagd om alleen of in groepjes de leerstof te bespreken en voorbeelden te zoeken. Niet altijd makkelijk om echt concrete voorbeelden op te diepen. Maar soms dient zich dat concrete ongevraagd aan. Zo hebben we het in de les bijvoorbeeld over "conditioneren" gehad. Met daarin het overbekende experiment met de hond van Pavlov: een hond krijgt telkens te eten net na er een bel heeft gerinkeld. Terwijl "een bel" in wezen niets met eten te maken heeft, heeft de hond na enkele keren die link toch gelegd: alleen al bij het horen van de bel beginnen reflexmatig de speekselklieren te werken en laat de hond gedrag zien waaruit je kan afleiden dat hij aan eten denkt. Het concrete voorbeeld dat mij "overkomt" heeft ironisch genoeg ook met honden te maken. Meer bepaald met datgene dat zo onwelriekend aan je schoenen kan plakken. Net tijdens de les psychologie over de hond van Pavlov merk ik dat ik in een drol heb getrapt. Als ik later, na mijn busrit, terug aan mijn fiets kom zie ik het: het grasveldje waar ik mijn fiets telkens vast zet aan een lantaarnpaal, wordt blijkbaar ook gebruikt als hondentoilet. Honden van baasjes zonder wegruimzakjes. "Jakkes" denk ik, als ik behoedzaam, met mijn net nog van stront ontdane schoenen, tussen de drollen waad. Alleen, enkele dagen later, als ik me weer eens in zeven haasten naar de bushalte spoed, ben ik het weer vergeten. Ik sta er met mijn voet pardoes weer middenin! En 's avonds bij het huiswaarts keren nog eens! Drie keer op dezelfde plek trap ik in een hondendrol! De eerstvolgende keer zoek ik me een ander plekje voor mijn fiets. Maar op de één of andere manier wil ik hem toch liever aan precies die éne paal hebben. Ik zet hem nu telkens weer daar. Maar in een drol trap ik niet meer. Het is gelukt: de link is gelegd! Al heeft een lantaarnpaal in wezen niets met hondenstront te maken en staat "mijn paal" daar heel vredelievend en propertjes "paal" te wezen, telkens als ik hem nog maar zie denk ik aan de vieze smurrie aan mijn schoenen. Nog maar bij de verre aanblik van de paal, begint er, reflexmatig, in mijn hoofd een belletje te rinkelen. Neen, echt waar, ik trap er niet meer in! Ik ben geconditioneerd.
In de drie weken dat ze nu bij ons woont is Emilie, de poes van Jongste, naar zijn zeggen al "gigantisch" gegroeid. Ze rollebolt, soms letterlijk, door haar kattenbestaan. Rent door het huis, springt de vensterbank op een vlieg achterna of duikt onder een kast naar ik-weet-niet-wat. Is in de weer met linten of touwtjes. Besluipt met trage gespitste beheersing een langzaam voortrollend balletje. Wringt zich in en wriemelt aan schoenen en sandalen. Ziet onze armen en handen als oefenprooien. Alles doet dan mee: lijf en kop en poten. Dan buitelt, keert en draait ze met haar soepele kattenlijf. Oppassen geblazen tijdens zo'n schijngevecht voor haar scherpe tanden en nagels. Maar als ze bij het oppakken luid begint te spinnen, is ze toe aan een koesterende aaibeurt. Stilletjesaan droomt ze ervan haar leefgebied wat te vergroten, en probeert al eens naar buiten te glippen. Soms laten we dat gebeuren. Maar die éne keer dat ik weg wil met de auto, sluit ik gauw de deur voor haar neus. Als ik vertrek zie ik nog vanuit een ooghoek hoe ze op de vensterbank zit en me nakijkt vanuit het raam. Ik zie haar grote kattenogen, hoe ze oplettend de zich in beweging zettende auto volgt.
Een poesje: ontdekkend, levendig, veroverend. Met alles wat een kat eigen is. Een scherp gezicht en gehoor. Souplesse. Instinctief toegespitst op beweging. Een leven, een bestaan, gevormd en veroordeeld tot de condities van een kat: ze zal nooit meer weten of kunnen dan wat een kat toegemeten is en wat ze nodig heeft om dat te zijn.
Ook wij zitten vast aan onze condities, denk ik dan. We zullen nooit meer weten of kunnen dan wat een mens toegemeten is. Wat we nodig hebben om dat te zijn. Waar halen sommigen van ons dan dat absurde idee vandaan, dat alleen maar datgene is en bestaat, wat wij met onze beperkte mens-condities bewijzen kunnen?
Kan toch niet anders dan dat het mysterie van het Zijn en het leven oneindig veel groter is?
"Even iets gaan melden" aan de juf van Jongste, in de school voor Buitengewoon Onderwijs, levert een bloemlezing aan gewaarwordingen op. Zoals de ochtend waarop ik met mijn zoon een eindje meeloop naar zijn klas. Op deze school is alles gelijkvloers en we moeten door een wirwar van gangen. In de eerste gang kruisen we een dame met een buggy, met daarin een zwaar beperkt jongetje: een kind met een ontzettend groot hoofd in verhouding tot zijn lichaam. Eén van de "stimuli'tjes" zoals ze hier genoemd worden, de kinderen met een zware mentale handicap. Ik moet denken aan de mensen bij wie dit kindje zich heeft aangediend en die hier mee moeten zien te leven. En aan het kind zelf, deze mens, levenslang veroordeeld tot deze omstandigheid. Wat verder lopen Jongste en ik door de "glazen" gang. In het midden ervan is een streep geschilderd. De rijen leerlingen worden geacht om rechts van die streep te lopen en stil te zijn. Dat heb ik eerder al geleerd van Jongste. "Mama, je mag daar niet lopen!" breidde hij die regel toen fluisterend naar toevallig door de school lopende ouders uit, en nog stiller fluisterde hij "Je mag hier ook niet spreken!" Prima onderwezen door mijn zoon loop ik ook nu zwijgend rechts van de streep. De schooldag is net aangevangen en verderop is het een drukte van jewelste. Overal zijn er groepen kinderen, die hun jassen aan de kapstok hangen of in groep door hun juf naar het toilet worden begeleid. Het wemelt er van juffen. In verhouding tot de gewone school heeft een school voor buitengewoon onderwijs ontzettend veel personeel. En voor het merendeel zijn dat jonge vrouwen. Een massa prachtige, competente jonge vrouwen. Toch jammer dat er zo weinig mannen hier werken, mijmer ik in stilte. Een betere verhouding tussen mannen en vrouwen zou voor kinderen toch een meerwaarde betekenen. Ondertussen lopen we door de eerste gang van de autiklasjes. Aan de klas waar Jongste vorig jaar zat, staat een jongetje wat te dralen. "Zou hij te laat gekomen zijn en niet weten wat te doen?" denk ik bezorgd, met een blik door het raam, waar de juf al bezig is met de andere kinderen. Aan mijn andere kant verheft iemand haar stem. Een juf wijst een leerlingetje terecht. Ze wijst met een strenge vinger op een blad papier aan de muur en vraagt: "Wat staat er hier? Hier staat: "Wij spelen samen"" en daar staat "Wij zijn allemaal vriendjes"! Staat hier ergens "Ik lach andere kindjes uit"? Neen hé, dat staat er niet...! Dat doen we hier ook niet!" Een juf aan het eind van de gang kijkt in de richting van het stemgeluid. Haar ogen glimlachen. Jongste en ik stappen even nog door een grotere ruimte en komen dan eindelijk in de gang waar zijn klas is. Even later loop ik de weg weer terug. Een meisje aan een klasdeur kijkt even naar mij om. Ik herken haar: het is dat meisje met het misvormde gezichtje. Het kind keert zich weer om en loopt door. Ze is erg gegroeid merk ik op als ik haar langs achteren bekijk. Een jaar of negen schat ik haar. De rest van mijn tocht door de gangen verwijl ik bij haar. Bij dit kind, straks een puber. Een meisje dat zich zal moeten leren handhaven. Dat zal moeten zien te leven met de dagelijkse realiteit dat mensen telkens even verschrikt opkijken bij haar aanblik.
Diep in gedachten en weer helemaal geroerd door deze wereld, de school van mijn kind, stap ik in de auto.
"Zou ik misschien maar een zakje ajuinen meenemen?" bedenk ik in de supermarkt. Ik probeer me voor de geest te halen hoeveel uien er eigenlijk nog in de kelder liggen. Een halve zak? Minder? Meer? Nu ja, zo gauw bederven die niet. Ik neem een zakje en leg het in mijn kar. Aan de kassa stel ik vast dat ik dit denkwerk blijkbaar nog een keer had verricht: ik blijk twee zakjes uien in mijn kar te hebben geladen. Nu liggen ze in de kelder. Nog ongeopend. Want eerst moeten die uien verwerkt worden die met de boodschappen van vorige week al waren meegekomen. Een volle zak.
Pa (79) logeert enkele dagen bij één van zijn zoons. Hij heeft voor zijn vertrek heel nauwgezet zijn koffer gepakt. Tot in de details. "Ik heb zelfs batterijen voor mijn hoorapparaat meegenomen!" vertelt hij. Alleen, één detail zag hij over het hoofd. Wat hij vergeten was? Zijn hoorapparaat!
Sinds kort volg ik verbale vorming en voordracht in de Academie voor Muziek en Woord. Het zijn telkens twee ontspannende uurtjes. Als opdracht tegen de volgende les moeten we een tekstje schrijven, waarin een aantal speciaal te oefenen medeklinkers voorkomen. Dit wordt het mijne:
Helemaal van onder uit zijn zak diepte hij het op.
"Kijk eens wat ik gevonden heb! Een keiklein keitje! Schattig hé!"
Ik keek met "zijn" ogen naar het witte kiezeltje in z'n hand.
En mat voor het eerst met mijn blik het schattigheidsgehalte van een doodgewone kleine steen.
Vandaag ben ik de film "Verdwaald in het geheugenpaleis" gaan zien. Alleen. Want de huisgenoten zijn echt niet te paaien voor een film over mensen met dementie. Niet erg vond ik, toen ik pas in de stoel van de cinemazaal zat. Dat moest ik meer doen. Alleen naar de film gaan als ik graag iets wil gaan zien. In "Verdwaald in het geheugenpaleis" volgt Klara Van Es een jaar lang enkele mensen met dementie, die wonen in een flat van het WZC De Bijster in Essen. Voor zover ik nu kan beoordelen is het een beklijvende documentaire. Voor zover ik nu kan beoordelen, want er vielen gaten in de film: ondanks mijn grote interesse voor het onderwerp, moest ik toch vechten tegen de slaap. En enkele keren verloor ik dat gevecht dus eventjes. "Eventjes weg" is soms het beste middel om daarna weer wakker te kunnen blijven. En zo heb ik het tweede stuk van de film wel met een klare geest kunnen volgen. De film bevatte prachtige beelden. En ontroerende momenten. Die me in gedachten voerden naar de mensen die ik ken in het woonzorgcentrum waar ik stage loop. "Onze mensen", waarvan een groot deel een warm plekje in mijn hart heeft veroverd. Ik hoop binnen afzienbare tijd de documentaire nog eens te kunnen bekijken. En dan liefst wel in zijn geheel natuurlijk.
Ze is nog niet zo lang in het woonzorgcentrum. En ze kan maar moeilijk wennen. Dat is niet zo abnormaal bij mensen die nog maar pas in de instelling zijn komen wonen. Maar Amelietje heeft een bijkomend probleem. In haar beleving is ze nog heel wat jaartjes jonger. En ze is wanhopig op zoek. Op zoek naar een beetje liefde, van de andere kunne weliswaar. Maar in het vijvertje waarin ze nu vissen kan, vindt ze haar gading niet. Niet meer gehinderd door enige fatsoensnorm of remming klaagt ze te pas en te onpas haar nood tegen iedereen die door de kamer loopt. "Hier ga ik gene vrijer vinden hé! Hoe kan ik hier nu iemand vinden?" De mannen die er wonen vindt ze allemaal véél te oud. "Allé, ze ze hier nu zitten...!" snibt ze genadeloos als ze de mannelijke leden van het duttende groepje overschouwt. Op een moment als ik naast haar kom zitten, geeft ze weer volop lucht aan haar frustratie. Een ogenblik buigt ze zich naar mij toe en fluistert samenzweerderig: "Den dieje daar in den hoek, dat ziet er mij maar 'n een lepe uit!" Even later verzucht ze weer, ongeremd hardop: "Allé, ziet dat hier nu zitten. Ze weten al niet meer of dat em staat of dat em hangt!" De dommelende voorwerpen van haar spottende opmerking zijn zich nergens van bewust. Maar in de ogen van al wie op de dienst verzorging biedt of op bezoek is, flikkeren ondeugende pretlichtjes. Er klinkt zacht onderdrukt gegrinnik. Amelietje is weer weg. Eén van haar kinderen heeft zich over haar ontfermd en weer in huis genomen, omdat ze zo moeilijk wennen kon. Of haar grote wens nog eens in vervulling gaat, gaan we nu niet weten. Maar Amelietje met haar ongeremde praat, liet wel even een luchtig windje waaien doorheen het zorgcentrum.
De poes van Jongste, een witvoetige zwarte kater, was vorig jaar plotseling verdwenen. Precies op dierendag zagen we hem voor het laatst. Bijna een jaar geleden dus. Zondag kreeg Jongste, als verjaardagsgeschenk van zijn meter, een nieuw poesje. Een schattig knuffelig tijgertje. Even was er nog twijfel rond het geslacht van het beestje. Maar na nader, zij het niet al te deskundig, onderzoek tussen de achterpootjes van de nieuwe huisgenoot, menen we dat het om een vrouwelijk poesje gaat. Jongste was op die avond van zijn verjaardag moeilijk naar bed te krijgen. En eenmaal in bed kwam hij maar niet in slaap. Zat nog helemaal vol van het hele feestgebeuren. En van spijt omdat het weeral voorbij was. Daarenboven had hij nog geen naam kunnen vinden voor zijn verse huisdier. Ook al een zorg om van wakker te liggen. Zonder de zekerheid hoe hij zijn poesje noemen moest kon hij de slaap niet vatten. Dus kwam hij ver na tien uur 's avonds nog overleggen over een naam. Ik zocht het voornamenboekje uit de kast, gaf het hem en stuurde hem terug naar bed. Een kwartiertje later stond hij er alweer. Hij had zijn keuze gemaakt. Zijn nieuwe aanwinst heet nu voortaan "Emilie". Voor de laatste keer die avond kroop hij weer tussen de lakens. Nu was hij gerust. In een mum van tijd lag hij, onze kerel van elf, eindelijk lekker te slapen.
Een druk verjaardagsfeest-weekend achter de rug. Zo druk zelfs dat ik te moe ben voor enige verslaggeving. Onze Jongste is elf jaar geworden. Elf jaar al, ook hier is al sprake van een flink stukje levensgeschiedenis. Bij de verjaardagen van de kinderen komen telkens een heleboel herinneringen boven. Aan die van de geboortedag uiteraard. Maar ook andere herinneringen. Lieve, dierbare, al eens verdrietige, vaak tedere. Zoals deze, die ik zowat negen jaar geleden in een tekstje goot:
hij speelt met zijn schaduw kleine vent van twee
loopt vooruit, achteruit, draait zich om, kijkt achterom, bukt zich, schuift een kist opzij om zijn schaduw door te laten
ziet dan mij hoe ik glimlachend naar hem kijk en ineens daarom verlegen verbergt zijn gezichtje
ik til hem op, knuffel, kietel, en hij gooit schaterend het hoofdje achterover
dan plots ernstig wijst naar boven "kijk"! we kijken samen naar wolken hoog en wijds waarvan het langzaam over drijven hem zo boeit
"daar, dat zijn wolken!" zeg ik en hij "daa wokke..."
zo leer ik hem de woorden terwijl hij mij, opnieuw, verwondering leert... jb
Om twee keer per week naar school te gaan, neem ik gewoonlijk het openbaar vervoer. Eerst moet ik een eindje met de fiets, dan stap ik op de bus die me tot vlak voor de schoolpoort brengt. Ik rij wel graag met de bus. Dat komt natuurlijk ook omdat "mijn bus" zich, als hij de halte waar ik op moet stappen aandoet, nog dicht bij het begin van de reisroute bevindt. Daardoor kan ik altijd wel een zitplaatsje bemachtigen. De weg náár de bus is soms evenwel puur lijden. Gewoonlijk heb ik een drukke ochtend achter de rug. Moet ik op het laatste moment nog naar iets op zoek (waar zit die gsm toch alweer?) of moet ik gauw gauw nog iets regelen of klaarleggen of pakken. Terwijl de tijd genadeloos verder tikt. Dan, enkele minuten later dan gepland, spurt ik naar buiten met mijn zware tas, pluk mijn fiets uit de garage en vat de tocht aan naar de bushalte. Stevig doortrappend, in grote angst dat ik de bus net zal missen. Het is niet eens zo ondoenlijk ver, dat stuk fietsen. Anderhalve kilometer. Of om precies te zijn 1464 meter volgens Routeplanner. Maar op die ochtenden dat ik me in zeven haasten naar de bushalte spoed, lijkt dat mijlenver. Dan probeer ik puffend het tempo nog wat op te drijven. Als ik dan eindelijk aan het einde van de straat gekomen ben spring ik van mijn stalen ros, slinger hem tegen telkens dezelfde lantaarnpaal, diep zenuwachtig het slot uit mijn fietszak, bevestig die snel om de paal heen aan de fiets, gooi mijn tas op de schouder, en ren, met de fietssleutel nog in de hand naar de hoek van de straat. Dan pas kan ik zien of er een bus naderbij komt. En bijna altijd volgt er dan een grote zucht van opluchting. De bus is er nog niet. Of nog zo ver weg dat ik rustig het stukje tot de halte kan wandelen. Dan daalt er een grote rust in mij neer. Dan begint het ontspannende deel van mijn tocht. Een ietsje later stap ik op en zoek me een plaatsje. Daar nestel ik me, zet de tas op mijn knieën en rits hem open. Stop mijn fietssleutel en buskaartje weg. En dan haal ik mijn boek tevoorschijn. En moet gewoonlijk mijn aangeslagen leesbril nog schoonvegen. En dan...een diepe zucht en... stressloos genieten. Ochtendspits, omleidingen, mist, alle lichten op rood? Zal me worst wezen. Laat de chauffeur zijn werk maar doen. Ik lees.
Al "school" wat de klok slaat hier. Mijn eigen opleiding is weer volop op gang. Ik heb in het volgende niveau twee vakken bijgenomen, zodat ik nu anderhalve dag per week school loop. Jongste en Middelste Zoon zijn, zoals alle scholieren, op 1 september gestart. En vandaag was het dan de beurt aan Oudste Zoon. Hij heeft de unief ingeruild voor de hogeschool: ondanks een verder succesvolle "tweede-zittijd" heeft hij het zware wiskunde-onderdeel niet kunnen bolwerken. Vandaag is hij van start gegaan gegaan in een gelijkaardige, maar lichtere richting op een nieuwe school.
"School" doet weer denken aan die eerste maanden in de klas van de basisschool. Waar is de tijd gebleven dat ze nog leerden lezen, onze kroost. Hoe aandoenlijk dat dit prille kunnen was. Zoals toen Middelste Zoon net die vaardigheid onder de knie begon te krijgen. Overal probeerde hij de woorden en letters te ontcijferen. Zo ook van de verpakking van speculaas die op de tafel lag. "500g" stond er op het pakje. "Ik weet wat daar staat!" verkondigde Zoon trots en hij las: "Vijf oog"!
Weet je... in onze buurt staat een heel speciale boom. Wat er zo speciaal is aan die boom? Wel, hij draagt een bijzondere vrucht. Geen appel, geen peer, geen vijg of kers. Neen, deze vrucht is helemaal anders. Op de hele grote wereld bestaat er maar één boom met zo'n vrucht! Wie de vrucht vindt, mag hem plukken! Dus...ik wil wel graag op zoek naar die speciale boom. Jij ook? Wil jij mee helpen zoeken?
Dan hoop ik dat je komt op mijn verjaardagsfeestje...
Het verjaardagspartijtje van Jongste. Vanavond ruilde ik "blogtijd" in voor het maken van de uitnodiging. Jongste wil deze keer een spannende zoektocht! Hopelijk klinkt bovenstaande aanhef spannend genoeg om de genodigden nieuwsgierig te maken. Nu nog zorgen voor een bol uit piepschuim en een heleboel snoep om die unieke vrucht in elkaar te knutselen. Volgende zaterdag is zover. Dan is het oogsttijd!
"O, zie! Kijk daar eens!" wees Jongste, toen we net in de auto zaten om naar school te vertrekken. Ik zocht met mijn blik in de richting van zijn wijsvinger. Zag niks bijzonders aan de muur tegenover ons. "Hoe, wat is er dan?" vroeg ik, terwijl ik wat verstoord de sleutel in het contact stak. "Daar op de ruit, een sterretje!" Mijn blikveld verengde zich van enkele meters naar een zeventig centimeter van mij vandaan. En ja, daar zag ik het ook. Voor de neus van Zoon, een sterretje in de ruit. Of liever, een nogal uit de kluiten gewassen ster. Ik zuchtte diep. De Carglass-reclame indachtig, besloot ik zo meteen maar contact op te nemen met het desbetreffende bedrijf. "Is de ster groter dan een stuk van 2 Euro mevrouw?" vroeg een vriendelijke stem even later aan de telefoon. "Eh... ik geloof van niet. Maar het zal erom houden, vrees ik." Ik kon diezelfde voormiddag nog langskomen. Het zou een kleine 100 kosten om de beschadiging te repareren, en ik zou zowat vijfenveertig minuten op de auto moeten wachten. Een deel van mijn voorgenomen poets-tijd zou ik dus die dag besteden aan die klus. Daar aangekomen bleek bij inspectie de ster toch te groot om te kunnen repareren. Een nieuwe voorruit dan maar? Met een bezwaard hart informeerde ik naar de prijs van een nieuwe ruit. Na wat tikwerk op de computer: "Tja, voor uw wagen zal het vervangen van de ruit op 611,87 komen." Ik slikte. Besloot dit eerst met Echtgenoot te overleggen. Wat later in de auto keek ik beduusd naar de ster. Wat als we de ruit nu eens niet lieten vervangen. Als we zo zouden blijven doorrijden? Er doemde een spookscenario op. Eén van de sterpunten die, bij een hobbel in de weg, plots zou doorscheuren tot voor het blikveld van de bestuurder. Het raam dat bij een schok ineens in kleine stukjes deels op mijn schoot zou belanden. Echtgenoot en ik besloten toch maar tot het vervangen van de ruit. Dat kon maandag al. En zo besteedde ik maandag een deel van mijn strijk-tijd aan het heen en weer rijden naar de plek van het gebeuren. Peddelde ondertussen met een knalgele Carglassfiets naar huis en later weer terug. Want voor deze klus moesten we de wagen drie uren missen. Ik slikte een dikke krop weg toen ik, bij het ophalen, de bankkaart in de gleuf stak. Omwille van de financiële aderlating.
Zonet bracht ik Jongste weer naar school. Op deze zonovergoten ochtend. De kleuren buiten leken zo fris, de wereld zo helder. Het bracht meteen een blije atmosfeer in de auto. Zou dat door die nieuwe ruit komen? "Het hangt er maar vanaf door welke bril je kijkt!" hoor je weleens zeggen. Geldt dat ook voor een voorruit? Als dat zo is, tja, dan kan ik er maar net zo goed van genieten!
De Zoon-die-zich-niet-kan-haasten, Jongste dus, dreigt te laat op de muziekschool te komen. En Mevrouw Stresskonijn, ik dus, kijkt meermaals angstvallig op de klok en spoort Zoon tot enige haast aan. Niet al te uitdrukkelijk, want, weet ze uit ervaring, dat werkt meestal averechts.
Hij geniet nog van een warm bad en tatert honderduit. Ik ben bezig een was in de machine te stoppen en kijk vanuit een ooghoek toe hoe hij vordert. "Waar ligt Venlo eigenlijk?" vraagt hij en: "Reed er in 1900 al een trein in Venlo?" Hij steekt zijn voet uit boven het water, en wrijft er met het washandje over. Wat een rare vragen, denk ik ongeduldig. Maar ik antwoord rustig dat ik het eigenlijk niet weet. Dat er in 1900 al wel treinen reden, maar dat ik niet weet of dat ook in Venlo was. "Waarom vraag je dat eigenlijk?" wil ik toch weten. "O, ik heb er een stukje over gelezen heb bij "begrijpend lezen" op school." Ondertussen is ook de tweede voet gewassen. "Ben je nu klaar? Dan je vlug afdrogen hé!" Weer probeer ik mijn stem rustig te laten klinken. Even later wurmt hij zich in z'n kleren. Begint ondertussen een aftelrijmpje te zingen: "Tien kleine negers, die liepen door de regen..." Hier en daar stopt hij en lacht om de bizarre wendingen in de avonturen van de zwarte mannetjes. Ik haal diep adem.
En ik luister. Ik hoor zijn heldere zangstem. Het ritme van het liedje. Z'n vrolijke gebabbel. Ik ben me bewust van zijn blije energie. En ik glimlach.
Als huiswerk voor één van onze vakken op school, moeten wij een schriftje aanleggen. "Zelfzorg" heet het, en de bedoeling is om elke dag een aantal minuten stil te houden, en bewust "in het nu" iets te doen, of niets te doen. Een moment in te passen van "gewaar zijn". Een mooie uitdrukking vind ik dat, "gewaar zijn". Bewust zijn van wat je op dat moment voelt en beleeft. Daarnet met Jongste, is het me, ondanks de druk van te weinig tijd, toch zowaar even gelukt.
Een pluim voor mezelf. Want halt houden en "gewaar zijn" is niet makkelijk voor een stresskonijn!
Dat er zigeunerkinderen op de school en de schoolbus zitten, daar heeft Jongste wel al iets van opgevangen. Maar hoe dat nu precies zit met zigeuners, dat snapt hij niet helemaal. Zo vraagt hij een keer: "Mama, AROMA-zigeuners, wat zijn dat eigenlijk?"
Pa is ondertussen, eigenlijk eind augustus al, jarig geweest. Hij werd 79.
"O, bent u 79 geworden?" vraagt hem een dame enkele dagen na zijn verjaardag "Dat gaat dus volgend jaar een groot feest worden!" En dan, een beetje benauwd denkend over "die hoge leeftijd": "Hoe voelt dat om al negen-en-zeventig te zijn? Vindt u dat niet erg?" Pa haalt zijn schouders op. "Och, ik weet niet, eigenlijk niet echt..." meent hij gelaten. "Bovendien, ik heb ze allemaal zelf opgeleefd!"
In de muziekschool hadden de kinderen die eerste dag nog niet echt les. Wel konden ze hun boeken komen ophalen en afrekenen. Zelf kon ik er niet om, die namiddag, omdat ik al ergens heen moest en verder nog een hele rits boodschappen had af te werken. En ik oordeelde dat Jongste dat best zelf kon: even op en neer rijden met de fiets om bij de juf zijn boek op te gaan halen. Voor ik vertrok legde ik het geld klaar en vertelde Jongste wat hij moest doen. Alleen sprak ik vaag over "deze namiddag" en vergat het uur te vermelden waarop hij daar ten laatste terecht kon. En "deze namiddag" duurt bij Jongste nu eenmaal tot aan het avondeten. Gevolg was dat hij erg laat aankwam op de muziekschool en de juf al naar huis was gegaan. Hij had ook wel veel pech gehad, vond hij. Bij de heenweg had hij heel lang aan de overweg van de spoorlijn moeten staan. "Wel drie treinen hé, kwamen er na elkaar!" De slagbomen waren een keer terug open gegaan, de mensen begonnen al over te steken en ineens begon het rode licht weer te knipperen. Jongste had, misschien gelukkig maar, niet over gedurfd zoals de andere mensen. Dan, in de muziekschool, had hij zijn juf niet kunnen vinden. "Wel een úúr heb ik daar staan wachten!" Ik probeerde het mij voor te stellen. De onzekerheid en verlorenheid waarmee hij daar had gestaan. Eén keer had hij een mevrouw gezien die volgens hem heel erg leek op zijn juf. Tenminste, gezien langs achteren. "Langs de achterkant hé, dan was dat precies juf Lotte. Maar alleen maar langs achteren. Want toen ik haar zag van opzij, zag ik dat het juf Lotte niet was. En weet je hoe ik dat zag? Ik zag het aan haar kin. Haar kin was niet hetzelfde als bij de juf. Haar kin stak veel meer naar voren als bij juf Lotte..!"
Dat mensen met autisme anders denken weet ik natuurlijk al lang. Toch kan ik er bij Jongste niet altijd de vinger op leggen. Maar met een uitspraak als deze wel. Dan valt de andere denkstijl, en het detaildenken op. Ook wij menen wel eens iemand te herkennen, die die bepaalde persoon niet blijkt te zijn. Maar op het moment dat we dat opmerken flitsen er heel snel een heleboel kenmerken tegelijkertijd binnen, die we oppikken, zonder ze misschien te kunnen benoemen. Jongste pikte er hier één detail uit. En het vroeg van hem heel wat "denkarbeid" eer hij zijn conclusie kon trekken.
Het werd een hele ervaring voor hem, dat "eventjes zijn muziekboek ophalen". En dan kwam hij nog thuis zónder. Maar wel fijn dat hij het zo verwoorden kon. Daardoor daagt er in mij weer eventjes iets van zijn manier van denken.
Gisteren heb ik afscheid genomen. Nogmaals. Afscheid genomen van mijn oude beroep. De meeste jaren van mijn leven heb ik in de tuinbouw gewerkt: vroeger op het ouderlijk bedrijf, later op het bedrijf van Oudste Broer. Vorig jaar kwam dat bedrijf, zoals veel land- en tuinbouwbedrijven, in slechte papieren te zitten. Broer kon niet anders dan zijn personeel ontslaan. Ik ben toen op zoek gegaan, en ben uiteindelijk begin dit jaar gestart met de opleiding Animator voor Bejaarden. Maar tuinbouwers zijn taaie doorzetters. Broer en Schoonzus hebben hun activiteit in het huurbedrijf gestopt. Maar in het eigen bedrijf startten ze een nieuwe teelt op. Ze hebben de kans gekregen om onder bepaalde prijsgaranties mee te werken aan de teelt en de promotie van puntpaprika's. Een variant op de gewone paprika die iets heeft van reusachtige pepers. Alleen zijn ze niet pikant van smaak, maar lekker zoet. Heerlijk om in fijne ringetjes te snijden in een slaatje. Of om soep van te maken, of op te vullen met gehakt. Dankzij deze mogelijkheid ziet het er nu weer rooskleuriger uit voor Broer en Schoonzus. En deze zomer, toen het wat mijn opleiding betreft ook grote vakantie was, heb ik dus een tijdje deel mogen hebben aan het project. Maar deze week is ook voor mij "de school" weer begonnen en stap ik weer verder op de nieuw ingeslagen weg. Nu nog even op mijn stekje promotie voeren voor een lekkere, kleurrijke en gezonde groente!
Een spannende dag gisteren, die eerste september. Vooral voor wie voor de eerste keer...
...het kleuterklasje binnen stapten, zoals Silke. ...als kleuter-af naar de eerste klas van de basisschool gingen, zoals Tibe. ...naar de middelbare school vertrokken, zoals Hanne en Joren. ...zich naar hun werk begaven, zoals Robin en Yenzo.
Aan wie zo een grote stap heeft gezet, en sowieso aan al wie begin september (opnieuw) van start is gegaan, aan alle juffen en meesters en schoolpersoneel...
Zes jongeren van achttien jaar, vijf jongens en één meisje, waaronder Middelste Zoon, hebben dus hun eigen festival georganiseerd. En, enkele organisatorische mankementen daargelaten, hebben ze dat schitterend gedaan. Wel hadden ze heel veel pech. Het weer zat hen lelijk tegen. Een uur voor de start zagen we hoe twee partytenten door een rukwind werden opgetild en meters verder in de wei belanden. In allerijl werden ze met vereende krachten weer in elkaar gemonteerd en stevig verankerd. Erger was het gepruttel van de gehuurde generator. In het begin was hij al enkele keren uitgevallen. Daarna lukte het een aantal uren prima. Tot 's nachts om kwart over twaalf, toen ondanks de regenvlagen het feest in volle gang was, hij plotseling weer uitviel. Gevolg: geen muziek meer en geen licht. Het euvel raakte maar niet opgelost, terwijl de regenvlagen elkaar steeds dichter opvolgden. Natuurlijk dat veel verkleumde jongeren het voor bekeken hielden en huiswaarts trokken. Een hardnekkige kern feestvierders bleef. Zorgden dan maar zingend zelf voor ambiance. Na ruim een uur zenuwachtig speurwerk lukte het pas om de muziek weer op te starten. Er moest evenwel gefeest worden bij wat summiere verlichting: door het vele vocht bleek er daar ergens een kortsluiting te zijn. Een uur later viel de stroom weer helemaal uit, terwijl het op dat moment ook onophoudelijk begon te gieten. Einde feest dus.
Maar toch... Toch zat de sfeer er een tijdlang stevig in. De opkomst was naar omstandigheden heel behoorlijk. De gasten lieten zich niet van de wijs brengen. Telkens bij een stortvlaag troepten ze met velen samen onder een groot stuk zeil. Een heleboel vrijwilligers, waaronder de meeste ouders, verleenden assistentie. Hielpen bij de tap, bij het verkopen van de bonnetjes, bij het bakken en inpakken van de hamburgers. Het concept van het festival was weldoordacht, het podium indrukwekkend. "Ja," blonk een fiere mama van één van de jonge organisatoren " ze hebben het toch maar gefixt. Nog maar achttien en dit al in elkaar gebokst!"
En zo is het inderdaad. Een hechte groep vrienden zijn hun droom achterna gegaan. Ze hebben er ongelooflijk hard aan gewerkt. Hebben verbazend goed samen gewerkt aan de organisatie en de opbouw van hun evenement. Door slechte omstandigheden werd het misschien geen onverdeeld succes. Maar het zat er wel in. "Dizwit" had het potentieel om een prachtig gebeuren te worden, geschoeid op de leest van jongeren. En ook hier telt dat de weg naar het doel misschien belangrijker was dan het doel zelf.
En ... ze hebben een verhaal. Misschien nog het kostbaarste van al, bedenk ik met een glimlach. Ze hebben een verhaal dat ze zullen meedragen en vertellen, al dan niet hier en daar wat aangedikt. Ze hebben een verhaal tot ver in hun oude dag!
Middelste Zoon en zijn kompanen, allemaal fervente festivalliefhebbers, hebben een waanzinnig plan opgevat. Ze organiseren zelf een mini-festivalletje. Ze noemen het gebeuren "Dizwit", een verbastering van het Frans voor achttien, dix-huit. Dit omdat ze dit jaar allemaal achttien worden of geworden zijn. Ze hebben de hele doening zelf in handen genomen: gezocht naar DJ's, sponsors, materiaal. Gezorgd voor vergunningen en veiligheid. Morgen, zondag, is het zover. Het terrein voor het evenemant is volop in opbouw, zoals te zien op de foto's. De jongeren kamperen er al enkele dagen om het materiaal te bewaken. Nu maar hopen dat het lukt. De weergoden zouden hen niet zo goed gezind zijn. Maar we duimen toch dat ze het een beetje droog mogen houden, dat er voldoende bezoekers komen en dat er de ambiance zal zijn waarvoor ze het allemaal doen. Hun festival, voor moederlijke zenuwen is het allemaal een beetje te veel. Ongelooflijk opgelucht zal ik zijn als het allemaal voorbij en zonder noemenswaardige ongelukken verlopen is. Nog een paar dagen, dan zal ik het weten te vertellen.
Enkele dagen geleden is Luk overleden. Vandaag is zijn uitvaart. Zelf heb ik Luk niet goed gekend. Hij schijnt een vaste waarde geweest te zijn bij allerlei activiteiten van Autisme Vlaanderen. Hij nam tot voor kort, bij gezinsweekends en uitstappen, de begeleiding op zich van kinderen met autisme, en van de "brusjes"groep, de broers en zussen van de kinderen met autisme. Luk moet een warme en grappige mens geweest zijn. Bij het laatste gezinsweekend zat hij in een rolstoel: een vreselijk iets had zich in zijn hersenen genesteld en hem op non-actief gesteld. Hij kon niet meer meedoen zoals hij gewend was, maar hij was er wel bij. De ziekte heeft hard en onverbiddelijk toegeslagen. Luk, nog geen 37 jaar oud, is overleden. Hij laat een lieve vrouw achter, Els, die één van de drijvende krachten is van Autisme Vlaanderen. En ook twee jonge kinderen, Siebe en Auke, moeten het nu stellen zonder hun papa.
Net op hetzelfde moment dat ik dit bericht kreeg, was er ook een mailtje van Stephanie, (één van de meisjes in Canada), waarin ze me onderstaande tekst cadeau deed. Hij is van de hand van een optimistische levensgenieter: Mattie Stepanek, een jongen met een erfelijke spierziekte, die op veertienjarige leeftijd is gestorven.
Deze tekst wil ik jullie graag delen. Op deze dag, een dag om stil te staan bij het immense lijden dat een afscheid mee kan brengen. Het afscheid van schitterende en véél te jonge mensen. Het afscheid van Luk. In gedachten aanwezig vandaag, wens ik Els, Siebe en Auke héél veel sterkte toe!
A champion is a winner, A hero... Someone who never gives up. Even when the going gets rough. A champion is a member of a winning team... Someone who overcomes challenges even when it requires creative solutions. A champion is an optimist, A hopeful spirit... Someone who plays the game, Even when the game is called life... Especially when the game is called life. Ther can be a champion in each of us, If we live as a winner, If we live as a member of the team, If we live with a hopeful spirit, For life.
Mattie Stepanek, 1999, in "Journey through Heartsongs"
Op de avondmarkt aan de zeedijk had ik een spin voor hem gekocht. U weet wel, zo'n pluizig reuze-exemplaar met grote griezelige poten. En een slangetje met zo een pomp-balletje eraan. Telkens je daarin knijpt, springt de spin een eindje verder. "Een fop-spin! Dat is een echte fopspin hé mama, daar kan je mensen echt mee doen schrikken!" Eventjes later zette hij de griezel boven op mijn hoofd. "Ha, ha, ha," schaterde hij "nu heb je je blog op je hoofd!"
Waar gaan volgens Neefje Xander hulpbehoevende oude mensen wonen? In een be-haard-en-tehuis!
Dat Jongste weer terug is na een weekje kamp zullen we geweten hebben. Hij babbelt en vraagt soms aan één stuk door. Grote en kleine vraagstukken passeren zo de revue. "Mama," zo vraagt hij een keer "in Egypte, werken ze daar nu nog met farao's?"
"Gek toch dat met het ouder worden je benen zoveel langer worden...!" zucht Pa. "Worden je benen dan langer?" vraag ik verbaasd. Dat had ik nog nooit gehoord. Wel dat je met het ouder worden enkele centimeters zou "krimpen". Maar dat je benen dan in verhouding langer zouden worden? "Ja," verklaart Pa "want de laatste tijd kan ik steeds moeilijker aan mijn voeten om mijn kousen aan te trekken!"
Ik zong het mee uit volle borst. Het overbekende liedje van Gérard Lenormand dat speelde op de radio: "La ballade des gens heureux." Met dat meezingen bezorgde ik niemands oren overlast, want ik stond een eind van de werkplek van de anderen vandaan. Waar dat plotse geluksgevoel nu toch vandaan kwam, vroeg ik mezelf af. Was het misschien omdat het met Jongste meegevallen was op het kamp? Of om de zon die plots doorbrak? Of die olijke gele kleur van de paprika's die ik op dat moment aan het oogsten was? (*) Een poos later liep ik nog te denken over die blije stemming. Mijmerde ik over wat "geluk" eigenlijk is. Niet het ontbreken van zorgen alleszins. Misschien gewoon je niet laten ringeloren door die kommer en zorg. Weigeren jezelf zielig te vinden. En openstaan voor die heerlijke geniet-momentjes. Daar moest ik daarnet ook aan denken, toen ik, hier aan zee, bij het vallende duister samen met "meneertje Kwebbel" nog op blote voeten langs de vloedlijn liep.
Morgen nog een volle dag zee-vakantie...
* Tijdens de zomervakantie ben ik weer tijdelijk ingelijfd in het tuinbouwbedrijf van Broer.
Monter stapte hij van de bus. "Hallo mama!" Ik monsterde hem. Mijn "kleintje", die ook al zo groot geworden is, zag ik weer. Verder: vuile kleren en vuile oren. Maar voor de rest helemaal in orde. Ik vond nog een paar bekende sokken en twee onderbroekjes tussen "de verloren voorwerpen" die te grabbel waren gelegd op het asfalt. Ik zocht de bagage bij elkaar. Waar ik achteraf, God weet hoe, weer een zak van vergeten bleek te hebben. We dankten de twee jonge monitoren en trokken toen huiswaarts. Onderweg stond zijn mond niet stil. File-lange verhalen. Ja, "het viel wel mee", het kamp. Geen grote euforie, maar dat kon ook moeilijk als allerlei leuke dingen letterlijk in het water vielen. Als de "deathride" bijvoorbeeld net voor je neus gesloten werd, wegens te gevaarlijk door de plotse stortbui. Als je tijdens de tweedaagse door het slijk moest baggeren en kamperen in de gutsende regen. Als dan ook, net tijdens die tweedaagse afwezigheid, pizzabuffet op het menu had gestaan in het hoofdgebouw, en jij daardoor je lievelingsgerecht bent misgelopen. Een behoorlijke portie pech dus. Maar we kregen geenszins een emotioneel verhakkeld kind thuis. Hij had zich staande gehouden. Hij was kennelijk aanvaard geweest in de groep, had zich tijdens heel wat activiteiten kostelijk geamuseerd. De moni's hadden goed geanticipeerd op hetgeen vooraf verteld was geweest: Jongste kreeg iedere dag een "dagschema" op een papiertje, hij mocht zich terugtrekken wanneer het hem te druk werd. Hij kreeg een apart "taakje" toen hij een spel in grote groep dreigde niet aan te kunnen.
Zijn papa en ik zijn dik tevreden dat het zo is verlopen. We durven al aarzelend aan een "volgende keer" te denken. Ontzettend dankbaar voel ik me ook. Om de ploeg van jonge mensen die zo goed hebben begeleid. Die hetgeen ze wisten over ons kind, ter harte hebben genomen. Verder nog dank aan al die lieve familieleden, die zorgden voor een heleboel post voor Jongste. Heel wat kaartjes, en zelfs een paar heuse stripverhalen, heeft hij er ontvangen.
Dus aan jullie allemaal: van harte dank u wel! Mee door jullie is dit kamp, wat we aanvoelden als een riskante onderneming, toch een succes geworden!
Eergisteren was het "Moederkesdag" in en rond Antwerpen.
Bij het middageten vond ik een pakje op mijn bord. Vast een boek, raadde ik, toen ik het nieuwsgierig bevoelde. "Ik hoop maar dat je er blij mee zal zijn..." aarzelde Dochter. "Oh," vond Oudste Zoon "voor ons mama is dat gemakkelijk om een boek te vinden. Als het over ouderen gaat, of over autisme of dementie, dan zit je altijd goed." Ik deed het pakje open en haalde het boek tevoorschijn. "Hersenschimmen" van Bernlef. Voor de eerste keer al uitgegeven in 1984 en nu aan de negenenveertigste druk toe. Het handelt inderdaad over één van de genoemde onderwerpen: het is een roman, geschreven vanuit de beleving van een dementerende man. "Ik denk wel dat je het mooi zal vinden." glimlachte Dochter "Ik heb het zelf ooit gelezen. Ik vond het een schitterend boek." "Ha, natúúrlijk gaat ze dat goed vinden." orakelde Oudste Zoon "Echt iets voor ons mama!"
De eerste bladzijden heb ik ondertussen al gelezen. De rest bewaar ik. Voor het het einde van de week als ik, samen met Jongste, enkele dagen ga logeren bij Pa. Dan zal ik wel tijd vinden om me, nieuwsgierig en leergierig, onder te dompelen in wat dit boek verhaalt.
Made up, het animatiefilmpje dat Dochter vorig jaar maakte, en dat een poosje geleden genomineerd was voor het Festival d'animation d' Annecy, is dat nu ook voor het Animatie Festival "Klik" in Amsterdam. Toch maar eens een linkje ernaar op mijn blog? ...Ah ja...! Dus.... klik en zie hier, genomineerd in de categorie "International Student Competion" voor "KLIK": Made Up!
Onze Jongste hanteert nogal eens een wat "gezwollen" taalgebruik. Zo ook vorige week. Hij vertelde een pijnlijk voorval van enkele jaren geleden op school. Het moet diepe sporen hebben nagelaten, want de tranen kwamen hem nog in de ogen. "En toen hé..., toen had ik zo'n gevoel..." Even zocht hij naar woorden om zijn gevoel te beschrijven. En vervolgde dan ietwat pathetisch: "...Ik had het gevoel dat de zon explodeerde op de plaats waar mijn hart zit!"
Vanmorgen is hij op kamp vertrokken. Hij is met de elfjarigen mee op een vakantie van de mutualiteit. Ik ben er niet gerust op. De groep lijkt me nogal groot. De begeleiders zijn gemotiveerd, maar nog zo jong. Hoe gaat ons kind, met zijn ASS-problematiek, zich daar kunnen redden? Natuurlijk, de moni's zijn goed ingelicht. Jongste gaat mee onder de noemer: "Jongere met bijzondere aandacht". Het is niet zonder voorbereiding gegaan. En we willen hem uitdagingen aanbieden, hem de kans geven grenzen te verleggen, hem niet te veel beschermen, toch? Jawel, maar nu. 't Is toch heel wat voor dit kind. Vreemde plek, vreemde kinderen, vreemde begeleiding. Heeft dit kans om te lukken? Het lijkt me een dubbeltje op zijn kant.
Een zekere beklemming, dat is het wat ik voel. Niet dat dat gevoel te vergelijken is met de zon die explodeert, zoals bij Jongste. Maar de plek waar mijn hart zit, ja, daar ergens situeert het zich wel!
Net voor sluitingstijd struikelde ik binnen. Zocht eerst met vlugge ogen het standje af. Ja, hier lagen ze. Neen, neen, deze was te klein, schatte ik. Ik opende mijn handtas, diepte het op om even te passen. Besloot de grotere te nemen. Dan haastte ik me naar het loket. Hij raakte maar moeizaam door de gleuf van het raampje. "Kan u mij ook zeggen hoeveel er op moet?" vroeg ik aan de mevrouw erachter. "Mag ik het even om te wegen?" vroeg ze, wijzend naar het wat smoezelige textiel in mijn hand. Ik stopte het in het luikje. Ze pakte het er aan haar kant uit en legde het mee op de weegschaal. En na een momentje gespannen stilte waarin ze het getal van het gewicht aflas: "Er moeten er drie op!" Ze wendde zich weer naar mij: "Als u ze met tien gelijk koopt, zijn ze goedkoper!" Ik twijfelde even: "Ja, doet u maar! Dat is nooit verloren." "Als u het daar even klaar maakt," zei ze met een hoofdknik naar het tafeltje "dan kan het zo meteen nog mee!" Ik glimlachte dankbaar en ging zitten. Ik pakte en plakte, greep naar de pen aan het koordje en schreef met haastige letters. De mevrouw wachtte geduldig en glimlachte begrijpend, toen ik het afgewerkte pakje bij haar afleverde. "Tja, een kind kan dat moeilijk missen hé!"
En nu is het dus vertrokken voor een lange reis. Het knuffeltje van Neefje, dat hij gisteren hier vergeten was. Het versturen met de post leek me de snelste manier. Met wat geluk heeft hij zijn onmisbare slaapvriendje morgen weer terug.
Ik ging nog maar eens naar de slaapkamer om ze aan te manen nu toch maar te gaan slapen. En toen was er dit tafereeltje: Jongste en het Neefje-logeetje broederlijk bij elkaar in bed. De oudste, onze Jongste dus, die de jongste, het Neefje, voorlas uit een stripverhaal. Dit kon ik moeilijk verstoren, toch?
Jongste komt in de keuken, waar ik net met Pa aan het telefoneren ben. Als Pa en ik ons kenbaar hebben gemaakt, vraag ik hem hoe het ermee gaat. "Och," zegt hij "ik leef nog!" Ik grinnik om die uitdrukking. Ik zou dit antwoord nogal onrustwekkend somber vinden klinken, moest ik niet weten dat Pa op deze manier één van zijn zoons imiteert, die steevast en voorspelbaar ook dit antwoord geeft op de "hoe-gaat-het-ermee-vraag". "Ach zo, je leeft nog!" reageer ik dan ook gemaakt verbaasd "Fijn om dat te horen! Tja, in het andere geval zou het niet eenvoudig geweest zijn om de hoorn op te nemen hé....." Terwijl Pa en ik, aanvankelijk wat over en weer grappend ons gesprek verder zetten, loopt Jongste ineens snel naar de woonkamer. Met één oor hoor ik hij hoe hij daar, in volle ernst alsof het héél belangrijk nieuws betreft, meedeelt aan Oudste Zoon: "Broer, moet je weten! Opa lééft nog!"
Verdorie, dat ik het nu vergeten was. En ik was het nog zo van plan. Wat jammer toch. Dat vertelde ik daarstraks ook aan tafel. Dat ik het zo jammer vond dat ik vergeten was om een taartje te kopen. Dat vanmorgen het idee was opgekomen om bij het avondeten als nagerecht taart te serveren. Een taart met één kaarsje op. "Hoe, maar er verjaart toch niemand?" vroeg Echtgenoot niet-begrijpend. "Neen..., maar mijn blog bestaat vandaag precies één jaar!" Echtgenoot hief de ogen ten hemel. Bij iets, wat hem betreft, zonder pardon gerangschikt kon worden onder de noemer "Flauwekul". Hij heeft het sowieso niet op met blogs of andere toestanden, waarin mensen hun sentimenten vrijelijk de wereld insturen. En dan nog taart omdat zo'n blog precies één jaar oud is. Dat staat volgens hem in onnozelheid gelijk aan "puppyborrels" of het huwelijk vieren tussen je hond en je kat, zoals een excentrieke dame in onze buurt laatst uitbundig gedaan had. Ze had er zelfs de krant mee gehaald. Maar toch, zo'n blog een jaartje volhouden op regelmatige basis, dat is toch al een kleine prestatie. De moeite om te vieren vind ik zelf. Mijn blogje is maar een bescheiden stekje. Niet wat je noemt een grote lezer-trekker. Maar wel een aantal getrouwen die graag al eens komen kijken. Meer hoeft dat niet te zijn. De eerste verjaardag is dan ook een mooie gelegenheid om het u te zeggen: hoe fijn ik het vind dat u mijn schrijfseltjes komt lezen. En wat de blog-verjaardagstaart betreft: u misschien zin in een stukje?
Vandaag, precies op de dag dat Dochter weer zal landen in Zaventem, vertrekken de vijf Vlaamse studentes, waaronder Nichtje Stéphanie, voor twee maanden naar Canada. Van hun grote avontuur, en over wat ze daar zullen zien en leren, gaan ze ook een blog bijhouden. Die ga ik zeker en vast mee volgen. En aan wie ook graag eens een kijkje neemt: de link heb ik er hier links bij gezet. Ook van hieruit wil ik de vijf Belgische meisjes een deugddoend en leerrijk verblijf toewensen!
Ik vind het een gezellig geluid, dat "krakkelen" van het dekbed, waarmee ik de strijd aanga om het in de overtrek te stoppen. Als dat gelukt is spreid ik het mooi over het bed, stop de achterflap in en trek de heleboel netjes recht. Ik bekijk op een afstand het resultaat. Ziet er goed uit. Een beetje saai misschien, dat maagdelijke ecru tegen de muur van bijna dezelfde kleur? Ik kies een rozerode kussensloop voor het éne kussen dat nog over is, doe het er omheen en zet het op het bed. Ziezo, dat geeft een beetje kleur. Met het dekken van het bed heb ik de laatste hand gelegd aan de kamer van Dochter. Dinsdag komt ze weer terug van haar reis naar India. Vermoeid wellicht van de vele indrukken, van de terugreis langs stoffige wegen, van de hitte en de lange vliegreis. Zal deugd doen, denk ik met een glimlach, om terug thuis te komen. Om zich weer te kunnen nestelen in een opgeruimde en gepoetste kamer. Om na een verfrissende douche weer lekker tussen het frisse linnen in haar eigen bed te kruipen. Ik kan die sensatie zelf bijna voelen terwijl ik met het karweitje bezig ben. Normaliter staat ze zelf in voor de reinheid van haar kamer en het tijdig wisselen van beddengoed. Maar als ze een poosje van huis geweest is, tja dan beschouw ik het als een zaak van moederlijke eer om haar te verwelkomen in een schone kamer.
Zo doe ik het voor elk van onze kinderen. Benieuwd of ze dat later nog gaan weten. Later als ik een stokoud vrouwtje geworden zal zijn of erna. Of ze er dan, met dezelfde glimlach als ik nu en met dezelfde warmte, wel eens aan zullen terug denken.
Jongste en ik kijken samen naar het nieuws. De nieuwslezer vertelt hoe op dezelfde kampplaats nu al voor de tweede keer deze zomer een heleboel kinderen ziek zijn geworden. Op de beelden zie je op de bewuste plek de ambulances af en aan rijden. Op een moment zegt de reporter dat de ziektesymptomen vooral tijdens de vorige nacht waren opgedoken en dat de begeleiders bijgevolg een vermoeiende, slapeloze nacht achter de rug hadden. Dan neemt de camera één van die begeleiders in beeld voor een interview. Jongste schijnt te vinden dat die man er inderdaad ongelooflijk moe uitziet, vooral dan in het gebied rond de ogen. Want roept hij ontzet naar mij: "Amaai, wat een wallen! Die zijn nog groter dan die van u!"
De prille volwassene van ons gezin heeft vandaag een "volwassen" daad verricht. Middelste Zoon heeft zijn rijbewijs gehaald! Achttien jaar en negen dagen oud is hij. Fantastisch toch? Ja, eigenlijk wel. Maar op dit ogenblik zit ik met een grote knoop in mijn maag. En een angsthart dat uit z'n voegen barst. Zoals verwacht trok Zoon onmiddellijk met het bewijs van de positieve examenuitslag naar het districtshuis, om de felbegeerde licentie meteen in ontvangst te nemen. Hij was er niet toen ik daarstraks om zes uur thuis kwam. De auto ook niet. "Of hij thuis zou zijn voor het eten?" telefoneerde ik. Eh neen..., dat zou niet gaan, hij zat met een kameraad in Kortrijk. "In ... Kortrijk?" Jawel zeg, dat had hij toch met zijn vader besproken? De onrust joeg door mijn lijf. Wijzelf wonen in de rand van Antwerpen. Kortrijk is een heel eind weg. En zo heel veel heeft hij nog niet geoefend op de autostrade. En dan een jonge passagier mee, andermans kind. Hij moest straks op de terugweg maar dubbel voorzichtig zijn, drukte ik hem op het hart. Een poos later stond hij voor me, gezond en wel, met opgetogen en fiere blik. Hij had het plan opgevat om vanavond met z'n drieën een hapje te gaan eten. In "t stad"! Of hij met de auto mocht? Wederom beukte het schrikgevoel. Met de auto naar hartje Antwerpen? Zeg, met al dat gezaag! Of ik nu niet een beetje trots op hem kon zijn? Natuurlijk ben ik trots, apetrots zelfs. Maar nu komt het me voor of we nooit, nooit meer gerust zullen zijn. Allerlei doemscenario's, die verschrikkelijk genoeg dagelijkse realiteit zijn, spoken door mijn hoofd. Waar haalden we in hemelsnaam dat absurde idee vandaan om hem zo vroeg al te leren autorijden? Mocht het me nog te doen staan, hij zou moeten wachten tot hij vijfentwintig was. Minstens! Ondertussen viert Middelste Zoon zijn nieuw verworven zelfstandigheid. Als geheelonthouder, ja natuurlijk. Ik hoop in stilte dat hij het ten diepste beseft: dat de nieuw verworven zelfstandigheid tegelijkertijd een nieuw verworven verantwoordelijkheid betekent. Intussen heb ik, terwijl ik dit zit te tikken, al minstens tien keer mijn oren gespitst. Hoor ik daar niet het geluid van de automotor? Is hij weer terug? Neen nog niet... De ontspanning van een tussentijds gevoel van algehele opluchting zal ik nog eventjes moeten uitstellen...
Gisteren namiddag trok ik samen met Jongste naar het gezin van Broer en Schoonzus in Oost-Vlaanderen. Jongste en Neefje amuseerden zich met elkaar en met Jipsy, een superschattig pupje, dat nog maar een weekje in de familie is opgenomen. Broer was nog aan het werk en wij, de dames, wijdden ons aan urenlange "vrouwenklap", compleet met koffie en taart.
Ook Nichtje kwam er een poosje bij zitten. Nicht vertrekt binnenkort, met een groep van vijf Vlaamse studentes, naar Canada. Als ik het goed begrepen heb is het daar vooral de bedoeling om mee te werken aan een project om mensen met een beperking meer kansen te geven in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Nichtje vertelde hoe bijvoorbeeld in Canada "inclusief onderwijs", onderwijs waar kinderen met een beperking gewoon zijn opgenomen in het reguliere onderwijs, een normaal gegeven is. De bedoeling is dus onder meer om uit te zoeken hoe dat daar wordt georganiseerd en die ideeën mee naar België te brengen. Uiteraard wekt dat bij mij een grote belangstelling. Ik heb zelf een kind in het Buitengewoon Onderwijs. Langs de éne kant zie ik welke voordelen dat dit heeft op gebied van gespecialiseerde opvang en opvang op maat. Anderzijds heeft het iets heel onnatuurlijks. "Kinderen met een productiefoutje" er van bij het begin al "uit" sorteren, om ze samen te brengen in een aparte groep, is niet echt bevorderlijk voor de integratie van mensen met een beperking. Hoe dat in een land als Canada wordt aangepakt, gaan we dus de volgende weken mee kunnen volgen bij Nichtje.
En zo zaten we dan met z'n drieën bij elkaar. Om beurten vertellend over onze ideeën en ervaringen. Want ieder van ons is ergens bezig met "kwetsbare" mensen in de maatschappij. Nichtje, als toekomstige orthopedagoge met kinderen met een beperking. Schoonzus door haar vrijwilligerswerk bij een telefonische crisisopvang met mensen in acute nood. En ik zelf, in een wereld die pas nog voor mij open kwam, met heel oude mensen, mensen in de "laatste leeftijd". Het gaf een fijn gevoel, daar zo met z'n drieën, elk van ons aangestoken en begeesterd door, en met vuur vertellend over onze zorg voor mensen.
We hadden een leuke namiddag. Praten over "koetjes en kalfjes", over kinderen en pupje, over de eigen zorgen en vreugden. En over ons bezig zijn met mensen dus. Wij, drie vrouwen, heel verschillende persoonlijkheden, elk vanuit een andere invalshoek. Maar met éénzelfde bewogen zijn, wat een zekere verbondenheid gaf en geeft. Dat te ervaren, was wel het allerfijnste van de, overigens lang uitgelopen, bij-praat-namiddag!
"Waar wilt u graag gaan zitten? Hier, in deze stoel?" vraag ik het demente dametje. "Ja, hier is het goed." vindt ze en gaat zitten. Als ik aanstalten maak om weg te gaan beveelt ze: "Gij moet hier ook gaan zitten!" "Moet ik hier gaan zitten? Wilt u dat ik bij u kom zitten?" "Gij moet hier bij mij komen zitten, want anders...., anders ... ga ik lopen!" "Gaat u anders lopen?" glimlach ik "En waar zou u dan wel naartoe lopen?" "Naar de hemel!"
Er is er één jarig hoera, hoera! Middelste Zoon is nu achttien. Net terug van het festival in Dour buitelt hij de huiselijke feestelijkheden in, om daarna verder te vieren met zijn vrienden. De onbezorgde jeugdjaren waarover men het zo vaak heeft? Dat hij maar geniet. Ik mijmer, zoals bij alle verjaardagen van mijn kroost, over het kind in kwestie. Haal in stilte herinneringen op. Aan het moment van zijn geboorte bijvoorbeeld. Hoe hij, als zondagskindje het levenslicht zag. Eén dag na de uitgerekende datum en precies op de dag dat ik gehoopt had dat hij geboren zou worden. Op zijn geboortekaartje hadden we foto's van zijn grote zus en broer en dit tekstje:
Jouw naam betekent gave, Godsgeschenk. Een naam waarmee ik mijn wens wil verweven.
Want kind, als we je ooit hebben gegeven wat in ons leeft aan liefde, waarde, vertrouwen
en als dan het ogenblik is gekomen waarop je je leven uit wil bouwen,
dan zullen wij je niet in je weg willen staan.
Maar déze hoop zal stil in mij blijven leven, een hoop, tot klank geworden in jouw naam:
dat je je aan mensen zó zou geven dat ze gelukkiger en meer ten volle leven.
Al een dag of vijf is ze weg, onze Dochter: maandag vertrok ze op reis naar India. Normaal ben ik niet zo emotioneel als één van de kinderen vertrekt. Meestal ben ik er nogal gerust op. Als ik weet dat ze ergens naartoe gaan waar ze graag zullen zijn, dan kan ik ze best voor enkele dagen missen. Maar deze keer, bij het vertrek van Dochter was het anders. Was het omdat ze zo lang weg zou zijn? Of omdat het zo ver van huis was? Of omwille van de bestemming? Want hoewel er heel wat toeristen India aandoen, is het toch niet zo'n alledaags land. Bovendien zou het niet de bedoeling zijn dat Dochter en haar reisgenoten het land ontdekken vanachter de ramen van een gekoelde luxe-autocar. Neen, de groep zou de hele tijd gebruik van het openbaar vervoer. Het is de eerste keer dat ze een reis onderneemt die op de één of andere manier wat meer risico in houdt. Kans op ziek worden onderweg, of de draai niet vinden in de groep, waar ze drie lange weken deel van zal uitmaken bijvoorbeeld. Natuurlijk is ze geen kind meer, maar toch... Deze keer greep het me veel meer dan anders, haar vertrek. Die onbestemde onrust overviel me weer toen ik van de week iets naar haar kamer bracht. Ik bleef even staan kijken in het kleine domein van onze oudste. Al die rondslingerende spulletjes, want ze had de tijd niet meer gehad om haar kamer op te ruimen, al die dingen ademden haar aanwezigheid. Maar evengoed haar afwezigheid. Iemands spulletjes zijn die iemand niet, ervoer ik op dat moment. "Stel nu..." dacht ik ineens "stel dat er iets gebeurt. Dat ze niet meer terug komt..., dat ze ... hier nooit meer terug komt..." Een ondraaglijke gedachte. Ik stopte ze vlug weg.
Ondertussen heeft Dochter al een keer of drie een berichtje gestuurd. Leve de gsm! Nu lijkt ze toch wat minder ver. Vlak na de landing in Delhi had ze zich onwel gevoeld. Maar dat lijkt ondertussen al beter te zijn. In het laatste berichtje vertelde ze dat ze gisteren iets erg naars hadden beleefd. Eén van haar reisgenoten was ziek geworden. Héél erg ziek. Ze was beginnen overgeven, had het bewustzijn verloren, was in het ziekenhuis in coma geraakt en bijna gestorven. Op het nippertje was ze er door gekomen. De jonge vrouw was nu bij kennis en zou binnen enkele dagen weer naar België gevlogen worden. Het zou te maken hebben met een nog niet eerder ontdekt lichamelijk mankement dat nu ineens de kop opstak. Niet met één of andere duistere besmettelijke ziekte. Dat laatste is een beetje een geruststelling. Maar toch krijg ik kippenvel, telkens ik eraan denk. Bijna hadden een vader en een moeder, en misschien ook broers of zussen en een eventueel vriendje, meegemaakt wat ik in stilte vreesde voor mijn eigen kind. Heel jammer van die verre reis waarnaar dat meisje wellicht erg had uitgekeken. Maar gelukkig, héél gelukkig heeft ze het gehaald.
Want stel dat het was gebeurd... Dat ze niet meer (levend) was terug gekomen. Dat ze ... nooit meer was terug gekomen...
Gisteren heb ik de tomaatjes, die ik
onlangs zomaar kreeg, gepureerd en "ingemaakt". Lieve, de schenkster van
het rijpe rood, had me verteld hoe ik het moest doen. En verder
navigeerde ik op wat ik wist, op wat ik me herinneren kon. En bevond me
in gedachten ineens op een plek ver van hier. Ineens was ik in Canada,
bij onze tante. Daar heb ik een keer, midden in de zomer, vijf weken
lang verbleven. Behalve enkele leuke uitstappen leefde ik toen gewoon mee met het gezin van mijn tante. Een groot deel van het zomerseizoen werd er besteed aan het
aanleggen van de wintervoorraad. Groenten en fruit, al dan niet uit
eigen tuin werden gesneden en verpakt voor de diepvriezer of
ingemaakt in weckpotten. Toen
we kleiner waren gebeurde dat bij ons thuis ook. Ik weet nog hoe fier Ma
was op een kelder vol potten, die gevuld waren met lekkers. Maar Ma gebruikte er speciale bokalen voor.
Tussen de pot en het deksel moest dan een brede rode elastieken ring.
Die potten werden in een grote gegalvaniseerde ketel op het vuur gezet. Bij tante gebeurde het inmaken van groenten en
fruit in een ander soort bokalen. Daar werd het voedsel zo goed als
kokend in de hete potten geschept, en werd er eveneens een gloeiend heet
dekseltje stevig opgedraaid. Dan werden de potten ondersteboven op een
handdoek gezet, om op die manier af te koelen. Ik weet nog hoe vaardig
de oudsten, mijn nichtjes van toen veertien en vijftien jaar, dit al
konden. Daar moest ik gisteren
ineens aan denken. Het resultaat van mijn arbeid was veel poverder dan
destijds de verzameling van Ma of die van onze tante. Maar toch ervoer
ik een flardje fierheid, zoals ik ook op de gezichten van de vroegere
generatie vrouwen-voedselverzamelaarsters gelezen had. Een soort
oer-contentement. De tante uit
Canada, de oudste zus van Ma, is zowat een maand geleden overleden. Tot
nu toe leek het me heel ver en onwerkelijk. Maar nu, met deze plotse
herinnering aan de zomeroogst in de potten... Ineens is de herinnering
aan haar weer helemaal springlevend.
Vandaag is het precies drie jaar geleden dat Ma is overleden. Op vrijdag 13 juli 2007. Onderstaand tekstje schreef ik op die dag. We wisten dat ze stervende was. We hoorden hoe haar ademhaling steeds oppervlakkiger werd. Het waren zware uren. Zeker voor Pa. In die momenten knutselde ik dus aan de tekst. Stond met het frommelbriefje op de gang, toen we even uit de kamer moesten. Te dubben op de juiste woorden voor de bedoelde gedachte. De tekst kwam vooraan op de overlijdensbrief. Vandaag hier om Ma te gedenken. Om áán haar te denken. Al gebeurt dat natuurlijk niet alleen op een dag als deze. Maar nu toch bijzonder.
Zó graag zien. Zó graag gezien.
Het heeft in zware dagen je levenskracht gevoed.
Voor wat respijt heb je kranig fel gestreden en wat je hebt geleden kan enkel maar vermoed.
Jou zo graag zien om je in die strijd te dragen was niet eens zo moeilijk, ging gewoon vanzelf.
Maar nu 't niet meer mag baten, is onze liefde groot genoeg
Ze is klaar met inpakken en net de deur uit voor een etentje samen met het Lief. Nog een keertje gezellig samenzijn vooraleer ze op reis gaat. Morgen vertrekt Dochter voor drie weken naar India. Ik heb haar, tussen huishoudelijke klussen door, wat geholpen. Mee gedacht en bedisseld wat er allemaal mee moet voor zo'n tocht. Enkele dingen bij elkaar gezocht. Nu staat alles dus min of meer klaar. Dochter is weg en ik ga zo meteen lekker verfrissend douchen. Dan trek ik het nieuwe topje aan, dat ik vorige week in "solden" heb aangeschaft. Het topje in een passende kleur voor vandaag. Want al voel ik me op en top Vlaming, mijn roots liggen bij de noorderburen. Niet dat ik daar vaak bij stilsta. Maar vandaag wel. Vandaar het topje in deze kleur.
Wij zijn in ons gezin met zes personen: vader, moeder en vier kinderen. Maar volgens de redenering van Jongste is dit ietwat onjuist en onvolledig. De twee oudsten zijn boven de achttien, en in zijn ogen dus geen kinderen meer. Vanaf je achttiende verjaardag ben je volwassen. En bovendien komt tussen de kindertijd en het volwassen zijn nog de puberteit. Wie aan Jongste vraagt naar de samenstelling van ons gezin, krijgt een uitgebreid en gedetailleerd antwoord: "Buiten mama en papa heb ik nog een broer en een zus, die alle twee volwassen zijn en verder nog één broer die een puber is." Of met andere woorden: er zijn hier vier volwassenen in huis, één puber en één kind. Dat de puberteit voor ouders soms zorgwekkende en ook turbulente tijden kunnen zijn, weet hij ook. Maar waar het over zijn oudere broer gaat is het einde van die puberteits-tunnel in zicht. Er gloort hoop aan de horizon. Want suste hij onlangs, na een aanvaring tussen mij en zijn jongste broer: "Broer gaat al gauw volwassen zijn hoor! Nog één week en vijf dagen, dan is zijn puberteit voorbij!"
Inmiddels is het nog precies negen dagen. Dan is zijn broer jarig en wordt hij achttien.
"Naar waar moeten we nu?" vraagt Lutje tijdens een uitstap met enkele bewoners van het WZC. Lutje is dementerend en erg ongerust, omdat ze de plek waar we ons bevinden niet herkent. Ik leg haar uit dat we maar twee straten verder moeten en we dan "thuis" zullen zijn. "Daar is dan Sint Boris hé, dat is de plek waar u nu woont!" Lutje is voor even tevreden met het antwoord. Maar de oude man in ons gezelschap, die nog heel lucide is, maar zijn draai nog niet kan vinden in het rusthuis, merkt op: "Eigenlijk vind ik het woord "wonen" niet zo'n goed woord. Ik prefereer het woord "verblijven"!" Ik kijk hem even onderzoekend aan. "Misschien is "wonen" wel het mooiste woord, maar 't is niet zoals u het voelt hé?" "Neen" antwoordt hij met een zucht "zo voel ik het niet!"
Van de pas uitgewassen school-tas naar de vakantie-koffers, die ik samen met een vakantie-bon, won op het school-feest. Symbolen van school en vakantie. Jawel, het dringt door. 't Is schoolvakantie!
Nog één klein anekdootje dat al enkele dagen zit te kriebelen om geschreven te worden:
Jongste komt een half uurtje te laat op school. Ik loop met hem mee om het uit te leggen aan de juf. Op de speelplaats waar we langs stappen is er een turnles bezig. In hun felgroene T-shirtjes spelen een aantal kinderen een spelletje voetbal. Het zijn leerlingetjes met een mentale handicap. De turnmeester staat er rustig bij, geeft geduldig aanwijzingen. "Leg de bal neer Angie! Kom Angie, leg de bal op de grond!" stuurt hij het niet begrijpende "doelvrouwtje", een meisje met het syndroom van Down. Als ik Jongste heb afgeleverd en terugloop langs het speelveld, blijf ik heel eventjes staan kijken. Voel me warm van binnen om het geduld van de meester bij het leiden van het spel. Engelengeduld. Wie dat weet op te brengen, wie kwetsbare kinderen in hun waarde kan zien en laten zijn: engelen van mensen zijn het!
De eerste dag van de grote vakantie hebben we al bijna gehad. We zijn er nog niet aan gewend. De meerderheid van de gedachten die vandaag gedacht zijn hebben nog met school te maken. Dat zal nog wel enkele dagen duren. Hieronder deel ik een dichttekstje aan alle toffe juffen en meesters, voor wie er weer een druk schooljaar op zit. Heel speciaal wil ik veel geluk wensen aan juf Bieke, een zorgzame kleuterjuf, en de enige juf die alle vier onze kinderen onder haar hoede heeft gehad. Ze heeft nu net afscheid genomen van de school, ze is met pensioen gegaan. En eveneens geluk aan de directeur van diezelfde school, Mark, die ook net zijn loopbaan heeft beëindigd. En nu dus aan elke juf of meester met een groot hart voor kinderen:
Einde van het schooljaar
Uw klas zoals ze was dit jaar: zoveel gezichten bij elkaar met hooguit slechts één ding gemeen: dezelfde leeftijd iedereen.
En u, u kent ons stuk voor stuk wat 't mooie is, wat 't mindere in ieder van uw "kinderen".
Wie 't strevertje is, wie 't dromertje, wie vlug is of 't "na-komertje", wie ontvankelijk is, aanhankelijk of eerder stil afstandelijk.
Wie het verlegen blozertje, wie 't al te drukke gozertje, wie de bolleboos in rekenen, wie mooi schrijven kan of tekenen.
Het uitbundig babbelaartje, het handig knutselaartje, wie lief is, wie sportief is, netjes op zijn gerief is of steeds vol initiatief is.
Wie timide is, of juist brutaal, ja, dat weet u allemaal...
Elk van ons z'n eigenheid in boeiende verscheidenheid. Maar hoe anders, hoe uniek elk kind, hierin zijn we eensgezind, één in denken en in voelen en dit is het wat wij bedoelen:
We vonden 't allemaal reuzefijn dit schooljaar in uw klas te zijn!
En 't bijzondere aan deze dag is dat onze groep nu tonen mag dat wij uw inzet zeer waarderen, uw enthousiasme apprecieren, ook uw kordate, vaste hand en het aller-, àllermeest misschien dat u ons echt graag heeft gezien! jb
Het schooljaar is afgelopen. Voor de meeste gezinnen brengt dat einde drukke dagen mee met oudercontacten en zo meer. Dat hebben we hier nu dus ook achter de rug. Middelste Zoon mag overgaan naar het zesde middelbaar. Yes! Want het was toch weer een beetje spannend! Jongste krijgt altijd een rapport zonder cijfers. Maar een geschreven verslag vertelt soms meer, en in zijn geval veel positiefs. Fijn om het hem ook zelf te laten lezen. Jongste nam ook afscheid van de juf, bij wie hij twee jaar lang in de klas zat. En ik dus eigenlijk ook een beetje. Twee jaar van samenwerken, van communicatie, vooral via het heen-en-weer-schriftje, dat schept een zekere verbondenheid. Juf Karen is een lieve, zachte leerkracht bij wie we altijd terecht konden met grote en kleine problemen. Of gewoon om mee te delen, om te vertellen. Elk schooljaareinde brengt zo zijn afscheid mee, en deze keer is dat dus van haar. We gaan haar missen, zeker weten! Ook langs deze weg een welgemeend: "Dank u wel, juf Karen!" En tot slot: ook ik heb dus mijn eerste rapport gekregen sinds ik met mijn nieuwe opleiding bezig ben. De resultaten ontlokken bij mijn kinderen de wat smalende reactie: "Tss... strééverr!" Maar ik zie tegelijkertijd de glimlach achter hun blik en vermoed/hoop dat ze toch een beetje trots zijn op hun mama!
De eindeschooljaarsdrukte is al voor een stukje
voorbij: voor Jongste kan wat de muziekschool betreft de grote vakantie al
beginnen. Vorige week hield de muziekacademie haar slotconcert. En het was weer
de moeite waard. Hier onder enkele sfeerbeeldjes van het gebeuren. Wel was dit orgelpunt grootser opgevat dan op de foto's te zien
is. Het slotconcert is werkelijk een jaarlijks hoogtepuntje. Ook deze keer waren
er een heleboel instrumentklassen vertegenwoordigd en verder het kinderorkest,
de samenzangklassen, de "woord"-klas, het "symfonisch orkest". Op zaterdag was er het oudercontact op de muziekschool en kreeg Jongste zijn "rapport".
Want muziek leren in een academie is niet zomaar een hobby, het is eigenlijk een
beetje een verlengstuk van de school. Het gaat er even schools aan toe dan in de
gewone dagschool. Voor Jongste blijkt de keuze om hem muziekschool te laten
volgen een prima keuze te zijn. De cijfers op zijn rapport liegen er ook niet
om: nergens doet hij met minder dan een 9! Daar zijn we fier op. Maar bovenal dankbaar. Het is zo belangrijk voor een kind, en
zeker als er een vorm van "anders zijn" in het spel is, om iets te
ontdekken waar het echt goed in is.
Het rapportje van de muziekschool opende
de hele stoet aan uitslagen van schoolse inspanningen. Morgen... moet ik zelf
mijn rapport gaan ophalen. Er is op "mijn school" ook gelegenheid om de
resultaten te bespreken met de leerkrachten. Pa is niet helemaal tevreden
met de gang van zaken. Want vroeg hij (quasi) verongelijkt: "Hoe zit dat met het oudercontact? Waarom ben ik daar niet op uitgenodigd?"
Vandaag hield de basisschool, waar Jongste tot en met het derde leerjaar, en onze andere kinderen heel hun kindertijd hebben school gelopen, haar jaarlijks schoolfeest. Jongste wou er absoluut naar toe. Dit jaar nog en volgend jaar, omdat er zo lang nog heel wat kinderen zullen zitten die hij kent. Het schoolfeest opende, zoals altijd, met de klasvoorstellingen. Jongste genoot ervan. Stootte me telkens aan als hij een bekend gezicht zag. Vooral toen de vijfde klas, de klas met zijn vroegere klasgenootjes aan de beurt was. "Kijk daar is Finn, en dáár Tibo, en zie Ashley...!" Ik heb er ook van genoten. Ook al deden er geen eigen kinderen meer mee. En ook al was het er eigenlijk weer véél te druk, met zoveel volk op de te kleine speelplaats van de groot gegroeide school. Bij het optreden van de vroegere klas van Jongste kreeg ik toch weer een krop in de keel. Hier zou hij gewoon hebben mee gedaan, als hij niet... Het deed toch weer een beetje zeer dat hij niet gewoon meer deel uitmaakt van deze klasgroep, dat hij niet gewoon naar deze dorpsschool gaat. Maar de twee laatste schoolfeesten in de periode dat hij hier wel school liep, had hij helemaal niet willen meedoen met die klasdansjes. Dan zat hij aan de kant. Dat deed nog meer pijn toen.
De mensen van deze school hebben geweldig hun best gedaan voor Jongste. Met wat aanpassingen en de nodige duidelijkheid lukte het in de klas tamelijk goed. Al was ons kind ook daar soms vlug over zijn toeren. Maar vooral op de speelplaats was het moeilijk. Het vrij spelen tijdens de pauze is voor haast alle kinderen met ASS een heel stresserend gebeuren. Vooral als ze zo graag willen meedoen, maar het spel vaak misloopt omdat ze de ongeschreven regels van het samen spelen niet snappen. Als ze uiteindelijk niet meer mogen meedoen.
Nu, tijdens het schoolfeest, borrelden er bij Jongste kennelijk ook herinneringen op aan zijn stukje schoolloopbaan hier. Zo merkte hij ineens op dat er een boom verdwenen was op de speelplaats. Waarschijnlijk moest die plaats ruimen voor de bouwwerken die er aan de gang zijn. Jongste vond het heel erg van die boom. Net deze boom, die een heel bijzondere betekenis scheen te hebben voor hem. Want vertelde hij: "Die boom was juist mijn "boosboom"! Daar ging ik altijd achter staan als ik boos was...!"
Nadat we tijdens de borrelavond waren uitgezongen en -gedanst en we de dementerende bewoners weer naar hun eigen stekje hadden gebracht, ging ik terug naar de cafetaria, waar enkele groepjes bewoners en bezoekers nog gezellig bij elkaar zaten. Ik bestelde een "pintje" en raakte aan de praat met twee bewoners uit de leefgroep "niet dementerende ouderen", die hier bij elkaar gezelschap vonden. Twee bewoners, in mijn ogen al heel oude mensen: een mijnheer van 87 jaar, een dame van 93. Mensen met wie ik graag babbel. En naar wie ik luister met ongeveinsde interesse, nieuwsgierig naar hun verhaal en hoe ze deze periode van hun leven beleven. Want ook dat ben ik meer en meer beginnen te zien: dat héél oude mensen niet een aparte groep zijn. Ze zijn gewoon als wij, ze zijn "wij". Een deel van ons, met het enige verschil dat ze aangekomen zijn op een ander moment in het leven. De laatste periode. Als je het leven zou beschouwen als een lange lopende band, zijn zij bijna achteraan. Bijna op het punt dat ze van de band af gaan. Zo sommigen denken, het absolute niets in. Volgens anderen naar een onbekende eeuwigheid, of een nieuw bestaan. Niemand die het echt weet. Ik luister graag naar die mensen. Naar de verliezen die zij te verwerken hebben. Hun levensgezel vaak, het eigen huis, gezondheid, autonomie... Naar hoe ze de balans opmaken van hun leven, naar hoe ze aankijken tegen hun onontkoombare stervensmoment. Ook tijdens deze borrelavond bleven mijn gesprekspartners gretig vertellen. Om beurten verhaalden ze hoe hun partner was overleden, hoe en waarom ze in het rusthuis waren beland, over hun beroep... Uiteindelijk waren we de laatsten in de cafetaria. We moesten opbreken omdat er werd afgesloten. De drieënnegentigjarige dame stapte naast mij achter haar loopwagentje aan. Ze had zichtbaar genoten van de babbel. "Tja," verzuchtte ze openhartig "ik heb een schone ouderdom bereikt." En toen: "Maar evengoed blijf ik toch zo bang van de dood.." Ik keek haar aan, zag de onrust in haar blik, knikte bedachtzaam, zocht een antwoord. Maar dan ineens, nog voor ik iets zeggen kon, vroeg ze zich af: "Zou er nog wat op TV zijn vanavond?"
Vorige week was er weer een "borrelavond" in het woonzorgcentrum. Telkens een leuke activiteit vind ik. Neen, neen, niet omwille van het borreltje. Dat is enkel gereserveerd voor de bewoners. Behalve dat er op zo'n avond wordt getracteerd, zijn er ook elke keer enkele gastmuzikanten. Die spelen en zingen een heleboel bekende oude liedjes. Dan wordt er door de mensen van het rusthuis gezongen en gedanst. Met dementerende mensen is dat zowat het fijnste dat je kan doen. Ze kennen veel van die oude liedjes nog helemaal van buiten. En sommigen van hen staan nog graag op de dansvloer. Enkele personeelsleden zitten dan tussen de mensen in en nodigen diegenen waarvan ze weten dat ze dat graag willen, uit voor een dansje. Ik ook, al ben ik dan helemaal geen fuifbeest. Veel moet je er trouwens niet voor kunnen. Met enkele mensen kan je je nog aan een walsje wagen. Met de anderen is het gewoon een beetje wiebelen van het éne been op het andere. En toch is dat fijn en heel intens. Dan is het net of er een warm soort energie stroomt, dan is er echt contact.
Het is ook zo dat ik naar deze mensen heb leren zien: niet als naar een groep "ont-waard-e" wezens. Ondanks hun voortschrijdende aftakeling hebben ze in dit stadium van hun dementieproces nog veel te bieden. Bij het wegvallen van mogelijkheden, vallen er ook bepaalde onhebbelijkheden weg. Slinks zijn, achterbaks of doordacht gemeen zijn, dat kunnen ze niet meer. Ze zijn wie ze zijn. Echt en oprecht zichzelf. Wie voor hen openstaat ervaart dat het hier geen kwestie is van de éne die enkel geeft, en de ander die alleen maar ontvangt. Hier is sprake van onderling geven en nemen, van een onmiskenbare, warme, waardevolle wisselwerking.
Als alles goed is zouden, sinds zowat een klein uurtje, zijn examens achter de rug zijn. Niet dat hij dat zo meteen zal komen melden. Neen, het einde van de examenperiode moet nog uitgebreid gevierd worden natuurlijk. Met vrienden onder elkaar. Middelste Zoon is deze proefperiode een zéér voorbeeldig student gebleken. Het kan dus, heb ik soms verwonderd gedacht. Want een heleboel van mijn grijze haren, die ik nog een beetje verstop onder een laagje bruin, zijn wel aan de studiehouding van deze Zoon te danken. Twee jaren geleden nog behaalde hij, vrij onverwacht een C-attest: hij mocht niet overgaan naar het vijfde jaar. Het moment dat we na het oudercontact de school uitgingen zal ik niet meer vergeten. Die verslagenheid. Je hart dat bloedt omwille van dit kind. Ik heb niet gepreekt die dagen. We hebben hem niet gestraft. Niet mogen overgaan naar het vijfde jaar was al straf genoeg. Temeer omdat in de school van Zoon de vijfde- en zesdejaars in een aparte blok les krijgen, waar al meer vrijheid geboden wordt. Daar niet samen met je klasmakkers naartoe mogen was heel erg. Niet dat Zoon daardoor ineens zijn uiterste best ging doen. Vorig jaar, zijn herhalingsjaar, ging het nog. Maar dit schooljaar is met haken en ogen geweest. Zo, dat het, straks bij de rapportuitreiking, toch weer spannend wordt. Maar nu, dat laatste stuk, heeft hij heel hard gewerkt. En hopelijk heeft hij het gehaald. En haalt hij ook het volgende jaar, zodat hij zijn Middelbaar Diploma heeft. Dan geen gezeur meer over de doorstane puberkolder. Dan ga ik héél fier zijn op dat kind van ons. Een "moederhart" is gauw gevuld..!
Het was een akelig geluid. Het geluid dat onze vaatwasser maakte als we hem aanzetten. Onze eerste reactie was om verschrikt het apparaat weer uit te zetten. We keken of het met een ander afwasprogramma beter ging. We openden de machine, controleerden de filter. Probeerden opnieuw. Maar het akelige geluid was er weer. Het was een soort getik, maar zo snel dat ik het omschrijven zou als "knetteren". Alleen, het bleef niet duren. Het was maar bij een bepaalde functie dat de machine dat geluid produceerde. Die eerste keer wachtten we, met gespitste oren, tot het hele programma was afgewerkt. Het geluid was er maar af en toe en het resultaat van de machinale arbeid zag er prima uit. Het was weekend en dus zou het nog een poosje duren vooraleer er een technieker kon langkomen om de oorzaak van het geknetter op te sporen. Mijn eventuele afwashulpjes studeerden voor hun examens en alleen zag ik die bergen afwas ook niet zitten. Dus de volgende keer zette ik met een bang hart de vaatwasser weer aan, en daarna nog eens. En telkens werkte het apparaat de opdracht netjes af. Dat duurde zo enkele dagen. We zouden nog bijna gewend geworden zijn aan dat rare geluid. Tot ik uiteindelijk toch maar een technieker liet komen. Onze machine was ten slotte nog maar een goed jaar oud en uiteraard was ik bang dat er iets ernstigs stuk zou gaan als we zo doorgingen. En zo stapte gisteren, met de gereedschapskoffer in de hand, een technisch deskundige meneer kordaat op onze machine af. Met een verstoorde blik, alsof wij hem midden in de nacht uit zijn bed hadden gelicht. Ik voelde aan dat hij vermoedde wat er aan de hand was. Hij zette de machine even aan, hoorde het vreemde geluid, grinnikte honend en knikte. Ik keek hem niet begrijpend aan. Wist die man nu al waar dat geluid vandaan kwam? De man trok de machine open, haalde er de filter uit. "Ja, ge moet opletten hoe ge uw gerief er in zet hé! Ziet dat af! En d'er zit nog een rekkerke in ook!" En terwijl hij mij de filter aanreikte: "Ge zult dat toch wel wat fijner moeten doen, anders kunde binnenkort een nieuw machien gaan kopen." Ik nam gegeneerd het onderdeel aan, zag dat er inderdaad een elastiekje in terecht gekomen was. Ik voelde het schaamrood omhoog kruipen terwijl ik detergent nam en een afwasborstel om de filter schoon te schrobben. Ik viste het elastiekje eruit, maar vond verder dat het best meeviel met het vuil in die filter: er zat eigenlijk nauwelijks wat in. Natuurlijk, ik had hem immers pas nog schoon gemaakt. De man trok ondertussen wat water weg op de plek waar de filter had gezeten, maakte daar iets open, ging er zoekend met zijn hand in en trok die even later weer terug. "Voilà sé, dat is 't!" Hij bekeek even nader wat hij in zijn hand had. "Allé, nu heb ik al veel dingen in die machines gevonden, maar dat heb ik nog nooit meegemaakt!" zei hij en gaf me een klein, hard voorwerp, dat ik niet direct kon thuisbrengen. "Als ge nu es gewoon de handleiding leest, dan weet ge hoe ge dat moet doen. Het is heel simpel, maar ge moet het natuurlijk eerst es efkes lezen.." Het klonk weer striemend en neerbuigend. Enkele ogenblikken eerder had ik me een slons gevoeld, nu een uilskuiken. Nog een groter uilskuiken toen ik de rekening gepresenteerd kreeg: Eénenveertig en een halve euro! Ondertussen was Echtgenoot binnen gekomen. Hij draaide het voorwerp, dat net uit de pompschroef van de vaatwasser gekomen was, om en om tussen de vingers. "Maar dat is precies 'n een ... tand!" zag hij. "Een tand?" De enige van wie die kon zijn was van Jongste, die is volop aan het wisselen. Maar hoe was die nu in de machine terecht gekomen?
Later lostte Jongste het raadsel op. Jawel, bij het boterhammen eten op school was er een tand uitgevallen. En hij had die dan maar in zijn lege brooddoos gelegd. Mama had het niet gezien, en het broodtrommeltje met tand en al in de vaatwasser gestopt. En die tand was bij het pompje geraakt en telkens tikkend door de pompvleugeltjes rondgeslingerd. Vandaar dat nare geluid.
Ondertussen was het probleem van de baan. Maar ik weet niet wat ik erger vond: het bedrag dat we ervoor hadden neergeteld of de vernederende manier van doen van de technieker.
Al had hij dan misschien gelijk. Voortaan toch maar nauwgezetter doen, die vaatwasmachine inladen.
In het tuinbouwbedrijf van zijn oom staat zesjarige Michiel geboeid te kijken naar tante Riet, die met vaardige hand de paprikaplanten bewerkt. Hij ziet hoe zij van een plant een overbodige scheut aftrekt en op de grond gooit. Vlug raapt Michiel die scheut weer op. "Mag ik dat plantje hebben?" vraagt hij. "Wat wil je ermee doen?" vraagt tante. "Ik wil het thuis in de tuin planten!" "Ja maar, dat plantje zal niet kunnen groeien." "Waarom niet?" "Kijk maar, het heeft geen wortels." Michiel kijkt naar het uiteinde van de scheut en haalt dan zijn schouders op. "Geeft niet," zegt hij "thuis hebben wij nog wortels genoeg!"
Voor de schoolkrant: Neef Michiel van toen zes werd gisteren zeventien jaar.
Het schijnt dat veel kinderen, wanneer je hen vraagt waar "melk" vandaan komt, antwoorden dat het uit een brik of een fles komt. Ze zouden niet weten dat de melk die ze gewoon zijn te drinken, van koeien afkomstig is. Jongste, die weet dat wel, die is daar helemaal van op de hoogte. Hij weet dat koeien, zoals alle zoogdieren melk geven als ze een jong of jongen gekregen hebben. "Maar" vroeg hij onlangs: "sojamelk, van welk dier komt dat?"
De ballon was blauw en de kleine ballonnetjes die eronder een kraag vormden wit. Tenminste, ik meen dat het zo was. Want het is inmiddels al een poos geleden. Drie jaar om precies te zijn. Drie jaar geleden stapte ik met de dansende blauwe ballon de lift in en wandelde even later haar kamer binnen. De ballon was het alternatief voor een boeket bloemen, want dat mochten we niet meebrengen. De kamer waar ze verbleef moest zo steriel mogelijk blijven, omdat haar weerstand zo was aangetast, dat al wat een infectie kon veroorzaken moest vermeden worden. Dus geen bloemen en ook geen fruit. Ze hield nochtans van bloemen. En ze lustte zo graag vers fruit. Vooral frambozen en braambessen, maar ook aarbeien en perziken. Ach, perziken. Die doen mij ineens denken aan nog veel vroeger. Toen er bij ons thuis kistjes en kistjes perziken gekocht werden, om in te wecken. Ik zie haar daar nog zitten, de éne perzik na de andere halfdoor snijdend. Vaardig hanteerde ze het mes dan om de pit heen, wrikte de vrucht in twee, en haalde er de schil af. Ze vulde de éne pot na de andere met diepgele halve perziken, goot er suikerwater overheen en weckte de potten in een grote ketel. Soms, terwijl ze met de perziken bezig was, stopte ze zo'n halve vrucht niet in de pot maar reikte hem naar één van ons. Om ter plekke op te eten. Lekker smaakte dat! Gek dat ik daar nu ineens aan moet denken. Maar nu terug naar die dag, precies drie jaar geleden. 12 Juni, haar verjaardag. Zevenenzeventig werd ze toen. Die avond babbelde ze nog honderduit. Ze was in het ziekenhuis voor weer een nieuwe chemokuur. Die echter niet meer gebaat heeft: een maand en een dag later is ze overleden. Vandaag zou Ma tachtig jaar geworden zijn!
Vandaag vrijdag. De afgelopen week is druk geweest. Maar nu is het rustig. Nóg rustig. Want straks zijn ze allemaal weer thuis. Jongste is op bosklassen en ga ik vanmiddag ophalen. Ik had er wel naar uitgekeken, naar een weekje zonder hem. En inderdaad, als hij weg is valt er heel wat zorg weg. Nu hoefde ik hem niet naar en van school te brengen of te halen, geen school- of muziekhuiswerk te begeleiden, geen middagboterhammen in de schooltas te stoppen. Maar toch zal ik straks blij zijn als hij er weer is. Ik mis zijn heldere gekwebbel in huis. Ik hou mijn hart er ook een beetje voor vast. Best mogelijk dat hij straks heel verdrietig is. Omdat de bosklassen voorbij zijn. Zo was het vorige keer ook: hij had die laatste nacht al slecht geslapen omdat het bijna voorbij was. Afscheid nemen van dingen die hij heel graag doet is ongelooflijk moeilijk voor hem. Laatst nog, na het weekend van Autisme Vlaanderen, is hij er bijna een week van onder de voet geweest. Niet omdat het niet leuk was, maar omdat het juist wèl leuk, maar nu voorbij was! Jongste moet de kunst van "nagenieten" nog leren. Nu op dit moment is het dus rustig in huis. Stel u eens voor: de zon schijnt door de ramen, er staat een CD-tje klassieke muziek op, een subtiel etherisch geurtje uit het aromalampje vermengt zich met de geur van bijna-gebakken-brood. De twee grote zoons zitten braaf te studeren. Alleen, als je hier rond kijkt is het wat minder. Met andere woorden: nogal rommelig. Of laat dat "nogal" er maar af. Hoog tijd om de computer af te sluiten en er wat aan te doen. Een andere mogelijkheid zou zijn om me een poosje op mijn gemak in de zetel te nestelen. En eventjes te genieten van dit rustmoment. Met gesloten ogen uiteraard.
"Vlaamse filmscholen staan sterk op Annecy!" bloklettert een nieuwsbericht op de website van het Vlaams Audiovisueel Fonds. Annecy is een stad(je) in Frankrijk. Daar gaat dezer dagen het Annecy Animation Film Festival door.
Ik heb doorgaans nauwelijks weet van filmfestivals. Maar deze keer is het anders. Voor dit festival werden twee Vlaamse animatiefilmpjes vanuit de filmscholen genomineerd. Het éne is van een zekere Dries Bastiaenssen en heet "Boomkruiper". En het andere heet "Made Up" en is van ... Dochter! Het is het filmpje dat Dochter vorig jaar in augustus nog moest afwerken, en waar ik toen avond aan avond wat hand- en spandiensten aan heb verleend. (blogarchief 28 augustus) En nu is het dus genomineerd. Dochter onderbrak voor enkele dagen haar blok- en examenperiode om samen met haar Lief het festival bij te wonen.
Hier thuis, waar het ongewoon stil is, want ook Jongste is enkele dagen weg, zit ik een beetje fier te wezen achter mijn computer. Te popelen als een kind om dit te kunnen vertellen op mijn blog...
Mama studeert. Morgen heeft ze "examens". "Ik neem even pauze!" beslist ze. Ze maakt zich met een zucht los van haar cursus, gaat naar de keuken en zet de aardappels op.
De bewoners van het woonzorgcentrum zijn
weer "thuis". Hun vakantie heeft vijf dagen geduurd. Na eerst een poos
wennen denk ik dat ze verder reuzefijne dagen hebben beleefd. Met vooral
heel veel aandacht voor elk van hen. Dan zie je ze zo openbloeien.
Enkele van deze mensen kunnen nog echt grappig zijn en brengen heel wat
"ambiance". En genieten dan om in het middelpunt van de aandacht te
staan. Verbazend is wat ze soms
nog kunnen. In het woonzorgcentrum wordt hen alles voor de neus gezet
en hebben ze geen taken meer te vervullen. Op vakantie werd er steeds
gekookt, waar de mensen zo veel mogelijk bij werden betrokken.
Aardappelen schillen, appels voor de appelmoes in stukjes snijden. Of
naderhand de vaat helpen doen of bij een wandeling de rolstoel van een
medebewoner duwen... Ze zijn nog zo graag een beetje nuttig. Met hen samenleven zit niet in grote
activiteiten, maar vooral in veel samen doen: samen zingen, met enkelen
boodschappen doen bij de groentenboer, met zijn allen samen aan tafel,
een terrasje doen, naar de markt, naar de zee. Op het vakantiepark hadden we ook voor enkele
uren een speciale fiets kunnen bemachtigen. Eén waarop je vooraan een
rolstoel kan bevestigen. Met wie dat wou werd zo een paar rondjes het
park rond gereden. Ik weet niet wie daar het meeste van genoot: onze
ouderen of de jongeren die mee de begeleiding deden.
Op het moment dat dit berichtje open komt ben ik nog mee op vakantie met de bewoners van het woonzorgcentrum. Maar, om enige continïtiet op mijn blog te waarborgen, nog eens een anekdootje uit het schoolkrantje. Oktober 2000, Dochter ging nog maar net naar de middelbare school:
In 't middelbaar heten sommige schoolvakken anders. Je hebt er bijvoorbeeld geen "tekenles" meer of "knutselen". Daar heet dat "plastische opvoeding". Da's even wennen natuurlijk. Zo zei zus op een ochtend: "Oei, ik mag mijn spullen niet vergeten, want vandaag hebben wij "plastische chirurgie"!"
Van "ons" woonzorgcentrum zijn er op dit moment een aantal bewoners met vakantie. Drie begeleiders en enkele studenten zijn met twaalf demente bewoners naar een bungalowpark in Nederland getrokken. Eén van die "studenten" ben ik: de bedoeling is dat ik me daar een deel van de tijd mee dienstbaar zal maken om onze mensen een reuze vakantie te bezorgen. Voor mezelf wellicht een onvergetelijke ervaring. Gisteren heb ik de caravan mee gevolgd, onze auto volgeladen met materiaal. Heb die eerste onrustige uren in de twee gehuurde bungalows mee helpen overleven. Uren waarin de auto's moesten worden uitgeladen, een plaatsje gezocht voor het vele materiaal, de bedden gedekt, koffers leeggemaakt en bovendien onze mensen gerust gesteld en wat bezig gehouden. In het begin waren de bewoners erg onwennig met de situatie, en de meesten wilden naar huis. Zaak was dan om goed op hen te letten. Twee van onze dametjes liepen op een ogenblik rond, zusterlijk arm in arm op zoek naar de uitgang. Vast besloten om de weg naar huis te voet aan te vatten. In hetzelfde bungalowpark was net ook een groep bewoners van een naburig woonzorgcentrum neergestreken. Ook daar kenden ze dezelfde ik-wil-naar-huis-onrust. Op het asfaltweggetje van het park bewoog één van hun mensen zich langzaam voort in haar rolstoel, onder toeziend oog van haar verzorgers. Als je haar kruiste vroeg ze telkens: "Madame, weet gij wanneer de bus komt? Ik moet met de bus naar Antwerpen!" Josje van onze groep klampte zich, zoals ze vaak doet in onwennige situaties, stevig vast aan het geloof van haar kindertijd. Ze had het de hele tijd over het "Kinneke Jezus", dat haar in deze situatie vast zou komen helpen. Hij zou ervoor zorgen dat ze op tijd op het toilet geraakte, dat ze de weg terug zou vinden, dat ze naar huis zou kunnen gaan. Als ze aanvoelde dat iemand er een beetje lacherig over deed, voer ze fel uit en verdedigde haar Heiland met alles wat ze in zich had. Tijdens een ommetje dat ik met haar en een ander dametje liep, vertelde ze de hele tijd over haar "Kinneke Jezus". " Ja," pleitte ze vurig "het Kinneke Jezus hé, dat is 'n een hele brave mens, dat is..., dat is.... 'n een héle chrístelijke mens!"
De onrust bij de mensen is niet blijven duren. Diezelfde avond zaten we in een grote samenhorige groep lang en gezellig te tafelen en leken ze het best naar hun zin te hebben. Want nabijheid, erbij horen, deel uitmaken van de groep, daar blijken deze mensen nog zo verbazend gevoelig voor!
Gisterenavond was er het Songfestival op TV. Jongste is verzot op dergelijke liedjesprogramma's. Ook gisteren ging hij er helemaal in op. Zo'n programma blijkt ook nog een educatieve waarde te hebben: Jongste zat in de zetel, met naast hem zijn wereldbol. Telkens er een land aan de beurt was, zocht hij op waar dat precies lag. Erg leerzaam. Ook ik heb er nog wat van opgestoken.
"Ik wil mijnen brommer verkopen!" deelde Middelste Zoon mee, tussen twee happen door. Ik zuchtte. Hij had het er al eerder over gehad. Nu hij binnenkort zijn rijbewijs hoopt te halen, meent hij zijn brommer niet meer nodig te hebben. Maar eigenlijk vind ik het zonde dat hij hem weg doet. Anderhalf jaar geleden pas heeft hij hem gekocht, zijn toen fel begeerde machientje. Na veel wikken en wegen, en discussies rond ouderlijke bezwaren over de gevaren van zo'n vehikel, die hij dan in een felle reactie van tafel veegde. Anderzijds vonden we het wel een pluspunt dat je met een brommer een grotere "radius" hebt dan met een fiets, dat hij zo zelfstandig grotere afstanden zou kunnen afleggen. Uiteindelijk mocht hij zijn brommertje kopen en heeft hij er ondertussen veel plezier aan gehad. Maar een brommer blijft geld kosten, en nu wil hij hem kwijt. Zijn dromen gaan al richting auto, maar een auto voor zichzelf zit er voorlopig nog niet in. We hebben twee auto's. Met meer chauffeurs in huis gaan er goede afspraken moeten komen. "En dan zal je je brommer zo nu en dan nog goed kunnen gebruiken!" opperde ik gisteren tijdens het gesprek aan tafel. Mijn bezwaren zetten echter geen zoden aan de dijk, hij zou hoe dan ook zijn brommer verkopen en hoopte er nog een mooie prijs van te maken. Op het einde van de maaltijd diende zich een nieuwe discussie aan. Zoonlief heeft vrijdags turnen, tijdens de laatste twee lesuren. Deze keer zou hij de looptest van het begin van het schooljaar nog moeten inhalen. Maar hij bezat werkelijk geen geschikte schoenen. Of hij nu echt mee moest doen...? Natuurlijk dat hij mee moest doen, en er volgde nog heel wat gepalaver over een oplossing voor de schoenen.
Na het eten vertrok Middelste Zoon met zijn brommer, om eventjes langs te gaan bij een vriend. Een uur later ging de telefoon: "Mama, ik heb een aanrijding gehad en mijn brommer is naar de kl....!" Neen, hij was niet in fout, de bestuurder van een auto was van een oprit afgekomen en had hem niet zien aankomen op het fietspad. En of we nu wilden komen voor de papieren en om het brommerwrak op te halen. Ik reageerde met een diepe zucht, geërgerd en met spijt om het kostelijk machientje. Me luttele seconden later beschaamd realiserend wat een geluk het was dat ons kind nog gewoon zelf had kunnen bellen. Even later stonden we op de plek van de crash. De autobestuurder was nog helemaal van de kaart, het was zijn eerste "accident" in tweeëntwintig jaar. Het brommertje van Middelste Zoon zag er erbarmelijk uit, het had daadwerkelijk de geest gegeven. Middelste Zoon zelf stond er bleekjes bij, had wat hoofdpijn en pijn aan de voet. Niks ernstigs, wat kneuzingen en schaafwonden.
Toen we thuiskwamen konden we er, denkend aan de discussies van enkele uren eerder, alweer een beetje mee lachen. "Ziezo, dat was dan ook weer opgelost!" vonden we. Over het verkopen van het brommertje viel niet meer te discussiëren. En turnen, neen, met die gezwollen enkel hoefde hij de volgende dag echt die looptest niet te doen! Bij deze, discussies dus "van de baan".
Precies drie jaar geleden is het: op 27 mei 2007. Jongste deed toen zijn Eerste Communie. Het moest een mooi feest worden, dat heel intens werd voorbereid. Een feest waarin ik, als mama, absoluut iets wou uitdrukken over dat kind van ons. We leefden al een poosje met de wetenschap dat hij zich een beetje anders ontwikkelde dan de meeste kinderen. We kenden ook de oorzaak: een Autisme Spectrum Stoornis. Toch, op de dag waarop ons kind speciaal in de kijker zou staan, wou ik vertellen hoe bijzonder hij voor ons was. Hoe we hadden leren omgaan met zijn anders zijn. Hoe ontzettend kostbaar hij voor ons was, net zo waardevol als elk ander kind. Ik heb tegen die dag een verhaaltje geschreven. Een fictief vertellinkje over een meisje, ergens in Afrika, dat als overgangsritueel een mooie rode steen verwachtte, zoals ze die had gezien bij haar moeder. Maar toen ze haar steen in ontvangst nam bleek die anders te zijn... Alle vrouwen op het feest van Jongste kregen een steentje, verpakt in een klein doosje, waarin we een stukje tekst, de kern van het verhaaltje, hadden gekleefd. Of liever, het feitelijke plakwerk werd door Ma gedaan, net voor we wisten dat haar ziekte weer toegeslagen had. Het is het laatste geweest wat ze ooit mee geknutseld heeft voor één van ons. Het verhaaltje werd een jaar later door Dochter geïllustreerd. Binnenkort hopen we het uit te geven. In de hoop dat het steun zal bieden aan mensen, van wie het kind, net als het onze, anders is dan ze hadden verwacht.
Tegenwoordig ben ik op ontdekkingstocht naar alternatieve therapiën, zo lijkt het wel. Gisteren, ook al was het eerste Pinksterdag, heb ik een initiatie "handreflexologie" mee gevolgd. Of, wat we vooral leerden was handreflexzonemassage. Erg interessant. Maar ook een beetje raar: je komt er binnen met acht deelnemers die elkaar niet kennen, en binnen de kortste tijd zit je met iemands hand in de jouwe om te oefenen met masseren. Wat ik echt wel fijn vond is om te ervaren hoe snel je met de andere deelnemers in gesprek geraakt op zo een dag. En over andere dingen dan over het, overigens prachtige, weer. Dat we op zo'n mooie dag moesten binnen zitten was jammer. Maar mijn fietstocht heen en terug maakte dat ruimschoots goed. Het werd een schitterende dag van leren en ontmoeten. En 's avonds leende Oudste Zoon me zijn handen graag, om wat ik geleerd had verder in te oefenen.
Want het goed kunnen masseren van handen wil ik graag onder de knie krijgen: in woonzorgcentra wordt het vaak toegepast bij demente ouderen. Omdat handen zo toegankelijk zijn. De eerste keer dat ik dat tijdens mijn stage mee deed, wist ik helemaal niet wat te beginnen en ging maar af op mijn intuïtie. Maar ik heb gezien hoe demente mensen kunnen reageren op zo een moment van zorgzaam aangeraakt worden. Neem nu Mieke. Twee keer maakte ik mee hoe haar blik zich opende als iemand haar handen "onder handen" nam. Hoe ze dan opeens oogcontact zocht en in haar wartaaltje begon te vertellen. Mieke zit daar vaak maar te zitten, met gesloten blik en een misnoegde trek om haar mond. Maar sinds ik gezien heb wat handmassage met haar doet, ken ik het trucje. Dan neem ik één van haar handen en begin die zacht te strelen. En het werkt bijna altijd: als bij toverslag klaart haar gezicht dan op en keert haar blik zich naar buiten. Dan is Mieke weer voor eventjes aanwezig en in contact met onze wereld.
Enkele weken geleden heb ik een korte cursus aromatherapie gevolgd. Voor mij een initiatie in de wereld van de etherische oliën. Etherische oliën zijn waardevolle extracten, gewonnen uit bloemen en planten. Ze zouden een helend en ondersteunend effect hebben op ons lichamelijk en emotioneel functioneren. Erg fascinerend vind het allemaal. Inmiddels ben ik er thuis al een beetje mee aan het experimenteren. In rusthuizen wordt aromatherapie ook vaak toegepast omwille van het weldadig effect. En omdat geuren herinneringen oproepen en de daar bijhorende emoties. In woonzorgcentra wordt daarom niet alleen belang gehecht aan etherische oliën. Maar ook aan alledaagse geuren als bijvoorbeeld die van groenten en zelfgemaakte soep. In het centrum waar ik stage loop, wordt om die reden regelmatig soep gemaakt op de dienst zelf. Of worden er, ook omwille van de herkenbaarheid van geuren en smaken, pannenkoeken gebakken of zelfgesneden frietjes. Hoeveel geuren zijn er niet, die ooit deel uitmaakten van het leven van mensen? De geur van een bos, brandend hout, de tuin na een regenbui, de bloesem in de lente, herfstbladeren, versgeploegde grond of gemaaid gras, of zelfs koeienmest, waar het landbouwers betreft... Alles heeft zijn geur en vaak staan we er niet bij stil hoeveel die geuren voor ons betekenen. Of soms toch wel. Ik werkte jarenlang in de groententeelt en ken de geuren van de door ons bewerkte planten maar al te goed. Hoe ik het niet kan laten om aan een krop sla te ruiken als ik er één koop, heb ik al eens beschreven op dit blog. (Archief 22 augustus '09) Sinds mijn cursus ben ik me nog bewuster van geuren. Zeker, maar niet alleen van die van de oliën dus, waarmee ik nu experimenteer. Gisteren in de supermarkt nog heb ik uitgebreid gesnuffeld aan een tros tomaten. De geur ervan riep een hele rits herinneringen op aan warme serres, vuile handen en urenlang sorteerwerk. En ineens was er een vleugje heimwee. Wat ook weer plotsklaps verdween toen ik me betrapt voelde door de verbaasde blik van een toevallige voorbijgangster...
"Weet je, Joppe moet een brilletje dragen, een bril om te lezen!" Ik zie dat pientere ventje al voor me met een bril op zijn neus. "Oh, Joppe met een bril! Dan zal hij wel op een klein professortje lijken zeker!?" "Op een klein professortje? Joppe lijkt met zijn bril helemaal niet op een klein professortje! Joppe heeft een heel ouderwetse bril. Nu lijkt hij op een oude oma!"
Ze is héél oud en héél dement. Nienke. Nienke van het woon- en zorgcentrum waar ik stage loop. Als ze wakker is babbelt ze aan één stuk door. Ze verhaalt, lijkt op iemand te antwoorden, verheft haar stem, beaamt, verklaart... Alleen, je kan er niks zinnigs uit opmaken. Ze moet in vroeger tijden jarenlang in Nederland hebben gewoond, en dat is nog goed te horen aan haar tongval. Laatst zat ik naast haar tijdens een zangnamiddag. Voor veel demente mensen is zingen een zalig tijdverdrijf. Hoezeer hun geheugen hen ook in de steek laat, ik ben telkens weer verbaasd hoe goed ze soms nog melodiën en liedjesteksten kennen. Ook Nienke scheen enkele liedjes te herkennen, Hollandse liedjes, die voor mij nog nieuw waren. Ze zong er wat fragmenten van mee. Soms leek zo'n liedje iets op te roepen bij haar. Flarden herinnering. Iets van verdriet misschien? Want soms hield ze met een triestig gebaar haar handen voor de ogen. Daarna babbelde ze weer één van haar monoloogjes. Ineens keek ze me aan met vragende blik, probeerde zich klaarblijkelijk iets te herinneren. "Hoeveel kinderen had ik nu alweer?" vroeg ze twijfelend "Waren het er nu zesentachtig of negenenzeventig?" Ik registreerde met een glimlach de humor in die gekke vraag. Later bleek die vraag niet zo onzinnig te zijn als hij leek. Nienke was, vertelde de activiteitenbegeleidster me, lange tijd vrijwilligster geweest bij het "Kinderheil" (nu Kind en Gezin). Ze had er jarenlang geholpen bij het wegen en meten van baby'tjes en peuters.
Vandaag, 16 Mei, doet Nichtje Hanne haar Plechtige Communie. Geen groot familiegebeuren deze keer, haar ouders kozen voor een klein, besloten feest. Dus nu niet in levende lijve, maar van op dit blog de allerhartelijkste gelukwensen van ons allemaal!
Gisteren was er dubbel feest in de familie: Oudste Zus was jarig en Neefje Xander deed zijn Eerste Communie. Dit laatste werd gevierd met een fijn verzorgd feest: lekker eten, spelletjes èn het bezoek van een ballonnenclown. Hier enkele sfeerbeeldjes. En van op deze stek nog eens de hartelijkste gelukwensen aan Xander! En aan Oudste Zus natuurlijk ook!
Gisterenavond, na school- en etenstijd, spoedde ik me naar een vergadering van de Ouderraad. De Ouderraad van de middelbare school van Middelste Zoon. De laatste tijd hebben we het moeilijk om er mensen voor warm te maken. Mensen schijnen 's avonds niet veel energie meer te hebben om de koppen bij elkaar te steken over schoolse zaken. En lag het nu aan het slechte weer, maar gisteren waren we helemaal met weinig: aanvankelijk startten we de avond met slechts drie ouders. Onze voorzitster kwam een ietsje te laat verhit binnen: ze was nog maar net van haar werk gekomen, was vlug vlug even over huis geweest en had zelfs nog geen hapje kunnen eten. "Jij bent toch verpleegster bij premature kindjes hé?" vroeg ik haar. Jawel, ze was verpleegster en ook vroedvrouw. Al was ze tegenwoordig enkel bij bevallingen om meteen de zorg voor het baby'tje op zich te nemen. De man in ons gezelschap mengde zich in het gesprek. Hij bleek verrassend goed op de hoogte te zijn van verloskundige zaken. En niet te verwonderen ook: hij had jarenlang als arts in Afrika gewerkt bij Artsen Zonder Grenzen. Wat later kwam er nog iemand naar de vergadering: een vader, die voor zijn werk vaak naar het buitenland moet. Vooral dan naar India. We hebben het heus wel een poos over het hoofdpunt op onze agenda gehad. De directrice van de school kwam een tijdje bij ons zitten om één en ander vanuit de school toe te lichten. Maar daarna werd er gewoon gebabbeld. De dokter vertelde honderduit over zijn werk in Afrika. Over de zware bevallingen waarmee hij geholpen had. Want de vrouwen komen er pas voor naar de dokter, als het helemaal niet gaat. Hij vertelde over hoe anders het denken en leven is van de mensen daar, over het reizen over de wegen, over hoe er met "tijd" wordt omgegaan, over hoe zwaar hij een keer ziek geweest was door malaria. Over hoe het daarna echt niet meer lukte om hier in België als huisarts te werken... De andere man in ons gezelschap had al net zo veel verhalen over zijn ervaringen in India. Ik heb veel gezwegen, gisterenavond. En gretig geluisterd. We zijn dus nauwelijks aan ons programma toegekomen. En al interesseert me het reilen en zeilen van de school echt wel: deze avond, met z'n verrassende ontmoetingen, was veruit de interessantste avond die ik al meemaakte in de Ouderraad.
Hier dus het cadeautje van Jongste voor Moederdag. Het briefje heb ik nu mogen lezen: lieve woordjes die ik zal koesteren. En de pot heeft echt wel mooie kleurtjes, vinden jullie niet?
Gisteren hadden de auti-klasjes van de school van Jongste hun ouderfeest. Elk kind mocht, wegens plaatsgebrek, maar één van de ouders uitnodigen. Voor Jongste viel mij die eer te beurt. Of liever, ik heb me dit voorrecht gewoon toegeëigend, wetend dat Echtgenoot niet happig is om alleen naar zo een festijn te trekken. Met de vertedering waarmee alle ouders naar de prestaties van hun kroost kijken, zo keek ik natuurlijk ook. Al is het toch anders dan in de gewone school, toch nog meer bijzonder met zo'n 60 à 70 kinderen met autisme bij elkaar. Ongelooflijk ontroerend omdat ze het zo flink deden, omdat je weet dat het voor de meesten van hen zoveel moeilijker is. Hoe intens moet de voorbereiding geweest zijn voor de leerkrachten en opvoeders en natuurlijk voor de kinderen zelf. Het thema van het optreden was "Circus Menamena". Jongste was er al dagen over bezig geweest, over alle acts, en dat hij die van zijn klas één van de beste vond. Maar op het eigenste moment mislukte het een beetje: bij de verdwijntruc raakte het jongetje in de kartonnen doos niet snel genoeg achter de valse wand en moest Jongste de deur vlug even terug sluiten. Er werd wat gegiecheld in de zaal, Jongste had het gehoord en was na de act een poosje ontroostbaar geweest. "Ik hoorde de mensen lachen, en toen begon ik mij te schamen...!" vertelde hij achteraf. "Dit was de slechtste voorstelling van mijn leven!" Bij Jongste zijn dit soort ervaringen altijd absoluut, relativeren zit er op zo'n moment niet in. Maar voor de mensen in de zaal wekken die kleine mislukkingetjes natuurlijk alleen maar vertedering. Net zoals de kinderen die zich een beetje "anders" gedragen. Zoals die jongen die hardop naar zijn mama riep: "Mama, nu eerst is deze klas aan de beurt en dan zijn wij het hé!" Of dat kleine ventje dat, voor de show begon, de hele tijd met de handjes voor de ogen bleef staan zodra hij zijn moeder gezien had. Stapje voor stapje kwam hij dichterbij, en pas toen hij door haar werd aangesproken, haalde hij zijn handen weg. En dan de ervaring om hier bij elkaar te zitten: allemaal ouders in hetzelfde schuitje. Al zijn de mogelijkheden van deze kinderen toch ook weer heel verschillend. Aan het einde van de voorstelling konden we in de gang bij elk klasje een lekkernij komen proeven, wat in de voormiddag door de kinderen was klaar gemaakt. Gezonde fruitsaté's door de klas van Jongste, maar er waren ook suikerspinnetjes, snoepsaté's, popcorn, milkshake... Aan het einde kregen de mama's nog een cadeautje voor moederdag: Jongste gaf me een zelfgeschilderde bloempot met eigen gemaakte zeepjes. En een briefje erbij. Ik popel stiekem om het te mogen lezen. Maar dat mag morgen pas, want dan is het pas echt Moederdag!
Tegenwoordig ga ik een dag per week naar school. Eén van de vakken die we er krijgen en waar veel belang aan wordt gehecht is "Expressieve Vaardigheden". Deze week werkten we rond "sfeerhoekjes". In rusthuizen zorgen dergelijke hoekjes vaak voor een uitnodigend en gezellig klimaat. Deze week hebben we in de les geëxperimenteerd met het samenstellen ervan. Het werd twee aan twee intensief materiaal verzamelen en er, overleggend met elkaar, iets van maken. De resultaten mochten gezien worden. Getuige hier enkele fotootjes:
Bekenden en de mensen die dit blog volgen, weten dat we ons jongste kind, ons "onverwacht gelukje", pas op latere leeftijd hebben gekregen. Laatst had hij, Jongste dus, een heel belangrijke mededeling te doen. Hij kwam er speciaal voor uit de living. "Mama," zei hij van onder aan het trapje "ik hoop maar dat jij niet zal sterven voor je vier- of vijfennegentig jaar bent. Dan kan je mijn vijftigste verjaardag nog meemaken!"
Bij een leerlingenbespreking worden lettertermen als ADHD, ASS, ADD... vlot gehanteerd. Zij op heeft het op haar beurt over enkele leerlingen met ADLK. "Waar staat dat voor?" vraagt de CLB-juf verbaasd "Daar heb ik nog niet van gehoord!" "O, dat zijn diegenen die wat Aan-De-Luie-Kant zijn!" antwoordt ze.
Met Nieuwjaar kreeg de kleine jongen van zijn peter, in plaats van het gebruikelijke geldbriefje, een zak vol koperen muntjes. Een "hele zak geld" dus. Hij was er de koning te rijk mee. "Woooow...!" reageerde hij blij verrast "Nu hoef ik vast nooit te gaan werken!"
(Verteld door een mama van een jongen met autisme op het gezinsweekend.)
Eventjes de sfeer opsnuiven van zo een Gezinsweekend van de Vlaamse Vereniging Autisme:
De kinderen eten met hun begeleiders. Ondertussen kunnen de ouders genieten van een rustige maaltijd met elkaar.
We konden vrij inschrijven voor een activiteit. We kozen maar met drie voor de kunstwandeling. Met Marleen en Marjan mocht ik in aangenaam gezelschap verkeren. Op zo een gezinsweekend leer je telkens ook weer nieuwe mensen kennen.
Elk kind of jongere met autisme heeft een eigen begeleider, die hem of haar vanuit persoonlijke aandacht onvergetelijke momenten bezorgt. Jongste had een reuze begeleidster: een meisje dat mee wil snookeren en voetballen! Waw! Langs deze weg héél hartelijk dank aan Isabel! Ik hoop dat zij eens op mijn blog komt kijken, want ik ben haar email adres kwijt. 's Avonds fuif in de cafetaria: eerst voor de kindjes, dan tot in de late uurtjes voor ouders en begeleiders.
Op zondagochtend deden bijna alle ouders mee met de aperitiefwandeling. Die, zoals u ziet, niet voor niks zo genoemd wordt. Aperitieven en vooral babbelen: uitwisselen en bijpraten. Want sommige mensen ontmoeten elkaar hier jaarlijks.
Aan alle mensen van VVA en Autonoom, die deze rijke dagen mee mogelijk maakten voor onze kinderen en onszelf: héél hartelijk dank!
(En dank ook aan Pa bij wie Jongste en ik vrijdag overnachtten en die ons zaterdagochtend vergastte op overheerlijke pistolékes!)
Een kleine meid met autisme had een jaar eerder een konijntje gekregen voor haar verjaardag. Nu was ze weer jarig. En, vond ze, was haar konijntje dus óók jarig. "He zeg,.." lachte mama "... en je vissen zijn dan ook jarig zeker!" Het meisje keek oprecht verontwaardigd naar haar moeder. "Hoe kunnen vissen nu jarig zijn?" vroeg ze, en met een blik vol ongeloof over zo'n domme opmerking: "Dan zou hun kroon toch nat worden!"
Net terug van een weeral zálig gezinsweekend van Autisme Vlaanderen (VVA). Jaarlijks wordt dit georganiseerd aan de zee in het Reigersnest, in Sint Idesbald. Voor de vijfde keer zijn Jongste en ik ernaartoe geweest. De kinderen met autisme hebben op zo een weekend een persoonlijke begeleid(st)er, met wie ze samen optrekken en allerlei leuke dingen ondernemen. De broertjes en zusjes van de kinderen met autisme worden geanimeerd in de brusjesgroep. En de mama's en papa's, die zijn op zo een weekend helemaal vrij! Er worden enkele uitstappen gepland waar ze kunnen kiezen al dan niet aan mee te doen. Het zijn dagen van ontmoetingen, bijpraten, wandelen, terrasjes doen... Ik ga over dit weekend vast nog meer vertellen in de loop van volgende week. Toch nog een klein anekdootje. Daarstraks aan tafel vertelden we elkaar over grappige uitspraken van onze kinderen. Ik heb er een paar onthouden. Hier alvast eentje: het is bekend dat sommige kinderen met autisme zelf woorden "uitvinden". Zo vroeg een mama eens aan haar zoon terwijl ze naar de aquarium met vissen wees: "Wat is dat?" Ze hoopte dat hij "een aquarium" zou zeggen, maar hij noemde het: een "vis-vaas"!
Een uitstap gisteren
naar de Gentse Floraliën met een aantal mensen van het woon- en
zorgcentrum. Tweeëntwintig bewoners, evenveel
rolstoelen en begeleiders. Er waren natuurlijk héél veel bloemen op de
Floraliën. Maar naar mijn gevoel waren er nóg meer mensen: je kon over de
hoofden lopen! Al moet ik zeggen dat ik meer voeten dan hoofden heb
gezien, in een poging niemand raak te rijden met de rolstoel. Kortom, het was er gewoon veel te druk. Meer
nog voor de bewoners dan voor ons. Ik kan niet zeggen dat ik er heel veel van gezien heb, maar hier en daar toch eventjes halt gehouden voor een fotootje:
Net toen we naar school wilden vertrekken vanochtend, zagen we hoe een eendenmoeder met haar kleintjes het water van onze vijver kwam ingewaggeld voor een vroege zwembeurt. Zachtjes slopen we dichterbij, Jongste en ik, en keken ademloos toe. Op mijn tenen liep ik nog snel naar binnen om mijn fototoestel te halen. Een poosje later zaten we, nog nagenietend van dit geschonken momentje, in de auto op weg naar school. "Dit is eigenlijk wel een reden om een beetje te laat op school te komen hé!" vond Jongste. Ook al denk ik dat scholen een "Ik ben te laat omdat er net een moedereend met haar jongskes in de vijver zwom!", niet meteen als een geldig excuus zullen aanvaarden, toch had hij eigenlijk wel een beetje gelijk. Maar voor alle duidelijkheid: we waren nog op tijd.
Een jaar of anderhalf geleden heb ik eens een i-pod mee gewassen in de wasmachine. Het apparaat was al enkele weken verloren gewaand, maar bleek nog in de zak van de turnbroek van Middelste Zoon te zitten. Ik vergeet soms wel eens zakken na te kijken, dat is waar. Maar in een turnbroek verwacht je toch geen kostbaarheden als portefeuilles of MP3-spelers. En nu had Middelste Zoon, nonchalant als altijd, gedachteloos zijn i-pod in zijn turnbroekzak gestopt. Had hij dus een proper gewassen i-pod, dat wel. En het bleek nog een sterk apparaat te zijn ook: na enkele weken drogen op de verwarming deed hij het weer. Ondertussen heeft Zoon zo'n nieuw toestelletje. Eén met een ingebouwde beveiliging, zo lijkt het wel. Maandag werd ik namelijk opgeschrikt door nogal snerpend klinkende muziek. Het bracht me naar de badkamer. Ik bleef even stil staan luisteren. Hoorde één van de favoriete nummers van Middelste Zoon. Ik legde mijn oor aan het radiootje dat daar staat, en dat Middelste Zoon gewoonlijk loeihard opzet als hij aan het douchen is. Want neen, een douchebeurt zonder muziek, dat gaat toch niet! Maar dit schamele geluid kwam niet uit die radio. Ik zocht verder. De muziek leek uit de wasmand te komen. En jawel, daar lag een jeans van Zoon in de vuile was. De i-pod nog in de zak. Iedereen weet dat electronische toestelletjes niet graag worden gewassen. De i-pod van Middelste Zoon heeft gelukkig tijdig van zich laten horen. En is dus ontsnapt aan een heikele was- en zwierbeurt.
Het muziekkamp voor Jongste is een geslaagde onderneming gebleken. Op een paar kleine incidentjes na is het prima verlopen. Yes! Ontzettend dankbaar voel ik me om die groep mensen die Zoon weer de broodnodige extra ondersteuning hebben gegeven. Het hangt zo dikwijls af van een beetje begrip en de wil om aan te passen. Net voor de ouders hun kinderen weer naar huis konden nemen was er een soort slotconcertje in openlucht. Konden de muziekmakertjes eens laten zien, of meer nog laten horen, waar ze de vorige dagen mee bezig geweest waren. Het concertje kende al een hilarisch begin. Op het kamp waren enkele chiroleiders en -leidsters mee. Die hadden in stilte met de kinderen iets afgesproken. En niet één van hen scheen z'n mond voorbij gepraat te hebben. Toen het eerste liedje gezongen zou worden heerste er een gespannen stilte. De dirigerende juf hief haar armen om de maat te slaan. Op het juiste moment begonnen de kinderen te zingen. Alleen... was het niet het verwachte lied, maar klonk in de plaats ervan tot in de wijdse omgeving de sinterklaasschlager: "Zie ginds komt de stoomboot...!" Even ontreddering bij de juf, en dan was het grapje goed voor minstens tien minuten geschater.. En dan kon het toonmomentje pas echt beginnen. Weeral een ontroerend gebeuren natuurlijk voor al die aanwezige vaders en moeders. Hier een paar sfeerbeelden:
Hij is weg, onze Jongste. Voor enkele dagen met de muziekschool op muziekkamp. Vaak is het nog niet gebeurd dat hij enkele dagen zonder ons van huis is. Een keertje op zeeklassen en vorig schooljaar met zijn klas op bosklassen. Het is dan ook een extra spannende onderneming met ons zorgenkind. Ook nu hield en houd ik mijn hart vast. Gaat de spanning zich niet te veel opbouwen? Gaat het er niet te druk voor hem zijn? Jawel, er stond een hele batterij mensen klaar om de kinderen op te vangen. De meesten van hen heel gekende juffen van de muziekschool. En héél belangrijk, ook zijn beste vriendje, dat hij nog kende van de gewone basisschool zou er zijn. Maar toch..., helemaal gerust was ik er niet op. Woensdag is hij vertrokken. Die ochtend had ik heel zorgvuldig zijn spullen klaar gemaakt. De trompet moest mee, en ik had die nauwgezet nagekeken en de droge onderdelen gesmeerd. Ik had de kleren van Zoon in aparte zakjes gestoken, zodat hij 's ochtends gewoon maar zo'n zakje had te nemen. Ik had het hoesje van zijn hoofdkussen nog gewassen, er de meest vertrouwde kussensloop omgedaan, zodat hij zich 's avonds te ruste kon leggen op een "stukje thuis". Maar ergens moet er toen iets zijn mis gegaan met het klaarmaken van de weekendtas. Ik weet nog hoe ik het lijstje van mee-te-nemen dingen zocht om te checken of ik niets vergeten was. Dat ik het toen op het eerste zicht niet zag liggen. Ik moet toen zijn afgeleid door iets anders. We hadden samen nog een gezelschapsspel gekozen. Wat er ook van zij, toen we op de kampplaats aankwamen bleek ik het één en ander vergeten te zijn. Om te beginnen zijn SLAAPZAK en hoeslaken! Wie vergeet er nu het beddengoed? Ik dus! Nu kon ik niet eens, zoals de andere mama's, het bed van Jongste opmaken. De kampplaats was gelukkig in de buurt van de woonplek van één van de juffen. Ons kind zou gedepanneerd worden, zodat ik die zeventig kilometer niet extra op en neer hoefde te rijden. Maar toch keerde ik even later naar huis met een hele dikke knoop in de maag. Voor een kind met ASS houd je de stressfactor liefst zo laag mogelijk. En wat doe ik? Ik vergeet het meest elementaire! Het schuldgevoel daarover was nog niet weggeëbt toen ik later thuis ook de oplaadbare zaklamp nog in het stopcontact zag zitten. Ik had er aan gedacht hem op te laden, maar wel vergeten in te pakken dus. En op het lijstje, dat ik nu in één oogopslag zag liggen, stond ook nog een keukenhanddoek vermeld. Wat sms-jes heen en weer, en Jongste werd ginds ook in deze ontbrekende spullen voorzien. 's Avonds kreeg ik nog het verlossend, attent en warm berichtje dat alles goed gegaan was met ons kind! Van toen af durfde ik het wat los te laten. En mezelf mijn verstrooidheid, een klein beetje toch, te vergeven. Maar nu toch reuze benieuwd. Straks gaan we hem ophalen. En worden we eerst getracteerd op een muziek- en zangconcertje van de hele groep. Duimen maar dat het gelukt is, deze uitstap van Jongste. Dan is er met en door ons speciale kind weer een grote stap gezet.
"Ik kan niet snuiten!" klaagt de kleine jongen. "Oei! Je neusje is zeker verstopt!" meent mama. Kleine vent kijkt haar heel verbaasd aan, en zegt terwijl hij naar zijn neus wijst: "Dat is niet wáár! Mijn neusje is hier!"
Dochter en Jongste gaan de laatste tijd al eens samen naar het zwembad. Omdat ze allebei graag gaan zwemmen en het leuk vinden om daarbij gezelschap te hebben. Zalig vind ik het als iemand iets actiefs onderneemt met onze jongste zoon. En ik het eens niet zelf hoef te doen. Enkele jaren geleden, toen Jongste moest leren zwemmen, was ik het wel zelf die wekelijks met hem naar het zwembad trok. Uit die tijd het volgende anekdootje:
Zoon en ik zijn samen in een kleedhokje om ons om te kleden voor de zwembeurt. In het hokje naast dat van ons, horen we een mama de hele tijd kijven op haar kind: "Neen, laat dat liggen..., laat dat liggen zeg ik je..., blijf daar af...!" De kleine heeft blijkbaar zijn oortjes thuis gelaten, en mama's stem gaat de hoogte in: "Blijf daar af, zeg ik je....!!" Stelt Jongste me sussend gerust: "...'t Is niet tegen u hoor!"
Middelste Zoon is vandaag terug gekomen uit vakantie. En kruipt vanavond weer in zijn eigen bed. Gewoonlijk moeten ze het zelf doen, hun bed opdekken als het beddengoed gewassen is. Maar als ze op vakantie geweest zijn zorg ik dat ze hun nestje netjes terug vinden, opgemaakt met frisse lakens. Zo spreidde ik vanochtend dus het zongedroogde linnengoed over het bed van Middelste Zoon. Ruimde wat op, verfriste de kamer. Bekeek tevreden het resultaat. En moest opeens denken aan de vele uren die we afgelopen winter op deze plek op onze eeuwenoude zolder hebben doorgebracht. Met gipsplaten zetten, met plamuren en schilderen. Eén van de muren is nog gewoon een authentieke oude muur. Hier en daar moet er nog wat worden afgewerkt. De muren zijn misschien nog wat kaal. Maar in het geheel genomen mag het resultaat er best zijn. Allé, vind ik toch...
Hij is al een week van huis, onze Middelste Zoon. Gaan snowboarden in Oostenrijk, samen met het gezin van zijn beste vriend. Het lijkt wel of hij al een eeuwigheid weg is. Het is nochthans maar precies één week geleden dat hij nog alle zeilen moest bijzetten om een langlopende taak voor school af te krijgen. Een taak voor het vak Nederlands: hij moest een poëziemap aanleggen. Vijf gedichten analyseren en bespreken. Middelste Zoon heeft nog nooit veel blijk gegeven van veel interesse in poëzie. Heeft al helemaal niet de ambitie zich te profileren als poëtisch talent. Toch bevatte de taak nog een extra opdracht: zelf een gedicht schrijven. En niet zomaar een gedicht, het moest over de liefde gaan en in de dichttekst moesten minstens vijf lichamelijke gewaarwordingen die met liefde te maken hebben voorkomen. Nu eerlijk, wat moet een gast als Middelste Zoon nu met zo'n opdracht? Mocht hij al de intentie hebben om lijfelijke liefdesgewaarwordingen in een gedicht te gieten, dan al zeker niet om aan de neus te hangen van de juf van Nederlands. Dus wat kan zo'n kerel doen in dit geval? Je moeder een gedicht laten schrijven? Met de kans dat zo'n rijmelarij druipt van de meligheid. Ook niet van dien aard om op school mee te komen aandragen. Je kan ook een aantal "lichamelijke gewaarwordingen" gewoon opsommen. Er een pittig draaike aan geven. De hulp van ma inroepen om er nog eens wat aan te trekken. En voilà: een gedicht!
Zondag was er weer het grote Paasfeest in de familie, natuurlijk met het bijhorende paaseitjes rapen. Hier de jongsten van de familie in actie. Van links naar rechts en boven naar onder: Yoran, Tibe, Rube, Fien, Jessica, Silke, Alexia, Xander en Elena.
Oudste Zoon is een typische avondmens. Wordt 's ochtends nogal moeilijk wakker dus. De zomertijd doet daar geen goed aan, zeker niet in de eerste gewenningsweek. Daarenbuiten is Oudste Zoon al een hele tijd bezig aan een, blijkbaar, erg moeilijke schooltaak. Eén waarbij nogal wat ingewikkelde formules komen kijken. Gewoonlijk hoeft hij vrijdagochtend niet zo vroeg naar school. Maar helemaal zeker wist ik het vanmorgen niet en besloot het even te checken. "Zeg jongen," vroeg ik aan de bobbel onder het dekbed "het is vrijdag vandaag. Hoe laat moet jij eigenlijk naar school?" Traag wat beweging onder de dekens en dan een verdwaasd: "Ehh.. Wat bedoel je?" "Wel precies wat ik zeg!" zucht ik, en herhaal: "Het is vrijdag vandaag en ik weet niet hoe laat je juist op school moet zijn!" "Oh, eeeeh....," komt hij van ver "ehh.. nul komma éénentachtig!"
Dat Lien erg gevoelig is voor pijn, had ik al eens gemerkt toen ik haar een keer een ietsje te stevig bij de hand genomen had. Met een luide "au" trok zij toen die hand terug. Vanmorgen was een verpleegster bezig aan haar arm. Wat er precies had moeten gebeuren heb ik niet gezien: de arm was net keurig ingezwachteld toen ik binnenkwam. "Voilà, het is weer voorbij!" zei de verzorgster, glimlachte naar het dametje en ging weg. Lien was stil, maar toen ik even later naar haar keek, zag ik hoe twee dikke tranen over haar wangen biggelden. Ze was geluidloos aan het wenen. "Maar Lientje toch," schrok ik een beetje "wat nu? Heeft het zo'n pijn gedaan?" Ik liep naar haar toe en legde een arm om haar heen. Voelde hoe haar schouders schokten. Ze knikte, fluisterde zachtjes "Ja", terwijl de tranen van haar gezicht drupten. Ik nam een servetje en veegde ze voorzichtig weg. Later in de voormiddag was er het zanguurtje in de grote groep. Na het zingen kreeg ik de opdracht een groepje mensen mee naar hun plek op de eerste verdieping te nemen. Het was druk aan de lift en we moesten een poosje wachten. Ineens begon Janne vedrietig te huilen. Dat ze zo'n pijn had aan haar been. Al verscheidene keren had ik haar horen vertellen dat ze aangevallen geweest was door een hond. In haar beleving had de hond haar in het been gebeten. Janne verpakt haar verdriet en verlorenheid vaak in verhalen over pijn aan haar benen of knieën. In tranen vertelde ze het verhaal van de hond opnieuw aan Lientje die haar aandachtig opnam. "Maar allé toch..!" verbaasde die zich en dan sussend: "Kom...!" Ondertussen was traag een beverige hand omhoog gegaan en omvatte teder de wang van de ontredderde Janneke. Even traag bracht Lien ook het hoofd naderbij en gaf Janne een troostende zoen.
De kinderzender Nickelodeon propageert nu woensdag een "Buitenspeeldag". Ik heb het zelf niet echt gevolgd, maar volgens Jongste wordt op veel buitenspeelplekken, zoals speeltuinen bijvoorbeeld, iets speciaals georganiseerd. Ook de kinderen van zijn school, die woensdagmiddag in het semi-internaat blijven, gaan die dag wat bijzonders doen. Jongste kan niet deelnemen aan die Buitenspeeldag, omdat hij woensdagmiddag muziekschool heeft. Dat vindt hij wel heel erg jammer. "Moeten ze dat nu op een woensdagmiddag organiseren?" vraagt hij zich gefrustreerd af, telkens hij het reclamespotje ziet. Ook al weet hij natuurlijk wel dat bijna alle kinderen op woensdagmiddag vrijaf hebben. Na schooltijd zit hij er in de auto weer over te mopperen. Dat die Buitenspeeldag deze week doorgaat, terwijl hij nog muziekschool heeft. Deze week, de Goede week met de verschillende "bijzondere" weekdagen: Witte donderdag, Goede Vrijdag, Stille Zaterdag. Wat hem betreft is het woensdag ook een bijzondere weekdag: voor hem heet deze dag "Ongelukkige woensdag"!
De leerlingen van de notenleerklas moeten telkens als huistaak een aantal muzieklesjes oefenen. Bij wijze van test duidt de juf elke keer enkele leerlingen aan om zo een lesje te zingen vooraan in de klas. Een heleboel kinderen lijken dat erg graag te doen. Ook onze Jongste. Alleen is het voor hem niet eender welk lesje hij mag zingen. Hij heeft er altijd wel eentje dat zijn absolute favoriet is. En eigenlijk zou hij dan enkel dát bepaalde lesje voor de klas willen brengen. Zo kwam hij een poos geleden verontwaardigd en verdrietig thuis: hij was zo goed als aan de beurt geweest, wist welk "briefje" hij moest trekken om zijn lievelingsmelodietje te kunnen zingen. Maar net was de les voorbij geweest en had hij niet meer naar voor mogen komen. En volgende keer zouden het natuurlijk weer andere stukjes zijn. Gisteren kwam hij weer thuis na de notenleerles. Aan zijn helder gebabbel hoorde ik dat hij goed gemutst was. "Heb je nu mogen zingen?" vroeg ik nieuwsgierig. Neen, maar dit keer was dat niet erg. Volgende keer zou er een lesje bij zijn, dat hij heel mooi vond. Het aller-àllermooiste liedje uit héél zijn boek! "Zó mooi," bedenkt hij enthousiast "dat als ik ooit koning zou worden van een land, dit dan het volkslied moet zijn!"
Iedereen maakt wel eens een spreekfout door twee woorden of lettergrepen met elkaar te verwisselen. Zo ook Dimitri die met enkele kameraadjes aan het voetballen is en meedeelt dat hij voor scheidsrechter wil spelen. "Ik ben de recht-schijter!" roept hij.
"Zou jij eens niet mee willen gaan kijken?" vroeg ze. Dochter had mooie laarsjes gezien. Op de Meir in Antwerpen. Ze was ze al gaan passen en ze zaten als gegoten. Maar nu twijfelde ze nog om die laarsjes te kopen. Ze waren niet goedkoop. En zouden ze wel gaan onder een rok? Ik moest eigenlijk niet lang denken. Ik wou al een poosje naar boekhandel "De Slegte" gaan. Jawel, onder andere om lectuur die geschikt is voor oude mensen te zoeken, weet u nog? Dus eventjes met Dochter mee naar "t Stad"? Antwerpen lijkt nu dichterbij, nu ik weet hoe je er geraakt met de bus. Nu ik niet door drukke straten hoef te laveren of parking moet zoeken. Dus werd het vanmiddag een gestolen snoepuitstapje naar de Meir. We snoven daar de bijzondere sfeer op van de eerste lentedrukte. Mensen lijken wel anders te kuieren als het wat warmer is. Meer op hun gemak. En overal waren er straatmuzikanten, voor wie ik altijd graag een muntje opduikel uit mijn beurs. De laarsjes vond ik echt mooi, de koop was gauw gesloten. Of ik ze mee naar huis wilde nemen, want Dochter moest in de namiddag naar de les. "Ze niet op de bus laten staan hé!" kreeg ik nog te horen. In de boekhandel nam ik ruimschoots mijn tijd om, met de kostbare aanwinst van Dochter tussen mijn voeten, te grasduinen tussen de boeken. Ik kocht er een paar, al vond ik niet helemaal wat ik zocht. En dan maar weer naar huis. Een zorgeloos halfuurtje nog om te lezen in de bus. En voorbij was het, het onverwachte uitje...
De eerste keer dat ik haar zag was op mijn eerste stagedag in het woonzorgcentrum. Mitteke, een klein tenger dametje. Ze hield een grote pluchen poes, die behoedzaam in een dekentje was gewikkeld, op haar schoot. Ik glimlachte vriendelijk naar Mitte en begroette ook de poes, die ik zachtjes over de kop aaide. Maar dat mocht blijkbaar niet, want Mitte trok de kat boos weg. "Ge komt aan heure kop!" reageerde ze verontwaardigd. Later zag ik Mitte en haar knuffelpoes nog verschillende keren, als ik door de gang liep en in het voorbij gaan door de openstaande deur in haar kamer keek. Dan zat ze steeds op dezelfde stoel aan het tafeltje. Mitte komt maar zelden bij de andere mensen in de leefgroep zitten. Vorige week liep ik weer langs haar kamer en besloot even bij haar binnen te gaan. Een beetje beschroomd zei ik gedag, verwachtte half dat ze weer afwijzend zou reageren. Maar tot mijn verbazing begon Mitte ineens te vertellen. Dat ze altijd poezen had gehad. Dat ze een zoon had, die naar ze meende, nu "negentig" jaar was. Dat haar moeder vroeg gestorven was en ze haar tijdens de oorlog zo erg gemist had. Ook haar zusje, die altijd een speelkameraadje voor haar was geweest, was gestorven. Mitteke vertelde en bleef vertellen. Ik luisterde met oprechte belangstelling. Niet alleen om de inhoud van haar verhaal, maar ook vanwege de streektaal die ze hanteerde. Ze sprak precies hetzelfde dialect dat ik kende uit mijn kindertijd, de taal die Ma en Pa ook spraken: Het Noord-Brabants van hun dorp net over de Nederlandse grens. De streektaal waarin wij aanvankelijk hadden leren praten, voordat het op school vermengd werd met de streekeigen taal van onze woonplaats. Het was fijn om dit taaltje nog eens onversneden te horen. Zou zij echt uit dezelfde streek komen als Ma en Pa? Scherp luisterend hoorde ik hoe ze enkele woorden anders uitsprak. Niet helemaal van hetzelfde dorp dus. Later zou ik vernemen dat ze in het dorp naast dat van mijn ouders, het dorp net vóór de Nederlandse grens had gewoond. Mitteke babbelde maar door. Soms vertelde ze dingen al voor de tweede of derde keer. De poes op haar schoot bleek in haar wereld niet altijd een kat te zijn. Dat begreep ik toen ze vertelde dat ze een dochtertje verloren had. Het was niet het kleintje op haar schoot, want "...deze kleine is 'n een jongen éj!", zei ze met een hoofdknik naar haar knuffel. Even later vertelde ze hoe ze een keer alleen thuis was als er een mevrouw op bezoek kwam met een baby bij zich. Die mevrouw had haar gevraagd of ze het kindje eens had willen vasthouden. Ja dat wou ze wel. De bezoekster had voorzichtig het baby'tje op haar schoot gezet. "Zo, hou het nou maar vast. Voorzichtig zijn, en nie aan het koppeke kommen éj!" had die dame haar geleerd. Pas toen ik later thuis mijn ontmoeting met Mitte nog eens overliep, begreep ik ineens waarom ze de eerste keer zo boos had gereageerd op mijn vriendelijke toenaderen van de pluchen poes! Mitteke. Met een glimlach moet ik nog aan haar denken. Als ik nog eens bij haar terug kom, zal ze me niet meer kennen. Ontmoetingen worden niet meer naar de harde schijf van haar geheugen geschreven. Maakt niet uit. Voor mij was deze kennismaking met haar dé ontmoeting van de dag.
Een fotootje van Fien. U weet wel, het kleintje van Neef dat op 9 Maart is geboren. Als ik het goed heb was het vandaag "de uitgerekende datum" voor de bevalling. En vandaag begint, ondanks het sombere weer, ook de lente. Een mooie dag dus om dit prille kindeke te laten bewonderen op dit stekje.
dag bloesemknopje honingbijtje donzig kiekske net uit 't eitje
dag lentezusje, zonnekusje voorjaarswindje, vredeskindje elfenwijsje
"Probeer tegen volgende keer eens een verhaal te vinden. Een verhaal dat je geschikt vindt om voor te lezen aan de doelgroep." Een opdracht in onze opleiding Begeleider Animator voor bejaarden. Een kolfje naar mijn hand eigenlijk. Maar toch niet zo'n gemakkelijk gegeven, zo bleek. Al surfend en zoekend vond ik wel informatie over voorlezen aan ouderen. En hoe weldoende dat kan zijn, ook voor oude mensen dus, om naar verhalen te luisteren. Omdat het zo dicht bij mijn eigen belangstelling ligt, en omdat het zo'n eenvoudige manier is om mensen te boeien, wil ik me daar graag extra op toeleggen. Maar nu een verhaal vinden voor de doelgroep. Voorlopig bestaat die uit dementerende mensen. Met welke verhalen zijn deze mensen te boeien? Korte verhalen, omdat ze niet lang kunnen onthouden natuurlijk. Een verhaal over onderwerpen, gebeurtenissen, gewoonten, waarvan ze zich (nog) een voorstelling kunnen maken, die appelleren aan hun herinneringen. Of gedichten, die alleen al omwille van rijm en ritme iets weldadigs kunnen hebben. Verhalen voor oude demente mensen zijn niet hetzelfde als verhalen voor kinderen. Of zouden sommige prentenboeken toch voor hen geschikt zijn?
Terwijl ik dit schrijf is het vijfjarig kleutertje, aan wie ik een keer beloofde een verhaaltje voor te lezen, bij ons. Drie prentenboeken hebben we al doorgewandeld. Eén ligt er nog op tafel. "Het hart van Tom" van Carl Norac met tekeningen van Carl Cneut. Een schitterend mooi verhaal met een teder gegeven. Eén van mijn lievelingsprentenboeken dat ik destijds voorlas aan Jongste. Maar niet geschikt voor dementerende mensen, meen ik. Maar, bedenk ik dan, zou dat geen gat in de markt zijn? Prentenboeken voor ouderen? Prentenboeken voor dementerende ouderen? Getekend en geschreven vanuit precies de juiste invalshoek: zonder deze doelgroep terug te dringen naar een kinderniveau, toch rekening houdend met een verminderd begripsvermogen en geheugen.
En nu mijn opdracht nog. Er surfen hier wel eens mensen op mijn blog, die veel lezen en graag schrijven. Heeft iemand van jullie een idee voor een geschikt verhaal?
Veertien jaar geleden geschreven voor de schoolkrant:
Broer kan de slaap maar niet vatten. 't Is al bijna elf uur als ik nog even bij hem in bed schuif. Hij kruipt gezellig dicht tegen me aan, sluit zijn ogen en zegt: "Ik ga nog maar eens schaapjes tellen." En hij telt: "Eén schaap, twee schaap, drie schaap, ......, negen schaap, tien schaap, elf schaap, ......., zestien schaap, zeventien schaap..., en dan ineens: ..., achttien geit, negentien geit, twintig geit.... ." Dan doet hij kwasi verbaasd zijn ogen open. "Nu komen er ineens allemaal geiten in mijn hoofd." merkt hij op. En dan berustend, terwijl hij zich slaperig op zijn andere zij draait: "Ik denk dat dat komt omdat mijn schapen op zijn... !"
Lang geleden dat ik Em nog gezien had. En daar was ze ineens, in het zorgcentrum waar ik stage loop. Em heeft daar een job als kapster. Kapster dus, in een bejaardentehuis voor demente mensen. Ik kan me milieus voorstellen waar je hiermee geen hoge ogen zou gooien. Milieus waar prestige telt, en hoog opgeleid zijn, en ronkende titels en dito weddes. Maar het wordt anders als je een andere schaal hanteert. De schaal van warm-menselijkheid. Em en haar werk, en vooral de manier waarop ze dat werk doet scoort hoog op die schaal. Ze is hier ruimschoots haar gewicht in goud waard. Want "mooi" gemaakt en aangeraakt worden is zo belangrijk voor de bewoners van het centrum. En ze kunnen zo fier kijken als iemand hen vertelt dat ze "er zo goed uitzien". Zoals gezegd, ik kende Em al van vroeger. Van in "ons vorig leven" toen haar en mijn kinderen nog naar de basisschool gingen. We maakten deel uit van het groepje moeders, die wellicht de trottoirtegels voor de schoolpoort enkele centimeters hebben laten verzakken. 't Is niet zo dat we, zoals mensen soms smalend opmerken, niks anders te doen hadden. Maar ontmoeten en uitwisselen tussen collega-moeders is verrijkend en gewoon leuk. En voor wie (tijdelijk) geen andere collega's heeft ook broodnodig. Wat er ook van zij, het waren plezierige tijden. Als we jarig waren namen we een thermos koffie of chocolademelk mee naar onze stek aan de poort. En bij slecht weer fantaseerden we over een beschut plekje, een soort "moedercafé'tje". Fijn om Em weer tegen te komen. Het doet die herinneringen ineens weer binnen buitelen. De moeders aan de poort.Toch maar eens een reünie organiseren?
Deze week, op 9 maart, is Fien geboren. Fien is het tweede dochtertje van neef Wim en zijn vrouwtje Kim. Haar grote zus heet Silke. Fientje is het tweede kleinkind van Oudste Broer en Schoonzus en het vijfde achterkleindochtertje van Pa. Samen met Dochter ben ik de kleine spruit al gaan bewonderen. ('n schattig baby'tje dat ik ook al mocht vast houden!) Maar toch nog via het blog hartelijke felicitaties aan het gezin van Neef.
Hoog boven de wolken was ik, dromend tussen de sterren,
dan, een klein meisje wenkte en riep: "Wil jij bij ons wonen?"
Zo ben ik, kind in huis, "thuis" gekomen bij mama en papa, en 't klein meisje dus
Ik loop, diep in gedachten verzonken, op de schoolpoort toe om Jongste uit de nabewaking te halen. Ineens merk ik iets vreemds op in de verte. Iets in het rood komt zigzaggend het weggetje tussen de schoolgebouwen door, mijn richting uit. Ik kijk nieuwsgierig toe. Wat zou dat zijn? Als het "rode" naderbij komt zie ik het natuurlijk. Een papa, met het rode rugzakje van zijn kind in de hand, speelt tikkertje met zijn kleuterdochter. Met gemaakt kleine pasjes van links naar rechts lopend, holt hij achter zijn lachende meisje aan. Als ik hen kruis knik ik goedendag. Met een glimlach loop ik verder. Vertederd door de spelende papa en zijn kind.
Dierensnoezeldag op één van de afdelingen in het woonzorgcentrum. We hebben al alles klaar gemaakt: plastic op de grond met wat stro erop. En een soort omheininkje, om de verwachte beestjes wat begrenzing te bieden. De bewoners, de meesten van hen vrij diep dementerend, zitten er in een grote kring rond. Dan worden de dieren binnen gebracht: twee konijntjes en twee cavia's. Eerst mogen ze op het stro. Kunnen ze eventjes wennen en zich laten bekijken. Er klinken wat "oohs" en "aahs", meestal van verzorgenden en bezoekers, die vertederd dichterbij komen. Enkele bewoners kijken belangstellend toe. De animatrice streelt een konijntje, dan neemt ze het behoedzaam op. "Wilt u er graag ééntje pakken?" vraagt ze aan één van de dames en zet het konijn voorzichtig op haar schoot. Ik houd gespannen mijn adem in. Hoe zal de vrouw reageren? Ze begint, eerst een beetje aarzelend, het diertje te aaien. Dan breekt haar gezicht open in een blije glimlach. Met haar hoofd een beetje schuin, iets mijmerends in haar blik en nog steeds die glimlach om haar mond, blijft ze liefkozend verder strelen. Het andere konijn, een snoezige levende knuffel, belandt op de schoot van een mijnheer. Ook hij begint het dier te aaien, er ligt een grenzeloze tederheid in zijn gebaren. De zoon van de man zit naast hem. Hij praat zachtjes tegen zijn vader, steekt een hand uit en kriebelt het konijn onder de kin. Een mooi beeld, dit trio: de demente oude man, de zoon, met het hoofd dicht bij dat van zijn vader, en het konijn. Een andere man, die wanneer hij benaderd wordt, telkens geïrriteerd roept dat "ze hem met rust moeten laten", strijkt met de hand over de vacht van de zwarte cavia, die zit te snuffelen in de kom van zijn arm. Dan pakt hij het dier wat onhandig bij de snuit en oepsie, ongelukje: het beestje bijt in zijn vinger. Wat deze man betreft, is voor deze keer het magische moment voorbij. De snoezeldieren gaan van schoot naar schoot. Sommige mensen moeten er niet van hebben, dan hoeft het ook niet. Anderen genieten er zichtbaar van. Zoals die éne dame die alsmaar tegen het konijntje praat en een beetje boos wordt als het weer weg genomen wordt. Enkele bewoners beginnen zowaar te vertellen, over hoe vroeger hun vader konijnen hield, in de oorlog om als voedsel te dienen dat toen zo schaars was. Dat is ook een betrachting van een gebeuren als dit, dat het herinneringen doet opborrelen. Op die éne ongelukkige beet na, doen de dieren het goed. Ze zijn verrassend tam, al verraden hun snel op en neer gaande lijfjes wel dat ze gespannen zijn. Maar ze gedragen zich onberispelijk: niet één van hen doet "het" op iemands schoot. Na een uurtje of twee mogen ze weer naar de bekende beslotenheid van hun eigen kooi op de kinderboerderij.
"Het is niet zo spectaculair, maar ik vind het altijd wel leuk!" had mijn begeleidster me op voorhand gezegd. Maar ik vind het best wel spectaculair. Ik ben diep onder de indruk. Door hun ziekte is hen veel ontnomen, deze mensen. Hun vermogen om te denken, om te herinneren, om zich uit te drukken, om te beschikken en te beslissen. Maar dit vermogen blijkt bij veel van hen nog niet aangetast. Het beleven, ervaren en uitdrukken van een zo kostbaar iets als "tederheid".
"Is dat een kleinzoon van u?" vraagt de man van het frituur, met een blik op Jongste. "Neen," glimlach ik, een beetje in verlegenheid "dat is een zoon van mij. Heb ik op latere leeftijd nog gekregen, hij is ons nakomertje." "Waarom hebben jullie zo laat nog kinderen gekregen?" vraagt Jongste even later. "Nu, wat jou betreft..., op dat moment hadden we eigenlijk geen kind meer besteld!" antwoord ik een beetje plagend. "Niet besteld? Aha...," en op zichzelf doelend bedenkt hij "dat was er dus ééntje van het huis!"
Hoe ontegensprekelijk de lente ook in zicht komt, de laatste ochtenden zijn de ramen van onze auto, die wegens plaatsgebrek moet buitenslapen, telkens aangevroren. Voor het vertrek tijdig beginnen krabben is dus de boodschap.
"Hé ijsbloemen!" glimlachte ik een keer, toen ik, het krabbertje pakkend, vanuit de binnenkant van de wagen door de beijzelde voorruit keek. En ineens moest ik denken aan de tijd dat ik nog een kind was. We hadden geen verwarming op de bovenverdieping. Dus waren de ramen bij ijskoude nachten helemaal begroeid met ijsbloemen. Heel mooi vond ik dat. Maar die bebloemde ramen konden absoluut niet concurreren met het serreglas. Zoals ik al eerder vertelde was ik een tuindersdochter. De groenten bij ons thuis werden ten dele geteeld in serres. Een hele oppervlakte aan glas dus. Als er daar bij ijskoud weer niet in gestookt werd, betekende dat een heel dak vol ijsbloemen. Hoe vaak heb ik toen, verwonderd bewonderend, genietend van een schitterend glasraamschouwspel, er onderdoor gelopen. Zo mooi! Overweldigend prachtig, zo'n oerwoud van ijsplanten.
Vandaag één van de vele filmpjes die mensen naar elkaar doorsturen. Deze zat vorige week in mijn mailbox
en ik vind hem reuzeleuk. Het is de één miljoen keer al ver
gepasseerd, maar voor wie het nog niet gezien heeft...
Het hele ziekenhuispersoneel danst hier voor de strijd tegen borstkanker. De bedoeling was om het filmpje één miljoen keer te laten lopen, dan zou het ziekenhuis een grote donatie krijgen voor de behandeling van borstkanker.
"Auto's zijn eigenlijk wereld-vernietigings-machines hé!" vond Jongste onderweg. Hij heeft al vaak gehoord van van het teveel aan CO2 uitstoot, van het gat in de ozonlaag, van het milieu dat zwaar onder druk staat, ondermeer door het vele verkeer. Het houdt hem bezig. En zo bedacht hij dus dat die vervuilende auto's eigenlijk "wereldvernietigingsmachines" zijn. Gelijk heeft hij wel. Maar op dat moment, in de gutsende regen, bracht onze wereldvernietigingsmachine ons dan toch maar lekker warm en droog naar huis.
Na de inleefavond, vorige donderdag, stonden we nog na te praten met Marc. U weet wel, Marc, die onze avond heeft begeleid. We hadden het er over dat mensen met autisme zo vreselijk naïef kunnen zijn. En hoe kwetsbaar hen dat maakt. "Ik ben er fier op dat ik naïef ben." zei Marc "Dat ik altijd weer geloof in het goede van de mensen. Als ze me dan beschamen ligt dat niet bij mij, maar bij hen!" En als voorbeeld nam hij het stelen van een fiets. Hoe, wanneer je fiets gestolen wordt, je die fiets wel verliest. Maar je bent niet diegene die in de fout is gegaan. Ik moest een beetje lachen om zijn voorbeeld. Omdat ik toen net op mijn blog bericht had over de gestolen fiets van Zoon. Maar ik heb er veel aan moeten denken, aan die woorden van Marc. En ik denk dat ik begrijp wat hij bedoelt. Dat diegene die het overkomt wel verlies lijdt. En diegene die steelt, of op een andere manier iemand bewust benadeelt om er voor zichzelf voordeel uit te halen, lijkt op het eerste zicht de winnaar te zijn. Maar in wezen is hij de verliezer. Hij is diegene die iets veel kostbaarders verloren heeft: zijn integriteit. Niet dat die mens daar van wakker zal liggen. Daarvoor is zijn geweten veel te onderontwikkeld waarschijnlijk. Toch, je kan beter geen fiets hebben dan een onderontwikkeld geweten.
Overweldigend is de diepe zorg die zoveel mensen dragen. In dit geval de zorg om kinderen met een stoornis in het autismespectrum. In kleine groepjes zaten we bij elkaar, de meesten van ons ouders van kinderen met autisme. Verder enkele warm betrokken familieleden en leerkrachten. De opzet van de avond was om aan de lijve te ondervinden hoe het is om autisme te hebben. Hoe het is als je de ongeschreven regels, die de meeste mensen gewoon uit de lucht plukken, niet kent en niet zo maar weet te achterhalen, hoe je ook je best doet. Hoe het is als geluiden en andere prikkels zo ongefilterd binnen komen, dat het veel te druk wordt in je hoofd en je je niet meer weet te concentreren. Ook een flinke brok info was er, gegeven door de begeleiders die zelf ervaringsdeskundig zijn. En voorts tijd om uit te wisselen met elkaar.
Overweldigend dus, de diepe zorg van ouders met een autistisch kind. Al van bij het eerste moment was dat voelbaar in ons groepje. Bij de kennismaking sprong de stop al van de fles bij een moeder: ze blééf maar vertellen. Al die opgekropte spanning, emoties en vragen zochten een uitweg. Haar zoon was dertien jaar. De jongen had zich altijd al wat vreemd gedragen. Extreem op zichzelf dachten de ouders. Pas een jaar geleden had men hem getest en werd de diagnose ASS gesteld. Dat was bij de ouders ingeslagen als een bom, nooit hadden ze in die richting gedacht. Na het officiële gedeelte van de avond kwam ook de vader er bij zitten en de grootmoeder van het kind. De zorg stond in hun blik te lezen. De zorg van ons allemaal, die de oma verwoordde: "De maatschappij is zo hard, gaat hij daar wel zijn plaatsje vinden?" Een andere moeder vluchtte in tranen naar het toilet. Even later was ze er terug, streek nog met een zakdoek langs haar ogen. "'t Was ineens zo confronterend!" glimlachte ze verontschuldigend, "Ineens zag ik hoe het is voor onze Jan!" Nog een mama was daar met haar dochter. Het meisje vertelde over haar broer die én autisme en ADHD had. Hoe het is om samen te leven met zo'n speciale jongen. De mama wist zich vaak geen raad met de dagdagelijkse gang van zaken: haar kind bleek zowel zelf heel druk als ook overgevoelig te zijn voor alle prikkels uit de omgeving. Zelfs gewoon maar iemands ademhaling kon voor hem al storend zijn. En dan was er nog de mama van een kleine jongen met autisme en een mentale beperking, zoals dit voorkomt voor bij ongeveer de helft van de mensen met autisme. Mensen die door het leven gaan met een dubbele handicap.
Stuk voor stuk beklijvende verhalen waren het. Daarbij kwamen nog de anekdotes van de begeleiders: Frie, die twee kleutertjes heeft met ASS en Marc, die zelf autisme heeft. Marc had de leiding in handen. Hij vertelde vlot, met heldere stem. Wat zijn aanwezigheid bijzonder maakte was niet alleen dat hij boeiend kon vertellen. Maar gewoon dat hij daar was, dat hij dit deed en kon doen. Dat bracht de deelnemers een beetje hoop. Hij was het vleesgeworden bewijs dat het kan, dat kinderen en volwassenen met ASS, mits ondersteuning en begrip, zich volwaardig kunnen ontplooien en een waardevol steentje bijdragen.
Het is ze allemaal, al die zorgenkinderen en hun ouders, héél van harte toegewenst!
Schrijven voor het blog is niet altijd gemakkelijk. Soms is er geen inspiratie. En soms zijn er zoveel indrukken, zoveel dat nog in "de wachtkamer" klaar zit om verwerkt te worden, dat het nog niet lukt om er een neerslag van te maken. Zoals deze week. Een drukke week. Met op maandag het koperconcertje waar Jongste zijn trompetstukjes speelde, op dinsdag de wekelijkse lesdag vol nieuwe ervaringen en gisteren de stage in het woonzorgcentrum en de inleefavond rond autisme. Een heleboel indrukken, ervaringen en emoties flitsen allemaal door elkaar en laten zich nog niet in woorden vangen.
Enkele doordachte woorden dan maar, uit het nieuwste boek op mijn boekenplank: "Wijsheid", de mooiste interviews uit Happinez. Een aantal interviews met wijze mensen uit deze tijd zoals Paulo Coelho, Anselm Grün, Deepak Chopra, Byron Katie... Hier een uitspraak van Guus Kuyer:
Op zoek gaan naar geluk heeft niet zoveel zin. Geluk is een bijproduct, geen resultaat van bepaalde stappen. Als je enthousiast bent, in staat je te verwonderen, dan komt het vanzelf.
"Mama, ik heb een probleem. Mijn fiets is gepikt!" Héél vroeg zondagochtend kreeg ik dit telefoontje van Middelste Zoon. Met het verzoek om hem aub te komen ophalen. Middelste Zoon was zaterdagavond uit gegaan met enkele vrienden. Met de fiets waren ze naar de fuifplek gereden. En op het moment dat hij weer terug naar huis wou, bleek zijn fiets dus verdwenen te zijn. Of hij hem wel behoorlijk op slot had gezet? Eeh..., hij had daar in de loop van de avond nog over getwijfeld. Had even zijn zakken na gezocht, zijn sleuteltje niet gevonden en was toen nog speciaal gaan kijken naar zijn fiets. Op dat moment stond die op slot. Maar enkele uren later was de fiets foetsie, en ook zijn sleuteltje had hij niet meer. Diep ouderlijk gezucht... En een heleboel ouderlijk gepreek over nonchalance, over fietsen die horen vastgelegd te worden met een extra kabelslot, zeker op zulke gelegenheden en dit soort plekken. En waarom hij die niet bij had? En of zijn vrienden niet zo'n kabeltje hadden gehad om de fietsen aan elkaar vast te maken. Ook Dochter en Oudste Zoon mengden zich in de reacties. Dochter benadrukte het belang van altijd zorgvuldig vastleggen van het stalen ros. Oudste Zoon vond, in een hoogoplopende discussie, dat het toch kon gebeuren dat je dat al eens een keer vergat. Kortom, het verlies van het vehikel zorgde voor een heleboel commotie. Nog niet eens het meest door de ontriefde eigenaar. Die wist zichzelf zonder weerstand verantwoordelijk voor het voorval, en accepteerde gelaten dat hij uit eigen zak voor vervanging moest zorgen. Of zich uit de slag trekken met een oude damesfiets, die nu nog met gebroken wielspaken in de garage stond. Jongste had bij alle gesprekken stil geluisterd en gezwegen. Eén keer vluchtte hij naar de living, met de handen voor de oren, omdat een discussie zijn tolerantiedrempel, wat geluid betreft, oversteeg. Pas enkele dagen later, toen de storm rond de gestolen fiets wat was gaan liggen, gaf hij zijn visie op het gebeurde. "Misschien" vond hij "wou Broer zo heel graag naar dat feestje, en wilde hij zo vlug binnen zijn, dat hij vergat zijn fiets op slot te zetten. Dat kan toch hé? En als je dat dan één keertje vergeet, en net die éne keer wordt je fiets gestolen, dan heb je toch wel heel veel pech! Broer heeft toch veel pech gehad!" Ik moest erom glimlachen. Onze kleinste, maar soms de meest wijze.
"Als iedereen eens met de handen van andermans spullen af zou blijven!" had Echtgenoot nog eens gezucht. Want het verlies van die fiets, van een prima kwaliteit, en nog niet lang geleden helemaal weer in orde gezet, kwam toch hard aan. Toen ik gisteren na mijn lesdag, de weg van de bushalte naar huis te voet aflegde, want Middelste Zoon was met mijn fiets naar school, moest ik er aan denken. Hoeveel mooier de wereld zou zijn als inderdaad iedereen te vertrouwen zou zijn en niemand zou nemen wat niet van hem is. Als fietsen en huizen en auto's niet op slot zouden hoeven...!
Ik zit met twee kinderen bij de kapper. De jongste is al klaar en even is het nog wachten op zus, aan wie de laatste hand wordt gelegd. Kleine man zit, tamelijk rustig voor zijn doen, op mijn schoot. Hij kijkt geboeid toe hoe één van de kapsters bezig is met het kapsel van een meneer. Als ze ermee klaar is neemt ze een schaartje en begint de snor van de meneer bij te knippen. "Oei!" roept kleine broer verschrikt en zo hard dat iedereen het horen kan "Ze knipt zijn neus af!"
Mijn Jongste Zus is, in het gezin waaruit ik afkomstig ben, het nakomertje. Ik was als oudste al bijna zeventien, toen zij geboren werd. Tibe, haar zoontje van vijf, begint al aardig de familiebanden door te hebben. Zo zat ik laatst genoeglijk met hem in de zetel. Of liever, hij lag, met zijn voetjes op mijn schoot, die ik zachtjes wrijvend in mijn handen hield. Tijd voor een praatje tussen tante en neef. "Mama is jonger dan jij hé!" wist hij. "Ja, mama is heel wat jonger." "Mama is geboren toen jij nog een kindje was hé?" "Ja, of eigenlijk was ik al niet echt een kindje meer. Ik was al een groot meisje, al haast een vrouwtje!" "Ja, mama moet nog oud worden hé?" "Moet mama nog oud worden?" "Ja, mama moet nog oud worden. Maar jij niet hé? Jij bent al KEI-OUD!"
Van je neefje moet je het hebben! Maar 't is hem vergeven. Omdat hij zo'n beminnelijk baasje is!
Las ik even onze aankondiging na, hier op de rechterkant van mijn blog. Zag ik dat ik het uur van de autisme-inleefavond verkeerd had vermeld: het is niet om 17.30h maar om 19.30h. Dit beginuur zal al heel wat beter te doen zijn voor veel mensen. Deze avond is een echte aanrader. De man die hem zal leiden is zelf een persoon met autisme. De jonge vrouw die hem vergezelt is ervaringsdeskundig: zij heeft een zoontje met autisme. Zo een inleefavond heeft de bedoeling om de deelnemers te laten ervaren hoe het is om ASS te hebben. Daarbovenop wordt nog een heleboel info gegeven. Voor iedereen die in contact komt met mensen en kinderen met ASS, of er gewoon wat meer over wil weten, kan ik deze avond alleen maar warm aan bevelen. Van harte welkom! (inschrijven via mail)
Jongste en ik zitten achterin de auto van Broer en Schoonzus. We zijn onderweg naar Pa aan zee. Buiten schemert het. We zitten stil in de wagen als Zoon opeens hardop lacht om zijn eigen gedachten. "Jammer dat er geen twee sterretjes boven de maan staan," licht hij toe "dan zou het precies een lachend gezichtje zijn. De maan is net een lachende mond!" Ik reikhals om langs zijn kant door het raam te kijken. Ja, nu zie ik hem ook, de maan die een smalle sikkel vormt in de donkere lucht. Je kan je er inderdaad een lachende mond bij voorstellen.
Hij heeft ons vergezeld tot op onze bestemming, die glimlach aan de hemel!
Zij vraagt telkens bevestiging. Zo onzeker als ze is over wat en hoe het moet. "Moet ik dit hier neerleggen?" "Mag ik hier gaan zitten?" "Mag ik hier mijn neus mee afvegen?"
Zij, een lange gestalte, kaarsrecht. Lange oorbellen sieren haar oren. Ze loopt eindeloos haar stramme mars door de gangen, met lege blik. "Ze was vroeger een fotomodel." weet de begeleidster.
Hij zit aan tafel. "Even wachten of hij zelf begint te eten!" draagt de begeleidster mij op. "Je mag hem voeren als het niet lukt. Soms weet hij niet meer hoe het moet." Deze keer lukt het hem vrij goed. Als hij klaar is met eten staat hij op, zijn blik zoekt traag de mijne. "Mama, gaan we nu naar huis?" vraagt hij dan.
Zij ziet het leven langs de zonnige kant. Giechelt en gibbert de hele tijd. Aan haar mond zijn nog wat etensresten, ik veeg ze af met een vochtig servet. "Stoeme kop..." giechelt ze "hi, hi, hi....!"
Zij vertelt wenend dat de dokter heeft gezegd dat ze wat meer moet stappen, dat beweging goed is voor haar zere knie. "En ben je daar zo verdrietig van?" vraag ik. Neen, eigenlijk vindt ze, dat het wel waar is, dat de dokter gelijk heeft. Een poosje later begint ze weer te wenen, ik begin te vermoeden dat ze altijd weent als iemand haar aanspreekt. "Mijn knie, zie nu eens, mijn knie....!"
Toen Ma terminaal ziek was, werd er bij een onderzoek "iets" in haar hersenen gevonden. Dit was voor haar de ergste nachtmerrie, ondanks wat ze allemaal al geleden had: dat ze nu ook nog haar verstand zou verliezen. Natuurlijk hoopten we voor haar dat dit niet zou gebeuren. "Maar" zei ik haar, toen we erover spraken "van één ding mag je zeker zijn. Als het gebeurt, dan zullen we jou steeds in je waarde blijven zien. Dan zullen we je altijd met veel respect en waardigheid blijven behandelen. Daar mag je gerust in zijn!" Bij Ma is het zover niet gekomen. Zij had hooguit een paar verwarde dagen, waarschijnlijk als gevolg van de medicatie. Maar nu moet ik er weer aan denken. Nu, tussen deze stoet van mensen met hun aangetast, verbrokkeld brein. Voor hen wil ik die belofte aan mijn moeder doortrekken: "Jullie mogen gerust zijn, ik wil jullie steeds in jullie waarde blijven zien. Ik zal jullie met veel respect tegemoet treden!"
"Ze zeggen dat volmaakt geluk niet bestaat. Maar het bestaat wèl!" Vijf jaar geleden is het dat Ma deze, voor ons legendarische, woorden uitsprak. Het was op de dag van hun Gouden Bruiloft, op het moment dat Ma na de viering in een kleine toespraak de mensen bedankte. Enkele weken daarvoor hadden we er nog grapjes over gemaakt. Omdat Ma en Pa voor hun oude dag aan zee waren gaan wonen, was er het idee om een foto van "een zonsondergang aan zee" te gebruiken voor de uitnodigingskaart voor het feest. Tussen de foto's die in aanmerking kwamen was er ééntje die echt wel mooi was, maar die afviel omdat "de zon de zee al raakte". Ah neen, dat mocht niet hé, dat symboliseerde te zeer hoe vlug die zon al verdwenen kon zijn! Ma en Pa beleefden heel gelukkige tijden, wat ons betrof mochten ze zich nog jàren koesteren in die gouden zon! Maar het heeft niet mogen zijn. Nog geen jaar later kwam de verlammende diagnose: Ma had leukemie. Anderhalf jaar later is ze overleden, ze was toen net 77 jaar.
Vandaag, 16 Februari, is het 55 jaar geleden dat Ma en Pa getrouwd zijn. Blijft toch een speciale dag...! Hier het tekstje van de uitnodigingskaart voor hun Gouden Bruiloft:
ons bootje vaart al zo lang mee
en 't kende heus wel tegenslagen, felle storm en tegenstroom
maar ook meewind en zomers zachte dagen
en puur geluk als gebundelde moed hoge golfslag overwon
nu deint onze boot op milde zee
en jij en ik, dicht bij elkaar een tere zeebries door ons haar
koesteren ons in de volle gloed van een gouden avondzon... jb
"Eigenlijk hé," begint hij aarzelend, terwijl we na de muziekles naar huis rijden "eigenlijk zit ik met iets!" Hij zucht diep. Hij heeft een zorg, weet ik, en spits mijn aandacht. "Weet je, ik had bij de juf van het kinderorkest een rode sticker moeten ophalen om op mijn kaft te plakken, en nu ben ik dat vergeten." Weer zucht hij. Een rode sticker? Het optreden van het kinderorkest was eergisteren. Wat moesten ze toen met een sticker? Ik begrijp het niet, maar vooraleer ik ernaar kan vragen gaat hij verder: "En nu weet ik niet wat ik moet zeggen. Moet ik nu..., hoe heet dat nu weer, zo'n leugentje om bestwil..., daar is een ander woord voor..." "Ik denk niet dat daar een ander woord voor is." meen ik "Een leugentje om bestwil is gewoon een leugentje om bestwil." "Neen, er is toch nog..., ja, nu weet ik het weer..., een smoesje! Dat heet een smoesje... En nu weet ik niet of ik beter een smoesje vertel of het gewoon vertel zoals het is." "Waarom zou je daarover met een smoesje afkomen?" "Wel, een leugentje om bestwil, of een smoes zeg je soms om iemand niet te kwetsen. Soms is het beter om een leugentje om bestwil te gebruiken. En ik zou nu kunnen vertellen dat ik die sticker niet geplakt heb, omdat ik hem thuis verloren ben of zo." "Had je die sticker dan?" begrijp ik weer even helemaal niet. "Neehéén! Dat is nu juist het leugentje: dat ik dat zal vertellen, maar dat ik in het echt de sticker ben vergeten op te halen.." Ik moet er even om glimlachen. In de lessen sociale vaardigheden heeft hij dit vast geleerd. Geleerd dat je niet altijd tegen iedereen de waarheid mag vertellen,
zoals mensen met ASS vaak even onwetend als genadeloos doen. Dat je
die waarheid soms best een draaitje kan geven. Alleen, en dat is nu
juist waar het anders denken zit, voelen ze niet als vanzelf aan
wanneer je dat beter wel of niet doet. "Denk jij dat de juf zich gekwetst zou voelen, als je zegt dat je die sticker vergeten bent?" "Ik weet niet..." twijfelt hij. Behoedzaam zoek ik een antwoord: "Ik denk niet dat de juf zich gekwetst zou voelen hoor! De sticker vergeten is een foutje, de sticker verliezen is ook een foutje. Allebei zijn het kleine fouten, maar het is niet iets waar iemand zich gekwetst over voelt... Ik denk dat je deze keer net zo goed de waarheid kan vertellen..."
De waarheid een draaitje geven. Je kan het hen zo proberen aan te leren, hen zoveel voorbeelden inprenten. Maar toch zullen ze vaak de bal hopeloos mis slaan. Bij mij vandaag lokt dit voorvalletje een zowel vertederde, als bezorgde glimlach uit. Misschien binnen afzienbare tijd, bij andere mensen, een groot misverstand. "Mijn venteke toch." zucht ik in stilte, als ik aan die toekomst denk.
Verontrust soms en bezorgd, maar op een moment als dit héél ontroerd! Het optreden van het kinderorkest tijdens het carnavalsconcertje.
Fijn bedankt alle mensen die hier op het blog, of via mail of sms mij een hart onder de riem hebben gestoken! Zó moet het wel lukken hé, met die nieuwe schoolloopbaan! De kop is eraf, van de opleiding. Zowel wat het theoriegedeelte betreft als de stage. De eerste stagedag gisteren viel reuze mee. Binnen heel het animatiegebeuren in zo een wooncentrum voelde ik mij eigenlijk het minst aangetrokken tot groots opgezette activiteiten. Viel ik gisteren toch meteen in zo een gebeuren zeker! In de aanloop van Valentijnsdag hadden de animatrices een bruidsmodeshow georganiseerd: een heleboel dames van het personeel zouden op romantische muziek over een denkbeeldige catwalk paraderen in hun trouwjurk. (Ja zeg, die geraakten daar dus nog in...!) De vrouwelijke bewoners die wilden, de meesten van hen dementerende bejaarden, waren gekleed in suitejurken. Met een hele stoet bontgekleurde mensen schuifelden we zo de lift in, op weg naar de cafetaria. Eén meneer was gevraagd om bruidegom te zijn. Hij werd gekleed in een "pittelaar" en kreeg een hoge hoed op het hoofd. Beurtelings afwisselend met een student-bruidegom, mocht hij een dame doorheen het publiek leiden. Met een glunderend gezicht ging hij helemaal op in zijn rol. Ik kreeg de eer het geheel te presenteren voor de microfoon. Gewoonlijk is zo iets niet echt aan mij besteed. Bij familiefeesten is het meestal Derde Broer die dergelijke taken ter harte neemt. Derde Broer is daar een kei in. Maar gisteren, nu ja, zo een opleiding hoort grensverleggend te zijn. En dus heb ik meteen maar een grens verlegd. Al lang blij dat mij niet gevraagd werd om in een trouwkleed rond te wandelen! Wat me deze dag het meeste aangreep was het contact met de mensen, de dementerende bewoners van dit zorgcentrum. Hun hulpeloosheid, hun onzekerheid. Hoe wie ze ooit waren, heel stilletjes weg sijpelt. En dan te bedenken dat dit ons net zo goed kan overkomen. Dat dit gebeurt aan mensen als u en ik. Maandag al is mijn tweede stagedag. Dan gaan we aardappelen schillen en frietjes bakken!
Maandag waren we ineens uitverkocht. Niet dat we iets te koop hadden aangeboden, maar maandagmorgen waren onze kinderen opeens allemaal het huis uit. Voor de studenten was het weekje rustverlof na de examens voorbij, en begon het gewone schoolleven weer. Al zo'n twee maanden geleden dat ze allemaal gewoon naar school moesten. Of eigenlijk nog niet helemaal, want Dochter had een dag extra. Was voor een langverwacht snipperdagje op uitstap met het lief. Ze waren dus allemaal weg. Ineens was ik me daarvan bewust. En genoot ik, genoten wij, van hun weldadige "af"wezigheid. Zaten we bij de middagboterhammen nog eens met z'n tweetjes aan tafel. Het doet al eens deugd, die rust. Op dinsdag moesten wij, Echtgenoot uitgezonderd, allemáál naar school. Jawel, ik ook! Sinds vorige week ben ik mijn opleiding gestart en zal ik elke dinsdag, op de schoolvakanties na, in de schoolbanken zitten. Na een lange en intensieve zoektocht is het de BAB-opleiding geworden, de studie Begeleider Animator voor Bejaarden. Een, naar mijn gevoel, goed onderbouwde opleiding. Eens ik op zoek was in de sociale sector, heb ik toch lang getwijfeld of ik voor deze groep mensen zou kiezen. Wou ik niet liever iets in de kinderzorg? Of iets met mensen met een beperking, mensen of kinderen met autisme? En al ben ik in dat laatste een heel klein beetje ervaringsdeskundig, toch had ik het gevoel dat werken met ouderen beter bij me past. Het fascineert me ook, dat laatste levensstuk, dat stukje "toekomst" waar niemand echt naar toe leeft. En dus ben ik deze richting op gegaan. Met schrik in het hart. Met de ervaring dat een stap zetten in het leven, weg van het bekende, toch niet gemakkelijk is. Buiten een dag les volgen, is het ook de bedoeling dat we elke week een dag stage lopen. En laat dat nu morgen mijn eerste dag zijn. De vuurproef. Hoe ik me daarbij voel? Bang, nieuwsgierig en ongelooflijk zenuwachtig... 'k Zal nu maar gaan slapen, want morgen moet ik natuurlijk fit zijn. Welterusten!
Soms is een probleem oplossen verbluffend simpel. Zo moest ik met Jongste een aantal woordpaketten oefenen voor een toets dictee, dat de juf één dezer dagen zal afnemen. Ik had het de avond tevoren al gedaan, de woordjes één voor één voorgelezen zodat hij ze kon opschrijven. Nu, aan woordjes dicteren heb ik een bloedhekel. Telkens een woord zeggen en dan wachten tot hij het opgeschreven heeft. Zijn tussendoors getater trotseren. Hem telkens aanmanen om door te werken. Woorden dicteren als ik aan de computer zit te werken of aan het strijken ben is al helemaal niet te doen. Bij elk woord moet je dan met je blik het blad overscannen om te zien waar je alweer gebleven was. Maar ineens flitste het idee: een dictafoon! Had ik vroeger ook wel eens boven gehaald als de groten Franse woorden moesten oefenen. Dat exemplaar had de tijd niet overleefd. Maar had ik er onlangs, op vraag van Dochter, geen nieuwe gekocht? Ik spoorde het ding op en maakte het met behulp van Oudste Zoon gebruiksklaar. Dan las ik traag alle woordjes in. Daarna nam Jongste het dictafoontje bij zich. Zette het op, luisterde naar een woord, en drukte dan op de stopknop, waarna hij het woordje opschreef. Zo woord per woord. En aangezien ik uit de buurt bleef, was er niemand in de nabijheid om zijn tijd mee te verbabbelen. En ik bleef uit de buurt, werkte lekker ongestoord aan de computer. Jongste was vlugger klaar dan anders. En ik was er mooi vanaf! Voilà!
Zoals iedereen waren wij ook ontzettend gegrepen door de natuurramp in Haïti. En hebben we gezien hoe bij zo een ramp de hulpstromen weer op gang komen en veel mensen meelevend een financiele bijdrage leveren om het land weer op te bouwen. Vorige week hoorde ik hoe een man vertelde dat die grote geldstromen eigenlijk niet goed zijn voor zo een gebied. Hoe bijvoorbeeld bij de tsunami hele dorpen en gemeenschappen ontwricht raakten door de (verkeerde) bedeling van gigantische geldelijke middelen. De man zei dat niet vanuit een herkenbare onverschilligheid, waarmee mensen soms praten als ze niet van plan zijn om in hun beugel te tasten. Hij maakte er ons alleen attent op dat het "zomaar geld geven" gevaren inhoudt. Dat een volk de kans moet krijgen om vanuit eigen innerlijke veerkracht het leven weer op te bouwen. Ik ben er veel mee bezig geweest. Met de balans die gevonden moet worden tussen nemen en geven. Meer en meer raak ik ervan overtuigd dat die balans er moet zijn. Ook in het persoonlijke leven. Iemand die zichzelf te zeer opoffert, maakt dat de ander in "schuld" komt te staan. Maar toch, als een verschrikkelijke ramp je alle middelen uit de handen slaat? Een land als Haïti zou toch totaal kansloos zijn, als er geen (geldelijke) steun zou zijn? En natuurlijk is een bedragje vrijmaken bij zo'n ramp niet hetzelfde als jezelf "opofferen". Voor ons, die het nog betrekkelijk tot heel goed hebben, is het hooguit een klein offertje. "Poeh.., dat is om het geweten te sussen..!" schamperen sommigen. "Hups, een beetje geld, en ze leven weer rustig verder...!" Ach, ik weet het niet. Ik geloof wel in een kleine bijdrage hier en daar. In het eventjes aanwezig en een klein beetje antwoord zijn bij de grote problemen van mensen ver weg en dichtbij. En is het daarna zo verkeerd om dan weer gewoon op je eigen plek je eigen taak ter harte te nemen? Om weer vanuit een innerlijke veerkracht je eigen leven op te bouwen en je problemen het hoofd te bieden? Binnenkort wordt er nog een appèl gedaan op onze solidariteit met het berooide volk van Haïti: de trompetleraar van Jongste zal bij al zijn leerlingconcertjes een mandje zetten om met de vrije bijdrage van het publiek het project "Mamosa" van Jan Hoet te steunen. Het huis Mamosa, voor dakloze kinderen en jongeren, dat ook is ingestort en met financiele steun weer opgebouwd zal worden. ( http://haiti.hsquared.be/ ) Ik vind wel dat het iets heeft: de nog prille muzikale prestaties van onze kinderen, die zich zullen omzetten in wat concreet materiaal bij zo een ontworteld project.
een handvol noten voor wat stenen
helle klanken voor een stut of pannen voor het dak
Zoals gezegd is Oudste Broer nu weer gewoon één jaar jonger dan ik. We schelen eigenlijk een kleine veertien maanden. Vijftien maanden na hem werd Oudste Zus geboren, zestien maanden daarna Tweede Broer. Op de foto ons gezin van destijds: Ma, Pa, Oudste Broer en ik. Oudste Zus, op dat moment nog een baby'tje was er niet bij. Bij deze dus nog mijn hartelijkste Blogfelicitaties aan Broer! Gelukkige Verjaardag!
De kamer van Middelste Zoon is af. Niet af-af, maar toch een beetje af. Hij slaapt er inmiddels voor de tweede nacht. Samen met hem en Dochter zijn we woensdagmiddag in de Zweedse woonwinkel spullen gaan kopen: een ruim bed en alles wat erbij hoort, een kast, een nachtkastje... Het was vermoeiend, dat alsmaar overleggen en kiezen. Maar toch een leuke uitstap. Middelste Zoon zette ons en zichzelf zwaar onder druk de laatste weken, om zijn kamer af te krijgen. Net zoals een wandelaar die een lang traject heeft afgelegd, en ondanks de blaren en stijve spieren het laatste stukje loopt. Bij hem ging dat ten koste van zijn huiswerk, bij mij ten koste van het huishouden. En van mijn blog, dat ik even gelaten heb voor wat het was. Ook de bijna dagelijkse wandeling door de andere blogs is er bij ingeschoten. Ik verheug me al op het lezen, maar dat zal voor straks zijn. Op mijn blog heb ik de gewoonte om mijn petekindjes en broers en zussen te feliciteren met hun verjaardagen. Ben ik dat gisteren toch vergeten zeker! Oudste Broer was nochtans jarig. Is vanaf gisteren maar weer één jaar jonger dan ik. We hebben het uitgebreid gevierd. Maar de felicitatie op mijn stekje komt, met wat vertraging, morgen. Nu eerst wat huishouderen. En de deur van de nieuwe kamer nog eens schilderen. Waarmee dat karwei eindelijk (zo goed als) afgerond zal zijn... Oef!
Ontelbaar zijn de avonden dat ik, bij het slapengaan heb voorgelezen voor onze kinderen. Bij de drie oudsten was het vaak voor hen allemaal gelijk. Dan zat ik op de rand van één van hun bedden, of met z'n allen knus in de zetel. Eerst prentenboeken. Ik leerde ze smaken door juf Annie van de tweede kleuterklas, die helemaal holderdebolder was van prentenboeken en er met vuur over kon vertellen. Later waren het enkele "boeken" zonder prenten, iedere avond een stukje. "De Grote Vriendelijke Reus" van Roald Dahl bijvoorbeeld. Dan genoot ik ervan hoe ze ademloos zaten te luisteren en steevast bedelden "Neen, nog één stukje...!", als ik het boek dichtklapte met de mededeling dat het nu hoog tijd was om te gaan slapen. Later, met Jongste deed ik het allemaal nog eens over. Jarenlang was het, dat we bijna elke avond, met z'n twee naast elkaar in bed, snuisterden in boeken. En op de boekenbeurs ging het grootste deel van mijn tijd naar het uitzoeken van enkele mooie prentenboeken. Toch waren er momenten dat ik er tegen op zag. Tegen wéér dat verhaaltje lezen. Dat ik schoorvoetend mijn werkzaamheden staakte en me zuchtend aan die taak wijdde. Dat het corvee was om dit alle avonden te doen. Dat ik stilletjes uitkeek naar de tijd dat dit niet meer zou hoeven. Al ebte die tegenzin gewoonlijk gauw weg, als ik eenmaal de geconcentreerde aandacht opmerkte waarmee het kind mee volgde en keek. Of soms, toen hij eenmaal kon lezen, voor mij een stukje voorlas. En ineens was het voorbij. Sinds een jaar of wat trekt Jongste alleen naar bed. Eerst kwam ik soms nog eens langs voor ons "privégesprekje". Maar ook dat wordt minder. Verhaaltjes hoef ik niet meer voor te lezen. Het is sindsdien dat ik er meer aan toe kom om zelf weer te lezen. Soms denk ik er aan met een beetje weemoed. Maar geniet ook van het stukje herwonnen vrijheid.
Gisteren stond ik eventjes te praten bij de buurvrouw, terwijl zij in de keuken het avondeten klaar maakte. Haar kleuterdochtertje kwam aangelopen met een prentenboek in de hand. "Moeke, wil jij dit boek eens voorlezen?" "Neen, nu kan ik niet hé, ik ben aan het koken!" antwoordde haar moeder. Samen met het kleintje bladerde ik eens vluchtig door het boek. Bekeek keurend de tekeningen. Was benieuwd naar het verhaaltje. En plots golfde de heimwee naar wat voorbij was, vol naar boven. Ik voelde het tot in het diepste van mijn tenen. En verzuchtte vanuit het diepste van mijn binnenste: "O, wat zou ik graag nog eens een verhaaltje voorlezen!"
Hmm, het ziet er in werkelijkheid alweer fraaier uit dan op het fotootje hier op het blog, de kamer van Zoon. Op dit eigenste moment is hij er met enkele kameraden aan het schilderen. Vanmorgen was ik zelf met dat schilderen begonnen. In feite combineerde ik twee taken: het wegwerken van de grote hopen was die voor de wasmachine gesorteerd lagen en het schilderen dus. Een moeilijke combinatie zo bleek. Hoewel het wassen zich beperkte tot de droogkast uitladen, de was uit de wasmachine halen, in de droogtrommel stoppen en weer een lading in de wasmachine steken. Maar ik wilde het bijhouden om tegen morgen al het nodige gewassen te hebben. En staakte dus op een moment mijn verfkarweitje om beneden even een nieuwe was in te steken. Oeps, dacht ik toen ik naar mijn handen keek. Ze zaten helemaal vol verf. Wateroplosbaar, dat wel, maar dan nog ging het heel wat tijd kosten om het eraf te krijgen. En zo kon ik moeilijk aan de pas gewassen en gedroogde kleren komen. Ik rommelde wat in de kast en vond de doos met dunne plastic handschoenen. Trok die over mijn verfhanden, laadde de was in en uit. Trok dan de handschoenen weer uit om verder te gaan met schilderen. Pas toen kwam ik op het idee dat ik het beter andersom had gedaan: handschoenen aan om te verven, handschoenen uit voor de was... Tjonge, waar zit hier dat gezond verstand?
U moest mijn handen eens zien waarmee ik
op het klavier tokkel: helemaal nog wit en bekalkt van mijn job op de
nieuwe kamer van Zoon. Ik heb de taak dus om de spleten dicht
te plamuren en muren en plafond tot een net en schilderbaar geheel te
bewerken. Het is de eerste keer dat ik dit doe en ik kan al vertellen: het valt niet mee. Man,
man, hoe dikwijls heb ik al naar mijn handen gekeken? Waarom voelen die
allebei zo links aan? Een rare ervaring: je weet hoe je het wil met je
hoofd, maar de motoriek wil niet echt mee. Hoe
maak je nu, daar waar de gyprocplaten van de muur en het plafond samen
een hoek vormen, die ontstane spleet zo dicht, dat het een deftige hoek
vormt? De kamer heeft ook behoorlijk veel balken waartussen de platen
verwerkt zitten. Véél spleten dus. Maar voor handige Harry's wellicht
een fluitje van een cent. Nu, ik voel me duidelijk geen handige Harry of Harriëtte. Er is eigenlijk ook niemand die het mij heeft geleerd. Ik sta daar dus moederziel
alleen mijn eigen techniekjes uit te vinden. Eigenlijk ook niet zo erg,
want de getoonde handigheid is niet van dien aard, dat ik graag heb dat
iemand op mijn vingers staat te kijken. En wat mijn vingers betreft,
wat mij niet lukt met mijn materiaal, verwerk ik dan maar met de blote
hand. Gladstrijken, aanduwen, papierband verwerken. Niet echt
professioneel natuurlijk. Soms voel ik me net een vingervervend
kleutertje. Zij het dan dat ik niet mag werken in verleidelijke
kleurtjes. Enfin, een groot
karwei is het. En de frustratie navenant. Dikwijls moet ik de neiging
onderdrukken er het bijltje maar bij neer te leggen. Of in dit geval
het plamuurmes. Het uiteindelijke resultaat zal niet hetgene zijn wat ik beoog, maar een weerspiegeling van wat ik "maar" kan. Misschien is dat met het leven zelf ook zo, bedenk ik nu. Ik heb dezer
dagen veel aan de echte vakmensen moeten denken. Die mijnheer
bijvoorbeeld die ooit onze keuken bezet heeft. Met welke souplesse en
handigheid hij dat deed. En hoe glad en recht die muren zijn. Er
zijn veel mensen voor wie ik bewondering heb. Ik heb bewondering voor
wijze mensen, voor mensen die zich een fijne
leefcultuur eigen maken, voor mensen die orde kunnen bewaren, voor
muzikanten, voor kunstenaars die prachtige dingen creëren, voor juffen
en meesters die met hart en ziel onderwijzen. Voor woordkunstenaars,
die heel bedreven zijn in wat ik een beetje kan: spelen met woord en
tekst en zo iemands ziel beroeren of ontspanning bieden. Voor zoveel
mensen voel ik waardering en bewondering..... Maar
de bewonderenswaardige mensen, waar ik de laatste dagen het meeste aan
denk zijn toch de vaklui. De metsers en de timmerlui, de vloerders en
de loodgieters en de schilders... En vooral de mensen die de muren
bezetten.
Gisteren was het
gedichtendag. Mijn hoofd staat nu niet naar gedichten maken. Maar moest
ik er nu één schrijven: het zou er vast één over of voor de
"plaasterplekkers" zijn...
Stilaan komt er schot in de nieuwe kamer van Middelste Zoon. Op de zolder, tussen de eeuwenoude balken, zijn Echtgenoot en Middelste Zoon met gyproc platen en ander materiaal al geruime tijd bezig een nieuw onderkomen te bouwen. De onderneming duurt al veel langer dan gepland, en het geduld van Zoon is meer dan op. Hij deelt in een kleine ruimte nog een stapelbed met Jongste en wil, wat begrijpelijk is, wat privacy en een plek om te zijn, ongestoord zijn muziek te spelen en vrienden te ontvangen. En om te studeren ook nog natuurlijk. Het heeft al lang geduurd dus, maar nu zijn we in verhoogde staat van werkijver. Echtgenoot heeft echter heel weinig tijd, daarom heb ik toch maar de hulp van Pa ingeroepen om ongedane stukjes en hoeken gyproc mee af te werken. Aan mij de eer om het geheel te plamuren en schilderklaar te krijgen. Gisteren, woensdagnamiddag, heeft Middelste Zoon de electriciteit, die hij zelf had aangelegd, voor het eerst aangesloten op het net. Ongelooflijk spannend! Gelukkig gaf het geen beangstigende toestanden, geen vuurwerk of het hele huis zonder electriciteit. Maar toch deden de lichtschakelaars het niet en had één van de stopcontacten geen stroom. Zoon moest uitzoeken, in de weer met schema's en schakelingen, waar de fouten zaten. Maar hij heeft het in orde gekregen! Ik ben ongelooflijk fier op hem, dat hij dat toch maar heeft gefixt! Daarna hielp hij zijn Opa met enkele grotere stukken gyproc. Fijn om ze samen bezig te zien en te horen. Grootvader en kleinzoon, samen overleggen, afmeten, zagen, snijden en schroeven. In een prima verstandhouding! Ik heb er met een glimlach van genoten. Een geluksmomentje weeral om te bewaren.
"Wat die kinderen tegenwoordig toch allemaal hebben hé! Véél te veel... . En da's overal hetzelfde, 'k hoor dat genoeg bij de anderen van de bond....!" Steevast krijgen we dat te horen, als weer een jarig feestvarken fier zijn of haar nieuwste verworvenheid komt laten zien aan moemoe, vava, en opa en oma, die voor de gelegenheid op bezoek zijn. "Werken, dat leren ze immers niet meer...!" en "De ouders zijn tegenwoordig slaaf van hun kinderen, altijd die auto onder hun achterste om ze naar allerhande activiteiten te voeren!" zijn ook zo van die uitspraken die we dikwijls tijdens de gaande gesprekken opvangen. En misschien hebben ze wel gelijk, deze oudere, tot hard werken en offerbereidheid opgevoede generatie. En het is wáár, als ik onze speelgoedkasten orden of zie hoeveel rommel die gasten overhoop kunnen halen, dan kan ik niet anders dan beamen dat ze méér dan ruim in hun spullen zitten. En ook al weet ik dat, toch kan ik wéér aan de verleiding niet weerstaan om voor het verjaardagspartijtje van zoonlief, de speelgoedwinkel af te schuimen, op zoek naar grappige, kleurrijke hebbedingetjes om als verrassing in de snoepzakjes van de feestelingen te stoppen. En de hele organisatie rond schoolse en naschoolse bedoeningen, het heen en weer rijden van en naar het voetbal, de muziekschool enz. enz., het neemt inderdáád heel wat ouderlijke tijd in beslag. Soms vraag ik me, schuldbewust, wel eens af of ze het niet allemaal veel te vanzelfsprekend vinden. Of we er inderdaad verwende, egocentrische mensjes van aan het maken zijn, die niks voor anderen over hebben en nergens meer echt van kunnen genieten. 't Is vanuit die zorg dat ik van tijd tot tijd naar onze kinderen kijk... En gelukkig, héél gelukkig mogen we, tussen alle ruzietjes om "ikke eerst" of "ikke meest" door, toch die andere pareltjes van ogenblikjes beleven. Zalige momenten, waarin ze wèl uitdrukking geven van betrokken zijn en hartelijkheid voor anderen. Zoals die éne keer bijvoorbeeld, als de twee jongens al de gehele weg naar school, achterin de auto zitten te bakkeleien over wie nu die gele bal mag meenemen. En dan bij het uitstappen geeft grote broer de bal aan de jongste, zo helemaal vanzelf. "Hier, neem jij hem maar...!" Of jongste broer, die mij ongevraagd komt helpen bij het wegwerken van de rommelboel in de speelslaapkamer. Handig en vlug pakt hij speelgoedkisten vast en brengt ze op hun plaats, met een uitdrukking op z'n gezicht van: "Laat dat maar es aan een echte vent over...!" En op de verjaardag van broer komt hij ineens de woonkamer binnen met de éne hand op de rug en in de andere hand een rol inpakpapier. "Hij heeft ook een cadeautje!" weet ik, en nieuwsgierig trek ik met hem mee naar de keuken om te helpen met inpakken. En daar laat hij, zo fier als wat, zien wat hij in alle stilte en met veel hulp van grote zus heeft geknutseld voor zijn broer: een washand-beertje, zoals hij er ook in de klas bij juffrouw Lou al eens één had gemaakt. Even later is zus daar ook, met háár verrassing voor de jarige: zij heeft wat haar restte van een nieuwjaars-snoepzakje mooi uitgestald in een klein mandje en versierd met enkele knutseltjes. Dat er bij "de kinderen van tegenwoordig" óók nog verwondering is, het zien en horen, het stil en ademloos genieten, het zich vragen stellen..., ze tonen het ons alle dagen.... . Zo, als we 's morgens met de auto naar school rijden, door een stukje open veld, waar we de zon kunnen zien. Heel mooi is dat soms: de warm-oranje gloed van die pas ontwaakte zon in een wat groenige lucht, met bij wijlen van die kleine plukje verlichte wolk erbij. "O, zie eens, die lucht...!" Meestal is het zus die het het eerste opmerkt. "Weet je mama, het állermooiste in de natuur vind ik de lucht, wanneer de zon schijnt...!" En van de week nog, als ik in een grote ochtendhaast de badkamer binnenstorm. "Wees eens stil, mama!" zegt zus, die er zich aan 't aankleden is. Voor ik geërgerd reageren kan, wijst ze naar de wastafel: "Ik ben aan 't luisteren naar dat melodietje daar!..." En dan zie en hoor ik het ook. Het waterkraantje is niet goed dichtgedraaid en nu pletsen in een pittig ritme kleine drupkes in de halfvolle waterbak. Met welluidende geluidjes in verschillende tonen. Even luisteren we er samen naar. In "samen-hoor-igheid". Ik glimlach om mijn dochter, en ben er toch weer een beetje gerust in. Want, wie muziek puurt uit een lekkende waterkraan, die zal toch óók wel in het leven de muziek ontdekken, zeker!
Elke week op maandag, als Jongste trompetles heeft, maak ik zijn instrument klaar om mee te nemen. Dan stop ik het mondstuk in een sopje, en was en droog ik de trompet heel voorzichtig af en blink hem op met een zachte doek. Een edel karweitje waar ik telkens van geniet. Het treft me altijd hoe vernuftig dat is, zo'n instrument. Prachtig vind ik dat. En dan is de trompet van Jongste nog een goedkoop studie-instrumentje. Een instrument is nog geen muziek. Maar het hoort toch tot het mooiste wat mensen kunnen maken.
Oudste Zoon is jarig. Hij wordt 20 jaar vandaag! We hebben er hem
gisteren talloze keren aan herinnerd: dat dit zijn laatste tieneruren
waren. Niks van, vond hij, na 12 h vannacht had hij nog acht uren te goed! Maar nu dus, sinds zowat een uurtje is hij officieel een twintiger. Onderstaand tekstje stond destijds op zijn geboortekaartje:
Ik kijk naar jou mijn kind, en huiver even. Er is een vage vrees, wat bevangen zijn. Want zijn onze handen niet te klein voor de taak, in jou, aan ons gegeven?
Ineens glimlach jij je engelenglimlach, net of de zon door wolken breekt, als jij, slapend wichtje, heel sereen, mij woordeloos van vertrouwen spreekt.
M'n wonder kleintje, en ik weet meteen: 't ligt in onze handen niet alleen... jb
Gisteren realiseerde ik me ineens hoe groot onze kinderen al zijn. Twee twintigers hebben we al in huis. En ik bedacht hoe, bij kinderen van die leeftijd, de opvoeding eigenlijk is afgerond, ook al staan ze nog niet op eigen benen. Wat we te bieden hadden, is gegeven. Wat we niet hebben gekund, blijft voor altijd onomkeerbaar "niet meegegeven". En ineens sta ik, bij de twintigste verjaardag van onze Zoon, de balans op te maken van hoe wij het, als ouders, hebben gedaan. Nu maar hopen dat Oudste Zoon en onze andere kinderen voldoende bagage hebben om hun eigen plekje te vinden, waar ze liefst positief bijdragen tot hun eigen geluk en dat van anderen. Nog maar putten uit het stille vertrouwen van toen..!
Jongste neemt dagelijks een boek mee naar school. Om na de middagboterhammetjes, als de kinderen nog stil moeten zijn, een poosje te lezen. Aanvankelijk waren dat strips, maar die gaan er vlug door. Een gewoon leesboek leest hij, tot mijn spijt, niet graag. Wat hij wel leuk vindt zijn "weetjesboeken", die gaan over aardrijkskundige of wetenschappelijke onderwerpen. Zo heeft hij er de laatste tijd ééntje mee, voor een prikje gekocht bij "de Slegte", waarin hij rustig kan grasduinen. Gisteren vertelde hij bij het naar huis rijden, hoe hij gelezen had over de puberteit. Hoe in de puberteit je lichaam verandert. En hoe dan je "fabriek in werking komt". "Je fabriek?" "Ja, je fabriek van sex en zo..." "En wat gebeurt er dan in die fabriek?" "O, daar maken "ze" alles wat je nodig hebt..." Zaad- en, bij de vrouwen eicellen, wist hij te vertellen. "Wanneer begint je puberteit eigenlijk?" vroeg hij dan. "Als je ongeveer dertien bent, denk ik." Op mijn beurt legde ik uit dat de eerste veranderingen al eerder konden komen, misschien al tussen elf en twaalf jaar. En welke die veranderingen dan zijn. Hoe kort zijn we daar al bij, realiseerde ik me ineens. Jongste leek in wat ik vertelde een bevredigend antwoord te vinden. Hij weet wat hij weten wil omtrent de puberteit en wanneer je die mag verwachten.
Mama heeft, met een nogal onstuimige puber in huis, op haar grote vraag over de puberteit nog altijd géén bevredigend antwoord gevonden. Voor haar is de hamvraag niet wanneer de puberteit begint, maar wel: "De puberteit, in godsnaam, wanneer stópt dat ooit?"
Enige tijd geleden hadden we het aan tafel over een bepaald boek, dat we in huis zouden hebben, maar waarvan me nu de naam ontgaat. "Weet jij soms waar dat is?" vroeg Middelste Zoon. "Neen, maar kijk eens in de kast." Hij ging kijken en kwam terug met de droge mededeling: "Het is er niet, er staan alleen maar boeken over autisme en over doodgaan!" Gegniffel alom. Ze vinden vast dat hun moeder maar rare interesses heeft. Al moet gezegd dat die opmerking nogal tamelijk overdreven was, er staan óók heel wat boeken over andere onderwerpen in de boekenkast. Maar 't is waar dat er over de genoemde onderwerpen wel wat boeken in huis zijn. Over autisme heb ik ondertussen een hele bibliotheek. Natuurlijk door de problematiek van Jongste. Moesten we een kindje hebben met het syndroom van Down of met ADHD, dan zou ik daar veel over willen lezen. Over dood en sterven heb ik inderdaad ook een heleboel lectuur. Dat onderwerp intrigeert me. Misschien ook omdat we er de laatste tijd toch enkele keren mee geconfronteerd werden. Autisme en doodgaan. En laten het nu net deze twee onderwerpen zijn waar de laatste tijd de leeshonger weer fel naar opgelaaid is. Bijna tegelijkertijd met het vlot leesbare boekje van Janneke Van Bockel over haar aspergerkind las ik dezer dagen het boek "Bevroren beeld. Zorg voor de laatste levensfase" van Marc Cosyns en Julien Vandevelde. Dokter Marc Cosyns zou gelden als een autoriteit op gebied van medische en ethische aspecten van begin en einde van het leven. In het boek beschrijft hij de laatste levensmaanden van drie van zijn patienten, de serene manier waarop omgegaan wordt met, en toe geleefd naar, "een zelfgekozen levenseinde", euthanasie. Bij het boek hoort ook een DVD. Die heb ik nog maar deels gezien: een mevrouw die op een natuurlijke manier sterft, een man die weloverwogen gekozen heeft voor euthanasie. Van hem wordt getoond hoe hij de siroop, die hem op een zachte manier uit het leven zou doen glijden, langzaam uit een glas drinkt. Heel aangrijpend vond ik dat. Een beeld dat ik niet gauw zal vergeten. Uit de reportage en uit het boek spreekt veel warmte en respect. En een heldere communicatie tussen dokter en patient. Nog nooit had ik er veel over nagedacht, over euthanasie. Ben ik voor of tegen? Hebben we dat recht om zelf te beschikken? Ik vind het best moeilijk. Natuurlijk moet iemand die sterft omringd worden met het beste comfort. Natuurlijk is het niet de bedoeling om te "kreperen". Een waardig levenseinde, op een zelfgekozen moment, kan men er tegen zijn, als dit op zo een goede, fijne manier gebeurt? Maar toch, als het iets is wat algemeen aanvaard is. Gaan oude, hulpbehoevende mensen zich dan niet onder druk gezet voelen? Als ze liever niemand tot last zijn, als er geen of onvoldoende geld is om zich te laten verzorgen? Gaan ze het dan nog als een recht ervaren te "mogen" blijven leven tot de dood hen op een natuurlijke manier komt halen? Volgens Dokter Cosyns zal het zo'n vaart niet lopen: de levenswil van mensen is zo groot dat ze hun grens alsmaar verleggen, ook als de omstandigheden niet veel kwaliteit meer lijken te bieden. Euthanasie en palliatieve zorg.... zware onderwerpen. Het houdt me bezig.
Maar nu toch maar voor de maaltijd gaan zorgen voor onze springlevende bende ...!
Vandaag, 20 januari, verjaart één van mijn petekinderen: Maarten, de jongste zoon van Oudste Zus. Eindelijk heeft Maarten de magische 16 jaar bereikt. Een verjaardagskaartje van ons zou vandaag in de bus moeten zitten. Maar ook met dit medium wil ik mijn petekind héél graag van harte feliciteren. Met de gelukswens die ik schreef voor zijn eerste communie, en die nu nog altijd actueel is en zal blijven.
Maarten, bruisend kind
één en al levenslust in felle ogen vol guitigheid
onderstreept nog door kuiltjeswangen
jammer, nee tot mijn spijt ben ik geen fee die vervulling tovert uit haar stafje
mocht ik één uit duizend wensen kiezen ik gaf je
levenslang zó veel levenszin dat je je stralend enthousiasme
Vandaag nog eens een anekdootje uit de schoolkrant:
Morgen is het toets verkeer. Voor alle zekerheid herhaalt mama met Matthijs, die tussen haakjes boerenzoon is, nog eens de leerstof over de onderdelen van de fiets. "Wat is dit?" vraagt ze, wijzend naar de vork van de fiets. "De riek!" antwoordt hij.
Al lang geleden dat ik nog een boek over autisme ter hand nam. Maar nu ben ik er weer ééntje aan het lezen. "IJskastmoeder" heet het en het is van de hand van Janneke Van Bockel. Janneke beschrijft daarin het samenleven met haar aspergerdochter. Asperger is (een vorm van) autisme in combinatie met een normale tot hoge verstandelijke begaafdheid. Het boek is een verzameling van korte tekstjes, die de schrijfster ooit voor een blog geschreven heeft. Ik vraag me af of mensen, die niet met autisme te maken hebben, hierin geïnteresseerd zijn. Maar zelf vind ik het een prachtig, zálig boek! Janneke beschrijft zo treffend en met een schitterend inlevingsvermogen over het functioneren van haar kind, voor wie het leven zoveel moeilijker is dan voor een gewoon kind. Met wie het samenleven ook zoveel moeilijker is. Ze beschrijft zo treffend wat er door haar heen gaat als er problemen zijn met het meisje, als voor de eerste keer het woord "handicap" valt, of als het kind toch een flinke drempel overwint. Over haar andere dochtertje dat te lijden heeft onder de structuren en beperkingen die omwille van haar oudste wel moeten heersen in het gezin, over de papiermolen als er (financiele) hulp dient aangevraagd te worden. Wat ze vertelt roept zoveel in mij op. Soms een glimlach, soms prikken er tranen van mededogen, omwille van dat kwetsbare meisje van haar. Maar vooral is er herkenning. Herkenning en nog eens herkenning. Als ze vertelt hoe precies haar meisje is bijvoorbeeld.
"Mama, hoe laat is het?" "Eh, het is kwart over acht", antwoord ik op automatische piloot. "Nietes, het is 13 minuten over acht!"
Precies zo is het ook met onze Jongste! Ook als ze vertelt over hoe het gaat als haar dochter meedoet aan één of andere voorstelling:
Ze is dwars, ze is boos en ze belaagt haar zus aan de lopende band. Ik deel waarschuwingen uit, zet haar op de gang, laat haar 's morgens terug naar boven gaan en zeg haar dit keer met haar goede been uit bed te stappen. Elk verzoek klinkt inmiddels als een commando. Er is al dagenlang geen land mee te bezeilen en er gloort geen hoop aan de horizon. Of, wacht eens even, wat doemt daar in de verte op? Natuurlijk, hoe kon ik dat over het hoofd zien: de dansvoorstelling waar ze aan meedoet. De giga eindshow waar ze een jaar lang naar toegewerkt heeft is al over een week! "De eindshow komt al dichterbij, hé. Hoe vind je dat?" "Oei, ik vind dat zo spannend. Want hoe moet dat nou als ik niet weet waar ik naar toe moet? Als ik nu het podium niet kan vinden, want het is daar zo groot! En hoe weet ik dan waaar mijn groep is als ik daar aankom?" Ik hoef maar een duwtje te geven en de vragen stromen eruit. Dat is toch frappant, het houdt haar dus wel degelijk bezig, maar ze begint er zelf niet over. De onrust die ze voelt vertaalt zich in dwars gedrag en ik weet inmiddels dat ze pas weer toegankelijk wordt als ze zich veilig genoeg voelt. We nemen minutieus door hoe het er zal toegaan. Gelukkig deed ze vorig jaar ook mee, want het helpt haar enorm om daarnaar te verwijzen. En pas als we precies op een rij gezet hebben hoe het zal gaan, waar ze zich zorgen over maakt, wat er zou kunnen gebeuren en hoe dat opgelost kan worden èn als de danskleren bij elkaar op een stapeltje in de kast liggen - dan komt plots mijn meisje terug. Zucht, had ik dat maar een paar dagen eerder gedaan...
Zo een verhaal is zó herkenbaar bij Jongste. Niet helemaal de reactie van het meisje, maar wel hoe belangrijk het is om alles op voorhand al goed te weten. Hij kan ter plekke helemaal blokkeren als er iets anders loopt of als er twijfel is. Zoals vorig jaar bij het carnavalsconcert van de muziekschool. Naast de buitendeur was een heksje opgehangen als versiering. Jongste associeerde een heks met halloween en niet met carnaval. Dus meende hij dat we niet op de goede plaats waren: ik moest en zou eerst in de zaal gaan en kijken of het hier wel degelijk om het carnavalsconcert ging. Eenmaal we binnen waren aarzelde ik een moment: ik zag de andere kinderen niet. Ik wist niet waar ze hoorden te wachten. Genoeg voor Jongste om totaal te blokkeren: hij wou naar huis en al zéker niet meer meedoen. Rustig ben ik met hem op de stoelen blijven zitten. Langzamerhand hervond Jongste zich en heeft uiteindelijk goed mee gedaan. Maar wat zoiets kost aan zenuwen en energie! Nu komen er weer een paar concertjes aan. Jongste heeft al luidkeels te kennen geven dat hij absoluut niet voor publiek wil spelen! Hij zál straks voor publiek spelen. Maar wat dit aan voorbereiding gaat vergen... Een beetje begint hij er zelf mee om te gaan. Zoals bij de uitvaart van Moeder, toen we even voor de viering de kerk binnen kwamen. "Mama, waar moet ik mijn trompet zetten?" vroeg hij, en pal erachter aan: "Vergeet niet dat ik autisme heb hé!" Om me er aan te herinneren hoe belangrijk het voor hem is het wat, wanneer, waar, wie en hoe te weten. "Geef me de vijf!" heet één van de boeken die ik heb over autisme. Deze vijf dus, of anders gezegd: duidelijkheid. Duidelijkheid is zó belangrijk bij kinderen en mensen met ASS.
Ondertussen heb ik het boek van Janneke bijna uitgelezen. Er ligt er toch weer één over autisme te wachten: Autisme als contextblindheid, het nieuwste boek van Peter Vermeulen. Want behalve mee beleven hoe het voor andere mensen is om een kind met ASS te hebben, wil ik nog altijd graag weten wat die stoornis, deze zo moeilijk grijpbare handicap, eigenlijk is!
Schuingedrukte tekst uit: IJskastmoeder, leven met een aspergerkind van Janneke Van Bockel uitgeverij Lannoo Blog:asperger.vkblog.nl
Nota: IJskastmoeder is het etiket dat in de jaren zeventig op moeders van kinderen met autisme werd geplakt. Men geloofde toen dat het a-sociale gedrag van het kind het gevolg was van een relatie met een kille, afstandelijke, weinig liefhebbende moeder. Janneke Van Bockel vertelt treffend hoe het omgekeerde waar is: "...Ze beleeft de wereld als woest, onstuimig en onvoorspelbaar en vraagt van mij dat ik de kalme haven ben waar ze op adem kan komen. Dáárom ben ik zo koel. Of misschien is cool een beter woord...."
Ooit hebben we wel eens een poesje gevonden aan onze deur. We vermoedden toen dat het beestje stiekem was gedropt. En op een andere keer heeft een verdwaalde kip een poosje in onze tuin gewoond. En voor een verloren gelopen hond hebben we wel eens naar het asiel gebeld. Maar wat er gisteren kwam aanspoelen, dat hadden we nog niet mee gemaakt. We werden gealarmeerd door enkele wandelaars die de hele tijd gevolgd werden door een klein paardje. Die mensen waren er bang van. En flink doorstappen hielp niet: dan zette het beest er ook wat steviger de pas in. Echtgenoot heeft het gevangen en voorlopig in het weitje naast ons huis gezet. Daar staat het al van gisteren, maar het is nog niet gelukt de eigenaar op te sporen. Hopelijk komt die gauw opdagen en neemt hij het verloren beestje weer mee naar z'n vertrouwde stal.
De examentoestanden zijn hier al een tijdje bezig. Eerst was het Middelste Zoon die vanaf begin december in zijn proeventijd zat. Als enige hier in huis, het arme jongske. Maar de laatste dag kon hij zijn lol niet op. Van dan af liet hij geen gelegenheid voorbij gaan om, met veel leedvermaak, broer en zus onder de neus te wrijven dat zij er nog aan moesten beginnen. Met het begin van de kerstvakantie begon inderdaad "den blok" voor die twee. En nu, bijna half januari, zitten ze er middenin. Oudste Zoon neemt het nogal rustig op. Soms wat té rustig naar mijn zin. Maar bij hem is het altijd afwachten. Gewoon net zo rustig afwachten. Al bij al heeft hij nog niet veel steken laten vallen. Dochter studeert voor het eerste jaar aan de unief. Voor het eerst heeft ze bergen leerstof te verwerken. En dat is wennen. Enkele dagen geleden kwam ze met gespannen blik naar beneden. Diep in twijfel. Ze stond er helemaal niet goed voor. Zou ze de volgende proef niet beter gewoon laten vallen? Het meteen uitstellen tot de tweede zit? Samen hebben we voor en tegen afgewogen. We zaten met z'n tweetjes aan tafel, zij en ik, terwijl ze haar ontbijt nam. Even lieten we het examen voor wat het was en babbelden we over koetjes en kalfjes. Dan ineens, na een ontspannen kwartiertje stond ze op. "Ik ga eraan beginnen...!" besloot ze. En ik duimde in stilte: "Goed zo!" Onze Jongste ontkomt nog aan examenstress. Tenminste toch wat de dagschool betreft. In de muziekschool zijn er deze maand de halfjaarlijkse proeven. De muziekleer is in verschillende deeltjes opgesplitst en de proeven zijn gespreid over een aantal weken. Zaterdag heeft Jongste het "examen theorie". Deze keer heb ik het hem nog niet horen zeggen. Maar vorig jaar in juni, terwijl zijn zus en broers er volop inzaten, waren er voor hem ook dergelijke muziekleertoetsen. "Mama," vond hij toen gewichtig "nu zit ik óók midden in mijn examens hé!"
Weet u nog hoe ik me voornam, ergens rond Sinterklaas, om wat meer gezelschapsspelletjes te spelen met Jongste? Of dat een beetje lukt? Eeeh hmm... soms. Maar dit spel doet het goed: de "dubbel gelaagde" Vier Op Een Rij. Het wordt bij voorkeur door meer dan twee personen gespeeld. Ook onze grote kinderen spelen nu graag een keertje mee. En mama ook. En papa ook wel eens. Een schot in de roos, dit spel!
"Mama, weet je? Eigenlijk hé, ben ik blij dat ik geen boom ben. Ik zou niet graag een boom willen zijn op het moment dat een hond er zijn behoefte komt tegen doen!" Hoezo, kinderen met ASS kunnen zich niet inleven?
Eergisteren liep ik dus door de stad. Bijtend koud was het. En natuurlijk was ik weer één en ander vergeten. Mijn sjaal lag nog thuis en mijn handschoenen in de auto. Maar dat heb ik gisteren al verteld. En ook waarom ik in de stad was weet u al. Omwille van werk- en toekomstzaken moet ik de laatste tijd wel eens meer naar Antwerpen. Om niet naar een parkeerplaats te hoeven zoeken, neem ik dan steeds vaker het openbaar vervoer. In de stad weet ik nog niet overal de weg. Zo ook eergisteren had ik om de weg te vinden een stadsplannetje bij me. Ineens stopte er iemand midden op de baan, liet er zijn auto staan draaien en kwam op me toe. Om de weg te vragen, dacht ik. Maar ik ken hier bijna geen wegen, flitste het onzeker. Maar natuurlijk, ik heb toch een plan, herinnerde ik me bijna op hetzelfde moment. En ik richtte me behulpzaam naar de man. Een nogal speciale figuur: licht gekleed, kaalgeschoren hoofd en wel zeven oorbellen in de oren. Nu ja, echt geteld heb ik die niet, maar het waren er toch een heleboel. Of ik de weg wist naar dit hotel? En hij hield me een papier voor met het adres op. Neen, maar ik had dus een kaart. Samen zochten we het plannetje af. "Kijk, hier staan we nu, en daar is de Keyzerlei!" wees ik. Aanvankelijk vonden wij de juiste straat niet, maar even later vond de man de straatnaam toch. "O kijk, hier is het!" triomfeerde hij met z'n Nederlands accent "Dan had ik die straat in moeten draaien en dan zo en zo...!" Hij dankte vriendelijk en ging weer naar zijn auto. "Weet u echt dat u het gaat vinden of heeft u graag het plannetje?" bood ik nog aan, want ondertussen wist ik mijn eigen weg ook. "Neen hoor, nu vind ik het wel!" Hij stapte in de auto, stak vriendelijk de hand op en reed weg. Een poos later was ik aan de bushalte. Een kwartier was het nog wachten op de bus. Ik zocht beschutting tegen de kou in het bushokje. Van daaruit zag ik hem al van ver aankomen: een nogal opvallende man, gekleed als een overjaarse hippie, met een lange dekenjas en een paarse muts op het hoofd. Tegen iedereen die hij tegen kwam scheen hij wel wat te zeggen te hebben en zo kwam hij langzamerhand dichterbij. Hij bleek dezelfde bus te moeten nemen als ik en de andere drie mensen die al stonden te wachten in het hokje. Hij kwam bij ons staan. Hij leek behoorlijk in de wind te zijn en zweeg geen ogenblik. Aan de jongen die stond te roken vroeg hij om ook een sigaret. En ook graag vuur, als de jongeman zo voorkomend wilde zijn. De jongen gaf hem glimlachend wat hij vroeg. Hij antwoordde rustig op de vragen van de man, maar hield de blik verlegen wat afgewend. Het meisje rechts van mij schoof schrikachtig en met afkeurende blik wat verder naar de hoek van het bushokje. Maar daar ook ontkwam ze niet aan zijn aandacht. De man orakelde dat we beter wat dichter bij elkaar konden staan, dat we elkaar maar eens goed moesten vastpakken, alleen maar om het warm te hebben, en dat hij de jeugd wilde opleiden om hun bedeesdheid te laten varen. Al was ik geen jeugd, hij kwam naast mij staan, of liever hij kwam schouder aan schouder, tégen mij aan staan. Ik schoof telkens enkele centimeters van hem weg. Het meisje in de hoek was inmiddels al gevlucht. Een jongere in de andere hoek leek het wel heel koud te hebben, zo diep ineengedoken hij daar stond. De man ging naar hem toe, voelde aan diens jas, die hij toch wel aan de dunne kant vond. Dan voelde hij aan de handen van de jongen. Jawel, die voelden heel koud aan. Bij hem zelf viel het wel mee met de koude handen, wilde hij mij laten voelen, en duwde zijn hand tegen de mijne. Toen pakte hij plots mijn hand vast en leek zinnens te zijn daar hand in hand met mij te blijven staan. En een klein fractietje was dat ook zo. En stond ik daar in een Anwerps bushokje hand in hand met die kleurige, vreemde vogel. Toen trok ik mijn hand terug, en stopte hem gauw diep in mijn zak. "Toch maar liever zo...!" vond ik. Eindelijk was daar de bus, met enkele minuten vertraging. Bij het opstappen koos ik vlug een plaatsje naast iemand die al plaatsgenomen had. En luisterde verder geamuseerd, maar op veilige afstand naar het gepraat van de man, die gaandeweg wat rustiger werd.
Met de auto naar de stad zou toch wel vlugger gegaan zijn, ondanks de parkeerproblemen. Maar ja, met het openbaar vervoer , eigenlijk heeft dat toch wel iets!
Gisteren stapte ik door de stad. Met gevleugelde voeten. Het was bijtend koud. En natuurlijk was ik weer van alles vergeten: mijn sjaal lag nog thuis en mijn handschoenen had ik in de auto, die ik aan de bushalte had geparkeerd, laten liggen. Was ze niet meer durven gaan halen uit schrik dat ik dan net de bus zou missen. Ik liep dus door "t Stad", met mijn handen diep in de zakken. Toch voelde ik me, ondanks de kou, warm en blij van binnen. Net of ik weer een stapje had gezet. Sinds ik werkloos ben, ben ik naarstig op zoek. Niet alleen naar werk, maar daarin ook naar een nieuwe invulling, een nieuwe wending. In 't begin was alles nog zo verward, waren er duizenden vragen. Wat zou ik nog willen doen? Welke richting wil ik uit? Wat kan nog? Nu, na een intensieve zoektocht, wordt het allemaal duidelijker, rijpt er een plan, een traject dat ik nog volgen wil. Het doet deugd dat er nog mogelijkheden bestaan, ondanks mijn leeftijd. Die toch nog realistisch aanvoelen, waarvoor ik denk de juiste talenten en instelling te hebben. En die me, dank zij een opleiding die ik nog volgen wil, niet levenslang zullen vastpinnen op mijn "laag geschoold zijn". Jawel, Biebieke is niet van plan halsreikend haar pensioen af te wachten! Nu nog hopen dat het lukt natuurlijk. Maar een tocht kan niet lukken als je hem niet begint te gaan. Gisteren in Antwerpen dus. Ik kwam terug van het gesprek met mijn "outplacementbegeleider". Wie boven de vijfenveertig is en werkloos valt, is verplicht outplacement te volgen: een begeleiding die je helpt een weg te zoeken naar een nieuwe job. Sommige mensen zullen dit misschien als een vervelende verplichting ervaren. Ik heb dat zo niet gevoeld, en zo is het ook niet gelopen. De man die die outplacement voor mij op zich neemt is nog jong, wat leeftijd betreft zou hij makkelijk mijn zoon kunnen zijn. Dat voelde een beetje gek eigenlijk in 't begin: de jongere die de oudere op weg helpt. Maar hij heeft dat op een fijne manier gedaan. Precies de goede manier. Geluisterd vooral, en mee mogelijkheden aangedragen en onderzocht en mensen gecontacteerd. Nergens dwingend of betuttelend. Dat zou ik ook niet verdragen hebben. 'k Ben tenslotte wijs en vooral oud genoeg om zelf mijn richting te zoeken en te beslissen. Gisteren nog zetten we alles op een rijtje, kwamen we elk apart en samen tot dezelfde bevindingen. En zo groeit er langzamerhand, met precies de juiste ondersteuning, uit een warrig kluwen van belangstellingen, verlangens, twijfels, mogelijk- en onmogelijkheden een idee, een mogelijke zelfgekozen weg. Geloof maar dat dat een energieboost geeft! Zo zelfs dat, naderhand onderweg naar de bushalte, de ijselijke kou me amper deren kon.
Meester Luc was destijds, toen Dochter
nog naar de basisschool ging, onderwijzer in het tweede leerjaar. Hij
had zijn vast klaslokaal op de eerste verdieping van het schoolgebouw.
Door wat Dochter vertelde kreeg ik een idee van de manier waarop de
meester les gaf. En maakte er toen dit dichteke over.
Les van onze meester
Aan de verkeersles of W.O. heb ik beslist geen hekel, want zoals onze meester 't geeft is het best heel interessant.
Hij weet dat wij beter begrijpen en onthouden bovendien als we hetgeen hij ons wil leren in werkelijkheid eens kunnen zien.
Zo gooide hij eens in een les over post, briefkaarten en enveloppen, een kwetsbaar voorwerp door de klas verpakt in een enveloppe met noppen.
Van de les rond tuingereedschap zullen wij niet gauw vergeten wat een "rijf" is of een "hark" en hoe die andere spullen heten.
En toen we over "fietsen" zouden leren die dag dat het verkeersles was moest zo een rijwiel mee naar boven en vooraan in onze klas.
Je ziet, voor dit soort lessen is onze meester 'n een plezante, maar je snapt wel dat we nooit wat leren over nijlpaarden of olifanten! jb
Wordt er op veel plaatsen in het land "Nieuwjaar gezongen", in onze streek gebeurt dat met Driekoningen. Dan lopen de kinderen als koningen verkleed, met kroon en ster en omhangen met lakens of oude gordijnen, zingend van huis tot huis.
Onze grotere kinderen trokken er indertijd ook telkens op uit, in de hoop wat centjes of lekkers te vergaren. Zoals die éne keer, ze moeten dan al wat ouder geweest zijn dan hier op de foto. Het was in de tijd dat betalingen nog niet electronisch gebeurden.
Ze hadden met hun drietjes toen de hele buurt af gelopen en belden nu thuis aan de voordeur aan. Ook van mama wilden ze wel een centje los peuteren. Ik luisterde glimlachend naar hun liedje. Maar dan moest ik me verontschuldigen: "Sorry jongens, dat gaat voor later zijn, ik heb geen kleingeld meer in huis!" "Geeft niet," vond Oudste Zoon "geef ons dan maar een cheque!"
Een nieuw jaar dat nog maagdelijk onbetreden voor ons ligt. Een nieuw begin. Voor sommigen is dat ook werkelijk zo, sommige mensen betreden bij het begin van dit jaar een heel nieuwe weg. De oude weg verlatend, ondanks dat het daar goed stappen was en zo vertrouwd. Dapper nieuwe horizonten tegemoet, zonder ommezien. Zoals juf Ann. U weet niet wie juf Ann is? Wel, zij is één van de meest beminnelijke leerkrachten die ooit een kind van ons heeft onderwezen: ze was de juf van Jongste, toen die in de eerste klas zat. Onze erkentelijkheid naar haar toe kan u nalezen in het archief van dit blog, het schrijven van 26 september. Juf Ann heeft voor de kerstvakantie afscheid genomen van haar klasje en is vandaag gestart als directeur van een andere lagere school. Hopelijk heerst er in die school een fijne sfeer, en wordt het er aangenaam werken voor haar. We duimen met zovelen dat ze daar gelukkig mag zijn. Dat de school geluk heeft met haar nieuwe directie staat buiten kijf. En de zorgenkindjes op die school, die vast en zeker ook!
Het eerste wat ik voelde toen ik vanochtend wakker werd, waren de stijve spieren. Gisteren een zware job geklaard met als gevolg: stijve been- rug- en armspieren.
Het eerste wat ik zag toen ik vanochtend wakker werd, was de volle maan die door ons slaapkamervenster naar binnen scheen. Ik heb me toen nog lekker omgedraaid, ben blijven liggen tot aan de ochtendschemering. Nog moe van de voorbije héle drukke dagen.
Behalve het werk waren er de feestelijkheden. Het mini-feestje en het maxi-feest. De nacht van oud naar nieuw gingen twee van onze kinderen uit. Wij bleven thuis met ons viertjes. Een klein gezinnetje voor onze doen. "Zo zou het altijd geweest zijn als we het bij twee kinderen hadden gehouden!" stellen we ons, telkens als dit voorvalt, voor. Het is wel eens plezierig, maar voelt toch ook een beetje raar. Eerder op de dag was onze aandacht vooral uitgegaan naar het grote familiefeest op Nieuwjaar. We zijn met velen om te vieren, langs mijn kant van de familie. Bijna alle kleinkinderen van Pa komen dan hun nieuwjaarsbrief voorlezen. En de groten, die op school geen brief meer hebben voorbereid, schrijven er zelf eentje of geven een kleine attentie af. Een hele tijd zijn we daar gewoonlijk mee zoet: Pa heeft drieëntwintig kleinkinderen. En de petekinderen lezen die dag ook hun brief voor hun meters en peters. Met een hele uitwisseling van geschenken als gevolg.
De verantwoordelijkheid van zo een feest kan Pa natuurlijk niet alleen dragen. Dus verdelen we de taken. Mij viel een deel van het menu te beurt: geen "grande cuisine", maar hele eenvoudige Vlaamse gerechten: gehaktbrood, appelmoes, kriekenspijs en rijstpap. Het apperitiefje, soep, gehaktballetjes in tomatensaus, chocomousse, tiramissu, ... daar zorgden weer anderen voor. En dan moest de feestzaal, waartoe de bedrijfsruimte van Broer werd omgebouwd, nog klaargemaakt worden.
De meeste kleinkinderen van Pa zijn al groot. Enkelen hebben zelf al kinderen. Vier schattige achterkleinkindjes heeft Pa, allemaal meisjes. Het enige babyjongetje (óók schattig) is de jongste telg van de familie: het kleintje van Jongste Zus.
Acht kleinkinderen zitten nu op de hogeschool of de unief. Volop in de voorbereiding van hun examens dus. Maar de meesten maakten zich toch enkele uurtjes vrij voor het "Feest van Opa". Voor de derde keer het feest van Opa alleen.
Dit lag ik te overdenken, toen ik vanmorgen wakker werd met stijve spieren, en zag hoe volop de maan door ons venster scheen. Dit en nog veel andere dingen. De zorgen en beslommeringen die zich vanaf morgen weer aandienen, als het gewone leven weer zal beginnen.
Bij het opstaan zag ik hoe er buiten weer een maagdelijk wit sneeuwtapijt lag uitgespreid. "Waw!" genoot ik eerst. "Jakkes" vond ik dan, als ik dacht aan de verkeersellende die dat morgen mee zou brengen. Maar nu was het weer prachtig. Zo snel als ik kon met mijn verzuurde spieren, heb ik mijn laarzen aangetrokken om er eventjes heel erg van te genieten.
daar het verlangt dat het oog en oor en weerwoord vangt
en liefst van al: een glimlach..
Een tekstje lenen? Soms publiceer ik een dichttekstje op mijn blog. Is er één dat u aanspreekt en u graag wil lenen voor een gelegenheid? Ik zou mij heel vereerd voelen. Maar toch wil ik er graag enkele afspraken rond: -Dat mijn initialen er onder gezet worden (jb). -Dat er niets meer in gewijzigd wordt. (Wil het a.u.b. laten weten als er taal- of tikfouten in staan.) -Uiteraard niet te gebruiken voor commerciële doeleinden.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek