Dat Lien erg gevoelig is voor pijn, had ik al eens gemerkt toen ik haar een keer een ietsje te stevig bij de hand genomen had. Met een luide "au" trok zij toen die hand terug. Vanmorgen was een verpleegster bezig aan haar arm. Wat er precies had moeten gebeuren heb ik niet gezien: de arm was net keurig ingezwachteld toen ik binnenkwam. "Voilà, het is weer voorbij!" zei de verzorgster, glimlachte naar het dametje en ging weg. Lien was stil, maar toen ik even later naar haar keek, zag ik hoe twee dikke tranen over haar wangen biggelden. Ze was geluidloos aan het wenen. "Maar Lientje toch," schrok ik een beetje "wat nu? Heeft het zo'n pijn gedaan?" Ik liep naar haar toe en legde een arm om haar heen. Voelde hoe haar schouders schokten. Ze knikte, fluisterde zachtjes "Ja", terwijl de tranen van haar gezicht drupten. Ik nam een servetje en veegde ze voorzichtig weg. Later in de voormiddag was er het zanguurtje in de grote groep. Na het zingen kreeg ik de opdracht een groepje mensen mee naar hun plek op de eerste verdieping te nemen. Het was druk aan de lift en we moesten een poosje wachten. Ineens begon Janne vedrietig te huilen. Dat ze zo'n pijn had aan haar been. Al verscheidene keren had ik haar horen vertellen dat ze aangevallen geweest was door een hond. In haar beleving had de hond haar in het been gebeten. Janne verpakt haar verdriet en verlorenheid vaak in verhalen over pijn aan haar benen of knieën. In tranen vertelde ze het verhaal van de hond opnieuw aan Lientje die haar aandachtig opnam. "Maar allé toch..!" verbaasde die zich en dan sussend: "Kom...!" Ondertussen was traag een beverige hand omhoog gegaan en omvatte teder de wang van de ontredderde Janneke. Even traag bracht Lien ook het hoofd naderbij en gaf Janne een troostende zoen.
Pijn, verdriet, nabijheid, troost. Ook. Ook nog.
|