Ik ben Jaclien, °19 december 1955. Ik werkte lange tijd in de tuinbouwsector, volgde onlangs de opleiding Begeleider Animator voor Bejaarden en werk nu in een woon- en zorgcentrum met ouderen met dementie. Ik ben getrouwd met Echtgenoot en mama van vier kinderen: Dochter (°1988), Oudste Zoon (°1990), Middelste Zoon (°1992) en Jongste Zoon of kortweg Jongste (°1999). Ik schrijf graag. Heb jarenlang meegewerkt aan de Wist-je, het schoolkrantje van de plaatselijke basisschool. Ook voor allerlei gelegenheden brouw ik wel eens een tekstje. Op dit blog wil ik graag wat van mijn dagdagelijkse ervaringen, herinneringen en bedenkingen, afgewisseld met vroegere spinsels, meedelen.
"Mama, weet je? Eigenlijk hé, ben ik blij dat ik geen boom ben. Ik zou niet graag een boom willen zijn op het moment dat een hond er zijn behoefte komt tegen doen!" Hoezo, kinderen met ASS kunnen zich niet inleven?
Eergisteren liep ik dus door de stad. Bijtend koud was het. En natuurlijk was ik weer één en ander vergeten. Mijn sjaal lag nog thuis en mijn handschoenen in de auto. Maar dat heb ik gisteren al verteld. En ook waarom ik in de stad was weet u al. Omwille van werk- en toekomstzaken moet ik de laatste tijd wel eens meer naar Antwerpen. Om niet naar een parkeerplaats te hoeven zoeken, neem ik dan steeds vaker het openbaar vervoer. In de stad weet ik nog niet overal de weg. Zo ook eergisteren had ik om de weg te vinden een stadsplannetje bij me. Ineens stopte er iemand midden op de baan, liet er zijn auto staan draaien en kwam op me toe. Om de weg te vragen, dacht ik. Maar ik ken hier bijna geen wegen, flitste het onzeker. Maar natuurlijk, ik heb toch een plan, herinnerde ik me bijna op hetzelfde moment. En ik richtte me behulpzaam naar de man. Een nogal speciale figuur: licht gekleed, kaalgeschoren hoofd en wel zeven oorbellen in de oren. Nu ja, echt geteld heb ik die niet, maar het waren er toch een heleboel. Of ik de weg wist naar dit hotel? En hij hield me een papier voor met het adres op. Neen, maar ik had dus een kaart. Samen zochten we het plannetje af. "Kijk, hier staan we nu, en daar is de Keyzerlei!" wees ik. Aanvankelijk vonden wij de juiste straat niet, maar even later vond de man de straatnaam toch. "O kijk, hier is het!" triomfeerde hij met z'n Nederlands accent "Dan had ik die straat in moeten draaien en dan zo en zo...!" Hij dankte vriendelijk en ging weer naar zijn auto. "Weet u echt dat u het gaat vinden of heeft u graag het plannetje?" bood ik nog aan, want ondertussen wist ik mijn eigen weg ook. "Neen hoor, nu vind ik het wel!" Hij stapte in de auto, stak vriendelijk de hand op en reed weg. Een poos later was ik aan de bushalte. Een kwartier was het nog wachten op de bus. Ik zocht beschutting tegen de kou in het bushokje. Van daaruit zag ik hem al van ver aankomen: een nogal opvallende man, gekleed als een overjaarse hippie, met een lange dekenjas en een paarse muts op het hoofd. Tegen iedereen die hij tegen kwam scheen hij wel wat te zeggen te hebben en zo kwam hij langzamerhand dichterbij. Hij bleek dezelfde bus te moeten nemen als ik en de andere drie mensen die al stonden te wachten in het hokje. Hij kwam bij ons staan. Hij leek behoorlijk in de wind te zijn en zweeg geen ogenblik. Aan de jongen die stond te roken vroeg hij om ook een sigaret. En ook graag vuur, als de jongeman zo voorkomend wilde zijn. De jongen gaf hem glimlachend wat hij vroeg. Hij antwoordde rustig op de vragen van de man, maar hield de blik verlegen wat afgewend. Het meisje rechts van mij schoof schrikachtig en met afkeurende blik wat verder naar de hoek van het bushokje. Maar daar ook ontkwam ze niet aan zijn aandacht. De man orakelde dat we beter wat dichter bij elkaar konden staan, dat we elkaar maar eens goed moesten vastpakken, alleen maar om het warm te hebben, en dat hij de jeugd wilde opleiden om hun bedeesdheid te laten varen. Al was ik geen jeugd, hij kwam naast mij staan, of liever hij kwam schouder aan schouder, tégen mij aan staan. Ik schoof telkens enkele centimeters van hem weg. Het meisje in de hoek was inmiddels al gevlucht. Een jongere in de andere hoek leek het wel heel koud te hebben, zo diep ineengedoken hij daar stond. De man ging naar hem toe, voelde aan diens jas, die hij toch wel aan de dunne kant vond. Dan voelde hij aan de handen van de jongen. Jawel, die voelden heel koud aan. Bij hem zelf viel het wel mee met de koude handen, wilde hij mij laten voelen, en duwde zijn hand tegen de mijne. Toen pakte hij plots mijn hand vast en leek zinnens te zijn daar hand in hand met mij te blijven staan. En een klein fractietje was dat ook zo. En stond ik daar in een Anwerps bushokje hand in hand met die kleurige, vreemde vogel. Toen trok ik mijn hand terug, en stopte hem gauw diep in mijn zak. "Toch maar liever zo...!" vond ik. Eindelijk was daar de bus, met enkele minuten vertraging. Bij het opstappen koos ik vlug een plaatsje naast iemand die al plaatsgenomen had. En luisterde verder geamuseerd, maar op veilige afstand naar het gepraat van de man, die gaandeweg wat rustiger werd.
Met de auto naar de stad zou toch wel vlugger gegaan zijn, ondanks de parkeerproblemen. Maar ja, met het openbaar vervoer , eigenlijk heeft dat toch wel iets!
Gisteren stapte ik door de stad. Met gevleugelde voeten. Het was bijtend koud. En natuurlijk was ik weer van alles vergeten: mijn sjaal lag nog thuis en mijn handschoenen had ik in de auto, die ik aan de bushalte had geparkeerd, laten liggen. Was ze niet meer durven gaan halen uit schrik dat ik dan net de bus zou missen. Ik liep dus door "t Stad", met mijn handen diep in de zakken. Toch voelde ik me, ondanks de kou, warm en blij van binnen. Net of ik weer een stapje had gezet. Sinds ik werkloos ben, ben ik naarstig op zoek. Niet alleen naar werk, maar daarin ook naar een nieuwe invulling, een nieuwe wending. In 't begin was alles nog zo verward, waren er duizenden vragen. Wat zou ik nog willen doen? Welke richting wil ik uit? Wat kan nog? Nu, na een intensieve zoektocht, wordt het allemaal duidelijker, rijpt er een plan, een traject dat ik nog volgen wil. Het doet deugd dat er nog mogelijkheden bestaan, ondanks mijn leeftijd. Die toch nog realistisch aanvoelen, waarvoor ik denk de juiste talenten en instelling te hebben. En die me, dank zij een opleiding die ik nog volgen wil, niet levenslang zullen vastpinnen op mijn "laag geschoold zijn". Jawel, Biebieke is niet van plan halsreikend haar pensioen af te wachten! Nu nog hopen dat het lukt natuurlijk. Maar een tocht kan niet lukken als je hem niet begint te gaan. Gisteren in Antwerpen dus. Ik kwam terug van het gesprek met mijn "outplacementbegeleider". Wie boven de vijfenveertig is en werkloos valt, is verplicht outplacement te volgen: een begeleiding die je helpt een weg te zoeken naar een nieuwe job. Sommige mensen zullen dit misschien als een vervelende verplichting ervaren. Ik heb dat zo niet gevoeld, en zo is het ook niet gelopen. De man die die outplacement voor mij op zich neemt is nog jong, wat leeftijd betreft zou hij makkelijk mijn zoon kunnen zijn. Dat voelde een beetje gek eigenlijk in 't begin: de jongere die de oudere op weg helpt. Maar hij heeft dat op een fijne manier gedaan. Precies de goede manier. Geluisterd vooral, en mee mogelijkheden aangedragen en onderzocht en mensen gecontacteerd. Nergens dwingend of betuttelend. Dat zou ik ook niet verdragen hebben. 'k Ben tenslotte wijs en vooral oud genoeg om zelf mijn richting te zoeken en te beslissen. Gisteren nog zetten we alles op een rijtje, kwamen we elk apart en samen tot dezelfde bevindingen. En zo groeit er langzamerhand, met precies de juiste ondersteuning, uit een warrig kluwen van belangstellingen, verlangens, twijfels, mogelijk- en onmogelijkheden een idee, een mogelijke zelfgekozen weg. Geloof maar dat dat een energieboost geeft! Zo zelfs dat, naderhand onderweg naar de bushalte, de ijselijke kou me amper deren kon.
Meester Luc was destijds, toen Dochter
nog naar de basisschool ging, onderwijzer in het tweede leerjaar. Hij
had zijn vast klaslokaal op de eerste verdieping van het schoolgebouw.
Door wat Dochter vertelde kreeg ik een idee van de manier waarop de
meester les gaf. En maakte er toen dit dichteke over.
Les van onze meester
Aan de verkeersles of W.O. heb ik beslist geen hekel, want zoals onze meester 't geeft is het best heel interessant.
Hij weet dat wij beter begrijpen en onthouden bovendien als we hetgeen hij ons wil leren in werkelijkheid eens kunnen zien.
Zo gooide hij eens in een les over post, briefkaarten en enveloppen, een kwetsbaar voorwerp door de klas verpakt in een enveloppe met noppen.
Van de les rond tuingereedschap zullen wij niet gauw vergeten wat een "rijf" is of een "hark" en hoe die andere spullen heten.
En toen we over "fietsen" zouden leren die dag dat het verkeersles was moest zo een rijwiel mee naar boven en vooraan in onze klas.
Je ziet, voor dit soort lessen is onze meester 'n een plezante, maar je snapt wel dat we nooit wat leren over nijlpaarden of olifanten! jb
Wordt er op veel plaatsen in het land "Nieuwjaar gezongen", in onze streek gebeurt dat met Driekoningen. Dan lopen de kinderen als koningen verkleed, met kroon en ster en omhangen met lakens of oude gordijnen, zingend van huis tot huis.
Onze grotere kinderen trokken er indertijd ook telkens op uit, in de hoop wat centjes of lekkers te vergaren. Zoals die éne keer, ze moeten dan al wat ouder geweest zijn dan hier op de foto. Het was in de tijd dat betalingen nog niet electronisch gebeurden.
Ze hadden met hun drietjes toen de hele buurt af gelopen en belden nu thuis aan de voordeur aan. Ook van mama wilden ze wel een centje los peuteren. Ik luisterde glimlachend naar hun liedje. Maar dan moest ik me verontschuldigen: "Sorry jongens, dat gaat voor later zijn, ik heb geen kleingeld meer in huis!" "Geeft niet," vond Oudste Zoon "geef ons dan maar een cheque!"
Een nieuw jaar dat nog maagdelijk onbetreden voor ons ligt. Een nieuw begin. Voor sommigen is dat ook werkelijk zo, sommige mensen betreden bij het begin van dit jaar een heel nieuwe weg. De oude weg verlatend, ondanks dat het daar goed stappen was en zo vertrouwd. Dapper nieuwe horizonten tegemoet, zonder ommezien. Zoals juf Ann. U weet niet wie juf Ann is? Wel, zij is één van de meest beminnelijke leerkrachten die ooit een kind van ons heeft onderwezen: ze was de juf van Jongste, toen die in de eerste klas zat. Onze erkentelijkheid naar haar toe kan u nalezen in het archief van dit blog, het schrijven van 26 september. Juf Ann heeft voor de kerstvakantie afscheid genomen van haar klasje en is vandaag gestart als directeur van een andere lagere school. Hopelijk heerst er in die school een fijne sfeer, en wordt het er aangenaam werken voor haar. We duimen met zovelen dat ze daar gelukkig mag zijn. Dat de school geluk heeft met haar nieuwe directie staat buiten kijf. En de zorgenkindjes op die school, die vast en zeker ook!
Het eerste wat ik voelde toen ik vanochtend wakker werd, waren de stijve spieren. Gisteren een zware job geklaard met als gevolg: stijve been- rug- en armspieren.
Het eerste wat ik zag toen ik vanochtend wakker werd, was de volle maan die door ons slaapkamervenster naar binnen scheen. Ik heb me toen nog lekker omgedraaid, ben blijven liggen tot aan de ochtendschemering. Nog moe van de voorbije héle drukke dagen.
Behalve het werk waren er de feestelijkheden. Het mini-feestje en het maxi-feest. De nacht van oud naar nieuw gingen twee van onze kinderen uit. Wij bleven thuis met ons viertjes. Een klein gezinnetje voor onze doen. "Zo zou het altijd geweest zijn als we het bij twee kinderen hadden gehouden!" stellen we ons, telkens als dit voorvalt, voor. Het is wel eens plezierig, maar voelt toch ook een beetje raar. Eerder op de dag was onze aandacht vooral uitgegaan naar het grote familiefeest op Nieuwjaar. We zijn met velen om te vieren, langs mijn kant van de familie. Bijna alle kleinkinderen van Pa komen dan hun nieuwjaarsbrief voorlezen. En de groten, die op school geen brief meer hebben voorbereid, schrijven er zelf eentje of geven een kleine attentie af. Een hele tijd zijn we daar gewoonlijk mee zoet: Pa heeft drieëntwintig kleinkinderen. En de petekinderen lezen die dag ook hun brief voor hun meters en peters. Met een hele uitwisseling van geschenken als gevolg.
De verantwoordelijkheid van zo een feest kan Pa natuurlijk niet alleen dragen. Dus verdelen we de taken. Mij viel een deel van het menu te beurt: geen "grande cuisine", maar hele eenvoudige Vlaamse gerechten: gehaktbrood, appelmoes, kriekenspijs en rijstpap. Het apperitiefje, soep, gehaktballetjes in tomatensaus, chocomousse, tiramissu, ... daar zorgden weer anderen voor. En dan moest de feestzaal, waartoe de bedrijfsruimte van Broer werd omgebouwd, nog klaargemaakt worden.
De meeste kleinkinderen van Pa zijn al groot. Enkelen hebben zelf al kinderen. Vier schattige achterkleinkindjes heeft Pa, allemaal meisjes. Het enige babyjongetje (óók schattig) is de jongste telg van de familie: het kleintje van Jongste Zus.
Acht kleinkinderen zitten nu op de hogeschool of de unief. Volop in de voorbereiding van hun examens dus. Maar de meesten maakten zich toch enkele uurtjes vrij voor het "Feest van Opa". Voor de derde keer het feest van Opa alleen.
Dit lag ik te overdenken, toen ik vanmorgen wakker werd met stijve spieren, en zag hoe volop de maan door ons venster scheen. Dit en nog veel andere dingen. De zorgen en beslommeringen die zich vanaf morgen weer aandienen, als het gewone leven weer zal beginnen.
Bij het opstaan zag ik hoe er buiten weer een maagdelijk wit sneeuwtapijt lag uitgespreid. "Waw!" genoot ik eerst. "Jakkes" vond ik dan, als ik dacht aan de verkeersellende die dat morgen mee zou brengen. Maar nu was het weer prachtig. Zo snel als ik kon met mijn verzuurde spieren, heb ik mijn laarzen aangetrokken om er eventjes heel erg van te genieten.
Ik ben een echte koffieleut. Vooral 's ochtends kunnen enkele kopjes koffie me wel smaken. Gisteren ochtend, net na het ontbijt, ging ik naar de zolder, daar waar de nieuwe kamer van Middelste Zoon in aanbouw is, om de ramen te beitsen. Ik nam mijn extra kop koffie mee en zette hem op de tafel naast de verfpot. Neuriënd stond ik te schilderen en nam af en toe een slokje koffie. Tot ik pardoes mijn verfkwast in plaats van in de pot .... in mijn koffiemok doopte!
Het schemert al een beetje als hij besluit nog even naar buiten te gaan. Hij wil soldaatje spelen. Hij legt zijn, uit clickx vervaardigd, geweer al klaar. Het rode, want dat is absoluut zijn lievelingskleur. Dan trekt hij een bodywarmer aan. En vindt en passant een nieuw woord uit als hij verklaart: "Dit is mijn als-of-fe kogelvrij vest hé!" Terwijl hij buiten zijn eenzame oorlog voert, wijd ik me aan het avondeten. Met een gerust hart. Want Jongste zal niets overkomen. Met zijn alsoffekogelvrijvest zullen zijn belagers hem niet kunnen raken.
Ongemerkt, genadeloos tikt de tijd voorbij. Vaak besteed aan -soms verdoken- strijd om mooist of grootst om eerst of meest om ik, om mij.
Ach, hoe menselijk het is zich te willen meten. Rusteloos streven, aanzien, macht en slechts de winnaar wordt geacht en wie verliest vergeten.
Spreekt ons een kind in deze tijd van geluk voor iedereen? Van de tere kracht, ongezien en stil, in de mens die zó niet vechten wil, maar ver voorbij kille strijd op zoek gaat naar verbondenheid... jb
Vijf ballonnen in mooie, felle kleuren. Speciaal gekocht voor de nieuwjaarskaartjes. Onze nieuwjaarskaartjes maak ik gewoonlijk zelf. Op de computer wel te verstaan. En elk jaar is het zoeken naar een ideetje om rond te werken. Dikwijls maak ik gebruik van één of meerdere foto's. De laatste tijd is Jongste meestal het "eindejaars-kaartjes-fotomodel". Niet dat de anderen minder van tel zouden zijn. Maar pubers prijken nu eenmaal niet meer graag op de fotokaartjes van mammie. Dus is het tegenwoordig Jongste. De laatste tijd is het echter niet makkelijk meer om spontane foto's van hem te maken. Dus zocht ik iets waarmee hij afgeleid zou zijn, zodat hij geen "gemaakte" glimlach-grimas zou trekken bij het fotograveren. En kocht ik ballonnen. Een kort, luchtig tekstje had ik voor de kaartjes al in gedachten. Over een wens en een kind. Over de wind die de wens zachtjes zou waaien. Maar met een zekere realiteitszin had ik dat woord "zachtjes" toch maar weer geschrapt. Moest al lukken om de foto's bij een zachte bries te kunnen maken. En zo trokken we dus op een ochtend met de vijf felgekleurde ballonnen naar de wei tegenover onze woonst. De bedoeling was dat Jongste op een moment de ballonnen zou laten vliegen. Maar smeekte hij: "Mag ik de rode ballon niet houden? En... de oranje ook, en de gele wil ik ook graag hebben!" We spraken af dat hij de rode en de oranje ballon niet hoefde te laten vliegen. Het mooie sneeuwtapijt was al voor een groot deel weggesmolten. Op dat punt konden het al geen idyllische prentjes meer worden. Terwijl we over de straat stapten rukte een vrij felle wind aan de ballonnen. Ze buitelden en draaiden, zodat de linten helemaal in de war geraakten. Voorzichtig probeerde ik ze los te maken terwijl Jongste de eindjes vasthield. Maar wat jammer, per ongeluk liet hij er één los: de oranje ballon ontsnapte en zeilde in een mum van tijd steeds hoger in de lucht! Groot verdriet, de ballon in zijn tweede-lievelings-kleur. We moesten dus verder met vier ballonnen. Jongste poseerde, liet op commando de groene ballon vliegen en later de blauwe. Ik liep voor en achter en om hem heen met het fotoapparaat, dat ik voor alle zekerheid maar op "automatisch" had ingesteld. Na een tijdje vonden we het welletjes. Even later bekeek ik de resultaten van de fotosessie op de computer. En stelde vast dat mijn fotografie-oog nog niet te best ontwikkeld was. Een fotograaf hoort alles in "het oog" te hebben. Nu, ik had overduidelijk níét alles in het oog. Had niet opgemerkt dat het huisje van de buren op de achtergrond zo vaak in beeld was. Had niet gezien dat het mooier was een foto te hebben waar het min of meer witte veld de blauwe lucht zou raken, zonder nog een randje bos daartussen, die de foto in tweeën splitste. En hoe scheef ik die camera soms had gehouden! Er zat niets anders op dan met dit materiaal onze kaartjes ineen te knutselen. Want een nieuwe fotosessie zat er niet in. De ballonnen waren, op de rode en de plaatsvervangende gele na, gaan vliegen. Met onze kleurige nieuwjaarswens aan het lint.
Bij het inslapen moet het ergens in het gebied tussen slapen en waken geweest zijn. Dat ik ineens moest denken aan Bé. Dat ik me ineens afvroeg hoe het nu met haar zou gaan. Bé is een klein tenger mevrouwtje. In januari kwam ze op de dementieafdeling van het rusthuis waar ook moeder verbleef. Ze was nog goed te been, gebruikte enkel een wandelstok bij het lopen. Ze zocht graag contact met de anderen en babbelde honderuit. Ik vond het wel plezierig om met haar een babbeltje te slaan. Op sommige momenten kon ze nog helder vertellen. Dan wist ze precies waar ze was en hoe lang en waarom. Enkele minuten later kwam ze dan vragen of wij soms langs haar dorp moesten en haar misschien konden meenemen. Of afzetten aan de bushalte, dat vond ze ook al goed. Op die verwarde momenten wou ze, zoals zo veel dementerende mensen, vooral en alleen maar naar huis. Ze liep dan alsmaar rond op zoek naar de uitgang. Dan was ze verdrietig en boos als ze niet buiten kon. Op een keer was ze weer vreselijk kwaad. "Ik sla een raam in hé! Een stok heb ik al bij!" Ik ben toen mee naar haar kamer gegaan, heb haar wat proberen af te leiden. Ik kon haar wat kalmeren door over de foto's aan de muur te praten. Foto's van haar man, haar kinderen, de kleinzoon die zo jong verongelukt was. Maar haar verlangen om te ontsnappen bleef. Eén keer is ze, samen met een kompane, daadwerkelijk door een raam gekropen. En één van de laatste keren dat ik haar zag, had ze haar mantel aangetrokken, en stond ze met haar hele hebben en houwen in de armen bij de deur. Zó triest, dat onstilbare verlangen naar "thuis", waarvan ze duizenden keren, telkens en telkens weer, vergeten dat die er niet meer is. Bé wou altijd maar ontsnappen. En vorige week moet het haar gelukt zijn. Ze kwam langs toen ik bijna sliep.
Gisteren onze kerstboom gezet. Een mooi boompje, al zeg ik het zelf. Een kerstboom wordt elke keer dan ook heel zorgvuldig gekozen. Tien jaar geleden was het anders: toen hadden we onze boom uit de tuin gehaald. Nogal een miserabel exemplaar eigenlijk. Maar hij leverde toen wel de inspiratie voor het tekstje op onze kerstkaartjes:
't Is waar, hij is niet zo fraai dit jaar onze boom voor kerst.
In de tuin gegroeid met weinig licht, dit dun-betakte lichtgewicht.
Te smal, te schriel en iedere tak wel fris, maar zwak, zodat er niet veel in te dragen viel.
En toen ik hem sierde, samen met m'n jongen, groeide mijn ergernis nauwelijks bedwongen.
Want hoe we ook trachtten, 't blééf een stakerig ding.
Tot plots mijn kleine zoon naast mij: "En toch vind ik hem schoon!" zei hij.
En z'n ogen, waarin de lichtjes van de boom sterrenvonkjes toverden, lachten blij.
En ik, ik keek naar de boom met nieuwe blik.
Déze boom: symbool van onvolkomenheid.
En waarvan enkel een kind geloven wou dat hij toch feestelijk stralen zou...! jb
19 december. Bij tien graden onder nul gammelen we met een slakkengangetje door de zwaar beijzelde straten. Jongste kijkt zijn ogen uit. Hij ziet hoe bomen en velden beladen zijn onder een dik pak sneeuw. Hij leest de buitentemperatuur af aan de thermometer in de auto. "Wow," zegt hij "het lijkt wel of het al winter is!" "Maar het ís toch al winter!" reageer ik grinnikend. Maar dan realiseer ik me plots dat dit, strikt genomen, niet klopt. Srikt genomen, en Jongste neemt de dingen strikt, is het nog geen winter, maar herfst. De winter begint immers pas op 21 december!
Hoeveel Vlaamse kindjes van de eerste klas zouden er leren lezen met de "Maan, roos, vis"-methode van Zwijsen? Driekwart? Die methode wordt in heel veel scholen gebruikt. In de basisschool van onze kinderen is men er, als ik het goed heb, veertien jaar geleden mee begonnen. Een jaar voordat Oudste Zoon startte in het eerste leerjaar. De methode is opgebouwd uit letters en woordjes: telkens een nieuwe letter en een nieuw woord, tot ongeveer aan de kerstvakantie. Toen Oudste Zoon in het eerste leerjaar zat, heb ik eens geprobeerd met al die woordjes een Nieuwjaarswens voor de juf in elkaar te knutselen. En hier is hij dan: héél speciaal voor alle kindertjes, die nu de hele rij woordjes geleerd hebben. En voor alle juffen en meesters natuurlijk ook. Omdat straks de kerstvakantie begint!
ik wens u: wat schijn van de maan en de geur van de roos op tijd vis in de pan en een koek in de doos
hout voor het vuur een gloed in uw huis al was 't maar een hut het is er uw thuis
een jas bij guur weer en een sok voor de teen de riem niet te strak en nooit echt alleen
de berg te verzetten niet reus-achtig groot en voor meesters en juffen de pen niet te rood
goed voor de buik het brood dat u eet en dat u bij zorg niet 't genieten vergeet
intens genieten van de geur van het bos een uil op de tak of een duif op het mos
een poes aan het hek een geit in de wei bij warm weer wat ijs of wat sla met een ei
een goed mens op uw weg of de aap uit de mouw en soms op uzelf ook de trots van een pauw
't is wat ik u wens en geen bijl krijgt het stuk: oog voor wat schoon is en een neus voor geluk!
Tweede deel van cursiefje dat drie jaar geleden werd geschreven. Jongste zat toen in het tweede leerjaar van het gewone onderwijs. Hij kreeg begeleiding van een Gon-leerkracht: iemand uit het Buitengewoon Onderwijs die leerlingen met een beperking en hun klasleerkracht enkele uurtjes per week mee ondersteunt. Jongste loopt ondertussen school in het Buitengewoon Onderwijs.
... Sociale vaardigheden, die andere kinderen gaandeweg als vanzelf "uit de lucht" plukken, moeten kindjes als Jongste worden aangeleerd. Het heeft iets kunstmatigs, maar het helpt ze om zich te handhaven. Zo oefent de Gonjuf samen met Jongste dingen zoals: hoe je iemand moet aanspreken, jezelf voorstellen, luisteren tot iemand uitgesproken is, een spelletje spelen en sportief verliezen, je beurt afwachten,... Hij interpreteert het allemaal op zijn eigen, letterlijke manier. Zo op een avond vraag ik hem zich om te kleden voor het slapengaan. "Jongste, doe je pyjama eens aan!" zeg ik, onderwijl nog druk in de weer met iets anders. Hij schijnt het niet te horen. "Jongste, je moet je pyjama aandoen!" herhaal ik even later, terwijl ik iets in de badkamer ga opbergen. Weer lijkt het hem te ontgaan. "Zeg jongen, ga je er nu eindelijk aan beginnen?" kom ik nu ongeduldig. "Wat zeg je mama? Ik heb je niet verstaan!" Ik ben verbluft. Mij niet verstaan? En ik sta nog wel vlak naast hem! "Hoe, je hebt mij niet verstaan?" "Neen," legt hij uit "als je iets tegen mij zegt moet je me áánkijken, anders kan ik je niet verstaan!" Zijn blik is ernstig en onschuldig tegelijkertijd. Ineens begrijp ik dat hij dat heeft geleerd van de juf in de sociale vaardigheidstraining. En het vandaag héél rechtlijnig in praktijk brengt. Later heeft de Gonjuf nog één en ander geprobeerd te nuanceren. "Vooral als er veel lawaai is, moet je iemand aankijken!" heeft ze verteld. Want dat helpt echt als je iemand wil verstaan, of je zelf verstaanbaar wil maken. "Is het nu "veel lawaai", mama?" informeert hij enkele dagen later. "Ja, nogal..." antwoord ik een beetje verbaasd om zijn eigenaardige vraag. "O..., dan moet je me wel aankijken als we praten hé!" onderwijst hij me. Ik kijk recht in de blauwe, zuivere blik van mijn dappere, lerende zoon en aai hem over zijn bol. "Ja natuurlijk!" glimlach ik.
Zoals u helemaal in het begin van mijn blogarchief kan lezen, heb ik lange tijd cursiefjes geschreven voor het schoolkrantje. Eerst over en rond onze drie kinderen. Dan, na de geboorte van Jongste, over hen alle vier. En nog later, toen Jongste nog ons enige kind was op de basisschool, werd hij het middelpunt van de schrijfseltjes. Ruim vier jaar geleden kreeg hij de diagnose ASS, (Autisme Spectrum Stoornis). Maar al langer had ik gevoeld dat ik over hem niet meer kon schrijven als over een gewoon kind. Ik begon een nieuw cursiefje: "Nak Omertje", waarin ik open vertelde over dagdagelijkse situaties met ons wat "speciale" kind. Met de bedoeling ook om mensen meer vertrouwd te maken met Autisme.
Hier het Nak Omertje-cursiefje van drie jaar geleden: Jongste was toen zeven.
"Mama, ga je vandaag een kerstboom kopen?" "Neen..., vandaag zal het niet lukken." antwoord ik nadenkend. "Wanneer ga je dan wèl een kerstboom kopen?" "Maandag...!" beslis ik op het eigenste moment. Maandag na mijn werk kan ik wel even stoppen bij dat centrum waar ik al enkele jaren onze kerstboom vandaan heb. "Oké! Maandag dus!" Ik voel bijna hoe hij dat afgesproken moment in zijn innerlijke agenda registreert. En ik weet dat het nu echt belangrijk is om maandag die boom te gaan kopen. Niet morgen, als ik toch misschien onverwacht in de gelegenheid zou zijn. En zeker niet dinsdag of later. Niet dat Jongste daar dan nog een héél groot probleem van zou maken. De laatste tijd gaat hij toch al een ietsje soepeler met dit soort veranderingen om. Maar om zijn geloof in de grote mensen niet al te zeer op de proef te stellen, doe ik het nu best op het afgesproken moment. Veranderingen zijn verwarrend. Jongste neemt de dingen die hij hoort meestal heel letterlijk. Pikt vaak niet op wat er aan emoties en bedoelingen achter de woorden schuilgaat. Zoals die keer, als ik opeens merk dat hij al véél te lang aan de computer zit. Hij heeft pas van de Sint een nieuw spelletje gekregen en kan er niet genoeg van krijgen. En ik was hem helemaal uit het oog verloren. "Oei, jongen!" schrik ik "Nu moet je toch echt wel stoppen hoor!" En dan met een glimlach: "Jouw oogjes zijn al rechthoekjes geworden van de hele tijd naar dat scherm te kijken!" Mijn zoon kijkt een beetje verbaasd en stopt onmiddelijk zonder mopperen. Een tiental minuutjes later, als ik het al vergeten ben, komt hij naar mij toe. Met boze blik. "Het is niet waar!" roept hij furieus. "Wat is niet waar?" probeer ik me te herinneren. "Mijn ogen zijn helemaal geen "rechthoeks"!" Dan snap ik het ineens, niet zonder binnenpret. "O, ben jij dan in de spiegel gaan kijken?" Mijn jongen knikt. Hij was inderdaad in de spiegel gaan kijken. En zijn oogjes zagen er heel gewoon uit. Nu voelt hij zich boos, verdrietig en gekwetst tegelijkertijd. Zo'n grove leugen, dat begrijpt hij niet van mama! En mama schrikt een beetje van de impact van haar opmerking op het kind. Jongste heeft nu eenmaal het mopje achter haar woorden niet gevat. Met zijn beperktere vermogen om de meer abstracte dingen te plaatsen, tracht ons kind toch dapper zijn plan te trekken. En hanteert daarbij zijn eigen logica. Zo mogen de kinderen, bij het werken aan hun contractje in de klas, na elke taak een gezichtje tekenen. Een lachend of een treurig gezichtje, naargelang ze de taak leuk of niet leuk vonden. Of, bij taakjes daar ergens tussenin, een "streep"gezichtje, zoals Jongste het noemt. Omwille van het mondje in een rechte streep. Jongste tekent na elke taak een lachend gezichtje. "Vind je dan alle taakjes leuk?" informeert de juf op een keer. Neen, hij vindt heus niet alle taakjes even leuk! "Maar ik ben altijd blij als het gedaan is!" legt hij uit "Dáárom teken ik altijd een blij gezichtje!" Want als gevoelens sowieso al een beetje moeilijk zijn om te benoemen, dan toch zeker "het gevoel dat je had vóór het gevoel dat je nu hebt"? ....
daar het verlangt dat het oog en oor en weerwoord vangt
en liefst van al: een glimlach..
Een tekstje lenen? Soms publiceer ik een dichttekstje op mijn blog. Is er één dat u aanspreekt en u graag wil lenen voor een gelegenheid? Ik zou mij heel vereerd voelen. Maar toch wil ik er graag enkele afspraken rond: -Dat mijn initialen er onder gezet worden (jb). -Dat er niets meer in gewijzigd wordt. (Wil het a.u.b. laten weten als er taal- of tikfouten in staan.) -Uiteraard niet te gebruiken voor commerciële doeleinden.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek