Ik ben Jaclien, °19 december 1955. Ik werkte lange tijd in de tuinbouwsector, volgde onlangs de opleiding Begeleider Animator voor Bejaarden en werk nu in een woon- en zorgcentrum met ouderen met dementie. Ik ben getrouwd met Echtgenoot en mama van vier kinderen: Dochter (°1988), Oudste Zoon (°1990), Middelste Zoon (°1992) en Jongste Zoon of kortweg Jongste (°1999). Ik schrijf graag. Heb jarenlang meegewerkt aan de Wist-je, het schoolkrantje van de plaatselijke basisschool. Ook voor allerlei gelegenheden brouw ik wel eens een tekstje. Op dit blog wil ik graag wat van mijn dagdagelijkse ervaringen, herinneringen en bedenkingen, afgewisseld met vroegere spinsels, meedelen.
Ooit hebben we wel eens een poesje gevonden aan onze deur. We vermoedden toen dat het beestje stiekem was gedropt. En op een andere keer heeft een verdwaalde kip een poosje in onze tuin gewoond. En voor een verloren gelopen hond hebben we wel eens naar het asiel gebeld. Maar wat er gisteren kwam aanspoelen, dat hadden we nog niet mee gemaakt. We werden gealarmeerd door enkele wandelaars die de hele tijd gevolgd werden door een klein paardje. Die mensen waren er bang van. En flink doorstappen hielp niet: dan zette het beest er ook wat steviger de pas in. Echtgenoot heeft het gevangen en voorlopig in het weitje naast ons huis gezet. Daar staat het al van gisteren, maar het is nog niet gelukt de eigenaar op te sporen. Hopelijk komt die gauw opdagen en neemt hij het verloren beestje weer mee naar z'n vertrouwde stal.
De examentoestanden zijn hier al een tijdje bezig. Eerst was het Middelste Zoon die vanaf begin december in zijn proeventijd zat. Als enige hier in huis, het arme jongske. Maar de laatste dag kon hij zijn lol niet op. Van dan af liet hij geen gelegenheid voorbij gaan om, met veel leedvermaak, broer en zus onder de neus te wrijven dat zij er nog aan moesten beginnen. Met het begin van de kerstvakantie begon inderdaad "den blok" voor die twee. En nu, bijna half januari, zitten ze er middenin. Oudste Zoon neemt het nogal rustig op. Soms wat té rustig naar mijn zin. Maar bij hem is het altijd afwachten. Gewoon net zo rustig afwachten. Al bij al heeft hij nog niet veel steken laten vallen. Dochter studeert voor het eerste jaar aan de unief. Voor het eerst heeft ze bergen leerstof te verwerken. En dat is wennen. Enkele dagen geleden kwam ze met gespannen blik naar beneden. Diep in twijfel. Ze stond er helemaal niet goed voor. Zou ze de volgende proef niet beter gewoon laten vallen? Het meteen uitstellen tot de tweede zit? Samen hebben we voor en tegen afgewogen. We zaten met z'n tweetjes aan tafel, zij en ik, terwijl ze haar ontbijt nam. Even lieten we het examen voor wat het was en babbelden we over koetjes en kalfjes. Dan ineens, na een ontspannen kwartiertje stond ze op. "Ik ga eraan beginnen...!" besloot ze. En ik duimde in stilte: "Goed zo!" Onze Jongste ontkomt nog aan examenstress. Tenminste toch wat de dagschool betreft. In de muziekschool zijn er deze maand de halfjaarlijkse proeven. De muziekleer is in verschillende deeltjes opgesplitst en de proeven zijn gespreid over een aantal weken. Zaterdag heeft Jongste het "examen theorie". Deze keer heb ik het hem nog niet horen zeggen. Maar vorig jaar in juni, terwijl zijn zus en broers er volop inzaten, waren er voor hem ook dergelijke muziekleertoetsen. "Mama," vond hij toen gewichtig "nu zit ik óók midden in mijn examens hé!"
Weet u nog hoe ik me voornam, ergens rond Sinterklaas, om wat meer gezelschapsspelletjes te spelen met Jongste? Of dat een beetje lukt? Eeeh hmm... soms. Maar dit spel doet het goed: de "dubbel gelaagde" Vier Op Een Rij. Het wordt bij voorkeur door meer dan twee personen gespeeld. Ook onze grote kinderen spelen nu graag een keertje mee. En mama ook. En papa ook wel eens. Een schot in de roos, dit spel!
"Mama, weet je? Eigenlijk hé, ben ik blij dat ik geen boom ben. Ik zou niet graag een boom willen zijn op het moment dat een hond er zijn behoefte komt tegen doen!" Hoezo, kinderen met ASS kunnen zich niet inleven?
Eergisteren liep ik dus door de stad. Bijtend koud was het. En natuurlijk was ik weer één en ander vergeten. Mijn sjaal lag nog thuis en mijn handschoenen in de auto. Maar dat heb ik gisteren al verteld. En ook waarom ik in de stad was weet u al. Omwille van werk- en toekomstzaken moet ik de laatste tijd wel eens meer naar Antwerpen. Om niet naar een parkeerplaats te hoeven zoeken, neem ik dan steeds vaker het openbaar vervoer. In de stad weet ik nog niet overal de weg. Zo ook eergisteren had ik om de weg te vinden een stadsplannetje bij me. Ineens stopte er iemand midden op de baan, liet er zijn auto staan draaien en kwam op me toe. Om de weg te vragen, dacht ik. Maar ik ken hier bijna geen wegen, flitste het onzeker. Maar natuurlijk, ik heb toch een plan, herinnerde ik me bijna op hetzelfde moment. En ik richtte me behulpzaam naar de man. Een nogal speciale figuur: licht gekleed, kaalgeschoren hoofd en wel zeven oorbellen in de oren. Nu ja, echt geteld heb ik die niet, maar het waren er toch een heleboel. Of ik de weg wist naar dit hotel? En hij hield me een papier voor met het adres op. Neen, maar ik had dus een kaart. Samen zochten we het plannetje af. "Kijk, hier staan we nu, en daar is de Keyzerlei!" wees ik. Aanvankelijk vonden wij de juiste straat niet, maar even later vond de man de straatnaam toch. "O kijk, hier is het!" triomfeerde hij met z'n Nederlands accent "Dan had ik die straat in moeten draaien en dan zo en zo...!" Hij dankte vriendelijk en ging weer naar zijn auto. "Weet u echt dat u het gaat vinden of heeft u graag het plannetje?" bood ik nog aan, want ondertussen wist ik mijn eigen weg ook. "Neen hoor, nu vind ik het wel!" Hij stapte in de auto, stak vriendelijk de hand op en reed weg. Een poos later was ik aan de bushalte. Een kwartier was het nog wachten op de bus. Ik zocht beschutting tegen de kou in het bushokje. Van daaruit zag ik hem al van ver aankomen: een nogal opvallende man, gekleed als een overjaarse hippie, met een lange dekenjas en een paarse muts op het hoofd. Tegen iedereen die hij tegen kwam scheen hij wel wat te zeggen te hebben en zo kwam hij langzamerhand dichterbij. Hij bleek dezelfde bus te moeten nemen als ik en de andere drie mensen die al stonden te wachten in het hokje. Hij kwam bij ons staan. Hij leek behoorlijk in de wind te zijn en zweeg geen ogenblik. Aan de jongen die stond te roken vroeg hij om ook een sigaret. En ook graag vuur, als de jongeman zo voorkomend wilde zijn. De jongen gaf hem glimlachend wat hij vroeg. Hij antwoordde rustig op de vragen van de man, maar hield de blik verlegen wat afgewend. Het meisje rechts van mij schoof schrikachtig en met afkeurende blik wat verder naar de hoek van het bushokje. Maar daar ook ontkwam ze niet aan zijn aandacht. De man orakelde dat we beter wat dichter bij elkaar konden staan, dat we elkaar maar eens goed moesten vastpakken, alleen maar om het warm te hebben, en dat hij de jeugd wilde opleiden om hun bedeesdheid te laten varen. Al was ik geen jeugd, hij kwam naast mij staan, of liever hij kwam schouder aan schouder, tégen mij aan staan. Ik schoof telkens enkele centimeters van hem weg. Het meisje in de hoek was inmiddels al gevlucht. Een jongere in de andere hoek leek het wel heel koud te hebben, zo diep ineengedoken hij daar stond. De man ging naar hem toe, voelde aan diens jas, die hij toch wel aan de dunne kant vond. Dan voelde hij aan de handen van de jongen. Jawel, die voelden heel koud aan. Bij hem zelf viel het wel mee met de koude handen, wilde hij mij laten voelen, en duwde zijn hand tegen de mijne. Toen pakte hij plots mijn hand vast en leek zinnens te zijn daar hand in hand met mij te blijven staan. En een klein fractietje was dat ook zo. En stond ik daar in een Anwerps bushokje hand in hand met die kleurige, vreemde vogel. Toen trok ik mijn hand terug, en stopte hem gauw diep in mijn zak. "Toch maar liever zo...!" vond ik. Eindelijk was daar de bus, met enkele minuten vertraging. Bij het opstappen koos ik vlug een plaatsje naast iemand die al plaatsgenomen had. En luisterde verder geamuseerd, maar op veilige afstand naar het gepraat van de man, die gaandeweg wat rustiger werd.
Met de auto naar de stad zou toch wel vlugger gegaan zijn, ondanks de parkeerproblemen. Maar ja, met het openbaar vervoer , eigenlijk heeft dat toch wel iets!
Gisteren stapte ik door de stad. Met gevleugelde voeten. Het was bijtend koud. En natuurlijk was ik weer van alles vergeten: mijn sjaal lag nog thuis en mijn handschoenen had ik in de auto, die ik aan de bushalte had geparkeerd, laten liggen. Was ze niet meer durven gaan halen uit schrik dat ik dan net de bus zou missen. Ik liep dus door "t Stad", met mijn handen diep in de zakken. Toch voelde ik me, ondanks de kou, warm en blij van binnen. Net of ik weer een stapje had gezet. Sinds ik werkloos ben, ben ik naarstig op zoek. Niet alleen naar werk, maar daarin ook naar een nieuwe invulling, een nieuwe wending. In 't begin was alles nog zo verward, waren er duizenden vragen. Wat zou ik nog willen doen? Welke richting wil ik uit? Wat kan nog? Nu, na een intensieve zoektocht, wordt het allemaal duidelijker, rijpt er een plan, een traject dat ik nog volgen wil. Het doet deugd dat er nog mogelijkheden bestaan, ondanks mijn leeftijd. Die toch nog realistisch aanvoelen, waarvoor ik denk de juiste talenten en instelling te hebben. En die me, dank zij een opleiding die ik nog volgen wil, niet levenslang zullen vastpinnen op mijn "laag geschoold zijn". Jawel, Biebieke is niet van plan halsreikend haar pensioen af te wachten! Nu nog hopen dat het lukt natuurlijk. Maar een tocht kan niet lukken als je hem niet begint te gaan. Gisteren in Antwerpen dus. Ik kwam terug van het gesprek met mijn "outplacementbegeleider". Wie boven de vijfenveertig is en werkloos valt, is verplicht outplacement te volgen: een begeleiding die je helpt een weg te zoeken naar een nieuwe job. Sommige mensen zullen dit misschien als een vervelende verplichting ervaren. Ik heb dat zo niet gevoeld, en zo is het ook niet gelopen. De man die die outplacement voor mij op zich neemt is nog jong, wat leeftijd betreft zou hij makkelijk mijn zoon kunnen zijn. Dat voelde een beetje gek eigenlijk in 't begin: de jongere die de oudere op weg helpt. Maar hij heeft dat op een fijne manier gedaan. Precies de goede manier. Geluisterd vooral, en mee mogelijkheden aangedragen en onderzocht en mensen gecontacteerd. Nergens dwingend of betuttelend. Dat zou ik ook niet verdragen hebben. 'k Ben tenslotte wijs en vooral oud genoeg om zelf mijn richting te zoeken en te beslissen. Gisteren nog zetten we alles op een rijtje, kwamen we elk apart en samen tot dezelfde bevindingen. En zo groeit er langzamerhand, met precies de juiste ondersteuning, uit een warrig kluwen van belangstellingen, verlangens, twijfels, mogelijk- en onmogelijkheden een idee, een mogelijke zelfgekozen weg. Geloof maar dat dat een energieboost geeft! Zo zelfs dat, naderhand onderweg naar de bushalte, de ijselijke kou me amper deren kon.
Meester Luc was destijds, toen Dochter
nog naar de basisschool ging, onderwijzer in het tweede leerjaar. Hij
had zijn vast klaslokaal op de eerste verdieping van het schoolgebouw.
Door wat Dochter vertelde kreeg ik een idee van de manier waarop de
meester les gaf. En maakte er toen dit dichteke over.
Les van onze meester
Aan de verkeersles of W.O. heb ik beslist geen hekel, want zoals onze meester 't geeft is het best heel interessant.
Hij weet dat wij beter begrijpen en onthouden bovendien als we hetgeen hij ons wil leren in werkelijkheid eens kunnen zien.
Zo gooide hij eens in een les over post, briefkaarten en enveloppen, een kwetsbaar voorwerp door de klas verpakt in een enveloppe met noppen.
Van de les rond tuingereedschap zullen wij niet gauw vergeten wat een "rijf" is of een "hark" en hoe die andere spullen heten.
En toen we over "fietsen" zouden leren die dag dat het verkeersles was moest zo een rijwiel mee naar boven en vooraan in onze klas.
Je ziet, voor dit soort lessen is onze meester 'n een plezante, maar je snapt wel dat we nooit wat leren over nijlpaarden of olifanten! jb
Wordt er op veel plaatsen in het land "Nieuwjaar gezongen", in onze streek gebeurt dat met Driekoningen. Dan lopen de kinderen als koningen verkleed, met kroon en ster en omhangen met lakens of oude gordijnen, zingend van huis tot huis.
Onze grotere kinderen trokken er indertijd ook telkens op uit, in de hoop wat centjes of lekkers te vergaren. Zoals die éne keer, ze moeten dan al wat ouder geweest zijn dan hier op de foto. Het was in de tijd dat betalingen nog niet electronisch gebeurden.
Ze hadden met hun drietjes toen de hele buurt af gelopen en belden nu thuis aan de voordeur aan. Ook van mama wilden ze wel een centje los peuteren. Ik luisterde glimlachend naar hun liedje. Maar dan moest ik me verontschuldigen: "Sorry jongens, dat gaat voor later zijn, ik heb geen kleingeld meer in huis!" "Geeft niet," vond Oudste Zoon "geef ons dan maar een cheque!"
Een nieuw jaar dat nog maagdelijk onbetreden voor ons ligt. Een nieuw begin. Voor sommigen is dat ook werkelijk zo, sommige mensen betreden bij het begin van dit jaar een heel nieuwe weg. De oude weg verlatend, ondanks dat het daar goed stappen was en zo vertrouwd. Dapper nieuwe horizonten tegemoet, zonder ommezien. Zoals juf Ann. U weet niet wie juf Ann is? Wel, zij is één van de meest beminnelijke leerkrachten die ooit een kind van ons heeft onderwezen: ze was de juf van Jongste, toen die in de eerste klas zat. Onze erkentelijkheid naar haar toe kan u nalezen in het archief van dit blog, het schrijven van 26 september. Juf Ann heeft voor de kerstvakantie afscheid genomen van haar klasje en is vandaag gestart als directeur van een andere lagere school. Hopelijk heerst er in die school een fijne sfeer, en wordt het er aangenaam werken voor haar. We duimen met zovelen dat ze daar gelukkig mag zijn. Dat de school geluk heeft met haar nieuwe directie staat buiten kijf. En de zorgenkindjes op die school, die vast en zeker ook!
Het eerste wat ik voelde toen ik vanochtend wakker werd, waren de stijve spieren. Gisteren een zware job geklaard met als gevolg: stijve been- rug- en armspieren.
Het eerste wat ik zag toen ik vanochtend wakker werd, was de volle maan die door ons slaapkamervenster naar binnen scheen. Ik heb me toen nog lekker omgedraaid, ben blijven liggen tot aan de ochtendschemering. Nog moe van de voorbije héle drukke dagen.
Behalve het werk waren er de feestelijkheden. Het mini-feestje en het maxi-feest. De nacht van oud naar nieuw gingen twee van onze kinderen uit. Wij bleven thuis met ons viertjes. Een klein gezinnetje voor onze doen. "Zo zou het altijd geweest zijn als we het bij twee kinderen hadden gehouden!" stellen we ons, telkens als dit voorvalt, voor. Het is wel eens plezierig, maar voelt toch ook een beetje raar. Eerder op de dag was onze aandacht vooral uitgegaan naar het grote familiefeest op Nieuwjaar. We zijn met velen om te vieren, langs mijn kant van de familie. Bijna alle kleinkinderen van Pa komen dan hun nieuwjaarsbrief voorlezen. En de groten, die op school geen brief meer hebben voorbereid, schrijven er zelf eentje of geven een kleine attentie af. Een hele tijd zijn we daar gewoonlijk mee zoet: Pa heeft drieëntwintig kleinkinderen. En de petekinderen lezen die dag ook hun brief voor hun meters en peters. Met een hele uitwisseling van geschenken als gevolg.
De verantwoordelijkheid van zo een feest kan Pa natuurlijk niet alleen dragen. Dus verdelen we de taken. Mij viel een deel van het menu te beurt: geen "grande cuisine", maar hele eenvoudige Vlaamse gerechten: gehaktbrood, appelmoes, kriekenspijs en rijstpap. Het apperitiefje, soep, gehaktballetjes in tomatensaus, chocomousse, tiramissu, ... daar zorgden weer anderen voor. En dan moest de feestzaal, waartoe de bedrijfsruimte van Broer werd omgebouwd, nog klaargemaakt worden.
De meeste kleinkinderen van Pa zijn al groot. Enkelen hebben zelf al kinderen. Vier schattige achterkleinkindjes heeft Pa, allemaal meisjes. Het enige babyjongetje (óók schattig) is de jongste telg van de familie: het kleintje van Jongste Zus.
Acht kleinkinderen zitten nu op de hogeschool of de unief. Volop in de voorbereiding van hun examens dus. Maar de meesten maakten zich toch enkele uurtjes vrij voor het "Feest van Opa". Voor de derde keer het feest van Opa alleen.
Dit lag ik te overdenken, toen ik vanmorgen wakker werd met stijve spieren, en zag hoe volop de maan door ons venster scheen. Dit en nog veel andere dingen. De zorgen en beslommeringen die zich vanaf morgen weer aandienen, als het gewone leven weer zal beginnen.
Bij het opstaan zag ik hoe er buiten weer een maagdelijk wit sneeuwtapijt lag uitgespreid. "Waw!" genoot ik eerst. "Jakkes" vond ik dan, als ik dacht aan de verkeersellende die dat morgen mee zou brengen. Maar nu was het weer prachtig. Zo snel als ik kon met mijn verzuurde spieren, heb ik mijn laarzen aangetrokken om er eventjes heel erg van te genieten.
Ik ben een echte koffieleut. Vooral 's ochtends kunnen enkele kopjes koffie me wel smaken. Gisteren ochtend, net na het ontbijt, ging ik naar de zolder, daar waar de nieuwe kamer van Middelste Zoon in aanbouw is, om de ramen te beitsen. Ik nam mijn extra kop koffie mee en zette hem op de tafel naast de verfpot. Neuriënd stond ik te schilderen en nam af en toe een slokje koffie. Tot ik pardoes mijn verfkwast in plaats van in de pot .... in mijn koffiemok doopte!
Het schemert al een beetje als hij besluit nog even naar buiten te gaan. Hij wil soldaatje spelen. Hij legt zijn, uit clickx vervaardigd, geweer al klaar. Het rode, want dat is absoluut zijn lievelingskleur. Dan trekt hij een bodywarmer aan. En vindt en passant een nieuw woord uit als hij verklaart: "Dit is mijn als-of-fe kogelvrij vest hé!" Terwijl hij buiten zijn eenzame oorlog voert, wijd ik me aan het avondeten. Met een gerust hart. Want Jongste zal niets overkomen. Met zijn alsoffekogelvrijvest zullen zijn belagers hem niet kunnen raken.
Ongemerkt, genadeloos tikt de tijd voorbij. Vaak besteed aan -soms verdoken- strijd om mooist of grootst om eerst of meest om ik, om mij.
Ach, hoe menselijk het is zich te willen meten. Rusteloos streven, aanzien, macht en slechts de winnaar wordt geacht en wie verliest vergeten.
Spreekt ons een kind in deze tijd van geluk voor iedereen? Van de tere kracht, ongezien en stil, in de mens die zó niet vechten wil, maar ver voorbij kille strijd op zoek gaat naar verbondenheid... jb
Vijf ballonnen in mooie, felle kleuren. Speciaal gekocht voor de nieuwjaarskaartjes. Onze nieuwjaarskaartjes maak ik gewoonlijk zelf. Op de computer wel te verstaan. En elk jaar is het zoeken naar een ideetje om rond te werken. Dikwijls maak ik gebruik van één of meerdere foto's. De laatste tijd is Jongste meestal het "eindejaars-kaartjes-fotomodel". Niet dat de anderen minder van tel zouden zijn. Maar pubers prijken nu eenmaal niet meer graag op de fotokaartjes van mammie. Dus is het tegenwoordig Jongste. De laatste tijd is het echter niet makkelijk meer om spontane foto's van hem te maken. Dus zocht ik iets waarmee hij afgeleid zou zijn, zodat hij geen "gemaakte" glimlach-grimas zou trekken bij het fotograveren. En kocht ik ballonnen. Een kort, luchtig tekstje had ik voor de kaartjes al in gedachten. Over een wens en een kind. Over de wind die de wens zachtjes zou waaien. Maar met een zekere realiteitszin had ik dat woord "zachtjes" toch maar weer geschrapt. Moest al lukken om de foto's bij een zachte bries te kunnen maken. En zo trokken we dus op een ochtend met de vijf felgekleurde ballonnen naar de wei tegenover onze woonst. De bedoeling was dat Jongste op een moment de ballonnen zou laten vliegen. Maar smeekte hij: "Mag ik de rode ballon niet houden? En... de oranje ook, en de gele wil ik ook graag hebben!" We spraken af dat hij de rode en de oranje ballon niet hoefde te laten vliegen. Het mooie sneeuwtapijt was al voor een groot deel weggesmolten. Op dat punt konden het al geen idyllische prentjes meer worden. Terwijl we over de straat stapten rukte een vrij felle wind aan de ballonnen. Ze buitelden en draaiden, zodat de linten helemaal in de war geraakten. Voorzichtig probeerde ik ze los te maken terwijl Jongste de eindjes vasthield. Maar wat jammer, per ongeluk liet hij er één los: de oranje ballon ontsnapte en zeilde in een mum van tijd steeds hoger in de lucht! Groot verdriet, de ballon in zijn tweede-lievelings-kleur. We moesten dus verder met vier ballonnen. Jongste poseerde, liet op commando de groene ballon vliegen en later de blauwe. Ik liep voor en achter en om hem heen met het fotoapparaat, dat ik voor alle zekerheid maar op "automatisch" had ingesteld. Na een tijdje vonden we het welletjes. Even later bekeek ik de resultaten van de fotosessie op de computer. En stelde vast dat mijn fotografie-oog nog niet te best ontwikkeld was. Een fotograaf hoort alles in "het oog" te hebben. Nu, ik had overduidelijk níét alles in het oog. Had niet opgemerkt dat het huisje van de buren op de achtergrond zo vaak in beeld was. Had niet gezien dat het mooier was een foto te hebben waar het min of meer witte veld de blauwe lucht zou raken, zonder nog een randje bos daartussen, die de foto in tweeën splitste. En hoe scheef ik die camera soms had gehouden! Er zat niets anders op dan met dit materiaal onze kaartjes ineen te knutselen. Want een nieuwe fotosessie zat er niet in. De ballonnen waren, op de rode en de plaatsvervangende gele na, gaan vliegen. Met onze kleurige nieuwjaarswens aan het lint.
Bij het inslapen moet het ergens in het gebied tussen slapen en waken geweest zijn. Dat ik ineens moest denken aan Bé. Dat ik me ineens afvroeg hoe het nu met haar zou gaan. Bé is een klein tenger mevrouwtje. In januari kwam ze op de dementieafdeling van het rusthuis waar ook moeder verbleef. Ze was nog goed te been, gebruikte enkel een wandelstok bij het lopen. Ze zocht graag contact met de anderen en babbelde honderuit. Ik vond het wel plezierig om met haar een babbeltje te slaan. Op sommige momenten kon ze nog helder vertellen. Dan wist ze precies waar ze was en hoe lang en waarom. Enkele minuten later kwam ze dan vragen of wij soms langs haar dorp moesten en haar misschien konden meenemen. Of afzetten aan de bushalte, dat vond ze ook al goed. Op die verwarde momenten wou ze, zoals zo veel dementerende mensen, vooral en alleen maar naar huis. Ze liep dan alsmaar rond op zoek naar de uitgang. Dan was ze verdrietig en boos als ze niet buiten kon. Op een keer was ze weer vreselijk kwaad. "Ik sla een raam in hé! Een stok heb ik al bij!" Ik ben toen mee naar haar kamer gegaan, heb haar wat proberen af te leiden. Ik kon haar wat kalmeren door over de foto's aan de muur te praten. Foto's van haar man, haar kinderen, de kleinzoon die zo jong verongelukt was. Maar haar verlangen om te ontsnappen bleef. Eén keer is ze, samen met een kompane, daadwerkelijk door een raam gekropen. En één van de laatste keren dat ik haar zag, had ze haar mantel aangetrokken, en stond ze met haar hele hebben en houwen in de armen bij de deur. Zó triest, dat onstilbare verlangen naar "thuis", waarvan ze duizenden keren, telkens en telkens weer, vergeten dat die er niet meer is. Bé wou altijd maar ontsnappen. En vorige week moet het haar gelukt zijn. Ze kwam langs toen ik bijna sliep.
Gisteren onze kerstboom gezet. Een mooi boompje, al zeg ik het zelf. Een kerstboom wordt elke keer dan ook heel zorgvuldig gekozen. Tien jaar geleden was het anders: toen hadden we onze boom uit de tuin gehaald. Nogal een miserabel exemplaar eigenlijk. Maar hij leverde toen wel de inspiratie voor het tekstje op onze kerstkaartjes:
't Is waar, hij is niet zo fraai dit jaar onze boom voor kerst.
In de tuin gegroeid met weinig licht, dit dun-betakte lichtgewicht.
Te smal, te schriel en iedere tak wel fris, maar zwak, zodat er niet veel in te dragen viel.
En toen ik hem sierde, samen met m'n jongen, groeide mijn ergernis nauwelijks bedwongen.
Want hoe we ook trachtten, 't blééf een stakerig ding.
Tot plots mijn kleine zoon naast mij: "En toch vind ik hem schoon!" zei hij.
En z'n ogen, waarin de lichtjes van de boom sterrenvonkjes toverden, lachten blij.
En ik, ik keek naar de boom met nieuwe blik.
Déze boom: symbool van onvolkomenheid.
En waarvan enkel een kind geloven wou dat hij toch feestelijk stralen zou...! jb
19 december. Bij tien graden onder nul gammelen we met een slakkengangetje door de zwaar beijzelde straten. Jongste kijkt zijn ogen uit. Hij ziet hoe bomen en velden beladen zijn onder een dik pak sneeuw. Hij leest de buitentemperatuur af aan de thermometer in de auto. "Wow," zegt hij "het lijkt wel of het al winter is!" "Maar het ís toch al winter!" reageer ik grinnikend. Maar dan realiseer ik me plots dat dit, strikt genomen, niet klopt. Srikt genomen, en Jongste neemt de dingen strikt, is het nog geen winter, maar herfst. De winter begint immers pas op 21 december!
daar het verlangt dat het oog en oor en weerwoord vangt
en liefst van al: een glimlach..
Een tekstje lenen? Soms publiceer ik een dichttekstje op mijn blog. Is er één dat u aanspreekt en u graag wil lenen voor een gelegenheid? Ik zou mij heel vereerd voelen. Maar toch wil ik er graag enkele afspraken rond: -Dat mijn initialen er onder gezet worden (jb). -Dat er niets meer in gewijzigd wordt. (Wil het a.u.b. laten weten als er taal- of tikfouten in staan.) -Uiteraard niet te gebruiken voor commerciële doeleinden.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek