|
Ze is nog niet zo lang in het woonzorgcentrum. En ze kan maar moeilijk wennen. Dat is niet zo abnormaal bij mensen die nog maar pas in de instelling zijn komen wonen. Maar Amelietje heeft een bijkomend probleem. In haar beleving is ze nog heel wat jaartjes jonger. En ze is wanhopig op zoek. Op zoek naar een beetje liefde, van de andere kunne weliswaar. Maar in het vijvertje waarin ze nu vissen kan, vindt ze haar gading niet. Niet meer gehinderd door enige fatsoensnorm of remming klaagt ze te pas en te onpas haar nood tegen iedereen die door de kamer loopt. "Hier ga ik gene vrijer vinden hé! Hoe kan ik hier nu iemand vinden?" De mannen die er wonen vindt ze allemaal véél te oud. "Allé, ze ze hier nu zitten...!" snibt ze genadeloos als ze de mannelijke leden van het duttende groepje overschouwt. Op een moment als ik naast haar kom zitten, geeft ze weer volop lucht aan haar frustratie. Een ogenblik buigt ze zich naar mij toe en fluistert samenzweerderig: "Den dieje daar in den hoek, dat ziet er mij maar 'n een lepe uit!" Even later verzucht ze weer, ongeremd hardop: "Allé, ziet dat hier nu zitten. Ze weten al niet meer of dat em staat of dat em hangt!" De dommelende voorwerpen van haar spottende opmerking zijn zich nergens van bewust. Maar in de ogen van al wie op de dienst verzorging biedt of op bezoek is, flikkeren ondeugende pretlichtjes. Er klinkt zacht onderdrukt gegrinnik. Amelietje is weer weg. Eén van haar kinderen heeft zich over haar ontfermd en weer in huis genomen, omdat ze zo moeilijk wennen kon. Of haar grote wens nog eens in vervulling gaat, gaan we nu niet weten. Maar Amelietje met haar ongeremde praat, liet wel even een luchtig windje waaien doorheen het zorgcentrum.
|