Vorige week was er weer een "borrelavond" in het woonzorgcentrum. Telkens een leuke activiteit vind ik. Neen, neen, niet omwille van het borreltje. Dat is enkel gereserveerd voor de bewoners. Behalve dat er op zo'n avond wordt getracteerd, zijn er ook elke keer enkele gastmuzikanten. Die spelen en zingen een heleboel bekende oude liedjes. Dan wordt er door de mensen van het rusthuis gezongen en gedanst. Met dementerende mensen is dat zowat het fijnste dat je kan doen. Ze kennen veel van die oude liedjes nog helemaal van buiten. En sommigen van hen staan nog graag op de dansvloer. Enkele personeelsleden zitten dan tussen de mensen in en nodigen diegenen waarvan ze weten dat ze dat graag willen, uit voor een dansje. Ik ook, al ben ik dan helemaal geen fuifbeest. Veel moet je er trouwens niet voor kunnen. Met enkele mensen kan je je nog aan een walsje wagen. Met de anderen is het gewoon een beetje wiebelen van het éne been op het andere. En toch is dat fijn en heel intens. Dan is het net of er een warm soort energie stroomt, dan is er echt contact.
Het is ook zo dat ik naar deze mensen heb leren zien: niet als naar een groep "ont-waard-e" wezens. Ondanks hun voortschrijdende aftakeling hebben ze in dit stadium van hun dementieproces nog veel te bieden. Bij het wegvallen van mogelijkheden, vallen er ook bepaalde onhebbelijkheden weg. Slinks zijn, achterbaks of doordacht gemeen zijn, dat kunnen ze niet meer. Ze zijn wie ze zijn. Echt en oprecht zichzelf. Wie voor hen openstaat ervaart dat het hier geen kwestie is van de éne die enkel geeft, en de ander die alleen maar ontvangt. Hier is sprake van onderling geven en nemen, van een onmiskenbare, warme, waardevolle wisselwerking.
|