"Even iets gaan melden" aan de juf van Jongste, in de school voor Buitengewoon Onderwijs, levert een bloemlezing aan gewaarwordingen op. Zoals de ochtend waarop ik met mijn zoon een eindje meeloop naar zijn klas. Op deze school is alles gelijkvloers en we moeten door een wirwar van gangen. In de eerste gang kruisen we een dame met een buggy, met daarin een zwaar beperkt jongetje: een kind met een ontzettend groot hoofd in verhouding tot zijn lichaam. Eén van de "stimuli'tjes" zoals ze hier genoemd worden, de kinderen met een zware mentale handicap. Ik moet denken aan de mensen bij wie dit kindje zich heeft aangediend en die hier mee moeten zien te leven. En aan het kind zelf, deze mens, levenslang veroordeeld tot deze omstandigheid. Wat verder lopen Jongste en ik door de "glazen" gang. In het midden ervan is een streep geschilderd. De rijen leerlingen worden geacht om rechts van die streep te lopen en stil te zijn. Dat heb ik eerder al geleerd van Jongste. "Mama, je mag daar niet lopen!" breidde hij die regel toen fluisterend naar toevallig door de school lopende ouders uit, en nog stiller fluisterde hij "Je mag hier ook niet spreken!" Prima onderwezen door mijn zoon loop ik ook nu zwijgend rechts van de streep. De schooldag is net aangevangen en verderop is het een drukte van jewelste. Overal zijn er groepen kinderen, die hun jassen aan de kapstok hangen of in groep door hun juf naar het toilet worden begeleid. Het wemelt er van juffen. In verhouding tot de gewone school heeft een school voor buitengewoon onderwijs ontzettend veel personeel. En voor het merendeel zijn dat jonge vrouwen. Een massa prachtige, competente jonge vrouwen. Toch jammer dat er zo weinig mannen hier werken, mijmer ik in stilte. Een betere verhouding tussen mannen en vrouwen zou voor kinderen toch een meerwaarde betekenen. Ondertussen lopen we door de eerste gang van de autiklasjes. Aan de klas waar Jongste vorig jaar zat, staat een jongetje wat te dralen. "Zou hij te laat gekomen zijn en niet weten wat te doen?" denk ik bezorgd, met een blik door het raam, waar de juf al bezig is met de andere kinderen. Aan mijn andere kant verheft iemand haar stem. Een juf wijst een leerlingetje terecht. Ze wijst met een strenge vinger op een blad papier aan de muur en vraagt: "Wat staat er hier? Hier staat: "Wij spelen samen"" en daar staat "Wij zijn allemaal vriendjes"! Staat hier ergens "Ik lach andere kindjes uit"? Neen hé, dat staat er niet...! Dat doen we hier ook niet!" Een juf aan het eind van de gang kijkt in de richting van het stemgeluid. Haar ogen glimlachen. Jongste en ik stappen even nog door een grotere ruimte en komen dan eindelijk in de gang waar zijn klas is. Even later loop ik de weg weer terug. Een meisje aan een klasdeur kijkt even naar mij om. Ik herken haar: het is dat meisje met het misvormde gezichtje. Het kind keert zich weer om en loopt door. Ze is erg gegroeid merk ik op als ik haar langs achteren bekijk. Een jaar of negen schat ik haar. De rest van mijn tocht door de gangen verwijl ik bij haar. Bij dit kind, straks een puber. Een meisje dat zich zal moeten leren handhaven. Dat zal moeten zien te leven met de dagelijkse realiteit dat mensen telkens even verschrikt opkijken bij haar aanblik.
Diep in gedachten en weer helemaal geroerd door deze wereld, de school van mijn kind, stap ik in de auto.
|