Pyramid
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Titel : Pyramid
Uitgeverij : Ravensburger
Auteur : Marcel-André Casasola Merkle
Aantal spelers : 2-5
Leeftijd : 5+
Tijdsduur : 30 min.
Spelinhoud :
- 1 magnetisch spelbord
- 1 magnetische mummie (tweedelig)
- 4 magnetische schatzoekers (in vier kleuren)
- 12 levenspunten (in vier kleuren)
- 2 afdekborden
- 5 witte dobbelstenen en 1 bruine dobbelsteen
- 23 opdrachtkaarten (in vijf kleuren)
Spelidee :
De spelers worden opgesplitst in twee kampen, één speler speelt mummie, de andere spelers zijn schatzoekers. De mummie speelt aan één kant van het spelbord, de schatzoekers aan de andere kant, zodat de mummie niet kan zien waar de schatzoekers zich bevinden op het spelbord. De schatzoekers trachten al hun nodige schatten te verzamelen zonder te worden gepakt door de mummie. De mummie tracht een aantal levenspunten van de schatzoekers af te nemen door hen te pakken.
Spelvoorbereiding :
Het spelbord wordt rechtop in de doos gezet, de mummie zet zich langs één kant, de andere spelers langs de andere kant. De spelers kiezen een kleur en krijgen drie levenspunten. Hun speelfiguur zetten ze aan de ingang van de piramide op het magnetische spelbord. De mummie plaats zn ene magneet aan zijn kant van het spelbord in de kerker, de andere magneet aan de andere kant.
De schatzoekers trekken een opdrachtkaart van elke kleur. De mummie krijgt de bruine dobbelsteen, de schatzoekers de witte.
Spelverloop :
De speler die links van de mummie zit, begint het spel. Daarna wordt er met de klok meegespeeld. Een speelronde bestaat uit vier delen :
1) Bevrijden (facultatief)
2) Dobbelstenen gooien
3) Zetten
4) Opdrachtkaart uitspelen (facultatief)
1) Bevrijden :
Als er nog witte dobbelstenen met hun mummiekant naar boven liggen, kan de speler deze bevrijden. Er volgt direct een tussenbeurt voor de mummie (lees later), nu kan de speler terug met vijf dobbelstenen gooien.
2) Dobbelstenen gooien :
De speler gooit de dobbelstenen die geen mummie vertonen. Als hij tevreden is, verzet hij zijn speelfiguur. Is hij niet tevreden, mag hij weer gooien, maar zonder de dobbelstenen met een mummieteken. In principe mag hij zo dikwijls gooien als hij wil.
3) Zetten :
De speler neemt de waarde van één dobbelsteen en zet zijn speelfiguur zoveel stapjes verder. (Mogelijkheden : 1, 2, 3 of 4 stappen en een pijl = stappen over een ganse lengte tot tegen een hindernis (muur, mummie,
) )
4) Opdrachtkaart spelen :
Als een speler zijn zet eindigt op een veld met een symbool van één van zijn kaarten, mag hij de betreffende kaart uitspelen door hem zichtbaar voor zich neer te leggen.
De beurt van de mummie :
Normale beurt van de mummie : de mummie speelt na de laatste schatzoeker. Hij telt de waarde van zijn dobbelsteen op bij de mummies op de witte dobbelstenen. Hij zet zo veel stapjes op het spelbord. Als de mummie tijdens het bewegen een schatzoeker tegenkomt, geeft deze een levenspunt af aan de mummie. De beurt van de mummie is onmiddellijk afgelopen. De schatzoeker wordt naar de kerker gezet. Verliest een speler zijn laatste levenspunt, ligt hij uit het spel.
Tussenbeurt van de mummie : De mummie krijgt een tussenbeurt als een speler kiest voor het bevrijden van de dobbelstenen. De mummie loopt evenveel velden als er tekens van de mummie zichtbaar zijn op de witte dobbelstenen.
Einde van het spel :
Het spel is direct afgelopen wanneer :
- een schatzoeker zijn laatste opdrachtkaart kan uitspelen. Hij is de winnaar
- de mummie een bepaald aantal levenspunten kan afsnoepen. (2 schatzoekers : 4 levenspunten; 3 schatzoekers : 6 levenspunten; 4 schatzoekers : 7 levenspunten)
|