In welke
taal ik ook spreek het zal altijd worstelen zijn. Ik worstel steeds
meer met plezier en noem het meestal stotteren in vergelijking met het wat men
een spraakgebrek noemt maar wat veeleer een ademhalingsprobleem lijkt. We noemen
en benoemen de zaken heel dikwijls verkeerd en zo slaat het beschrijven nergens
op. Ik probeerde het eerst met de danstaal, een expressie middel wat mij lag,
waar ik een zeker talent voor had al moet ik dat niet overroepen, technisch
gezien was ik een kluns. Maar behalve mijn technisch klunzen, door het
gebrek aan een bepaalde training in mijn vroege bestaan, was ik goed in
vertellen met mijn lijf in ruimte en tijd. Een Laban adept een aanhanger van de
laat Duits expressionistische dans, al wist ik dat toen zelf niet. Het was mijn
middel om mij een reden van bestaan te banen door de woesternij van
betekenissen. Tot het lijf kreunde en de rug scheuren vertoonde was dit het
middel bij uitstek. Zelfs nu nog
nu ik de dans niet meer beoefen is het mijn taal waar ik goed in ben. Als ik de
danszaal ruik en al dan niet andere lijven voor en rond mij zie, dan ben ik niet te
houden, dan wil mijn lijf vertellen en wil ik het verhaal vertellen. Maar het
ontbreekt mij aan moed en dicipline om er dagelijks mee om te gaan.De zwakheid van jaren waarin zo weinig belang gehecht word aan dat soort vertellen door een omgeving doet de rest.
Mensen
vinden mij nu goed met woorden, niet geschreven maar verteld. Ik moet toegeven
ik heb mijzelf verbaasd door dat verbale talent dat als uit het niets kwam
opgedoken. Ik heb inderdaad geen moeite om op een podium , in een meeting of
waar dan ook een toespraak te houden, een woordje te placeren. Tenminste als ikzelf het onderwerp mag
kiezen en als ik de metaforen waar ik mij veelvuldig van bedien klaar heb. Maar
in deze taal die mij niet is aangeleerd maar als vanzelf ontstond leen ik veel
van anderen, heb ik geleerd door te luisteren naar veel boeiender vertellers
dan ikzelf, hoe ze de woorden aaneenrijgen , hoe ze beelden opriepen die als
vanuit de mist als vanzelf ontstonden terwijl we allen weten dat ze er altijd
waren (oerbeelden). Vertel over de zee en eenieder ook hij die de zee nooit zag
krijgt beeld, zelfs de blinde krijgt beeld al is het in geluid. Noem het heelal
en we krijgen beeld, noem brood, noem en noem en noem en noem en we krijgen
beeld. Neen we krijgen niet hetzelfde beeld, dat zou het geheel al te saai en
te klein maken. We vertellen immers steeds over het grote mysterie van ons
bestaan en de dwaasheid van hoe we daar al stotterend proberen mee om te gaan.
Ik ben daar
dus goed in geworden - in verhalen - bedoel ik. Al slaat de twijfel heel dikwijls
toe als ik mensen hoor vertellen wat ze gehoord hebben in mijn verhaal. Net
zoals bij de dans vroegen weet ik pas wat ik verteld heb als de laaste beweging
het laaste woord is gezegd. Want niet enkel de beweging of het woord maar de
intentie waarmee het uitgesproken is doet een verhaal recht of krom staan, doet
wat het moet doen: zijn ware aard laten zien.
Het is
vergelijkbaar met muziek, hoeveel uitvoeringen van de partitas en sonates van
Bach voor viool hoorde ik al, hoeveel kamermuziek van Schuman, hoeveel Beethoven
. En toch
geen twee uitvoeringen zijn dezelfde, behalve de tekens die men noten noemt
op papier gezet, en dan nog. Zelfs hoe een partituur eruitziet, het beeld dus
kan muzikanten al in vervoering brengen. Als ik met mijn dochter violiste in
een winkel met dat soort literatuur terecht kom verbaas ik mij over haar
enthousiasme waarop ze twee -voor mij dezelfde stukken- weet uit te weiden over
net het verschil. Alle voorgaande
is dan ook reden om de muziek keer op keer weer uit te
voeren en ons al dan niet te bekoren. Ook met Poëzie kennen we het fenomeen van
lezen en herlezen en steeds blijven ontdekken.
Maar goed ik
kan dus vertellen maar dat was niet genoeg ik wou en zou ook schrijven. Nog
meer worstellen. Schrijven is een gevaarlijker zaak want ik bedien mij van een middel
waar veel wetten voor zijn gemaakt die mij onbekend zijn. Ik trek mij dan ook
niet al teveel aan van de wetten en maak er zelf, al slaat de verlegenheid wel
veel toe als ik lees hoe het anders en heel dikwijls beter kan. Ook in deze
taal zijn er anderen waar de virtuositeit ver mijn gestommel in de marge
overschrijd. Maar goed ik schrijf en blijf nu al een tijd schrijven. En dan is
de vraag er -waarom ik dat nodig heb-? Vanwaar een noodzaak om te doen wat ik doe.
En net als bij de dans die ik bewoog, het verhaal wat ik vertelde, de letters
die ik een volgorde gaf in woorden die dan in weer andere volgordes verhalen
vormden... gaat het over denken. Niet over nadenken maar over denken, het gaat
over een poging op orde te krijgen van een staat van zijn. Klinkt simpel maar
is altijd weer een lijdensweg. De verleiding is immer groot om steeds maar te
herhalen van wat ik vroeger al wist en deed, om met name het nadenken te
beoefenen in plaats van het denken. Het nadenken is bevestigend is
geruststellend maar is ook stilstaan is niet meer waarnemen en per definitie
saai. Het denken is gevaarlijker, boeiender, vermoeiender ook wel al valt dat
laatste mee als ik me rekenschap geef van de energie die je daardoor
terugkrijgt. Elke voor mij nieuwe gedachte maakt energie en dus levenslust. Of
ik daar bij elke poging in slaag? Neen belange niet, maar de poging is ook al de
moeite, om dan heel af en toe te slagen in een opzet de olympische amulet van geluk
te bemachtigen. En in deze is het waar dat oefenen kunst baart. Al moet je
oefenen dan wel weer juist definiëren. Zo zie ja maar dat het altijd worstelen
zal blijven , stotteren dus, bij gebrek aan een vloeiende adem in harmonie met
elke beweging, elk gebaar, elke stap, elk woord, elke klank, elk beeld dat ik
maak, weerspiegel of veronderstel.
|