Kunst = educatie!?
Cultuurparticipatie
en diversiteit zijn de laatste jaren sleutelwoorden geworden in de westerse
culturele beleidsplannen en dit in hun breedste betekenissen. Ook de kunsten
werden bestookt met dit soort begrippen en moesten mee in deze stroom. Hadden
ze immers niet een prioritaire positie in het culturele landschap? Deze
begrippen waren vaag en werden
door elkaar gebruikt. Hoe goed bepaalde concepten ook bedoeld waren, ze
vervaagden in een vloed van (studie)dagen die poogden begrippen als
intercultureel, toegankelijkheid en cultuurparticipatie te stroomlijnen.
Nu,
nog geen tien jaar na deze stroom, ziet het landschap er plots anders uit.
Na een economische of was het banken crisis, is de kunst en ook haar taak in de maatschappelijke
participatie eensklaps veranderd. Het moet allemaal niet meer zo nodig. Het
gevecht tegen maatschappelijke verzuring is even niet meer het centrum van de
storm. Het gaat immers om echte problemen, harde feiten, economische
ontsporingen, tekorten op de begrotingen, dreigend failliet van de
welvaartstaten en zo verder. En de kunst en cultuur? Ach achhhh ja, die zijn er ook
nog...
Mee
op die stroom van de vroegere begrippen, kwam de kunsteducatie meer in zicht en werd er meer belang aan
gehecht. Van jongs af aan en dit gedurende hun hele bestaan aan wilden we mensen
met kunst en cultuur in het algemeen in contact brengen. Dit is nodig om te
reflecteren op onze wereld, om de verzuring tegen te gaan, om participatie te
bevorderen, om kritisch en positief denken te stimuleren. Zowel in het
onderwijs als in het jeugdwerk, de permanente vorming, de sociale sector en de
kunstensector moest en zou de kunsteducatie (die al snel werd veralgemeend naar
cultuureducatie) aanwezig zijn en
een belangrijke positie innemen. Sommigen vergaten dat dit werk al bezig was
sinds de jaren 50 van vorige eeuw en gooiden ook kinderen met het badwater weg
en vonden alles opnieuw uit! Maar daar ga ik in deze korte tekst niet verder op
in!
Kunsteducatie
was geen werksoort maar "iets" dat overal thuishoorde. Deze vaagheid
bood kansen maar was meteen ook de grote bedreiging van het geheel. Door niet
duidelijk te specificeren wat men precies wou, kon er veel, maar welke doelen
het precies moest dienen bleef soms al te vaag. De budgetten bleven ook nog wat aan de lage kant om het geheel te stimuleren maar tal
van organisaties konden mee de stroom op! Ook kunstorganisaties schreven in hun
beleidsplannen een hoofdstuk over kunst of algemener over cultuureducatie.
Daarenboven
kwamen erfgoed, media en het sociaal-artistieke luik in the picture en werden
mee in de brede waaier van de cultuureducatie opgenomen.
Er
werd ruimte gemaakt in het kunstendecreet maar ook in regelingen van het
jeugdwerk, volwassenwerk, onderwijs en sociaal werk was er plaats. Van enige afstemming was geen sprake,
wel werden er vage decretale terreinafspraken gemaakt. Zo zouden
kunsteducatieve organisaties voor jeugd zich met de vrije tijd van jongeren
bezighouden, volwassenwerk zou zich inpassen in de permanente vorming en de
kunsteducatieve organisaties die werken onder het kunstendecreet zouden vooral
de kunsten ontsluiten voor het grote publiek. En voor de sociale sector en
onderwijs: ehhhhh... daar was iedereen toch ook actief bezig met programma's.
En moest het deeltijds kunstonderwijs daar geen opdracht in krijgen? Iedereen
deed wat hij dacht goed te vinden met een veelheid aan doelen en visies.
Het
eerste helikopteronderzoek door prof. Anne Bamford gaf enerzijds blijk van tal
van goede cultuureducatieve projecten maar anderzijds van een wirwar van
reglementen, budgetten en doelen. Zij vond er alvast haar weg niet in.
De leden van de sector zelf, ondertussen gedeeltelijk verenigd in de
Federatie van Organisaties voor Kunsteducatie (het FOK), probeerden elkaar te
vinden. Ondertussen was er ook Canon, de cultuurcel van het department
onderwijs, die een eigen stimulerend programma voor cultuureducatie in het
onderwijs opzette. Wat later kwam er een ambtenarenoverleg cultuureducatie
(ACCE) dat na het bewuste Bamfordrapport de samenwerking en afstemming wou
bewerkstelligen. Maar nog steeds blijft de afstemming zoek!
Bovendien
hadden sommige sectoren hun eigen overleg. Zo kwamen de kunsteducatieve
organisaties die binnen het jeugdwerk actief waren samen in de schoot van de
jeugdraad, overlegden de onderwijsgerelateerde organisaties op eigen houtje en
verenigde het deeltijds kunstonderwijs zich binnen eigen muren, na zich herpakt
te hebben in de nasleep van het Bamfordrapport (waar ze nogal gefrustreerd uitkwamen daar ze als een nogal stugge structuur werden voorgesteld in het rapport).
Maar
wat met de organisaties die onder het kunstendecreet werken? Hoe is het daar
mee gesteld?
Deze
organisaties namen hun opdracht zeer ernstig en met een enorme dynamiek werden
programma's gemaakt. Ze werkten samen met individuele kunstenaars en tal van
kunstorganisaties om aan hun plannen gestalte te geven. Door het beleid werden
ze als een nieuwe wind ervaren en woordelijk gewaardeerd maar bij de vorige
subsidieronde helaas niet financieel opgewaardeerd.
Het
blijven dus meestal kleine organisaties met beperkte mogelijkheden maar een
groot potentieel. Daar het kleine organisaties zijn dringt een verdere
profilering zich op. Met zijn allen kozen deze organisaties ervoor om zich als
kunsten organisaties te profileren die educatie centraal stellen.
De
samenwerking met de kunstensector en individuele kunstenaars is een feit waar
men niet meer buiten kan. De organisaties zijn actief voor alle leeftijdsgroepen
uit de bevolking, al kunnen ze individueel wel accenten leggen voor een
specifieke doelgroep. Ze werken
landelijk maar gaan regelmatig de landsgrenzen over voor gemeenschappelijke
projecten en uitwisselingen.
Is er dan nog een probleem?
Helaas
wel! Doordat er geen overlegstructuur bestaat (bestond) voor deze organisaties
dreigen ze verloren te gaan in het tumult en de veelheid der dingen. Jeugd
roept enkel voor zijn organisaties, het onderwijs en het
deeltijdskunstonderwijs hebben toegang tot hun overlegorganen, en zo verder.
Daardoor dreigt de groep die onder het kunstendecreet werkt wat vergeten te
raken. Onderwijs gaat als snel bij het jeugdwerk ten rade, wat niet verwondert
aangezien ze onder de bevoegdheden van een zelfde minister vallen. Zo ontstaat
de perceptie dat onderwijs de kunsteducatie alleen aanstuurt of moet aansturen.
Terwijl de kunsthuizen meer en meer vragende partij zijn om educatie mee in het
centrum van hun organisatie te plaatsen.
Kunsteducatie
moet ook af van het imago dat het enkel voor kinderen is bedoeld of dat het
gaat om leuke spelletjes bedenken bij tentoonstellingen en voorstellingen. Het
samengaan van de kunstontwikkeling met een educatieve ontwikkeling is hier de
kern van de zaak. Kunst word door de organisaties die binnen kader van het
kunstendecreet werken ook bekeken als een educatief gegeven! Kunst is en een
sociaal maatschappelijk gegeven en een educatief gegeven. Het is dan ook voor
deze profilering dat we vandaag willen pleiten maar die we tevens ter discussie
stellen. Het is samen met de kunstensector dat we graag de profilering verder
uitbouwen en onderbouwen. We hopen
eveneens dat het beleid ons werk waardeert zowel naar inhoud als naar de
broodnodige middelen om waar te maken wat er in diverse beleid's intenties staat.
Of anders gezegd, we zijn nodig en geen overbodige luxe. Zoals het bestaan van de kunsten is de educatie die ermee samengaat een noodzaak. Maar laat ons dan ook die educatie breed bekijken zoals kunst ons ook probeert te laten zien en proeven van een breder bestaan dan we ooit hadden vermoed! Het is niet de wind, de regen of de zon die mij beroeren het is het zelf waaien, stralen en het regenen dat ik wil!
december 2010 naar aanleiding van de studiedag
Kunst = educatie!?
in KMSK Antwerpen
(6 december)
Tijl Bossuyt
|