Nog geen jaar na zijn fel opgemerkte bundel Façades,
een thematisch recueil rond de internationale nomenclatuur in de theaterwereld, publiceerde de Hamse dichter
en theaterauteur Etienne Colman bij de Nederlands/Vlaamse uitgeverij C de Vries-Brouwers, alweer
een nieuwe dichtbundel Loopgraf, waarin hij
voor een andere empty space (Peter Brook) kiest, meer bepaald de
vlaktes rond de rivier de IJzer en de dodenakkers, vlaktes
en bommenkraters, die er als een aangrijpend toneeldecor van gemaakt werden tijdens de eerste -
grote en vuile - wereldoorlog 1914-1918. Slagvelden
die momenteel misschien wel
iets te overmatig herinnerd worden in talloze, elkaar overlappende culturele evenementen.
Colman schildert evenwel met beeldrijke
taal zijn eigen dichterlijke Guernica in een poëtische mengvorm van
kroniek en fantasierijke oorlogsverslaggeving (in all but name). Ergens baadt
zijn recentste oeuvre ook in de sfeer van het hedendaagse Franse stripverhaal in zwart/wit. Het morbide
van het gekozen onderwerp komt erg indringend en beklijvend uit het kleurenpalet, dat hooguit nog
(mensen)bloedrood als enige extra kleur zou dulden.
De dichter weet bijzonder goed sfeer te
scheppen en dwingt met zijn picturale kracht ook tot het loslaten van emoties
tussen tristesse en verzet. Soms weet hij zelfs
klank op te roepen. door zinnen abrupt af te breken als een leeg geschoten
mitrailleur. Vooral door het repetitieve karakter van het
meestal hernemen van de laatste zin of één of meerdere woorden eruit -van
het vorige gedicht in het onmiddellijk
daaropvolgende, wordt de lezer multi-sensitief gebaad in een wereld van repeteervuur
en afweergeschut. angst en schichtigheid komen
ongevraagd om het hoekje kijken. of zoals hij het in gedicht vier als laatste
regel zelf verwoordt:
Schuilen voor de angst van de
geschiedenis op hol.
Vijf begint dan met: Op hol met
duizenden verdoofd en ingegraven in een sloot in schroot.
En toch hanteert Colman een
eerder volkse, niet cerebrale, geconstrueerde taal. geen beeldspraak
haast, hij houdt het eerder evocatief. Hij beschrijft wat hij zou kunnen gezien
hebben, als hij met insectenogen over de slagvelden zou hebben
gevlogen en indrukken hebben opgeslagen.
Als je de bundel in zijn geheel overschouwt
krijg je ook nog de indruk van een ballade. geen minnelied weliswaar, maar dan een oorlogsballade. de ballade van dood en
vernieling
dus. Die van het zinloos uitroeien van het menselijk ras. De peisievelijke
poëet gaat evenwel niet op zoek naar de aanstokers en schuldigen op het
veld van oneer. Dat verhoogt die uitzichtloosheid nog meer.
Hier ligt het puin van levens. noteert Colman in gedicht 8
en veel
meer dan kaalte is er niet. in gedicht 43. Het laatste klinkt bijna als Shakespeares The rest is silence, de slotzin van Hamlet.
Het meest aparte poëem is ongetwijfeld
gedicht elf, waarin de poëtische woordjongleur plaatsnamen uit de IJzerstreek werkwoordloos aaneenrijgt als kwamen ze uit het repeteergeweer van een sluipschutter. Na afrateling laten ze
een schrale, blanke en alle hoop ontnomen vlakte
wezenloos achter. Wordt hier ooit nog een nieuwe wereld op gebouwd is de vraag?
De meest pregnante zin tenslotte uit Loopgraf
is ongetwijfeld de afsluiting van gedicht 10: Elke dode weer bevestigt het bedrog dat leven heet.
Nochtans is het niet de
fragmentatie, de Schrappnelscherven die overblijven na de lectuur van de
kersverse dichtbundel Loopgraf,
maar juist tegenovergesteld: de coherentie van het geheel aan woorden en beelden die kreten en waanbeelden evoceren. Geen
plaats voor versplintering. Je haalt het symbolische reminiscentie
vredessymbool van de Spaanse meester Picasso toch ook niet uit de Reina Sofia om
het - in nochtans elk op zich potentieel sterk overeind staande
grafische stukjes - uiteen te laten splitten.
Om maar te zeggen dat de
dichter Etienne Colman ons een Vlaamse literaire Guernica naliet.
fRè!ék NeIrYnCk
|