
Het jaarlijks TAZ#theaterfestival
(sinds 1995) in de Koningin van de Belgische badsteden, Oostende heeft
overduidelijk meer luxelast van zijn populariteit dan van zijn steeds beter
wordende artistieke evolutie. Reeds de dag voor de opening bleek al dat een
behoorlijk aantal van de meest begeerde voorstellingen ten dele waren
uitverkocht. Het verdubbelen van hun aantal en ergo ook het vinden van nóg méér
oorspronkelijk anders bedoelde locaties tot speelruimtes is (nu al 51 verspreid
over de stad) absoluut aan de orde. En dat kunnen ze in de Koninklijke
kuststad: turnzalen, spoorweggebouwen, visloodsen, gerechtszalen, het strand
worden er professioneel geëquipeerd tot functionele ruimtes.
De bewuste programmatie van een
hele rist premières verhoogt uiteraard de aantrekkingskracht van het enige
Vlaamse theaterfeest van die omvang. Heel wat programmatoren voor Culturele
Centra, receptieve theaters, andere festival(letjes) komen er hun staalkaart
samenstellen. Bovendien geeft TAZ# in samenwerking met de Auteursvereniging
SABAM niet onaardig veel creatiekansen aan jonge theatermakers (scholen en
nieuwe vaak project- - gezelschappen die van hun maidentrip gebruik maken om
de confrontaties aan te gaan met de vaste waarden in het theaterlandschap. En
wellicht worden de vele tientallen vrijwilligers op wie het festival logistiek draait
ook wel beloond met kaartjes voor
producties waar ze tijdens het seizoen misschien niet meteen toegangsgeld
zouden betalen in de goed uitgeruste De Grote Post, sinds 1 jaar hun stedelijk
Cultureel Centrum.
In 2014 kreeg een elf jaar
geleden eerdere TAZ#-prijswinnaar het Gentse gezelschap Ontroerend Goed, dat
inmiddels internationaal toert, een soort peter-/curatorschap en speelde zelf
enkele werkstukken. Zo ging Wijven er in première een feministisch
woord-/zangstuk over de clichés, vooroordelen en discriminatie tegenover het
vrouwelijk deel van de samenleving. In een sober decor en idem dito regie
verviel de voorstelling helaas zelf in een herhaling van wat er al tientallen
jaren lang over hetzelfde onderwerp op scène verteld of in een meer dramatische
vorm getoond werd.
Angelena van de ook al Gentse
Compagnie Cecilia scoorde bijzonder goed bij het per definitie dankbare
TAZ#-publiek en eigenlijk wel terecht. Het stuk van (en toch wel overtuigend
gespeeld door) Mieke Dobbels is in de hedendaagse maatschappij verworteld,
revolteert en ontroert
in de situatie van de titelrol: een adolescente of
jonge twintiger die al vier jaar in de gevangenis zit met de onzekerheid of ze
al dan niet naar een psychiatrische instelling zal worden geïnterneerd. Ze probeert
haar dagen leefbaar te houden met haar muziek en haar (soms wrange) humor
en
met het spelen van haar zoveelste proces wegens herval met een brandstichting,
waarbij ze het publiek in beperkte mate interactief betrekt.
Theater aan Zee biedt steeds weer
een breed spectrum aan theater-, woord- en muziekdisciplines al dan niet in
symbiose. In de kinder- (of beter familie-)voorstellingen heeft het
figurentheater steeds weer een prominente plaats. Het velt het laatste
decennium ontzettend om hoe vaak teksttheatergezelschappen ook figuren als
dramatis personae laten acteren naast spelers van vlees en bloed.
Duikvlucht van de alweer Gentse
Studio Orka was daar een goed voorbeeld van en werd één van de topproducties
van TAZ#. De voorstelling speelde in een half natuurlijk zanddecor met een
bunker, vuurtoren, barakken
als oorspronkelijke gegevens en daar bouwde ze een
uiterst intelligente, polyvalente en verrassende nieuwe scenografie in om het
verhaal te spelen van industrieel strandjutter Daniël die met zijn
braakbalmachine spullen uit zee en strand aantrekt en recycleert. Hij leeft
vrij desolaat met een paar Poolse muzikale gastarbeiders en krijgt wel
regelmatig bezoek van zijn vrienden de pakjesbezorger Nico (die nog voor het
begin van de voorstelling gecontroleerd roekeloos door het aanschuivende
publiek rijdt met zijn bestelwagen) en schaapherder/troepverzamelaar Maldus
(een schitterende Titus De Voogdt) die in een onvergetelijk beeld uit de duinen
afzakt. Katalysator in de heldere en tegelijk absurdistische voorstelling is
het aanspoelen van het vermiste meisje Vera Zij brengt onrust in de rust en
dat garandeert zeer sterk theater met een figurentheater invulling naar het
slot toe.
In een plastische Umwelt, maar
dan het Arte Povere segment ervan, bewoog zich Krocht, een
doorloopvoorstelling van de jonge (Gentse, sorry
) theatermakers Lobke Leirens,
Maxim Storme en enkele geestesgenoten. Ook het publiek bewoog want werd heftig
maar veilig rondgevoerd op kerkstoelen op wieltjes - door een persoonlijke coach
van beeld naar beeld. En die beeldvorming was nu eens statisch (uit natuurlijke materialen) dan
weer bewegend : één enkele worm op een explosieve drumton, een schotel
krullende teken, zichzelf uitputtende, getormenteerde acteurs die eerder voor
sfeerschepping dan wel verhaal zorgden. Artaud, Arrabal, Tadeusz Kantor
en
zelfs Peter Schuman en zijn Bread & Puppet Theatre waren nooit ver weg.
Maar het bleef eerder braaf en respectvol voor het kleinburgerlijke publiek
en
bovendien visueel schoon in zijn beoogde vuilheid en troep. Krocht eindigde
op een verassend en verlossend eindbeeld dat evenwel om articulatie van de
gestapelde vormen smeekte.
TAZ# heeft een overduidelijke
politiek ten opzichte van generatieverschuiving bij zijn publiek. Interessant,
vernieuwend of bevestigend, jeugdtheater moet de jongere leeftijdsgroepen
aangeboden worden om ze naar het theater als kunstvorm te leiden. Ook in deze
editie was er een representatief aanbod. Spijtig wel, dat de optie wegviel om
gratis familievoorstellingen te plaatsen in het Leopoldpark. De brede tribune
daarvoor was de voorbije jaren nochtans eivol ingenomen en de laagdrempeligheid
van dat aanbod bijzonder gewaardeerd en wellicht zeer efficiënt als
doorstroming.
Het Oostendse Theaterfestival
blijft een must, zo bewees editie 2014 alweer. Zijn katalysatorfunctie in (het)
volgende Nederlandstalige theaterseizoen(en) is wellicht niet meteen meetbaar
maar zeker niet te onderschatten.
(Freek Neirynck)
|