Inhoud blog
  • Overlijden Robert De Telder
  • Corona
  • Chronologische schema's - afbeeldingen - vanaf de Grote Vloed tot de Spraakverwarring
  • Joeja
  • De eerste drieduizend jaar, hoofdstuk 1
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    KRONOS
    chronologie - archeologie - oudheid
    08-11-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Maar in het eerste jaar van Kores, koning van Perzië…

    2 Kronieken 36:11 Een en twintig jaren was Zedekia oud, als hij koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem. 12 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns Gods; hij verootmoedigde zich niet voor het aangezicht van den profeet Jeremia, sprekende uit den mond des HEEREN. 13 Daartoe werd hij ook afvallig tegen den koning Nebukadnezar, die hem beëdigd had bij God; en verhardde zijn nek, en verstokte zijn hart, dat hij zich niet bekeerde tot den HEERE, den God Israëls. 14 Ook maakten alle oversten der priesteren, en het volk, der overtredingen zeer veel, naar alle gruwelen der heidenen; en zij verontreinigden het huis des HEEREN, dat Hij geheiligd had te Jeruzalem. 15 En de HEERE, de God hunner vaderen, zond tot hen, door de hand Zijner boden, vroeg op zijnde, om die te zenden; want Hij verschoonde Zijn volk en Zijn woning. 16 Maar zij spotten met de boden Gods, en verachtten Zijn woorden; zij verleidden zichzelven tegen Zijn profeten; totdat de grimmigheid des HEEREN tegen Zijn volk opging, dat er geen helen aan was. 17 Want Hij deed tegen hen opkomen den koning der Chaldeeën, die hun jongelingen met het zwaard in het huis huns heiligdoms doodde, en hij verschoonde de jongelingen niet, noch de maagden, de ouden noch de stokouden; Hij gaf hen allen in zijn hand. 18 En alle vaten van het huis Gods, de grote en de kleine, en de schatten van het huis des HEEREN, en de schatten des konings en zijner vorsten, dit alles voerde hij naar Babel. 19 En zij verbrandden het huis Gods, en zij braken den muur van Jeruzalem af, en al de paleizen daarvan verbrandden zij met vuur, verdervende ook alle kostelijke vaten derzelve. 20 En wie overgebleven was van het zwaard, voerde hij weg naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot knechten, tot het regeren des koninkrijks van Perzië; 21 Opdat het woord des HEEREN vervuld wierd, door den mond van Jeremia, totdat het land aan zijn sabbatten een welgevallen had; het rustte al de dagen der verwoesting, totdat de zeventig jaren vervuld waren.

     

     

    22 Maar in het eerste jaar van Kores, koning van Perzië, opdat volbracht wierd het woord des HEEREN, door den mond van Jeremia, verwekte de HEERE den geest van Kores, koning van Perzië, dat hij een stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift, zeggende:

    23 Zo zegt Kores, koning van Perzië: De HEERE, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een huis te bouwen te Jeruzalem, hetwelk in Juda is; wie is onder ulieden van al Zijn volk? De HEERE, zijn God, zij met hem, en hij trekke op. (Statenvertaling)

     

    Met dit artikel wil ik het eerste jaar van Kores op de tijdsbalk invullen. In het artikel van 31.10.2016 behandelden we het jaartal 586 v. Chr. als het jaartal van de vernietiging van de Tempel. Een vernietiging die we ook in het Bijbelcitaat hierboven van 2 Kronieken 36:19 kunnen lezen. In de vorige aflevering toonden we aan hoe de vernietiging van de Tempel door de hand van de Chaldeeën of Babyloniërs op de tijdsbalk via meerdere navigatiepunten verankerd is. De Bijbelse chronologie verankerd in de historische sabbat- en jubeljaren navigeerden ons op de tijdsbalk naar het jaar 586 v. Chr. en bevestigde de Ptolemeüs-canon als correct zijnde.

     

     

    Het eerste jaar van Kores zondermeer op de tijdsbalk invullen is geen eenvoudige opdracht. De figuur Kores, Kuros of Cyrus de Grote is nochtans vanuit de wereldgeschiedenis goed bekend en gedocumenteerd. De oudheid-historicus Herodotos bijvoorbeeld geeft heel wat informatie over zijn leven zoals afstamming, carrière en dood. Zijn eerste jaar als koning van de Perzen is dan 559 v. Chr. Maar in dat jaar was Babylon nog niet door de Meden en Perzen veroverd en waren de Joden nog in hun zeventigjarige Babylonische ballingschap. Het jaar 559 v. Chr. is aldus uitgesloten indien we bij het geciteerde Bijbelgedeelte van 2 Kronieken 36:21 blijven. De sleutel tot het berekenen van het Bijbelse eerste jaar van Kores is het verankeren op de tijdsbalk van het begin en het einde van de zeventig jaar ballingschap zoals door de profeet Jeremia voorspelt. Er zijn in totaal drie wegvoeringen in Babylonische ballingschap geweest. De eerste geschiedde in het vierde regeringsjaar van koning Jojakim van Juda , de zoon van Josia, in 605 v. Chr.

    Jeremia 25:1 Het woord, dat tot Jeremia geschied is over het ganse volk van Juda, in het vierde jaar van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda (dit was het eerste jaar van Nebukadnezar, koning van Babel); 2 Hetwelk de profeet Jeremia gesproken heeft tot het ganse volk van Juda, en tot al de inwoners van Jeruzalem, zeggende: 3 Van het dertiende jaar van Josia, den zoon van Amon, den koning van Juda, tot op dezen dag toe (dit is het drie en twintigste jaar) is het woord des HEEREN tot mij geschied; en ik heb tot ulieden gesproken, vroeg op zijnde en sprekende, maar gij hebt niet gehoord.

     

    De tweede wegvoering geschiedde op het einde van de drie maanden regeerperiode van koning Jojachin in 597 v. Chr. zijnde het achtste regeringsjaar van Nebukadnezar (zie het artikel van 31.10.2016 op dit blog). De derde en laatste wegvoering geschiedde in 586 v. Chr. wanneer ook de Tempel te Jeruzalem vernietigd werd.

    Wanneer we alle chronologische informatie aangaande Nebukadnezar op de tijdsbalk aanbrengen blijkt diens eerste regeringsjaar 605 v. Chr. geweest te zijn. Dit jaartal zit bovendien op de tijdsbalk verankerd via twee genoteerde zonsverduisteringen. De eerste zonsverduistering vond plaats op 22 april 621 v. Chr. in het vijfde jaar van Nabopolassar, de vader van Nebukadnezar. Zijn sterfjaar is aldus 605 v. Chr. De tweede zonsverduistering is die van 4 juli 568 v. Chr., in het zevenendertigste regeringsjaar van Nebukadnezar. Opnieuw wordt het jaar 605 v. Chr. bevestigd als ankerpunt en navigatiepunt op de tijdsbalk. Dezelfde Babylonische kleitabletten die in het British Museum bewaard worden leren ook dat Nabopolassar, de vader van Nebukadnezar, eenentwintig jaar op de troon zat en stierf op de achtste dag van de maand Ab (augustus), en dat Nebukadnezar daarop naar Babylon terugkeerde, en op de eerste dag van de maand Eloel (september), de troon van Babylon besteeg.

    Jeremia 25:11 En dit ganse land zal worden tot een woestheid, tot een ontzetting; en deze volken zullen den koning van Babel dienen zeventig jaren. 12 Maar het zal geschieden, als de zeventig jaren vervuld zijn, dan zal Ik over den koning van Babel, en over dat volk, spreekt de HEERE, hun ongerechtigheid bezoeken, mitsgaders over het land der Chaldeeën, en zal dat stellen tot eeuwige verwoestingen. 13 En Ik zal over dat land brengen al Mijn woorden, die Ik daarover gesproken heb; al wat in dit boek geschreven is, wat Jeremia geprofeteerd heeft over al deze volken. (Statenvertaling)

     

    De periode van de zeventigjarige ballingschap zoals door de profeet Jeremia voorzegd vangt aldus aan in het jaar 605 v. Chr. om te eindigen in 535 v. Chr.

    Volgens Flavius Josephus is het eerste jaar van Kores gelijk aan het zeventigste Babylonische ballingsjaar:

    Flavius Josephus, Antiquities, Book XI, i.

    1. IN the first year of the reign of Cyrus which was the seventieth from the day that our people were removed out of their own land into Babylon, God commiserated the captivity and calamity of these poor people, according as he had foretold to them by Jeremiah the prophet, before the destruction of the city, that after they had served Nebuchadnezzar and his posterity, and after they had undergone that servitude seventy years, he would restore them again to the land of their fathers, and they should build their temple, and enjoy their ancient prosperity. And these things God did afford them; for he stirred up the mind of Cyrus, and made him write this throughout all Asia: "Thus saith Cyrus the king: Since God Almighty hath appointed me to be king of the habitable earth, I believe that he is that God which the nation of the Israelites worship; for indeed he foretold my name by the prophets, and that I should build him a house at Jerusalem, in the country of Judea."

     

    Het eerste jaar van Kores is aldus op de tijdsbalk te plaatsen in 535 v. Chr. De val van Babylon was dan al sinds oktober 539 v. Chr. vier jaar geschiedenis. Dit sluit nochtans aan bij het Bijbelboek Daniël waar de profeet Daniël bij de verovering van Babylon door de Meden en de Perzen, in het eerste jaar van Darius de Mediër, het Bijbelboek Jeremia bestudeert naar de geprofeteerde duur van de ballingschap.

    Daniël 9:1 In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit het geslacht der Meden, die koning geworden was over het koninkrijk der Chaldeeën – 2 in het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniël, in de boeken op het getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen was, dat Hij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen.

    (NBG Vertaling 1951)

     

    Duidelijk had de Mediër Darius, de zoon van Ahasveros, het koningschap vanaf de verovering van Babylon in 539 v. Chr. tot 535 v. Chr. waarna Kores de leiding overnam. In het eerste jaar van Darius de Mediër zijnde oktober539/september538 v. Chr. onderzocht Daniël nogmaals de profetie van Jeremia wetende dat er intussen zevenenzestig jaar verlopen waren sinds zijn wegvoering als knaap in 605 v. Chr. Het einde van de zeventigjarige ballingschap was nabij gekomen.

    Darius de Mediër als koning over Babylon tussen 539 v. Chr. en 535 v. Chr. kennen we alleen vanuit de Bijbel en van uit de geschriften van Flavius Josephus. Andere historische bronnen zwijgen over hem. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 385-393, ga ik uitvoerig op Darius de Mediër in. Zo ook over de zeventig jaarweken van de profeet Daniël en het jaar van hun aanvang. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 395-399.

    Dat er tot op heden geen andere bronnen over Darius de Mediër beschikbaar zijn neemt de historiciteit van Darius de Mediër niet weg. Integendeel, de Bijbel is een historisch Boek. Uiteraard draait het Boek vanaf Genesis tot Openbaring, om de boodschap van de komst van de Verlosser Jezus Christus die op Zijn tijd alles herstellen zal, maar dit alles wordt vanaf Genesis in een verifieerbaar historisch kader gebracht, met in het Bijbelboek Openbaring toekomstige vooraf geschreven geschiedenis, die ook chronologisch gebracht wordt. De Bijbel alleen maar een godsdienstig boek noemen (zonder historische waarde) doet onrecht aan het Boek en de Auteur die de schrijvers geïnspireerd heeft.

    Volgens Flavius Josephus was Darius de Mediër een bloedverwant van Cyrus of Kores en hebben zij samen Babylon ten val gebracht:

    Flavius Josephus, Antiquities, Book X, xi.

    4. When Daniel had told the king that the writing upon the wall signified these events, Baltasar was in great sorrow and affliction, as was to be expected, when the interpretation was so heavy upon him. However, he did not refuse what he had promised Daniel, although he were become a foreteller of misfortunes to him, but bestowed it all upon him; as reasoning thus, that what he was to reward was peculiar to himself, and to fate, and did not belong to the prophet, but that it was the part of a good and a just man to give what he had promised, although the events were of a melancholy nature. Accordingly, the king determined so to do. Now, after a little while, both himself and the city were taken by Cyrus, the king of Persia, who fought against him; for it was Baltasar, under whom Babylon was taken, when he had reigned seventeen years. And this is the end of the posterity of king Nebuchadnezzar, as history informs us; but when Babylon was taken by Darius, and when he, with his kinsman Cyrus, had put an end to the dominion of the Babylonians, he was sixty-two years old. He was the son of Astyages, and had another name among the Greeks. Moreover, he took Daniel the prophet, and carried him with him into Media, and honored him very greatly, and kept him with him; for he was one of the three presidents whom he set over his three hundred and sixty provinces, for into so many did Darius part them.

     

    De Pers Kores was 140 jaar eerder door de profeet Jesaja bij naam voorspeld geworden en als degene die de Israëlieten zou doen terugkeren naar hun thuisland.

    Jesaja 45:1 Alzo zegt de HEERE tot Zijn gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik vat, om de volken voor zijn aangezicht neder te werpen; en Ik zal de lendenen der koningen ontbinden, om voor zijn aangezicht de deuren te openen, en de poorten zullen niet gesloten worden: 2 Ik zal voor uw aangezicht gaan, en Ik zal de kromme wegen recht maken; de koperen deuren zal Ik verbreken, en de ijzeren grendelen zal Ik in stukken slaan. 3 En Ik zal u geven de schatten, die in de duisternissen zijn, en de verborgene rijkdommen; opdat gij moogt weten, dat Ik de HEERE ben, Die u bij uw naam roept, de God van Israël; 4 Om Jakobs, Mijns knechts wil, en Israëls, Mijns uitverkorenen; ja, Ik riep u bij uw naam, Ik noemde u toe, hoewel gij Mij niet kendet. 5 Ik ben de HEERE, en niemand meer, buiten Mij is er geen God; Ik zal u gorden, hoewel gij Mij niet kent. 6 Opdat men wete, van den opgang der zon en van den ondergang, dat er buiten Mij niets is, Ik ben de HEERE, en niemand meer. 7 Ik formeer het licht, en schep de duisternis; Ik maak den vrede en schep het kwaad, Ik, de HEERE, doe al deze dingen. 8 Drupt, gij hemelen! van boven af, en dat de wolken vloeien van gerechtigheid; en de aarde opene zich, en dat allerlei heil uitwasse, en gerechtigheid te zamen uitspruiten; Ik, de HEERE, heb ze geschapen. 9 Wee dien, die met zijn Formeerder twist, gelijk een potscherf met aarden potscherven! Zal ook het leem tot zijn formeerder zeggen: Wat maakt gij? of zal uw werk zeggen: Hij heeft geen handen? 10 Wee dien, die tot den vader zegt: Wat genereert gij? en tot de vrouw: Wat baart gij? 11 Alzo zegt de HEERE, de Heilige Israëls, en deszelfs Formeerder: Zij hebben Mij van toekomende dingen gevraagd; van Mijn kinderen, zoudt gij Mij van het werk Mijner handen bevel geven? 12 Ik heb de aarde gemaakt, en Ik heb den mens daarop geschapen; Ik ben het! Mijn handen hebben de hemelen uitgebreid, en Ik heb al hun heir bevel gegeven. 13 Ik heb hem verwekt in gerechtigheid, en al zijn wegen zal Ik recht maken; hij zal Mijn stad bouwen, en hij zal Mijn gevangenen loslaten, niet voor prijs, noch voor geschenk, zegt de HEERE der heirscharen. En zo verder tot en met vers 25…. (Statenvertaling)

     

    Dat de profeet Jesaja deze profetie had uitgesproken en neergeschreven in 726 v. Chr., honderdveertig jaar voor de feiten, weten we van Flavius Josephus.

    Flavius Josephus, Antiquities, Book XI, i.

    2. This was known to Cyrus by his reading the book which Isaiah left behind him of his prophecies; for this prophet said that God had spoken thus to him in a secret vision: "My will is, that Cyrus, whom I have appointed to be king over many and great nations, send back my people to their own land, and build my temple." This was foretold by Isaiah one hundred and forty years before the temple was demolished. Accordingly, when Cyrus read this, and admired the Divine power, an earnest desire and ambition seized upon him to fulfill what was so written; so he called for the most eminent Jews that were in Babylon, and said to them, that he gave them leave to go back to their own country, and to rebuild their city Jerusalem, and the temple of God, for that he would be their assistant, and that he would write to the rulers and governors that were in the neighborhood of their country of Judea, that they should contribute to them gold and silver for the building of the temple, and besides that, beasts for their sacrifices. (naar het Engels vertaald door William Whiston, zie link: http://sacred-texts.com/jud/josephus/ant-10.htm)

     

    Het jaar 726 v. Chr. zag in het tienstammenrijk koning Hosea in het twaalfde regeringsjaar van Achaz van Juda, zich losmaken van het Assyrische juk,. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 289-295.

     

     

    Verder merk ik op dat er voor Flavius Josephus in de eerste eeuw van de christelijke tijdrekening, maar één profeet Jesaja geweest was die 66 hoofdstukken van zijn gelijknamige Boek heeft doorgegeven.

    Josephus schrijft dat men Kores de profetie van de profeet Jesaja heeft laten lezen en deze zo onder de indruk van de profetie was dat hij de Joden beval voor de HEERE God van Israël een Huis te Jeruzalem te bouwen, en aldus de profetie van Jesaja van honderdveertig jaar eerder, te vervullen.

    Het eerste jaar van Kores is hiermee op de tijdsbalk verankerd met het jaar april535/maart534 v. Chr.

    2 Kronieken 36:22 Maar in het eerste jaar van Kores, koning van Perzië, opdat volbracht wierd het woord des HEEREN, door den mond van Jeremia, verwekte de HEERE den geest van Kores, koning van Perzië, dat hij een stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift, zeggende:

    23 Zo zegt Kores, koning van Perzië: De HEERE, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een huis te bouwen te Jeruzalem, hetwelk in Juda is; wie is onder ulieden van al Zijn volk? De HEERE, zijn God, zij met hem, en hij trekke op. (Statenvertaling)

     

    De herbouw van de Tempel te Jeruzalem zou met onderbrekingen pas in het zesde regeringsjaar van Darius I, de zoon van Hystaspes, op de derde dag van de maand Adar (februari/maart) afgewerkt zijn.

    Ezra 6:15 En dit huis werd volbracht op den derden dag der maand Adar; datzelve was het zesde jaar van het koninkrijk van den koning Darius.(Statenvertaling)

     

     

    Het zesde regeringsjaar van Darius I was een sabbatjaar en is aldus een navigatiepunt op onze reis door de tijd. William Whiston verwees naar dit sabbatjaar in zijn ‘dissertation V’ als een van de tien historische links die zijn ketting in de tijd terug, van sabbat- en jubeljaren bevestigd.

    Haggai 1:1 In het tweede jaar van den koning Darius, in de zesde (augustus/september) maand, op den eersten dag der maand, geschiedde het woord des HEEREN, door den dienst van Haggai, den profeet, tot Zerubbabel, den zoon van Sealthiël, den vorst van Juda, en tot Josua, den zoon van Jozadak, den hogepriester, zeggende: 2 Alzo spreekt de HEERE der heirscharen zeggende: Dit volk zegt: De tijd is niet gekomen, de tijd, dat des HEEREN huis gebouwd worde. … (Statenvertaling)

     

    De profeet Haggai begon zijn bediening in het tweede regeringsjaar van Darius de Grote, een jaar dat niet toevallig een sabbatjaar was. Het werk aan de nieuwe Tempel te Jeruzalem had al geruime tijd stil gelegen. In die tijd was ook de beloofde zegen over het jubeljaar uitgebleven. Het tweede hoofdstuk van Haggai maakt dit duidelijk in de verzen 15 tot 19.

    Haggai 2:15 Toen antwoordde Haggai, en zeide: Alzo is dit volk, en alzo is deze natie voor Mijn aangezicht, spreekt de HEERE, en alzo is al het werk hunner handen; en wat zij daar offeren, dat is onrein. 16 En nu, stelt er toch ulieder hart op, van dezen dag af en opwaarts, eer er steen op steen gelegd werd aan den tempel des HEEREN; 17 Eer die dingen geschiedden, kwam iemand tot den koren hoop van twintig maten, zo waren er maar tien; komende tot den wijnbak, om vijftig maten van de pers te scheppen, zo waren er maar twintig. 18 Ik sloeg ulieden met brandkoren, met honigdauw en met hagel, al het werk uwer handen; en gij keerdet u niet tot Mij, spreekt de HEERE. 19 Stelt er toch uw hart op, van dezen dag af en opwaarts; van den vier en twintigsten dag der negende maand (november/december) af, van den dag af, als het fondament aan den tempel des HEEREN is gelegd geworden, stelt er uw hart op.

     

    Maar dan lezen we in vers 19 dat van die dag af en opwaarts er zegen over het sabbatjaar zou zijn. De HEERE God had namelijk in zijn woord de belofte gegeven dat het zesde jaar in de sabbatjaarcyclus een dubbele zegening over het land zou geven zodat het sabbatjaar waarin niet gezaaid mocht worden, overbrugd kon worden.

    Het herkennen van het sabbatjaar van april520/maart519 v. Chr. bevestigd de verankering van het tweede regeringsjaar van Darius I. De Ptolemeüs-canon met haar Perzische periode van koningen die over Babylon heersten wordt hier ook opnieuw bevestigd historisch correct te zijn. Hierna de regeringsjaren van de Perzische heersers volgens de canon:

    Kyros                                                        05.01.538–02.01.529

    Kambysos                                                 03.01.529-31.12.522

    Dareios I                                                01.01.521-22.12.486 v. Chr.

     

    Naar het einde toe van de regeerperiode van Kambyses was er een periode van anarchie in het Perzische Rijk waarbij een zekere ‘Smerdis de Magiër’ zich uitgaf als de vermeende zoon van Cyrus. De oudheid-historicus Herodotos brengt deze geschiedenis in detail. Zie link: http://www.sacred-texts.com/cla/hh/hh3060.htm

     

    Aan de hand van het sabbatjaar kunnen we met zekerheid het tweede jaar van Darius als ankerjaar op de tijdsbalk aanbrengen en de overige regeringsjaren invullen.

    In het zesde regeringsjaar van Darius was de nieuwe Tempel te Jeruzalem gebouwd (Ezra 6:1-22).

    Ezra 6:15 En dit huis werd volbracht op den derden dag der maand Adar; datzelve was het zesde jaar van het koninkrijk van den koning Darius.

     

    Het zesde regeringsjaar van Darius I is maart516/april515 v. Chr. De maand Adar staat voor februari/maart van de westerse maandtelling. Dit betekent dat de Tempel klaar was in februari van het jaar 515 v. Chr. of zeventig jaar en zeven maanden na de vernietiging van de Tempel van Salomo in de vijfde maand Ab van 586 v. Chr.

     

    Sinds het edict van Kores in 535 v. Chr. waren er twintig jaar verlopen. Dit betekende ook een eerste uitstel van twintig jaar wat de vervulling betreft van de aanvang van de belofte van de tijdschijf van zeventig jaarweken of 490 jaar die er zit tussen het herstel van Jeruzalem en de beloofde komst van de Messias. Met een volgende aflevering gaan we hier dieper op in.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties van Robert De Telder

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    08-11-2016 om 10:36 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het jaartal van de vernietiging van de Tempel van Salomo door de Babyloniërs.

    Het Bijbelboek 2 Koningen sluit af met hoofdstuk 25 en de geschiedenis van de val van Jeruzalem gevolgd door de vernietiging van de eerste Tempel door de hand van de Babyloniërs. Het doel van het artikel is het jaartal van deze gebeurtenis op de tijdsbalk van de westerse jaartelling te verankeren. Wanneer men onderzoek naar dit jaartal voert komen twee gehanteerde jaartallen naar voren: 587 of 586 v. Chr. Over de (Joodse) maand en de dag wordt niet van mening verschild, tenzij dan over kleine details die ook in dit artikel aan bod zullen komen.

     

     

    Hierna eerst het betreffende Bijbelgedeelte:

    2 Koningen 25:1 En het geschiedde in het negende jaar zijner regering, in de tiende maand, op den tienden der maand, dat Nebukadnezar, de koning van Babel, kwam tegen Jeruzalem, hij en zijn ganse heir, en legerde zich tegen haar; en zij bouwden tegen haar sterkten rondom. 2 Zo kwam de stad in belegering, tot in het elfde jaar van den koning Zedekia. 3 Op den negenden der vierde maand, als de honger in de stad sterk werd, en het volk des lands geen brood had, 4 Toen werd de stad doorgebroken, en al de krijgslieden vloden des nachts door den weg der poort, tussen de twee muren, die aan des konings hof waren (de Chaldeeën nu waren tegen de stad rondom), en de koning trok door den weg des vlakken velds. 5 Doch het heir der Chaldeeën jaagde den koning na, en zij achterhaalden hem in de vlakke velden van Jericho, en al zijn heir werd van bij hem verstrooid. 6 Zij dan grepen den koning, en voerden hem opwaarts tot den koning van Babel, naar Ribla; en zij spraken een oordeel tegen hem.

     

     

    7 En zij slachtten de zonen van Zedekia voor zijn ogen, en men verblindde Zedekia 's ogen, en zij bonden hem met twee koperen ketenen, en voerden hem naar Babel. 8 Daarna in de vijfde maand, op den zevenden der maand (dit was het negentiende jaar van Nebukadnezar, den koning van Babel) kwam Nebuzaradan, de overste der trawanten, de knecht des konings van Babel, te Jeruzalem.

     

     

    9 En hij verbrandde het huis des HEEREN, en het huis des konings, mitsgaders alle huizen van Jeruzalem; en alle huizen der groten verbrandde hij met vuur. 10 En het ganse heir de Chaldeeën, dat met den overste der trawanten was, brak de muren van Jeruzalem rondom af. 11 Het overige nu des volks, die in de stad overgelaten waren, en de afvalligen, die tot den koning van Babel gevallen waren, en het overige der menigte, voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk weg. 12 Maar van de armsten des lands liet de overste der trawanten enigen overig tot wijngaardeniers en tot akkerlieden. 13 Verder braken de Chaldeeën de koperen pilaren, die in het huis des HEEREN waren, en de stellingen, en de koperen zee, die in het huis des HEEREN was; en zij voerden het koper daarvan naar Babel. 14 Zij namen ook de potten, en de schoffelen, en de gaffelen, en de rookschalen, en al de koperen vaten, daar men den dienst mede deed. 15 En de overste der trawanten nam weg de wierookvaten en de sprengbekkens, wat geheel goud en wat geheel zilver was. 16 De twee pilaren, de ene zee, en de stellingen, die Salomo voor het huis des HEEREN gemaakt had; het koper van al deze vaten was zonder gewicht. 17 De hoogte van een pilaar was achttien ellen, en het kapiteel daarop was koper; en de hoogte des kapiteels was drie ellen; en het net, en de granaatappelen op het kapiteel rondom, waren alle van koper; en dezen gelijk had de andere pilaar, met het net. 18 Ook nam de overste der trawanten Seraja, den hoofdpriester, en Zefanja, den tweeden priester, en de drie dorpelbewaarders. 19 En uit de stad nam hij een hoveling, die over de krijgslieden gesteld was, en vijf mannen uit degenen, die des konings aangezicht zagen, die in de stad gevonden werden, mitsgaders den oversten schrijver des heirs, die het volk des lands ten oorlog opschreef, en zestig mannen van het volk des lands, die in de stad gevonden werden. 20 Als Nebuzaradan, de overste der trawanten, dezen genomen had, zo bracht hij hen tot den koning van Babel, naar Ribla. 21 En de koning van Babel sloeg hen, en doodde hen te Ribla, in het land van Hamath. Alzo werd Juda uit zijn land gevankelijk weggevoerd. 22 Maar aangaande het volk, dat in het land van Juda overgebleven was, dat Nebukadnezar, de koning van Babel, had laten overblijven, daarover stelde hij Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan. 23 Toen nu al de oversten der heiren, zij en hun mannen, hoorden, dat de koning van Babel Gedalia tot overste gesteld had, kwamen zij tot Gedalia naar Mizpa; namelijk, Ismaël, de zoon van Nethanja, en Johanan, de zoon van Kareah, en Seraja, de zoon van Tanhumeth, de Netofathiet, en Jaazanja, de zoon van den Maachathiet, zij en hun mannen. 24 En Gedalia zwoer hun en hun mannen, en zeide tot hen: Vreest niet van te zijn knechten der Chaldeeën, blijft in het land, en dient den koning van Babel, zo zal het u wel gaan. 25 Maar het geschiedde in de zevende maand, dat Ismaël, de zoon van Nethanja, den zoon van Elisama, van koninklijk zaad, kwam, en tien mannen met hem; en zij sloegen Gedalia, dat hij stierf; mitsgaders de Joden en de Chaldeeën, die met hem te Mizpa waren. 26 Toen maakte zich al het volk op, van de minste tot den meeste, en de oversten der heiren, en kwamen in Egypte; want zij vreesden voor de Chaldeeën. 27 Het geschiedde daarna in het zeven en dertigste jaar der wegvoering van Jojachin, den koning van Juda, in de twaalfde maand, op den zeven en twintigsten der maand, dat Evilmerodach, de koning van Babel, in het jaar, als hij koning werd, het hoofd van Jojachin, den koning van Juda, uit het gevangenhuis, verhief. 28 En hij sprak vriendelijk met hem, en stelde zijn stoel boven den stoel der koningen, die bij hem te Babel waren. 29 En hij veranderde de klederen zijner gevangenis, en hij at geduriglijk brood voor zijn aangezicht, al de dagen zijns levens. 30 En aangaande zijn tering, een gedurige tering werd hem van den koning gegeven, elk dagelijks bestemde deel op zijn dag, al de dagen zijns levens. (Statenvertaling)

     

    De vermelde vijfde maand is uiteraard de vijfde maand van de Joodse maandtelling Ab die op juli/augustus van de westerse kalender aansluit. Op de zevende dag van de maand Ab werd het Huis des HEEREN door de Babyloniërs verbrand. De profeet Jeremia in 52:4 heeft hier afwijkend de tiende dag staan in plaats van de zevende dag zoals de kroniekschrijver van 2 Koningen het neerpende. Eén van mijn Bijbelleraars Dr. E. W. Büllinger merkt in zijn commentaar op dat het vuur op de zevende dag werd aangestoken en de tiende dag de vernietiging van de Tempel betekende.

    De profeet Jeremia heeft nog een schijnbare afwijking in de geschiedenis die we nu behandelen.

    Jeremia 52:28 Dit is het volk, dat Nebukadrezar gevankelijk heeft weggevoerd; in het zevende jaar, drie duizend drie en twintig Joden; 29 In het achttiende jaar van Nebukadrezar, voerde hij gevankelijk weg achthonderd twee en dertig zielen uit Jeruzalem; 30 In het drie en twintigste jaar van Nebukadrezar voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk weg van de Joden zevenhonderd vijf en veertig zielen. Alle zielen zijn vier duizend en zeshonderd…. (Statenvertaling)

     

    Jeremia verwijst naar het achttiende jaar van Nebukadnezar in plaats van naar het negentiende jaar zoals de kroniekschrijver van 2 Koningen het doorgaf. De Seder Olam merkt hier echter logisch op dat het achttiende jaar van Nebukadnezar teruggaat tot zijn onderwerping van de koning van Juda Jojachin. De Seder Olam geeft verder nog commentaar betreffende het eerder vermelde verschil tussen de zevende en de tiende dag. Op de zevende, achtste en negende dag werd de tempel door de Babyloniërs geplunderd. Op de avond van de negende dag werd de Tempel in brand gestoken. Het Jodendom herdenkt tot op vandaag ieder jaar opnieuw de vernietiging van de tempel op de negende dag van de maand Ab. Volgend jaar in 2017 zal dit herdacht worden met zonsondergang 31 juli en in 2018, het jaar van hun zeventigjarig jubileum als staat sinds 1948, valt deze dag op 21 juli.

     

     

    Op de bijgevoegde tijdsbalk heb ik het negentiende regeringsjaar van Nebukadnezar van het voorjaar van 586 v. Chr. tot het voorjaar van 585 v. Chr. aangebracht. Tot aan de verwijdering van de tien stammen uit Israël door de Assyriërs, verwijzen de regeertijden van de koningen van Juda en Israël altijd naar elkaar. Daarna merken we dat de regeerperiode van de laatste koningen van Juda aan de regeerperiode van Nebukadnezar en zijn opvolger gelinkt worden. Dit betekent dat de Bijbelse Kroniekschrijver de jaartallen van de Babylonische en ook later de Perzische heersers als betrouwbaar achtte. Dit is een belangrijke observatie wanneer we bedenken dat geen enkele koning van Israël of Juda ooit met een jaartal van een Assyrische koning werd verbonden. De Assyrische koningslijst en haar verankering op de tijdsbalk is bij nader onderzoek dan ook als één grote puinhoop te beschrijven, co-regentschappen en het deleten van ongewenste koningsnamen was schering en inslag. Nochtans worden meestal sinds Thiele de koningen van Israël en Juda met de Assyrische koningslijst op de tijdsbalk verankerd.

    De regeerperioden van de Babylonische en Perzische koningen zijn bewaard gebleven in de Ptolemeüs-canon. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, heb ik een appendix aan de Ptolemeüs-canon geweid en deze als betrouwbaar bevonden. Samen met de chronologische ketting van sabbat- en jubeljaren en de zeventig jaarweken van de profeet Daniël past de Ptolemeüs-canon in de overbrugging van het Oude naar het Nieuwe Testament.

    In mijn studie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 312-320, geef ik verder meerdere ankerpunten op waarmee de regeerperiode van de Babylonische koning Nebukadnezar en zijn opvolger Ewil Merodach of Amel-Marduk op de tijdsbalk verankerd zijn, en de link naar de Judese jaartelling.

    Hierna vooreerst de jaartallen van de koningen Babylon volgens de Ptolemeüs-canon vanaf Nabonassar:       Voor Christus:

    Babylonische koningen:                          27.02.747–04.01.538

    Nabonassar (Nabonassáros):                  27.02.747–22.02.733

    Nabu-nadin-zeri (Nadíos):                      23.02.733–21.02.731

    Nabu-mukin-zeri en Pulu                       22.02.731–20.02.726

    Ululai (Iloulaíos):                                    21.02.726–19.02.721

    Marduk-apla-iddina II                             20.02.721–16.02.709

    Sargon II (?) (Arkeanós)                         17.02.709–14.02.704

    geen koningen                                          15.02.704-14.02.702

    Bel-ibni (Bilíbos):                                    15.02.702–13.02.699

    Ashur-nadin-shumi                                 14.02.699–12.02.693

    Nergal-ushezib (Rhegebélos):                13.02.693-11.02.692

    Mushezib-Marduk                                   12.02.692–10.02.688

    geen koningen                                          11.02.688-08.02.680

    Esarhaddon (Asaradínos):                       08.02.680–05.02.667

    Shamash-shum-ukin                               06.06.667–31.01.647

    Kandalanu (Kinêladános):                       01.02.647–26.01.625

    Nabopolassar (Nabopolassáros):            27.01.625–20.01.604

    Nebuchadnezar II                             21.01.604–10.01.561

    Amel-Marduk (Illoaroudámos):   11.01.561–09.01.559

    Neriglissar (Nêrigasolassáros):               10.01.559–08.01.555

    Nabonidus (Nabonadíos):                       09.01.555–04.01.538

     

    Van het eerder geciteerde Bijbelboek 2 Koningen 25 heb ik het volledige hoofdstuk bij de inleiding van dit artikel geciteerd ter aantoning van de linken die er zijn tussen de regeerperiode van Jojachin en Zedekia en die van Nebukadnezar en diens opvolger Evilmerodach. Van groot belang voor de berekening van het jaartal van de vernietiging van de Tempel in 586 v. Chr. is het hierna volgende citaat:

    2 Koningen 25:27 Het geschiedde daarna in het zeven en dertigste jaar der wegvoering van Jojachin, den koning van Juda, in de twaalfde maand, op den zeven en twintigsten der maand, dat Evilmerodach, de koning van Babel, in het jaar, als hij koning werd, het hoofd van Jojachin, den koning van Juda, uit het gevangenhuis, verhief. (Statenvertaling)

     

     

    De zevenendertig jaar eerder weggevoerde koning Jojachin naar Babylon werd bij de dood van Nebukadnezar door diens zoon en opvolger Evilmerodach uit zijn gevangenis verlost. Dit jaar blijkt bovendien een jubeljaar geweest te zijn, het achttiende jubeljaar sinds de instelling ervan. Volgens de Ptolemeüs-canon begon Evilmerodach zijn regeerperiode op 11.01.561 v. Chr. Jojachin werd volgens 2 Koningen 25:27 uit zijn gevangenis verlost in de twaalfde maand of februari/maart volgens de westerse maandtelling. Het achttiende jubeljaar had een aanvang genomen in oktober 562 v. Chr. Het jubeljaar van okt562/sep561 v. Chr. is een ankerjaar waar we de overige historische gebeurtenissen met verankeren. Het jubeljaar van okt562/sep561 v.Chr. is bekomen volgens de wijze van het rekenen van de sabbat- en jubeljaren volgens William Whiston. Het feit dat de vrijlating van Jojachin door de nieuwe koning van Babylon Evil Merodach in een Jubeljaar geschiedde is heel opmerkelijk. De vrijlating van Jojachin was een vingerwijzing Gods voor het volk van Israël in Babylonische ballingschap. Zij waren namelijk in ballingschap als straf voor het niet houden van de sabbat- en jubeljaren in het verleden.

     

    De conclusie moet zijn dat de correctheid van de Ptolemeüs-canon door de jubeljaartelling van William Whiston bevestigd wordt en vice versa. Vanaf het zevenendertigste jaar van de gevangenschap van Jojachin rekenen we terug tot het achtste regeringsjaar van Nebukadnezar voor het begin van de ballingschap van Jojachin.

    2 Koningen 24:8 Jojachin was achttien jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde drie maanden te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Nehusta, een dochter van Elnathan, van Jeruzalem. 9 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vader gedaan had. 10 Te dier tijd togen de knechten van Nebukadnezar, den koning van Babel, naar Jeruzalem; en de stad werd belegerd. 11 Zelfs kwam Nebukadnezar, de koning van Babel, tegen de stad, als zijn knechten die belegerden. 12 Toen ging Jojachin, de koning van Juda, uit tot den koning van Babel, hij, en zijn moeder, en zijn knechten, en zijn vorsten, en zijn hovelingen; en de koning van Babel nam hem gevangen in het achtste jaar zijner regering. 13 En hij bracht van daar uit al de schatten van het huis des HEEREN, en de schatten van het huis des konings; en hij hieuw alle gouden vaten af, die Salomo, de koning van Israël, in den tempel des HEEREN gemaakt had, gelijk als de HEERE gesproken had. 14 En hij voerde gans Jeruzalem weg, mitsgaders al de vorsten, en alle strijdbare helden, tien duizend gevangen, en alle timmerlieden en smeden; niemand werd overgelaten, dan het arme volk des lands. 15 Zo voerde hij Jojachin weg naar Babel, mitsgaders des konings moeder, en des konings vrouwen, en zijn hovelingen; daartoe de machtigen des lands bracht hij gevankelijk van Jeruzalem naar Babel; 16 En alle kloeke mannen tot zeven duizend, en timmerlieden en smeden tot een duizend, en alle helden, die ten oorlog geoefend waren; dezen bracht de koning van Babel gevankelijk naar Babel. 17 En de koning van Babel maakte Mattanja, deszelfs oom, koning in plaats van hem, en veranderde zijn naam in Zedekia. 18 Zedekia was een en twintig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, een dochter van Jeremia, van Libna. 19 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat Jojakim gedaan had. 20 Want het geschiedde, om den toorn des HEEREN tegen Jeruzalem en tegen Juda, totdat Hij hen van Zijn aangezicht weggeworpen had. En Zedekia rebelleerde tegen den koning van Babel. (Statenvertaling)

     

    Het achtste regeringsjaar van Nebukadnezar was feb597/mrt596 v. Chr. De wegvoering in ballingschap van Jojachin geschiedde in het voorjaar van 597 v. Chr. De drie maanden dat Jojachin regeerde liepen van ongeveer de helft van december 598 v. Chr. tot de helft van maart 597 v. Chr. waarna zijn oom Mattanja, de broer van zijn vader Jojakim, door Nebukadnezar onder de nieuwe naam Zedekia op de troon te Jeruzalem geplaatst werd. Wanneer we deze chronologische gegevens op de tijdsbalk uittekenen blijkt dat het eerste jaar van Zedekia als een troonsbestijgingsjaar gerekend werd, waarna zijn eerste regeringsjaar in het najaar van 597 v. Chr. aanving.

    Met het achtste jaar van Nebukadnezar verankerd in feb597/mrt596 v. Chr. zit zijn negentiende regeringsjaar op de tijdsbalk verankerd in feb586/mrt585 v. Chr. Dat jaar zag de val van Jeruzalem en de vernietiging van de Tempel in de vijfde maand Ab of juli/augustus.

     

     

    Het jaartal voor de val van Jeruzalem is hiermee chronologisch vastgesteld in het jaar 586 v. Chr.

    Tot slot van dit artikel nog even aandacht voor de gevangenschap van koning Jojachin van Juda in Babylon. We hebben gezien in 2 Koningen 24:8-12 hoe hij na een kortstondige regeerperiode van slechts drie maanden door Nebukadnezar in diens achtste regeringsjaar naar Babylon werd weggevoerd en gevangengezet.

     

     

    Van de gevangenzetting in Babylon en Jojachin ’s onderhoud aldaar heeft de archeologie een bewijsstuk gevonden. Robert Johann Koldewey (1855/1925) was de Duitse archeoloog die tijdens de vorige eeuwwisseling te Babylon de vondst deed. Niet dat de Bijbel bewezen moet worden, maar alleen ter extra onderlijning voeg ik het hierna volgende commentaar toe. In Berlijn in het Pergamon Museum heeft men een bijzonder Babylonisch Spijkerschrifttafeltje ontcijferd. Het document heeft het over een overzicht van leveranties van levensmiddelen zoals onder andere aan de gevangengenomen koning Ja’-u-kin of Jojachin van Juda. De betreffende Babylonische kleitabletten dragen bovendien als jaartal het dertiende regeringsjaar van Nebukadnezar wat de datering mogelijk maakt.

     

    Wie ook deel uitmaakte van de weggevoerden met koning Jojachin was de bekende Mordechai uit het Bijbelboek Esther.

    Esther 2:5 Er was een Joods man op den burg Susan, wiens naam was Mordechai, een zoon van Jaïr, den zoon van Simeï, den zoon van Kis, een man van Jemini; 6 Die weggevoerd was van Jeruzalem met de weggevoerden, die weggevoerd waren met Jechonia, den koning van Juda, denwelken Nebukadnezar, de koning van Babel, had weggevoerd. 7 En hij was het, die opvoedde Hadassa (deze is Esther, de dochter zijns ooms); want zij had geen vader noch moeder; en zij was een jonge dochter, schoon van gedaante, en schoon van aangezicht; en als haar vader en haar moeder stierven, had Mordechai ze zich tot een dochter aangenomen. (Statenvertaling)

     

    In mijn boek ‘Kroniek van het Oude Israël, 1993, hoofdstuk 14’, plaats ik de Bijbelse Perzische koning Ahasveros op de tijdsbalk ten tijde van Nebukadnezar en identificeer hem met Astyages. In mijn studie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 482/494, ga ik uitvoeriger op de Perzische heersers in met de behandeling van de Behistoen-inscriptie en de identificatie ervan met de koningen van Perzië die de oudheid-historicus Herodotos ons doorgaf en de koningen van Perzië die de Bijbel vermeldt.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties van Robert De Telder

     

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

     

    31-10-2016 om 09:19 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waar lag de stad Avaris, de Bijbelse stad van Amalek?

    Met onze aflevering van 18.10.2016 brachten we de geschiedenis van de verdrijving van de Hyksos uit Egypte in 1049 v. Chr. en gaven aandacht aan een megacatastrofe die toen Egypte trof. Met onze aflevering van 12.09.2016 brachten we de periode onder de aandacht dat de Hyksos over Egypte heersten. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1473631200&stopdatum=1474236000

    We hebben gezien dat Dr. I. Velikovsky ‘s reconstructie met het identificeren van de Hyksos met de Bijbelse Amalekieten, aan het Bijbels-historische kader recht doet. Zij overrompelden Egypte nadat het Egyptische leger in de Rode Zee vernietigd werd. Ik herhaal voor alle duidelijkheid het relaas over deze ramp zoals door Manetho beschreven en gekopieerd door Flavius Josephus:

    Flavius Josephus Against Apion Bk. I, 14.

    ‘I shall begin with the writings of the Egyptians; not indeed of those that have written in the Egyptian language, which it is impossible for me to do. But Manetho was a man who was by birth an Egyptian, yet had he made himself master of the Greek learning, as is very evident; for he wrote the history of his own country in the Greek tongue, by translating it, as he saith himself, out of their sacred records; he also finds great fault with Herodotus for his ignorance and false relations of Egyptian affairs. Now this Manetho, in the second book of his Egyptian History, writes concerning us in the following manner. I will set down his very words, as if I were to bring the very man himself into a court for a witness:

    "There was a king of ours whose name was Timaus. Under him it came to pass, I know not how, that God was averse to us, and there came, after a surprising manner, men of ignoble birth out of the eastern parts, and had boldness enough to make an expedition into our country, and with ease subdued it by force, yet without our hazarding a battle with them. So when they had gotten those that governed us under their power, they afterwards burnt down our cities, and demolished the temples of the gods, and used all the inhabitants after a most barbarous manner; nay, some they slew, and led their children and their wives into slavery. At length they made one of themselves king, whose name was Salatis; he also lived at Memphis, and made both the upper and lower regions pay tribute, and left garrisons in places that were the most proper for them. He chiefly aimed to secure the eastern parts, as fore-seeing that the Assyrians, who had then the greatest power, would be desirous of that kingdom, and invade them;

     

     

    and as he found in the Saite Nomos, [Sethroite,] a city very proper for this purpose, and which lay upon the Bubastic channel, but with regard to a certain theologic notion was called Avaris, this he rebuilt, and made very strong by the walls he built about it, and by a most numerous garrison of two hundred and forty thousand armed men whom he put into it to keep it. Thither Salatis came in summer time, partly to gather his corn, and pay his soldiers their wages, and partly to exercise his armed men, and thereby to terrify foreigners. When this man had reigned thirteen years, after him reigned another, whose name was Beon, for forty-four years; after him reigned another, called Apachnas, thirty-six years and seven months; after him Apophis reigned sixty-one years, and then Janins fifty years and one month; after all these reigned Assis forty-nine years and two months. And these six were the first rulers among them, who were all along making war with the Egyptians, and were very desirous gradually to destroy them to the very roots. This whole nation was styled HYCSOS, that is, Shepherd-kings: for the first syllable HYC, according to the sacred dialect, denotes a king, as is SOS a shepherd; but this according to the ordinary dialect; and of these is compounded HYCSOS: but some say that these people were Arabians." Now in another copy it is said that this word does not denote Kings, but, on the contrary, denotes Captive Shepherds, and this on account of the particle HYC; for that HYC, with the aspiration, in the Egyptian tongue again denotes Shepherds, and that expressly also; and this to me seems the more probable opinion, and more agreeable to ancient history. [But Manetho goes on]: "These people, whom we have before named kings, and called shepherds also, and their descendants," as he says, "kept possession of Egypt five hundred and eleven years.(Vertaling naar het Engels door William Whiston)

     

    Het onderwerp van onze huidige aflevering is de vraag waar exact Avaris, de door Manetho beschreven versterkte stad van waaruit de Hyksos heel de regio domineerden, gelegen was?

    De orthodoxe Egyptologie wijst tegenwoordig de plaats Tell El Daba in het noordoosten van de Nijldelta aan, als de plaats van het historische Avaris. En ook de bekende revisionistische Egyptoloog David Rohl gaat er van uit dat Tell el Daba de juiste plaats is. Velikovsky echter plaatste Avaris te El Arisj aan de beek van Egypte. Wie heeft gelijk? In onze aflevering van 18.10.2016 citeerden we een gedeelte van het Rhind-papyrus met een historische vermelding van de verdrijving van de Hyksos erop vermeld:

    Jaar 11, tweede maand van het oogstseizoen. Heliopolis werd ingenomen. De eerste maand van het overstromingsseizoen, 23ste dag, de bevelhebber (?) van het leger (?) tegen (?) Tjaru. 25ste dag, het werd vernomen dat Tjaru ingenomen was. Jaar 11, de eerste maand van het overstromingsseizoen, derde dag. Geboorte van Seth, de majesteit van deze god maakte dat zijn stem gehoord werd. Geboorte van Isis, de hemelen regenden.

     

    De marsroute van het leger van Ahmose (blauwe kwastlijn op de bijgevoegde kaart) liep vanaf Thebe naar het noorden, over Memfis naar Heliopolis en vervolgens naar Tjaru wat het einde van de veldtocht betekende met de verdrijving van de Hyksos. De plaats Tjaru lag aan de grens van Egypte, het latere Rhinocolura, nabij het moderne El Arisj.

     

     

    Het commentaar van de orthodoxe Egyptologie betreffende de uitgestippelde marsroute op het Rhind-papyrus is dat Ahmose in zijn veldtocht naar het noorden, Avaris links liet liggen en van Heliopolis direct naar Tjaru oprukte. Het is echter logischer aan te nemen dat Ahmose gewoon uitgevoerd heeft zoals in het papyrus beschreven staat, namelijk met zijn vloot noordwaarts naar Heliopolis, en daarop via het kanaal van het latere Boebastis, richting kust en verder naar Avaris nabij het huidige El Arisj.

     

    Voor Egyptologen is Tell el Daba het Avaris dat daar van onder het zand te tevoorschijn is gekomen. Te Tell el Daba werd namelijk door Oostenrijkse archeologen een stad bloot gelegd die duidelijk in de oudheid door Aziaten bewoond werd. De Egyptoloog David Rohl is zelfs van mening dat de nederzetting die in de aardlaag ‘F’ werd blootgelegd, de hoofdplaats van Gosjen was, het gebied waar de Israëlieten zich ten tijde van Jozef mochten vestigen. Hij wijdt een heel hoofdstuk aan het vermeende graf van Jozef in zijn boek ‘A TEST OF TIME’, dat te Tell El Daba werd blootgelegd. In een vernield beeld van een hoogwaardigheidsbekleder meent hij zelfs de patriarch Jozef als onderkoning van Egypte te herkennen. De Aziatische trekken zijn nog af te leiden uit de restanten van het beeld.

    Gunnar Heinsohn, een notoire revisionist van de geschiedenis van de oudheid (Die Sumerer gab es nicht, 1988 – blz. 175-182), stelt dan weer boudweg dat de straat-grafische laag ‘F’ te Tell El Daba rond de jaren 750/720 v. Chr. gedateerd moet worden, en identificeert de Klein-Aziatische nederzetting van laag F met het bezettingsleger van de Aziaat Arsu of Irsu uit het bekende Egyptische oudheiddocument: het Harris-papyrus, dat in het British Museum bewaard wordt. Arsu was volgens het Harris-papyrus een veldheer uit Klein-Azië die met een leger van ongeveer 200.000 man Egypte overheerste. De soldaten werden ‘herders van Jeruzalem’ genoemd en zij verwoestten de tempels van Egypte en verbrandden hun steden. Offeren aan de goden van Egypte was tijdens deze overheersing verboden. En de seculiere wetenschapper Heinsohn hanteert ditmaal de Bijbel als historisch Boek wanneer hij beweert dat Arsu met de Bijbelse koning Azaria van Juda, te identificeren is. Indien hij gelijk heeft is Tell El Daba slechts één van nog meerdere te vinden plaatsen waar het leger van Arsu/Azaria/Uzzia gekazerneerd was. In mijn boek De Zonaanbidder, 2016, blz. 33-44, beschrijf ik de periode toen Egypte door Juda gesuperviseerd werd met Joodse garnizoenen in het land. In 748 v. Chr. werd het Judese leger teruggetrokken.

     

    Dr. Immanuël Velikovsky maakte zich sterk dat het Avaris van de Hyksos te El Arisj gelegen was, een plaats in het noorden van de Sinaï waar de beek van Egypte, de wadi el Arisj in de Middellandse Zee uitmondt. In zijn bekend werk ‘Eeuwen in Chaos’ wijst hij El Arisj aan alwaar de archeologen zouden moeten graven, want daar ligt het Avaris van de Hyksos onder het zand begraven. Toen hij zijn werk in de jaren vijftig van de vorige eeuw wereldkundig maakte was het enige bewijsmateriaal dat hem op deze denkpiste zette, een schrijn van zwart graniet met hiëroglyfen beschreven, dat in El Arisj in 1860 toevallig ontdekt werd. Tot dan toe was het door Arabieren als een drinkbak voor hun vee gebruikt. De hiëroglyfentekst op de zwarte monoliet werd in 1890 vertaald en gepubliceerd. Het document verhaalt dezelfde gebeurtenissen zoals in het Bijbelboek Exodus beschreven, maar dan van de zijde der Egyptenaren bekeken. De naam van de farao van de Exodus wordt ook vermeld: Thom. Velikovsky zag onmiddellijk het verband van de naam van farao Thom met de naam van de stad die de Israëlieten in slavernij volgens de Bijbel, moesten bouwen: Pi-thom, wat stad van Thom betekende. De Egyptische naam Thom van het schrijn te El Arisj is dan dezelfde naam als de “Timaus” die Manetho via Josephus in de Griekse taal doorgaf.

    Dat de plaats Avaris met het huidige El-Arisj te identificeren valt zag Velikovsky ’s bevestigd met een proclamatie van farao Horemheb. Farao Horemheb was een overgangsfiguur tussen de achttiende en de negentiende dynastie en van hem is een wettekst bekend waarin als straf voor bepaalde misdadigers het afsnijden van de neus werd voorgeschreven, waarna zij verbannen werden naar Tjaru, een plaats oostelijk van de Nijldelta. De afgesneden neuzenstraf was de reden dat dit verbanningsoord later de naam Rhinocolura kreeg. En dit Rhinocolura is zonder twijfel El Arisj. Wat het opgraven van Avaris te El Arisj betreft, is het vermoedelijk wachten op een nieuwe Heinrich Schliemann. Dr. Schliemann was een rijk dilettant-archeoloog die uit enthousiasme zijn kapitaal besteedde ter locatie van het historische Troje. In 1873 slaagde hij erin Troje van onder het zand tevoorschijn e brengen. Door zijn inzet werd de Ilias van Homerus van een dichterlijk werk plots als een historisch werk bevestigd.

     

    Hierna het commentaar van Velikovsky betreffende het mogelijk archeologisch opgraven van Avaris:

    THE GREATEST FORTRESS OF ANTIQUITY

    With this imposing score of confirmations from the field of archaeology, ever growing since 1952, for my work of reconstruction of ancient history, the question could be asked: which test, besides a complete radiocarbon survey of the New Kingdom in Egypt would I desire and which discovery reflecting on chronological problems would I anticipate in the years to come? Compelling evidence will continue to arrive from almost every excavated place and there will be an ever-growing number of surprises. I shall select here one site of great promise for excavation. the identification of Avaris and el-Arish was offered by me as a crucial test—for my equation of the Hyksos (called Amu by the Egyptians) and the Amalekites, one of the basic contentions of Ages in Chaos: “generally, Avaris is looked for in the eastern part of the Delta, from Pelusium to Heliopolis, passing through Tell el Her, el-Qantara, San el-Hagar (Tanis), Tell el-Yahudieh,” wrote P. Montet in Le Drame d’Avaris. The site as identified in Ages in Chaos is quite a distance northeast from the Delta: el-Arish is at the wadi of the same name, known in the Old Testament as Nakhal Mizraim (“Stream of Egypt” ), the historical frontier between Egypt and Palestine. Despite many efforts made to have el-Arish surveyed and then also excavated, neither when the site was under the Egyptian authorities nor since it was occupied by the Israelis following the six-day war, has any survey or excavation taken place. In June 1968 John Holbrook Jr., architect, backed by a group organized for the purpose of performing tests to determine the validity of my thesis (Foundation for Studies of Modern Science) proceeded to el-Arish in the military occupation zone to gain an impression as to the site of future excavation when, in days to come, such facilities might be extended, or permit granted. Chances are good that at such a time, however close or far, the excavators will lift sand from the greatest fortress of antiquity: before it fell it sheltered a huge garrison of warriors. It is also quite possible that much treasure had been dug into the ground by the besieged before the fortress that dominated the ancient East for several centuries surrendered. The virgin ground of the site never excavated cannot but entice the curiosity of field archaeologists; the prize of discovering Avaris is one of the great rewards that still lie in store for the enterprising.”

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties van Robert De Telder

     

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    26-10-2016 om 09:23 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voorjaar 1049 v. Chr.: de verdrijving van de Hyksos/Amalekieten uit Egypte en de notering van een meganatuurcatastrofe.

    Met onze aflevering van 12.09.2016 op dit blog brachten we een artikel over de tijdsperiode dat de Hyksos over Egypte geheerst hebben. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1473631200&stopdatum=1474236000

     

    Twee jaartallen werden in het artikel meegedeeld: 1483 v. Chr. voor het jaar van de Exodus met vervolgens de invasie van Egypte door de Bijbelse Amalekieten die geïdentificeerd werden met de Hyksos, en het jaartal 1049 v. Chr. voor het jaar dat de Hyksos uit Egypte verdreven werden.

    Met de huidige aflevering brengen we specifiek het jaar 1049 v. Chr. onder de aandacht. Het was het achtendertigste regeringsjaar van koning Saul van het verenigd koninkrijk van Israël, het jaar dat hij van de HERE God via de profeet Samuël de opdracht kreeg tegen de stad van Amalek op te rukken. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 179-194, behandel ik de veertigjarige regeerperiode van Saul.

    Datzelfde jaar 1049 v. Chr. rukte in Egypte farao Ahmose van de achttiende dynastie in diens elfde regeringsjaar op naar het noorden, naar de Nijldelta en dwong de Hyksos tot terugtrekken. Daarna rukte farao Ahmose Klein-Azië binnen ter belegering van Sjaroehen, een plaats die Velikovsky in zijn boek ‘Eeuwen in Chaos’, in de nabijheid van Petra situeerde. Saul en Ahmose hebben geallieerd aan de heerschappij van de Amalekieten/Hyksos een einde gebracht.

     

    Dat het achtendertigste regeringsjaar van Saul gelijk valt met het elfde regeringsjaar van farao Ahmose is het resultaat van het verankeren van het vijfentwintigste regeringsjaar van farao Thothmosis III alias de Bijbelse Sisak, met het vijfde regeringsjaar van koning Rehabeam van Juda in het voorjaar van 961 v. Chr. Dat jaar plunderde Sisak de Tempel te Jeruzalem. Dit heb ik in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 197-203 en blz. 220-223, uiteengezet.

    Vanaf het jaartal 961 v. Chr. heb ik de regeerperiode van Thothmosis III en van zijn voorgangers op de tijdsbalk gerangschikt. Het eerste regeringsjaar van Thothmosis III wordt nu 986/985 v. Chr. Dit jaar loopt gelijk met het begin van de regeerperiode van Hatsjepsoet, de vrouw die voor een periode van tweeëntwintig jaar farao over Egypte was. Thothmosis III was gedurende deze tijd ondergeschikt aan Hatsjepsoet. Na haar dood in het jaar 964 v. Chr. rukte Thothmosis III in zijn drieëntwintigste regeringsjaar voor de eerste maal Klein-Azië binnen en beëindigde de periode van vrede die er was tussen Hatsjepsoet en Salomo. Hatsjepsoet werd door Velikovsky overtuigend geïdentificeerd met de Bijbelse koningin van Scheba. Zie TIJD en TIJDEN, blz. 208-210. De expeditie naar het land Poent door Hatsjepsoet in haar negende regeringsjaar, was naar het Israël van Salomo. Salomo zat dan dertig jaar op de troon en vierde naar ik aanneem, een soortgelijk Heb-Seb-festival  zoals in Egypte gebruikelijk was. De voorganger van Hatsjepsoet was haar vader Thothmosis I die veertien jaar regeerde van 1000/999 v. Chr. tot 987/986 v. Chr. De korte regeerperiode van Thothmosis II loopt gelijk met die van zijn echtgenote Hatsjepsoet. Thothmosis I had ook een zoon bij een bijvrouw genaamd Isis: Thothmosis III. Deze troonopvolger zou echter moeten wachten tot de dood van Hatsjepsoet alvorens de scepter in Egypte te kunnen overnemen. De voorganger van Thothmosis I op de troon in Egypte was farao Amonhotep I met een regeerperiode van vierentwintig jaar. Zijn regeringsjaren gaan van het jaar 1024/1023 tot 1001/1000 v. Chr. De chronologische bronnen van Manetho geven verschillende aantallen voor de regeringsduur. Africanus geeft een regeringsduur van 24 jaar op, Eusebius 21 jaar, Josephus 20 jaar en zeven maanden. Ik heb gekozen voor de periode van 24 jaar omdat dit als een puzzelstukje in het gereviseerde plaatje past. De voorganger van farao Amonhotep I op de faraolijst was een farao met de naam Chebros of Chebron. En zo arriveren we terugrekenend vanaf het 25ste regeringsjaar van Thothmosis III bij de farao die de Hyksos uit Egypte verdreven heeft: farao Ahmose. Hij krijgt van de kopieerders van Manetho een regeerperiode van vijfentwintig jaar tot vijfentwintig jaar plus tien maanden toebedeeld. Naast de aangehaalde kroniekschrijvers met hun al eens afwijkende jaartallen hebben we in Egypte de overgebleven monumenten met ook heel wat informatie over regeerperioden van farao’s. Het hoogste getal wat de regeerperiode voor Ahmose betreft is hier echter tweeëntwintig jaar. Hierna een overzicht van de verschillende bronnen.

    De achttiende dynastie van MANETHO van Ahmose tot Thothmosis III via:

    1.Africanus                            2.Eusebius                   3.Josephus

    Amos                 25     Amosis    25              Tethmosis        25+10m

    Chebros              13      Chebros              13      Chebron              13

    Amenophthis      24     Amenophis                   21      Amenophis                   20+7m

    Amensis              22     //////////////////     Amesses              21+9m

    Misaphris            13      Miphres              12      Mephres             12+9m

    Misphragmuthosis 26 Misphragmu…    26     Mephramu…      25+10m

     

    De achttiende dynastie via de monumenten:

    Nebpehtyre/Ahmose                22

    Djeserkare/Amonhotep I               10+

    Acheperkare/Thothmosis I           30+

    Achepenrenre/Thothmosis II          ?

    Maätkare/Hatsjepsoet                               ?

    Mencheperre/Thothmosis III       54

     

     

    Op mijn samengestelde tijdsbalk heb ik farao Ahmose vanaf het jaar 1060 tot 1037 v. Chr. aangebracht. Zijn elfde regeringsjaar valt in 1050/1049 v. Chr. met in het voorjaar van 1049 v. Chr. zijn oorlog met de Hyksos.

    Dat de verdrijving van de Hyksos uit Egypte specifiek in het elfde regeringsjaar van farao Ahmose plaatsvond, hebben we van het zogenaamde Rhind-papyrus. Het Rhind-papyrus heeft zijn naam te danken aan de vinder ervan: de Schotse egyptoloog Alexander Henry Rhind namelijk, die anno 1858 in Thebe in de ruïnes van een klein gebouw in de buurt van het Ramesseum de vondst deed. Het British Museum kocht dit stuk uit zijn nalatenschap in 1865. De papyrusrol, die in het hiëratisch, een vorm van cursieve hiërogliefen, is beschreven, is een enkele rol met een lengte van vijf en een halve meter en een breedte van 32 centimeter. De inhoud gaat voor het grootste gedeelte over de wiskunde van de oude Egyptenaren, maar op het document staat ook een historische vermelding over farao Ahmose en de verdrijving van de Hyksos. Hierna het betreffende gedeelte:

    Jaar 11, tweede maand van het oogstseizoen. Heliopolis werd ingenomen. De eerste maand van het overstromingsseizoen, 23ste dag, de bevelhebber (?) van het leger (?) tegen (?) Tjaru. 25ste dag, het werd vernomen dat Tjaru ingenomen was. Jaar 11, de eerste maand van het overstromingsseizoen, derde dag. Geboorte van Seth, de majesteit van deze god maakte dat zijn stem gehoord werd. Geboorte van Isis, de hemelen regenden.

     

     

    Op de bijgevoegde landkaart zien we de marsroute van farao Ahmose en zijn leger uitgestippeld vanaf Thebe in het zuiden tot aan Memfis, vervolgens naar Heliopolis en Tjaru. Vanuit Israël zien we het leger van Saul met een blauwe kwastlijn afgebeeld vanaf Telaïm/Gilgal de Jordaan oversteken en daarop langs de zogenaamde koninklijke weg naar de Stad van Amalek, nabij het moderne Petra, oprukken. De Bijbelse stad van Amalek is het Egyptische Sjaroehen dat door het leger van farao nog drie jaar belegerd zou worden (zie 1 Samuel 15:1-35 en Flavius Josephus, Joodse Oudheden, Boek VI, vii. 1-3). Het vermelde Egyptische Tjaru is het Griekse Rhinocolura waar vermoedelijk het Avaris van de Hyksos tot op heden onder het zand begraven ligt.

     

    De titel van het artikel luidt: Voorjaar 1049 v. Chr.: de verdrijving van de Hyksos/Amalekieten uit Egypte en de notering van een meganatuurcatastrofe. De meganatuurcatastrofe meen ik in de vermelding van het Rhind-papyrus te herkennen in de ‘Geboorte van Seth, de majesteit van deze god maakte dat zijn stem gehoord werd. Geboorte van Isis, de hemelen regenden’.

     

     

    Een meganatuurcatastrofe in het voorjaar van 1049 v. Chr. past in de cyclus van rampen zoals de wetenschappers Patten, Hatch en Steinhauer (The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes, 1973), ze beschreven hebben. In een cyclus van 54 jaar en zes maanden werd planeet aarde in de oudheid tot aan de achtste eeuw v. Chr. getroffen. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de opgerichte steen van Samuël te Eben Haëzer, blz. 169-175, dateerde ik de meganatuurcatastrofe ten tijde van de profeet Samuël in de maand oktober van het jaar 1103 v. Chr. Vierenvijftig jaar en zes maanden later in april 1049 v. Chr. zou er opnieuw een catastrofe geweest moeten zijn. Toen ik aan mijn studie werkte plaatste ik nog een vraagteken bij het jaartal 1049 v. Chr. aangezien de Bijbel ten tijde van het achtendertigste regeringsjaar van Saul en de strijd tegen Amalek geen verwijzing naar een meganatuurcatastrofe geeft. Noch vond ik bij Flavius Josephus of in de Joodse legenden een verwijzing naar een beschreven ramp. Ik neem nu aan dat in april 1049 v. Chr. er wel degelijk tekenen aan de hemel plaatsvonden maar dat het gebied van Israël toen van rampen verschoond bleef en vooral Egypte getroffen werd. Voor de Egyptenaren waren de planeten en de natuurelementen hun goden die hun in de strijd tegen de Hyksos, die de god Seth vereerden, ter hulp kwamen. Zo werd Isis in het oude Egypte met de planeet Venus geassocieerd en Seth met de komeet Typhon. Dit zou ook de komeet geweest zijn die bij de Exodus verantwoordelijk voor heel wat plagen en ziektes was. De geboorte van Isis en een regen van vuur samen met een vloedgolf, bezegelden het lot van de Hyksos in 1049 v. Chr. die de strijd opgaven. De zogenaamde stormwind-stele van Ahmose die te Karnak gevonden werd en waarop hij het herbouwen van de piramiden van zijn voorgangers vermeld, zou kunnen verwijzen naar de meganatuurcatastrofe van 1049 v. Chr.

    Men kan de schouders ophalen bij het onderzoeken van mythologische verhalen en de verklaringen ervan door volgers van de catastrofetheorie. Het lijkt dan ook fantastisch wanneer men bedenkt dat het zonnestelsel dat in de huidige tijd als een klokwerk loopt, ooit tot 2700 jaar terug de tijd in, in beroering was. Het boek ‘Werelden in botsing’ van Dr. I. Velikovsky las ik de eerste maal in 1975. De kosmologische aspecten waren voor mij toen een vrij moeilijke materie, een materie die ik niet onmiddellijk vanuit mijn opleiding en vorming kon toetsen. De motivatie van Velikovsky voor zijn studie en publicaties was echter de Bijbel. Een Boek dat hij als seculiere Jood als een historisch Boek benaderde. De Exodus uit Egypte van de Israëlieten was voor hem een historisch feit en de tien plagen gevolgd door het scheuren van de Rode Zee verklaarde hij vanuit de kosmologie. Ik stond aldus open voor de theorieën die hij betreffende de ontwikkeling van ons zonnestelsel bracht. Het was 1991 dat ik bij de opname van een radioprogramma in Katwijk aan Zee van ds. Willem Glashouwer twee recensieboeken cadeau kreeg, boeken die hem vanuit Amerika waren toegestuurd. Eén boek was: ‘The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes’ van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, en het andere boek was ‘The Biblical Flood and the Ice Epoch’ van Donald W. Patten. Het was na het lezen en bestuderen van deze werken dat ik de draad met Velikovsky en de kosmologie weer opnam. Vooral dan het chronologische aspect van de cyclus van kosmische rampen kreeg mijn aandacht. Ik ben van mening dat de onderzoekers Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, chronologisch gezien wat de intervallen tussen de catastrofes betreft correct zijn.

    Wat men ook wil geloven of afwijzen wat betreft de kosmische catastrofetheorie, een cyclus van meganatuurcatastrofes kan vanuit de Bijbel, de werken van Flavius Josephus en andere bronnen, chronologisch aangetoond worden. In dat spoor ga ik verder.

     

    Wat de Hyksos/Amalekieten in 1049 v. Chr. overkwam is te vergelijken met de beschrijving van de meganatuurcatastrofe die Flavius Josephus beschrijft voor de ramp die de Filistijnen overkwam 54 jaar en zes maanden eerder:

     

     

    Flavius Josephus, Joodse Oudheden, Boek VI,ii.2b.

    ….Now while the altar had the sacrifice of God upon it, and had not yet consumed it wholly by its sacred fire, the enemy's army marched out of their camp, and was put in order of battle, and this in hope that they should be conquerors, since the Jews were caught in distressed circumstances, as neither having their weapons with them, nor being assembled there in order to fight. But things so fell out, that they would hardly have been credited though they had been foretold by anybody: for, in the first place, God disturbed their enemies with an earthquake, and moved the ground under them to such a degree, that he caused it to tremble, and made them to shake, insomuch that by its trembling, he made some unable to keep their feet, and made them fall down, and by opening its chasms, he caused that others should be hurried down into them; after which he caused such a noise of thunder to come among them, and made fiery lightning shine so terribly round about them, that it was ready to burn their faces; and he so suddenly shook their weapons out of their hands, that he made them fly and return home naked. So Samuel with the multitude pursued them to Bethcar, a place so called; and there he set up a stone as a boundary of their victory and their enemies' flight, and called it the Stone of Power, as a signal of that power God had given them against their enemies.

     

    De wetenschappers Donald W. Patten, Ronald R. Hatch enLoren C. Steinhauer stellen dat deze steen een meteoriet was: “in all likelihood a Mars-asteroid, once a part of the fragmented planet, Electra.”

    The ‘stone of power’ was a large impressive meteorite, and it was selected, appropriately enough, for an historical monument. (The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes, 1973, Chapter VI, Catastrophes of the Davidic Era, The Samuelic Catastrophe)

     

    De wetenschappers Donald W. Patten, Ronald R. Hatch en Loren C. Steinhauer tonen aannemelijk aan dat planeet aarde meerdere malen in de oudheid in haar baan om de zon verstoord werd en er tegen de achtste eeuw v. Chr. zelfs een kalenderhervorming nodig was. Zie TIJD en TIJDEN, 2016, hoofdstuk: de noodzakelijke kalenderhervorming van de achtste eeuw voor Christus, blz. 331-338)

     

    Tot slot moet ik nog opmerken dat de strijd tegen Amalek door Saul begonnen, pas door David in het laatste jaar van de belegering van Sjaroehen in 1047 v. Chr. voltooid worden. Het was David die de macht van Amalek of de Hyksos definitief gebroken heeft. Dat leert het Bijbelboek 2 Samuel hoofdstuk 1 duidelijk. In het Bijbelboek 1 Samuel 30 blijken de Amalekieten nog in staat te zijn een uitval in het Zuiderland te doen. Drie jaar daarvoor moet de belegering van Sjaroehen, volgens Egyptische bronnen, begonnen zijn en dit na de val van Avaris. Dit betekent ook dat tussen de gebeurtenissen van het Bijbelboek 1 Samuel hoofdstuk 15 en hoofdstuk 30 een totaal van drie jaar zit.

     

    Wordt vervolgd….

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties van Robert De Telder

     

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    18-10-2016 om 09:38 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kroniek van koning Pekah van Israël

    We vervolgen onze reeks over de kronieken van de koningen van het tienstammenrijk deze week met Pekah. Onze aflevering van 04.10.2016 sloten we af met de moord van Pekahia door de hand van Pekah.

    2 Koningen 15:25 En Pekah, de zoon van Remalia, zijn hoofdman, maakte een verbintenis tegen hem (Pekahia), en sloeg hem te Samaria, in het paleis van het huis des konings, met Argob en met Arje, en met hem vijftig mannen van de kinderen der Gileadieten; alzo doodde hij hem, en werd koning in zijn plaats. 26 Het overige nu der geschiedenissen van Pekahia, en al wat hij gedaan heeft, ziet, dat is geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël. 27 In het twee en vijftigste jaar van Azaria, den koning van Juda, werd Pekah, de zoon van Remalia, koning over Israël, en regeerde twintig jaren te Samaria. 28 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed. (Statenvertaling)

     

     

    De beschreven regeerperiode van Pekah was een tijd van anarchie voor heel het gebied van het tienstammenrijk. Verschillende troonpretendenten stonden elkaar naar het leven. Als een gevolg was er in deze periode meer dan een hoofdstad in het gebied. De profeet Hosea die optrad in de dagen van Achaz spreekt bijvoorbeeld zowel over Israël als over Efraïm, wanneer hij het tienstammenrijk aanspreekt:

    Hosea 5:5 Dies zal Israël hovaardij in zijn aangezicht getuigen; en Israël en Efraïm zullen vallen door hun ongerechtigheid; ook zal Juda met hen vallen.

     

    Hosea 8:1 De bazuin aan uw mond! Als een arend (komt het) tegen het huis des HEREN! Omdat zij mijn verbond hebben overtreden en tegen mijn wet gerebelleerd. 2 Tot Mij roepen zij: Mijn God! Wij, Israël, kennen U! 3 Doch Israël verfoeit het goede – de vijand achtervolgt hem. 4 Zij hebben koningen aangesteld, maar buiten Mij om; vorsten, zonder dat Ik ervan wist. Van hun zilver en hun goud hebben zij zich afgodsbeelden gemaakt tot hun verderf. (NBG Vertaling 1951)

     

    Het is de verdienste van Edwin R. Thiele dit eerder opgemerkt te hebben (A Chronology of the Hebrew Kings, 1977, chapter 6). Let op: zijn inkorten van de regeerduur van de koningen van Juda en Israël ter verankering met de Assyrische koningslijst, wijs ik af. Dat betekent echter niet dat ook in zijn werk heel wat bruikbaars te vinden is.

    In mijn boek DE ZONAANBIDDER, 2016, blz. 105-130, behandel ik in het bijzonder de regeertijd van Pekah en identificeer hem met de rebel Labaja uit de Amarna-briefwisseling.

     

     

    2 Koningen 15:29 In de dagen Pekah, den koning van Israël, kwam Tiglath-pilezer, de koning van Assyrië, en nam Ijon in, en Abel-beth-maacha, en Janoah, en Kedes, en Hazor, en Gilead, en Galilea, het ganse land van Nafthali; en hij voerde hen weg naar Assyrië. 30 En Hosea, de zoon van Ela, maakte een verbintenis tegen Pekah, den zoon van Remalia, en sloeg hem, en doodde hem, en werd koning in zijn plaats; in het twintigste jaar van Jotham, den zoon van Uzzia. 31 Het overige nu der geschiedenissen van Pekah, en al wat hij gedaan heeft, ziet, dat is geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël.

     

    De beschreven invasie van Tiglath Pileser III in Israël dateren we in het voorjaar van 750 v. Chr. Het eponiem van ‘Bel dan’ dat de Assyriologie in het jaar 734/733 v. Chr. dateert en verbind met de veldtocht van Tiglath Pileser naar Filistea, is hiermee gecorrigeerd naar 750/749 v. Chr. In mijn boek ‘De Assyriologie herzien, 2015, blz. 70-83, breng ik een volledige herziening van de chronologie van de koningen van Assyrië. De Assyrische koningslijst wordt aan de hand van de Bijbel, Flavius Josephus en andere bronnen chronologisch op de tijdsbalk verankerd en aangepast. Hierbij toon ik aan dat de koningen van Assyrië dikwijls co-regentschappen kenden en dat er zelfs namen in de Eponiemlijsten ontbreken, verwijderd werden.

     

     

    De regeerperioden van zowel Jotham als Pekah en hun verankering met elkaar zijn niet eenvoudig op de tijdsbalk te plaatsen. Hier komt in tegenstelling met de vorige regeerperioden meer studie bij kijken. Voor de meest logische verankering van deze regeerperioden op de tijdsbalk moeten we vanaf vaste navigatiepunten op de tijdsbalk vertrekken. De vermelding dat Hosea in het twintigste regeringsjaar van Jotham, de zoon van Uzzia, koning over het tienstammenrijk werd, wat het einde van de regeertijd van Pekah betekende, vereist een verklaring. Aangezien Jotham slechts zestien jaar regeerde en geen twintig, bedoelde de Bijbelse Kroniekschrijver dat Hosea de macht in het tienstammenrijk overnam, twintig jaar na het begin van Jotham ’s troonsbestijging. De reden is hoogstwaarschijnlijk dat men de naam van de afgodendienaar Achaz, de zoon van Jotham zo weinig mogelijk wilde vermelden. Dit is een verklaring die men onder meer in de Seder Olam terugvindt. Maar er is tijdens deze periode nog meer aan de hand. De usurpator Pekah was voorafgaand het tweeënvijftigste regeringsjaar van Uzzia, in het gebied van het tienstammenrijk actief. Dat wordt pas duidelijk wanneer we alle voorhanden zijnde chronologische gegevens van deze epoque op ons schema uittekenen.

    In Pekah ’s zeventiende regeringsjaar werd Achaz koning over Juda. Op de tijdsbalk is dit het najaar van 739 v. Chr. Pekah ’s regeerperiode van twintig jaar verankeren we hier op dit tijdstip op de tijdsbalk met Achaz. Pekah ‘s regeerperiode krijgt aldus de jaren vanaf 755 v. Chr. tot 735 v. Chr. Als er dan staat geschreven in 2 Koningen 15:27 dat hij koning werd in het tweeënvijftigste jaar van Uzzia, dan moeten we de jaren daarvoor zien als een periode van burgeroorlog in het tienstammenrijk, waarna hij in het tweeënvijftigste jaar van Uzzia als koning over Israël door Juda erkend werd. Dit is één mogelijke verklaring. Vast staat dat Jotham koning over Juda werd in het tweede jaar van Pekah en dat is op mijn tijdsbalk najaar 755 v. Chr. Jotham regeert dan als co-regent met zijn vader Uzzia. Een co-regentschap dat de Bijbel expliciet vermeldt (2 Kronieken 26:21). De chronologische schikking van de regeertijd van de usurpator Pekah op de tijdsbalk, heb ik overgenomen van een studie van Dr.ir. C. Noorlander (B + W Bijbel en wetenschap nummer 164).

    2 Koningen 16:1 In het zeventiende jaar van Pekah, de zoon van Remaljahu, werd Achaz koning, de zoon van Jotham, de koning van Juda. 2 Achaz was twintig jaar oud, toen hij koning werd; hij regeerde zestien jaar te Jeruzalem. Hij deed niet wat recht is in de ogen van de HERE, zijn God, zoals zijn vader David, 3 maar hij wandelde in de weg der koningen van Israël. Ook deed hij zijn zoon door het vuur gaan in overeenstemming met de gruwelen der volken, die de HERE voor de Israëlieten had verdreven. 4 Hij slachtte en offerde op de hoogten, op de heuvels en onder elke groene boom.

     

    Het eerste regeringsjaar van Achaz was een troonsbestijgingsjaar en plaatsen we op de tijdsbalk in okt739/sep738 v. Chr. Het zeventiende regeringsjaar van Pekah wordt aldus op de tijdsbalk het jaar apr739/mrt738 v. Chr. Van dit jaartal werken we op de tijdsbalk naar voor en naar achter, en krijgt Pekah de jaren vanaf apr755/mrt754 v. Chr. tot het voorjaar van 735 v. Chr. Het was in het tweeënvijftigste jaar van Uzzia dat Pekah zich in Samaria als koning installeerde. Daarvoor was zijn vermoedelijke hoofdplaats Shechem.

     

     

    2 Koningen 15:27 In het twee en vijftigste jaar van Azaria, den koning van Juda, werd Pekah, de zoon van Remalia, koning over Israël, en regeerde twintig jaren te Samaria. 28 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed. (Statenvertaling)

     

    Een groot kwaad zoals in vers 28 beschreven van het hiervoor vermelde Bijbelcitaat, was zijn poging om Achaz als koning van Juda te onttronen en de bloedlijn met David te verbreken. Een bloedlijn waar uiteindelijk de beloofde Messias uit zou voortkomen. De eerstgeborene van koning Achaz en geplande troonopvolger, sneuvelde volgens de Joodse legende (Legends of the Jews, Volume IV, Chapter IX, The Two Kingdoms Chastised) in de strijd tegen het leger van Pekah en Rezin. De Seder Olam geeft daarenboven de naam van de eerstgeborene van Achaz op: Maäseiahu. De volgende zoon in lijn voor de troonopvolging werd alzo de later bekende Hizkia.

    De profeet Jesaja beschrijft de oorlog tussen Juda en Israël geallieerd met Aram in detail.

    Jesaja 7:1 Het geschiedde nu in de dagen van Achaz, den zoon van Jotham, den zoon van Uzzia, den koning van Juda, dat Rezin, de koning van Syrië, en Pekah, de zoon van Remalia, de koning van Israël, optoog naar Jeruzalem, ten oorlog tegen haar; maar hij vermocht met strijden niet tegen haar. 2 Als men den huize Davids boodschapte, zeggende: De Syriërs rusten op Efraïm, zo bewoog zich zijn hart en het hart zijns volks, gelijk de bomen des wouds bewogen worden van den wind. 3 En de HEERE zeide tot Jesaja: Ga nu uit, Achaz tegemoet, gij en uw zoon, Schear-jaschub, aan het einde van den watergang des oppersten vijvers, aan den hogen weg van het veld des vollers; 4 En zeg tot hem: Wacht u, en zijt gerust, vrees niet, en uw hart worde niet week, vanwege die twee staarten dezer rokende vuurbranden; vanwege de ontsteking des toorns van Rezin en der Syriërs, en van den zoon van Remalia; 5 Omdat de Syriër kwaad tegen u beraadslaagd heeft, met Efraïm en den zoon van Remalia, zeggende: 6 Laat ons optrekken tegen Juda, en het verdriet aandoen, en het onder ons delen, en den zoon van Tabeal koning maken in het midden van hen. 7 Alzo zegt de Heere HEERE: Het zal niet bestaan, en het zal niet geschieden. Enzoverder…

     

    Koning Achaz wijst alle aangeboden hulp van de HERE God via Zijn profeet Jesaja af, en zoekt zijn heil bij de koningen van Assyrië, aan wie hij een brief stuurt voor hulp. Het gevolg is dat Tiglath Pileser III opnieuw naar het gebied van Israël en ditmaal ook naar Aram, oprukt. Deze invasie dateren we in 736 v. Chr. In mijn boek ‘De Zonaanbidder, 2016, blz. 89-123, ga ik uitvoerig op de oorlog tussen Israël en Juda in, en identificeer Pekah met de rebel Labaja uit de Amarna-briefwisseling. Zie ook het artikel van 27-04-2016 op dit blog: De Assyrische veldtochten naar het gebied van Israël in de achtste eeuw v. Chr. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1461535200&stopdatum=1462140000

     

    Het einde van Pekah van Israël geschiedde door de hand van Hosea, de laatste koning van het tienstammenrijk, alvorens zij door de Assyriërs in 717 v. Chr. in ballingschap weggevoerd zouden worden.

    2 Koningen 15:30 En Hosea, de zoon van Ela, maakte een verbintenis tegen Pekah, den zoon van Remalia, en sloeg hem, en doodde hem, en werd koning in zijn plaats; in het twintigste jaar van Jotham, den zoon van Uzzia. 31 Het overige nu der geschiedenissen van Pekah, en al wat hij gedaan heeft, ziet, dat is geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël.

     

    Ook in de bewaard gebleven (gefragmenteerde) annalen van Tiglath Pileser III worden deze feiten beschreven:

    Nimrud Tablet (in Rost, 78-81, lijnen 1-19)

    De stad van Hatarikka tot aan de berg Saue…de steden Gebal, Simirra, Arga, Zimarra …Usnu, (Siannu), Ri'raba, Ri'sisu… steden van de Opper (zee) bracht ik (onder mijn controle), zes van mijn ambtenaren … stelde in aan (als district gouverneurs over) hun; de stad van Kashpuna aan de kust van de Opper zee … (de steden… )nite, Gal'za, Abilakka die zich aan de grens van Israel bevinden (het uitgestrekte gebied van het territorium van Damascus –Bit Haza'ili –) in haar geheel bracht ik aan de grens van Assyrië. Mijn (gouverneur) stelde ik (over hen als district gouverneur). En wat betreft Hanunu van Gaza die gevlucht was voor mijn wapens en weggelopen naar Egypte, de stad Gaza (nam ik in, zijn… en zijn bezittingen, zijn goden (voerde ik weg en ik stelde een beeld van de god Assur), mijn heer, en een beeld van mijn eigen koninklijk persoon (…stelde ik op) in zijn paleis en rekende hun tot de goden van zijn land. Ik legde op hen (een zware schatting… zilver) Ik rukte uit, zoals een vogel… hij vluchtte (opnieuw uit Egypte?). Ik plaatste hem opnieuw in zijn paleis en (legde een zware schatting op hem; goud), zilver, zijden kleding… groot, … ontving ik. Bit Humria  … het geheel der inwoners (samen met hun bezittingen) bracht ik naar Assyrië. Pekah hun koning verwijderden zij en Hosea zette ik (als koning) over hun. Ik ontving van hun als (schatting?) 10 talenten of goud en (x) talenten zilver en bracht  (hen naar Assyrië)…"

     

    Tot slot citeer ik Flavius Josephus voor de beschrijving van het smadelijk einde van de rebel Pekah. Flavius Josephus vermeldt dat Pekah aan zijn einde kwam door het verraad van een van zijn vrienden: Hosea.

    Flavius Josephus, Joodse Oudheden, Boek IX. xiii.

    1. ABOUT the same time Pekah, the king of Israel, died by the treachery of a friend of his, whose name was Hoshea, who retained the kingdom nine years' time, but was a wicked man, and a despiser of the Divine worship; and Shalmaneser, the king of Assyria, made an expedition against him, and overcame him, (which must have been because he had not God favorable nor assistant to him,) and brought him to submission, and ordered him to pay an appointed tribute.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties van Robert De Telder

     

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    12-10-2016 om 12:29 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EXODUS

    E X O D U S

     

     

    Formaat: A5, kleur: zwart/wit, papier: Crème papier (Romandruk), binding: Paperback, aantal pagina's: 189,

     

    Hieronder een korte omschrijving van het boek:

    Op 31 maart 2018 zal de Exodus exact 3500 jaar geschiedenis zijn. De auteur brengt de geschiedenis van Israël in het Egypte van de oudheid vanaf hun aankomst in 1699 v. Chr. op het hoogtepunt van een wereldwijde hongersnood, tot aan hun Exodus uit Egypte in 1483 v. Chr.

     

     

    De geschiedenis van Israël en de Exodus halen we in de eerste plaats uit de Bijbel, daarnaast uit de werken van Flavius Josephus en uit de Joodse overleveringen en legendes. Maar ook de Egyptologie levert via een revisie van de geschiedenis van de oudheid verrassende resultaten. De Exodus van de Israëlieten uit Egypte met de gepaard gaande tien plagen betekende namelijk een ware breuk in de Egyptische geschiedenis. Volgens de revisie van de geschiedenis waren het zogenaamde Oude- en het Midden-Rijk in Egypte contemporain met elkaar en was er maar één tussenperiode, die van de Hyksos, die na de Exodus Egypte overrompelden en hun heerschappij over het Midden-Oosten vestigden. De twaalf stammen van Israël trokken intussen na een periode van veertig jaar in de wildernis, het Beloofde Land Kanaän binnen.

     

     

    In het laatste hoofdstuk hebben de sabbat- en jubeljaren de aandacht en wordt een link gelegd naar de toekomst met een geprofeteerd derde herstel van Israël in het oude land der vaderen, zowel nationaal als geestelijk.

     

    Hopelijk heb ik hiermee jullie interesse kunnen wekken in mijn boek.

    Het is te koop op http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    Met vriendelijke groet,

    De Telder Robert

    09-10-2016 om 11:52 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kronieken van de koningen Menahem en Pekahia van het tienstammenrijk Israël

    We vervolgen deze week onze kronieken van de koningen van het tienstammenrijk, met Menahem en zijn zoon en troonopvolger Pekahia. De vorige aflevering over de kronieken van de koningen van Israël gaat al terug tot 01.04.2016, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1459116000&stopdatum=1459720800 , met een artikel over de kroniek van koning Jerobeam II.

     

     

    Het einde van de regeerperiode van Jerobeam II viel in het jaar van de bijzondere constellatie van planeten in 776 v. Chr. toen een meganatuurcatastrofe planeet aarde trof. De Grieken waren er met de minste kleerscheuren doorgekomen en begonnen uit dank naar hun goden toe, de Olympische Spelen. De landen Juda en Israël werden zwaar getroffen. De constellatie/interactie van planeten met op aarde meganatuurcatastrofes, behoorde tot een cyclus van rampen die planeet aarde sinds de Grote Vloed tot de achtste eeuw v. Chr. met regelmaat getroffen heeft. Ik volg hier de kosmische catastrofeleer van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, met hun werk: ‘The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes’ uit 1973.

    Het jaar 776 v. Chr. is het jaar van de grote aardbeving ten tijde van de regeerperiode van Azaria/Uzzia in Juda. Het gebied van Juda en Israël werd namelijk zwaarder getroffen en de kracht van de aardbeving ten tijde van Uzzia wordt door de profeet Zacharia als van apocalyptische aard beschreven.

    De cyclus van rampen van kosmische oorsprong kreeg al aandacht in het werk van Dr. Immanuël Velikovsky (1895/1979), Werelden in botsing, 1950. De aardbeving ten tijde van Uzzia bracht hij in verband met zijn theorie van een cyclus van kosmische meganatuurcatastrofes die planeet aarde in de oudheid, plaagden. Hierna een samenvatting van het werk van Velikovsky door Wikipedia:

    “In zijn boeken “Werelden in botsing” en “Aarde in beroering” schetst Velikovsky catastrofistische theorieën, die erop neerkomen dat bepaalde tijdperken in de geschiedenis van de aarde abrupt worden afgesloten door rampen van kosmische aard, zoals het langs de aarde scheren van een komeet, die zich vervolgens in een permanente baan om de zon heeft gevestigd en nu bekend is als de planeet Venus. Deze rampen zouden in het collectieve geheugen van de mensheid zijn gegrift en de bron vormen van diverse mythen over de hele wereld. Verder deed hij beweringen over eigenschappen van Venus en Jupiter. Zo was hij van mening dat de planeet Jupiter radiosignalen uit zou moeten zenden. Dit werd 1954 toevallig bevestigd door Bernard Burke en Kenneth Franklin van het Carnegie Instituut in Washington D.C., afdeling radio astronomie en aards magnetisme. Op 6 april 1955, tijdens een bijeenkomst van de American Astronomical Society, meldden ze hun bevindingen.

    Ook beweerde hij dat de oppervlaktetemperatuur van Venus zeer hoog zou liggen, in de honderden graden Celsius boven nul. Dit stond haaks op de algemeen geaccepteerde inzichten over Venus. In 1962 passeerde de ruimtesonde Mariner 2 de planeet Venus en stelde vast dat de oppervlaktetemperatuur ongeveer 400 graden Celsius is. Tevens nam de sonde waar dat Venus een retrograde, tegengestelde, draairichting heeft ten opzichte van de andere planeten, behalve Uranus, in ons zonnestelsel.” Einde citaat.

     

    De kosmische catastrofetheorie heeft al langer mijn aandacht. Hoewel ik de theorie vanuit mijn opleiding niet naar waarheid kan toetsen, past de theorie wel in een resem van meganatuurcatastrofes die in de Bijbel beschreven worden, en ook gedateerd kunnen worden. Wat dan ook het mechanisme geweest is, dat deze meganatuurcatastrofes veroorzaakte?

    Naast Velikovsky kwam in de jaren negentig het werk van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, ‘The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes’, onder mijn aandacht. Deze geleerden gaan nog gedetailleerder te werk en leveren een schema met een cyclus van catastrofes van 2484 v. Chr. tot 701 v. Chr. Het jaar 701 v. Chr. is hun ankerpunt op de tijdsbalk, van waar zij in de tijd terugrekenen. Dit jaartal zou het jaar zijn dat het Assyrische leger van Sanherib nabij Jeruzalem door de Engel des HEREN, in het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia, vernietigend verslagen werd. Het jaar 701 v. Chr. werd door de geleerde E. Thiele bekomen. Thiele dokterde op basis van de Assyrische koningslijst het jaartal 701 v. Chr., voor het veertiende regeringsjaar van Hizkia, uit. Hij deed dit via het aanpassen van de Bijbelse chronologische gegevens aan de Assyrische Khorsabad-koningslijst. Thiele verkorte uiteindelijk de algemene regeringstijd van de koningen van Israël en Juda met uiteindelijk ongeveer veertig jaar, en dit om in lijn met de Assyrisch-chronologische gegevens te komen. Het veertiende regeringsjaar van Hizkia wijkt op die manier met acht jaar van de Bijbelse chronologische gegevens af. Het Exodusjaartal van 1447 v. Chr. van Thiele, wijkt zelfs zesendertig jaar af van de Bijbels-chronologische gegevens volgens de sabbat- en jubeljaarcyclus.

    In heel wat naslagwerken en Bijbelatlassen worden de jaartallen van E. Thiele gehanteerd. In mijn boek ‘De Assyriologie herzien’ ga ik hier dieper op in. Zie ook TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 327, hoofdstuk: de kroniek van koning Hizkia.

    Als een gevolg van het hanteren van de chronologie van Thiele voor de regeerperioden van de koningen van Israël en Juda, zit Donald W. Patten als beginpunt, er acht jaar naast en op deze manier gaan sommige verbanden verloren en werkt men dikwijls met ‘circa ’s’ wat de datering van de meganatuurcatastrofes betreft.

    Wanneer men echter het cyclusmodel van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch en Loren C. Steinhauer, binnen de sabbat- en jubeljaarchronologie hanteert, zijn de resultaten nochtans verbluffend. De catastrofe-cyclus is volgens Patten zelfs nauwkeurig te berekenen tot 54 jaar en zes maanden met iedere keer een planetaire interactie in de maand maart, het Romeinse Tubilustrium en de daaropvolgende catastrofe 54 jaar en zes maanden later in oktober, het Romeinse Armilustrium.

    Wanneer we het jaar 776 v. Chr. als een ankerjaar op de tijdsbalk gebruiken arriveren we 54 jaar en zes maanden later in het voorjaar van 722 v. Chr. met de dood van koning Achaz en een beschreven meganatuurcatastrofe op de dag van diens begrafenis. Terugrekenend in de tijd vanaf oktober 776 v. Chr. arriveert men in het voorjaar van 830 v. Chr. voor een eerdere bijzondere constellatie met toevallig een regeringswissel in zowel Juda als Israël. Zie het artikel op dit blog van 22.02.2016, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1456095600&stopdatum=1456700400

     

     

    De dood van Jerobeam II in het jaar van de meganatuurcatastrofe veroorzaakte een breuk in de troonopvolging in het tienstammenrijk. Het resultaat was een periode van anarchie alvorens de zoon van Jerobeam II: Zacharia, de macht kon overnemen.

    2 Koningen 15:8 In het acht en dertigste jaar van Azaria, den koning van Juda, regeerde Zacharia, de zoon van Jerobeam, over Israël te Samaria, zes maanden.

     

    Dit Bijbelgedeelte leert dat Zacharia koning werd in het achtendertigste regeringsjaar van koning Azaria van Juda, wat op de tijdsbalk het jaar oct765/sep764 v. Chr. is. Of een periode van twaalf jaar van anarchie in het tienstammenrijk, zonder koning op de troon. Dit is een toestand die de profeet Hosea, die optrad in de dagen van Jerobeam, geprofeteerd had:

    Hosea 3:4 Want de kinderen Israëls zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning, en zonder vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim.

     

    Het was farao Sjosjenq I van de tweeëntwintigste Libische dynastie die middels een veldtocht aan de periode van anarchie in het gebied van het tienstammenrijk een einde maakte. Het was het begin van een alliantie van het tienstammenrijk met Egypte, een alliantie die zou stand houden tot op koning Hosea en de val van Samaria in 717 v. Chr. Zie het artikel op dit blog van 14-09-2015, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1442181600&stopdatum=1442786400 ‘Gelijk Salman Beth-Arbel verwoestte’.

    In mijn boek DE ZONAANBIDDER, 2016, blz. 167-172, ga ik uitgebreid in op de plaatsing van de tweeëntwintigste dynastie op de tijdsbalk tijdens deze epoque.

     

     

    2 Koningen 15:9 En hij (Zacharia) deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk als zijn vaderen gedaan hadden; hij week niet af van de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed. 10 En Sallum, de zoon van Jabes, maakte een verbintenis tegen hem, en sloeg hem voor het volk, en doodde hem; en hij werd koning in zijn plaats. 11 Het overige nu der geschiedenissen van Zacharia, ziet, dat is geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël. 12 Dit was het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had tot Jehu, zeggende: U zullen zonen van het vierde gelid op den troon van Israël zitten; en het is alzo geschied.

    13 Sallum, de zoon van Jabes, werd koning, in het negen en dertigste jaar van Uzzia, den koning van Juda; en hij regeerde een volle maand te Samaria.

     

    De periode van twaalf jaar zonder koning in het tienstammenrijk betekende met de troonsbestijging van Zacharia niet het einde van de anarchie in het gebied van Israël. Zacharia werd namelijk na amper zes maanden op de troon door een usurpator met de naam Sallum, vermoord. Deze laatste kon vervolgens een volle maand, volgens het Bijbelbericht, regeren waarna ook hij door een andere troonpretendent vermoord werd.

    2 Koningen 15:14 Want Menahem, de zoon van Gadi, toog op van Thirza, en kwam te Samaria, en sloeg Sallum, den zoon van Jabes, te Samaria, en doodde hem, en werd koning in zijn plaats. 15 Het overige nu der geschiedenissen van Sallum, en zijn verbintenis, die hij maakte, ziet, die zijn geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël. 16 Toen sloeg Menahem Tifsah, met allen, die daarin waren, ook haar landpalen van Thirza af; omdat men niet voor hem had opengedaan, zo sloeg hij hen; al haar bevruchte vrouwen hieuw hij in stukken. 17 In het negen en dertigste jaar van Azaria, den koning van Juda, werd Menahem, de zoon van Gadi, koning over Israël, en regeerde tien jaren te Samaria. 18 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week al zijn dagen niet af van de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed.

    19 Toen kwam Pul, de koning van Assyrië, tegen het land; en Menahem gaf aan Pul duizend talenten zilvers, opdat zijn hand met hem zoude zijn, om het koninkrijk in zijn hand te sterken. 20 Menahem nu bracht dit geld op van Israël, van alle geweldigen van vermogen, om den koning van Assyrië te geven, voor elk man vijftig zilveren sikkels; alzo keerde de koning van Assyrië weder, en bleef daar niet in het land.

    21 Het overige nu der geschiedenissen van Menahem, en al wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël? 22 Daarna ontsliep Menahem met zijn vaderen; en zijn zoon Pekahia werd koning in zijn plaats. (Statenvertaling)

     

    Het negenendertigste regeringsjaar van koning Uzzia van Juda zit op de tijdsbalk verankerd in het jaar 763 v. Chr. In het voorjaar van 763 v. Chr. nam generaal Menahem in Israël het bewind over. Dat Menahem de legeroverste was maakt Flavius Josephus ons bekend. De beschreven invasie van de Assyrische koning Pul in 2 koningen 15:19, dateer ik in de periode van 763/761 v. Chr. Zie het artikel op dit blog van 14.04.2016, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1460325600&stopdatum=1460930400

    De Assyrische koningen Pul en Tiglath Pileser zijn volgens de Statenvertaling op basis van de Hebreeuwse grondtekst, als twee te onderscheiden koningen te zien. De gevestigde Assyriologie ziet ze als één en dezelfde koning. De gevestigde Assyriologie ziet Tiglath Pileser III ook als een en dezelfde persoon met de Babylonische koning Pulu van de Ptolemeüs-canon. Bij de revisie van de Assyrische koningslijst echter komt Tiglath Pileser III op de tijdsbalk als tijdgenoot van Menahem terecht, en blijft de Babylonische koning Pulu op de tijdsbalk verankerd met de regeerperiode 22.02.731/20.02.726 v. Chr., waar geen discussie over bestaat (zie TIJD en TIJDEN, Appendix 6, blz.482/494).

     

    Van Tiglath Pileser III zijn heel wat annalen bewaard gebleven. In de kroniek van zijn zevende jaar wordt Menahem van Samaria bij naam als schatplichtig aan hem genoemd.

     

     

    Annals of Tiglath Pileser III, ANET 3 283: I received tribute from Kuštašpi of Commagene, Rezon of Damascus, Menahem of Samaria, Hiram of Tyre, Sibitti-bi'li of Byblos, Urikki of Qu'e, Pisiris of Karchemiš, I'nil of Hamath, Panammu of Sam'al, Tarhulara of Gurgum, Sulumal of Melitene, Dadili of Kaska, Uassarme of Tabal, Ušhitti of Tuhana, Tuhamma of Ištunda, Urimme of Hubišna, and Zabibe, the queen of Arabia - gold, silver, tin, iron, elephant-hides, ivory, linen garments with multi-coloured trimmings, blue-dyed wool, purple-dyed wool, ebony-wood, boxwood-wood, whatever was precious enough for a royal treasure; also lambs whose stretched hides were dyed purple, wild birds whose spread-out wings were dyed blue, furthermore horses, mules, large and small cattle, male dromedaries, female dromedaries with their foals.

     

    De Assyriologie heeft Tiglath Pileser III de regeerperiode van 745 tot 727 v. Chr. gegeven, en dit op basis van haar interpretatie van de Eponiemlijsten. Dit staat echter haaks op de regeerperiode van Menahem die aan de hand van de sabbat- en jubeljarenschikking op de tijdsbalk de jaren 763/753 v. Chr. heeft. Het is de regeerperiode van Tiglath Pileser die dient aangepast te worden. Een aanzet heb ik hiertoe gemaakt in mijn boek ‘DE ASSYRIOLOGIE herzien’ uit 2012, blz. 70-83. Herzien regeert Tiglath Pileser III nu van het jaar 768 tot het jaar 731 v. Chr. Tijdens deze lange periode deelde hij aanvankelijk de troon van Assyrië met Pul en later was zijn zoon Sargon II co-regent met hem. Wanneer koning Achaz van Juda door Pekah van het tienstammenrijk in alliantie met Aram belaagd werd, schreef Achaz een brief om hulp aan de koningen van Assyrië, koningen in het meervoud:

    2 Kronieken 28:16 Ter zelfder tijd zond de koning Achaz tot de koningen van Assyrië, dat zij hem helpen zouden..

    Zoals de Assyriologie de eponiemlijsten hanteert herkend zij geen co-regentschappen en gaat er bovendien van uit dat er geen namen in de lijst ontbreken. De Bijbel leert anders. En ook Flavius Josephus verstond het in zijn tijd ook anders.

    Hierna volgt een relevant gedeelte uit de werken van Flavius Josephus aangaande Menahem en de Assyrische koningen Pul en Tiglath Pileser.

    Flavius Josephus, Joodse Oudheden, Boek IX, xi.

    1. Now when Zachariah, the son of Jeroboam, had reigned six months over Israel, he was slain by the treachery of a certain friend of his, whose name was Shallum, the son of Jabesh, who took the kingdom afterward, but kept it no longer than thirty days; for Menahem, the general of his army, who was at that time in the city Tirzah, and heard of what had befallen Zachariah, removed thereupon with all his forces to Samaria, and joining battle with Shallum, slew him; and when he had made himself king, he went thence, and came to the city Tiphsah; but the citizens that were in it shut their gates, and barred them against the king, and would not admit him: but in order to be avenged on them, he burnt the country round about it, and took the city by force, upon a siege; and being very much displeased at what the inhabitants of Tiphsah had done, he slew them all, and spared not so much as the infants, without omitting the utmost instances of cruelty and barbarity; for he used such severity upon his own countrymen, as would not be pardonable with regard to strangers who had been conquered by him. And after this manner it was that this Menahem continued to reign with cruelty and barbarity for ten years. But when Pul, king of Assyria, had made an expedition against him, he did not think meet to fight or engage in battle with the Assyrians, but he persuaded him to accept of a thousand talents of silver, and to go away, and so put an end to the war. This sum the multitude collected for Menahem, by exacting fifty drachme as poll-money for every head; after which he died, and was buried in Samaria, and left his son Pekahiah his successor in the kingdom, who followed the barbarity of his father, and so ruled but two years only, after which he was slain with his friends at a feast, by the treachery of one Pekah, the general of his horse, and the son of Remaliah, who laid snares for him. Now this Pekah held the government twenty years, and proved a wicked man and a transgressor. But the king of Assyria, whose name was Tiglath-Pileser, when he had made an expedition against the Israelites, and had overrun all the land of Gilead, and the region beyond Jordan, and the adjoining country, which is called Galilee, and Kadesh, and Hazor, he made the inhabitants prisoners, and transplanted them into his own kingdom. And so much shall suffice to have related here concerning the king of Assyria.

     

    Wanneer we dit citaat van Josephus hebben doorgenomen, blijkt duidelijk dat de oudheidhistoricus Josephus de Assyrische koningen Pul en Tiglath Pileser ook als twee te onderscheiden koningen ziet. Ook leert Josephus dat Menahem de generaal van het Israëlitische leger was, toen hij Sallum vermoordde. Het einde van Menahem zag geen moord of complot maar hij stierf in zijn bed en werd opgevolgd door zijn zoon Pekahia. Deze regeerde echter slechts gedurende twee jaar alvorens door een nieuwe usurpator gedood te worden.

    2 Koningen 15:23 In het vijftigste jaar van Azaria, den koning van Juda, werd Pekahia, de zoon van Menahem, koning over Israël, en regeerde twee jaren te Samaria. 24 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed. 25 En Pekah, de zoon van Remalia, zijn hoofdman, maakte een verbintenis tegen hem, en sloeg hem te Samaria, in het paleis van het huis des konings, met Argob en met Arje, en met hem vijftig mannen van de kinderen der Gileadieten; alzo doodde hij hem, en werd koning in zijn plaats. 26 Het overige nu der geschiedenissen van Pekahia, en al wat hij gedaan heeft, ziet, dat is geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël. (Statenvertaling)

     

    Het vijftigste regeringsjaar van koning Uzzia van Juda is op onze tijdsbalk het jaar 753 v. Chr.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties van Robert De Telder

     

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    04-10-2016 om 11:28 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-09-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.860 v. Chr.: het jaartal van de stichting van Carthago

    Algemeen wordt aangenomen dat Carthago in 814 v. Chr. door Feniciërs gesticht werd. Men kan nochtans op basis van de Bijbelse chronologie en de werken van Flavius Josephus tot een oudere datum voor de stichting van Carthago komen: 860 v. Chr. Een verschil van zesenveertig jaar. Wanneer we de werken van Flavius Josephus bestuderen en dan vooral zijn boek ‘Tegen de Griek Apion ‘, blijkt dat Josephus er als Jood trots op was dat het jaar van de stichting van Carthago berekend kon worden aan de hand van de bouw van de tempel van Salomo. In het betreffende citaat dat hierna volgt, lezen we hoe Josephus de koningslijsten en de annalen van de Feniciërs er bij haalt, en aantoont dat er 143 jaar en acht maanden verlopen waren tussen koning Hiram van Tyrus en de stichting van Carthago. Vervolgens gaat Josephus nog verder en toont aan dat de geschriften van Menander exact een tijdspanne opgeven van 155 jaar en acht maanden, te rekenen vanaf het twaalfde regeringsjaar van koning Hiram tot op de stichting van Carthago. Het twaalfde regeringsjaar van Hiram liep gelijk met het vierde regeringsjaar van Salomo.

     

     

    Flavius Josephus, Against Apion, Book I:

    17. I will now, therefore, pass from these records, and come to those that belong to the Phoenicians, and concern our nation, and shall produce attestations to what I have said out of them. There are then records among the Tyrians that take in the history of many years, and these are public writings, and are kept with great exactness, and include accounts of the facts done among them, and such as concern their transactions with other nations also, those I mean which were worth remembering. Therein it was recorded that the temple was built by king Solomon at Jerusalem, one hundred forty-three years and eight months before the Tyrians built Carthage; and in their annals the building of our temple is related; for Hirom, the king of Tyre, was the friend of Solomon our king, and had such friendship transmitted down to him from his forefathers. He thereupon was ambitious to contribute to the splendor of this edifice of Solomon, and made him a present of one hundred and twenty talents of gold. He also cut down the most excellent timber out of that mountain which is called Libanus, and sent it to him for adorning its roof. Solomon also not only made him many other presents, by way of requital, but gave him a country in Galilee also, that was called Chabulon. But there was another passion, a philosophic inclination of theirs, which cemented the friendship that was betwixt them; for they sent mutual problems to one another, with a desire to have them unriddled by each other; wherein Solomon was superior to Hirom, as he was wiser than he in other respects: and many of the epistles that passed between them are still preserved among the Tyrians. Now, that this may not depend on my bare word, I will produce for a witness Dius, one that is believed to have written the Phoenician History after an accurate manner. This Dius, therefore, writes thus, in his Histories of the Phoenicians: "Upon the death of Abibalus, his son Hirom took the kingdom. This king raised banks at the eastern parts of the city, and enlarged it; he also joined the temple of Jupiter Olympius, which stood before in an island by itself, to the city, by raising a causeway between them, and adorned that temple with donations of gold. He moreover went up to Libanus, and had timber cut down for the building of temples. They say further, that Solomon, when he was king of Jerusalem, sent problems to Hirom to be solved, and desired he would send others back for him to solve, and that he who could not solve the problems proposed to him should pay money to him that solved them. And when Hirom had agreed to the proposals, but was not able to solve the problems, he was obliged to pay a great deal of money, as a penalty for the same. As also they relate, that one·Abdemon, a man of Tyre, did solve the problems, and propose others which Solomon could not solve, upon which he was obliged to repay a great deal of money to Hirom." These things are attested to by Dius, and confirm what we have said upon the same subjects before.

     

    18. And now I shall add Menander the Ephesian, as an additional witness. This Menander wrote the Acts that were done both by the Greeks and Barbarians, under every one of the Tyrian kings, and had taken much pains to learn their history out of their own records. Now when he was writing about those kings that had reigned at Tyre, he came to Hirom, and says thus: "Upon the death of Abibalus, his son Hirom took the kingdom; he lived fifty-three years, and reigned thirty-four. He raised a bank on that called the Broad Place, and dedicated that golden pillar which is in Jupiter's temple; he also went and cut down timber from the mountain called Libanus, and got timber Of cedar for the roofs of the temples. He also pulled down the old temples, and built new ones; besides this, he consecrated the temples of Hercules and of Astarte. He first built Hercules's temple in the month Peritus, and that of Astarte when he made his expedition against the Tityans, who would not pay him their tribute; and when he had subdued them to himself, he returned home. Under this king there was a younger son of Abdemon, who mastered the problems which Solomon king of Jerusalem had recommended to be solved." Now the time from this king to the building of Carthage is thus calculated: "Upon the death of Hirom, Baleazarus his son took the kingdom; he lived forty-three years, and reigned seven years: after him succeeded his son Abdastartus; he lived twenty-nine years, and reigned nine years. Now four sons of his nurse plotted against him and slew him, the eldest of whom reigned twelve years: after them came Astartus, the son of Deleastartus; he lived fifty-four years, and reigned twelve years: after him came his brother Aserymus; he lived fifty-four years, and reigned nine years: he was slain by his brother Pheles, who took the kingdom and reigned but eight months, though he lived fifty years: he was slain by Ithobalus, the priest of Astarte, who reigned thirty-two years, and lived sixty-eight years: he was succeeded by his son Badezorus, who lived forty-five years, and reigned six years: he was succeeded by Matgenus his son; he lived thirty-two years, and reigned nine years: Pygmalion succeeded him; he lived fifty-six years, and reigned forty-seven years. Now in the seventh year of his reign, his sister fled away from him, and built the city Carthage in Libya." So the whole time from the reign of Hirom, till the building of Carthage, amounts to the sum of one hundred fifty-five years and eight months. Since then the temple was built at Jerusalem in the twelfth year of the reign of Hirom, there were from the building of the temple, until the building of Carthage, one hundred forty-three years and eight months. Wherefore, what occasion is there for alleging any more testimonies out of the Phoenician histories [on the behalf of our nation], since what I have said is so thoroughly confirmed already? and to be sure our ancestors came into this country long before the building of the temple; for it was not till we had gotten possession of the whole land by war that we built our temple. And this is the point that I have clearly proved out of our sacred writings in my Antiquities.

     

    De chronologische gegevens die Josephus citeert zijn verbluffend en verbinden de koningslijst van Tyrus met de chronologie van de Bijbel. Het is via de regeerperiode van Salomo en de bouw van de Tempel te Jeruzalem dat het twaalfde jaar van Hiram van Tyrus verbonden wordt.

     

    Het jaartal van de dood van Salomo wordt sinds de publicatie in 1951 van Thiele ’s opus magnum: The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, in het jaar 931 v. Chr. geplaatst. De onderzoeker Edwin R. Thiele (1895/1986) bracht met zijn studie de Bijbels-chronologische gegevens van de koningen van Juda en Israël in lijn met de Assyrische koningslijst en zijn werk wordt sindsdien algemeen beschouwd als de definitieve Bijbelse chronologie. Zijn jaartallen worden dan ook in Studiebijbels gehanteerd wat het zelfs een aura van geïnspireerd zijn geeft. De vraag moet echter zijn: is zijn constructie volledig Bijbelgetrouw?

    Wanneer men onderzoek doet naar de geschiedenis van de Bijbelse chronologie dan blijkt dat in het verleden andere jaartallen voor de dood van Salomo gehanteerd werden. Het jaartal ca. 975 v. Chr. bijvoorbeeld was het meest gangbare jaartal dat in Studiebijbels voor de publicatie van Thiele ’s werk gehanteerd werd. Een verschil van zo maar even 44 jaar?

    Wat is de reden wat zulk een drastische inkorting van de Bijbelse chronologie schijnbaar nodig maakte? De enige reden was de Assyriologie en het publiceren van de Assyrische koningslijst gebaseerd op de Eponiemlijsten in de vorige eeuw. Deze kronieklijsten liepen over een periode van 892 tot 648 v. Chr. en gingen dus ook over een belangrijke contemporaine periode in de geschiedenis van de koningen van Israël en Juda. De Bijbels-chronologische gegevens waren echter niet compatibel met de Assyrische en dienden volgens Thiele aangepast te worden.

    Een eponiem zou een Assyrisch ambtenaar geweest zijn naar wie een bepaald jaar genoemd werd met in de lijst voor dat jaar een historische vermelding naar een belangrijke gebeurtenis zoals bijvoorbeeld een veldtocht, een pestziekte, een eerste regeringsjaar van een Assyrische koning, een zonsverduistering enzoverder.

    Van groot belang voor de datering van de gevonden Assyrische koningslijst was een genoteerde verduistering van de zon over Nineveh in het tiende regeringsjaar van Assur Dan ten tijde van het eponiem van Bur Sagale dat gedateerd werd in 763 v. Chr. Dit jaartal werd dan ook het chronologische ankerpunt voor de andere vermelde gebeurtenissen en de regeringsjaren van de Assyrische koningen. Men gaat er echter in de Assyriologie van uit dat er in de lijst geen namen van koningen ontbreken noch dat er co-regentschappen hebben plaatsgevonden. Een uitgangspunt dat vraagtekens zou moeten oproepen?

    Onacceptabel voor ieder chronoloog die de Bijbel als historisch betrouwbaar acht, was Thiele ’s constructie om de val van Samaria in het negende regeringsjaarjaar van Hosea, (in de Bijbel contemporain met het zesde jaar van Hizkia van Juda), te laten passen met de Assyrische gegevens betreffende Sargon II en Sanherib. Hier verkondigde hij onbeschaamd dat de Bijbelse gegevens van 2 Koningen hoofdstukken 17 en 18 foutief waren, als laat en kunstmatig aan de Bijbel toegevoegd. Thiele had dus niet als vertrekbasis dat de Bijbel door God geïnspireerd is en historisch correct. Niettemin heeft Thiele bij heel wat vak wetenschappers geen krediet verloren.

    Thiele verkortte de regeringsduur van bepaalde koningen van Juda en Israël om deze te laten passen in het Assyrische tijdskader. Met het inkorten van sommige regeerperioden van Israëlitische koningen verdedigde hij de zogenaamde ‘dual dating’ en paste het enkele malen toe, ook daar waar de Bijbel niet expliciet duidelijk over is.

    De slag bij Karkar werd gedateerd in het jaar 853 v. Chr. en het laatste regeringsjaar van Achab van Israël met dit jaartal verbonden. Verder in de tijd terugrekenend arriveerde men voor het sterfjaar van Salomo in 931 v. Chr. (A Chronology of the Hebrew Kings, Chapter 3, Establishing Basic Dates).

     

    Het zijn echter de Assyrische gegevens die aan de Bijbelse chronologie dienen gelinkt te worden en niet andersom. Op basis van de Bijbelse sabbat- en jubeljaren kunnen we de dood van Salomo en de scheuring van Verenigd Koninkrijk van Israël in 967 v. Chr. op de tijdsbalk plaatsen. Zie het artikel van 30.05.2016 op dit blog, de dertig jubeljaren, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1464559200&stopdatum=1465164000

     

    De regeerperiode van Salomo valt nu in de jaren 1007 tot 967 v. Chr. De tempel werd gebouwd vanaf zijn vierde tot zijn elfde regeringsjaar, of de jaren 1003/996 v. Chr. op de tijdsbalk. Het is met deze jaartallen dat op basis van Josephus gegevens dat het jaar van de stichting van Carthago berekend kan worden. Dat Hiram en Salomo vrienden waren staat in de Bijbel vermeld:

    1 Koningen 5:1 Hiram nu, de koning van Tyrus, zond zijn dienaren naar Salomo, omdat hij gehoord had, dat men hem tot koning gezalfd had in de plaats van zijn vader, want Hiram was altijd met David zeer bevriend geweest. (NBG Vertaling 1951)

     

    Zie ook het Bijbelboek 2 Kronieken 2:1-18 voor de beschrijving van de vriendschap tussen Hiram en David en Salomo, en de levering van materiaal voor de bouw van de tempel te Jeruzalem door Hiram. En naast de samenwerking wat materiaal voor de tempel betreft, was er ook de maritieme samenwerking tussen de Feniciërs en Salomo. Zie TIJD en TIJDEN, 2016, blz. 205.

    Josephus schreef dat het begin van de bouw van de tempel te Jeruzalem chronologisch in het twaalfde regeringsjaar van Hiram geschiedde. Ik herhaal voor de goede orde nogmaals het betreffende citaat van Josephus:

    Pygmalion succeeded him; he lived fifty-six years, and reigned forty-seven years. Now in the seventh year of his reign, his sister fled away from him, and built the city Carthage in Libya." So the whole time from the reign of Hirom, till the building of Carthage, amounts to the sum of one hundred fifty-five years and eight months. Since then the temple was built at Jerusalem in the twelfth year of the reign of Hirom, there were from the building of the temple, until the building of Carthage, one hundred forty-three years and eight months.

     

    Tussen het twaalfde regeringsjaar van Hiram en het zevende regeringsjaar van Pygmalion zitten er 143 jaar en acht maanden. De regeerperiode van Salomo is verankerd met de jaren 1007/967 v. Chr. en dit op basis van de sabbat- en jubeljaartelling volgens William Whiston. Mijn jaartal voor de dood van Salomo in 967 v. Chr. wijkt met 36 jaar af van het tegenwoordig gangbare jaartal 931 v. Chr. De Tempelbouw te Jeruzalem ving aan in het vierde regeringsjaar van Salomo in april 1003 v. Chr. en in oktober van het jaar 996 v. Chr., zeven jaar later, was de Tempel afgewerkt.

    1 Koningen 6:37 In het vierde jaar werd het huis des HEREN gegrondvest, in de maand Ziw (april/mei), 38 en in het elfde jaar, in de maand Bul, dat is de achtste maand (oktober/november), was het huis in al zijn onderdelen en geheel volgens bestek voltooid; hij bouwde het dus in zeven jaar.

    Het twaalfde regeringsjaar van Hiram verankerd met het vierde regeringsjaar van Salomo, wordt nu apr1003/mrt1002 v. Chr. En vanaf dit jaartal gerekend, arriveren we in 860 v. Chr. voor het zevende regeringsjaar van de Fenicische koning Pygmalion. Het is in dat jaar dat de zuster van Pygmalion; Dido uit Tyrus moest vluchtten en datzelfde jaar nog Carthago stichtte.

     

     

    Het verkregen jaartal 860 v. Chr. levert op de tijdsbalk een kruispeiling op via de meganatuurcatastrofe die dat jaar de oude wereld trof. Een meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong die, volgens de theorie van een cyclus van catastrofes die sinds de Grote Vloed planeet aarde teisterden, aan de basis ligt van het vertrek van Dido uit Tyrus op weg naar een nieuwe vestigingsplaats.

    De catastrofetheorie had mijn aandacht in TIJD en TIJDEN, 2016, blz. 157 -163, 169-175, 193 en 331-338. Het is de studie van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer met hun boek ‘The long day of Joshua and six other catastrophes, 1973, chapter VI’, dat ik onderzocht en toepaste in mijn reconstructie van de geschiedenis van de oudheid.

     

    Hierna volgt een reconstructie van de Fenicische koningslijst op de tijdsbalk dat in TIJD en TIJDEN, 2015, te vinden is vanaf blz. 257.

    Koning Hiram ’s twaalfde jaar is gelinkt aan het vierde regeringsjaar van Salomo en zit op de tijdsbalk, zoals eerder gezien, in het jaar apr1003/mrt1002 v. Chr. verankerd. Zijn volledige regeerperiode loopt aldus van het jaar 1014 tot 980 v. Chr. Bij de dood van Hiram werd deze opgevolgd door zijn zoon Baleazarus die gedurende zeven jaar zou regeren: 980/973 v. Chr. Na Baleazarus nam diens zoon Abdastartus de scepter over en regeerde negen jaar: 973/964 v. Chr. Flavius Josephus vermeldt over Abdastartus dat hij vermoord werd door vier zonen van zijn voedster van wie de oudste moordenaar twaalf jaar zou regeren. Daarna ging op een later tijdstip de heerschappij over naar Astartus, de zoon van Deleastartus die twaalf jaar zou regeren. Het is na het vermoorden van Abdastartus dat er een periode van anarchie in Fenicië moet geweest zijn. Wanneer we alle regeerperioden die Josephus voor de koningenlijst vanaf Hiram tot Pygmalion opgeeft, optellen, komen we namelijk niet aan de verwachte uitkomst van 155 jaar en 8 maanden.

    Het vervolg met het invullen van de namen en hun regeerperioden dient aldus als een alternatief variant beschouwd te worden. De regeerperioden van Hiram tot Abdastartus zijn degelijk op de tijdsbalk verankerd. Ik ga er vanuit dat de opgegeven tijdsperiode van het twaalfde jaar van Hiram tot het zevende jaar van Pygmalion door Josephus correct is. Wanneer we nu vanaf Pygmalion ’s zevende regeringsjaar op de tijdsbalk terugwerken krijgen we de volgende regeerperioden en jaartallen:

    Pygmalion           47     866/820 v. Chr.

    Matgenus              9     875/866

    Badezorus           ..6     881/875

    Ithobalus            32     913/881

    Phelles                         914/913 (8 maanden)

    Aserymus              9     922/914

    Astartus              12      934/922

     

    Vanaf 964, het jaar dat Abdastartus vermoord werd door de vier zonen van zijn voedster, zijn het in totaal 30 jaar van anarchie tot wanneer Astartus de scepter overnam in het jaar 934 v. Chr. .

     

    ‘anarchie’            964/934

    Abdastartus        973/964

    Baleazarus           980/973

    Hiram                 1014/980

     

    Het hier aangeboden variant wordt door een en ander bevestigd. Er waren namelijk buiten Hiram en Salomo nog andere interacties tussen vorsten van Tyrus en Israël. Zo was bijvoorbeeld koning Achab van het tienstammenrijk getrouwd met een dochter van Ithobalus/Etbaäl. Het verschil in schrijfwijze heeft als oorzaak dat Flavius Josephus zijn Fenicische namen in het Grieks heeft doorgegeven en de Bijbel vanuit het Hebreeuws vertaald werd.

    1 Koningen 16:29 Achab, de zoon van Omri, werd koning over Israël in het achtendertigste jaar van Asa, de koning van Juda. En Achab, de zoon van Omri, regeerde te Samaria tweeëntwintig jaar over Israël. 30 Achab, de zoon van Omri, deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, meer dan allen die vóór hem geweest waren. 31 Het minst erge was, dat hij wandelde in de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, maar hij nam tot vrouw Izebel, de dochter van Etbaäl, de koning der Sidoniërs, en ging de Baäl dienen en zich voor hem neerbuigen. 32 Vervolgens richtte hij voor de Baäl een altaar op in het huis van de Baäl, dat hij te Samaria gebouwd had. 33 Verder maakte Achab de gewijde paal; en Achab ging voort met zó te handelen, dat hij de HERE, de God van Israël, meer krenkte dan alle koningen van Israël die vóór hem geweest waren. (NBG Vertaling 1951)

     

    De regeerperiode van Achab, de zoon van Omri, zit op de tijdsbalk via de sabbat- en jubeljaren verankerd van 909 tot 888 v. Chr. De regeerperiode van Ithobalus hebben we gezien, liep van 913 tot 881 v. Chr. Beide koningen waren aldus contemporain. En dit is een bewijs, zo niet een goede aanwijzing, dat het hier aangeboden variant als puzzelstukje in het plaatje past.

    In een ander boek van Flavius Josephus (Flavius Josephus, Joodse Oudheden Boek VIII,xiii.2) vermeldt Josephus de hongersnood ten gevolge van een langdurige droogte ten tijde van de regeerperiode van Achab, een droogte, een ramp die ook bij de Feniciërs ten tijde van Ithobalus geregistreerd werd.

    … Now Menander mentions this drought in his account of the acts of Ethbaal, king of the Tyrians; where he says thus: "Under him there was a want of rain from the month Hyperberetmus till the month Hyperberetmus of the year following; but when he made supplications, there came great thunders. This Ethbaal built the city Botrys in Phoenicia, and the city Auza in Libya." By these words he designed the want of rain that was in the days of Ahab, for at that time it was that Ethbaal also reigned over the Tyrians, as Menander informs us.

     

    Maar ook uit buiten-Bijbelse bronnen bevestigen een en ander. De Assyriërs verwijzen naar het ontvangen van schatting van Tyrus. In het achttiende jaar van Salmaneser III (herzien 877/876 v. Chr.) claimt deze heerser schatting ontvangen te hebben van Baa‘li-maanzer. Deze Assyrische naam is volgens deskundigen gelijk aan het Griekse Baal-Eser of Balazeros of Badezeros. Mijn eerder opgegeven jaartallen voor Badezorus: 881/875 v. Chr. passen ook hier in het plaatje. Badezorus, de grootvader van Pygmalion, en Salmaneser III waren contemporain. Zowel de Feniciër Badezorus als generaal Jehu van het huis van Omri, brachten aldus gezamenlijk schatting naar Salmaneser III in diens achttiende regeringsjaar.

    De voorganger van Salmaneser III; zijn vader Assurbanipal die gereviseerd regeerde van 917 tot 895 v. Chr., ontving eveneens schatting uit Fenicië, maar vermeldt in zijn (nochtans) uitvoerige annalen geen namen van koningen die hem schatting brachten:

    “In those days I occupied the environs of Lebanon; to the great sea [3.85] of Phoenicia I went up: up to the great sea my arms I carried: to the gods I sacrificed; I took tribute of the Princes of the environs of the sea-coast, [3.86] of the lands of Tyre, Sidon, Gebal, Maacah Maizai Kaizai, of Phoenicia and Arvad.”

     

    Er zijn deskundigen die echter van mening zijn dat Assurbanipal weliswaar vanuit Assyrië naar de Middellandse Zeekust is kunnen doorstoten, maar de Libanon niet heeft kunnen bezetten. Ongetwijfeld waren de machtige koningen van Israël en Juda: Omri en Achab, Asa en Josafat, tijdens deze periode een te groot obstakel voor hem.

    Tijdgenoten van Assurbanipal (917/895 v. Chr.) in Fenicië waren achtereenvolgens: Aserymus  (922/913), Phelles(914/913) en Ithobalus(913/881)

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties van Robert De Telder

     

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    26-09-2016 om 13:33 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-09-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Chronologie van de koningen van Juda en van Israël

    Met onze aflevering van 30.05.2016: de dertig jubeljaren (zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2890485)

    hebben we gezien dat de dertig historische jubeljaren het sluitende raamwerk leveren waarbinnen de regeerperioden van de koningen van Juda en Israël, via de Bijbels-chronologische gegevens gerangschikt moeten worden. Ook het jaartal van de Exodus wordt via de sabbat- en jubeljaren op de tijdsbalk berekend en verankerd. Zie mijn boek EXODUS, 2016, hoofdstuk: het jaartal van de Exodus: 1483 v. Chr., blz. 59-69. (voor wie het boek aanschaffen: zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331)

     

    Vanaf de Exodus in 1483 v. Chr. zijn het vierhonderdtachtig jaar tot het vierde regeringsjaar van Salomo, wanneer deze aan de bouw van de Tempel te Jeruzalem begint.

    1 Koningen 6:1 Het geschiedde nu in het vierhonderd en tachtigste jaar, na den uitgang der kinderen Israëls uit Egypte, in het vierde jaar van het koninkrijk van Salomo over Israël, in de maand Ziv (deze is de tweede maand), dat hij het huis des HEEREN bouwde. (Statenvertaling)

     

    Het vierde regeringsjaar van Salomo verankeren we op de tijdsbalk in okt1004/sep1003 v. Chr. Zijn veertigjarige regeerperiode gaat aldus van het najaar van 1007 tot het najaar van 967 v. Chr. Hieraan vooraf zit de regeerperiode van David gekoppeld van 1047 tot 1007 v. Chr., en daaraan vooraf regeerde Saul van 1087 tot 1047 v. Chr.

    De regeerperioden van de koningen van Juda en van Israël volgend op de scheuring van het Verenigd Koninkrijk na de dood van Salomo in het najaar van 967 v. Chr., rangschikken we op de tijdsbalk tussen de jaren 967 v. Chr. en 586 v. Chr. Het laatste jaar betekende het einde van het koninkrijk van Juda met de vernietiging van de Tempel door de Babylonische legers van Nebukadnezar.

    In mijn studie TIJD en TIJDEN, 2015, heb ik de regeerperioden van de koningen van Israël en Juda passend tussen beide jaartallen: 967 v. Chr. en 586 v. Chr. op de tijdsbalk aangebracht. Voor wie het boek nog niet aangeschaft heeft, zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

    In nog te volgen afleveringen op dit blog, zal ik al de koningen van Juda en Israël volgend op Salomo tot aan koning Zedekia op de tijdsbalk rangschikken. Hierbij houd ik alleen rekening met het feit dat men in het tienstammenrijk het jaar in de maand nisan liet beginnen en in het tweestammenrijk of Juda in de maand tisjri. Daarnaast kende vooral Juda regelmatig troonsbestijgingsjaren waarbij het eerste jaar van een koning niet altijd als zijn eerste regeringsjaar geteld moet worden. Coregentschappen heb ik alleen toegepast wanneer de Bijbel het expliciet beschreef. Zo ben ik terug naar de normaal verlengde chronologie van de koningen van Juda en Israël gegaan. De verkorte chronologie van Edwin R. Thiele werd opgegeven. Wat ik van Thiele behouden heb zijn de twee verschillende kalenders/jaartellingen die in Juda en Israël gehanteerd werden en de bijzondere troonsbestijgingsjaren. Het resultaat is een volmaakt passen van alle puzzelstukjes in het plaatje.

    Binnen het Bijbels-chronologische tijdskader dienen de koningslijsten van de buurvolken geplaatst te worden, en niet andersom.

    Heel wat seculiere revisionisten van de geschiedenis van de oudheid hanteren de gefabriceerde jaartallen van de algemeen aanvaarde Edwin R. Thiele en zijn de oorzaak van scheve constructies. Het Exodusjaartal van Thiele bijvoorbeeld heeft een verschil van zesendertig jaar op de tijdsbalk.

     

     

    Bij de dood van Salomo volgde diens zoon bij de Ammonietische Naäma: Rehabeam, zijn vader op. Als een gevolg van Rehabeam ‘s onbuigzaamheid naar de eisen van de tien stammen onder leiding van Jerobeam, scheurden deze zich nog hetzelfde jaar van Juda, af. Het tweestammenrijk bestond vanaf dat ogenblik alleen nog uit de stam Juda en de stam Benjamin, samen met de Levieten.

    In Juda laat men het jaar met de maand tisjri aanvangen. Het eerste regeringsjaar van Rehabeam loopt dus van tisjri (september/oktober) 967 v. Chr. tot tisjri of najaar 966 v. Chr. waarna zijn eerste regeringsjaar aanvangt. Rehabeam begon te regeren met een troonsbestijgingsjaar zoals het tekstverband in de Bijbel aantoont. Rehabeam regeert volgens het Bijbelbericht zeventien jaar:

    1 Koningen 14:21 Rehabeam nu, de zoon van Salomo, regeerde in Juda; een en veertig jaren (LXX= zestien) was Rehabeam oud, als hij koning werd, en regeerde zeventien jaren te Jeruzalem, in de stad, die de HEERE verkoren had uit al de stammen van Israël, om Zijn Naam daar te zetten; en de naam zijner moeder was Naäma, de Ammonietische.

     

     

    Bij de dood van Rehabeam werd deze opgevolgd door zijn zoon Abiam, die voor een periode van slechts drie jaar zou regeren:

    1 Koningen 15:1 In het achttiende jaar nu van den koning Jerobeam, den zoon van Nebat, werd Abiam koning over Juda. 2 Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Maacha, een dochter van Abisalom.

     

    Het tienstammenrijk kende geen troonsbestijgingsjaar en het eerste regeringsjaar van Jerobeam liep van het najaar van 967 v. Chr. tot voorjaar, of nisan 966 v. Chr. waarna zijn tweede regeringsjaar begon. Dit past volkomen op de bijgevoegde tijdsbalk, want in het twintigste regeringsjaar van Jerobeam begint het troonsbestijgingsjaar van Asa in Juda.

    1 Koningen 15: 9 In het twintigste jaar van Jerobeam, den koning van Israël, werd Asa koning over Juda. 10 En hij regeerde een en veertig jaren te Jeruzalem, en de naam zijner moeder was Maacha, een dochter van Abisalom.

     

     

    Het zijn puzzelstukjes die via het toepassen van de verschillende gehanteerde kalender-jaartellingen en de troonsbestijgingsjaren, feilloos in elkaar passen.

    1 Koningen 15: 25 Nadab nu, de zoon van Jerobeam, werd koning over Israël, in het tweede jaar van Asa, den koning van Juda; en hij regeerde twee jaren over Israël.

     

    Op het bijgevoegde schema merken we dat het tweede regeringsjaar van Asa via het troonsbestijgingsjaar, exact past met het jaar dat volgens het Bijbelbericht Nadab in Israël koning werd.

    In het derde jaar van Asa van Juda begon Baesa te regeren.

    1 Koningen 15:28 En Baësa doodde hem (Nadab), in het derde jaar van Asa, den koning van Juda, en werd koning in zijn plaats.

     

     

    1 Koningen 16:8 In het zes en twintigste jaar van Asa, den koning van Juda, werd Ela, de zoon van Baësa, koning over Israël, te Thirza, en regeerde twee jaren. 9 En Zimri, zijn knecht, overste van de helft der wagenen, maakte een verbintenis tegen hem, als hij te Thirza was, zich dronken drinkende in het huis van Arza, den hofmeester te Thirza; 10 Zo kwam Zimri in, en sloeg hem, en doodde hem, in het zeven en twintigste jaar van Asa, den koning van Juda; en hij werd koning in zijn plaats.

     

    1 Koningen 16:15 In het zeven en twintigste jaar van Asa, den koning van Juda, regeerde Zimri zeven dagen te Thirza; en het volk had zich gelegerd tegen Gibbethon, dat der Filistijnen is.

     

    1 Koningen 16:21 Toen werd het volk van Israël verdeeld in twee helften; de helft des volks volgde Tibni, den zoon van Ginath, om hem koning te maken; en de helft volgde Omri. 22 Maar het volk, dat Omri volgde, was sterker dan het volk, dat Tibni, den zoon van Ginath, volgde; en Tibni stierf, en Omri regeerde. 23 In het een en dertigste jaar van Asa, den koning van Juda, werd Omri koning over Israël, en regeerde twaalf jaren; te Thirza regeerde hij zes jaren.

     

     

    Na de kortstondige regeerperiode van slechts zeven dagen van Zimri, een van de legeroversten van Ela, volgde in het tienstammenrijk een burgeroorlog tussen de twee rivalen Tibni en Omri. Een burgeroorlog die in het 31ste regeringsjaar van koning Asa van Juda, beslecht werd met de overwinning van Omri. Een jaar later zou deze zijn nieuwe hoofdstad Samaria grondvesten. In totaal regeerde Omri twaalf jaar of fracties daarvan, zoals het bijgevoegde schema laat zien. Bij zijn dood werd hij opgevolgd door zijn zoon Achab.

    1 Koningen 16:28 En Omri ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven te Samaria; en zijn zoon Achab regeerde in zijn plaats. 29 En Achab, de zoon van Omri, werd koning over Israël, in het acht en dertigste jaar van Asa, den koning van Juda; en Achab, de zoon van Omri, regeerde over Israël, te Samaria, twee en twintig jaren.

     

    Achab van het tienstammenrijk zou volgens het Bijbelbericht tweeëntwintig jaar regeren. In zijn vierde regeringsjaar werd Josafat in Juda koning.

    1 Koningen 22:41 Josafat nu, de zoon van Asa, werd koning over Juda, in het vierde jaar van Achab, den koning van Israël. 42 Josafat was vijf en dertig jaren oud, als hij koning werd, en regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Azuba, de dochter van Silchi.

     

    Op het bijgevoegde schema merken we dat ook Josafat ’s regeerperiode met een troonsbestijgingsjaar begon.

     

     

    2 Kronieken 20:31 Zo regeerde Josafat over Juda; hij was vijf en dertig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Azuba, een dochter van Silhi.

     

     

    1 Koningen 22:52 Ahazia, de zoon van Achab, werd koning over Israël te Samaria, in het zeventiende jaar van Josafat, den koning van Juda, en regeerde twee jaren over Israël.

     

    Op het bijgevoegde schema blijkt duidelijk dat de zoon van Achab: Ahazia als co-regent van Achab werd aangesteld in het zeventiende regeringsjaar van Josafat van Juda, nog tijdens het leven van Achab. De reden was ongetwijfeld de nakende oorlog met Aram uitmondend in de slag bij Ramoth-Gilead. Ahazia regeerde gedurende twee jaar waarvan ongeveer één jaar na de dood van Achab, als een gevolg van Achab’s dodelijke verwondingen opgelopen bij de slag om Ramoth-Gilead. In het achttiende regeringsjaar van Josafat van Juda nam een andere zoon van Achab de scepter over: Joram.

    2 Koningen 1:17 Alzo stierf hij (Ahazia), naar het woord des HEEREN, dat Elia gesproken had; en Joram werd koning in zijn plaats, in het tweede jaar van Joram, den zoon van Josafat, den koning van Juda; want hij had geen zoon.

     

    2 Koningen 3:1 Joram nu, de zoon van Achab, werd koning over Israël te Samaria, in het achttiende jaar van Josafat, den koning van Juda, en hij regeerde twaalf jaren.

     

    Op het bijgevoegde schema zien we dat Joram van Juda twee maal als co-regent aangesteld werd. De eerste maal tijdens de slag bij Ramoth Gilead en de tweede maal vanaf het drieëntwintigste regeringsjaar van Josafat, zijnde het vijfde regeringsjaar van Joram van Israël.

     

    2 Kronieken 21:5 Twee en dertig jaar was Joram oud, toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. 6 En hij wandelde in den weg der koningen van Israël, gelijk als het huis van Achab deed; want hij had de dochter van Achab tot een vrouw; en hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN.

     

    2 Koningen 8:16 In het vijfde jaar nu van Joram, den zoon van Achab, den koning van Israël, toen Josafat koning was van Juda, begon Jehoram, de zoon van Josafat, den koning van Juda, te regeren.

    17 Hij was twee en dertig jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem.

     

     

    2 Koningen 8:25 In het twaalfde jaar van Joram, de zoon van Achab, de koning van Israël, werd Achazja, de zoon van Joram, koning van Juda. 26 Tweeëntwintig jaar was Achazja oud, toen hij koning werd; hij regeerde een jaar te Jeruzalem; zijn moeder heette Atalja; zij was de kleindochter van Omri, de koning van Israël. 27 Hij wandelde in de weg van het huis van Achab en deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, zoals het huis van Achab, want hij was verzwagerd met het huis van Achab.

     

    2 Koningen 9:29 Achazja nu was koning geworden over Juda in het elfde jaar van Joram, de zoon van Achab.

     

    Vanuit 2 Kronieken 21 begrijpen we dat Achazja in het elfde regeringsjaar van Joram tot co-regent werd aangesteld en dit vanwege de kwaadaardige ziekte van zijn vader. De logica zelf.

    Het jaartal 875 v. Chr. op onze tijdsbalk is een ankerjaar dat het einde betekende van zowel de regeerperiode van Joram van Israël als van Ahazia van Juda. Het is de legeroverste Jehu van Israël namelijk die beide koningen op dezelfde dag doodt. Jehu was daarvoor door de profeet als koning over het tienstammenrijk gezalfd. Zijn opdracht was de uitroeïng van de dynastie van Omri.

    In Juda bestijgt na de dood van Ahazia koningin Athalia de troon. De Bijbel wijst erop dat de priesters de jonge kroonprins Joas zes jaar lang voor Athalia verborgen hielden.

    2 Koningen 11:1 Toen nu Athalia, de moeder van Ahazia, zag, dat haar zoon dood was, zo maakte zij zich op, en bracht al het koninklijke zaad om. 2 Maar Joseba, de dochter van den koning Joram, de zuster van Ahazia, nam Joas, den zoon van Ahazia, en stal hem uit het midden van des konings zonen, die gedood werden, zettende hem en zijn voedster in een slaapkamer; en zij verborgen hem voor Athalia, dat hij niet gedood werd. 3 En hij was met haar verstoken in het huis des HEEREN zes jaren; en Athalia regeerde over het land.

     

     

    Joas van Juda bestijgt na haar dood volgens het Bijbelbericht de troon in het zevende jaar van Jehu.

    2 Koningen 12: 1 In het zevende jaar van Jehu werd Joas koning, en regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja van Ber-seba. 2 En Joas deed dat recht was in de ogen des HEEREN, al zijn dagen, in dewelke de priester Jojada hem onderwees.

     

    Geen troonsbestijgingsjaren ditmaal in Juda. We zien op deze constructie dat wanneer we de nisan tot nisan-jaartelling voor het tienstammenrijk volgen, Joas’ eerste regeringsjaar in 869 v. Chr. begint. Zijn tweede jaar loopt dan van tisjri 869 tot tisjri 868 v. Chr., volgens de jaartelling die in het tweestammenrijk gold.

     

     

    2 Koningen 10:35 En Jehu ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem te Samaria, en zijn zoon Joahaz werd koning in zijn plaats. 36 En de dagen, die Jehu over Israël geregeerd heeft in Samaria, zijn acht en twintig jaren.

     

    2 Koningen 13:1 In het drie en twintigste jaar van Joas, den zoon van Ahazia, den koning van Juda, werd Joahaz, de zoon van Jehu, koning over Israël, te Samaria, en regeerde zeventien jaren.

     

    Op ons schema 849/836 merken we de dood van Jehu in het voorjaar van 847 v. Chr. na een regeerperiode van achtentwintig jaar. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Joahaz in het drieëntwintigste regeringsjaar van Joas van Juda. Joahaz zou gedurende zeventien jaar tot zijn dood regeren.

     

     

    Naar het einde toe van de regeerperiode van Joahaz werd zijn zoon Joas als co-regent aangesteld. Dat wordt ons duidelijk gemaakt in 2 Koningen 13:10 In het zeven en dertigste jaar van Joas, den koning van Juda, werd Joas, de zoon van Joahaz, koning over Israël, te Samaria, en regeerde zestien jaren.

     

    Dit klopt allemaal want in het tweede regeringsjaar van Joas van Israël begint Amazia zijn eenjarig co-regentschap met zijn vader Joas van Juda.

    2 Koningen 14:1 In het tweede jaar van Joas, den zoon van Joahaz, den koning van Israël, werd Amazia koning, de zoon van Joas, den koning van Juda. 2 Vijf en twintig jaren was hij oud, toen hij koning werd, en regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Joaddan van Jeruzalem.

     

    Met een volgende aflevering gaan we op de tijdsbalk in detail verder met de koningen Amazia van Juda en Joas van Israël. Ons eindstation is de laatste koning van Juda: Zedekia, wanneer deze in 586 v. Chr. in Babylonische ballingschap wordt weggevoerd.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    21-09-2016 om 07:45 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 02/11-08/11 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 08/06-14/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 31/12-06/01 2019
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 01/01-07/01 2018
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 30/12-05/01 2014
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 06/01-12/01 2014

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs