Met
onze aflevering van 14-04-2016
behandelden we de plaatsing van de regeerperiode van Tiglath Pileser III op de
tijdsbalk, op basis van Bijbelse ankerpunten. De chronologische schikking van
TPIII door de orthodoxe Assyriologie werd losgelaten. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2873199

Het
jaartal 709 v. Chr. als veertiende regeringsjaar van Hizkia werd bekomen door
het linken van de regeerperiode van Hizkia van Juda aan het vijftiende
jubeljaar. De constructie van Edwin R. Thiele waarbij deze onderzoeker de
chronologische gegevens van de Bijbel met de Assyrische koningslijst verbond,
werd afgewezen. De Assyriologie dwingt voor het kiezen van 701 v. Chr. voor de
belegering van Jeruzalem door Sanherib in het veertiende regeringsjaar van
Hizkia, een verschil van acht jaar op de tijdsbalk.
De
Seder Olam leert dat de Assyriërs met regelmaat het gebied van Israël en Juda
zijn binnengevallen. Ook in de Legends of the Jews, Louis Ginzberg, (Hoofdstuk
IX, The Two Kingdoms Chastised), lezen we dat de Assyrische invasies over
verschillende jaren verspreid liepen.
Pekah,
however, was not permitted to enjoy the fruits of his victory, for the king of Assyria invaded his empire,
captured the golden calf at Dan, and led the tribes on the east side of Jordan
away into exile. The dismemberment of
the Israelitish kingdom went on apace for some years. Then the Assyrians,
in the reign of Hoshea, carried off the second golden calf together with the
tribes of Asher, Issachar, Zebulon, and Naphtali, leaving but one-eighth of the
Israelites in their own land. The larger portion of the exiles was taken to
Damascus. After that Israel's doom overtook it with giant strides, and the last
ruler of Israel actually hastened the end of his kingdom by a pious deed. After
the golden calves were removed by the Assyrians, Hoshea, the king of the north,
abolished the institution of stationing the guards on the frontier between
Judah and Israel to prevent pilgrimages to Jerusalem. But the people made no
use of the liberty granted them. They persisted in their idolatrous cult, and
this quickened their punishment. So long as their kings had put obstacles in
their path, they could excuse themselves before God for not worshipping Him in
the true way. The action taken by their king Hoshea left them no defense. When the Assyrians made their third
incursion into Israel, the kingdom of the north was destroyed forever, and
the people, one and all, were carried away into exile
.
De
eerste Assyrische invasie hebben we in 763 v. Chr. op de tijdsbalk geplaatst.
Het was het jaar van de gezamenlijke campagne van Pul en Tiglath Pileser III, zoals
beschreven in 1 Kronieken 5:25-26.

In mijn
studie De Assyriologie herzien, 2012 (Voor wie het boek wil aanschaffen, zie
link: https://www.bol.com/nl/p/de-assyriologie/9200000049946824/), laat ik de (alleen)regeerperiode van Tiglath
Pileser III in het mega-natuurcatastrofejaar van 761 v. Chr. aanvangen, en voeg
de Eponiemgegevens voor de volgende dertien jaar op de tijdsbalk in. Ik
vermeldde al eerder een breuk van 22
jaar in de Eponiemlijsten tussen het eponiem van Nergal-nasir, de gouverneur
van Nisibis, opstand in Kalhu, - en het eponiem van Nabû-bela-usur, de
gouverneur van Arrapha.
Hierna volgen
de eponiemgegevens met betrekking op
Tiglath Pileser III. De jaartallen tussen rechte haken zijn van de orthodoxie,
de jaartallen tussen kromme haken zijn de gereviseerde jaartallen:
1 [745/744] (761/760) Tijdens het eponiem van
Nabû-bela-usur, de gouverneur van Arrapha, in Ajaru,
de dertiende,. In Tarîtu,
hij naar Mesopotamia.
Commentaar:
Tijdens zijn eerste regeringsjaar leidde Tiglath Pileser III een veldtocht
tegen Babylon en voerde campagne in het noorden en zuiden van Babylonië.
2 [744/743] (760/759) Tijdens het eponiem van
Bêl-dan, de goeverneur van Kalhu, veldtocht naar Namri.
Commentaar:
Tijdens zijn tweede regeringsjaar leidde Tiglath
Pileser III een veldtocht tegen Medië en nam Namri in.
3 [743/742] (759/758) Tijdens het eponiem van
Tiglath-pileser, de koning van Assyrië, daar gebeurde een bloedbad onder de
Urarturieten in Arpad.
Commentaar: Tijdens zijn derde regeringsjaar leidde Tiglath Pileser
III een veldtocht tegen Urartu.
Van
deze veldtocht zijn de annalen van zijn paleismuren te Kalhu/Kalah
(gedeeltelijk-fragmentarisch) bewaard gebleven. In het verloop van zijn
campagne tegen Urartu beweerd Tiglath Pileser III schatting of tribuut
ontvangen te hebben van een aantal koningen van de kust (Middellandse Zee),
waaronder hij koning Azaria van Juda als de leider van een Assyrisch-vijandelijke
Klein-Aziatische coalitie van koningen vermeld.
Verder
vermeldde hij o.a. Rezin van Damascus, Menahem van Samaria, Sibitti-bili van
Goebla en vele meer. Zo is er ook bijvoorbeeld de vermelding van een Arabische
koningin Zabibe, wat toch verwondering opwekt. Een vrouw op de troon in het
Arabië van de achtste eeuw v. Chr.!
4 [742/741] (758/757) Tijdens het eponiem van
Nabû-da'inannil, de opperbevelhebber, veldtocht tegen Arpad.
Commentaar: De plaats Arpad lag westelijk van Assyrië en de val
van deze stad bezegelde het lot van Urartu en zijn Anatolische geallieerden.
5 [741/740] (757 /756) Tijdens het eponiem van
Bêl-Harran-bêla-usur, de paleis maarschalk, veldtocht naar hetzelfde; de stad
werd genomen na drie jaar.
6 [740/739] (756/755) Tijdens het eponiem van
Nabû-etiranni, de opperdienaar, veldtocht tegen Arpad.
7 [739/738] (755/754) Tijdens het eponiem van
Sin-taklak, de maarschalk, veldtocht tegen Ulluba; Birtu werd ingenomen
Commentaar: Ulluba lag
ten noorden van Assyrië.
8 [738/737] (754/753) Tijdens het eponiem van
Adad-bêla-ka'in, de gouverneur van Aur, Kullania werd ingenomen.
Commentaar:
De stad Kullania was dezelfde plaats als het Bijbelse Kalno waarnaar de profeet
Jesaja ten tijde van koning Achaz van Juda, verwijst.
Jesaja
10:5 Wee den Assyriër, die de roede
Mijns toorns is, en Mijn grimmigheid is een stok in hun hand! 6 Ik zal hem
zenden tegen een huichelachtig volk, en Ik zal hem bevel geven tegen het volk
Mijner verbolgenheid; opdat hij den roof rove, en plundere de plundering, en
stelle het ter vertreding, gelijk het slijk der straten. 7 Hoewel hij het zo
niet meent, en zijn hart alzo niet denkt, maar
hij zal in zijn hart hebben te verdelgen, en uit te roeien niet weinige volken.
8 Want hij zegt: Zijn niet mijn vorsten al te zamen koningen? 9 Is niet Kalno gelijk Karchemis? Is Hamath niet
gelijk Arfad? Is niet Samaria gelijk Damaskus?
Van het
achtste regeringsjaar van Tiglath Pileser III bleven ook de oorspronkelijke annalen
van zijn paleismuren te Kalah/Kalhu, bewaard. Hieruit leren we dat hij tijdens
de campagne naar Kullania/Kalno opnieuw tribuut ontving van Menahem van
Samaria. Op mijn bijgevoegd chronologisch schema merken we dat dit het laatste regeringsjaar
van Menahem was. Een historisch puzzelstukje dat past in het gereviseerde
plaatje.
9 [737/736] (753/752) Tijdens het eponiem van
Bêl-emuranni, de gouverneur van Rasappa, veldtocht tegen Medië
Commentaar:
Het negende regeringsjaar van Tiglath Pileser bracht hem opnieuw naar Medië,
waar grote gebieden van geannexeerd werden.
Van
deze veldtocht is de bekende Iran-stele bewaard gebleven. De stele (waarvan
de tekst zwaar beschadigd is) verwijst nogmaals naar Menahem van Samaria als
schatplichtig aan Tiglath Pileser III. Ook is er een verwijzing naar Sibitti-bili
van Goebla.
10 [736/735] (752/751) Tijdens het eponiem van
Inurta-ilaya, de gouverneur van Nisibis, veldtocht tegen de voet van de berg
Nal.
Commentaar: De berg Nal
lag noordelijk van Assyrië.
11 [735/734] (751/750) Tijdens het eponiem van
Aur-allimanni, de gouverneur van Arrapha, veldtocht tegen Urartu

12 [734/733] (750/749) Tijdens het eponiem van
Bêl-dan, de gouverneur van Kalhu (Kalah-Nimrud), veldtocht tegen Filistea
Commentaar:
Voor het twaalfde regeringsjaar van Tiglath Pileser hebben we alleen de
summiere vermelding van de eponiemlijst: veldtocht tegen Filistea, aangezien de
betreffende annalen van zijn paleismuren te Kalhu verloren gingen. Ik vermeldde
in het vorige artikel dat Essarhaddon, een latere Assyrische heerser, de tegels
voor eigen gebruik in zijn paleis recycleerde. Voor een historicus is dit een
spijtige zaak. We kunnen ons voorstellen dat de muren van Tiglath Pileser III s
paleis te Kalhu/Calah aan het eind van zijn leven voltooid waren, en een
chronologisch verhaal van al zijn veroveringen brachten. Wat gereconstrueerd
kon worden uit de rotzooi die Essarhaddon ervan maakte is vandaag een
fragmentarische puzzel waarvan het plaatje ontbreekt. De orthodoxe Assyriologie
heeft alle puzzelstukjes binnen het kader van de eponiemlijsten trachten in te
vullen.
De Assyrische veldtocht
naar Filistea van 750 v. Chr. past in de Bijbelse gegevens betreffende de
beschreven invasie van Israël in de dagen van Pekach:
2
koningen 15:29 In de dagen Pekah,
den koning van Israël, kwam Tiglath-pilezer,
de koning van Assyrië, en nam Ijon in, en Abel-beth-maacha, en Janoah, en
Kedes, en Hazor, en Gilead, en Galilea, het ganse land van Nafthali; en hij
voerde hen weg naar Assyrië.

De
tweede Assyrische invasie sinds de veldtocht van Pul én Tiglath Pileser III
naar 1 Kronieken 5:25-26 is zodoende chronologisch verankerd in het jaar 750 v.
Chr., achttien jaar na de eerste invasie in 768 v. Chr.
Een
jaar later in 749 v. Chr. tijdens het eponiem van Aur-da'inanni, trok Tiglath
Pileser III tegen Damascus op.
13
[733/732] 749/748 Tijdens het
eponiem van Aur-da'inanni, de gouverneur van Mazamua, veldtocht tegen Damascus.
Het
jaar 748 v. Chr. was een mega-natuurcatastrofejaar en verantwoordelijk voor opnieuw
een breuk in de Eponiemlijsten. Het volgende eponiem van Nabû-bêla-usur met de
beschreven veldtocht tegen Damascus zit in de revisie van de geschiedenis van
het oudheid-Assyrië verankerd met Achaz van Juda in 737 v. Chr.
De
meest waarschijnlijke oorzaak voor de vastgestelde breuk in de Eponiemlijsten
is het mega-natuurcatastrofejaar van 748 v. Chr., wat een periode van chaos en
anarchie inluidde. Een jaar na de catastrofe van 748 v. Chr. begon in Babylon
de Nabonassar-era met een kalenderhervorming.
Het
jaar 748 v. Chr. was ook het moment dat het leger van Uzzia/Azaria in het jaar
van de zevende olympiade, uit Egypte werd teruggetrokken (De zonaanbidder, 2016, blz. 33-44, voor wie het boek wil
aanschaffen, http://www.bravenewbooks.nl/books/87999)

De
derde Assyrische invasie heb ik in het vorige artikel gedateerd in 736 v. Chr.
in het tweede regeringsjaar van koning Achaz van Juda.
De
aanleiding voor het opnieuw oprukken van Tiglath Pileser III tegen Damascus,
was een schrijven aan de koningen van Assur van een in het nauw gedreven
koning Achaz van Juda, die door de
geallieerde legers van Samaria en Damascus aangevallen werd.
Jesaja
7:1 Het geschiedde nu in de dagen van Achaz, de zoon van Jotham, de zoon van
Uzzia, de koning van Juda, dat Rezin,
de koning van Aram, met Pekah, de
zoon van Remalia, de koning van Israël, tegen Jeruzalem ten strijde trok; maar
hij kon in de strijd daartegen de overhand niet behalen.
2
Kronieken 28:16 In die tijd zond koning Achaz het
verzoek tot de koningen van Assur hem te helpen.
De
beschreven invasie van Pekah geallieerd met Rezin, in Juda kan chronologisch nauwkeurig
gedateerd worden in het jaar 736 v. Chr.
Zie De Zonaanbidder, 2016, blz. 102.

Op
basis van dit aangereikt Bijbels tijd-navigatiepunt verankeren we het eponiem
van Nabû-bêla-usur met de veldtocht van Tiglath Pileser III tegen Damascus, met
het jaar 736 v. Chr.
25 [732/731] 736/735 Tijdens het eponiem van
Nabû-bêla-usur, de gouverneur van Si'imme, veldtocht
tegen Damascus.
26 [731/730] 735/734 Tijdens het eponiem van
Nergal-uballit, de gouverneur van Ahizu-hina, veldtocht tegen apiya.
Commentaar: De veldtocht tegen Sapia voerde Tiglath Pileser III naar
het zuidelijke gebied van Babylon, en deze veldtocht is ook fragmentarisch bewaard
gebleven via de gereconstrueerde annalen van zijn paleismuren te Kalhu/Kalah.
27 [730/729] 734/733 Tijdens het eponiem van
Bêl-lu-dari, de gouverneur van Tille, de
koning bleef in het land.
Commentaar:
de uitdrukking: de koning bleef in het land is een eufemisme dat op niets
doen slaat. We zijn alleen in het bezit van de eponiem-vermelding. Van de annalen
op de paleismuren te Kalah bleef als informatie over dit jaar, niets bewaard.
28 [729/728] 733/732 Tijdens het eponiem van
Liphur-ilu, de gouverneur van Habruri, de koning nam de hand van Bêl [].
Commentaar:
de uitdrukking de koning nam de hand van Bel, wijst op het koningschap over
de stad Babylon. Volgens de orthodoxe Assyriologie was Tiglath Pileser III
onder zijn Babylonische naam Pul, koning over Babylon. Een identificatie die we
eerder afwezen. De Bijbelse Pul zit op de tijdsbalk ten tijde van koning
Menahem van Israël en is chronologisch gezien te onderscheiden van de
Babylonische Pul van de Ptolemeüs-canon.
De Babylonische koningen
die contemporain met Tiglath Pileser III waren, zijn Nabu-shuma-ishkun (761-748 v. Chr.) en Nubu-nasir of
Nabonassar (748/734 v. Chr.).
Tiglath
Pileser III heeft verschillende veldtochten naar het gebied van Babylon
ondernomen en grote delen ervan geannexeerd. Of hij daadwerkelijk ook de
hoofdstad Babylon ooit binnengemarcheerd is blijft een vraagteken. De
Babylonische koningslijsten vermelden hem niet.
29 [728/727] 732/731Tijdens het eponiem van
Dur-Aur, de gouverneur van Tuhan, de koning nam de hand van Bêl; de stad van
Hi[...] werd ingenomen.
Commentaar:
idem dito als voor het eponiem van Liphur-ilu.
[727/726] 731/730 Tijdens het eponiem van
Bêl-Harran-bêla-usur, de gouverneur van Guzana, veldtocht tegen [...].almaneser [V] beklom de troon.
Conclusie: De
Assyriologie is overtuigd dat de Eponiemlijsten een ongebroken historische lijn
van eponiemen, koningen en gebeurtenissen voorstelt van
het jaar 892 v. Chr. tot het jaar 648 v. Chr.. Alle daarnaast gevonden annalen
van Assyrische koningen worden binnen het raamwerk van de Eponiemlijsten
ingevuld. In het licht van de Bijbel is dit nochtans onhoudbaar. Er ontbreken
zondermeer namen van koningen in de Eponiemenlijst. Een voorbeeld zijn Pul én
Tiglath Pileser III als twee afzonderlijke koningen, verder is er de koning van
Assyrië ten tijde van de profeet Jona en de regeerperiode Jerobeam II van
Israël, die zich tot de God van Israël keerde ter uitredding van een
aangekondigde meganatuurcatastrofe. Een koning en een actie waar in geen een van
de bewaarde Assyrische annalen naar verwezen wordt. Dan is er nog een koning
Jareb van Assyrië waar de profeet Hosea naar verwijst. Dit zijn voorbeelden uit
de Bijbel, die in de achtste eeuw v. Chr. te plaatsen zijn. Een eeuw die
getuige was van een cyclus van meganatuurcatastrofes met iedere keer perioden
van chaos en anarchie.
In de reconstructie van
de regeerperiode van Tiglath Pileser III zijn er meerdere breuken in de
Eponiemlijst vastgesteld. Vooreerst was er een periode van co-regentschap met
Pul vanaf 768 v. Chr., het jaar van hun gezamenlijke veldtocht naar Israël
volgens 1 Kronieken 5:25-26. Vanaf het jaar 761 v. Chr. hebben we dertien
eponiemen tot 748 v. Chr. ingevuld. Daarna stelden we een breuk in de
Eponiemlijst vast tot 736 v. Chr., waarna de vijf laatste eponiemen historisch
geplaatst konden worden.
Men kan
bij deze revisie van de geschiedenis van de oudheid de schouders ophalen en
stellen dat de vak-wetenschappers het bij het rechte eind hebben. Voor hen kan
er over de rangschikking van de Assyrische koningen op de tijdsbalk niet
gediscuteerd worden. De Bijbel is voor hen een louter godsdienstig boek en
historisch niet betrouwbaar. Indien aldus de Bijbels-chronologische gegevens
niet passen in de Assyrische constructie, dan zijn het de Bijbelse gegevens die
aangepast moeten. Dat is wat de bekende geleerde Edwin R. Thiele (1895/1986) in
zijn studie The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, 1977, gedaan heeft.
Thiele verkorte de
regeringsduur van bepaalde koningen van Juda en Israël om deze te laten passen
in het Assyrische tijdskader. Met het inkorten van sommige regeerperioden van
Israëlitische koningen verdedigde hij de zogenaamde dual dating en paste het
enkele malen toe, ook daar waar de Bijbel niet expliciet duidelijk over is. Om
de val van Samaria, in het negende regeringsjaarjaar van Hosea, (in de Bijbel
contemporain met het zesde jaar van Hizkia van Juda), te laten passen met de
Assyrische gegevens betreffende Sargon II, verkondigde hij dat de Bijbelse
gegevens van 2 Koningen hoofdstukken 17 en 18 foutief waren, als laat en
kunstmatig aan de Bijbel toegevoegd.
2 Koningen 18:9 In het
vierde jaar van koning Hizkia dat is het zevende jaar van Hosea, de zoon van
Ela, de koning van Israël trok Salmanassar, de koning van Assur, op tegen
Samaria en sloeg het beleg ervoor. 10 Men nam het in na verloop van drie jaren;
in het zesde jaar van Hizkia dat is het negende jaar van Hosea, de koning van
Israël werd Samaria ingenomen.
2 Koningen 18:9-10 is
een Bijbelgedeelte dat absoluut niet compatibel met de Assyrische koningslijst
is, en vooral dan met de regeerperiode van Salmaneser V, Sargon II en Sanherib.
Toen het voor Thiele niet lukte door middel van dual dating en het hanteren
van ascension-years de Bijbelse chronologie in lijn te brengen met de
Assyrische gegevens, deed hij zijn knieval en verkondigde hij dat dit
Bijbelgedeelte fout was. Thiele had dus niet als vertrekbasis dat de Bijbel
door God geïnspireerd is en historisch correct. Een trieste vaststelling die
nochtans door meerdere theologen aanvaard wordt, aangezien de gefabriceerde jaartallen
van Thiele in heel wat naslagwerken gehanteerd worden.
Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder