Met
onze aflevering van 12.09.2016 op
dit blog brachten we een artikel over de tijdsperiode dat de Hyksos over Egypte
geheerst hebben. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1473631200&stopdatum=1474236000
Twee
jaartallen werden in het artikel meegedeeld: 1483 v. Chr. voor het jaar van de
Exodus met vervolgens de invasie van Egypte door de Bijbelse Amalekieten die
geïdentificeerd werden met de Hyksos, en het jaartal 1049 v. Chr. voor het jaar
dat de Hyksos uit Egypte verdreven werden.
Met de
huidige aflevering brengen we specifiek het jaar 1049 v. Chr. onder de aandacht. Het was het achtendertigste
regeringsjaar van koning Saul van het verenigd koninkrijk van Israël, het jaar
dat hij van de HERE God via de profeet Samuël de opdracht kreeg tegen de stad van
Amalek op te rukken. In mijn boek TIJD
en TIJDEN, 2015, blz. 179-194, behandel ik de veertigjarige regeerperiode
van Saul.
Datzelfde
jaar 1049 v. Chr. rukte in Egypte
farao Ahmose van de achttiende dynastie in diens elfde regeringsjaar op naar
het noorden, naar de Nijldelta en dwong de Hyksos tot terugtrekken. Daarna
rukte farao Ahmose Klein-Azië binnen ter belegering van Sjaroehen, een plaats
die Velikovsky in zijn boek Eeuwen in Chaos, in de nabijheid van Petra
situeerde. Saul en Ahmose hebben geallieerd aan de heerschappij van de
Amalekieten/Hyksos een einde gebracht.
Dat het
achtendertigste regeringsjaar van Saul gelijk valt met het elfde regeringsjaar
van farao Ahmose is het resultaat van het verankeren van het vijfentwintigste
regeringsjaar van farao Thothmosis III alias de Bijbelse Sisak, met het vijfde
regeringsjaar van koning Rehabeam van Juda in het voorjaar van 961 v. Chr. Dat
jaar plunderde Sisak de Tempel te Jeruzalem. Dit heb ik in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 197-203 en
blz. 220-223, uiteengezet.
Vanaf het
jaartal 961 v. Chr. heb ik de regeerperiode van Thothmosis III en van zijn
voorgangers op de tijdsbalk gerangschikt. Het eerste regeringsjaar van
Thothmosis III wordt nu 986/985 v. Chr. Dit jaar loopt gelijk met het begin van
de regeerperiode van Hatsjepsoet, de vrouw die voor een periode van
tweeëntwintig jaar farao over Egypte was. Thothmosis III was gedurende deze
tijd ondergeschikt aan Hatsjepsoet. Na haar dood in het jaar 964 v. Chr. rukte Thothmosis III in zijn drieëntwintigste
regeringsjaar voor de eerste maal Klein-Azië binnen en beëindigde de periode
van vrede die er was tussen Hatsjepsoet
en Salomo. Hatsjepsoet werd door Velikovsky overtuigend geïdentificeerd met de
Bijbelse koningin van Scheba. Zie TIJD
en TIJDEN, blz. 208-210. De expeditie naar het land Poent door Hatsjepsoet
in haar negende regeringsjaar, was naar het Israël van Salomo. Salomo zat dan
dertig jaar op de troon en vierde naar ik aanneem, een soortgelijk
Heb-Seb-festival zoals in Egypte
gebruikelijk was. De voorganger van Hatsjepsoet was haar vader Thothmosis I die veertien jaar regeerde
van 1000/999 v. Chr. tot 987/986 v. Chr. De korte regeerperiode van Thothmosis II loopt gelijk met die van zijn
echtgenote Hatsjepsoet. Thothmosis I had ook een zoon bij een bijvrouw genaamd
Isis: Thothmosis III. Deze troonopvolger zou echter moeten wachten tot de dood
van Hatsjepsoet alvorens de scepter in Egypte te kunnen overnemen. De
voorganger van Thothmosis I op de troon in Egypte was farao Amonhotep I met een regeerperiode van
vierentwintig jaar. Zijn regeringsjaren gaan van het jaar 1024/1023 tot
1001/1000 v. Chr. De chronologische bronnen van Manetho geven verschillende
aantallen voor de regeringsduur. Africanus geeft een regeringsduur van 24 jaar
op, Eusebius 21 jaar, Josephus 20 jaar en zeven maanden. Ik heb gekozen voor de
periode van 24 jaar omdat dit als een puzzelstukje in het gereviseerde plaatje
past. De voorganger van farao Amonhotep I op de faraolijst was een farao met de
naam Chebros of Chebron. En zo arriveren
we terugrekenend vanaf het 25ste regeringsjaar van Thothmosis III
bij de farao die de Hyksos uit Egypte verdreven heeft: farao Ahmose. Hij krijgt van de kopieerders
van Manetho een regeerperiode van vijfentwintig jaar tot vijfentwintig jaar
plus tien maanden toebedeeld. Naast de aangehaalde kroniekschrijvers met hun al
eens afwijkende jaartallen hebben we in Egypte de overgebleven monumenten met
ook heel wat informatie over regeerperioden van faraos. Het hoogste getal wat de
regeerperiode voor Ahmose betreft is hier echter tweeëntwintig jaar. Hierna een
overzicht van de verschillende bronnen.
De
achttiende dynastie van MANETHO van Ahmose tot Thothmosis III via:
1.Africanus 2.Eusebius 3.Josephus
Amos 25 Amosis 25 Tethmosis 25+10m
Chebros 13 Chebros 13 Chebron 13
Amenophthis 24 Amenophis 21 Amenophis 20+7m
Amensis 22 ////////////////// Amesses 21+9m
Misaphris 13 Miphres 12 Mephres 12+9m
Misphragmuthosis
26 Misphragmu
26 Mephramu
25+10m
De achttiende
dynastie via de monumenten:
Nebpehtyre/Ahmose 22
Djeserkare/Amonhotep I 10+
Acheperkare/Thothmosis I 30+
Achepenrenre/Thothmosis II ?
Maätkare/Hatsjepsoet ?
Mencheperre/Thothmosis
III 54

Op mijn
samengestelde tijdsbalk heb ik farao Ahmose vanaf het jaar 1060 tot 1037 v.
Chr. aangebracht. Zijn elfde regeringsjaar valt in 1050/1049 v. Chr. met in het
voorjaar van 1049 v. Chr. zijn oorlog met de Hyksos.
Dat de
verdrijving van de Hyksos uit Egypte specifiek in het elfde regeringsjaar van
farao Ahmose plaatsvond, hebben we van het zogenaamde Rhind-papyrus. Het Rhind-papyrus heeft zijn naam te
danken aan de vinder ervan: de Schotse egyptoloog Alexander Henry Rhind
namelijk, die anno 1858 in Thebe in de ruïnes van een klein gebouw in de buurt
van het Ramesseum de vondst deed. Het British Museum kocht dit stuk uit zijn
nalatenschap in 1865. De papyrusrol, die in het hiëratisch, een vorm
van cursieve hiërogliefen, is beschreven, is een enkele rol met een lengte van vijf
en een halve meter en een breedte van 32 centimeter. De inhoud gaat voor het
grootste gedeelte over de wiskunde van de oude Egyptenaren, maar op het
document staat ook een historische vermelding over farao Ahmose en de
verdrijving van de Hyksos. Hierna het betreffende gedeelte:
Jaar 11, tweede maand van het oogstseizoen.
Heliopolis werd ingenomen. De eerste maand van het overstromingsseizoen, 23ste
dag, de bevelhebber (?) van het leger (?) tegen (?) Tjaru. 25ste
dag, het werd vernomen dat Tjaru ingenomen was. Jaar 11, de eerste maand van
het overstromingsseizoen, derde dag. Geboorte van Seth, de majesteit van deze god maakte dat zijn stem gehoord werd.
Geboorte van Isis, de hemelen regenden.

Op de
bijgevoegde landkaart zien we de marsroute van farao Ahmose en zijn leger
uitgestippeld vanaf Thebe in het zuiden tot aan Memfis, vervolgens naar
Heliopolis en Tjaru. Vanuit Israël zien we het leger van Saul met een blauwe
kwastlijn afgebeeld vanaf Telaïm/Gilgal de Jordaan oversteken en daarop langs
de zogenaamde koninklijke weg naar de Stad van Amalek, nabij het moderne Petra,
oprukken. De Bijbelse stad van Amalek is het Egyptische Sjaroehen dat door het
leger van farao nog drie jaar belegerd zou worden (zie 1 Samuel 15:1-35 en
Flavius Josephus, Joodse Oudheden, Boek VI, vii. 1-3). Het
vermelde Egyptische Tjaru is het Griekse Rhinocolura waar vermoedelijk het
Avaris van de Hyksos tot op heden onder het zand begraven ligt.
De
titel van het artikel luidt: Voorjaar 1049 v. Chr.: de verdrijving van de
Hyksos/Amalekieten uit Egypte en de
notering van een meganatuurcatastrofe. De meganatuurcatastrofe meen ik in
de vermelding van het Rhind-papyrus te herkennen in de Geboorte van Seth, de majesteit van deze god maakte dat zijn stem
gehoord werd. Geboorte van Isis, de hemelen regenden.

Een
meganatuurcatastrofe in het voorjaar van 1049 v. Chr. past in de cyclus van
rampen zoals de wetenschappers Patten, Hatch en Steinhauer (The Long Day of
Joshua and Six Other Catastrophes, 1973), ze beschreven hebben. In een cyclus
van 54 jaar en zes maanden werd planeet aarde in de oudheid tot aan de achtste
eeuw v. Chr. getroffen. In mijn boek TIJD
en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de opgerichte steen van Samuël te Eben Haëzer,
blz. 169-175, dateerde ik de meganatuurcatastrofe ten tijde van de profeet
Samuël in de maand oktober van het jaar 1103 v. Chr. Vierenvijftig jaar en zes
maanden later in april 1049 v. Chr. zou er opnieuw een catastrofe geweest
moeten zijn. Toen ik aan mijn studie werkte plaatste ik nog een vraagteken bij
het jaartal 1049 v. Chr. aangezien de Bijbel ten tijde van het achtendertigste
regeringsjaar van Saul en de strijd tegen Amalek geen verwijzing naar een
meganatuurcatastrofe geeft. Noch vond ik bij Flavius Josephus of in de Joodse
legenden een verwijzing naar een beschreven ramp. Ik neem nu aan dat in april
1049 v. Chr. er wel degelijk tekenen aan de hemel plaatsvonden maar dat het
gebied van Israël toen van rampen verschoond bleef en vooral Egypte getroffen
werd. Voor de Egyptenaren waren de planeten en de natuurelementen hun goden die
hun in de strijd tegen de Hyksos, die de god Seth vereerden, ter hulp kwamen. Zo
werd Isis in het oude Egypte met de planeet Venus geassocieerd en Seth met de
komeet Typhon. Dit zou ook de komeet geweest zijn die bij de Exodus
verantwoordelijk voor heel wat plagen en ziektes was. De geboorte van Isis en een regen van vuur samen met een vloedgolf,
bezegelden het lot van de Hyksos in 1049 v. Chr. die de strijd opgaven. De
zogenaamde stormwind-stele van Ahmose die te Karnak gevonden werd en waarop hij
het herbouwen van de piramiden van zijn voorgangers vermeld, zou kunnen
verwijzen naar de meganatuurcatastrofe van 1049 v. Chr.
Men kan
de schouders ophalen bij het onderzoeken van mythologische verhalen en de
verklaringen ervan door volgers van de catastrofetheorie. Het lijkt dan ook
fantastisch wanneer men bedenkt dat het zonnestelsel dat in de huidige tijd als
een klokwerk loopt, ooit tot 2700 jaar terug de tijd in, in beroering
was. Het boek Werelden in botsing van Dr. I. Velikovsky las ik de eerste maal
in 1975. De kosmologische aspecten waren voor mij toen een vrij moeilijke
materie, een materie die ik niet onmiddellijk vanuit mijn opleiding en vorming
kon toetsen. De motivatie van Velikovsky voor zijn studie en publicaties was
echter de Bijbel. Een Boek dat hij als seculiere Jood als een historisch Boek
benaderde. De Exodus uit Egypte van de Israëlieten was voor hem een historisch
feit en de tien plagen gevolgd door het scheuren van de Rode Zee verklaarde hij
vanuit de kosmologie. Ik stond aldus open voor de theorieën die hij betreffende
de ontwikkeling van ons zonnestelsel bracht. Het was 1991 dat ik bij de opname
van een radioprogramma in Katwijk aan Zee van ds. Willem Glashouwer twee
recensieboeken cadeau kreeg, boeken die hem vanuit Amerika waren toegestuurd. Eén boek was: The Long Day of Joshua and Six Other
Catastrophes van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, en
het andere boek was The Biblical Flood and the Ice Epoch van Donald W.
Patten. Het
was na het lezen en bestuderen van deze werken dat ik de draad met Velikovsky
en de kosmologie weer opnam. Vooral dan het chronologische aspect van de cyclus
van kosmische rampen kreeg mijn aandacht. Ik ben van mening dat de onderzoekers
Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, chronologisch gezien
wat de intervallen tussen de catastrofes betreft correct zijn.
Wat men
ook wil geloven of afwijzen wat betreft de kosmische catastrofetheorie, een cyclus van meganatuurcatastrofes kan
vanuit de Bijbel, de werken van Flavius Josephus en andere bronnen, chronologisch aangetoond worden. In dat
spoor ga ik verder.
Wat de
Hyksos/Amalekieten in 1049 v. Chr. overkwam is te vergelijken met de
beschrijving van de meganatuurcatastrofe die Flavius Josephus beschrijft voor
de ramp die de Filistijnen overkwam 54 jaar en zes maanden eerder:

Flavius
Josephus, Joodse Oudheden, Boek VI,ii.2b.
.Now
while the altar had the sacrifice of God upon it, and had not yet consumed it
wholly by its sacred fire, the enemy's army marched out of their camp, and was
put in order of battle, and this in hope that they should be conquerors, since
the Jews were caught in distressed circumstances, as neither having their
weapons with them, nor being assembled there in order to fight. But things so
fell out, that they would hardly have been credited though they had been
foretold by anybody: for, in the first place, God disturbed their enemies with an earthquake, and moved the ground under them to such a
degree, that he caused it to tremble, and made them to shake, insomuch that by
its trembling, he made some unable to keep their feet, and made them fall down,
and by opening its chasms, he caused that others should be hurried down
into them; after which he caused such a
noise of thunder to come among them, and made fiery lightning shine so terribly round about them, that it was
ready to burn their faces; and he so suddenly shook their weapons out of their
hands, that he made them fly and return home naked. So Samuel with the
multitude pursued them to Bethcar, a place so called; and there he set up a stone as a boundary of their
victory and their enemies' flight, and called it the Stone of Power, as a signal of that power God had given them
against their enemies.
De wetenschappers Donald W. Patten, Ronald R. Hatch enLoren
C. Steinhauer stellen dat deze steen een meteoriet was: in all likelihood a Mars-asteroid, once a part of the fragmented
planet, Electra.
The
stone of power was a large impressive meteorite, and it was selected,
appropriately enough, for an historical monument. (The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes,
1973, Chapter VI, Catastrophes of the Davidic Era, The Samuelic Catastrophe)
De
wetenschappers Donald W. Patten, Ronald R. Hatch en Loren C. Steinhauer tonen aannemelijk
aan dat planeet aarde meerdere malen in de oudheid in haar baan om de zon
verstoord werd en er tegen de achtste eeuw v. Chr. zelfs een kalenderhervorming
nodig was. Zie TIJD en TIJDEN, 2016,
hoofdstuk: de noodzakelijke kalenderhervorming van de achtste eeuw voor
Christus, blz. 331-338)
Tot
slot moet ik nog opmerken dat de strijd tegen Amalek door Saul begonnen, pas
door David in het laatste jaar van de belegering van Sjaroehen in 1047 v. Chr. voltooid
worden. Het was David die de macht van Amalek of de Hyksos definitief gebroken
heeft. Dat leert het Bijbelboek 2 Samuel hoofdstuk 1 duidelijk. In het
Bijbelboek 1 Samuel 30 blijken de Amalekieten nog in staat te zijn een uitval
in het Zuiderland te doen. Drie jaar daarvoor moet de belegering van Sjaroehen,
volgens Egyptische bronnen, begonnen zijn en dit na de val van Avaris. Dit
betekent ook dat tussen de gebeurtenissen van het Bijbelboek 1 Samuel hoofdstuk
15 en hoofdstuk 30 een totaal van drie jaar zit.
Wordt vervolgd
.
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder
Recente publicaties van Robert De Telder

EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale
Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343