Mariëtte
COCHUYT, Zuster Gemma, Raghel (23 augustus 1923 - ), korte schets André Posman.
Mijn lieve tante Zuster Gemma, die als artieste onder de naam Raghel
door het leven gaat, is de jongste zus van wijlen mijn geliefde moeder Bertha.
Zij is in 1923 geboren als Mariette Cochuyt, te Maldegem, in de laatste
boerderij van de wijk Broekhuize, een
idyllische plaats, helemaal omgord door prachtige, groene meersgronden. Haar
vader was molenaar van een van de laatste Maldegemse molen, en nadien vlasboer,
zoals ook mijn vader dit was tot na de Tweede Wereldoorlog.
Daar geboren worden, daar opgroeien, is zowat het mooiste geschenk dat
iemand als kind kan krijgen: te midden van de volle natuur, met koeien, katten,
honden, kippen, schapen, konijnen, merels, mussen, duiven, uilen, vinken,
paardenwachters, allerlei soorten kevers en insecten, beemden en boomgaarden,
heggen en hagen, struikgewas, kanten, moestuinen, bloementuinen.
Dat alles is nu beton, gazon en
garage, en de meersen zijn van bosschage en bomen gepluimd. De mensen leren nu van TV en de computer. Hoe spijtig!
Mariette volgde lagere school ter plaatse. Zij heeft de kladschriftjes
nog uit die tijd, en die tonen reeds dat zij plastisch heel begaafd was Doch
niemand in haar directe omgeving onderkende haar talent, laat staan dat zij
werd gestimuleerd naar de academie te gaan. Dat was ondenkbaar.
Een grote rol heeft Cardijn
in haar leven gespeeld: van 12 jaar af werd zij kajotster. Zij dronk de geest
van Cardijn op, wiens thema een christelijk geïnspireerde nieuwe menselijke
waardigheid was voor boeren en arbeiders.
Ondertussen tekent zij niet, maar speelt muziek. Bij de zusters in
Eeklo volgde ze een muziekcursus, en sedertdien is de banjo een vast onderdeel
van haar artistieke leven. Ze schrijft ook intens en vele, vele gedichten.
En toen, na W.O.II, in 49, geschiedde wat vaak of zelfs meestal
gebeurde in die tijd, met katholieke jonge vrouwen die geen véélheid aan
richtingen kenden om hun sterke artistiek-spirituele aandrang te sturen: ze
werd non. God riep me naar het kloosterleven bij de Zusters Maricolen. In 49
dus ging ze binnen. En na haar studies voor huishoudelijk regentes in de
Gentse Tweebruggenstraat gaf ze van 1955 af gedurende 30 jaar les, in de
middelbare school van de Zusters Maricolen, op de Markt te Maldegem.
Ondertussen schildert ze. Op haar veertigste vindt ze het welletjes
geweest, en neemt zij de draad uit haar kinderjaren weer op. Het is niet meer
tegen te houden: Mijn eerste of mijn tweede roeping, zegt ze daarover.
In het begin doet haar werk romantisch-fauvistisch aan, barsten de
kleuren er uit. Ze heeft een oranje periode, getuigend van onstuitbare
scheppingsdrang, en een blauwe periode, die meer bedoeld is om zachtere emoties
op te roepen. Ze experimenteert vol zelfkritiek. Ze werkt een tijd
expressionistisch. Ze blijft in elk schilderij zoeken naar schoonheid, en in
elk van haar werken schuilt een krachtige positieve geest.
Zij verft grote formaten, schildert heel veel buiten, met de fiets, of
met de auto. Als ze met pensioen gaat is ze niet meer te stuiten. Ik weet niet
hoeveel werken zij heeft geschilderd. Omdat
zij een geliefd persoon is in Maldegem en omstreken, hangen daar nu honderden
Raghels aan de muren, vaak op plaatsen waar anders helemaal géén schilderijen
zouden hangen.
In bijlage foto's. Ik had elke foto benoemd maar bij het inlassen verdwenen alle benamingen. Soit, het gaat over Broekhuize (haar eigen foto's), ze had een fotoapparaat en verder de glanzende zussen van "tante nonneke". Ik zal nog een computercursus moeten volgen.
De zonnige dinsdag startte aan het zwembad
Sint-Anna in Maldegem. De Vrouwen met Vaart en enkele van hun partners vormen een
gezellige groep die elkaar al kent van de vorige activiteiten van K.V.L.V..
De tocht leidde
naar het koolzaadbedrijfHof ter Vrijlegem in Mollem nabij Asse.
Na een
verwelkoming met koffie/thee en zelfgebakken cake en proevertjes in de nieuwe
vergaderzaal 't Lemen Huisje' werd er een themapresentatie gegeven door de
bedrijfsleidster, bio-ingenieur Ann
Saerens, die samen met haar echtgenoot Peter Coucke het vroegere
witloofbedrijf van de ouders van Ann, verder uitbaatten, zij het wel met een
ander product, aangezien de witloofmarkt instortte. Uitleg over de
verschillende bedrijfstakken, de visie, de basisinfo omtrent de
koolzaadverwerkingen en het gebruik van hernieuwbare energie op de boerderij werden
grondig uitgelegd met een PowerPoint presentatie. Van koolzaadje tot
koolzaadolie: uitleg omtrent de teelt volgde, de persing, de samenstelling
van oliën, toepassingsmogelijkheden en gezondheidsaspecten van spijsolie
(humane consumptie) en biobrandstoffen (biodiesel). Koolzaadolie is heel lekker
en gezond vanwege haar prima vetzuursamenstelling. en zou de Belgische markt
moeten veroveren. Het wordt nog te vaak geassocieerd met de verplichte
productie van koolzaad tijdens de Duitse bezetting en wordt nog steeds door velen
gezien als minderwaardig wat het niet is.
De
aanplant, de teelt en de oogst van Miscanthus: De verbranding van de
gemalen Miscanthus wordt stookolie voor
warmtekrachtkoppelingsinstallaties die zowel verwarming als groene stroom
produceren en zorgt voor de energievoorziening voor het hele complex van Bed en
Breakfast kamers, ontbijtkamer en de andere loodsen. Het spreekt vanzelf dat de
ingenieuze apparatuur en verwerkingstuigen ontzettende investeringen betekenden
voor de uitbaters van het bedrijf.
Daarna volgde
een rondleiding op de boerderij. Als familiaal bedrijf kiezen zij zoveel
mogelijk voor een gesloten productieketen. Koolzaad groeit op de velden en is
een interessante teelt voor de lokale biodiversiteit. Het zaad wordt op de
boerderij verwerkt tot verschillende koolzaadproducten. De vermarkting gebeurt
in samenwerking met lokale winkels en collega hoeveproducenten. De
koolzaadperskoek, het restproduct na de persing, is een eiwitrijk krachtvoeder
voor de koeien en vervangt geïmporteerde soja. Zo houden zij de ecologische
voetafdruk klein! (Interessant artikel
in DS van 14/15/16 augustus: over 11 000 hectare koolzaad Typisch, op onze
eigen gewassen zijn we niet zo gesteld.)
Na aankoop van gezonde koolzaadolie, -honing en -dressing
trokken de dames van de K.V.L.V. en hun partners naar het gezellige Casty restaurant in t Dorp in Vlezenbeek. Na het aperitiefje,
tomatensoep, heerlijk hoofdgerecht en ijsje als toetje trokken de Vrouwen met Vaart,
dank zij de excellente chauffeur-gids-begeleider Ronny Van Damme uit Sint-Laureins
naar Kampenhout waar een bezoek aan
een witloofkweker en het witloofmuseum was vastgelegd.
Witloof in het Engels Belgian endive en volgens Van
Dale synoniem met Brussels lof wordt vandaag gekweekt in containers op
watercultuur met veel elektronica. België voornamelijk Midden-Brabant is na
Frankrijk de grootste wereldproducent. Witloof is rond 1850 uitgevonden in
de Brusselse Botanique of Kruidentuin. In het bedrijf gebeurt
alles machinaal en computergestuurd, van zaadje tot mooie krop in torenhoge
pijlers in loodsen. Het verrassende aspect van het hele bedrijf was wel dat de
final touch handmatig verliep. Een
personeelslid hakte de wortel er af, drie arbeidsters, controleerden de
omhulsels, alle bladeren met de minste afwijking werden weggegooid tot enkel
het eersteen tweede klasse witloof
handmatig werd verpakt, in houten kisten voor vlieg transport (richting Japan),
in blauwe bakken voor lokaal verbruik, allemaal mooi verpakt in donker papier. Het
zaaien, kweken, oogsten van witloof in containers van dichtbij te mogen zien
was ontstellend boeiend.
Een
bezoek aan het witloofmuseumrondde de zaak af. Het museum bevindt zich in de oud-veilinglokalen aan
de brug van Kampenhout-Sas. De idee voor een museum rees toen in de jaren 1970
en 1980 de traditionele teelt van de cichoreiwortel die witloof is, werd
verlaten. Het museum toont hoe het witte goud door hard labeur werd gekweekt
en verhandeld, maar gaat ook in op sociale en culturele aspecten en uiteraard
op de gastronomische kant van de witloofzaak. Vele leden van de groep herkenden
de landbouwtuigen en ander materiaal die vroeger ook bij ons werden gebruikt
voor het kweken van witloof en andere gewassen.
Na het bezoek aan het museum was het richting Overijse,
het land van de druiven. In
Overijse gaf een lid van de familie
Luppens van wijnkelders Soniën een rondleiding doorheen hun biologische druivenserres en hun wijnkelder.
In een
van de serres met de prachtige donkerblauwe immense druiventrossen gaf een van
de broers Luppens uitleg over het planten, verzorgen, oogsten van de druiven en
het continu verwarmen van de serres. Het persen, gisten, produceren van allerlei wijn
en wijnsoorten is een langdurig complex proces, dat veel geduld, vaardigheid en
arbeidsenergie vergt van alle mankrachten.
Van begin
september tot eind oktober kunnen de druivenkwekers uit de omliggende gemeenten
hun lichtbeschadigde druiventrossen en marktoverschotten laten verwerken bij Soniën.
Zo worden in twee maanden tijd enkele tientallen tonnen geperst tot sap en
wijn. Uit één kg druiven kunnen ze op deze wijze 75cl sap bekomen, voldoende om
een fles mee te vullen.
Om wijn
te verkrijgen moet het druivensap gisten. Ze brengen het hiervoor in citernes van
1000 tot 1500 liter. Gedurende een drietal weken zal de druivensuiker in
alcohol worden omgezet, waardoor het sap in jonge wijn verandert. Deze wijn
wordt vervolgens overgeheveld naar eiken vaten die variëren van 600 tot 6000
liter om gedurende enkele maanden te rijpen. Hierbij zal de wijn ontzuren,
winnen aan smaak en aroma, terwijl de troebelstoffen langzaam naar de bodem van
het vat zakken. De wijn wordt meermaals overgeheveld om het bezinksel te
verwijderen. De vaten moeten hierbij steeds weer zorgvuldig gereinigd worden.
De eiken foeders (eikenhouten
vaten)van 5 à 6 000 liter kunnen enkel
zuiver gemaakt worden door er volledig in te kruipen via het enge mangat.
Verder
produceren zij heerlijke aperitieven en sterke dranken. In de gelagzaal, was er
een demonstratie van de talloze dranken en was een toog met reuzegrote diepblauwe
druiventrossen. De uitstap voorzag drie proevertjes ter plekke, de
uitbatersschonken heerlijke dranken in
zodat heel wat leden van de K.V.L.V. het niet konden laten, enkele flessen
heerlijke wijn, schuimwijn, aperitief of sterke drank aan te kopen aan
democratische prijzen, van producent naar consument, zonder tussenpersonen.
Dank zij de proevertjes van K.V.L.V. deed Soniën, gouden zaken. Misschien
kunnen zij in t vervolg gratis proevertjes aanbieden? Hun omzet zou
aanzienlijk stijgen. Enkele
gezonde Belgische producten aan democratisch prijsjes maakten iedereen blij.
Elke Vrouw met Vaart van de K.V.L.V. trok tevreden
naar huis na deze sportieve, culturele en sociale activiteit.
KOMENDE ACTIVITEITEN
K.V.L.V. Maldegem:
Woensdag 26 08 2015: Laatste wekelijkse fietstocht.
Dinsdag
08 09 en 15 09 2015 om 14 uur: Haak en Breicafé in Zaal Van Deynse te
Moerhuize. Iedereen beslist voor zichzelf wat zij haakt of breit. Er zullen
enkele ervaren haaksters en breisters aanwezig zijn om te helpen.
Maandag 5 oktober 2015
om 14u: Voordracht: Goed geslapen? Oud Sint-Jozef.
Dinsdag 27 oktober
om 19u30: Bloemschikken: Grafstukje. Zaal Van Deynse.
Kookles om 19u30
in Oud Sint-Jozef op 05/11, 10/11, en 18/11 2015.
Woensdag 02 december: Kookles: Feest. Oud Sint-Jozef.
Zondag 20 12 2015:
H. Mis 10u30 en Kerstfeest 12 uur in Gasthof Sint-Marie.
16-08-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
15-08-2013
Verpakkingen in Maldegem.
Chocolade en pralinen
verpakkingen in Maldegem
Als je niet goed oplet in sommige
handelszaken gebeuren heel rare dingen.
Ik had eigenlijk al heel lang
geleden een nare ervaring, misschien wel 30 of 35 jaar geleden, toen ik een
plant ging kopen in een bloemenwinkel. De zaakvoerder vroeg me of het voor
mezelf was of voor een cadeau. Aangezien ik zelden of nooit iets kocht voor
mezelf antwoordde ik: voor een cadeau. Hij deed er een glanzend papiertje rond
met een strik en voegde tien frank bij de prijs van de plant. Ik zegde niets
maar ik ging nooit meer terug naar die zaak. Later heb ik er wel altijd op
gelet of ze mij zouden doen betalen voor een verpakking.
Ik heb intussen bijgeleerd en
informeer voorzichtig vooraf. Het is moeilijk om uitleg te vragen in een drukke
zaak waar de anderen je kunnen horen, het vergt heel veel moed. Je wilt niet
bestempeld worden als gierigaard of bekrompen dus aanvaard je de prijs die ze
vragen opdat de andere klanten je niet zouden horen.
Af en toe
koop ik een doosje pralinen voor een dierbaar iemand.
Ik wissel
eens van zaak omdat ik niet steeds dezelfde doos en dezelfde chocolade wil
presenteren. Ik begrijp het ongeveer, de prijs van de pralinen staat
geafficheerd van 25 tot 33 euro, zoals de wet het voorschrijft, prijs
per kilo.
Ik kies zelf een
mooie doos uit van 5 à tien euro omdat ik graag zon mooie doos zie of aanbied.
Ik weet dat ik die afzonderlijk moet betalen. Ik weet vooraf hoeveel ze kost.
Ik kan
moeilijk een mooie doos chocolaatjes presenteren zonder papiertje rond, dat is
weinig hygiënisch en niet echt aantrekkelijk. Ik vraag dus om de doos in te
pakken.
Ah, zegt de
verkoopster, dan kosten de pralinen drie euro meer per kilo. Eigenlijk wel
beleefd me vooraf te verwittigen.
Zeg nu zelf
120 frank voor een papiertje en een strikje rond een doos die je afzonderlijk
betaald?
Ik durf te
zeggen dat het toch niet hoort, dat die prijsverhoging niet geafficheerd is.
Als ik dit
vooraf zou weten, kan ik voor 120 frank er ook zelf een foliootje en een
strikje aandoen? Ik kijk bedenkelijk en opper dat die prijsverhoging eigenlijk
geafficheerd moet worden. De verkoopster laat de doos staan en verdwijnt naar
achter.
De bazin komt
eraan met een uitleg, dat je normaal pralinen koopt in een zakje of een
kartonnen doos om zelf op te eten en dat als je geschenkverpakking koopt, je
120 frank of drie euro meer moet betalen, per kilo. Stel dat je twee kilo pralinen
koopt dan betaal je 240 frank of 6 euro voor een papiertje met strikje rond.
Ze mompelde nog
heel veel tussen haar tanden waar ik niets van verstond en verpakte intussen
mijn doos. Ik hoorde vaag dat ze die chocolade zelf maakten, terwijl dit
helemaal niet waar is want ik zie bestelwagens van eenzelfde firma aan diverse zaken
grote dozen chocolade leveren, zelfs taartjes.
Wat ze ook zeggen, de pralinen
worden aangevoerd, geproduceerd in het buitenland, niet zelf gemaakt. In
Roemenië, Konstanta was er een grote chocoladefabriek, Belgische chocolade,
goedkope uurlonen.
Ik had ze
moeten laten staan, maar dan had ik geen pralinen en was ik al mijn zoek- en
wachttijd kwijt.
Ik heb ook
nog meegemaakt dat ze inderdaad de doos mooi verpakten, er een zwaar stenen
ornamentje van de Casa of Blokker aan hingen en meewogen met mijn pralinen
samen met de doos die ik afzonderlijk betaalde. Voor het stenen of metalen
siervoorwerpje van 5 cent en de strikken, betaal je dan 3 euro of 120 frank per kilo meer.
Ik kreeg ook
geen kasticket zoals in grote handelszaken, wat ook onrechtvaardig is. Ik kon
dus niet controleren hoeveel pralinen ik eigenlijk gekocht had, hoeveel ze verrekenden
voor de doos en de verpakking.
Er gebeuren
toch onlogische en onrechtvaardige dingen in sommige bakkerszaken.
Koop je nu een jurkje als cadeau of een hemdje in
de J.B.C., E5, Alibi, Flo en Co, Artex en je vraagt een geschenkverpakking moet je dit toch niet betalen? Ik kocht vroeger altijd
geschenkjes, een uurwerk, een mooi boek, een juweeltje of parfum.
Alles werd mooi
ingepakt als het voor een cadeautje was, ik moest nooit extra betalen. Ik lette
er altijd op.
Stel je koopt
een pak rozen, dat kan je toch niet in je auto leggen zonder papiertje rond? Die
worden normaal toch gewikkeld in een papiertje met een strikje aan?
Een mens
maakt wel wat mee af en toe. Opletten geblazen.
Het is gênant om een kasticket
vragen bij elke aankoop of afrekening. Het is heel vervelend om vooraf te moeten informeren hoeveel een verpakking kost.
Waarom doen de handelszaken er zo stiekem over? Verbergen zij iets of wat? Het is alleszins niet geruststellend.
Ze moeten
zelf het kasticket geven bij betaling en niets aanrekenen voor een
geschenkpapier en strikje, tenzij het geafficheerd is.
Dan beslist de klant wat
hij er mee aanvangt.
15-08-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
Eeklo-Maldegem Bus 58, 6 oktober.
KILOMETRS ROMMELMARKT IN EEKLO
Inderdaad een hele happening, maar er waren te weinig terrassen, behalve een grote tent met oorverdovende muziek en glazen afgespoeld in koud water, steeds in hetzelfde sop. We hadden echt geen dorst genoeg.
Dan maar Krugershof of zoiets op de hoek, een koffie, een pintje, het glas vol vuil water goot de dienster uit naast de tafel, het schuim van het bier van de vorige klant hing nog aan de binnenkant van het glas. Geen warm water dus om te spoelen.
We krijgen wel een servetje om het vuil uit het glas te wrijven. Het lukt niet. We drinken de pint dus uit de fles.
Verder nog een Fristi en twee kinderpannenkoeken - de pannenkoek was hard maar gesuikerd.
We moesten lang wachten op de afrekening. De serveersters mochten geen geld innen.
Ik moest daarvoor naar binnen, ik hoorde een opgewonden kelner schreeuwen naar een klant dat hij al van zes uur op was. Zij kreeg bijna een klap in haar gezicht maar ze glimlachte naar mij.
Hij was onbeleefd, overstuur en agressief. Een grote man met een stralenkrans van razernij om zich heen.
Om geen slaag te krijgen heb ik betaald (je leest en ziet soms rare dingen tegenwoordig): 30 euro voor drie goedkope consommaties en twee harde kinderpannenkoekjes met bloemsuiker. Op een tafel waar de etensresten van de vorige klanten nog niet waren afgeruimd.
De hoofdkelner kwam naar onze tafel, de lege flessen van de vorige klant stonden nog op tafel en ik moest 30 euro betalen voor twee luizenpannenkoeken met suiker, een bevuilde pint met de fles ernaast, een kopje lauwe koffie en een Fristi.
Ik kreeg geen ticket of betalingsbewijs en er was nergens geafficheerd wat drankjes en pannenkoeken kosten. Een ervaring om niet te herhalen dus.
De Kaaifeesten, 6 oktober.
Volledig tegen de wet, als je betaalt krijg je een ontvangstbewijs. In sommige zaken krijg je dus geen ticket. Zwart geld noemen ze dat.
Prijzen moeten goed zichtbaar hangen voor de klanten. In die zaak was er geen enkele prijslijst van drank of desserts te zien.
Dat hebben we dan toch weer gehad, een gezellige uitstap met een drankje achteraf.
Nog een leuke ervaring in de horeca, niet voor herhaling vatbaar.
Dat noemen ze crisis. Mensen bestelen als het druk is.
De kleindochters moesten dringend naar het toilet. Dit hebben we dus niet moeten betalen. Het was in de prijs inbegrepen. Positief.
15-08-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
De kust en Maldegem, zomer 2013.
KNOKKE
HEIST EN MALDEGEM.
De Noordzee en de badsteden en
Maldegem liggen op een boogscheut van elkaar vandaan.
In mijn verste herinnering
trokken wij, moeder, een Waalse slager Jules Gallant uit Jemappes, zijn
echtgenote en dochter Claudine, misschien mijn klein broertje en ik, met de bus
richting Knokke. Die Walen kwamen mijn ouders bezoeken en waarschijnlijk wou
moeder hen de zee laten zien, hoewel zij er zelf weinig of geen energie meer
voor had (jaren 57?). Een etentje in een restaurant konden mijn ouders zich
niet permitteren dus waarschijnlijk zeulde mijn arme, zwaarlijvige moeder,
drank en voedsel mee voor vijf of meer personen, als picknick (doosjes
heerlijke sla, zalm, eieren, tomaten, rauwe hesp, mayonaise, tarwe boterhammen
met goede boter), richting Knokke, de lange voettocht langs de Lippenslaan tot
op het strand.
Ik herinner mij dat ik een
mooi jurkje droeg, een soort topje met kinderfiguurtjes en strikjes op de
schouders. Moeder zal dit geleend hebben want wij hadden niet echt zomerkledij.
We droegen dikke flanellen onderbroeken, onderhemd en onderjurk en er bovenop
een jurk met mouwtjes. Een jurk zonder mouwen was onzedig.
Die tocht met die Walen
(waar ik wel eens gelogeerd heb om Frans te leren) is in mijn geheugen gegrift
want moeder verzuchtte bijna tot op het eind van haar leven: Die welgestelde
slager uit Wallonië liet mij alles betalen, bus tickets, drankjes op terras, alles
. t Moet allemaal te veel geweest zijn voor onze ouders want zij hadden
regelmatig bezoek en logés van familie en vrienden uit Wallonië en Frankrijk.
Iedereen wou bij Cousine Bertha overnachten en genieten van haar uitgebreide
eetfestijnen. Bertha met haar vijf kinderen en één loon waarmee ze moest mee
rondkomen.
Enkele jaren later (1963)
heb ik eens een paar weken gewerkt in Knokke, in een groentewinkel in de
Dumortierlaan. s Morgens heel vroeg vertrok ik met de Hollandse bus (den
Hollander) uit Strobrugge, langs Middelburg, Moerkerke Sint Rita, kortom
doorheen een stukje West-Vlaanderen naar het station in Knokke. Ik viel in
slaap op de bus van vermoeidheid. Als ik in Knokke aankwam moest ik de twee of drie
honden uit laten, dat vond ik het ergste van de vakantiejob. Honden op het
platteland liepen op het erf of stonden vastgeketend aan een hok om bezoekers
aan te kondigen. Aan de kust moest je de honden uitlaten. Zij snuffelden
overal aan de vieze plasplekken en hoopjes stront op de voetpaden en deden hun
behoefte hier en daar. Die hondenpoepzakjes bestonden toen nog niet, de
voetpaden waren bezaaid met hondendrollen. Iedereen stapte erin of er rond. s
Middags kregen die honden de etensresten uit onze borden. Ik moest afwassen en
ik kieperde een halve liter Dreft in het afwaswater. Ik moest kokhalzen als ik
er aan dacht dat wij moesten eten uit de zelfde hondenborden. Of ik eten moest
klaarmaken voor de bende, mijn werkgeefster, een bazige dikke, oudere vrouw,
haar echtgenoot, nog een helpster en de zoon weet ik niet meer. Ik kon allicht
aardappels koken en vlees bakken toen ik zeventien jaar was. Schillen hoefde
niet want ze hadden een elektrische aardappelschilmachine in de winkel. Ik liet
die eens te lang draaien en er schoot niets over van de patatjes. Dat werkje
hoefde ik dan toch ook weer niet meer te doen.
Mijn werkgeefster was veel
ouder dan haar man en het echtpaar had constant ruzie. Zij deed niets anders
dan schelden, vernederen en slaan. Zij sloeg haar man. Ik had zoiets nooit
meegemaakt (in Moerhuize was het hier en daar omgekeerd, het juiste patroon
waarschijnlijk, de man of vader sloeg vrouw en kinderen). Ik wist niet precies
wat er aan t handje was, maar er heerste een akelige, vijandige sfeer in dit huishouden. Verder was er haar
zoon (ik denk niet dat hij de zoon van mijn baas was, ik denk dat de man in kwestie
de tweede echtgenoot was van mijn werkgeefster) die constant zijn haar stond te
kammen en te bespuiten met haarlak voor de spiegel. Een man die haarlak
gebruikte en voortdurend voor de spiegel stond te draaien was volgens de
heersende wetten in Moerhuize ook verdacht. Thuis deden de mannen Brillantine
op hun haar. Ik was totaal onwetend maar zag daar in Knokke iets
bovennatuurlijks dat niet in de haak was. Ik had zon rare jongeman nog nooit
gezien en vertelde dit natuurlijk thuis. Ik kan me niet herinneren of ik toen
al wist wat een homoseksueel was, maar ik stelde hem thuis voor als Sodoma en
Gomorra. Indien hij homo was had ik uiteraard niets te vrezen, maar ik wist
toen niet wat er in dit huishouden anders was, maar het beviel me niet.
Misschien wou ik er niet verder werken, wegens te lastig en te vies.
Die zoon liep altijd op
straat met een andere jongen met sproetjes. Die sproetenjongen is later in
Maldegem een heel welvarende fabrikant en zakenman geworden en ik vond dit
altijd heel merkwaardig, omdat zijn vriend ook ongewoon was. Ik dacht dat die
vriend ook iets speciaals was, anders dan andere jongens zoals ik die kende,
niet dus. Sommige mensen blijven onwetend, zoals ik.
Ik mocht de klanten bestellen
en voorraden aanvullen s namiddags terwijl mevrouw haar dutje deed. Bestellen
was heel leuk, voorraden aanvullen was minder want ik moest dit samen doen met
de groenteboer in een leegstaand huis naast de winkel en die man had niet de
beste bedoelingen, voor zover ik zijn bedoelingen begreep. Ik was
winkelbediende en manusje van alles, maar die man zat niet in mijn taken en
luizenloontje inbegrepen. Zoveel snapte ik er dan toch wel van.
Ik begreep die vreemde,
onbekende sfeer niet en ik gaf verslag thuis. Ik moest er niet blijven werken
en werd uiteraard ook niet betaald voor de geleverde diensten van de eerste
weken. Ik was blij dat ik van dit klooiwerkje van zes uur s morgens tot s
avonds laat bevrijd werd maar voelde me wel schuldig t.o.v. mijn broers en mijn
ouders, aangezien ik het nu nog weet een halve eeuw later. Mijn broers werkten
tijdens de vakantie en alles wat verdiend werd thuis kon men goed gebruiken. Ik
zal daarna aardbeien geplukt en ajuin getrokken hebben bij Antoon Van Rie in de
Kwadestraat, in dat ander straatje dat evenwijdig loopt met de
Aardenburgkalseide of in de Warmestraat. Dit werkje was wel leuker, we mochten
aardbeien eten zoveel we wilden en verdienden per bakje aardbeien of ajuin enkele
franken, vlakbij huis in open lucht in een normale, gezonde sfeer. André en
Andrea Van Hecke werkten er ook. Ik vond dit leuke namen. Het ging er best
gezellig aan toe. We hadden koffie mee in een pul en lekkere boterhammen en
tijdens de pauze babbelden we wat.
Wij hoorden wel eens iets
vertellen over Knokke van seizoenarbeiders en arbeidsters die er werkten
tijdens de lange hete zomers. Zij werkten er meestal aan een hongerloontje,
deden er heel lange dagen van acht uur en veel meer, maar konden tijdens de
wintermaanden waarschijnlijk stempelen en ongeveer rondkomen.
Aan de bushalte richting kust,
stonden vaak mooi geklede dames (Mevrouw René Van Hyfte, Mevrouw Dierenarts Van
Suyt) met hun kleine kinderen helemaal in het wit gekleed, met korte rokjes en
shortjes. Zij trokken naar het strand als het mooi weer was, maar wij deden dat
in principe niet. Moeder had het druk met vier maaltijden per dag voor het
grote gezin en het verwerken en het steriliseren van de oogst van diverse
moestuinen: de groenten oogst bij tante Marie, de groenten van een stuk landbouwgrond tussen Strobrugge en
Moerhuize en in de Rapenbrugstraat zelf (waar de aarde niet zo vruchtbaar was),
nog later van de moestuin en de boomgaard van het huisje van Paul De Wispelaere
dat toen aan vader behoorde. Bergen bonen, erwten, wortels en schorseneren,
hopen spinazie en andijvie, kilos tomaten, manden rode en stekelbessen, emmers
pruimen, appels, peren, kersen, krieken werden bijna dagelijks aangevoerd,
schoongemaakt en bewaard op een of andere manier voor de lange winter.
Wij reden wel eens per fiets
naar zee, langs Aardenburg richting Cadzand, met de nichtjes of de buurmeisjes.
Ik herinner me het immense walgelijk rokende vuilnisbelt op een landbouwveld
onderweg. We reden dus meestal richting Cadzand, waarschijnlijk omdat de wegen
er minder druk waren en onze ouders dit liever hadden. We namen onze drank mee.
Wij hadden altijd een bak chocolademelk thuis en ik herinner me eens een fles gekappelde
choco aan de zee. Grote ontgoocheling want de rit maakte dorstig en ik had
niets meer om te drinken. Winkels of huizen waren er nergens, trouwens ik zal
ook geen geld meegekregen hebben. De kwallen waar ik in getrapt had en teveel
zon hadden mij eens geveld. Ik was toen heel erg ziek. Bij onze terugkeer van
de kust brachten we meestal kruidenierswaren, medicijnen, vlees mee van Eede,
bij Delphine en nog een andere zaak in de buurt (Steyaert) van de kerk. We
kochten er een ijsje (frisco) of iets anders. Alles smaakte anders en zalig over
de grens. Ik herinner mij de smaak nog en de glimlach van Delphine en haar
ouders.
Rond 1966 mocht ik enkele
dagen in Heist logeren bij een vriendin van mij, Danielle Brossé uit de buurt
van de Dampoort Gent. Ze logeerde er met de grootouders, de ouders, een zus en
wij, in totaal zeven op één flat. Ik ging vaak eens bij haar in Gent en het was
een lieve familie.
Toen ik zelf kinderen had,
trokken we eerst naar Cadzand, wegens te ver stappen tot aan de zee met vier
kleine kinderen trokken we op aanraden van mijn vriendin Sonja Vincke richting gratis
parking Knokke-Zoute, vlakbij EHBO en toilet, naar het strand. Een mooi
appartement kostte daar toen al het dubbele van een mooie villa op een groot perceel
grond in Maldegem. We fietsten er ook eens heen en stopten onderweg in Damme
waar ik voor de vier kinderen spaghetti bestelde waar ze geen hapje van door
hun keel kregen. Het benam me de zin om hen te trakteren op een restaurantje,
wat trouwens niet vaak kon budgettair gezien.
Eens het zomer werd begon
het te kriebelen, de tijden waren veranderd, de mensen hadden een auto voor een
tochtje met de kinderen tijdens het weekend en heel veel mensen bevolkten het
strand. Ik hield altijd al van de brandende zon op mijn huid, van een mooie
bruine teint die onvolmaaktheden en zorgelijke trekken verborgen voor het oog
van een ander. Van huidkanker werd toen nog niet gesproken. Een zongebruinde
huid was een soort statussymbool geworden.
Ik zag er graag goed uit en
gezond, de kinderen amuseerden zich met putten graven, zandkastelen bouwen,
zwemmen, zaagschelpen rapen en papieren bloemen verkopen. Het was een mirakel
toen we in 1983 ons een bescheiden flatje konden veroorloven aan de kust in het
vissersdorpje Heist. Ik had nooit kunnen dromen dat ik de mogelijkheid zou
krijgen om een strandcabine te huren, laat staan een flatje te kunnen kopen aan
de kust. De Noordzee is bijna overal hetzelfde maar de prijs van een flat hing
af van de naam van de badstad. Hard sparen en veel afbetalen, zuinig omspringen
met de inkomsten, het was het mij allemaal waard. Ik hield van de zee, de zon,
het strand en de kinderen waren minder druk dan thuis aan de kust. Zij konden
zich fysisch uitleven, ze hadden er snel vriendjes of ze brachten vriendjes mee
van Maldegem. We waren overal vlakbij dus mijn echtgenoot bezocht talrijke
culturele en andere bezienswaardigheden met hen in de buurt. Bovendien waren er
elke dag strandactiviteiten gesponsord door talrijke firmas en de kinderen
kregen cadeautjes of konden iets winnen. Zij wonnen eens een heuse koersfiets
voor hun zandkastelen. Later konden we met de verhuuropbrengst eens op reis, de
wereld verkennen. We hebben dit toch gehad want nu zou het niet meer gaan.
De zeelucht en de heldere
hemel zijn nog altijd dezelfde in Knokke. De oude gebouwen werden hier en daar
vervangen door nieuwe flatgebouwen. Het verkeer is drukker, talloze
golfwagentjes parkeren her en der en doen denken aan een maanlandschap. Je kan
er een terrasje doen tussen het lawaaierig verkeer. Ik weet niet wie daar iets
aan vindt, maar de terrassen zijn bevolkt dus die gasten hebben geen last van
de geluidshinder. Verder is Knokke intussen veel veranderd. De mooie boetiekjes
in de Lippenslaan zijn vervangen door winkelketens, Blokker, HLM, Zeeman, Casa,
Zara, Standaard Boekhandel, dus als je in Knokke loopt of in een andere stad,
de handelszaken en de gepresenteerde waren zijn overal dezelfde, de prijzen
schommelen een beetje maar het is er niet zo gezellig meer winkelen. Je kan er
niet echt iets exclusiefs meer kopen, dus het shoppend publiek is niet meer wat
het vroeger was.
Onlangs ontmoette ik een
heel knappe oude dame uit Mechelen met flat op de zeedijk in Heist, aan de
tramhalte. De kleindochters en ik gingen een speelgoedwinkel zoeken en wachtten
op de tram naar Knokke. Die dame had schoenen gekocht in de Lippenslaan 164,
Dev.. of zoiets. Ze had die schoenen gepast en betaald. Toen ze thuiskwam zat
er één kapotte schoen in haar tasje. Ze trok er dus mee terug mee naar de
Lippenslaan. Wij volgden dezelfde weg, nummer 164 had de rolluiken naar beneden
gelaten. Ze hadden de komst van die ontevreden klant verwacht. De dame vertrok
onverrichter zake. Toen ik na een half uurtje langskwam was de winkel nummer
164 open. Eigenaardige dingen gebeuren er toch tegenwoordig. Je moet nog
opletten wat ze in je tas stoppen als je betaald hebt.
Het verkeer in de
Lippenslaan is hels. Ik stond aan het zebrapad, voor het rood licht en een
wagen stopte voor mij. Ik stapte snel over en hoorde een taxichauffeur schelden
dat het rood was voor mij. Ik was echt onder de indruk van zoveel agressie.
De talrijke terrassen en
restaurantjes in Knokke zitten vol. Sommige mensen zien er welgesteld uit,
anderen ogen heel gewoon. Het gaat er gewoon gezellig aan toe tussen het drukke
verkeer in de hoofdstraat, de Lippenslaan.
Onze kust is misschien niet
constant zonnig zoals in de warme landen, Egypte, Tunesië, Turkije, Roemenië, Jordanië
maar je krijgt er toch een mooi kleurtje als je wandelt of fietst op de dijk.
Het aanbod evenementen langs de hele kustlijn is uitgesproken overdonderend, je
weet echt niet waar je eerst naar toe kan om je zinnen te verzetten. Klassieke
en moderne concerten in open lucht, folklore-, rommel- en andere markten,
processies, zeewijdingen, wedstrijden, sportmanifestaties, acties georganiseerd
door grote merken op de dijk, dagelijks groepsactiviteiten voor de kinderen, er
is voor elk wat wils.
Je kan zonnen en je
ontspannen tussen eigen volk, terwijl je in die arme landen geconfronteerd
wordt met schrijnende armoede, waar je je in een ressort moet blijven en je
constant moet afvragen of het wel hoort dat je als gewoon mens, in de snikhete
zon, in de overdadige luxueuze hotels ALL
in, van een goedkope verblijfsformule kan genieten van het overdadig aanbod van
spijs en drank terwijl enkele honderden meter verder, de mensen leven in
ontbering door watergebrek, onderdrukte bevolkingsgroepen, fanatieke religies, werkloosheid,
uitzichtloze toekomst voor hun gezin enz. . Ik voel me dan toch schuldig en
niet echt op mijn gemak.
Blijkbaar is de prijs van
flats en huizen vertiendubbeld aan de Noordzee, dus wie er een huis of een flat
bezit, heeft een kapitaaltje aan vastgoed. In principe zijn alle eigenaars in
Knokke miljonairs of miljardairs en heel wat welgestelden van Maldegem en
elders hebben een tweede verblijf in Knokke. Wie meer van rust houdt, trekt
naar Westkapelle, Moerkerke en Middelburg, landelijke dorpen waar de eigenaars
de waarde van hun bouwgrond of villa de hoogte zien ingaan. Wie een
vooruitziende blik had is dus schatrijk en het is hen oprecht gegund.
Een halve eeuw later 1963
2013 heb ik opnieuw gelogeerd aan de kust en me alles herinnerd. Het voorjaar
was slecht dit jaar dus heel veel mensen hebben een reisje in warme oorden
geboekt. Ik wandelde van het Zoute naar Heist en de stranden op enkele
merkwaardige metalen constructies en tenten in het zand na, waren leeg. In
Duinbergen kon je amper een terrasje doen. Wenduine waar ik in 1966 een
vakantiejob deed, lag er verlaten bij.
In de zomer 1966 werkte ik
alsbakkersloof tijdens de zomervakantie
bij een pasteibakker Deprez op de dijk van Wenduine. De dochters Martine en
Colette hielpen mee in de tearoom, de zoon Christian was bakker. Hij is vroeg
overleden aan een hartaderbreuk. Christine Matthys (16 juni 1953-19 november
1969) dochtertje van mijn tante, Martha Cochuyt stond er van s morgens tot s
avonds aan de ijswagen, buiten in regen en in wind. Het humeur van onze bazin
schommelde volgens de temperatuur aan de kust. Ze straalde en spoorde ons aan
bij goed weer, bij slecht weer zakte haar gemoedgesteldheid onder nul en gaf
zij kritiek op onze werkzaamheden. Ik had mijn vaste stek achter de toonbank.
We stonden rond zes uur op om de broodjes te sorteren en de eerste klanten te
bedienen en gingen pas slapen op een zolderkamertje als de laatste klant in de
tearoom vertrok.
Elke
dag kregen we als ontbijt, vieruurtje en avondmaal verwarmde croissants en
boterkoeken van de vorige dag, maar s middags werd er een warme maaltijd
voorgezet. Af en toe mochten we eens een uurtje wandelen op de dijk. Ik
verdiende drie duizend frank per maand. Moeder liet me een blauwe mantel maken
om te pronken in de kerk of bij een of andere gelegenheid. In september 1966
bracht de echtgenoot van de naaister, die mooie jas en presenteerde de
rekening, zes duizend frank. Moeder betaalde zonder verpinken. Ik had twee
maanden lang rechtgestaan aan de toonbank van de bakker tijdens een hete zomer
voor een mantel. Vader was boos. Hij vond de jas niet mooi, precies een schort.
Het was een exclusieve mantel. Ik heb hem bijna nooit gedragen. Erg voor mijn
ouders. Ik had een steentje moeten bijdragen en alles wat ik verdiend had ging
naar die mantel. Ik snap nu nog niet waarom moeder niet vooraf vroeg hoeveel
die ging kosten aan die naaister. Ik heb mij er altijd schuldig om gevoeld, ik
heb die mantel nog.
Ik heb intussen gemerkt dat
dit hondenleven voor velen nog niet veel veranderd is na W.O. II. De horeca kampt
met problemen, het personeel wordt te weinig betaald en moet had werken als er klanten
zijn. De tijden zijn er niet veel verbeterd voor velen, jammer. In Bredene
waren een paar goede restaurants met ruime toiletten, water, zeep en
hygiënische handdoekjes en in Blankenberge was half België met vakantie. Naarmate
het weer zonniger werd, waren er meer toeristen maar de massa vakantiegangers zoals
vroeger was verdwenen. We trokken af en toe naar De Haan met de kleindochters.
De prachtige villas op de dijk en in het centrum, de kleedhokjes en douches op
het strand deden je denken aan de vakanties van de burgerij bijna honderd jaar
geleden. De kloof tussen arm en rijk blijft en wordt steeds groter.
Ik voelde wel mededogen met
de zelfstandigen die er hun jaarloon moesten verdienen tijdens het seizoen
zonder voldoende klanten tijdens het hoogseizoen. Intussen heeft het zomerweer
daar verandering in gebracht en werd het drukker. Ik heb genoten van de rust op
het strand, de kleindochtertjes kon ik heel goed in de gaten houden want er was
geen overrompelend aantal zonnebaders. Tussen de verbrijzelde schelpenlagen en
zand heen vonden we gelukkig nog wat zaagschelpen om papieren bloemen te kopen
en te verkopen.
Als je langs de zeedijk Knokke-Zoute
loopt waan je je echt in een andere wereld. De flats en de huizen hebben mooie
terrassen en zijn meestal heel goed onderhouden. De mensen die er lopen zijn
knapper om zien en beter gekleed, hoe miniem ook. Al die prachtige kunstgalerijen
en de chique winkels waar een colbertjasje 1000 euro kost, en een paar schoenen
2000 euro kosten. Het moet zalig zijn als je je zon dingen kan veroorloven. Het
verschil tussen arm en rijk is hetzelfde gebleven als vroeger hoewel de armen
nu ook de kans krijgen min of meer een hogere levensstandaard te bereiken. Maar
een bepaalde bevolkingsgroep beschikt toch over uitzonderlijke talenten om heel
rijk te worden en heel veel te verdienen en anderen beheren het familiefortuin
met succes en breiden het uit en de volgende generatie neemt nauwgezet en
gewetensvol de taak over.
Ik las in de krant dat zelfstandigen
vroedvrouwen 8 euro per uur verdienen, sommige zelfstandigen verdienen 895 euro
per maand, dus waar zijn we nu mee bezig? Hoe kan je nu met een uurloon van 8
euro je kost verdienen? Tien jaar geleden kon je een winkelkarretje in de Aldi boordevol
vullen met 50 euro, nu kost een bodempje voedingswaren voor amper één dagal 50 euro. Het is niet moeilijk je voor te
stellen hoe de gewone mens moet rondkomen. Bovendien heerst een grote werkloosheid
alom, niet alleen voor de laaggeschoolden wier werk vaak wordt ingepalmd door
goedkopere werkkrachten uit het buitenland maar ook voor hen die vele diplomas
haalden is er onvoldoende werkgelegenheid. Zij die uit de boot vallen, missen
ergens een gave om aan werk te geraken, of ontberen een elleboog die hen aan
werk helpt. De ouders kunnen al het mogelijke doen om de kinderen te laten
studeren en er alles voor hebben dat zij het beter hebben dan de ouders maar
het is niet zo eenvoudig. De groep welgestelden stijgt en concentreert zich en de
groep die op de armoedegrens overleven wordt nog groter. Blijkbaar trekken de
mensen zich er niet veel van aan en hechten zij aan t leven zoals het is en
zoals het moet.
Blankenberge bijvoorbeeld wordt
overweldigd door mensen die genieten van de zon, de zeelucht en de
vakantiesfeer op een bescheiden manier, met frigobox, stapel drankjes en
broodjes uit de Aldi op het strand en in Knokke Zoute zie je het zelfde
fenomeen, maar geen frigoboxen maar chique picknickmanden en merkkledij. Het
voornaamste is dat de mensen leven, elke dag nemen zoals die komt en God doet
de rest.
De kust Maldegem, nog altijd een uitstekende combinatie.
Het was aangenaam en gezellig logeren aan de kust zomer 2013.
15-08-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
Maldegem en afstanden
Maldegem en afstanden
Ik heb nooit benul gehad van afstanden. Meestal vond ik alles heel ver. Ik woonde op het platteland. Heen en terug naar school per fiets twee keer per dag, was al een hele klus.
's Zondags naar de kerk, in mijn herinnering ook soms twee of drie keer per dag, was er niet zoiets als de vespers en 't Lof 's namiddags? Wij deden dat en gingen daarna koffietje drinken bij Helena en Amélie Gaelens, Edestraat 35 (nu Meubelrenovatie Rodts). Naar de jeugdbeweging, af en toe eens naar een vriendinnetje, naar de familie in Kleit en in Celie? Alles te voet of met het stalen ros.
Eind jaren 60 deed de auto zijn of haar intrede en dan hadden we voor tientallen jaren genoeg van de fiets, dat was iets van vroeger, verbonden met een oncomfortabel en armoedig leven. Bijna veertig jaar van de achterdeur in de auto zo dicht mogelijk op de plaats van bestemming.
Na tien ongevallen wegens verstrooidheid en onoplettendheid, zware en minder zware verwondingen hield ik het autorijden voor lange afstanden voor bekeken rond 1971 en werd ik overal gebracht. Ik ging de kinderen afhalen aan de bushalte, op zeven minuten stappen van de voordeur! Ik kan dit niet begrijpen nu want ik deed dat echt. Toen werd nog niet zoveel gesproken en geschreven hoe gezond fietsen en wandelen wel was.
Alles is ver, ik woon nu naast het postkantoor en moet eventjes nadenken om een brief te posten langs vier zware branddeuren.
Toen ze moeder in 1991 in het rustoord in Eeklo wilden stoppen bij haar oudste kleindochter, leek me dat een onoverkomelijke afstand, in Eeklo, zo ver, voor mij was dat China ongeveer. Ik durfde daar niet alleen naar toe rijden.
Ik heb me nooit goed kunnen oriënteren, links, voorrang van rechts, soms was het al te laat. Ik moet eerst mijn kruisteken maken voor ik het weet en dan hoor ik al gedonder. Meestal blikschade.
Geografie was niet aan mij besteed. Nu nog niet.
Alles is heel ver. Brugge, Eeklo, Kleit, Adegem, Sijsele, Damme, Knokke, Gent is zowat het buitenland.
Hoe ik ooit verschillende keren terechtgekomen ben in 't Zuiden van Frankrijk, Praag, Italië, Duitsland, Friesland, Canada, V.S., Engeland, Egypte, Luxemburg, Roemenië, Israël, Rusland, Duitsland, Canarische eilanden, Spanje enz. dat weet ik niet zo goed. Iedere stap buiten de achterdeur of voordeur vervulde mij met afkeer en doodsangsten.
Waarschijnlijk een combinatie van "moeten" (studiereizen, schoolreizen, taalreizen) om mijn talenkennis en de vernieuwing van de onderwijsmethodes op peil (vaak achter op Vlaanderen, maar soit, ze dachten dat ze "nieuwe" methoden konden voorstellen) te houden,
en dan had ik die absurde drang om sommige mensen uit een ver verleden eens terug te zien na overleg natuurlijk als, ze zelf niet op bezoek kwamen.
Eind jaren 70 trokken we met het hele gezin in een Oostduitse Warburg naar de omgeving van Le Mans, naar het buitenverblijf van de familie Edmond (eigenlijk van MichelCochuyt, de oudste zoon van remi Cochuyt). Louis had een bril nodig maar had die dure aankoop uitgesteld zodat ik aanwijzingen moest geven over richtingaanwijzers. Normaal gezien doe je vijf uur maximum over de rit, wij deden er 12 uur over. Ik had de jongste zoon van twee op mijn schoot, maanden nadien voelde ik nog de pijn in mijn verpletterde dijen.
Ik ben al doodsbang als ik over het viaduct in Maldegem rijd, je kan je voorstellen dat ik bijna stierf van angst toen ik voor de eerste keer op een vliegtuig richting Rusland stapte in 1991 denk ik. Ik staarde ontzet naar de roest (waarschijnlijk aan de trap voor het vliegtuig) en deed snel mijn gebed, mijn laatste uur was geslagen. Intussen heb ik al veel vliegtuigen beklommen me altijd voorbereidend op het definitieve vaarwel met de akte van berouw en stervend van angst.
In 2008 ging ik per trein naar de Zoo van Antwerpen met kleindochter Anna'tje van drie jaar oud in een roze buggy. Ik vroeg een plannetje aan de receptie, een Hollandse meid antwoordde dat er geen plannetjes meer waren dus ik begon het bezoek aan de dierentuin zonder plan. Na drie keer een weide vol roze Pelikanen zegde Anna'tje van drie: "Oma, we zijn hier al geweest." Ik had wel gemerkt dat er wel heel veel aandacht geschonken werd aan de pelikanen, maar ik zag op geen enkel ogenblik dat ik drie keer dezelfde route had afgelegd.
In Toulon zaten wij op de campus van de universiteit. Ik had sigaretten nodig en vertrok in de richting waar ik anderen naar het centrum had zien trekken. Ik kwam pas na vier uur terug, Francine Vercammen collega uit Hamme, kon het niet geloven en beschuldigde mij van allerlei avonturen onderweg. Ik probeerde mij de huizen onderweg in te prenten, de richting, maar telkens weer herkende ik dezelfde huizen en dezelfde weg maar in de verkeerde richting.
Moeder woonde bij ons in, ik wou haar eens naar haar broer brengen in Kleit, ik durfde niet langs de Aalterbaan omdat ik niet alle verkeerslichten herkende (ik denk altijd dat de tegenliggers niet zullen weten welke richting te nemen en mij zullen verpletteren) en reed langs ommewegen naar mijn peter Omer in de Thijskensstraat in Kleit. In vogelvlucht is het drie kilometer, ik deed er 50 kilometer over. Niemand gelooft dit, maar zo is het toch. Ik herken altijd de verkeerde richting.
In 2008 waagde ik een wandelingetje in het centrum met mijn kleindochter in de buggy, richting Gentsesteenweg, daarna rechts, Fabiolalaan of zoiets. Ik vond mijn weg niet terug. In de hemel zag ik het dak van ons flatgebouw, maar er was geen enkele weg die er heen leidde. Uiteindelijk ben ik er toch geraakt via vele omwegen.
15-08-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
Maldegem en Antwerpen, verenigd in Gent (16 mei 2013).
Voilà, sommige mensen uit alle windstreken trotseren regen en koude om elkaar te ontmoeten in het verkeersvrije centrum van een van de mooiste steden in Vlaanderen, GENT! (Ufsia 1961 - 2013)
Noël De Meulenaere, Emiel De Naeghel, Lambert Geerkens, Luc Hansens, Jozef Heldens, Wilfried Patroons, Jean Timmerman, Jan Umans, Luc van Boven, Louis Van de Straete, Freddy Van Gaever, Jan Van Riel, Jean Walraevens, Raynaldo Wybailli en echtgenoten, verzamelden in de lounge van het Marriott hotel op de Korenlei in Gent.
Het was een gezellig weerzien tijdens een hapje en een drankje. De mannen komen nu al zoveel jaar regelmatig samen dat zij niet moeten zoeken naar woorden na de eerste handdruk. De dames herkennen elkaar en wisselen nieuws uit over de kleinkinderen. Vroegen paattten zij over de kinderen, maar de mensen groeien en bloeien en worden intussen ouder, wijzer en rijker aan jonge familieleden.
Het was koud voor de meimaand maar een dikke jas en veel gebabbel verwarmden snel de harten. We trokken naar de aanlegplaats voor een rondvaart in de binnenstad. Gent is ontstaan aan de samenvloeiing van de Leie en de Schelde. Deze rivieren vormden de bruisende aders van de bloei van de stad.
Allen hebben genoten van het historische centrum en de unieke sfeer die de aanwezigheid van veel water teweegbrengt.
Rond 13 uur was het verzamelen geblazen voor de lunch in het "Korenhuis" bij het Marriott Hotel. Het was heel gezellig om herinneringen op te halen bij een glaasje en een lekkere maaltijd.
Na de koffie werd nog gezellig nagebabbeld en daarna trokken we de stad in voor een wandeling en terrasje.
Het was een geslaagde dag voor deze krasse 75ers, die elkaar na 53 jaar afstuderen nog veel te vertellen hebben en op de hoogte blijven via alle mediamiddelen.
15-08-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
14-08-2013
Armoede.
Na 60 jaar platteland ben ik vijf jaar dorpsbewoner in de herfst van mijn leven en ik heb al veel tijd gehad om rond te kijken en na te denken, nu ik geen grachten, goten, regenputten en afvoerputjes meer moet schoonmaken, takken moet rapen, bomen en struiken moet bijknippen of -zagen, opritten moet ontsneeuwen of bevrijden van bladeren, enz. Ik mis het groen wel, de verschillende schakeringen groen van gras bomen en planten in de tuin na een regenbui.
Ik heb hier al veel gezien. De straten ogen gezellig en de handelszaken uitnodigend maar voor kinderen is hier niet echt veel meer plaats. Je ziet hier trouwens weinig kinderen in het centrum, ofwel zitten ze op het platteland of ergens opgesloten in een flat, maar hier lopen ze helemaal niet, hoewel alle scholen zich in het centrum bevinden. Sommige grote woningen hebben geen tuintje, soms geen koertje, geen speelruimte voor de kinderen.
Ik heb eigenlijk niets gemist. Ik merk ook dat het nu niet veel beter is dan in die goede oude tijd. Oorlog, kommer en kwel gelukkig elders, maar toch niet ver weg. Hoe egoïstisch dat ook mag klinken. De berichten over de armoede van een groot deel van de bevolking hier en overal ter wereld zijn alarmerend.
Armoede vroeger en nu. Ik geloof dat de armoede vroeger minder gezinnen trof. Vroeger konden heel gewone mensen een lapje grond kopen, een huis laten bouwen, ze hadden een tuin met moestuin, soms een stal voor wat kleinvee, dus echte honger hadden de mensen niet. Nu zitten velen gestapeld in een kleine flat.
Terwijl de basisbehoeften tot ver in de 20ste eeuw zich beperkten tot voeding, kleding en woonruimte, zijn de basisbehoeften van een modern mens in de 21ste eeuw digitale televisie, smart Phone, telefoon, internet, computer, IPod, tablet, plasmatelevisie, verre reizen, korte weekenduitstappen, pretparkenenz. Deze behoeften horen bij het leven van een modern mens maar slokken een groot deel van het maandinkomen op. De energieprijzen en de kostprijs van zuiver water stijgen de pan uit. Bovendien wil de moderne mens comfort in de woning, vaatwasmachine, droogkast, diepvries, wasmachine en andere dure huishoudelijke apparaten dus de huurprijs van een goed uitgeruste flat of woning is noodzakelijkerwijs zeer hoog. De eigenaar moet immers alles voorzien, laten herstellen of vervangen, de woning onderhouden en belastingen betalen op eigendom en huurinkomsten. Sparen en kopen van een eigen woning is onbetaalbaar geworden voor de meeste gewone mensen.
Vroeger konden de mensen zelf voor een deel in hun voedingsbehoeften voorzien. Men leefde met weinig comfort, maar zuinig en probeerde van het week- of maandinkomen een deel opzij te leggen, te sparen om een eigendom te verwerven.Dat was toen nog mogelijk, nu is dat veel moeilijker geworden, waarschijnlijk onmogelijk.
Veel mensen beschikken ook niet meer over een moestuin, het kweken van kleinvee is moeilijker geworden in de bebouwde kom. Vroeger hadden de mensen kleinvee op hun erf, een aardappel- en tarweveld en een moestuin. Was het moeilijk om grote gezinnen met een wisselend laag maandloon van het allernoodzakelijkste comfort te voorzien, de huisvrouwen waren vindingrijk en creatief genoeg om dagelijks twee warme maaltijden en twee broodmaaltijden te serveren voor heel het gezin en ook toevallige bezoekers werden aan tafel uitgenodigd. De dorpsbewoners hadden een volkstuintje. Er was voldoende zomer- en winterkledij. Wij hadden niets tekort maar onze ouders moesten wel heel hard werken elke dag, vrije tijd was er niet echt, laat staan vrijetijdsbesteding. Alleen op zondag werd er niet echt gewerkt.
Ik denk dat de armen, nu veel armer zijn dan vroeger. Je leest dat sommigen amper drie euro per hoofd hebben per dag om te besteden aan voedsel, dat is de prijs van één krop sla en een half brood, één konijnenmaaltijd.
Jammer dat onze welvaartsmaatschappij sommige behoeften niet aan banden kon leggen, maatregelen voorzien en hulp incalculeren.
Zoals ik dat zie, is er geen oplossing meer. Je kunt onmogelijk al de behoeften van het eindeloos stijgend aantal arme mensen invullen.
Het is erger dan vroeger, veel erger. De toekomst van onze kleinkinderen is weinig rooskleurig.
14-08-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
12-08-2013
Bedenkingen eind 2013
Bedenkingen
Open deuren in de vrieskou. Sommige handelszaken laten hun deuren wagenwijd openstaan als het vriest buiten om de klanten uit te nodigen binnenkomen in de zaak. Ik begrijp dat sommigen wanhopig klanten willen trekken, maar ik begrijp niet dat de belastingbetaler moet opdraaien voor die verkwisting. Handelaars kunnen hun kosten van de belastingen aftrekken.
De mensen worden gedwongen hun huizen te isoleren om te besparen en de winkels verwarmen het voetpad op kosten van de staat.
Waar blijft de zondagsrust, de noodzakelijke levensbehoefte van elk gezin?
Lichaam en geest hebben één dag per week rust nodig. Niet in de handelszaken dus, waar slavenarbeid verricht wordt door winkelbediendes die werken voor een armzalig loontje. Je moet hen eens goed in de gaten houden, wat die mensen moeten doen: poetsen, zemen, dozen voorraden aanvullen, kleren oprapen enz. en vriendelijk en attent blijven.
Stel je voor dat er mensen zijn die kleren passen en alles wat hen niet bevalt, op de grond gooien. Kan je je toch niet voorstellen?
12-08-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
07-08-2013
Concert en tentoonstelling: Eindelijk Vrij?
JAN WAUTERS en CANTICORUM brengen het concert
Eindelijk Vrij? en de slavernij in beeld gebracht door kunstschilderes SONJA
DE WAELE, in C.C. Den Hoogen Pad van 20 tot 27 september 2015, in Adegem.
Het
Gemengd Koor Canticorum onder de efficiënte leiding van dirigent Jan
Wauters stelt regelmatig de kerkdeuren open om iedereen te laten genieten
van de repetities van heerlijke koormuziek en de warme sfeer binnen het koor, momenteel
als voorbereiding van het evocatie-concertEINDELIJK VRIJ?naar aanleiding van 150jaar afschaffing van de slavernij in de
V.S.
Vandaag moeten we vaststellen dat slavernij nog
steeds actueel is. Vandaar de retorische
vraag in de titel 'Eindelijk vrij?'. Denken we aan de onrechtvaardige
toestand in eigen land voor sommige mensen, aan het contrast tussen rijk en arm
in de ontwikkelingslanden en aan de duizenden vluchtelingen die dagelijks de
grens naar Europa willen oversteken en eigenlijk niet welkom zijn.
Dit jaar is het 150 jaar geleden
dat de jarenlange en meedogenloze slavernij werd afgeschaft. Het Gemengd Koor
Canticorum zal dit herdenken met twee concerten op zondag 27 september om
15.30 en om 20.00 uur.
Het koor
brengt gospels en spirituals en wordt begeleid door een jazzcombo, bestaande uit prominente jazzmusici: Stijn Wauters (piano), Greg van
Lint (drums), Jean van Lint (bas en zang) en Vincent Mardens (saxofoon).
De
tegenstrijdige gevoelens van de slaven variërend van verontwaardiging, woede,
razernij maar ook van hoop, verlangen naar vrijheid en vreugde worden
uitgedrukt. Aan de hand van beeldmateriaal en zwarte live
muziek staat men even stil bij het onmenselijke van slavernij.
Op het programma staat een aaneenschakeling van
worksongs, spirituals, gospels, blues en jazz. Jonge en oudere zangers zetten
hun beste beentje voor om dirigent en pianist te volgen en brengen ontroerende
liederen over verlangen naar vrijheid. Het ritme van de meeslepende muziek en
zang brengt ons terug naar een katoenveld met katoenplukkers, die er met hun
gezang en hun ijver de moed inhielden onder de brandende zon.
Heerlijk
gezang weerklonk al bij het binnentreden van de mooie Sint-Adrianuskerk waar
het koor Canticorum open repetitie hield als voorbereiding van de evenementen
die op het programma staan.
Het was
bijzonder verrijkend een repetitie te mogen bijwonen en te ervaren hoe de
dirigent en koorzangers afgestemd zijn op elkaar.
Tijdens
de repetitie werden prachtige psalmen, hymnen en meerstemmige liederen al dan
niet a capella gebracht. De koorleden beschikken over uitzonderlijk muzikaal
talent. Het koor telt 49 leden en blijft elke week musiceren en realiseert het
een na het andere interessante project. Onder leiding van de begenadigde
dirigent was de koorklank van een zeldzame naturel en klonk nooit verkrampt. Er
is de voorbeeldige dictie, respect voor theorie, inhoud en betekenis van de
liederen. De dirigent nam geslaagde tempo- en interpretatie risicos die
aanstekelijk werkten en waardoor het uithoudingsvermogen van de luisteraar geen
moment op de proef gesteld werd.
De
gedurfde, soepele en dynamische contrasten, de feilloze timing en de verfijnde
sfeerschepping bewerkten de vele liederen tot een coherent geheel. De
vertolking is een absolute aanrader voor alle koorliefhebbers.
Onze welvaartsmaatschappij,
die heel veel kritiek vangt, schept toch de mogelijkheid, de locatie en de
gepaste begeleiding om zich te vervolmaken. Dirigent Jan Wauters uit zijnenthousiasme door de feilloze beweeglijkheid,
zijn aandacht voor de zangers en het publiek, om van de voorstelling een
gebeurtenis te maken waar je stil, blij en gelukkig van wordt.
Het wordt
een boeiend en ontroerend schouwspel, door de fascinerende evocatie van het
onmenselijke van de slavernij maar tevens een gebed, een bede tot mededogen
voor hen die nog lijden onder dezelfde meedogenloze toestanden. Het samenspel
van muziek, beelden en stemmen geeft troost en voorspelt een betere toekomst.
EINDELIJK VRIJ? de
slavernij wordt ook in beeld gebracht op doek, door SONJA DE WAELE, kunstschilderes uit Adegem. Het inlevingsproces startte maandenlang
voordien, boeken, beelden, internet, de Afrikaanse gewoonten, Afrikaans voedsel,
fotos van schilderijen en reproducties waren voor haar een bron van inspiratie
voor de talrijke schilderijen en schetsen die tentoongesteld worden.
Zij heeft het thema van de slavernij uitgewerkt in een reeks ontstellende
en onthutsende schilderijen, die in de inkomhal van CC Den Hoogen Pad te
bekijken zijn vanaf zondag 20 september 2015 tot en met zondag 27 september
2015 tijdens de openingsuren van het cultureel centrum.
De tentoonstelling is aangrijpend: bij de
rubberslaven bijvoorbeeld werden de handen afgehakt als ze niet genoeg rubber
leverden per dag, als de katoenplukkers niet voldoende katoen plukten volgden
er zweepslagen enz . De slaven drukken wanhopig lijden uit, ontdaan van elke
waardigheid.
De Hut van Oom Tom (1852) van auteur Harriet Beecher Stowedoor iedereen gekend, de film Twelve years a slave, een Amerikaanse historische dramafilm geregisseerd door Steve McQueen en gebaseerd op de autobiografie 'Twelve Years a Slave' (1853) van Solomon Northup en Het negerboek, het verhaal van de lijdensweg van Aminara, de
geletterde negerslaaf, van Lawrence Hille schetsen een beeld van het onrecht
dat anderen een medemens aandeden en blijven actueel door de beelden die
dagelijks de huiskamer binnenstromen van vertwijfelde mensen op de vlucht, waar
niemand raad mee weet of probeert de ogen te sluiten voor het leed.
Het herdenkingsconcert en de tentoonstelling van 150 jaar afschaffing
slavernij, zijn niet vrijblijvend.
Beiden roepen ons op om elke vorm van slavernij en racisme te
veroordelen.
Daarom werd een heel informatieve
bundel aan de scholen bezorgd met de vraag om dit thema ook in de klas
bespreekbaar te maken.
Het concert en de
tentoonstelling zijn dus ook toegankelijk voor jonge mensen, zodat zij sommige toestanden in deze wereld en die van vroeger beter
zullen begrijpen en dat zij beseffen dat heel wat mensen bekommerd zijn om
wantoestanden.
Wie zich wil voorbereiden op het samenspel van beeld en klank kan de
prachtige informatiebundel raadplegen die een beeld schetst van de slavernij
overal ter wereld door de eeuwen heen, de afschaffing van de slavernij die
gepaard ging met bloedige taferelen in de V.S. 150 jaar geleden en die ondanks
de beschaving, de betere materiele levensomstandigheden van heel wat mensen,
nooit tot op het bot werd uitgeroeid, maar zachtjes smeulend verder leeft in de
huidige samenleving van zogenaamde tolerantie. Het spreekt vanzelf dat dirigent Jan Wauters en zijn koor en schilderes
Sonja De Waele dit eerbetoon aan de mens in al zijn kleuren en vormen opeisen
en het onrecht van mensonwaardig handelen afkeuren.
De tentoonstelling Eindelijk Vrij? van Sonja De Waele is te
bezichtigen van 20 tot 27 september tijdens de kantooruren (van 9 00 12 00
uur en woensdag van 14 00 tot 17 00 uur.
Info en reservatie Concert EINDELIJK VRIJ? ZONDAG 27 september 2015 om
15.30 en 20.00 u. in Den Hoogen Pad, Adegem.
Volwassenen betalen 8 euro;
kinderen tot 12 jaar 5 euro.
Met dank voor de info aan Jan
Wauters en Sonja De Waele, fotos koor Vivianne Veirman.
Alle
artikels i.v.m. 'Talent in Maldegem werden gepubliceerd.
Indien u
interesse heeft kan u bestellen aan Marianne Posman door overschrijving van 23
euro op het rekeningnummer IBAN BE93
0000 4363 7367 BIC POTBEB1. Ook te koop in Oxfam Wereldwinkel.
Jacobus De Brée, echtgenoot van Juliette De Rijcke.
Juliette De Rijcke, weduwe van Jacobus De Brée, woonde in het gehucht Karreweg, Maldegem. De foto werd genomen in 1935, het jaar van overlijden. Zij was toen 93 jaar. Zij was dus vermoedelijk geboren in 1842. Zij kloste kant op zevenjarige leeftijd, tot ze stierf, dus 86 jaar lang. Zij had zeven kinderen en talrijke klein- en achterkleinkinderen. De foto is in het bezit van de Tuinvogel. Kantklossen, kantwerk en kantkunst zijn een studie waard.
06-08-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
14-07-2013
Liliana Mitu uit Roemenië in Maldegem.
Liliana
Mitu uit Roemenië, Constanta brengt zes maanden door in Maldegem (oktober 2005 -
maart 2006).
Door allerlei omstandigheden had ik de voorbije vijftig jaar, een
blijvend contact met mensen die ik ontmoette tijdens taalkampen, school- of
studiereizen en uitstappen de wereld rond.Ik bleef corresponderen met Maria Wipf uit Zwitserland, Concepcion
Serracanti uit Spanje, Adi en Patsy Ramsey uit Engeland, Denis Chisholm uit
Canada, Sofia Akopova uit Rusland, talrijke anderen en eentje springt er uit,
Liliana Mitu uit Roemenië.
Liliana Mitu, taalkundige Romaanse filologie, beëdigd vertaalster
Frans, Italiaans en Roemeens kreeg een staatsbeurs om zes maanden door te
brengen in een Franssprekend land, om haar praktische kennis van de Franse taal bij te schaven, hetzij in Frankrijk of in België. Op een of andere manier was
Roemenië niet op de hoogte van het feit dat meer dan de helft van de inwoners van België
Nederlandstalig is, want Liliana kwam in Maldegem terecht om haar Frans te
vervolmaken!
Zo zijn er nog wel mensen die zich vergissen. Ik had eens een Franse
gast die zo verontwaardigd en verbolgen was dat niemand in Brugge Frans sprak. Ze
vond het gewoon niet kunnen dat er in Brugge geen Frans gesproken werd. Met
handen en voeten probeerde ik die vrouw uit te leggen dat iedereen in
Vlaanderen vanaf het vierde leerjaar verplicht lessen Frans volgt, maar dat die
taal blijkbaar zo moeilijk is dat velen het nooit kunnen spreken. Toeristen in Brugge
komen in contact met hotel- , restaurant- en winkelbedienden die er een
beroepsopleiding hebben op zitten waar de kennis van Frans geen prioriteit is.
Beleefdheidshalve heb ik er niet aan toegevoegd dat wij toch ook niet eisen dat de Fransen, Nederlands praten met ons als wij op reis zijn in Frankrijk? Als gastvrouw moest ik me gedragen maar ik had haar graag een Vlaamse oorveeg gegeven. Ze was immers niet tot rede te brengen.
Soit, Liliana kwam aan in Brussel Zaventem in het holst van de nacht.
Zij moest er op vertrouwen dat een taxi haar naar een veilig hotel bracht. s Anderendaags
werd zij afgehaald door de directeur van de school waar zij zes maanden stage
kon lopen t.t.z. waar ze ingeschakeld werd om parttime les Frans te geven.
Op die manier kwam ik in contact met de Roemeense Liliana. De directeur
had me gevraagd of ik haar logies kon geven. En zo geschiedde. Een kleine,
charmante jonge vrouw kwam bij ons aan in oktober 2005. Aanvankelijk liet ik
haar maar betijen want ervaring had me geleerd dat te familiair contact met
gasten met langdurig verblijf, zou kunnen leiden tot volledig verlies van
privacy.
Nu het viel erg mee. Liliana hield zich bescheiden op de achtergrond. Geleidelijk
aan ontdooide ik, bood haar meer ruimte en meer gastvrijheid wat uiteindelijk
uitgroeide tot een boeiende vriendschap van geven en nemen. Zij luisterde naar
mijn eindeloos geweeklaag en gaf me bovendien altijd gelijk. Waar ontmoet je
nog zo iemand? Nergens. Luisteren is voor de mensen geen boeiende bezigheid
tenzij je iets nieuws of iets interessants vertelt en gelijk krijgen en geven
is ook niet een van de meest voorkomende positieve eigenschappen van de mens. Het
is volkomen logisch en normaal dat de mensen meer houden van vrolijke, levendige
gesprekken.
De eenzame muur die ik om me heen had getrokken brokkelde langzamerhand
af en haar vriendelijkheid en positieve visie bracht me min of meer terug naar het
meer actieve leven en naar mijn dorp. Zij leerde me het centrum opnieuw
verkennen per wagen. Ik had het autorijden verleerd maar zij wees me meestal
bijtijds de verkeersborden aan die me beletten om verkeersovertredingen te
begaan. We dronken koffie in een van de vele cafés en tearooms die Maldegem
rijk is en we schuimden de winkels af in de buurt op zoek naar koopjes.
Mijn man en ik waren toen, zon acht jaar geleden nog behoorlijk actief
en mobiel in Vlaanderen en we lieten haar meegenieten van familie- of
stadsbezoekjes in Sluis, Brugge, Antwerpen, Brussel, de kust enz.
Een Roemeense collega van Liliana werkte gedurende een jaar voor een
farmaceutisch bedrijf in Gent en af en toe ging zij eens logeren bij die
vriendin en samen ontdekten zij op die manier die schone stad Gent.
Een andere collega was in dienst als au pair voor een jaar in Parijs en
nodigde haar uit voor enkele dagen. Hoewel zij er erg had naar uitgekeken om
Parijs te verkennen was de onvriendelijke en vijandige houding van haar Parijse
gastvrouw afstotelijk. Ze mocht niet uit haar kamer komen, ze maakte geen deel
uit als gast van het gezin, ze kreeg zelfs geen kopje koffie s morgens.
Liliana verkortte haar verblijf in Parijs wat ik heel jammer vond voor haar. De
reis heen en terug was behoorlijk duur geweest, zij had uitgekeken naar een
Frans taalbad in een van de mooiste steden op de wereld, zij had geïnvesteerd
in geschenkjes voor het gezin waar haar vriendin verbleef maar zij was zo
gekwetst door de negatieve houding van die Parijse dame, dat zij terugkwam naar
Maldegem.
Maldegem, ons geboortedorp waar we ons thuis voelen maar voor haar
een plaats waar bijna niemand Frans sprak. Ook een ontgoocheling voor mij want ik
had tientallen jaren met hamer en beitel de Franse kennis in de hoofdjes van
vele Maldegemnaartjes vastgeslagen maar Liliana beweerde dat hier niemand een antwoord
kon geven op een eenvoudige vraag in het Frans, noch op de bus, noch in de
winkels, noch in de horecazaken, noch op school. Ik stelde haar een cursus
Nederlands voor, maar haar ontgoocheling i.v.m. haar verblijfplaats was te
groot, om die uitdaging aan te gaan.
Stel je voor dat je zes maanden wegtrekt van je eigen land, je eigen
stad, je familie en je gezin en je investeert behoorlijk om je tweede taal in
een taalbad bij te schaven en je komt terecht in Maldegem? Je ontdekt dat er
van dat taalbad niets terechtkomt, aangezien er geen enkel mens in de omgeving
in staat is te communiceren in het Frans op een of andere manier.
Tussendoor was Anna, ons enige en eerste kleinkind toen vaak op bezoek
en samen bewonderden en speelden wij met dit schone kind. Langzamerhand werd
Liliana een lid van het gezin. De maanden vlogen voorbij en het einde van haar
verblijf kwam in zicht en ik kon me niet voorstellen dat ik haar nooit meer zou
zien. Roemenië lag niet vlakbij de deur en het zag er noch voor haar noch voor
mij naar uit dat wij elkaar nog vaak zouden zien.
Wij schreven elkaar bijna elke dag. Enkele maanden later, in augustus 2006
trokken we voor veertien dagen naar Constanta, Roemenië, in een reusachtig hotel HOTEL ORFEU gebouwd op het strand van de Zwarte Zee. Het was zalig genieten in de snikhete
zon op de rand van het zwembad op twee
stappen van de zee. Tussendoor kwam Liliana ons opzoeken en verkenden we de
omgeving dank zij de auto van Florentin, haar broer. We ontmoetten haar enige
dochter Adela, Ada en haar moeder. Zij woonden niet zo ver van de kust in een
van die grote appartementsblokken eigen aan een communistisch regime maar de flat
was heel functioneel, degelijk en gezellig ingericht, ook bij haar moeder. De
vader van Liliana was enkele jaren voordien gestorven en was altijd ambtenaar
geweest wat hun zekere welstand en opvoeding verklaarde.
Haar familie.
Liliana en haar familie woonden in een dorp Tulcea, aan de oevers van de
Donau. Later, toen de Liliana en haar broer Florentin moesten studeren kwam het gezin in Constanta wonen. Liliana is getrouwd met Costel. Costel had samen met
de broer van Liliana aan de universiteit gestudeerd in Galati en had op die
manier Liliana leren kennen toen Florentin zijn vriend mee naar huis bracht.
Als student had Costel een jaar in NANCY, Frankrijk doorgebracht. Hij logeerde bij een gastgezin en studeerde aan de universiteit. Dit verklaart zijn perfecte kennis van het Frans.
Costel werkte op de haven van Constanta als ingenieur, sprak vlot Engels en
werd soms op missie gestuurd in West-Europa, zelfs in de stad Charleroi die hij
op zijn duimpje kende. Hij onderzocht de mogelijkheden om het Europees groeiend
vrachtverkeer via kanalen, rivieren en zeeën te laten verlopen. Florentin werkt als ingenieur op vrachtschepen die de wereld rond varen. Hij is slechts enkele maanden per jaar in Constanta.
Tijdens een van zijn buitenlandse opdrachten is Costel Liliana zelfs
komen bezoeken in Maldegem, in januari 2006 als ik me dat goed herinner. Een
heel interessante man die boeiend kon vertellen. Liliana en Costel hadden één
kind zoals de meeste Roemeense gezinnen en gaven haar van alles het beste wat
onderwijs en opvoeding betreft. Hun dochter Adela, Ada sprak vlot Engels, Frans
en Spaans en deed haar studies in Constanta en tegen de Hongaarse grens aan de
universiteit in Cluj-Napoca, in het westen van Roemenië. Zij is intussen
afgestudeerd. Het was een zeer schoon jong meisje, zeer beleefd en vlot.
Liliana kwam tot in 2012 elk jaar nog eens veertien dagen logeren in
Maldegem, dus blijkbaar is de ontgoocheling om haar Frans taalbad enigszins
verzacht. Mijn man en ik zijn twee keer naar Roemenië gereisd om te zonnen, te zwemmen en
het land een beetje te verkennen. Moest mijn panische angst voor onvoorzichtige
taxichauffeurs wat verminderen zou ik mij misschien nog eens tot ginder wagen,
een uur taxi naar Zaventem, vier uur vliegtuig, vier uur transport naar
Constanta, misschien doe ik het nog wel eens deze zomer. Egypte was zalig in
februari maar wordt sterk afgeraden voor Europeanen momenteel.
Liliana en ik, wij mailen elkaar elke dag, we schrijven elkaar wat we
doen of gedaan hebben overdag en wat we denken van bepaalde situaties en
mensen. Het is een boeiende soms grappige correspondentie waarom we kunnen
glimlachen af en toe. Tenslotte is dit het enige wat telt in dit leven,
glimlachen.
14-07-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
13-07-2013
Denis Chisholm, Canada, Leopoldkanaal 8 oktober 1944 - 2013
8 oktober 1944 8 oktober 2013.
Denis Chisholm, Regina, Canada
in januari 2014 wordt
hij 90 jaar,
belt me op vandaag om
te zeggen dat hij 69 jaar geleden aan het Leopold kanaal zat, in Moerhuize.
Fantastisch dat je
nog kan telefoneren 69 jaar later.
Fantastisch dat je je
dit kan herinneren 69 jaar later.
Erg voor de mensen
dat bepaalde data in het geheugen gegrift blijven.
Erg dat je bepaalde omstandigheden, gebeurtenissen,
feiten, herinneringen je hele leven blijft onthouden.
Een oude man, een
veteraan van bijna 90 staat op s morgens en beseft dat het 69 jaar geleden is
dat de meeste van de Canadese soldaten, zijn vrienden sneuvelden in Moerhuize, Maldegem.
Erg dat je je 69 jaar later nog beroerd en ontroerd kan voelen als je je een datum herinnert.
365 dagen en 365 herinneringen.
Hij wilde mij dat zeggen.
En vraagt hij, zouden ze dat vieren in Maldegem volgend jaar, 70 jaar later?
We zullen dat eens vragen, in Maldegem wordt er veel gevierd.
Tijdens Wereldoorlog I kwamen de vader en de oom van Denis Chisholm ons land helpen bevrijden aan de IJzer. Zijn oom Jack Chisholm (29 03 1890) sneuvelde in Kemmel aan de IJzer op 12 november 1915, hij hoorde bij de 27ste Winipeg Regiment in Monitoba. De vader van Denis Chisholm keerde heelhuids terug naar Canada. Tijdens een van de bezoekjes van Denis aan ons land, aan Maldegem, zochten en vonden wij het graf van zijn uncle Jack. Het was een ontroerend moment. Op 12 november 2013 telefoneerde Denis en vroeg ons of er wat gedaan wordt voor de gesneuvelden van Wereldoorlog I. Ik kon bevestigend antwoorden. Ons land herdenkt begin Wereldoorlog I volgend jaar, in 2014.
Hou je toch niet voor mogelijk dat de mensen zich vrijwillig lieten en laten afslachten? Het houdt nooit op.
Jack Chisholm, Canadees, gesneuveld in Vlaanderen tijdens W.O. I wordt gevierd. Hij ligt begraven op de Wulverghem-Lindenhoek Road, miltair kerkhof, graf I.E.21, op 30 kilometer van Ieper. Misschien wordt een portret van hem geschilderd? Tijdens de WAK misschien?
Denis Chisholm aan 't graf van zijn uncle Jack Chisholm. Graven? Dan is alles voorbij.
13-07-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
Denis Chisholm en Moerhuize (1944 -2013)
Denis Chisholm en Moerhuize mei 1944 - mei 2013
Cpl. Denis Chisholm L 27308, Canadees oudstrijder van de Regina Rifles, Regina, Saskatchewan, Canada. MOERHUIZE EN DENIS CHISHOLM
Op 6 mei 1945 gaf de Duitse generaal Niehoff commandant van Breslau zich over aan de Sovjets en dat was meteen het definitieve einde van Wereldoorlog II in Europa. De bevrijding van Nederland begon in de herfst 1944 en eindigde op 6 mei 1945. Op 6 mei 2013 krijg ik een telefoontje van Cpl. Denis Chisholm L/27308, Canadees oud-strijder van de Regina Rifles, Regina, Saskatchewan, Canada.
Zijn stem klonk vrolijk en sterk. 68 jaar geleden hoorde hij in Nederland dat de oorlog voor allen, voor Europeanen en geallieerde soldaten verleden tijd was.
Hij prees zich gelukkig dat hij dit 68 jaar later nog kon vertellen aan mij, in goede gezondheid. Hij betreurde het feit dat heel veel Canadese veteranen al gestorven waren, zijn goede vrienden.
Hij vroeg me of de mensen in Europa, België, Maldegem nog dachten aan die moedige Canadese soldaten die ons dorp, ons land en Europa hielpen bevrijden.
Ik kon gelukkig positief antwoorden en zeggen dat er op scholen nog uitvoerig gepraat werd over de bezetters, de bevrijders en de wereldoorlogen.
Ik haastte mij te zeggen dat er jaarlijks grote herdenkingen plaatgrijpen in elk dorp of stad van ons land. Ik herinnerde hem aan het Canadees kerkhof in Adegem, de goed onderhouden begraafplaats die nog heel veel bezoekers trekt die er bidden voor de gesneuvelde jonge soldaten. De mensen hier zijn de oorlog, noch de soldaten vergeten. De ceremonieën in Adegem die elk jaar plaatsgrijpen in aanwezigheid van belangrijke vertegenwoordigers van staat en volk en van leerlingen uit alle scholen.
Ik haastte me om enkele fotos via email te zenden van het Leopold kanaal en fotos te zenden van de Canadese vlaggen die wapperen aan CC Den Hoogen Pad en her en der in het centrum.
Ik zond natuurlijk de fotoreeks van Henny Sierens (Maldegems wakker) met het Canadese vlaggetje in zijn hand tijdens zijn performance aan het monument Go West.
Henny doelde met zijn Performance naar de mensen die uit ons dorp wegtrokken naar Canada en Amerika maar dat heb ik er niet bij gezegd, het Canadese vlaggetje in de hand van Henny Sierens was belangrijk en de kinderen rondom hem, die aandachtig luisterden. (zie www.cameraobscuramaldegem.be)
De Canadese veteraan Denis Chisholm is 90 jaar geworden. Hij is een oorlogsveteraan die ons land, ons dorp Maldegem, heeft helpen bevrijden in Moerhuize, ongeveer 69 jaar geleden en hij is Moerhuize nog niet vergeten.
68 jaar geleden was de oorlog voorbij zegt hij, ik was toen 22 jaar. In de grote gezinnen in Canada kwam men vrijwilligers ronselen voor het leger. Er was zoals hier in ons land nu, weinig of geen werk, het leger bood uitkomst en heel misschien een toekomst. Men beloofde de jongeren een soldij en een goede opleiding. Stel je voor, de jongen Denis, amper zestien jaar oud hij deed er een drietal jaar bij), verliet het gezin, de familie, zijn dorp en zijn land Canada om een militaire opleiding te volgen in Engeland in 1939.
Hij nam deel aan de landing van Normandië op 6 juni 1944. Hij is langs Frankrijk, door België getrokken om dorpen te bevrijden en hier in Maldegem, in Moerhuize zat het Canadese leger klem.
In ons dorp, in Moerhuize sneuvelden de meeste Canadese soldaten. Denis trok door naar Nederland tot 6 mei 1945, tot de overgave van Duitsland.
25 jaar later, in 1970 kwam Denis samen met zijn echtgenote naar Europa en volgde de bevrijdingsroute vanuit Engeland naar Nederland.
Vijfentwintig jaar na D. Day besloot Denis Chisholm om samen met zijn echtgenote de bevrijdingsroute vanuit Engeland, via Normandië, Frankrijk naar Arnhem in Nederland over te doen. Op die manier belandde hij in 1970 in Moerhuize, nabij de woning van onze ouders, ik was toen 22 jaar.
Mijn buurjongentje Marc De Pauw kwam mij halen omdat ik Engels kon en op die manier leerde ik Denis en zijn echtgenote kennen. Aangezien Maldegem toen nog niet over hotels beschikte, nodigde onze moeder die onbekende mensen uit om bij haar te overnachten. Wij nodigden de buurman Cyriel De Pauw uit om te vertellen over de oorlog in Moerhuize (hij woonde vroeger tussen de twee kanalen). Ik speelde de rol als tolk.
Denis Chisholm wilde absoluut de schuilplaats terugvinden waar hij ondergebracht werd tijdens de oorlog.
Het bleek dat hij in de kelder van het huisje van tante Blanca Posman vertoefd had.
Hij was twee meter groot en hij deed dienst als verkenner in het leger. s Nachts kreeg hij het bevel om door het Leopoldkanaal te waden om te onderzoeken wat de Duitsers aan de overkant van plan waren. Moerhuize was voor Denis en voor vele Canadese de verschrikkelijkste ervaring van de hele oorlog geweest.
In Moerhuize sneuvelden de meeste Canadese soldaten. Denis Chisholm sprak volgende woorden uit in verband met de dood van zijn soldatenvrienden: The wounded and dead soldiers were taken out. It was one of the most moving experiences of the war.
Urenlang kon hij vertellen over de gruwelijke strijd die de uitgeputte Canadezen in Moerhuize geleverd hadden.
Hij had samen met andere soldaten, de oorlog overleefd. Hij kreeg de kans om een loopbaan op te bouwen in zijn thuisland. Hij had onmiddellijk een baan bij de politie en bracht het tot commissaris van de grote stad Regina, hoofdstad van de provincie Sascatchewan.
0p 17 juni 2013 vierde hij de 66ste huwelijksverjaardag. Hij is dus in 1947 getrouwd met Edith, zij hadden vijf kinderen, Carol, Elisabeth, Margaret, Linda en John en 13 kleinkinderen.
John woont in Swift Current, getrouwd met Donna en is verpleger. Hij heeft twee kinderen.
Carol een verpleegster woont aan de meren in Buena Vista. Haar man Dennis Draper is vroeg gestorven.
Zij had vijf kinderen, Caroline, Cheryl, David, Leah en Kelli Draper: Cheryl, Kelli en Caroline hebben bij ons gelogeerd.
Elisabeth had drie dochters, zij is gescheiden en hertrouwd met een farmer. Ze was lerares, haar nummerplaat van de auto was: TEACHER.
Linda woont in Calgary, getrouwd met Jablonski, ze had een zoon een een dochter en ze is gescheiden. Ze was verpleegster.
Margaret had een zoon en een dochter.
Zij vormen een hechte familie en organiseren een grote familiebijeenkomst bij huwelijken en verjaardagen. Edith werd 92 op 14 augustus 2013 en de hele familie kwam samen om de 92 kaarsjes uit te blazen van hun moeder, grootmoeder en overgrootmoeder. Het twaalfde achterkleinkind is op komst. Heerlijk om zoiets te mogen meemaken in goede gezondheid.
Edith en Denis wonen op een prachtig appartement in een groene wijk in Regina en leven nog volledig zelfstandig. Dat is uiteraard niet iedereen gegeven, het is een Godsgeschenk.
Denis betreurde dat de Indiaanse soldaten, die vooral ingezet werden als verkenner tijdens de oorlog, geen interessante job werd aangeboden bij hun terugkeer. Zij kwamen terug uit de oorlog, zij hadden hun bijzondere diensten geleverd en werden teruggezonden naar de reservaten, de onherbergzame getto's met weinig kans op ontplooiing van talenten.
Het sierde Denis dat hij dit onrechtvaardig vond.
Ik heb die reservaten gezien en bezocht, ook in de Verenigde Staten. Het stoorde mij dat zo'n grote, welvarende landen de autochtone bevolking weinig perspectieven bood en zo stiefmoederlijk behandelde.
Wij hebben jarenlang gecorrespondeerd, later gemaild (zijn vrouw Edith is al 90 maar kan goed met computers overweg), zij waren echte vrienden meer dan veertig jaar lang. Ze telefoneerden met Kerst, met verjaardagen of om iets vrolijks of iets verdrietigs te melden of om mij te troosten als er iets ergs gebeurde in ons gezin. Echte vrienden.
Later kwamen de Chisholms om de vijf jaar terug naar België om de bevrijding te herdenken.
In 1995, vijftig jaar na de oorlog, was Denis vergezeld door een Pools - Canadees luitenant-kolonel Edward E.Staniowski, twee veteranen Dennis Crocket, Fraser Hodgson en twee jonge militairen Kosovo veteranen Stacey Bouck en Brad Wetterstrand, van de Royal Regina Rifles, Saskatchewan, Canada.
Zij hebben allemaal bij ons gelogeerd. Ik weet niet hoe vaak ik de kamer van de kolonel heb gepoetst, ik had nog nooit een kolonel gezien, laat staan geherbergd.
Tot op heden hebben wij met allen nog contact.
Stacey Bouck reed zeven honderd kilometer om ons te begroeten in de luchthaven van Toronto. Fraser Hodgson was mijn eerste email correspondent. Hij is intussen overleden.
Op mijn aandringen stapte het hele gezelschap in uniform naar de school waar ik lesgaf, om aan de leerlingen te vertellen hoe belangrijk vrede was. De zoon van dokter L. De Vriendt, Jo stelde hen ontzettend veel vragen over oorlog en vrede en ik was heel trots op hem.
Mijn echtgenoot begeleidde de Canadezen langs de route die zij bewandeld hadden gedurende de oorlog.
Dennis Crocket kwam later terug bij ons logeren en vond de plaats waar hij zwaar gewond werd in de Barenspolder in Nederland en het hospitaal waar hij verzorgd werd in Eeklo.
In 1993 zijn wij naar Canada getrokken om hen terug te zien en het uitgestrekte land te verkennen.
Wij werden er onthaald als vorsten door de gemeenschap van Regina en de Royal Regina Rifles die Moerhuize bevrijd hebben eind wereldoorlog II. Ons bezoek stond rijk geïllustreerd in het dagblad van Regina. Joachim, een van onze zonen bracht twee maanden door in Regina en werd rondgeleid door heel Canada (de natuurparken vooral) en onthaald door de burgemeester van Regina.
In 2003 vertrokken wij vanuit Vancouver, de woonplaats van Dennis Crocket. Hij liet ons alle mooiste plekjes zien van zijn streek. Na drie dagen Vancouver huurden wij een wagen en trokken drie weken door de prachtige natuurparken in verschillende provincies, richting Calgary (Stampede) en Regina. Canada is een ontzettend mooi land.
Ons vertrekpunt terug naar Europa was de luchthaven van Toronto.
Een van de jonge militairen, Stacey Bouck (heel erg gewond geraakt in Kosovo) die ons bezocht hadden in Maldegem en ook op school was geweest, reed 700 kilometer om ons te begroeten in de luchthaven in Toronto, onvoorstelbaar dat iemand zoveel kilometer wou rijden om ons te begroeten. Later zijn Brad Wetterstrand en de vriend van Stacey nog bij ons komen logeren.
Tijdens een van de "Canadese" bezoeken vond mijn echtgenoot het graf van de oom van Denis, gesneuveld in Ieper. Wij vonden het graf ergens op het veld, op een mooi onderhouden kerkhof. Op de foto "zie tekst BATTLE OF LEOPOLD CANAL"staat Denis aan het graf van zijn uncle Jack. Zijn vader had de Eerste Wereldoorlog overleefd maar had gezondheidsproblemen aan de luchtwegen.
Voor de Canadezen was het Leopoldkanaal een bloedige herinnering waar zij na al die jaren nog emotioneel op reageren.
Meer dan een halve eeuw na de tweede wereldoorlog stonden de tranen in hun ogen als ze vertelden over Moerhuize, hun oorlogsdagen en de vrienden die voor hun ogen opengereten werden. Onvoorstelbaar. Veel van hun vrienden werden begraven op het Canadees kerkhof.
De oorlog is 68 jaar voorbij en nog klinken tranen in de stem van Denis als hij aan Moerhuize denkt, waar hij zoveel jonge vrienden had zien sterven. Zoals wij sommige gruwelijke ervaringen nooit kunnen vergeten noch verwerken, zijn die Canadezen de gruwel van de oorlog nooit vergeten.
Dank u wel Denis Chisholm, voor de bevrijding en de vriendschap. Denis wordt 90 begin januari 2014.
13-07-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
12-07-2013
Denis Chisholm and the Leopold Canal, Moerhuize.
BBATTLE OF LEOPOLD CANAL,
OCTOBER 6thto OCTOBER 12TH, 1944
OPERATION
SWITCHBACK
The
battle at the Leopold Canal involved the fiercest fighting for the Regiment
since the landing in Normandy, June 6th, l944.
The
Germans were determined to stop our advance so that we could not reach Antwerp,
the big port that had been taken by British troops.
On
October 6ththe Regina
Rifles crossed the Leopold in canvass boats, following a huge artillery barrage
and flame throwers. Many
casualties resulted in the taking of a concrete pillbox on the far side of the
canal. German artillery and
numerous counter attacks kept the Regina Rifles from advancing any further.
There
were so many German wounded and dead on our front the Germans asked for a truce
so they could pick up their wounded. Something
I will never forget.
During
the fighting that lasted only six days the regiment used a six month supply of
ammunition and grenades. The
average rifleman threw at least 25 grenades a day. The fighting, at times, was so close
that it turned into hand to hand combat.
I
was with the mortar platoon at
the time and was sent across the canal to provide for better communication and
fire power. Our engineers
put up a bridge consisting of floating sections so that we could get men and
supplies back and forth. One day, in crossing, I fell into the canal and would
have drowned had it not been for one of our Indian soldiers pulling me out,
under heavy fire. I did not
know who it was until 20 years later when he told me. A brave man, indeed.
The
cost was high. Over 300 of
our men were hit and 5l of these were killed and now lie in the cemetery at
Adegem.
The
battle of the Leopold is one of the regiments battle honors.
The
war continued on through Holland into Germany for another six months.
I
consider that to have served with the Regiment to be a privilege and honor
picture shows Denis at his uncle Jack's grave in Ypres, died in Belgium First World War.
Denis
Chisholm.ATT
(picture show denis at his uncleLE OF LEOPOLD CANAL, OCTOBER 6th to
OCTOBER 12th, 1944
OPERATION SWITCHBACK.
Report by Denis Chisholm (Regina, Canada, almost 70 years later)
The battle at the Leopold Canal involved the fiercest
fighting for the Regiment since the landing in Normandy, June 6th,
l944.
The Germans were determined to stop our advance so
that we could not reach Antwerp, the big port that had been taken by British
troops.
On October 6th the Regina Rifles crossed the Leopold
in canvass boats, following a huge artillery barrage and flame throwers. Many
casualties resulted in the taking of a concrete pillbox on the far side of the
canal. German artillery and numerous counter attacks kept the Regina Rifles
from advancing any further.
There were so many German wounded and dead on our
front the Germans asked for a truce so they could pick up their wounded.
Something I will never forget.
During the fighting that lasted only six days the
regiment used a six month supply of ammunition and grenades. The average
rifleman threw at least 25 grenades a day. The fighting, at times, was so close
that it turned into hand to hand combat.
I was with the mortar platoon at the time and was sent
across the canal to provide for better communication and fire power. Our
engineers put up a bridge consisting of floating sections so that we could get
men and supplies back and forth. One day, in crossing, I fell into the canal
and would have drowned had it not been for one of our Indian soldiers pulling
me out, under heavy fire. I did not know who it was until 20 years later when
he told me.
A brave man, indeed.
The cost was high.
Over 300 of our men were hit and 5l of these were
killed and now lie in the cemetery at Adegem.
The battle of the Leopold is one of the regiments
battle honors.
The war continued on through Holland into Germany for
another six months.
I consider that to have served with the Regiment to be
a privilege and honor.
12-07-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
11-07-2013
In Memoriam DENIS CHISHOLM, 1925 2015
Regina veteran
Denis Chisholm's story lives beyond his death
Reported by Murray Wood
First Posted: Jan 6, 2015 3:22pm | Last Updated: Jan 7, 2015 3:40pm
This is a copy of an artcile! Not my text!
His ability to play the bugle was his ticket into the Second World War. The fact that Denis Chisholm was only 16 was something the Canadian Army was willing to pretend it didn't know.
Chisholm was a storyteller who recalled his experiences for students and members of the community. It was important to him that Canadians know what happened.
He passed away with his family by his side on Saturday, Jan. 3 at the age of 90.
But his story remains.
Chisholm was in Prince Albert when the Second World War broke out. And he wanted to go.
"'D' company regiment mobilized in PA. We were just kids in high school," said Chisholm.
"Most of our fathers, mine included, had been in WWI and I don't know at that time it was kind of a patriotic thing you know, the mother country was threatened, Germany was at war and so when the regiment mobilized, a bunch of us went down and we joined up! You were supposed to be 19 years of age. I was a whole 16."
But it wasn't quite as easy as that. The army sent Chisholm home at first. Then it turned out the Regina Rifles needed a bugler.
"In those days I'd had a little militia training in the Prince Albert Volunteers and I learned to play a bugle," he said.
"In those days, in the old army, the army responded to the bugle calls. So I went down and they knew I was underage, so they said you better go home and grow up! So I went home disappointed.
"The phone rang a day or two later and they said 'Kid, you play the bugle?' I said 'Yessir.' He said, 'How old are ya?' I said '19' and he said, 'C'mon down!'"
Chisholm landed in Normandy shortly after D-Day, on the same beaches the Regina Rifles had stormed just days earlier. His unit fought through France, Belgium and Holland, where the Canadians fought through mud and water to clear the Scheldt Estuary and a path to the port of Antwerp.
The Germans destroyed the dykes, flooding the region. It was brutal, dirty, wet fighting for every muddy foot, and is regarded as one of the most arduous battles of the war.
Chisholm recalled it all too well.
"At times we used amphibious vehicles called Buffaloes and the others were Weasels and we attacked the dykes, what they called the polders, along the dykes. Most difficult, it was most difficult.
"We were soaked a lot of the time; most-difficult fighting conditions. Kind of funny, we got the name The Water Rats. The 3rd Infantry Division was called The Water Rats because in North Africa, the big fight down there was Rommell and the British troops were called The Desert Rats so we were called The Water Rats and we were proud of it."
But if the Canadian soldiers were suffering, Chisholm remembered it was nothing compared to the misery of the Dutch people.
"It was the coldest winter Europe had experienced in years and those poor people, y'know the Germans, I don't know why or how, but getting towards the end of the war and they were strippping the Dutch of just about everything they had, clothing, furniture. It was awful and they were starving."
Chisholm said farmers at least had some food but those in the city weren't as fortunate.
"People were actually starving. I can remember days my own crew, I was a Sargeant and had a crew, and we gave our rations away at times. You couldn't handle it. It was hard to take."
Chisholm says the Canadian Army and Air Force brought food by truck and parachuted behind German lines to save thousands of lives.
After going into the war as a 16-year-old and coming out at the age of 22, Chisholm returned, joined the RCMP, then moved to the Regina Police Service where he rose to the rank of Deputy Chief.
But as always, he was restless, he says, wondering about the countries they had fought to liberate. How had they made out?
So in 1970, he returned with his wife and they rented a car.
"We drove the entire route. We started up in Holland, went into Germany, came all the way back to the beaches, all the battle sites we were in. It was really a moving experience."
Chisholm went back for the 40th and 50th anniversaries of VE-Day as well and was struck by the reception the veterans received.
"I couldn't believe it. We'd march down the streets and just thousands and thousands of people yelling and throwing flowers and running out and kissing us. It's just hard to describe."
Chisholm was active in the Royal Canadian Legion and for many years spoke to school children around Remembrance Day, delivering what he felt was an important message.
"One thing they can never forget, you don't glorify war. War is the most horrible thing there ever was. You don't glorify but you must remember what happened in the past so you don't repeat it again."
Regina Rifle known for sharing his war experiences with students.
11-07-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
Heinar en Juta Kudevita uit Estland.
Ik heb ook heel interessante mensen, Heinar en Juta KUDEVITA uit Estland leren kennen.
Ik heb zijn website, http://heinar.webs.com, zijn boeiend levensverhaal vertaald uit het Engels naar het Nederlands. Het is echt de moeite waard om eens te lezen.
Hij heeft zijn levensverhaal geschreven en het is echt interessant om te leren hoe die mensen in Estland behandeld werden de afgelopen eeuw. Wij kunnen ons toch maar gelukkig prijzen dat wij in een vrij land wonen.
Als je de moeite neemt om zijn website te lezen in het Nederlands, dan begrijp je ook beter wat die mensen die eigenlijk niet zo ver hier vandaan wonen, meegemaakt hebben.
Je kan dan ook beter begrijpen waarom zo veel vreemdelingen hier willen komen. Waarom zij hun geboorteland, hun stad of dorp, hun familie verlaten hebben om hier een ander leven op te bouwen. Het maakt je deemoedig en meedogend.
Heinar KUDEVITA kan bijna perfect Engels, heeft eigenlijk zijn land bijna nooit verlaten en kwam nooit in contact met Engelsen of mensen die Engels spraken. Hij heeft nooit Engels horen spreken en toch kan hij perfect Engels. Heel interessant.
Heinar Kudevita, Tallinn, Estonia.
11-07-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
10-07-2013
Kathi en Maria Wipf uit Zwitserland.
Institut St. Michel, 12, rue
dOrléans, Pâturages
In Pâturages kwam
ik terecht in een pensionaat waar ook tijdens de vakantie meisjes logeerden. Ik
weet niet hoe dat kwam, er waren Italiaanse meisjes, andere nationaliteiten, de
priester van het klooster was een Spanjaard en er waren een twintigtal
Zwitserse Duitsprekende meisjes die er één jaar lang kwamen om Frans te leren.
Zij waren wat ouder dan ik en zij ontfermden zich over mij.
Ik mocht
tijdens de vakantie naar een speelplein met de tram in Hornu maar zij moesten
van s morgens tot s avonds werken, zolders leeghalen, poetsen en andere karweien,.
Het is vijftig jaar geleden maar ik vond toen toch dat die meisjes een
hondenleven hadden bij sommige van die krengen die hen bevelen gaven. Een
religieuze in de keuken sprak Vlaams, soeur Pharahilde, ik ben haar nog niet
vergeten. Zij maakte wel lekker eten klaar, bijna zoals thuis.
Soit door al
die Franse kruistochten kwam ik heel bijzondere mensen tegen.
Het eerste
jaar leerde ik de Zwitserse KATHI WIPF kennen. Zij woont nu in Genève. Door
haar kwam ik dan weer in contact met Sophia Akopova uit Rusland, maar over haar
schrijf ik later nog eens.
Het volgend schooljaar leerde ik de zus van Kathi kennen, MARIA WIPF.
De eerste
jaren sliepen alle meisjes in chambrettes en we konden elkaar elke avond horen huilen
in bed. We huilden van heimwee tot we in slaap vielen. Maria en Kathi troostten mij hoewel ze zelf hunkerden naar de Zwitserse bergen. Het was niet zo erg als
in de tijd van Charles Dickens maar bijna zo erg. Later hadden we elk een kamertje. We dronken kraantjeswater dat smaakte naar regenwater. Waarschijnlijk was het regenwater. Op de speelplaats stond een grote boom met bessen. Ik had nog nooit een bessenboom gezien. Thuis had ik vier broers en ik ging in bad met mijn ondergoed aan. Ik herinner me nu nog die natte onderkledij als ik in het pensionaat in bad ging, waar ik nadien niet goed weg mee wist om te drogen. De andere meisjes keken me vreemd aan toen ik uit de badkamer kwam met een stapel natte kleren. Ik dacht dat het zo hoorde.
Meer dan
vijftig jaar lang schreven Kathi, Maria en ik elkaar brieven of telefoneerden elkaar. Het eerste kaartje van Kathi heb ik altijd bewaard. Het was een tekening met lieveheerbeestjes in prachtige kleuren.
Toen ik
in Zwitserland was met de C.M. in 1962 kwam ze mij samen met haar moeder en
haar jongste broertje bezoeken. Zij woonden in MURI.
Toen ik enkele
jaren later een groep Maldegemse jongeren vergezelde als onbezoldigde begeleidster
(ik betaalde wel mijn reis en hielp de vaat doen van 100 man samen met enkele andere
zeer gelovige collegas, M.-M Audenaert, Adrienne en Clara De Smet, prachtdames
trouwens) kwam Maria Wipf mij opnieuw bezoeken.
Later zijn we
een keer langs geweest op reis in Zwitserland en zij heeft enkele dagen bij ons
verbleven met haar kinderen op doorreis. Zij hield niet van België. Het was zo
een beetje zoals in de film Heidi, Zwitsers uit de bergen opgesloten in
klooster in de Borinage.
Tot voor twee jaar kreeg ik elk jaar een prachtige kalender met bergen en handgemaakte
cadeautjes voor mijn verjaardag begin januari, altijd heel speciaal een leuk cadeautje te krijgen uit een ver, mooi land. Ze zond me regelmatig pakken chocolade.
Zij werd later
bediende en trouwde met een aannemer KARL GISI (zie internet, hun zoon doet de
zaak verder) uit DOTTIKON. Ze hadden drie jongens. Wij schreven elkaar meer dan vijftig jaar lang
minstens tien keer per jaar. Ik spaarde postzegels en later nam een van mijn
kinderen die hobby over en zij zond altijd de laatste uitgaven, een achttal per
stuk zodat er tenminste één postzegel ongehavend bewaard kon blijven.
Kathi en Maria Wipf
maakten mijn verblijf ver van huis draaglijk. Heimwee werd verzacht door blijvende
vriendschap.
Ik kan me nog die grenzeloze, verstikkende eenzaamheid en de eindeloze
verveling herinneren van mijn verblijf in Wallonië. Ik had geen lectuur in het
Nederlands, geen broers, geen echte familie, geen buren, geen vriendinnen. Het
verblijf buiten ons gezin was een nachtmerrie van het begin tot het einde.
Ik leerde al heel vroeg dat de wereld groter was dan het dorp, de straat waar
ik woonde maar hoe meer en hoe verder ik weg van huis vertoefde hoe groter mijn
verlangen werd naar thuis, hoe meer het heimwee me kwelde.
Ik kon er de tram nemen, de bus, de trein. Dit lijkt me nu een hele klus maar blijkbaar speelde ik dit ginder klaar.
Hoe onze moeder de reisweg van Wallonië of van het buitenland naar huis
uitstippelde zonder te beschikken over een eigen transportmiddel en de soms
zware bagage thuis besteld kreeg is een raadsel.
Ik raakte toch altijd op een of andere manier terug in het dorp Maldegem en de
koffers ook. In Maldegem stond de fiets klaar bij Gustje Blomme, later bij
Chris Blomme in de Noordstraat en kon ik zachtjes en verwachtingsvol
terugrijden naar huis. Al in de tweede bocht van de Rapenbrugstraat voorbij
Martha Cochuyt, aan het huis van Zulma Van den Bossche verwelkomde mijn hart en
mijn gevoel telkens weer de krom gewaaide bomen langs de weg en het gevoel dat
het zicht van die bomen me gaf was werkelijk onbeschrijfelijk. Ik was op weg
naar huis, naar mijn ouders en mijn broers, ik was verlost van die andere
onbekende en onbeminde wereld en kon me opnieuw onderdompelen in de warmte van
mijn eigen omgeving en het normale levenspatroon hervatten bij de familie, de
buren en de wijk.
Dit gevoel is blijven bestaan. Telkens ik huiswaarts keerde van gelijk
welk adembenemend, historisch of comfortabel oord in het buitenland of van een
ander werelddeel, werd ik gekoesterd, verwelkomd en omarmd door mijn
thuishaven, waar de scheef gewaaide bomen en de groene struiken een belangrijk
onderdeel vormden van het vertrouwelijk decor.
Ik kwam van Moerhuize, ik verhuisde naar de Brugsesteenweg in Maldegem en
woonde heel mijn leven tussen krom gewaaide bomen, struiken van diverse soorten
groen en hagen. In de herfst van mijn leven ben ik verhuisd naar het centrum
van het dorp maar ik heb een beetje aarde en struiken meegebracht van thuis.
De hortensias van grootmoeder Livina Colman, de seringen
van moeder Bertha, de laurierkers van schoonmoeder Augusta en talrijke andere
planten en bloemen die me herinneren aan vroeger, kan ik zien groeien en bloeien als ik door het raam van de woonkamer kijk.
Ik heb de moeders meegebracht en kan met dankbaarheid aan hen terugdenken als
ik naar de zon kijk.
10-07-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
09-07-2013
Djamel uit Tsjetsjenië in Maldegem.
DJAMEL UIT TSJETSJENIË IN MALDEGEM.
Djamel stapte elke week met mij op de bus in de Brugsesteenweg, Maldegem. Hij
volgde een cursus Nederlands en ik een cursus Russisch in dezelfde school niet
zo ver van het station in Brugge. Zijn moedertaal was Tsjetsjeens, hij kon perfect
Russisch, de taal van de bezetter in zijn land en kon zich verstaanbaar maken
in het Engels.
Aangezien we steeds
op dezelfde bus zaten heen en terug en ik die man ook al had gezien aan de school
toen hij op zijn kinderen wachtte, maakten wij af en toe een praatje tijdens de
rit. Hij stapte uit eind Brugsesteenweg, hij woonde in de vroegere
rijkswachterkazerne. Hij en zijn gezin stelden het goed hier in Maldegem. Ik
had ondertussen ook zijn stralende echtgenote Jamila leren kennen aan de school
waar ze de kinderen afhaalde, zij verwachtte toen haar vierde kind, een meisje.
Djamel was niet echt
gemotiveerd om Nederlands te leren, zijn einddoel was Engeland waar zijn broer
een bestaan had opgebouwd.
Naar Engeland, dat
schone land, dat ik de laatste 45 jaar zo dikwijls heb doorkruist met hartzeer,
want behalve een minderheid heel welstellende mensen zijn de meeste inwoners doodarm.
De armoede in de pittoreske plattelandsdorpjes werd in je gezicht gedrukt en de
steden met glorieuze historische centra werden omgeven door identieke
woningblokken, die ik al kende eind 1966. Telkens werd ik er getroffen door de
armoede, de leraren werkten er aan een hongerloontje, de arbeiders en bedienden
zaten urenlang op de metro op weg naar hun droevige egale Victoriaanse rijhuisje
of naar de troosteloze appartementsblokken in de voorsteden om s morgensvroeg
weer op te staan en urenlang te metro-en om acht werkuren of meer te kloppen
aan naar wat ik vermoed, een hongerloontje.
Djamel droomde van een veilig verblijf in Engeland voor zijn gezin, in de buurt
van zijn broer en ik liet hem in die waan, hij zou het niet begrepen hebben.
Niet dat hij klaagde over zijn domicilie in Maldegem. Ons dorp was een
springplank naar de weelde en de luxe die hem te beurt zou vallen van zodra hij
over de nodige papieren beschikte om het Kanaal over te steken met zijn groot
gezin.
Hij legde mij uit dat
hij X euro ontving per hoofd en aangezien ik snel kan hoofdrekenen had hij
ongeveer een licentiaatwedde zonder een klap te doen. Hij kreeg zelfs 1000 euro
per jaar terug van de belastingen hoewel hij nooit belastingen betaalde. Alle
herstellingskosten in en rond zijn woning en alle energiekosten werden betaald
door de instanties, openbaar vervoer was voor het hele gezin gratis, evenals doktersbezoek
en medicijnen voor zes personen. Ik zegde niets maar dacht aan de honderdduizenden
mensen die heel hun leven hadden gewerkt en belastingen hadden betaald en
nauwelijks rondkwamen met hun pensioentje sinds de economische crisis enkele
jaren geleden.
Het was niet aan mij
om te oordelen maar ik vroeg mij af of hij doorhad dat dit schoon liedje niet
kon blijven duren. Ik begreep eigenlijk niet waarom een dergelijk jonge man, in
de kracht van zijn leven niet mocht werken als asielzoeker zolang hij in België
verbleef. Akkoord er is hier weinig werk, maar hier en daar wat bijklussen, een
handje toesteken in een tuin of bij een verhuis bij een bejaarde, om
zijn fysieke conditie op peil te houden, kon toch geen kwaad? Hun situatie was irreëel
maar blijkbaar gingen zij niet gebukt onder de zorgen. Hij en zijn gezin zongen
uiterlijk toch van vreugde en geluk en hadden hoop op de toekomst.
Buiten de Rijkswachtkazerne
hadden ze een mooie moestuin aangelegd en met wat zuinige aankopen in de Aldi
kon Djamel zelfs goed sparen. Zijn echtgenote kon heel goed koken en slaagde
er in een gezellige sfeer te scheppen op een beperkte ruimte en nodigde anderen
uit om eens Tsjetsjeense gerechten te proeven. Kortom een gewoon gezellig,
jong gezin dat zich goed voelde gedurende enkele jaren in ons dorp. We stonden
samen enthousiast te wuiven met ons Belgisch vlaggetje in de Markstraat naar
ons Koningspaar Albert en Paola op bezoek in Maldegem enkele jaren geleden. Zij
voelden zich thuis, vol vertrouwen en aanvaard omdat zij vriendelijk waren en
zich integreerden.
Djamel kwam uit Tsjetsjenië.
Noodgedwongen hadden hij en zijn gezin het land verlaten. Hij was lijfwacht
geweest van de voorlaatste dictator en na de regeringswissel werden zij
bedreigd. Hij was er gerust in dat niemand zijn gezin zou terugsturen waar
vervolging en marteling hen wachtte. Hij had gegronde reden om te vluchten ver
weg van zijn geboorteland, gescheiden van zijn echte familie en vrienden. Hij
was bang voor repressie en terreur.
Zij waren gematigde moslims.
Zij hadden hier geen moskee om te bidden maar af en toe zag ik hen allemaal
samen op een rijtje gewoon in de kerk in het centrum zitten in stil gebed voor
een goede afloop van hun avontuur in het buitenland, het rijke Westen. Zij pasten zich aan de omstandigheden en mogelijkheden ter plaatse aan. Het sierde hen.
Wat op zekere dag
gebeurde deed me denken aan de Franse film La Rafle (Roselyn Bosch 2010) en
Schindlers List (S. Spielberg 1993), twee epische filmdramas die de vervolging,
de arrestatie en de uitroeiing schetsen van Joden tijdens de Duitse bezetting
bijna drie kwart eeuw geleden.
In mei, een maand
voor het einde van het schooljaar had het gezin een brief ontvangen met de
melding dat zij niet erkend werden als politieke vluchtelingen en dat zij de nodige voorzorgen moesten nemen
om zo snel mogelijk te vertrekken naar hun geboorteland. Blijkbaar hadden zij
het niet helemaal begrepen, zij bleven ter plaatse.
Op een avond in mei, werd
hun woonruimte bestormd door een
politiekorps om Djamel in de boeien te slaan voor de ogen van zijn kinderen en om
hem in een politie combi weg te brengen naar een gesloten asielcentrum. Zij
werden bovendien beschuldigd van diefstal van de spullen in hun flat.
Ik had Djamel regelmatig
richting Kringloop zien rijden om iets te kopen en zij hadden
zeker niets gestolen. Zij hadden trouwens niets moeten kopen want zij kregen
alles gratis van allerlei instanties.
Jamila kon haar
krijsende kroost niet bedaren en begon in paniek enkele spullen te pakken. De
kinderen waren panisch. Zij kregen de gelegenheid niet om afscheid te nemen van
hun vriendjes op school en in de buurt. Zij konden hun rapport niet ophalen op
het eind van het schooljaar. Jarenlange studie in een vreemde taal werd niet
beloond met een getuigschrift, zodat ze elders verder konden. De kleinsten
begrepen er nog niets van maar ze volgden hun moeder naar de bushalte, richting
Brugge station, beladen met rugzakjes. En je kan je ook de vraag stellen wat de klasgenootjes van die kinderen denken en voelen als er regelmatig een mede scholiertje uit de klas geplukt en weggezonden wordt zonder rapport? Geven wij als volwassenen dan het goede voorbeeld?
Waarschijnlijk
verblijven zij ergens ondergedoken maar waar? Wie verwelkomt een gezin met vier
kinderen? Waar konden zij heen? Ik had zelf vier kinderen toen ik jong was en
kon op één hand het aantal gezinnen tellen waar wij welkom waren voor een paar
uurtjes.
Waar moet je
aankloppen met vier verwarde kinderen voor lange tijd? Nergens waarschijnlijk.
Jamila heeft me nog één keer opgebeld dat ze tijdelijk een adres had gevonden
waar ze allemaal voorlopig terecht konden. Ik heb daarna nooit meer iets van
hen gehoord, ze zijn verdwenen van de aardbodem, ondergedoken, verscholen. Het
contact is volledig verbroken. Djamel en zijn gezin zijn in rook opgegaan.
Stel dat onze
emigranten naar de V.S. en Canada in de jaren 1900 op die manier behandeld
werden? Twee broers van mijn vader, Hector en Leopold vertrokken honderd jaar
geleden uit Moerhuize, Maldegem, weg van de armoede en werkloosheid na W.O.I. Zij
vonden werk, stichtten een gezin in de V.S. en waren nooit verplicht om terug te keren
naar Moerhuize. Zij waren des doods voor de armoede in ons land, ons
noodlijdende dorp en zonden pakjes kleren en geschenkjes naar de behoeftigen
in Maldegem. Stel dat zij teruggezonden werden met hun gezin (Hector had acht kinderen,
Leopold vier - zestien Posmannen) na enkele jaren, wat moesten zij hier nog aanvangen, jaren 30?
Leopold werd 92 jaar oud, hij heeft 70 jaar contact gehouden met de familie in
Moerhuize maar kwam nooit meer terug uit angst opnieuw ondergedompeld te worden
in armoede en oorlog.
Ik doe niet aan
research, ik constateer gewoon.
Met mijn beperkte talenten en mogelijkheden kon ik enkel 80 uur per week werken voor school (vak-, vakoverschrijdende personeels-, projectvergaderingen te pas en te onpas, spoedvergaderingen voor allerlei onbenulligheden, administratie, lesvoorbereidingen, jaarplanning per vak, per leerjaar, verbeteringen van toetsen en taken, effectief 22 uur lesgeven en twee uur gratis, leerlingen ronselen, zieke leerlingen begeleiden thuis, afwezige collega's vervangen, talrijke oudercontacten per trimester, eetfestijnen om de zwarte kas te spekken, bijscholingen woensdagnamiddag of tijdens 't weekend godweetwaar, zonder de tijd te rekenen die je moest spenderen aan de confrontatie met weerspannige en school vermoeide leerlingen en hun dreigende, soms onrespectvolle en agressieve ouders, enz..), de rest van de tijd besteedde ik aan mijn huishouden van zes (soms meer), aan onderhoud van huis en tuin en inkomsten en
uitgaven probeerde ik in evenwicht te houden. Ik was jong en moest vooruit.
Een maatschappij beheren is waarschijnlijk ingewikkelder dan
dat maar een leek kan zien en vaststellen dat er veel geld besteed wordt aan
uiterlijk vertoon, brood en spelen voor 'het volk', aan uitzonderlijke lonen voor
één kleine groep mensen die het land besturen zodat er onvoldoende middelen overblijven om mensen op de vlucht
en anderen in nood daadwerkelijk te helpen. Het is gewoon onaanvaardbaar en
onrechtvaardig.
De situatie van Djamel doet je denken aan de pogroms. We herdenken het eind van
de beide wereldoorlogen elk jaar met veel tromgeroffel en uiterlijk vertoon waar niemand aandacht aan besteed maar
werken onbewust mee aan de vervolging of de uitzetting van heel veel
vluchtelingen, gewone mensen die van een beter leven dromen zonder geweld en
honger, een opleiding voor de kinderen en meer sociale zekerheid, weg van een
fanatiek, onvrij beleid.
De aarde, de wereld is van iedereen, elk mens verdient een plekje waar hij zich
veilig en goed voelt. Jonge mensen werken voor de zieken, de bejaarden en de kinderen en
betalen belastingen. De mensen die wel een goed inkomen hebben, verwachten een
rechtvaardige besteding van hun belastingen. Het moet toch mogelijk zijn dat het
intellect echt werkt aan de zinvolle verdeling van die gelden voor serieuze opvang
van mensen in nood?
Intussen worden zij soms
wel geholpen door vrijwilligers en idealisten die zich inzetten voor de armen,
die een onderkomen zoeken soms in leegstaande en verlaten panden, waar ze dan
weer verjaagd worden. De huizen horen een ander toe, zijn vaak onbewoonbaar en
ongezond. Al die huizen staan gewoon te wachten op een project ontwikkelaar en verschaffen niemand enig comfort. De daklozen zoeken een dak, maar dit is hen niet altijd gegund. Ik beken het eerlijk, als ik een leegstaand huis of flat zou hebben wil ik eigenlijk ook wel huurgeld, ik moet het onderhouden, vernieuwen, leegstand of tweede verblijf taks betalen, belasting op eigendom, ik zou ook niet graag krakers in mijn eigendom hebben. Mits creatief denken en handelen kan ook aan die toestand een mouw gepast worden. Elkaars noden en belangen laten kruisen.
Mensen opgegroeid
tijdens en na de oorlog hadden zich een andere, betere wereld voorgesteld waar
het goed was om te leven voor iedereen na de bezetting. Ogenschijnlijk ging alles goed, arbeiders konden zich een mooi huisje met tuintje veroorloven, bijna iedereen had een autootje, de kinderen hadden de kans om een opleiding te volgen en verder te studeren, er was weinig werkloosheid en armoede te bespeuren, alles ging goed na de oorlog. Bijna iedereen kon leven zonder veel grote (geld)zorgen.
Heel langzaam is alles aan het veranderen, talloze bedelaars duiken op in het straatbeeld, vreemdelingen niet altijd asielzoekers worden verspreid over het hele land en de meesten onder hen worden meedogenloos en wantrouwig behandeld.
Vijftig jaar geleden was de bevolking van het centrum van Londen kleurrijk en niemand had er last van. Iedereen paste zich aan en leefde en werkte broederlijk samen. Waarom is dit hier niet mogelijk een halve eeuw later?
Gewone mensen willen niet
dagelijks geconfronteerd worden met onmenselijke en onterende situaties van de
burger. Je moet je ogen dichtknijpen en alles negeren, maar dit is niet altijd mogelijk. Niet iedereen kan dit.
Het is verontrustend dat dergelijke hallucinante toestanden nog mogelijk zijn in een
democratisch land in het Westen. Ergens is er een ernstige wanverhouding die kan hersteld worden mits
logisch en altruïstisch denken, zonder geweld.
Reactie van de Tuinvogel: Echt mooie realistische tekst, genuanceerd en toch op slakken zout leggende die in heilige huisjes ongestoord rondkruipen, die bevestigt dat je op de rand van de cirkel zit en van daar met verwondering de boel binnenin observeert en er een eigen mening over heeft. Iedereen is op reis of ligt kattenlam van de warmte op apengaaien, te luizig om een poot te verzetten (juli 2013).
09-07-2013 om 00:00
geschreven door Marianne Posman 1
20-06-2013
Valeer Josef Posman, Maldegem.
VALEER JOSEF POSMAN, 25 juli 1922 18 juni 2013.
"IN MEMORIAM
VIRI INSIGNIS, als aandenken aan een bijzonder man.<
Toen ik vol enthousiasme mijn
eerste boekHerinneringen aan Jozef
Posman en zijn vijftien kinderen, voorstelde vroeg iemand mij: De Posmannen,
heb jij over hen een boek geschreven? Wat is er dan voor speciaals aan de
Posmannen?
Niets, antwoordde ik, je
hoeft toch niet speciaal te zijn opdat iemand over jou zou willen schrijven?
Ieder mens heeft gaven, talenten en gebreken en leeft een lang of een kort
leven. Sommigen geven kleur aan hun bestaan, scheppen, creëren of doen gewoon
andere dingen die het leven boeiend maken. In de familie Posman en ook in
andere families beschikken verrassend veel leden over aparte gaven die zij
doorgeven in muziek, theater, film, fotografie, literatuur, zelfs in
beeldhouwkunst en architectuur. Anderen genieten gewoon van hun baan, hun
gezin, van hun huis, hun tuin of hun moestuin, hun stukje grond op onze grote
aardbol.
Tenslotte worden heel dikke
boeken geschreven over heiligen, uitstekende en wansmakelijke wereldleiders en
andere personaliteiten waarom niet eens iets schrijven over gewone mensen? Het
is ook interessant en gemakkelijker om te lezen.
Valeer Posman voelde zich
gelukkig als hij tijdschriften, kranten en boeken kon lezen.
Hij was belezen. Hij had veel boeken, onze gemeenschappelijke vrienden.
Op een dag vroeg hij mij: "Paul De Wispelaere, wordt er nog over hem
gesproken of geschreven?"
Eigenlijk niet, neen. Ik greep mijn kans toen ik WAK reporter was in april -mei
2013.
We hebben samen Paul De Wispelaere in Moerhuize bewierookt. Paul De Wispelaere
beschreef zijn tuin en zijn wereld (Moerhuize) en de mensen om hem heen.
Plattelandsbewoners weten en horen alles van elkaar en vertellen alles verder
dus wij kenden iedereen die Paul De Wispelaere beschreef en we konden eens
glimlachen
Hij hield van gedichten. De geheimtaal van poëzie was noodzakelijk
voedsel voor hem. Het leven moest een beetje een mysterie blijven. Elke brief
eindigde met een gedichtje, de dichter werd zelfs in 't kort toegelicht. Hij hield van klassieke en hedendaagse muziek, van poëzie en van
schilderkunst. De fraaie schilderijen van Jef Van Maldegem, van schoonzoon Marc
Martens en schoondochter Mia Rooze koesterde hij.
De mensen glimlachten en zegden: Valeer Posman is hier geweest.
Wonderschoon als de mensen zoiets zeggen over jou. Hij was een aantrekkelijk
man, hij had de gave te luisteren en hij wist heel veel boeiende dingen te
vertellen, met een kwinkslag er tussen. Hij was een vriend van de mens, een
humanist, een filosoof en hij veroordeelde niemand.
Hij was de eerste kleinzoon van Jozef Posman en zijn tweede echtgenote
Leonie Laureyns, in België (twee ooms Leopold en Hector waren uitgeweken naar
de Verenigde Staten en hadden al kinderen). Hij heeft Jozef Posman nog gekend.
Zijn tante Marie Thijs (moeder van Nelly Impens, Bloemestraat) woonde
naast mijn andere grootmoeder, Livina Colman in Broekhuize. Op die manier heeft
hij nog gespeeld met mijn tante, Mariëtte Cochuyt (°23 augustus 1923), dochter
van Livina Colman en August Cochuyt.
René Posman en Célina Thijs woonden aanvankelijk in een klein huisje
waar nu de garage van Jackie De Jaeger is, in de Noordstraat. Valeer Posman is
daar geboren. Later is het gezin verhuisd naar de woning enkele tientallen
meter verder die ze tot het eind van hun leven bewoond hebben. De tweewoonst
staat er nog en wacht gewoon tot iedereen klaar is om een periode af te sluiten
en definitief afscheid te nemen.
Het Molentje en de Molenberg waren honderden jaren de spil van sociale
contacten voor de inwoners van de omgeving. Het erf van vader René Posman kwam
uit op de Molenberg, dus zijn kinderen,Valeer, Denis (1924 1930), Simone,
Georges en Denis (1931 - 1991) hebben het leven rond de molen meegemaakt.
Hij koesterde de fotos van zijn achterkleinkinderenJacob, Helena, Bastian en Anne-Laure en schreef
kinderliedjes voor hen. Prachtig zo oud worden en je gezin zien groeien! Hij
was fier op de kleinkinderen die elk op hun manier hun weg gevonden hadden. Hij
hield van allen, had het beste met hen voor, deed zijn best om de contacten te
onderhouden en genoot van alles wat goed was. Hij was trots op alle verwezenlijkingen
van zijn familie, concerten, reünies, uitgaven van dichtbundels of boeken. Hij
was aanwezig op huwelijken, herdenkingsmissen en begrafenissen van de familie.
Hij leefde mee met het wel en wee van zijn kringen.
Hij hield ook contact met de uitgeweken familietak Posman in Newark, de
Verenigde Staten (de kinderen, kleinkinderen van Leopold en Hector Posman).
Zijn echtgenote Bertha Van Rie ging heen (22 11 2008) en werd gemist in
dit hechte gezin. Elk overlijden slaat diepe wonden.
Ik heb Valeer bewonderd tot op het einde. Hij wist dat het niet goed
ging, zijn hart was verzwakt door een hevige verkoudheid tijdens de laatste
lange winter en hij wist dat het einde naderde. Hij had tranen in zijn ogen
want tot voor kort voelde hij zich behoorlijk goed, hij had nog heel veel
plannen. Hij werd omringd door alle goede zorgen en de allesomvattende liefde
van zijn kinderen en kleinkinderen en hun gezin. Hij was terecht fier op hen.
Hij kon heel goed schrijven
ook. Hij schreef artikeltjes voor diverse bladen en gaf interviews ten beste op
Radio Saturnus.
Hij had een mooi handschrift,
al zijn teksten waren overzichtelijk gestructureerd met zeer
informatieve inhoud en heel wijze en grappige bedenkingen. Hij hield de stambomen van alle verwante families nauwkeurig bij en
vulde die aan bij elke geboorte of overlijden. Hij noteerde al zijn
herinneringen aan zijn leven, aan zijn dorp en zijn geliefde wijk, t Molentje,
de Noordstraat in Maldegem.
Valeer was gastvrij. Je hoefde
geen weken op voorhand af te spreken om eens langs te komen. De achterdeur was
altijd open en je werd altijd verwelkomd met een glanzende blauwe ogen
glimlach.
Voor mijn boek II Nostalgie
naar het levendige dorp, overhandigde hij mij geestdriftig zijn notities over
de bewoners van de Noordstraat vanaf beginjaren 1900. Samen reconstrueerden wij
min of meer de gezelligheid, de sociale betrokkenheid tussen de gezinnen en de
winkeliers die een dorp levendig maken. Hij was een verwante ziel. Hij kon goed
vertellen want hij had een enorm geheugen.
Hij was een fervent
voetbalfan. Hij was voorzitter van de K.S.K. Maldegem. Tot voor kort woonde hij
al de voetbalmatchen bij op het voetbalveld dat hij zag liggen vanuit zijn
keukenraam. Hij ontmoette er andere sportliefhebbers, hij bleef jong van hart.
Hij analyseerde deskundig een wedstrijd bij voorkeur tegen de mening van de
supporters en van de trainer in.
Valeer Posman heeft zelfs een
boek geschreven over de K.S.K. Maldegem 1920 1995, over de geschiedenis van
het voetbal in Maldegem, samen met Jozef Van Craenenbroeck. Het is een
opmerkelijk werk vol fotos waar talrijke Maldegemnaars in woord en beeld
werden gebracht. Een document over een eeuw Maldegem met heel bekende namen die
nu nog voortleven in ons dorp.
Hij voelde zich goed als hij
anderen een plezier kon doen dus was hij eigenlijk bijna van een andere wereld
in onze maatschappij. Tot enkele maanden geleden bezocht hij zijn broer
Georges, zijn kinderen, zijn kleinkinderen, zijn vele neven en nichten in
Maldegem, de nazaten van zijn grootvader Jozef Posman. De aanverwante familie
Thijs droeg hem op handen en ook bij de familie van zijn echtgenote Bertha Van
Rie was hij een graag geziene gast. Hij bleef in contact met allen die hij
graag zag.
Valeer Posman was bovendien
een edelmoedig mens. De voorbije twintig jaar ontmoette ik hem regelmatig in
ziekenhuizen in de buurt en verder. Hij bracht vrienden en kennissen die niet
over een auto beschikten naar het ziekenhuis en wachtte geduldig tot zij terug
kwamen na de raadpleging van een of andere specialist. Waar vind je nog zon
mensen?
Hij stond altijd klaar voor
zijn groot gezin, zijn familie en zijn kennissenkring was enorm uitgebreid mede
door een van zijn verwoede hobbys: bijen kweken. Hij was imker. Zijn tuin
staat vol met bloemetjes voor de bijen.
Hij had de microbe geërfd van
zijn vader René en zijn nonkel Ferdinand om bijen te verzorgen en te kweken.
Valeer en zijn broer Denis waren enthousiaste imkers, zij hielpen hun vader en
hebben later de vrijetijdsbesteding overgenomen. De zomer stond in het teken
van de zoemende en dansende bijen en hun productie. Ze hadden bijenkorven in
alle windstreken van de gemeente, Vake, Butswerve, Prinsenveld, de
Fortuinstraat, Moerhuize, op alle bloemenrijke plekjes in hun geliefd
Meetjesland. Na maandenlange zorg voor de bijtjes werd de honing puur natuur
verkocht in bokalen.
Op die manier hadden beide
broers een uitgebreide kring vrienden en kennissen in en rond Maldegem. Zij
konden het landschap lezen. Zij associeerden hun bedrijvigheid met
dienstbaarheid. Zij hadden een soort embleem, een wapenschildDGEKROONDE
BYE-KORF. Al zijn brieven zelfs zijn rouwbrief, werden ingeleid met het
embleem als laatste eerbetoon. Ontroerend hoe de kinderen hun vader omarmen tot
bij zijn heengaan.
Valeer Posman werd geboren
kort na Wereldoorlog I als oudste zoon van René Posman en Célina Thijs op het
Molentje, Noordstraat Maldegem.
Valeer ging naar school in de
Broederschool en volgde zijn middelbare studies in het K.A. in Maldegem en in
de normaalschool in Gent tijdens Wereldoorlog II. Hij had les van Achilles
Mussche. Het was toen eigenlijk een hele prestatie èn voor de ouders èn voor de
kinderen om verder te studeren. Het was niet zo evident om als kind van gewone
mensen een plaats te verwerven bij de intellectuelen van het dorp. Maar hij
en zijn broers slaagden er in. Zij waren een stimulans voor de andere
familieleden.
Toen de laatste windmolen in
Maldegem werd afgebroken en de Molenberg met de grond werd gelijk gemaakt rond
1946 hebben de zonen van René Posman, de broers Denis en Valeer Posman de
bouwgrond gekocht. Na zijn huwelijk op 14 juli 1949 woonden Valeer Posman en
Bertha Van Rie aanvankelijk in een van de woningen rechtover Tandarts Smitz
(vroeger t Schortje). Na het huwelijk van Denis hebben ze samen een mooie
tweegezinswoning laten optrekken op de Molenberg.
Nu staan overal mooie huizen
in ons dorp, maar toen, beginjaren 50 was dit moderne hoge huis heel speciaal,
je zag dat nergens. Het dak reikte hoog naar de top van de molen. Als ik er
voorbij sjokte door regen en wind met mijn krakkemikkig fietsje, dacht ik
altijd, ik ga ook verder studeren dan woon ik ook in een mooi huis.
Valeer gaf les in het K.A.
Maldegem en zijn oud-leerlingen herinneren zich zijn gedrevenheid, zijn
enthousiasme, zijn aanmoediging om te studeren maar vooral ook de aangename
verteluurtjes op vrijdagnamiddag.
Valeer was trots op zijn
familie en hield contact met alle familieleden. Ik weet niet hoe hij het durfde
in het drukke verkeer maar als negentigjarige, trok hij tot eind 2012 met zijn
auto her en der om iemand te bezoeken of om gewoon eens te informeren hoe het
met iedereen ging. Hij had zich een glanzende nieuwe wagen gekocht. Hij voelde
zich meestal jong van hart en had een druk leven.
Hij was trots op zijn kinderen
Martine, Dirk en Luc en hun gezin, op zijn kleinkinderen, Sarah, Willem,
Annemie, Michaël, Gerlind, Florian, Bart en Steven en hun gezin. Hij volgde
bezorgd en fier hun leven. Hij was fier op zijn dochter Martine die elke dag
langs kwam, na een drukke dag op het gemeentehuis, op weg naar Middelburg waar
de zorg van haar groot gezin op haar wachtte. Zijn zonen en schoondochters
hielden van hem en stonden hem bij in woord en daad.
Elk leven gaat gepaard met
vreugde en verdriet. De jongste zoon Luc is plots overleden op 18 mei 2008. Luc
was een gedreven leraar in de Rijksmiddelbare school, het K.A. in Maldegem. Luc
was geliefd. Valeer en zijn gezin hadden ontzettend verdriet bij het
onherroepelijk heengaan van Luc. Tijdens een aangrijpende kerkdienst nam de
familie sereen afscheid van een geliefde echtgenoot, zoon en vader.
Mijn mentor Valeer Josef Posman is overleden op 18 juni 2013. Hij
wordt 91 jaar op 25 juli 2013. Hij was de motor van mijn boeken, de
levensvreugde van mijn oude dag. Ik startte met vijftien bladzijden met zijn
goedkeuring en heel enthousiast fluisterden hij, zijn broer, zijn neven en
nichten veel herinneringen in mijn oor en haalden prachtige fotos en
documenten uit de kast. Hij had ontzettend veel interessant materiaal, foto's
en postkaarten van Maldegem centrum door de eeuwen heen. Ergens dook er een
postkaart op met de "Berlinstrasse" in Maldegem...... Hij had zoveel
meegemaakt.
We waren zo ontgoocheld als om een of andere reden een postkaart niet
was ingelast in het boek tijdens het drukken.
"Het Schortje" in de Noordstraat bijvoorbeeld stond er niet
in. Het was dan wel moeilijk voor de lezer om een beschrijving te lezen van een
straatgedeelte, zonder de foto.
Ik had ook de molen van de Molenberg niet teruggevonden voor de kaft van
mijn boek III. Op een of andere manier was ik het spoor bijster tussen mijn
duizenden gescande en andere familiefoto's, maar ik vond het jammer toen ik
zijn ontgoochelde blik zag. Ik had beter mijn best moeten doen. Geduld is
jammer genoeg niet een van mijn eigenschappen. Als ik de kaft zie van mijn
"misdaad"verhaaltje zie, spijt het me nog dat ik niet beter had
gezocht.
Op 7 juli 2011 na de uitgave van mijn eerste boek schreef hij me:
"Het moet moeilijk geweest zijn om alle
nazaten van Jozef Posman op te sporen. Ik kon niet vermoeden dat er zoveel
waren. Jan Posman tekent ze allemaal in zijn artikel over het Posmaniërisme
als hij over Lucien Posman schrijft: Had ik maar de eigenschappen die van de
maestro zon aangenaam en geliefd mens maken, die ouderwetse levensvreugde, die
verblijdende sociabiliteit, dat fascinerend samengaan van intellect en
hartwarmte! Voilà, daar staan ze, de eigenschappen van de Posmannen.
Het is goed dat het boek geschreven is. Misschien
wekt het hier of daar gevoelens van genegenheid en toenadering op."
schrijft Valeer. Ik zal het boek Jozef Posman een plaats geven bij mijn
bijbel, tussen het Oud en Nieuw testament. Het Oud voor hen die ons zijn
voorgegaan. Het Nieuw voor de komende generatie, opdat ze hun weg zouden
vinden. (07 07 2011)
En inderdaad, door hem, zijn inspirerende en enthousiaste kracht
ontmoette ik een hartverwarmende groep familieleden en heel veel andere
vriendelijke mensen. De laatste zin was ook typisch voor Valeer. Hij was een
gelovig man en hij was bezorgd over het welzijn en het geluk van de volgende
generatie. Hij bracht glans in de ogen van een ander.
Rust zacht, Valeer, je was een bijzonder man. Je blijft voor altijd in
ons hart. (verwoord door en met de hulp van D. M. J. L. en M. Posman).
Met dank aan ons regionaal blad Vrij Maldegem voor het publiceren van
de reportages (Drukkerij-Uitgeverij Van Hoestenberghe N.V. Boudewijn
Lippensstraat 11, Maldegem).