Wij reizen om te leren.

13-04-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heidefietsroute

Het voorjaar is nu echt ingezet. De bloesem van de Japanse Kerselaar bloeit roze rood. De tulpenboom oogt zelfs mooi vanop afstand. De dagen zijn duidelijk langer geworden. Na een vermoeiende fietstocht kunnen we in de tuin nog een tijdje nakaarten bij een fris gekoeld streekbiertje. De wandelschoenen staan opgepoetst terug in de kast. In de zakken van de dikke wollen jassen hebben we weer nieuwe mottenballen gestoken. Ze kunnen weer voor enkele maanden in de kast. De temperaturen schommelen nu tussen de 15° à 20° Celsius. Ideaal om een fietstocht te maken. Laat ik alvast vertellen van onze fietstocht vier jaar geleden in Heide-Kalmthout met de volgende fietsknooppunten: 84-83-81-25-72-27-73-74-79-85-84.

Zaterdag 21 mei 2011. Om 10u vertrekken we met de auto naar kasteel "Ravenhof" in Stabroek. De fietsen staan op het draagrek achteraan de auto. Onze tweede fietstocht van het jaar wordt er één van 33,8 kilometer.

Afgelopen woensdag vertelde "Frank", onze weerman, dat het vandaag een schitterende dag  zou worden. Volop zon en temperaturen tot 25° Celsius. Kort daarop nemen we de fietsknooppuntenkaart en stippelen meteen een route uit. Het Ravenhof lijkt ons een goede plek om te starten. Vooral voor de parkeermogelijkheid. Het is al redelijk druk in het Ravenhof. Fietsers en wandelaars fietsen en lopen kriskras door elkaar. We vinden toch nog een rustig plekje om te parkeren op de parking, voorbij het kasteel. Om 10:30u rijden we met de fiets  naar knooppunt 83. Aan de rotonde laten we het kasteel rechts liggen en slaan de volgende weg links in. Kasteel Ravenhof staat op Belgisch grondgebied. In het Koetshuis, vooraan bij het kasteel is sinds 1999 een horecazaak gevestigd. Ondanks het vroege uur zitten er al mensen te genieten van een natje en een droogje. Een paar meter verder staat het theehuis "De Gloriëtte" uit 1768 op Nederlands grondgebied.

We rijden door het Moretusbos dat is aangelegd in 1760 – 1780 door de toenmalige eigenaar Joannes Moretus. Het is aangenaam fietsen in de ochtendkoelte onder een stralende zon. Rechtdoor tussen twee bomenrijen. Vogels kwinkeleren en in de verte roept de koekoek. Grandioos.

We rijden hier op het goede moment. Alle rododendrons staan in bloei. Van de rododendron bestaan wel meer dan 1000 soorten. Ze stammen af van de azalea. Het is een overwoekerende plant die zich het best voelt in iets zure luchtige grond. Als het aan de plant lag nam ze het gehele bos in. Op tijd snoeien is dus geen overbodige luxe. Ook over de grens, in Nederland, biedt men ons een palet aan loofboomsoorten aan. Bij sommige zit het lentegroen nog verscholen in de knoppen. We rijden door een dreef met aan beide zijde de bloeiende rododendron. Onze neus wordt geprikkeld door de  geurige bloemen. Aan FC Putte slaan we rechts af en volgen we knppnt 81. Het bos maakt plaats voor een gestructureerd landschap. De villa-eigenaars bezitten enorme landerijen met paarden die rustig staan te grazen. Geen gewone paarden maar springpaarden.

Even verder verlaten we Putte en fietsen we door Kapellen. De lucht is nog steeds lenteblauw. Rechts van ons bos, links woongebied. Heerlijk om hier te wonen. ’s Morgens gewekt worden door het gezang van verschillende vogels. We fietsen nu wat meer in de zon. Het wordt al wat warmer. In de voortuintjes bloeit hier en daar de gewone magnolia, of de tulpenboom. Er zijn wel meer dan dertig magnoliasoorten. Deze prachtige boom bloeit van april tot mei. Weer passeren we een mix van fraaie landschappen en uitbundig groen. Vlak voor het centrum maken we een scherpe bocht naar links en fietsen over de grens, terug op Nederlands grondgebied.

Even later zijn we in Kalmthout. We hebben ondertussen 6,5 km gereden. Vogels spelen de hoofdrol in de straten of lanen. Hun gezang wordt soms overstemt door auto’s die denken dat het hier een race- circuit is. Aan taveerne "De Kar" houden we onze eerste halte. We drinken samen een "La Chouffe". Een niet gefilterd blond bier. Aangenaam fruitig en gekruid met koriander met een lichte hopsmaak. Het is heerlijk op het in de zon doordrenkt terras. We hebben een mooi uitzicht op enkele wilgenstruiken. De takken buigen onder het gewicht van de katjes.

Om 11:45u vervolgen we onze weg, nog altijd knppnt 81. Onze trip is prima bewegwijzerd. Opnieuw rijden we onder de beschutting van de bomen en tussen de vele villa’s in Kalmthout. Hier moeten we naar links en rijden het centrum van Heide-Kalmthout binnen. Een gezellig dorp met in de eerste plaats een station. Een groot plein met enkele restaurantjes en terrasjes waar het heerlijk vertoeven is met een streekbiertje. We slaan links af en rijden de Kalmthoutse heide in. Sinds 18 februari 1941 geklasseerd als landschap. Hier vinden we ons een bankje om te picknicken.

De heide staat nog niet in bloei. Dat zal iets zijn voor augustus en september. De heide is tevens belangrijk voor reptielen zoals de hagedis en de adder. Het wordt drukker op de weggetjes. Fietsers en wandelaars passeren ons van twee kanten. Met een korte hoofdknik  begroeten ze ons en stappen verder. In de verte horen we een luidkeelse discussie van de ekster. Nog één boterham en we rijden verder. De bank is voor de volgende picknicker. Bij het verlaten van de Kalmthoutse heide wisten we nog niet dat vier dagen later, 25 mei 2011, 600 hectare heide en bos verwoest zou worden door een hevige brand. Sindsdien wordt dit heidegebied afgesloten bij extreme hoge temperaturen.

Een klein half uur later stoppen we aan het Natuureducatiecentrum "De Vroente". Het bezoekerscentrum van de Kalmthoutse Heide werd ingehuldigd door de Vlaamse Minister van Leefmilieu Theo Kelchtermans op 26 september 1997. Er loopt een tentoonstelling over de heide maar het is gesloten tijdens de middag. Ook is er een Informatiekantoor gevestigd. Maar ook dat is gesloten tot één uur. We gaan toch binnen om een kijkje te nemen. Al is het maar om gebruik te maken van de toiletten. Toch zit er een dame aan de balie van de info stand. Ze stond ons graag te woord. Volgens haar naamplaatje noemde ze Alice. We kopen er twee wandelkaarten. Voorbij de stand is een grote zaal en ik kan door een raam bijenkasten zien staan. Honderden bijen vliegen rondom de kassen. Het is voor de eerste keer dat ik dit van zo dichtbij kon zien. Alice vertelt ons dat er een rondleiding zou worden gegeven om één uur. Voor slechts 2 euro. Toch mochten we bijna met onze neuzen tegen de ramen naar de bijen kijken die rond de kassen vliegen. Nu zijn ze wel extra actief vertelt Alice ons. Het mooie weer en de lente bloemetjes geven hen veel werk. We moeten nog naar de andere kant van de zaal komen kijken. Daar staat een bijenkast op ongeveer één meter van de muur. Er loopt een glazen koker van de kast door de muur naar buiten. Met honderden lopen de bijen door de glazen koker naar de kast of naar buiten. Bij sommige bijen hangt het stuifmeel aan de pootjes. We zijn er echt van onder de indruk. We bedankten Alice en keren terug naar buiten om onze weg te vervolgen.

We rijden langs de spoorweg van Kalmthout. Knooppunt 72. In de zon fietsen is warm, als we in de schaduw rijden wordt het soms te fris. We laten de spoorweg achter ons en rijden terug tussen de statige villa’s van Kalmthout. De vogels zingen of fluiten dat het een lieve lust is. Ze tjirpen hier precies harder en mooier dan bij ons. Maar dat kan niet. Een vogel is niet racistisch aangelegd.

Zo komen we aan onze volgende stop. Den Bosduin. Een gloednieuw en gezellig restaurant in het groene Kalmthout. Hier zijn kinderen van harte welkom. Ze kunnen zich uitleven in de mooie speeltuin terwijl de ouders op het terras een streek- bier of gerecht uitproberen.

Na de sanitaire stop rijden we verder en belanden op het klein schietveld van Kalmthout. Het vormt samen met het Groot schietveld van Brecht een rustig terrein van 900 ha. met dennenbossen, eikenbossen en noem maar op. Een Militair Domein dat vrij toegankelijk is voor wandelaars met wandelknooppunten. En een ruiterpad is ook aanwezig.

Vanaf knppnt 27 zijn we terug in Kapellen. Hier staat een villa te koop. Zo maar eventjes 2065 m² woongedeelte met vier slaapkamers. We rijden terug Stabroek binnen. Nu is het nog een paar kilometer tot het Moretusbos. Voor de laatste maal zetten we onze longen open en ademen de gezonde zuurstof in. Om 16:15u. komen we terug bij de auto. We hebben 38,120 km gereden in 3 uur. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten   Foto’s: Rina Meurs.

 






13-04-2015 om 08:37 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
06-04-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paasfietstocht

Het is begin april en we hebben nog geen kilometer gefietst. Het weer zit dit voorjaar niet echt mee. Koud, regen en storm zijn de enige weersvoorspellingen die we te horen krijgen. Bossen en parken werden afgesloten voor de veiligheid. Al wat niet vast hing vloog weg. Als het niet betert moeten de paasklokken hun eieren nog binnen brengen. Niet zo leuk voor de kleinkindjes. Buiten zoeken naar chocolade paaseitjes is veel aangenamer. Toch?

Enkele fietsroutes liggen klaar om gereden te worden. Zoals de Betuweroute Culemborg in Nederland, de Valleiroute in Pajotteland en de Geteliniefietsroute rond Halen en Houtem. Stuk voor stuk mooie en leerrijke dagen vol fietsplezier. Maar dan moet de zon schijnen.

Ons Rina en ik zitten op de sofa met een zelfgemaakt album. We genieten van de foto’s en een verhaal van vier jaar geleden. Het was rond dezelfde tijd dat we onze eerste fietstocht maakten. Geniet even mee… !

Fietsknooppunten: 13-77-12-11-39-38-73-27-38-37-36-35-11-12-13 = 37 km.

Zaterdag 23 april 2011. Paaszaterdag. De laatste dag van de vastentijd. Een schitterende dag voor de tijd van het jaar trouwens. Al 14 dagen schijnt de zon volop en wanen we ons hier in het puntje van de zomer. Niemand die klaagt trouwens.

We ontwaken om 06:30 u. Te vroeg eigenlijk voor een weekend, na een week hard labeur op het werk. Misschien omdat het onze eerste fietstocht wordt van dit jaar. Andere jaren beginnen onze fietstochten rond half mei, begin juni. Gisterenavond hadden we het plan bekeken van de Provincie Antwerpen. Plan 2 Antwerpse Kempen Noord. We vertrekken van hieruit in Ekeren voor een tocht van om en bij de 35km. Om te beginnen natuurlijk. Volgende maand wordt dat dan 40 km. De maand daarop 45 km.… Etcetera,… etcetera.

Voilà, meer moet dat niet zijn. Het aantal km is perfect, het weer is uitstekend, we vertrekken vanuit onze woonplaats, we nemen een picknick mee, we vertrekken op een vroeg uur en last but not least; we stoppen op tijd aan een ‘kapelletje’ voor een natje of een droogje. Onze eerste stop plannen we aan Oud-Antwerpen. Een restaurant taverne, gebouwd als boswachtershuisje in 1885. Een halte voor postkoetsen die naar Bergen op Zoom reisden. Sinds 1997 opende men er een wijnschuur die zeer in trek is bij de plaatselijke bevolking. Maar ik loop vooruit op de feiten.

Na een stevig uitgebreid ontbijt vertrekken we stipt te 09:00u met onze fietsen naar knooppunt 13. Het is nog frisjes, wat normaal is zeker voor de tijd van het jaar? Rond de rotonde van de Driehoekstraat rijden we naar de begraafplaats van Ekeren. Tot 1910 werd er rond het Sint-Lambertuskerk begraven. Nadien op de nieuwe begraafplaats in de Driehoekstraat.

Over de viaduct van de Driehoekstraat bevinden we ons in Sint-Mariaburg. Dit gehucht van Ekeren werd gesticht door verzekeringsmaatschappij Antverpia. Aan de verkeerslichten kruisen we de Kapelsesteenweg en rijden meteen Brasschaat in. Even verder laten we rusthuis "Antverpia" rechts liggen. Hier begint tevens een wandeling. Het ‘Antverpiapad’, een wandeling van 6km. We rijden volop tussen de villa’s. De een al mooier dan de ander. We genieten ervan. Vroeger zouden we ons appartementje geruild hebben voor één van deze gebouwen. Nu kijken we er wel anders tegen aan. We worden een dagje ouder, en je gebruikt ook je gezond verstand. Je komt tot de conclusie dat je overal ver af woont. De winkels, de markt… om maar wat te noemen. Voor elke afstand heb je de auto nodig. Benzine is de dag van vandaag een luxeartikel geworden. Concreet gesproken; we zullen ons een villa nooit kunnen veroorloven zonder de lotto te winnen. Maar laat ons ook eerlijk zijn; ieder "huisje" heeft zijn kruisje. Dat geldt ook voor villa’s en kastelen. Ondertussen passeren we Oud-Antwerpen, maar het is nog te vroeg voor een sanitaire stop. De zaak is nog niet open.

We slaan links af, "Castel de Vinolei" in. Nog meer villa’s. En uiteraard ook heel rustig om te fietsen. Aan de rotonde met het monument van de gesneuvelden moeten we helemaal rond rijden. We slaan rechtsaf "Ter Borcht" in. Lanen met nog grotere villa’s, al dan niet afgeschermd door hoge hagen van bijna 3 meter hoog. En even hoge gietijzeren hekken met scherpe punten, beschermd door zichtbare camera‘s. Woonden hier niet ergens de familie Pfaff? We rijden "De Dries" in.

Even later nemen we knooppunt 39. Als we daarnet de villa’s "kastelen" noemden, moeten we nu spreken van "paleizen". Grote statige "paleizen" met enkele ha grond erom heen. Nog 600m tot knppnt 39 om daarna naar knppnt 38 te fietsen. We draaien het natuurreservaat "De uitlegger" in. In dit park bevinden zich talloze wandelpaden en fietsroutes. Af en toe vinden we borden met daarop extra uitleg over de aanwezige fauna en flora. Talloze bunkers uit de beide Wereldoorlogen laten ons herinneren aan de bezetting in ons land.

In dit domein worden we herinnerd dat het nog altijd lente is. Vogels proberen elkaar te overtreffen met hun gezang. In de verte horen we een specht en boven ons hoofd, in de kruin van een inlandse eik zingt de "suskewiet". Het gezang van de vink klinkt als muziek in de oren.

Aan de tweesprong wordt het even moeilijk, geen bordje met knooppunten. We hebben de keuze rechtdoor of rechtsaf, een kleine smalle spoorweg over. We kiezen voor rechtdoor omdat dat in de omgang de regel is. Geen richtingsaanwijzer?.. dan maar rechtdoor. Maar even later moeten we rechtsomkeer maken en de spooroverweg dwarsen. Dat is trouwens een goed idee. We passeren weer een bordje van ons knooppuntennetwerk. We verlaten het Domein en draaien naar rechts een asfaltbaan op. Geen fietspad. Hier rijden we mooi achter elkaar en uiterst rechts van de baan. De auto’s racen hier voorbij tegen een snelheid van minstens 70 km per uur. Geen enkele wagen die vertraagd uit respect voor de zwakke weggebruiker. Om 11:00 u rijden we door het Militair Domein van Brasschaat. Een bordje vertelt ons dat we ons op het "klein schietveld" bevinden. Een half uur later stoppen we aan een zitbank in het domein. Hier zetten we ons om onze picknick op te eten.

Na de welverdiende rustpauze van een groot half uur willen we onze weg vervolgen, maar we missen weer een bordje aan de volgende driesprong. Met het plan erbij wordt het probleem niet opgelost. Dan zie ik het bordje met knooppunt 27 aan de overkant van de dreef. Het is het bord van de tegenliggers die dezelfde weg nemen in tegenovergestelde richting. Conclusie; wij moeten naar rechts. We krijgen zin in een biertje en spreken af; het volgende etablissement dat we tegen komen gaan we iets te drinken. Ondertussen passeren we een klein vliegveld met een tiental zweefvliegtuigjes. Ze liggen te blaken in de zon. Vanaf hier krijgen we weer bordjes met knooppunt 38. We draaien Mishagen in. Nog steeds geen taveerne voor een frisse pint. Ik begin er aan stilaan te twijfelen of men hier wel alcohol mag schenken. Het wordt steeds warmer. Rechts van ons nog steeds het Militair Domein van Brasschaat. Eens daar voorbij rijden we tussen weilanden met paarden. Ze staan te grazen of ze worden bereden door echte paardenliefhebbers. Terug in het centrum van Brasschaat. Weer die statige villa’s voorbij fietsen. Het doet ons eigenlijk niets meer.

We rijden door de straat waar vroeger de familie Pfaff woonden. Hun luxueuze villa, die vanaf februari 2009 te koop staat, is nog steeds niet verkocht.

We rijden door het centrum van "Maria ter Heide". Op de Bredabaan drinken we dan ons eerste pintje op een schaduwrijk terrasje naast de kerk. Daarna springen we terug op onze fiets en rijden tot het volgende verkeerslicht. Hier moeten we naar rechts, richting ‘Mikerf’ kinderboerderij. Het is ondertussen 13:00 u geworden. We hebben ruim 28 km gereden. We hebben nog een goede 8 km voor de boeg. Ons zitvlak voelt het in ieder geval al. Knooppunt 36, nu naar rechts richting knppnt 35. Weer door “Domein de Inslag". Een 150 ha groot loof en naaldbos. Hier groeit voornamelijk de zomereik, beuk en populier. Er verblijven ook verschillende wilde dieren zoals de ree en de vos en tevens verschillende soorten vleermuizen. Het Domein doorkruist ook de Antitankgracht. Vanaf hier wijken we van onze route af. We fietsen naar het centrum van Brasschaat. We willen een wandelroute kaart kopen in het toeristenbureau. Via de Miksebaan bereiken we enkele minuten later het centrum. Het is even na 14:00u als we voor de moderne bibliotheek van Brasschaat staan. Dit gebouw doet tevens dienst als toeristenbureau. Spijtig genoeg is het op zaterdagen gesloten vanaf 12:00u. Na de middag moet de toerist maar zijn plan trekken. Bon, ons Rina wil van de gelegenheid gebruik maken om te winkelen in het nieuwe warenhuisketen Albert Heijn.

We weten niet waar deze gelegen is en moeten het twee maal vragen voor we er zijn. We rijden door een mooie brede dreef met majestueuze bomen. De Esdoorn. Toch nog een eind fietsen. We passeren het Algemeen Ziekenhuis Klina, om even verder over de rotonde de Hoogboomsteenweg te nemen, en we zijn er. We stallen onze fietsen en gaan nieuwsgierig naar binnen. We zijn er echt van onder de indruk. Het is druk in de winkel. We proberen de prijzen te vergelijken, maar dat blijkt toch moeilijk. Blijkbaar zijn we niet echt prijsbewust. Het personeel is heel vriendelijk. Je kan er net zoals in de Colruyt een beker koffie of thee drinken. We kopen er een fles wijn voor bij het avondeten. Een uur later staan we weer bij onze fietsen. Langs de Hoge Kaart rijden we terug naar Sint-Mariaburg. We dwarsen de Kapelsesteenweg en om niet de viaduct te moeten nemen, rijden we als alternatief de Willy Staeslei in. Had ik geweten dat hier nog altijd kasseien lagen had ik toch voor het viaduct gekozen. Bon, dit kan er nog wel bij. Zo heel ver is het niet meer. Over het spoor de Notenschelp in. Rechts af, den Bunt, en enkele ogenblikken later staan we terug thuis. We hebben in totaal toch 42km gereden. Niet slecht voor de eerste rit van ’t jaar. Tot schrijfs.

Tekst: Luc Verschooten    


06-04-2015 om 08:40 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
30-03-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dorst... dorst... dorst

Afgelopen weekend waren we op familiebezoek. We werden uitgenodigd om mee te eten. Er werden broodjes en pistolets op tafel gezet. Schalen met divers beleg kregen een plaatsje in het midden van de tafel en koffie en thee vloeide in overvloed. Alle ingrediënten waren aanwezig om er een gezellige avond van te maken. Er werd gelachen, gepraat en anekdotes vertelt tot in de late uurtjes.

Dicht in mijn buurt stond een schaal met broodbeleg en ik zag meteen het ‘paardenvlees’ liggen. Ik lust dat heel graag maar ik twijfel altijd. Is het zout of zoet? Iedereen is druk in gesprek en ik neem gewoon een stuk kaas tussen mijn pistolet. Kwestie van niemand te storen. Doch laat ik mij even later verleiden en mijn volgende broodje wordt één met paardenvlees. Ik heb geluk: het is zoet.

Enkele jaren geleden maakten we een fietstocht door Kapelle op den Bos. Een mooi traject dat we uitgestippeld hadden en dat we combineerden met een bezoek langs een oom en tante van mij. Een broer van wijlen mijn moeder. Het is heel lang geleden dat we elkaar nog gezien hebben. Het enige contact was een kaartje rond kerst en nieuwjaar.

Het was een blij weerzien. Er werd over en weer gepraat, gelachen en foto’s uitgewisseld. Het was gewoon toeval dat we daar arriveren op het middaguur. Een beetje gênant, maar niets aan te doen. Als we weer willen vertrekken worden we vriendelijk, maar toch onder lichte dwang, uitgenodigd om een boterhammetje mee te eten. Ook hier lag het “paardenvlees” centraal op de tafel. Ons Rina en ik namen elks een snee boerenbrood met een dun schelletje paardenvlees. – ‘Leg er nog maar wat tussen hoor! Er is meer dan genoeg!’ Rijkelijk leggen we het beleg tussen ons brood en laten het ons goed smaken. Er wordt een kop koffie ingeschonken en ons Rina krijgt haar kopje thee. En dan is het zover. Dorst. Ik drink mijn kopje koffie in één keer leeg. De dorst gaat niet over maar onze kopjes worden echter niet meer bijgevuld. Ik heb in ieder geval genoeg gegeten. Wat een dorst. Op het paardenvlees zat evenveel zout als in de Middellandse zee. Dat heb ik trouwens ook al eens geproefd. Ik snakte naar een fles water uit onze fietstassen. Een klein uur later zijn we dan toch opgestapt. Het afscheid duurde te lang. We hadden na dat éne kopje koffie geen drinken meer gekregen. We wilden zo snel mogelijk met onze fietsen uit het zicht, waar we  onze fles water samen leeg dronken. Wat een opluchting.  

Twee uur later zijn we terug bij onze auto. We hebben al een poos terug een stevige dorst. Onderweg geen cafés tegen gekomen om iets te drinken. Elke keer verwacht je om de hoek een terras te zien met volk. Niets, niemendal. Ik besluit om niet de snelweg te nemen.   Langs de secundaire wegen komen we beslist een drankhuis tegen. Het is onbeschrijfelijk wat een dorst ik had. De temperatuur was boven de 25° Celsius geklommen. Nog meer dorst dus. Uiteindelijk zien we op de hoek van een straat een terras. Het leek een oase in een enorme woestijn van zand. Een terras met mensen die genieten van een koel, fris, hemels… euh… ijsje? Nou ja, waarom niet? Alles is goed. Als het maar vocht is. Mijn mond is droog en mijn tong plakt aan mijn vals gebit. We hebben nog plaats onder een parasol. De zon brandt en dat kon ik vandaag missen als kiespijn. Een ouder echtpaar zit aan een tafeltje over ons en ze genieten samen van een horentje met twee bollen ijs. Wat had ik graag in hun plaats geweest. Wij moesten nog wachten op bediening. De dame likt van haar bovenste bolletje ijs en pardoes het bolletje valt op de grond. Schuchter kijkt ze om haar heen, in de hoop dat dit voorval niemand gezien heeft. Ik kijk snel een andere kant op. Het is een grappig zicht en wil haar niet uitlachen maar moet toch moeite doen. We bestellen eveneens een ijsje in een horentje. Enkele minuten later brengt men ons het gevraagde en kunnen we eindelijk genieten van wat vocht. Ik lik aan het bolletje chocolade ijs en, geloof het of niet, het valt van het horentje op de tafel. Ik ben verbaast en niet snel genoeg. Het ijsje rolt van de tafel op de grond tussen onze twee stoelen in. Ons Rina kan zich niet inhouden en schatert het uit. Ook het koppel aan het andere tafeltje schatert het uit. Ze wil iets vertellen, maar het lachen belet haar te spreken. Ik had nog steeds grote dorst. Ik blijf kijken naar het bolletje ijs dat op de grond in de zon begint te smelten. De eigenares staat onmiddellijk aan ons tafeltje. Afgekomen op het tumult en waarschijnlijk een beetje gênant. – “Sorry, meneer. Ik breng u een ander. Zal ik het in een potje doen?” Het was niet grappig bedoelt, maar toch kregen de dames de slappe lach. Wat later kon ik toch nog genieten van een fris ijsje in een plastieken potje. Tot schrijfs.


30-03-2015 om 10:32 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
23-03-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wandelen in Brasschaat

Wandelknooppunten: 90-88-83-31-82-81-30-80-79-12-10-11-93-92-91-90= +/- 9km.

Zondag 08 maart 2015. We krijgen een stralende mooie lentedag vandaag. De lucht is helder blauw en er is geen wolkje te bespeuren. De weergoden voorspellen middagtemperaturen tussen de 15°- en 17° Celsius. Daar moeten we uiteraard van profiteren. We willen onze conditie opbouwen en besluiten een wandeling van negen kilometer te maken. Ons Rina wil langs het water wandelen. Ik stel voor om rond de watertoren van Brasschaat te stappen. Gelukkig kan ze er mee lachen. Het wordt uiteindelijk, na wikken en wegen, een tocht langs de E10-plas en een boswandeling door “Domein De Inslag”. Om 10:00u parkeren we de auto in de Pauwelslei te Brasschaat. Een deel van de straat heeft net een facelift gekregen. De laanbomen werden vervangen en parkeervakken werden in zwarte klinkers aangelegd. Voet- en fietspaden werden heraangelegd en de opritten vakkundig aangepast.

We volgen knppnt 90 langs de Pauwelslei. Na knppnt 88 zijn we al bij het ‘Domein de Inslag’. Eén van de grote bossen die Brasschaat nog bezit. Een infobord schept duidelijkheid: “De Inslag of ‘Inslaen’ werd reeds vernoemd rond 1600. Het verwijst naar de ingebruikname of ontginning. Het oorspronkelijk heidegebied werd dus ontgonnen als akker- en weiland. Later werden delen bebost. Het domein vormde eertijds een groot aaneengesloten geheel met de omringende bossen. Tijdens beide wereldoorlogen werd grote schade aangebracht door kaalkappingen omwille van de zichtbaarheid, door de graven van schutterskuilen en loopgraven. In 1949 begon men de oorlogsschade te herstellen door herbebossing. Grove dennen en lorken bedekken ongeveer 40% van het bos. Door recente aanplantingen en omvormingen zal in de toekomst het loofhout een belangrijke rol spelen. Eerst worden overwoekerende exoten als Amerikaanse vogelkers en rododendron bestreden. De grachten en poelen zijn belangrijke paaiplaatsen voor de gewone pad en de bruine kikker. Zwarte specht, havik, sperwer, buizerd en bosuil broeden in het domein. Reeën en vossen voelen zich hier thuis”.

De andere bekende bossen of domeinen van Brasschaat zijn: ‘het Park van Brasschaat’, het ‘Groot- en Klein Schietveld’, ‘De Uitlegger’, het ‘Peerdsbos’ en ‘Domein de Mik’. We gaan linksaf en wandelen door de brede Beukendreef. De beukenboom is een veel voorkomende boom in Europa. Hij kan tot 46 meter hoog worden. De stam is grijsachtig en de bast is dun, waardoor de boom gevoelig is voor zonlicht. De mannelijke en vrouwelijke bloemen sieren aan dezelfde boom. Beukenbomen kunnen tot 300 jaar oud worden. Toen op het einde van de negentiende eeuw hier in de streek kasteeldomeinen werden aangebouwd trok men eerst een strak patroon van dreven. De beuk was hier de meest gekozen boomsoort. Hij zorgde voor schaduw tijdens warme zomerdagen en als scherm bij regen. De zuilenrijen van de stammen waren een symbool van rijkdom. Deze dreefbomen zijn vaak de oudste bomen van het domein. Sommigen vertonen dan ook ouderdomsverschijnselen zoals stamholten. Hiervan profiteren spechten, bosuilen en vleermuizen van. Ze gebruiken ze als schuil- of nestplaats. Een ander infobord handelt over het merken van bomen: “In verschillende percelen van de Inslag werden deze winter door de boswachters bomen gemerkt of ‘geschalmd’. Dit is een voorbereiding van een dunning van de bestanden, dat wil zeggen dat er bomen uit het bos worden gehaald om de andere bomen meer ruimte te geven om door te kunnen groeien. door de dunning komt er ook meer licht in het bos, wat de kansen op kieming en doorgroeien van jonge bomen sterk vergroot. Typische streekeigen en ecologisch waardevolle loofboomsoorten als Zomereik, Berk en Lijsterbes krijgen daardoor de kans om uit te groeien, zodat op termijn een gemengd bos zal ontstaan. Door een dunning verdwijnt het bos dus niet, het zal er integendeel juist gevarieerder en mooier door worden. Voor de dunning werden ook veel exotische boomsoorten gemerkt, vnl. Amerikaanse eiken en Douglassparren. Beide zijn exotische boomsoorten die in onze streken het bosecosysteem nadelig kunnen beïnvloeden, omdat het bladafval de bodem verzuurt en omdat deze soorten de neiging hebben om sterk te gaan woekeren ten nadeel van inheemse boomsoorten. De biodiversiteit in het bos gaat daardoor langzaam maar zeker achteruit. In de bosbestanden zullen deze exotische boomsoorten daarom geleidelijk aan gekapt worden. Lokaal zullen ook groepen verwijderd worden, waardoor al dan niet tijdelijke open plekken kunnen ontstaan. De gemerkte bomen worden opgemeten waardoor de totale hoeveelheid hout geraamd kan worden. Het hout wordt vervolgens in het najaar op een openbare verkoop aangeboden aan erkende houtkopers en –exploitanten. De koper wordt verantwoordelijk voor de kapping van de bomen en de afvoer naar de houtfabriek voor verdere verwerking. Ten vroegste vanaf volgende winter zullen de gemerkte bomen gekapt worden”.

De Afdeling Bos & Groen heeft ook een klein infobord geplaatst over de omvorming van dennenbos naar gemengd bos: “in dit domein, zoals overal in de Kempen, werden er vroeger vooral dennen aangeplant. Dennen groeiden goed op arme zandgrond en ze hadden rechte stammen die als palen (onder meer als steunpalen in de mijngangen) en zaaghout konden gebruikt worden. De dennen werden dicht bij elkaar geplant zodat ze hoog en recht groeiden. Op de bodem van die dennenbossen kwam er weinig licht en de afgevallen dennennaalden vormden een zure humus zodat er niet veel jonge bomen en struiken konden kiemen. De rododendron en de Amerikaanse vogelkers, twee uitheemse of exotische soorten, groeiden wel goed in die omstandigheden. Ze werden er door de mens aangeplant want die struiken vormden schuilplaatsen voor het wild en de boseigenaars waren meestal liefhebbers van de jacht.

Deze exotische struiken zaaiden zich verder uit zodat er in veel bossen geen plaats meer overbleef voor de inheemse loofbomen en struiken. In de tweede helft van de twintigste eeuw werden de meeste steenkoolmijnen gesloten en in diezelfde periode groeide het besef dat de natuur moest beschermd worden. Dennenbossen werden minder belangrijk voor de economie en men ontdekte dat inheemse loofbomen en struiken het bos een grotere natuurwaarde gaven. De goede bosbeheerder is dan ook de dennenbossen sterk gaan uitdunnen. Rododendron en Vogelkers werden weggekapt en in de plaats werden inheemse bomen en struiken aangeplant, hier meer dan 5000 stuks: zomereik, lijsterbes, sporkehout, hulst en hazelaar. Er werd een raster geplaatst dat de jonge planten de eerste jaren beschermt tegen konijnen en reeën. Deze jonge planten zullen samen met de oude dennen een waardevol bos vormen. Een bos met een grotere natuurwaarde en een betere humuslaag. Een bos waar in de toekomst de oude eiken en dennen waardevol zaaghout kunnen leveren en waar ook ruimte is voor jonge bomen”. Onderaan getekend met “De Boswachter”.

Na knppnt 83 moeten we rechts afslaan. Links van ons werd een gedeelte afgespannen met groene plastiekdraad. Een infobord vermeld: ‘Meting van luchtverontreiniging in “De Inslag”. Luchtverontreiniging wordt in Vlaanderen veroorzaakt door de uitstoot van industrie, verkeer, huishoudens (verwarming) en landbouw. Sinds de ‘zure regen’ van de jaren 1970 weten we dat die verontreiniging grote effecten kan hebben op de groei van de bomen en de vitaliteit van het bos. Luchtverontreiniging geeft echter ook aanleiding tot het ontstaan van ozonpieken, brengt ongewenste voedingsstoffen in het milieu (ook vermesting genoemd), en leidt tot een versterking van het broeikaseffect. Bossen zijn efficiëntere luchtfilters dan heide of grasland. Door de structuur van de boomtoppen worden de luchtlagen boven bos meer afgeremd dan boven lage vegetaties als grasland of heide. Hierdoor wordt ook meer verontreiniging op het bos afgezet. In gebieden met veel luchtverontreiniging is de depositie in bossen daardoor tot meer dan 50% hoger dan in heidegebieden’. Een hoge stellingtoren toornt hoog boven de naaldbomen uit. Sinds 1995 werden op de bovenste platforms, 40m hoog, instrumenten aangebracht voor de meting van de luchtverontreiniging. De belangrijkste stoffen die gemeten worden zijn het verzurende zwaveldioxide, ozon, stikstofoxiden en het broeikasgas koolstofdioxide (CO²).

Bij een rustbank zetten we ons even neer voor een meegebracht kopje koffie. Een infobord over het heidebeheer vermeld: “De heide was honderden jaren het typische landschap van de Kempen. Ze ontstond door ontbossing en werd in stand gehouden door begrazing met schapen en maaien en afplaggen door de Kempische boeren. Bebossing en ontginning voor moderne landbouw deden haar vorige eeuw in sneltempo verdwijnen. In 2003 werden hier afstervende fijnsparren gekapt en werd de voedselarme zandbodem terug blootgelegd. In oktober 2004 werd elders afgemaaide struikheide met rijp zaad verspreid over deze bodem. De heidezaden kiemden goed in deze arme bodem. Zo ontstond dit heideterrein. Wel kwamen er zaden van berk en grove den aangewaaid die zorgden voor jonge boomopslag. De meeste van deze kleine boompjes werden uitgetrokken, om te vermijden dat de heide terug dicht zou groeien. een open plek zoals een grasland of deze heide in een bebost gebied verhoogt de natuurwaarde van een domein. Ook de wandelaar geniet van deze afwisseling. Maria-ter-Heide heeft hierdoor een stukje van zijn oorspronkelijk landschap teruggekregen’. Drie arduinen stenen liggen evenwijdig naast elkaar voor het heideterrein. Op de middelste arduin is de tekst te lezen: “Een verwilderde tuin van oude herinneringen”.

Even verder bloeit de rododendron weelderig. De bloemknoppen zijn reeds duidelijk te zien. Nog even en ze springen open. Ook struiken vertonen massaal hun bladknoppen. Nog enkele dagen mooi weer en het bos kleurt in verschillende tinten groen. We worden aangenaam gevolgd door een kakofonie van vogelgeluiden. De vink steelt voortdurend de show met een heftig gezang. Het melodietje duurt slechts enkele seconden maar wordt telkens herhaald. Af en toe horen we een andere vogel boven ons in de boom zingen. We kunnen hem echter niet spotten. Of de zangvogel vlucht weg of hij zwijgt tot we verder stappen. Even verder blijven we weer staan en proberen de specht te lokaliseren die de stam van een boom bewerkt met zijn snavel. We zijn onze verrekijker echter thuis vergeten. Dat is dus hopeloos.

Bij knppnt 82 verlaten we domein “De Inslag”.  De dreef rechtdoor loopt naar de kinderboerderij van Brasschaat. Wij volgen knppnt 81 langs het Golempad. Een meditatieve wandeling in het park “De Mik”. Dit park bezit voornamelijk loofbomen en wordt gedomineerd door de rododendron. We missen de bloemknoppen. Hoog boven ons cirkelen kleine sportvliegtuigjes. Ze zijn afkomstig van het vliegveld aan de Essensteenweg te Brasschaat. Het is de thuisbasis van de Koninklijke Aeroclub die er aan zweefvliegen en recreatieluchtvaart doen. Vooral in de weekends en zeker vandaag met dit mooie weer is er veel activiteit te bespeuren.

Enkele kleine bordjes met een Golem hebben een gedicht. We staan voor de slotpoort van het kasteel, gebouwd in ijzerzandsteen. Aan de neergelaten ophaalbrug hangen nog steeds de  roestige kettingen. Net echt. Het wapenschild is boven de poort ingemetst. Twee ronde uitkijktorens flankeren de hoge gevel. Langs de houten poorten betreden we het domein van het kasteel. Een infobordje is duidelijk: “Torenpoort De Mik, 1830. Eind 18de- en begin 19de-eeuw waren neogotische ‘folies’ een modetrend in Engelse landschapstuinen. Het bouwen van zogenaamde ruïnes was voor vele aristocraten een kostelijke onderneming. Het vermogen van baron Jean-Michel van Havre doorstond in 1830 glansrijk de constructie van dit poortgebouw. Toen Charles Van der Straeten, architect van de koning in Brussel, belast werd met de verfraaiing van het kasteel De Mik kreeg de Oostenrijker Petersen de opdracht een andere ‘folie’ van de beau monde te herscheppen in een Engelse landschapstuin. Bossen, grasvelden, waterpartijen en beelden deden de eigenaar wegdromen. Een poort in ijzermaalsteen moest die dromen tegen een bedreigende buitenwereld beschermen. Het poortgebouw was een imitatie van de militaire ‘porte d’Auron’ in de Noord Franse stad Bourges. Het originele Franse exemplaar werd in het begin van de 20ste-eeuw gesloopt. In Brasschaat bleef het curiosum van de ondergang gespaard”.

Links van ons bevindt zich de enorme vijver met een groen eiland. Watervogels stijgen uit- of landen in het water. Eenden, ganzen, meerkoeten en meeuwen roepen om het hardst. Een kunstwerk drijft op het water en draait rond vlakbij de oever. Het is niet duidelijk wat het moet voorstellen. Rechts naast ons wandelpad staan enkele standbeelden op een sokkel. Overwoekerd door het groen. Bij de volgende zitbank zetten we ons neer om te picknicken. Het is middag en er zijn veel wandelaars. Jonge ouders met hun pasgeborene in een kinderwagen. Tieners op de fiets en ouderen die voorbij slenteren. Iedereen geniet van het mooie weer. We zitten in de schaduw van twee ‘Toverhazelaars’. De bloeitijd van deze soort valt in januari/februari. De struik links van ons heeft gele bloemen. De andere, rechts van ons, toont zijn ros oranje kleuren. Het zijn één van de mooiste winterbloeiers die de vorst doorstaan.

Op het eiland, recht tegenover ons, staan hoge loof- en naaldbomen. De stammen zijn in de wurggreep van de klimop. De rododendron bakent het eiland af en behoedt het van nieuwsgierige blikken. Het is de uitgelezen plek om te broeden. In de kruinen van de hoogste bomen zitten enkele Blauwe reigers op hun nest. Eén van hen spreid zijn vleugels en geniet van de zonnestralen die hem verwarmen. De vogel wordt tegenwoordig veel gezien in ondiepe plaatsen, zoals sloten en vijvers. Ze eten voornamelijk vissen en amfibieën en  broeden van februari tot in juni.

We vervolgen onze weg langs het kasteel. Daarna bereiken we knppnt 30. Als de wilde ganzen ons in de gaten krijgen maken ze een hels kabaal. Ze proberen een graantje mee te pikken tussen de vele molshopen. Voorbij het kasteel steken we de slotgracht over langs een brede houten brug. Over de Zandbeek bevindt zich een oversteekplaats voor amfibieën. Een bord vertelt de voorbijganger dat de vrijwilligers reeds 110 dieren over de weg hebben geholpen. Citroenvlinders draaien om elkaar heen in de zon. Daarna verdwijnen de dagvlinders in het struikgewas.

Bij knppnt 79 wandelen we voorbij het voormalige “Sana De Mik”. Het sanatorium is  verdwenen sinds 1987. Nu is het in handen van een ‘VZW Heropbeuring’. Het omvat een gespecialiseerd ziekenhuis, een Woon- en Zorgcentrum en een gehandicaptenvoorziening. Een smal bospad brengt ons naar knppnt 12. Ons pad is overdekt door de takken van de bomen. De zonnestralen raken amper de grond. Het is zig zag lopen langs modderpoelen. Het is een lust om te blijven stil staan als we dichtbij verschillende vogels horen zingen of fluiten. Ik houd soms de adem in om toch maar niet de zangertjes te storen. Over de houten brug die de antitankgracht dwarst. We vinden geen knooppuntenbordje en stappen rechtdoor. Links van ons de autosnelweg E19 en de hogesnelheidslijn Schiphol-Antwerpen. Een Thalys flitst ons net voorbij. Bij knppnt 10 slaan we rechtsaf en hebben een mooi zicht op de recreatievijver ‘E10-plas’. Verschillende watervogels dobberen op het koele water.

We duiken opnieuw het bos in. Hier vinden we niet alleen modder en slijk. Hier moeten we rond de diepe waterplassen onze weg zoeken. Op het eind van de ‘Kleine Mik’ moeten we de Miksebaan op. Er is een knooppuntenbordje verdwenen. Links of rechts? Welke richting moeten we uit? Ik stel voor rechtsaf te gaan. Na enkele stappen keer ik me om en zie geen bordje. Onze wandeling moet ook in tegenovergestelde richting aangegeven zijn. Dat is dus niet het geval en daardoor weten we dat we in de verkeerde richting lopen. Rechtsomkeer dan, richting de grote bunker. Sommige bunkers dienen als overwinteringsplaats voor vleermuizen. Anderen werden zoals deze dichtgemetseld om te worden vergeten. We bevinden ons al een tijdje op de Miksebaan. Nog steeds geen knppnt- of straatnaambordje gezien.

Dan staan we voor het ‘Brasschaat Open Golf & Country Club’. De golfclub werd in 1991 opgericht en is eveneens de perfecte locatie voor vergaderingen, seminaries en feesten. Er bevindt zich vooraan een golf shop. Het cafetaria is open en iedereen is welkom. Dat laten we ons geen tweemaal zeggen. Het is druk op het terras. Tientallen karretjes met een golftas versperren de weg. In één golftas bevinden zich tot wel 10 à 12 golfsticks. We vinden nog een vrij tafeltje vlakbij het oefenveld. We genieten van ons drankje in de zonneschijn. Op het oefenveld proberen echte golfers hun balletje in het hole te krijgen. De dames hebben meestal de kleurrijkste golfballetjes. Het is niet echt mijn ding maar uit nieuwsgierigheid wil  ik toch weten wat dat zoal kost. Als we terug naar de Miksebaan stappen is het 14:15u. Op de parking bergt een dame haar golfstokken in de koffer van haar auto. Ik vraag haar beleeft hoeveel golfclubs men eigenlijk nodig heeft om prof te worden. Ze antwoord: -Ik ben begonnen met vijf golfsticks. Met de jaren kan je er nog bij kopen. Elke club slaat een bal een 10 meter verder. Een beginners set kost ongeveer €100. Je kan je er natuurlijk ook duurdere aanschaffen, maar daarom speel je niet beter. Een beginner koopt alles meestal tweedehands. Een trolley kost niet zoveel. Dat heb je al vanaf €50. Ik heb een elektrisch trolley, vertelt ze verder. Deze kosten €950. Kom in april naar de open deur dag… vertelt ze nog als we afscheid nemen. Dan spreken we nog niet over lidgeld en bijkomende kosten.

Voorbij de golfclub staat knppnt 93. Rechtsaf in de Pauwelslei. Het is nog een eind tot bij de auto. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten  Foto’s: Rina Meurs  Bron: Wikipedia.






23-03-2015 om 08:28 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
16-03-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'s Gravenwezel wandeling
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Wandelknooppunten: 32-35-36-35-34-38-20-14-19-22-23-30-29-25-32 = 6,4km.

Maandag  16 februari 2015. Het is een zonovergoten dag met een aangename temperatuur. Afgelopen nacht heeft het nog lichtjes gevroren maar de temperaturen zijn ondertussen opgeklommen naar een 10° à 11° Celsius. Onze eerste “lange” wandeling van het jaar. Een wandeling van knooppunt naar knooppunt. Stillaan terug opbouwen. De huisdokter zegt steeds: - “ in beweging blijven!” Een wandeling op dokters voorschrift.

Net op het middaguur staan we achter de kerk van ’s Gravenwezel geparkeerd. Met de huidige bouw van de Sint-Catharinakerk werd gestart in 1876 in rode baksteen. De inwijding volgde in september 1879. Vooraan staat het Heilig Hartbeeld hoog op zijn sokkel in het midden van een plantsoen. Onderaan twee stenen monumenten die hulde brengen aan gesneuvelde soldaten en burgers van beide Wereld Oorlogen. Het voormalige dorpshuis van ’s Gravenwezel, op de grote baan, is gesloten vanaf 12 uur. Er is niet alleen de bibliotheek in ondergebracht, maar ook de Toeristische Dienst is hier aanwezig. Het gebouw is van 1877. Aan de overzijde,  nummer 47, staat de voormalige oude pastorie, een alleenstaand herenhuis van 1814 en netjes gerestaureerd. Het heemhuis ‘De Drie Rozen’ is een museum voor heem- en volkskunde. Ondergebracht in drie werkmanswoningen uit de periode 1805-1850. Een plek om de sfeer van vroeger op te snuiven.

Het rusthuis ‘Sint-Lodewijck’, wat verderop, wat achterin gelegen dateert van 1782. Het is sinds 1928 een rusthuis. De bijhorende kapel werd gebouwd rond 1950. Vanaf hier begint ons eerste knooppuntenbordje. Nummer 32 rechtdoor. Het is tamelijk rustig op de baan.    Af en toe scheurt een auto ons voorbij. Naast de hoeve van 1778 vinden we de ‘Kapel van de overbuur’ (1890) een beetje verscholen onder de overhangende takken van de bomen. Het werd oorspronkelijk gebouwd als bijgebouw met oven voor het bakken van brood.    Daar getuigt het interieur nog van. Onder het altaar is een klein gewelf voor het aanmaken van het hout. Het gebouw werd omgetoverd tot een O.L.Vrouwekapel met een plaasteren beeld. Bovenop het dak staat een minuscule toren waar ooit de rook van de oven uit kwam.  De kleine deur staat uitnodigend open. Een gewelfd plafond.

We wandelen langs het domein ‘Kattenhof’. Voorbij de gesloten ijzeren poort leidt een bolle kasseiweg naar het 19de-eeuwse kasteel. Na enkele minuten stappen worden we het al gewaar in onze benen. Puffen en hijgen en dan wandelen we nog te ver ook. Aan het grote kruispunt bevindt zich knppnt 35. Oorspronkelijk gingen we tot knppnt 33 maar we stappen niet terug. We slaan rechtsaf naar knppnt 36, over een oude Romeinse kasseiweg, tot aan de hoge inrijpoort van nog een ander kasteel. Nergens een naam te zien. Blijkbaar wonen hier drie gezinnen in het enorme complex. Links staan enkele jonge Brabanders in de weide. Naast hun schuilplaats staat een hoefstal. Een zware houten constructie die de hoefsmid gebruikt voor het beslaan van de Vlaamse-Brabanders. Rechts nog een weiland met massa’s molshopen. Het volgende weiland staat geheel blank. Het regenwater trekt gewoon niet meer in de grond. Bij de poort van het kasteel staat ons knppntnbord. We moeten terug om knppnt 35 te volgen.

Als we knppnt 34 volgen passeren we een enorme hoge bunker rechts van ons, over de gracht, bovenop een kleine heuvel. Op enige afstand van de Antitankgracht. Dit hier was waarschijnlijk de Comandobunker. We wandelen langs de vele villa’s met hectaren grond erom heen. Een ijzeren sierpoort sluit het domein af. Op verschillende plaatsen hangen camera’s die de buurt observeren. Als een professionele ‘paparazzi’ neemt ons Rina foto’s van het domein. Een enorme groene haag laat geen nieuwsgierige blikken toe. Verderop opent Villa ‘Berkenberg’ net automatisch zijn poorten. Een witte Lexus bolt rustig tot bij de grote baan, slaat linksaf en verdwijnt in het zonlicht. De poort sluit weer automatisch.

Bij het standbeeld van een zittende kat volgen we knppnt 38. Het kunstwerk is bijna vier meter hoog en in brons gegoten. Even verder laten we het lawaai van de straat achter ons. Links van ons ligt het Zonnebos. Nog een paar weken en dan bloeien de bomen en zit de natuur vol kleuren. Rechts, over de gracht, bos en links de ene villa na de andere. Sommige lijken net kastelen. Op ons pad ligt nergens modder. Het is gezellig wandelen langsheen het pad. We horen een kakofonie van vogelgeluiden. Het ‘kra-kra’ van de kraaien en de roep van de ekster overstemt dat van de kleinere vogels. Dichtbij horen we een specht in een boomstam kloppen. Dat kunnen ze tot bijna tien keer per seconde vol houden. De specht hakt als het ware de schors van de boom om kleine insecten te zoeken.

Het bos varieert van loof- naar dennenhout. Dennenbossen groeien vaak op een voedselarme bodem. Groot en wild spreidt het bos zich voor ons uit. Het lentegroen zit verscholen in de knoppen van de bomen. Hier spelen de vogels de hoofdrol. Bij knppnt 38 staat een constructie van bunkers naast de antitankgracht. We volgen het brede ‘kanaal’ dat doorheen het domein ’t Groot Kasteel loopt. De Antitankgracht werd gegraven tussen 1937-40 met Geschutbunkers en Sluisbunkers. De bedoeling van de gracht was om vijandelijke tanks of ander rollend materieel te stoppen vooraleer ze Antwerpen konden bereiken. Hij verbond de Schelde (voorbij Berendrecht) met het Albertkanaal (in Ranst). De ATG is 33 km lang, 18 meter breed en overal minstens twee meter diep. De gracht herbergt een uniek landschapselement met specifieke fauna en flora. De watervogels hebben de gracht volledig ingepalmd. De verschillende vleermuizen gebruiken de bunkers als overwinteringsplaats. Vanaf begin januari, dit jaar, werkt de Vlaamse Milieu Maatschappij aan de gracht. De onderhoudswerken hebben tot doel meer licht te laten doorstromen, zodat er meer leven ontstaat. Verder wordt er ook met hakhoutbeheer gestart. De oevers zijn overwegend begroeid met struiken en bomen. Ze worden drastisch ingekort of verwijdert. Een tractor met grijper duwt alles in een grote hakselaar. Een oplegger vangt het pulp op.

Bij knppnt 22 laten we de Antitankgracht achter ons liggen en wandelen weer door een dennenbos. Onze passen worden gedempt door de overvloedige dennennaalden op het pad. Na de Krommedreef bevinden we ons terug in het centrum van ’s Gravenwezel. Bosgrond wordt betonbaan. Vijftig meter verder rechtsaf verlaten we opnieuw het openbaar wegennet en draaien de smalle veldweg in met de klinkende naam: ‘Kwikaardstraatje’. Rechts van ons een haag van rododendron. De plant eist een zure vochtige grond. Als de plant in het voorjaar bloeit moet het hier prachtig zijn om te vertoeven. Nu is het slechts een  groene heerser die een heel groot domein afsluit. Ondertussen verdwijnt de zon achter sluierwolken. Het wordt een pak frisser. Rechts van ons bevindt zich de begraafplaats en de sportvelden van ’s Gravenwezel. In de natuurlijke vijver naast ons pad weerspiegelen de bomen. Op ons volgende pad moeten we uitkijken waar we stappen door de shit van de paarden. Hun baasjes hebben duidelijk een poepzakje vergeten mee te nemen. Het zachte weer nodigt uit om de paarden reeds buiten te laten grazen. In andere weiden domineren de molshopen. Een vruchtbaar jaar lijkt mij.

Bij knppnt 25 staat villa ’s Gravenhof. Ons laatste stuk tot knppnt 32 gaat langs de school voor Buitengewoon Secundair Onderwijs Zonnebos. Het internaat kampt sinds geruime tijd met een tekort aan schoolgebouwen. Op dit moment worden prefab klassen geplaatst. Eventjes is er verwarring omdat ons knppnten paaltje verdraaid is. Na enkele minuten bereiken we terug onze auto bij de kerk. Tot schrijfs.

Tekst: Luc Verschooten  Foto’s: Rina Meurs.


16-03-2015 om 11:25 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
09-03-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wandelen in Aalst

Zaterdag 18 oktober 2014. We komen net van de voetbalwedstrijd Olvé- Olsé te Edegem. Uitslag: 1-2. Onze kleinzoon, Joey, heeft het eerste doelpunt gemaakt. Het tweede doelpunt was in de tweede helft voor rekening van Yannick. Het is ondertussen 22° geworden. Dat is heel uitzonderlijk voor de tijd van het jaar, maar we maken er dankbaar gebruik van.  

De wandelbrochure “100 jaar Groote Oorlog. Wandelen in Scheldeland” behandeld drie grote steden die tijdens WOI oorlogsgeschiedenis hebben gemaakt: Aalst, Dendermonde en Liezele. We rijden naar de mooie stad Aalst aan de Dender die tijdens WOI veel te leiden heeft gehad door de inval van de Duitse troepen en het harde leven tijdens de bezetting. Zodra de bevolking hoorde dat de Duitsers in aantocht waren én met welk geweld dat gepaard ging, sloegen tienduizenden Aalstenaars op de vlucht. Gezinnen namen hun hele hebben en houden onder de arm en trokken stapvoets richting Gent. Enkele burgers werpen aan de Markt een barricade op met karren, wagens, matrassen en balen katoen. Daverende soldatenlaarzen weerklinken op de kasseien. De Duitse artillerie beschiet genadeloos bruggen en willekeurige doelen. Mensen worden zonder medelijden afgemaakt en huizen worden in brand gestoken. Bij de uiteindelijke inname van Aalst kwamen tientallen burgers om het leven door de pure wreedheid en brutaliteit van de Duitse troepen. Toen de Belgische lansiers, die aanvankelijk werden ingezet om Aalst te vrijwaren, teruggeroepen werden naar Wetteren, probeerden tal van Aalsterse vluchtelingen samen met hen via de Gentsesteenweg in Oordegem richting Gent te ontkomen.

Het is een paar minuten voor twaalf uur als we op de parking staan in de Houtkaai. Eén van de drie parkings waar men langdurig en vooral gratis kan parkeren. Van hieruit wandelen we naar de Grote Markt waar onze wandeling vertrekt. De tocht meet 5km.

Het is druk op de Grote Markt. Het is de zaterdagse traditionele marktdag. We kuieren mee tussen de kraampjes. Bij de bloemenkramen snuiven we de zachte en frisse geuren op. Van ver prikkelen de kruiden van de gebraden kippen in onze neus. Het stadhuis werd opgetrokken rond 1830. Achter de gevel, versierd met stadswapen, bevindt zich over de twee verdiepingen de grote stadsfeestzaal. Rond de binnenplaats van het Stadhuis bevinden zich de gebouwen van het voormalige landhuis. Het werd gebouwd als residentie en dienstgebouw voor het Hoofdcollege van het Land van Aalst. Vandaag zijn er de vele stadsdiensten gehuisvest. Op het moment loopt er een tentoonstelling over vrijetijd en kunst. De toegang is gratis. We bewonderen de prachtige gerenoveerde achtergevel. De uitgewerkte klokgevel van het hoofdgebouw met zonnewijzer en oculus wordt geflankeerd door het gedenkteken van de gesneuvelden uit 1830 en het bronzen beeldje van Odineke, een hoofdpersonage uit het boek van Louis Paul Boon. Op de binnenkoer stallen de marktbezoekers hun fietsen. Enkele mensen houden toezicht. Een infobord verklaard nader: “in 1917 wordt op de Grote Markt een ‘thuis’ voor de Duitse soldaten opgericht. De huizen ‘Graaf van Egmont’ en ‘Liénart’ werden omgevormd tot ‘Soldatenheim’. Duitse soldaten vinden er een tijdelijk onderkomen. Het stadhuis blijft in de eerste maanden van WOI niet gespaard van roof- en vernielingszucht. In de feestzaal brengen Duitse soldaten schade toe aan schilderijen, gordijnen, spiegels en kroonluchters”.  

                 

De blikvanger op de Grote Markt is uiteraard het oud schepenhuis met belforttoren en gebiedshuisje. Het belfort uit 1407 heeft een achthoekige toren met open gaanderij. De toren herbergt één van de oudste carillons van ons land. Tijdens WOI vonden in het belfort de voedsel- en goederenbedeling plaats voor de noodlijdende bevolking. Het Stedelijke Voedingskomiteit slaagt erin om gedurende vier jaar de bevolking te voorzien van al het broodnodige zoals: zeep, rijst melk en kleding. Ook hier heeft de stad een infobord geplant: “samen met 23 belforten in Vlaanderen en 6 in Wallonië werd het belfort van Aalst op 4 december 1999 ingeschreven op de Lijst van het Werelderfgoed van de Unesco Conventie van 1972. Het 15de- eeuwse belfort vormt hier uitzonderlijk de hoektoren van een schepenhuis, dat het oudste is van de Nederlanden en dateert van de 13de-eeuw. Samen met het aanleunende laatgotische gebiedshuisje kreeg dit unieke complex een hedendaagse culturele bestemming. De nog functionerende beiaard bevestigt vanuit de klokkenverdieping de eeuwenoude aanwezigheid van het belfort op de Grote Markt, middenin de middeleeuwse stadskern”.

Het schepenhuis is van 1225. De vier ronde hoektorens zijn een kenmerk voor de gemeentehuizen in de late middeleeuwen. De twee beelden in de voorgevel zijn de graaf- van Vlaanderen en van Aalst. De spreuk is van Filips II die in 1555 als graaf van Aalst werd ingehaald. Het gebiedshuisje, een laatgotisch gebouwtje, was de plaats waar het volk zich verzamelde voor de stadhouder die de wetten afkondigde. De benedenverdieping wordt verhuurd als tentoonstellingsruimte. Het hoge standbeeld op de Grote Markt is ontworpen door Jean Geefs. Het stelt de Aalstenaar Dirk Martens voor. Hij wordt beschouwd als de invoerder van de boekdrukkunst. In 1473 sticht hij in Aalst een eerste atelier. Dirk Martens heeft een praalgraf in de Sint-Martinuskerk. We blijven stilstaan bij het eerste infozeildoek op de Grote Markt. De foto toont de Duitse bezetter op de Grote Markt. Huifkarren worden afgeladen door opgeëiste burgers. Fietsers moeten hun rijwiel afgeven.

Via de Molenstraat nemen we de eerste straat links, de Zwarte Zustersstraat. Aan de linkerzijde staat sinds 1897 de handelsrechtbank. Het gebouw ernaast diende tijdens de oorlogsjaren als gevangenis. Honderden brave en minder goede lieden moesten hier hun straf uitzitten na een klein vergrijp. Verderop is de Graanmarkt met het imposante gebouw. Hier was in het begin van de vorige eeuw de Pupillenschool gevestigd. De vroegere militaire school voor kinderen van soldaten en officieren. Een infobord verklaard: “tot 1933 worden in de Pupillenschool kinderen klaargestoomd om (onder)officier te worden in het Belgisch leger. Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, wordt de school tijdelijk opgeheven, maar het gebouw blijft gedurende de hele oorlog een belangrijke rol spelen. Het doet dienst als gevangenis, als militair hospitaal of als lazaret voor Duitse soldaten, maar ook als aanmeldpunt voor opgeëiste werkkrachten. Velen vertrekken van hieruit haast meteen richting station, waar ze op een trein worden gezet, met een voor hen onbekende bestemming. Vaak gaat dit zo snel dat er geen tijd is om afscheid te nemen”. De oude foto op het infobord vertoont de hoofdingang van de Pupillenschool en de aangerichte schade aangebracht door artillerie in de septemberdagen van 1914. Rechtover het complex staat het grote oorlogsmonument voor de Oud-leerlingen, de Troepenkinderen en leerling-Pupillen van Aalst. Tevens opgericht naar aanleiding van de 75-jarige verjaardag van de school. Het beeld werd ingehuldigd op 23 juli 1922 door prins Leopold.

Vervolgens wandelen we terug en komen als vanzelf op het Sint-Martensplein bij de Sint-Martinuskerk. De heiligenbeelden aan de buitenzijde zijn verdwenen tijdens de beeldenstorm. Tot 1873 was dit imposante bedehuis de enige parochiekerk van Aalst. Ook deze kerk is opengesteld voor toerisme. Als parochiekerk biedt ze onderdak aan de talrijke gilden en ambachten, die allen over een kapel of een altaar beschikten. Er zijn nu nog 22 kleine oude kapellen, toegewijd aan verschillende heiligen. De mooie kruiskerk heeft toch van het vocht te wijten. De  mooie glasramen werden geschonken door vooraanstaande familieleden. De oudste glasramen dateren van 1880. Marmer of kunstmarmer, het wordt veelvuldig gebruikt en is niet te onderscheiden. Het altaar prijkt in het midden van de kerk en is het enige sobere kunstwerk. Op het schilderij van Peter Paul Rubens stelt Christus Sint-Rochus aan tot patroonheilige van de pestlijders. Het doek werd in 1623 geschilderd in opdracht van de plaatselijke bier- en hophandelaars. Priester Daens droeg hier zijn eerste mis op in 1873. Duitse granaten verwoesten in 1914 verschillende delen van de kerk. Een altaar tafereel, een buitengaanderij en enkele glasramen worden ernstig beschadigd. Na de oorlog wordt alles vakkundig hersteld.

 

Langs de achterzijde van de kerk wandelen we naar de “Oude Vismarkt”. In de oudste kern van de stad is het Stedelijk Museum ’t Gasthuys gevestigd. Het kreeg zijn naam door het oude hospitaal dat hier vroeger was. Het museum opent zijn deuren pas om 14:00u. We moeten een klein kwartier wachten. Een torenklok is als blikvanger naast de ingang geplaatst. Het bronzen ding is in 1750 gegoten. In de voortuin van ‘t Gasthuys staat het standbeeld “Ode aan Louis Paul Boon: De Verteller”. Ons Rina zet zich tegenover hem op de grote stoel voor een foto. In de voormalige kapel van ’t Gasthuys staan witte ‘doodskisten’ opgesteld met de namen van gesneuvelden. Ook in de achtermuur zijn panelen ingemetst met alfabetisch gerangschikte namen. Het stedelijk museum verteld ons het verhaal van de stad en regio in de centrale ontmoetingsruimte. Archeologische vondsten uit Aalst worden tentoongesteld en diverse tentoonstellingen vinden hier een tijdelijk onderkomen. Bij de balie liggen info-brochures, boeken zijn ter inzage te raadplegen. Onze belangstelling gaat uit naar de lange muur: “Tussen gemeenschap en geweld, Aalst in de Groote Oorlog 1914-1918”. In augustus 1916 krijgen duizend verzwakte kinderen hier elke dag een voedzaam middagmaal van brood en soep. Op de zolderverdieping komen we meer te weten over de geschiedenis van Aalst Carnaval.

Op het Werfplein staat eveneens een infozeil met foto uit 1914. De foto toont ‘The Battle of Alost’. Geënsceneerde gevechten in de Molenstraat op 27 september 1914’. Onze aandacht gaat uit naar het grote  monument in zandsteen. Het stelt Priester Adolf Daens voor, omringd door een arbeidersgezin. Getroffen door de mensonwaardige omstandigheden in de fabrieken van Aalst, ging hij zich interesseren voor het lot van de arbeiders. Dit jaar (2014) vieren de Aalstenaars de 175ste verjaardag van de priester. Naast zijn geloof was hij ook politicus. Eind negentiende eeuw bracht hij het nog tot volksvertegenwoordiger voor Aalst en Brussel. Daardoor werd hij uit zijn ambt van priester ontzet. Hij stierf op 14 juni 1907. De tekst eronder, op de arduinen sokkel is een uitspraak van de priester: ‘Slaaf noch bedelaar mag de arbeider zijn. Hij moet een vrij en welvarend man wezen’. 

De kapel: “Onze Lieve Vrouw ter druiven” is opengesteld voor het publiek. Volgens de legende was er al sprake van een kapel in 681, na het vinden van een miraculeus beeldje. Tijdens WOII werd de kapel volledig verwoest en in brand gestoken. Deze eenvoudige bedevaartkapel is van 1956. Het interieur bezit een beeld van de zwarte Madonna. Rechts de mooie glas-in-loodramen.

We vervolgen onze weg langs het jaagpad. De Dender stroomt rechts van ons. Enkele plezierjachten liggen aangemeerd. Een najaar visser gooit nog een laatste lijntje uit. In de herfst van 1914 woeden op deze plek zware gevechten. De brug over de Dender, waar wij onder door moeten, is van strategisch belang, omdat hij een verdedigingslinie vormt tegen de oprukkende Duitse troepen.  Ze werd tijdens WOI door de Belgische genietroepen opgeblazen. Een tactische zet, zo blijkt, want zo is alle treinverkeer voor oprukkende Duitsers onderbroken. Overal langs de oevers ontploffen bruggen en strijden leger en burgerwacht uit alle macht tegen de Duitse invaller. Woningen en fabrieken in de omgeving worden zwaar gehavend. Tot op de Grote Markt sneuvelen alle ruiten.

Langs de Driesleutelstraat, gaat het verder tot bij de Zwarte Hoekbrug. Hier wordt op 27 september 1914 hevig gevochten. Belgische lansiers en karabiniers verschansen zich in de woningen van burgers. Ze wachten de Duitse troepen op met mitrailleurs om te verhinderen dat de vijand de Demer oversteekt. De bezetters slaan in de naburige straten alles kort en klein, daarna stichtten ze brand in de Driesleutelstraat. Sommige bewoners kunnen nog net ontsnappen. Anderen worden als levend schild gebruikt om de andere oever te bereiken. Sinds september staat hier aan de Zwarte Hoekbrug een oorlogsmonument ter ere van de gesneuvelde soldaten en burgers tijdens WOI. Op 26 en 27 september 1914 werd hier zwaar slag geleverd. Duitse soldaten vermoordden er in de Driesleutelsstraat 32 Aalsterse burgers, en nog drie anderen kwamen elders op de rechteroever om het leven. Het monument ‘Via Dolorosa’ bestaat uit geperst materiaal uit de Eerste Wereldoorlog.

De Charles Clasersstraat brengt ons tot op het Statieplein. Aan onze linkerhand prijkt het stationsgebouw. Het spoorwegstation werd in 1852 gebouwd. De kantelen, de hoektorentjes en de centrale gevechtstoren herinneren aan een middeleeuws kasteel. De laatste renovatie dateert van 1990. Ook dit plein is in 1918 het toneel van een zinloze moord. Een Aalsterse boer blaast hier zijn laatste adem uit. Onder de luifel hangt een bronzen herdenkingsplaat van WOI met de namen van de gesneuvelden. Ons volgende infopaneel staat in de Stationsstraat. Op de foto staan en zitten 12 Aalstenaars die verplicht tewerkgesteld zijn in Duitse werkkampen in Noord-Frankrijk in 1917. Blijkbaar bouwen ze hun eigen slaapbarak.

Via de Fabriekstraat lopen we tot bij het Esplanadeplein met de Sint-Jozefkerk. De bouw van de kerk en de toren werd afgerond in 1908. Momenteel vinden hier nog diensten plaats. Maar de St-Jozefkerk kampt in het algemeen met een dalend bezoekers aantal. De stad onderzoekt welke alternatieve er zijn bij een publiek-private herbestemming. Op het plein vinden we eveneens het Sint-Maarteninstituut. Na de inval in de stad vestigt de bezetter zich in het woonhuis van de priesters van de school. In november 1917 eisen de Duitsers de school volledig op om er Duitse piloten en een drukkerij in onder te brengen.

Na de Vrijheidsstraat komen we op het Vredeplein met zijn talrijke bomen. Het imposante driehoekige vredesmonument voor de slachtoffers van de beide wereldoorlogen is in 1956 ontworpen door Marc De Bruyn. Het beeldt de vier ruiters van de Apocalyps af. Uiteindelijk wordt het in Aalst 11 november. Overal trekken de Duitse troepen weg richting oosten. De panden die ze hebben bezet laten ze geplunderd en vernield achter.

De Nieuwstraat is een verkeersvrije en gezellige winkelstraat. Ter hoogte van huisnummer 49 bevindt zich tijdens WOI de privéwoning van Romain Moyersoen, schepen van financiën van de katholieke Partij. Nog net voor de bevrijding installeert de opperbevelhebber van het vierde Duitse leger von Arnim hier zijn hoofdkwartier. Nu is hier een complex van C&A gevestigd.

Bij het Stadspark staat onze laatste zeildoek. Op de foto zijn verschillende Aalstenaars aan het werk bij het aanleggen van de vijver in het stadspark in 1915. Het stadspark van 19ha werd in dat jaar aangelegd onder impuls van de toenmalige schepen Désiré De Wolf. Een moedig initiatief en een  afleidingsmanoeuvre van het stadsbestuur om werkloze mannen aan het werk te zetten en zo de dwangarbeid te omzeilen. In september 1915 zijn er 650 arbeiders en 15 toezichters aan de slag.

Uit dankbaarheid richten enkele oud-opzichters van de werken in 1931 een monument op voor Désiré De Wolf. We maken een korte wandeling in het park dat een ruim recreatieoord omvat. Rond de vijver met fontein staan diverse boomsoorten. Langs het beeld van ‘Roodkapje met de Wolf’ verlaten we het park.

Langs de Pontstraat wandelen we naar ons vertrekpunt. Aan onze linkerhand ligt het Sint-Jozefscollege. In deze school richten de Duitsers in de zomer van 1915 een krijgslazaret in. Elke dag arriveren honderden gewonden in het jezuïetencollege. Op het dak wappert algauw de Rode Kruisvlag. We bereiken terug het centrum. Na een hapje en een drankje is het hoog tijd om huiswaarts te keren. Tot schrijfs.   Tekst: Luc Verschooten.         Foto’s: Rina Meurs.              Bron: Dienst Toerisme Aalst.














09-03-2015 om 11:16 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
02-03-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oorlogswandeling Koekenstad

Rita (zus van ons Rina) wint, via de Antwerpse nieuwszender ATV, tickets voor een oorlogswandeling in Antwerpen-Centrum. Ze schenkt de duobon aan ons Rina, omdat ze weet dat wij ons momenteel verdiepen in de geschiedenis van WOI. Waarvoor dank. De wandeling, zondag 7 september 2014, vertrekt om 10u aan de Stadsfeestzaal op de Meir. Vandaar gaat het richting het Steenplein. Een stadsgids vertelt (bijna) alles over het oorlogsverleden van de stad Antwerpen. Het einde is voorzien om 12u. We hebben er zin in. Ons Rina en ik hebben reeds veel oorlogssites bezocht in de Westhoek, Noord-Brabant en Limburg. De “dodendraad” van Baarle-Nassau/Hertog met de fiets afgereden. Ook “te voet door Essen” tegen de Nederlandse grens is heel interessant, door de verschillende zeildoeken die de nodige informatie weergeven. En als laatste hebben we een fietstocht door Heide-Kalmthout gereden met als themapunt WOI. Van Antwerpen zelf weten we niet veel. Daar wordt vandaag aan gewerkt.

Bij de aanvang van WOI was Antwerpen een zwaar versterkte stad. In 1859 gaf de regering de stad Antwerpen de rol van Nationaal Reduit. Dat is een vesting die bij oorlog dienst doet als politiek en militair zenuwcentrum van het land. Bij een inval zouden de koninklijke familie, de regering en het veldleger zich daar terugtrekken. Het leger moest Antwerpen dan verdedigen tot de grote landen kwamen helpen. Ze stonden borg voor de Belgische onafhankelijkheid. Om de stad te verdedigen bouwde men twee fortengordels en een omwalling rond de stad. Sommige forten werden nog volop verbouwd en gemoderniseerd toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak.

Als op 4 augustus 1914 het Duitse leger ons land binnen valt maakt de Antwerpse vesting zich klaar om de stad te verdedigen. De vijand laat in verschillende steden en gemeenten een spoor van vernieling achter. Eerst is Brussel aan de beurt. De koning, de regering en de legertop verhuizen naar Antwerpen. Aalst en Mechelen vallen en dan staan ze voor de deur van Antwerpen. In de nacht van 24 op 25 augustus 1914 bombardeert een zeppelin de stad Antwerpen. Huizen worden beschadigd en er vallen doden. Begin oktober beseft de bevolking dat hun stad in handen valt van de vijand. Affiches waarschuwen voor komende bombardementen en geven de raad om de stad te verlaten. Jong en oud verzamelen zich op de Scheldekaaien om per boot te ontkomen. Anderen trekken te voet of per handkar richting Nederland. Het stadsbestuur zend op 9 oktober 1914 een afvaardiging naar de Duitse bevelhebber om zich over te geven. Een dag later is ‘De Val van Antwerpen’ een feit.   

De Meir is één van de belangrijkste winkelstraten van Antwerpen. Ooit geweest en zal dat altijd blijven. Ongeacht de grote concurrent Wijnegem-Shopping-Center. De Meir is nog altijd: ‘zien en gezien worden’. Bij de stadsfeestzaal, een neoclassicistisch gebouw uit 1908, is een partytent opgesteld met het logo van ATV. Twee hostessen vangen de vele winnaars op, geeft hen een plastiek draagtasje met nuttige informatie, en schrijft de naam op van één van de vijf gidsen die ons zal vergezellen. Onze gids wordt Greet Merckx. Een heel ervaren gids zoals na afloop zal blijken. Met 17 personen scharen we ons rond Greet die eerst zichzelf voorstelt en dan van wal steekt. Het is soms moeilijk verstaanbaar door de voorbijlopende menigte. Een ladderlift staat naast de stadsfeestzaal en brengt met veel geraas de meubels de hoogt in. We moeten scherp luisteren. Greet verteld hoe de Eerste Wereldoorlog is ontstaan. Dat Duitsland aanvankelijk onze neutraliteit respecteerde, maar toch permissie vroeg om even binnen te wippen om langs onze grens Frankrijk binnen te vallen. Onze koning, toentertijd Albert I, zei: - neen, of beter gezegd : - no!. Verder vertelt ze over de inval van de Duitsers op 4 augustus 1914. De vele forten die bezweken onder het kanonvuur van “dikke Bertha” en op 7 augustus 1914 verovert het Duitse leger de stad Luik”. Onze gids gaat zelfs nog verder terug in de tijd. “Kort na de onafhankelijkheid werd de Vesting Antwerpen uitgeroepen tot Nationaal Réduit van België: de laatste verschansing voor het leger bij een vijandelijke inval. Antwerpen bouwde tussen 1859 en 1914 een nationale bolwerk rond de stad met imposante dubbele forten. De fortengordel liep van Wijnegem tot in Hoboken aan de Schelde. In 1906 besliste de Belgische regering om de vesting Antwerpen uit te breiden. Er werden 11  pantserforten en 12  pantserschansen in ongewapend beton gebouwd, die weerstand moesten bieden aan het modernste geschut.  In 1913 was de bouw voltooid en begon men met de bewapening. Die was slechts gedeeltelijk voltooid bij de Duitse inval in 1914. De bewapening moest trouwens geleverd worden door Duitsland” verteld Greet ons terloops. “Vanaf 17 augustus 1914 wordt Brussel ontruimd. De koninklijke familie, de regering en het veldleger vluchten naar Antwerpen.  Ook de burgerbevolking vluchtte hiernaartoe, want Antwerpen was een veilige plaats. De stad werd tijdelijk de hoofdstad van België. Het leger moest Antwerpen dan verdedigen tot de grote landen kwamen helpen. De bondgenoten stonden borg  voor de Belgische onafhankelijkheid. In de stadsfeestzaal werd de Minister van Oorlog in ondergebracht. De opera werd ingericht voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Vlaamse Schouwburg als Senaat en de Generale Staf van het leger verblijft in het gouverneurspaleis aan de Schoenmarkt. Uiteraard betrok Koning Albert met zijn gezin het paleis op de Meir. Menig koning en keizer bezaten het paleis wanneer ze naar Antwerpen kwamen. Doch Koning Albert I was de enige die hier gewoond heeft”.

We wandelen richting “boerentoren” en houden stil bij huisnummer 85. Onze gids verteld: “Veroorzaakt door zijn haven oefende Antwerpen een grote aantrekkingskracht uit op mensen van vreemde origine. Ongeveer 13% van de toenmalige bevolking was van vreemde afkomst. De meesten waren Nederlanders, maar ook de Duitsers waren in Antwerpen goed georganiseerd en sterk in de Kamer van Koophandel. Bij het uitbreken van de oorlog komen zij in een lastig pakket. Zijn het nu Belgen of Duitsers.

“Het huis dat jullie achter mij zien noemt ‘huis Osterriet’. Deze 18de-eeuwse Herenwoning in Rococostijl werd ontworpen door Jan Pieter van Baurscheidt de Jonge in 1749, dezelfde architect trouwens die het koninklijk Paleis ontwierp. Het huis is genoemd naar de laatste familie die er haar intrek nam. De Duitse familie was vooral actief in de haven en horeca. Er hangen verschillende kunstwerken in het gebouw, zoals twee schetsen van Rubens. Een grote bank kocht het pand en wil het renoveren. Tijdelijk wordt het verhuurd aan een handelaar die er CD’s verkoopt”.

Greet laat talrijke foto’s zien aan de groep. Een zwart wit foto met de bekende “Vlaamse Opera”. Ernaast pronken de verdwenen Hotel- Weber en Wagner. Beiden van Duitse Kapitalisten.

Bij Meir 58 stopt onze gids en we drummen ons rond haar om toch maar zeker alles te kunnen verstaan: “We zien een belle époque gebouw uit 1899 met 4 beelden tegen de voorgevel. Links draagt een schaars geklede oermens een brandende fakkel. Het tweede beeld is een Romeinse vrouw met de bekende olielamp. De derde, een manspersoon, draagt een lantaarn waarin men  een kaars brandt en nummer vier is weer een vrouwfiguur met een gloeidraad van onze vroegere gaslamp”.

“Het voormalige Koninklijke Paleis op de Meir werd in 1745 in opdracht van de rijke koopman Joan Alexander Van Susteren. In 1811 wordt het gekocht door Napoleon en onder zijn ‘bewind’ wordt het paleis opgesmukt, onder meer met Franse Empire-meubelen. Nadat Napoleon verdreven was, kwam het paleis in handen van de Hollandse koning Willem I.

Toen ook het Hollands bewind ten val kwam, kwam het paleis onder voogdij van het Belgische Voorlopig bewind. Sindsdien ontvingen de Belgische vorsten talloze gasten in het gebouw. Leopold II liet er onder andere een grote spiegelzaal bouwen. Koning Albert I verbleef er kort tijdens WOI. In 1969 droeg koning Boudewijn het gebouw over aan het ministerie van Cultuur. Sinds 2004 heeft Erfgoed Vlaanderen het onder zijn hoede. Dat startte een grootscheepse renovatie-operatie. Men kan het  gaan bewonderen als monument, maar men kan er ook terecht voor een reep chocola of een kop koffie, want op het gelijkvloers zijn er de winkel van The Chocolate Line en een koffie- en theehuis”.

Ter hoogte van het nummer 59 op de Meir verteld onze gids: “Een Duitser startte in 1865, in de Lange Klarenstraat, een zijstraat van de Meir, een voedingsmiddelenbedrijf. Hier op het nr 59 was tot 1960 de administratie gevestigd van de firma Cie. Liebig. In 1911 werd het gebouw opgetrokken met twee verdiepingen voor meer kantoorruimte. Vervolgens werd in 1947 nog een verdiep bij gebouwd. Nu is op het gelijkvloers een “Sportsnaff” zaak gevestigd”. We stappen verder terwijl Greet vertelt: “vroeger, meer dan nu, noemden de bevolking Antwerpen ‘de koekenstad’, vanwege de vele koekenfabrieken in Antwerpen, nabij het treinstation. De Beukelaer en Parein waren daarvan de bekendste. De koeken die gebroken waren en niet meer konden verkocht worden werden in het station uitgedeeld”.

“Op 7 oktober 1914 kondigt Duitsland bombardementen aan als Antwerpen zich niet overgeeft. Het veldleger trekt zich terug over de pontonbruggen aan het Steen en in Hoboken/Burcht. Een dag later is het zover. Een zeppelin bombardeert Antwerpen. Er vallen Duitse granaten op de stad. De aanval is gericht op burgerdoelwitten. Meer dan 100 000 mensen slaan op de vlucht. Diezelfde dag nog trekken Louis Franck en burgemeester Jan De Vos naar Kontich. Daar wordt het verdrag ondertekend: Antwerpen geeft zich over. De toenmalige burgemeester Jan De Vos liet witte gekartelde vlaggen op de daken van de panden plaatsen die niet gebombardeerd mochten worden”.

“Het handelspand in art-nouveaustijl op de hoek van de Meir en de Lange Klarenstraat dateert uit 1913. Voor dit project werd een hoekpand  uit de vroege 19de eeuw gesloopt, destijds het café-pension “A la Vue du Palais”.  Van dit type vastgoedprojecten werden er tijdens het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog meerdere opgetrokken op de Meir. Voornamelijk werden deze herenhuizen gebouwd voor rijke Duitsers. Nu is er een schoenwinkel gevestigd. Daarvoor had Disney hier een bijhuis van kleding voor kinderen”.

Greet toont ons foto’s van een omgebouwde Minerva. –“Onze eerste gepantserde wagens met Hotchkiss machinegeweren. Vanaf augustus 1914 waren er al twee exemplaren ter beschikking aan het Belgische leger. Tot de Belgen zich na de val van Antwerpen terug trokken achter de IJzer, had men er niet veel meer aan. De voertuigen werden uitgeleend aan het Oostelijk Front. Ook de SAVA (slechtste auto van Antwerpen) is een Belgisch automerk dat werd geproduceerd in Berchem. In 1923 werd het merk overgenomen door Minerva. Een befaamde Antwerpse luchtvaartpionier, Jan Olieslaegers werkte bij Minerva. Hij was schrijver,  kunstenaars en durfal die in Antwerpen de oorlog meemaakten en het vluchtelingenprobleem. Een van de eerste Belgische piloten”. Ik lees in de oorlogskrant het “Belgisch Dagblad” van “Woensdag 22 september 1915” het volgende bericht: ‘Jan Olieslagers boven Brussel. (Van onzen Brusselschen correspondent.) Zondag laatst stond gansch Brussel in rep en roer bij het hooren van geweerschoten en kanongebulder. In blijde verwachting zag iedereen in het Westen…. Een Belgische aeroplaan zweefde hoog in de ijlte, zweefde over Brussel, van het Westen naar het Oosten, tot aan den rand van het Zonienbosch en keerde over de warande van Woluwe naar de stad terug om dan in de richting van Sinte Agatha’s Berchem, in het Westen te verdwijnen, ongerept en ongeschonden. De stoutmoedige vliegenier, die den Brusselaars uit naam van het Belgisch leger kwam begroeten, was niemand anders dan de Duivel van Antwerpen, luitenant Jan Olieslagers. Het bezoek had plaats in vollen middag, te 3 ure. Vooral op de laan van Tervueren en in de warande van Woluwe heeft de vliegenier dagbladen, vlaggetjes en strooibriefjes uitgeworpen. Hoewel de Duitschers er snel achter waren, werd menig vaderlandsch papier zorgvuldig weggestopt en tusschen vier muren gelezen. In de week die dezen beroerden Zondag voorafging was een ander vliegenier der bondgenooten over de bezette hoofdstad komen zweven. Zulke bezoeken zijn den Brusselaars hoogst aangenaam. Zij monteren er de zwakkelingen op en versterken het vertrouwen bij de mannen van de daad’.

“Het boerentorencomplex bestond tijdens WOI niet. Met de bouw van de boerentoren werd gestart in 1929. Waar nu het complex, boerentoren en Grand Bazar is, was een wijk die door een zeppelin werd plat gebombardeerd door twee bommen”.

“In het voormalig Bisschoppelijk Paleis zetelde de Duitse krijgsraad. Nu zetelt het Provinciaal Bestuur in het gebouw. In het gebouw ernaast logeerde Napoleon tijdens zijn bewind. Het was een hotel toentertijd. De O.L.Vrouwekathedraal bleef gespaard. Er hing trouwens een witte vlag op de toren”. 

“In het pand op de Ruien nr 5 werden de plannen gemaakt door de Duitsers. Hoe de stad er zal uitzien als ze helemaal in hun handen zou vallen. Postduiven speelden een grote rol tijdens de Groote Oorlog. Omdat een duif steeds naar haar thuishok terug vliegt en door haar hoge vliegsnelheid werden naar schatting meer dan 100 000 duiven gebruikt voor het overbrengen van boodschappen. In Brussel werd een monument opgericht ter ere van de militaire duiven en hun verzorgers uit WOI”.  

Het laatste aspect sluit aan bij het eindpunt van de wandeling: Bij het Steen lag tijdens WOI een pontonbrug. Via deze brug kon de Versterkte Stelling Antwerpen voldoende worden bevoorraad en kon de stad ook snel worden ontruimd. Nog twee andere pontonbruggen lagen verderop, langs waar soldaten en burgers Antwerpen konden ontvluchten. De pontonbruggen werden bij de overgave van Antwerpen op 9 oktober 1914 opgeblazen. In oktober 2014, 100 jaar later, wordt er weer een pontonbrug gebouwd en krijgt ‘iedereen’ de kans om in de voetsporen van de vluchtelingen te treden. De Nederlandse genie komt de brug helpen leggen. De brug komt van… Duitsland.

Het is één uur als Greet afscheid neemt. Ze wordt zelfs emotioneel als ze de laatste woorden zegt. “De Spaanse griep heeft meer levens gekost dan de vier jaar Grooten Oorlog”.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Stad Antwerpen maakt reclame met de slogan: ’Antwerpen bouwt bruggen. Wandel mee over de brug op 3, 4 en 5 oktober 2014’. Via Sodipa bestellen we kaartjes voor zaterdag 4 oktober ’s morgens 09:00 uur. Het is druk vanaf de Grote Markt als we er om 08:00 uur toekomen. De Horeca zet net tafeltjes en stoeltjes buiten voor de hongerige en dorstige toeristen. We wandelen langs de drukke Ruien tot bij het Steen. Er heerst chaos. Een drukte van belang. We stappen tot op het Noorderterras van het Steenplein. Een mensenmenigte schuift aan bij de pontonbrug. De aanleg van de ‘Vredesbrug’ is een technisch huzarenstuk en een sterk voorbeeld van Belgisch-Nederlandse militaire samenwerking. Een realisatie van heden en  verleden. Men hoopt bovenal voor de vele tienduizenden bezoekers een unieke belevenis. De bouw van de brug werd uitgevoerd door het 11de Belgische Geniebataljon uit Burcht en 105de Compagnie Waterbouw uit ’s Hertogenbosch. Ze meet 370 meter lang en 8,12 meter breed waarvan 4,10 meter voor de rijweg. De brug wordt op zijn plaats gehouden door 15 à 20 pontonboten met draaiende motor. Tegen de stroom op. Ze verspreiden een benzinegeur die ik nog herken vanuit mijn legerdienst. Belgische en Nederlandse vaandels wapperen in de wind. De brug moet regelmatig open kunnen om de scheepvaart door te laten. Een ‘peloton’ toeristen wordt over de pontonbrug geloodst. Het gaat tergend langzaam. Er wordt vaak halt gehouden op de brug voor foto’s en een praatje met de militairen. Dat is niet naar de zin van de inrichters. Er wordt omgeroepen om vooral niet te blijven stilstaan en rustig verder te wandelen. Niemand heeft er oren naar.  

Om half negen staan wij op de afgesproken plaats. Ondertussen krijgen sommigen het slechte nieuws te horen. Verschillende overtochten worden geannuleerd. Er wordt nog meer omgeroepen, maar door het rumoer kunnen we het niet verstaan. Aanschuiven en wachten. Als er nu al chaos is, wat moet dat dan 100 jaar geleden geweest zijn toen honderdduizend vluchtelingen over de brug wilden? Kinderen worden het snel moe en worden lastig. Wij schuiven rechts van het Steenplein aan. De ‘kolonne’ van links mag eerst over de Vredesbrug. Waarom niet afwisselend links en rechts? Het is voorbij tien uur als wij over de pontonbrug wandelen. Eén uur later dan afgesproken. Nogmaals wordt er gevraagd geen foto’s te nemen. En per vier naast elkaar te wandelen. De stank van benzine prikkelt de neusgaten. Er wordt toch nog massaal gefotografeerd. Al dan niet met de militairen die langs de zijkant in rusthouding staan. Ze vinden het een welgekomen afwisseling.

Een kleine vijftien minuten later staan we op Linkeroever. Hier zijn tal van activiteiten voor jong en oud te beleven. Eet- en drankkramen worden net open gesteld. Tafels en stoelen nodigen uit. Vlakbij horen we de Dixieland Jazzband spelen. Het poëzieparcours leidt ons langs twintig grafzerken met gedichten van ‘war poets’. Een ‘pop-up’ bookstore van Mas-shop biedt boeken aan met het thema WOI. Aan de overzijde staan militaire attracties met een klimmuur en ontmijningsstand. Militaire voertuigen worden tentoongesteld. Ze zijn mooi opgeschilderd. Borden geven de nodige info. Het meeste volk staat bij de tanks. De Albert I-bus vertelt de geschiedenis van het Belgische leger en koning Albert I tijdens de Grote Oorlog. We drinken nog een verfrissing voor we langs de voetgangerstunnel naar rechteroever wandelen. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten   Foto’s: Rina Meurs. Bron: Gazet van Antwerpen.








02-03-2015 om 13:32 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
23-02-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mastenbos tijdens WOI

Via het Dienstencentrum “ ’t Bruggeske” vernemen we dat het: “Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) enkele jaren geleden een bijkomend stukje bos aankocht in Kapellen. Het situeert zich tussen de Kalmthoutsesteenweg en spoorlijn 12. Dat stuk, dat aansluit bij het Mastenbos, is niet alleen natuur van de bovenste plank, maar de groene pracht herbergt ook een onvermoede erfgoedschat: een volledige Duitse loopgravenlinie uit 1917 met talrijke bunkers. In het hele Mastenbos gaat het om maar liefst 4,8 km loopgraven. In januari 1918 kreeg de Duitse piloot Leutnant Josef Zimmermann de opdracht om de volledige grensverdediging in de provincie Antwerpen te fotograferen. De foto’s verdwenen na de oorlog in dossiermappen en raakten vergeten. Bijna 100 jaar later, tijdens onderzoek van de Gentse Universiteit en het Koninklijk Legermuseum, doken 53 foto’s uit de reeks op. Een grondige inventarisatie op dit terrein leverde 476 bewaarde militaire relicten op, vooral bunkers en loopgraven. Hun aantal, diversiteit en goede bewaringstoestand zijn uniek voor België en maken van het ensemble een uitzonderlijk stuk militair erfgoed. Na de oorlog bleven de Belgische en Duitse bunkers enigszins verweesd achter. Maar tot vandaag is deze linie volledig bewaard gebleven.                     

In de context van de herdenking van WOI nam ANB het initiatief om samen met de provincie Antwerpen en de gemeente Kapellen dit bos uit te bouwen tot een toegankelijkheid voor het publiek. Dit bezoek is onder begeleiding van een gids, de wandeling duurt anderhalf tot twee uur. De gids vertelt over de loopgraven, de bunkers en WOI, maar ook over de natuur in het Mastenbos. Geïnteresseerd schrijven wij in, samen met Paula en Hubert. Dinsdag 25 november 2014.   

De bunkers in de onmiddellijke omgeving ogen op het eerste zicht nieuw. Alleen de nieuwe picknicktafels plaatsen ons terug in het heden. De bomen hebben al talloze bladeren laten vallen, maar er hangen er nog veel aan. De kleuren bruin en geel domineren het weinige groen op de grond. Nieuwe infoborden vertellen in het kort wat er te zien is: “Het 175 hectare grote Mastenbos is een zeer aantrekkelijk domein omdat het bestaat uit een mooie afwisseling van bos, heide, hooilandjes en jonge bosaanplantingen met elementen van een oud landschapspark. Sommige bunkers zijn uitgerust met een speciaal invlieg gat boven de ijzeren deur. Het is een geliefde overwinteringsplaats voor vleermuizen tussen oktober en maart. Bestrijding van exoten als rododendron, Amerikaanse vogelkers en Amerikaanse eik zorgen voor een mooi inheems bos”.  

Om 14:00u stipt begint onze gids (Louis) te vertellen: “De Duitse bezettingsmacht in België wantrouwde de Nederlandse neutraliteit. Ze vreesden voor een geallieerde invasie vanuit het noorden. Daarom begonnen ze in 1916 te bouwen aan een grote verdedigingslinie in het grensgebied met Nederland”.  Met 17 staan we in een halve cirkel bij de verteller. Iedereen is muisstil. Kaarten en foto’s in beschermplastiek worden in de hoogte gehouden. Zijn stem is duidelijk te horen en te verstaan. Niemand wil iets missen, want deze site is uniek. Ook onze gids is daarvan bewust en hij begint zijn relaas over de forten rond Antwerpen.  Een half uur later onderbreekt hij zichzelf en excuseert zich, dat hij zo uitgebreid verteld.

Achter onze gids stappen we naar de dichts bijgelegen Commandobunker. Deze bunker is toegankelijk gemaakt en bevindt zich achter de linies en was oorspronkelijk via loopgraven verbonden met de andere bunkers. Eens afgedaald in de bunker staan we in een centrale ruimte. Drie trapjes leiden ons individueel naar een observatiekoepel. Daarin zit een gat voor een periscoop en een kleine kijkgleuf. Beide kon je vroeger afsluiten met gepantserde schuifluiken. Louis vertelt: –“ De reden van deze bunkers was om een verdediging tegen een eventuele geallieerde aanval vanuit het neutrale Nederland te stoppen. Een inval vanuit Nederland is er nooit gekomen, wellicht ook door de afschrikkende werking van deze aangelegde Duitse stelling. Een vijftiental Duitse bunkers werden gegoten in gewapend beton. Hun voorzijde was gemiddeld één meter dik, de achterzijde veertig tot vijftig centimeter. Vaak was het dak extra bewapend met spoorweg- of tramrails. De kleine toegang was afgesloten met een tweeledige deur zodat het bovenste deel open kon wanneer puin het onderste deel zou blokkeren. Deze deuren  verdwenen en in 1943-1944 werden de ingangen op bevel van de Duitse bezetter dichtgemetseld”.

Verder werden er zorgvuldig betonspatten aangebracht. Die afwerking had een camouflerende bedoeling. Het bobbelige patroon moest de bunker onttrekken aan de zoeker van vijandelijke vliegtuigen. Vier bunkers werden toegankelijk gemaakt voor het publiek. Ze belichten vier verschillende aspecten van de verdediging. De niet opengestelde bunkers werden waar mogelijk vrijgemaakt en ingericht als overwinteringsplaats voor vleermuizen. Louis vraagt uitdrukkelijk om zo stil mogelijk voorbij de bunkers te gaan. We bezoeken achtereenvolgens een machinegeweerbunker die het hele gebied tot fort Ertbrand overschouwde. De volgende is een kanonbunker die samen met een tweede, gelijkaardig exemplaar de hele zone tussen de forten van Ertbrand en Brasschaat verdedigde. –“Maar”, vertelt Louis: “Er werd hier geen schot gelost”. De derde bunker is een rechthoekige manschappenbunker, de grootste in zijn soort. Hij bestaat uit een ruimte om te schuilen en heeft alleen aan de achterkant twee ingangen. De binnenruimte was louter praktisch ingericht, met een nis voor een kacheltje bij elke ingang. Aan elke bunker kan Louis iets unieks vertellen. De loopgraven werden bovenop de grond gebouwd. Daarvoor eisten men burgers op in Kapellen. Zij bouwden de eerste linie, onder dwang. De binnenzijde werd ondersteunt met balken, planken en golfplaten. De loopgraven lopen zigzag tussen de bomen. Langs houten vlotten en bruggetjes belanden we na zo’n 180 meter achter de eerste loopgraven bij de tweede linie. De gebogen wal met drie bunkers zou in het geval van dreiging snel verbonden worden met andere versterkte punten uit de tweede linie. Hier konden de soldaten tot rust komen als ze van het front (eerste linie) kwamen. Een oude zandwinningput en een ven kregen een amfibievriendelijke inrichting. De vijver, hier in het zuidelijke deel van het bos, gonst van het insectenleven en is daardoor zeer aantrekkelijk voor vleermuizen.

Het was een heel educatieve namiddag. Twee uur heeft de gids ons in de ban van WOI gehouden. Bedankt voor het initiatief. Deze site is eveneens individueel te bezoeken. We komen zeker nog eens terug met familie en/of kleinkinderen.

Tekst: Luc Verschooten    Foto’s: Rina Meurs






23-02-2015 om 11:15 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
16-02-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herfst in Ossendrecht
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Dinsdag 28 oktober 2014. De voormiddag is mistig en fris. Na de middag klaart het op en komt de zon tevoorschijn. Bij een zachte temperatuur van 14°C rijden we naar het noorden. We gaan onze eerste boswandeling van het seizoen maken om te genieten van de eerste herfstkleuren. Over de grens, voorbij Zandvliet, bevinden we ons in de Brabantse Wal. Een waardevol natuurgebied met een oppervlakte van verschillende hectaren. Lucy (GPS) loodst ons naar de parking “Natuurpoort de Volksabdij”, in de Onze Lieve Vrouw Ter Duinenlaan te Ossendrecht. Als blikvanger heeft ‘Natuurpoort’ een metalen sleutel naast de weg geplant. Een reusachtige sleutel van de poort. Deze site maakt deel uit van het netwerk van Brabantse Natuurpoorten, waarvan het netwerk nog wordt uitgebreid in 2016 met 30 locaties. Bij de parking bevind zich Restaurant de Blauwe Pauw met een groot terras en kinderspeeltuin. Nieuw zijn een vlinder idylle en bijenkast. Idylles, percelen in het buitengebied variërend tussen een halve en twee hectare, worden ingezaaid met inheemse bloemenmengsels. Stroken met wilde planten waarlangs vlinders zich kunnen verplaatsen. Zo ontstaat in wegbermen en langs fietspaden een leefgebied voor vlinders en tevens voedselrijke plekken voor bijen. Deze idylles zijn een prachtig leefgebied voor vlinders en bijen.

Aan de overzijde van de parking staat de voormalige Volksabdij te schitteren in de zon. Ze werd ingezegend op 14 september 1936. Aanleiding voor dit alles was de economische crisis eind jaren twintig van vorige eeuw, die in de Zuidwesthoek van Brabant veel armoede en werkeloosheid bracht. Kapelaan Flor van Putte trok zich het lot aan van het steeds maar groeiende aantal werklozen, en begon in 1928 vanuit het parochiewerk in Ossendrecht activiteiten voor de werkloze jongeren op te zetten. Men begon aan de bouw van een jeugdhuis. Onder deskundige leiding leerden de jongens een stiel in de bouw. Anderen werden dan ingezet bij het graven van vijvers, het ontginnen en bebossen van het terrein en het aanleggen van parken en wegen. De abdij groeit met de jaren. De Tweede Wereldoorlog stak echter stokken in de wielen. De abdij werd een noodziekenhuis voor zieken en bejaarden.                

In december 1945 kwamen in de gebouwen en barakken de jongens van 12 tot 14 jaar wiens ouders politiek delinquent waren. Maar eveneens door de rechter geplaatste kinderen kregen hier onderdak en werd de abdij een internaat. In 1982 sluit het internaat en functioneert de abdij als bezinningscentrum tot 2002. Vanaf dan is de Volksabdij bezig te moderniseren en wordt er gewerkt om service en gastvrijheid te geven. De kamers worden gerenoveerd zodat het hotel nu 35 abdijkamers bevat waarin de authentieke atmosfeer bewaard is gebleven. Sinds 2012 staat hier een nieuwbouw van een school. In een tentoonstellingsruimte wordt, via foto’s en tekst, het verleden en heden verteld van de Volksabdij. De receptie is ondergebracht in restaurant De Blauwe Pauw.

Hier is het startpunt van 2 wandelroutes door de natuur. ‘Wandelpad Abdij’ van 2,5km en ‘Wandelpad Pauw’ van 5km. Wij kiezen voor het tweede traject en moeten slechts houten paaltjes volgen met de afbeelding van een witte pauw op een blauwe achtergrond. Groene bladeren domineren nog steeds de bomen. Hogerop worden ze dan geel om bij de kruin van de boom volledig bruin te worden. Er liggen al een massa dorre bladeren op het pad. Tijdens de gure wintermaanden beschermt deze bladlaag de bodem tegen koude en slagregens. Na de winter remt deze laag de uitdroging van de bodem en de ontwikkeling van onkruid af. Uiteindelijk zorgen de volledig verteerde resten voor extra voeding die door de planten wordt opgenomen. De kleine blaadjes van de populier dwarrelen elegant naar beneden. Naast wandelen kan men hier mountainbiken en als ruiter het gebied verkennen. Wortels van bomen groeien bijna bovenop de wandelpaden. Als we niet uitkijken struikelen we. De  rododendron groeit hier overtollig en zal tijdens de lange wintermaanden al het groen overheersen. Er moeten nog veel bladeren vallen. Eens het begint te vriezen gaat het sneller. Vannacht worden nog temperaturen voorspelt van 11°C. Het is even wennen aan de wandelpaaltjes met logo. Er wordt nooit vooraf bekend gemaakt als je moet afslagen. De paaltjes staan steeds achter de hoek. Al dan niet duidelijk zichtbaar. Het is dus bij elk kruispunt aangeraden scherp links- en rechtsaf te kijken. Voor je het weet loop je verloren. Sommige paden zijn heel modderachtig. Zelfs met stevig schoeisel is het uitkijken dat je niet tot je kousen wegzakt. Het is nochtans al enkele dagen droog gebleven. Ons Rina houdt van het groene mos. De grond ruikt naar rotte bladeren en natte aarde. De zonnestralen tussen de bomen zorgen voor unieke foto’s. In de zijbermen vinden we af en toe mooie paddenstoelen. We zoeken telkens de vliegenzwam. Hij laat zich echter niet spotten. De grond is er misschien niet geschikt voor. De varens tussen de bomen zijn nog groen. Het bos heeft een mengeling van loof- en dennenbomen. We zijn ondertussen ver weg van drukke banen. Hoog boven ons horen we de standvogels zingen. Na het bladerdek op het wandelpad is het de beurt aan dennennaalden en –appels. In verschillende soorten en maten. We blijven stokstijf staan als we voor ons, een meter of tien, drie of vier vinken op het pad zien zoeken naar zaadjes of kleine insecten. Als we proberen te naderen vliegen ze tussen de bomen weg.

De Brabantse Wal is heuvelachtig en dat ondervinden we al snel. Het wordt klimmen en dalen. We krijgen het er warm van. Als we verder het bos binnendringen wordt het muisstil. We wanen ons tijdelijk alleen op de wereld. Hier vinden we nog modderpoelen. Het water dringt de grond niet meer in. Een van de bosvijvers die we langs wandelen is groen geworden van de algen. ‘Jeugdvisvijver H.S.V. Het Spanjooltje Woesdrecht’. De visvijver werd officieel geopend op 28 september 2005. Aan de overzijde horen we tientallen kinderen roepen en krijsen. Hoewel het herfstvakantie is worden kinderen opgevangen, zodat de ouders kunnen blijven werken. Na de vijver volgt een open plek. Aan de wortels te zien werden hier een klein honderdtal bomen gerooid. Twee of drie dennen is men vergeten. Hopelijk worden er nieuwe geplant. We zien geen wandelpaaltje, dus stappen we rechtdoor. Een breed omgewoeld modderig pad ligt voor ons. Een tractor met oplegger heeft hier af en aangereden om de bomen op te laden. Moeten wij hier echt door? Ik zie nergens anders een paaltje en we beginnen aan onze tocht door het modderig pad. We lopen zoveel mogelijk in het spoor van de banden. Alleen als er water in staat zoeken we een weg tussen de bomen. De onzekerheid weegt het zwaarst. Lopen we juist of niet? In de verte rijdt een tractor voorbij ons pad. De boosdoener. Aan de T-splitsing zien we geen bordje staan. Linksaf kunnen we niet. Een grote bulldozer laadt zwarte bosgrond op de oplegger van een zware tractor. Rechtsaf dan maar. Bij een houten bareel, die een zijpad afsluit kunnen we zitten en een kopje koffie drinken. Rechts van ons modderig pad staat een wandelpaaltje, maar zonder logo. Het is toch al iets. Welke wandeling we nu doen is ons compleet een raadsel. Een alternatief hebben we niet. Ons pad blijft modderig. Alles is stuk gereden door de zwaar beladen tractor.

Na enkele minuten blijkt dat we nog steeds op onze “Pauw” wandeling stappen. We hebben eveneens een moddervrij pad. Meer moet dat niet zijn. Nu eerst valt op dat dit bos door de natuur is gevormd. Momenteel stappen we door een dennenbos. Een tapijt van naalden dempen onze stappen. Dan vinden we toch onze rode paddenstoel. Met enkele witte stippen. Het blijft klimmen en dalen. De paden worden smaller. Achter elkaar moeten we verder. Tussen de dennen groeien de sierlijke berkenbomen. De berken domineren een stuk bos. Hun wit grijze ranke stam kaarsrecht de hoogte in. Naar mijn gevoel is het niet ver meer. We horen opnieuw wagens rijden. Op het volgende T-stuk weer geen wandelpaaltje. We veronderstellen dat we linksaf moeten. Zeker zijn we niet. Gelukkig komt een ouder koppel ons tegemoet. We vragen naar restaurant “De Blauwe Pauw”. Ons zesde zintuig werkt optimaal. Enkele minuten later zitten we aan een tafeltje van het restaurant met een streekbiertje. Een Stout bier dat voor het eerst gebrouwen werd in Londen heeft een diep donkerbruine, tot zwarte kleur. Door zijn branderige bittere smaak heb ik er na enkele slokken al genoeg van. We hebben er zelfs honger van gekregen. Tot schrijfs.                                           Tekst: Luc Verschooten    Foto’s: Rina Meurs.


16-02-2015 om 09:16 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
>> Reageer (0)
09-02-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dodendraadroute Heide-Kalmthout-Essen

Fietsknooppunten: 25-80-89-37-30-81-24-14-23-82-58-70-71-75-71-72

Zondag 24 augustus 2014. Het is net half acht geweest. De zon schijnt zoals de weerman gisteren beloofd heeft. Voor het moment is er geen wind. Maar of het de hele dag zo gaat blijven? Daar heb ik mijn twijfels over. Alles is nat van de ochtenddauw. De temperatuur wijst buiten 13° Celsius aan. Volgens Frank wordt het beslist 20° Celsius met een wolkenloze hemel. De lucht is momenteel helder blauw. Meer moet dat niet zijn.

We parkeren de auto, op de parking, naast de sporen van Heide-Kalmthout. Essen en Nieuwmoer verkeerden tijdens WOI in een bijzondere situatie. In april 1915 besloot de Duitse legerleiding om België hermetisch af te sluiten van Nederland door middel van een elektrische draadversperring. Omwille van de grillige loop van de noordelijke landsgrens werden Essen en Nieuwmoer afgesneden en liep de versperring volledig over Kalmthouts grondgebied. We fietsen vandaag langs enkele vergrote foto’s uit WOI. De authentieke opnames schetsen een beeld van het dagelijks leven ten tijde van deze gruwelijke periode. Hier op de parking vinden we fotodoek 17. We lezen: “Dennenbossen. In het najaar van 1917 werden in opdracht van het Duitse leger de meeste dennenbossen in Heide en Kapellenbos gerooid. De boomstammen werden op de los- en laadkade aan het station van Heide verzameld, op maat gezaagd en op de trein geladen. De geladen wagons werden eerst richting Essen getrokken en vervolgens gekoppeld aan de trein richting Antwerpen. Begin 1918 was veel van het bruikbaar hout uit onze dennenbossen verdwenen en stelden veel eigenaars vast dat hun bos verdwenen was”.

Vervolgens gaan we tot bij het stationsgebouw, waar fotodoek 16 hangt: “De Duitsers hadden de spoorweg volledig in handen. Een aantal soldaten was belast met de bewaking van het station in Heide. Deze oudere ‘Landsturmers’ waren gezien hun leeftijd niet meer geschikt voor het frontleven. Ze stonden onder andere ook in voor het politietoezicht in de gemeente, het postverkeer en voor het onderhoud van de elektrische draad. Ze verbleven in de omliggende hotels. De gemeente Kalmthout betaalde 1,25 frank per soldaat voor hun kost en inwoon”.

Het stationsgebouw van Heide werd in gebruik genomen in 1897. Een gedeelte werd na renovatie een Brasserie-restaurant. Op het terras vooraan zitten enkele wandelaars en fietsers te genieten van het zonnetje. Er is nog een loket aanwezig in het station. Er hangen enkele oude vergrote foto’s van het station aan de muren. Spijtig, er staan geen jaartallen bij. Terug buiten worden we geconfronteerd met het “monument van de Erkentelijkheid” dat voor het station werd geplaatst voor de bevrijders van Kalmthout in 1944. Het kleine monument, aan de overzijde, op het groene plein met bomen is van Moeder Kee (Anna Cornelia Teysen). Ze werd geboren in 1859 en runde de herberg ‘Cambuus’ aan het eind van de 19de eeuw. Het was toen niet meer dan een houten barak, doch menig kunstenaar heeft er overnacht. De houten keet voldeed tot in 1920. Moeder Kee stierf in 1937. Het hoge standbeeld werd ingehuldigd in juni 2012.  

Gazet van Antwerpen geeft dit jaar verschillende oorlogskranten uit van WOI. Regelmatig lezen we kleine artikelen over “Den dodendraad”. Ze zijn gelukkig niet van deze regio, maar wil er toch de gruwel niet van onthouden. Ik lees:  “De Belgische Standaard” van “Zondag 24 en Maandag 25 Oktober 1915”. ‘Aan de grens: De belg Siméon uit Vlijtingen, die in den nacht van 12 op 13 Oktober door de Hollandsche grenswacht bij Oud-Vroenhoven aangeschoten, en zwaar gewond naar het gasthuis van Maestricht werd overgebracht, bevindt zich nog steeds in zorgwekkenden toestand, hoewel herstel niet uitgesloten is. De man trachtte een partijte bloem en wat zeep uit te voeren’. “Den Dodendraad” spaarde niemand. Ik lees het volgende in dezelfde krant: ‘In den electrischen draad bij Oud-Vroenhoven werd het lijk gevonden van een man. Aanstonds bedekten de Duitschers het met een zak, een sterke wacht werd bij het lijk geplaatst, in afwachting van militaire overheden. Men vermoedt dat de ongelukkige een Duitsch deserteur is. Zekerheid omtrent den persoon kon niet worden verkregen’. Ook in “Klinge” gebeuren ongelukken met “Den Draad”: ‘Dinsdagnacht vond een Nederlandschen soldaat, die op wacht stond nabij het Belgische station Klinge, den dood door aanraking met den electrischen draad. Het slachtoffer is een Fries, genaamd Oberman, vader van twee kinderen’.

We rijden voorbij de St-Jozefschool in de Guido Gezellelaan. De vrije Gesubsidieerde Basisschool van Heide dateert uit 1930. Links en rechts van ons groeien nog loofbomen. Onder het bladerdek is het nog fris. Het fietspad is nog kletsnat. Af en toe vallen er nog dauwdruppels naar beneden. De zon krijgt geen kans om met zijn warme zonnestralen door het bladerdek heen te dringen. We fietsen de Withoefse Heide in. Het gebied kreeg die naam van de laatste hoeve die hier stond in 1780. Toen eigendom van de abdij van Tongerlo. Dit natuurgebied vormt de bufferzone voor de Kalmthoutse Heide en is onder begeleiding van een gids te bezoeken. Het is voornamelijk een bosrijk gebied, maar men vindt er toch ook de plaatselijke heide. Langs een smal grindpad gaat het rechtdoor. De steentjes springen onder onze banden alle kanten op. Naast het pad is het modderig en is zeker geen alternatief om te fietsen. Je schuift er gemakkelijk op uit. Een infobord heet ons welkom in het natuurreservaat Kalmthoutse Heide. Het gebied strekt zich uit tot over de Nederlandse grens. Het uitgestrekte Kempische heidelandschap is samengesteld uit, duinen, heidevelden, bossen, vennen en weilanden. Op dit stuk van Kalmthout hebben we nog nooit gefietst. Kraaien en roeken zijn de enige vogels die we horen. We houden halt bij “De Vroente”, gelegen aan de rand van het Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide. Hier bevindt zich het centrum voor natuur en milieu, Dienst Toerisme en in het bijenmuseum kan je de evolutie van ei tot insect beleven. Vooral de doorzichtige bijenkassen trekken enorm de aandacht. Vanaf hier begint ook de striproute. Suske en Wiske staan rug aan rug op een boomstronk. Ze wachten op de goede fee die hen, net als Pinokkio, levend zal maken. Het is geen toeval dat onze striphelden hier staan. Willy Vandersteen woonde en leefde in Kalmthout van 1966 tot aan zijn dood in 1990.

Bij het kanon lezen we de info: “Dit uniek en zeldzaam oorlogsmonument is een origineel 90mm luchtafweerkanon. Eén van de kanonnen die op het einde van de Tweede Wereldoorlog stonden opgesteld aan de Kalmthoutse Heide. Kalmthout herdenkt hiermee de geallieerde soldaten die tijdens de winter van 1944-45 dit afweergeschut bemanden.   Het kanon maakte deel uit van het ‘anti flying Bomb command Antwerp X’ onder bevel van de Amerikaanse brigadegeneraal Clare Armstrong. De kanonnen stonden opgesteld in een gordel ten noorden van Antwerpen, met als doel het neerhalen van de Duitse V-bommen die afgevuurd werden op de Antwerpse haven en op de stad zelf. Dit luchtafweerkanon is een bruikleen van het Koninklijk Museum van het leger en de Krijgsgeschiedenis. Opgericht als monument in 2008”.

We dwarsen de drukke Putsesteenweg en rijden opnieuw de Kalmthoutse Heide in. Hier staat fotodoek 18: “Mont Noir. De Joodse diamantair Bernsohn had vlak voor de oorlog grootse plannen om in de Kalmthoutse Heide op de Mont Noir een pretpark in te richten. In 1912 begon hij met de aanleg van een spoorlijntje om de toeristen gemakkelijk ter plaatse te krijgen. In 1914 was het lijntje voltooid maar WOI maakte een einde aan al zijn plannen. Zelf vluchtte Bernsohn naar het buitenland”.

We slaan rechtsaf om route 25 te blijven volgen. Vanaf hier zien we de heide bloeien. Andere kleuren zijn er niet meer te zien langs de kant van de weg. Het onkruid staat heel hoog of wordt overwoekerd door de zwarte- of rode braambessen. De Kalmthoutse Heide is een Vlaams natuurreservaat en één van de oudste beschermde landschappen. Bij knppnt 80 stoppen we aan fotodoek 19: “De wijk Kalmthoutse Hoek, nu Essen Hoek, was door den Doodendraad afgesneden van Kalmthout en werd bevoorraad vanuit het station in Kalmthout. Een vracht met meel, zout of andere waren werd met paard en kar langs de Verbindingsstraat naar Kalmthoutse Hoek gebracht. Duitse soldaten controleerden de goederen en staken hun bajonetten in de zakken om de inhoud te controleren en haalden er waren uit voor henzelf”.

De kleuren die boven het gras uitsteken zijn blauwe en oranje nutsbuizen. Ze dienen voor aardolie- en aardgasleiding onder hoge druk. We fietsen vervolgens tussen de grote villa’s. Het zijn statige gebouwen met hectaren grond omheen. De maïs heeft zijn hoogste stand bereikt. Zelfs vanop de fiets zijn de velden niet meer te overzien. Op de weiden liggen de ingepakte rollen hooi te wachten om opgeladen te worden. Nu fietsen we in het zonnetje. Het is eens zo aangenaam.

Ik lees in de oorlogskrant een artikel uit Oost-Vlaanderen, een klein dorpje bij de Nederlandse grens: “Vrij België van Vrijdag 3 December 1915”. ‘Watervliet. Aan den elektrischen draad. Een haas was tegen de elektrische draadversperring aangelopen en door den stroom gedood. Een Duitsche schildwacht, die het beest wilde wegnemen, is eveneens door de elektrische strooming neergebliksemd’. Tot zover het bericht.

We rijden verder op asfalt. Heel wat aangenamer dan grind. Terug tussen bomen die nauwelijks zonlicht doorlaten. Het is druk geworden. Fietsers, wandelaars, joggers, honden die hun baasje uitlaten. En last but not least zijn er de wielerterroristen. Met tientallen zoeven ze voorbij. Roepend en fluitend om plaats te maken. Natuurpunt heet ons:   “Welkom in het Stappersven”. Een deelgebied van het grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide. Vanaf hier maken we kennis met een mozaïek van bos, ontveende moerassen, paarse droge en natte heide. Fotodoek 20 staat bij Parking Zuid: “Keetheuvel. Den Doodendraad liep dwars door de Kalmthoutse Heide. Duitse soldaten bewaakten de versperring vanuit de houten barak op de Keetheuvel. Op het kruispunt van de Verbindingsweg en de elektrische draad was er een bewaakte doorgang. Deze verlaten, bosrijke streek bood aan een aantal durvers de mogelijkheid om door de draad te kruipen door middel van een houten geïsoleerd raampje. Zo werden vluchtelingen en brieven naar Nederland gesmokkeld. Daarbij werden regelmatig Duitse soldaten omgekocht”.

Daarna houden we halt bij de Pluisvenvijver links van ons. Enkele zitbanken nodigen uit om een meegebracht kopje koffie te drinken. Het is hier stil en vredig. We bevinden ons echt in een oase van rust. Zelfs geen eend of gans zwemt in het water. Zelfs het “waterkieken” laat zich niet zien. Aan de overkant van de vijver groeien talrijke berkenbomen. De wit grijze stammen veroverden de heuvel en domineren de volledige oever. We fietsen weer verder op ons asfalt pad in het zonnetje, terwijl we nog steeds knppnt 89 volgen. Rechts in de verte weer talrijke berkenbomen. Een “zee” van wit grijze stammen. Links en rechts is het domein afgebakend met schrikdraad of prikkeldraad. Verderop, meer naar het zuidwesten fietsen we langs de ‘Drielingvennen’.  In de middeleeuwen werd hier turf gestoken. Rechts, tussen de stammen van de bomen zien we het zonlicht in het water van de Stappersvenvijver schitteren. Bij de ingang van het pad naar de vijver staat een infobord. Vanaf hier kan men wandelen tot bij de vijver. Deze waterplas maakt deel uit van het gebied Stappersven-Kalmthoutse Heide en het grensoverschrijdende natuurgebied Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide. Hier staan talrijke stammen van bomen zonder kruin en takken. Een goeie drie à vier meter hoog. Het gebied ontsnapte niet aan de brand van 25 mei 2011. In totaal werd 600 ha natuurgebied in de as gelegd.

Nog een artikel vanaf de grens. De reporter zag er de grap van in: “De Belgische Standaard van Zaterdag 16 Oktober 1915”. ‘Smokkelbaby. Dezer dagen arriveerde aan de grens een vrouw met een kinderwagen, waarin een slapend kindje lag. Bij onderzoek door de grenswacht bleek echter, dat de <lieve kleine> bestond uit meel, rijst enz. Voor het hoofdje zat een masker. Natuurlijk werd de slaap van het teeder wichtje wreed gestoord!’

De Nolse Duinen, waar we nu door fietsen, is een laagveengebied waar ooit veel turf gestoken werd. Vlakbij ligt de ‘Zwarte Duin’, nu de Nolse Duinen genoemd. Links de Biezenkuilen. De naam werd gegeven naar de plantengroei die men in het ven vindt.  Tussen de verschillende loofbomen bloeit weelderig de rode lijsterbes. Weer houden we halt om foto’s te nemen van een heidevlakte die baadt in het zonlicht. Bovenop een heuvel staan zes fel gekleurde korven voor bijen. In de verte staan enkele runderen te grazen. Ik gok op Galloways. Ons Rina trekt er alleen op uit om de beestjes voor het nageslacht vast te leggen. Soms moet men offers brengen. Iemand moet de zware taak op zich nemen om bij de fietsen te wachten. Na enige tijd komt ze licht hijgend terug: “Het was verder dan ik dacht” vertelt ze. “Ook schapen staan daar met tientallen te grazen” weet ze nog te vertellen voor we verder rijden.

Verderop zijn we in het centrum van Hoek. Een klein dorpje van Terneuzen. Onze eerste kapel is op de hoek van de Achterste Hoevestraat en de Verbindingsstraat. Gebouwd in rode baksteen met puntdak. In de nok werd eveneens een beeldje geplaatst. Twee kleine zijraampjes en een houten deur met glas zorgen voor voldoende lichtinval. De kapel is mooi onderhouden maar heeft een sober interieur. Er komt meer bewolking opzetten. Ook de wind laat zich voelen. We rijden de grens van Nederland over en worden onmiddellijk omgeven door weilanden met koeien en paarden. Hier wacht fotodoek 21: “Smokkelen. Om de grensposten te bemannen, werden oudere Duitse soldaten ingezet, of mensen die niet geschikt waren om naar het front te worden gestuurd. Samen met de Nederlandse militairen en douaniers bewaakten ze elke mogelijke doorgang van België naar Nederland. Dit om het smokkelen en het vluchten van kandidaat soldaten tegen te gaan. In grenspaal 247 zie je nog kogelgaten op de plaats waar een smokkelaar van ‘bukvet’ werd neergeschoten. Bukvet was erg gegeerd tijdens WOI”.

Het huis op het infodoek, dat als achtergrond dient voor de twee Duitse soldaten, gelijkt sterk op de woning achter de fotodoek. De gelijkenis is treffend. Mits enige aanpassingen is het natuurlijk mogelijk. Vlakbij, aan de overkant, staat grenspaal 247. Geplaatst in 1843.

Uit de oorlogskrant “De Vlaamsche Stem van 24 Juli 1915” ‘Aan de Nederlandsch-Belgische grens. Men meldt uit Ossendrecht aan de N. Ct.: De Maandag aangeschoten smokkelaar D. is gisternacht aan de gevolgen overleden. De samenkomst aan de grens aan de Duitsche draadversperring is door den Duitschen commandant verboden, men moet dertig meter van de draadversperring verwijderd blijven. De oorzaak hiervan is, dat in de laatste dagen eenige vrouwen trachtten door te dringen, een harer werd j.l. Maandag gearresteerd. Gisternacht is andermaal, tussen Ossendrecht en Santvliet, een man aan den electrischen draad blijven hangen; het lichaam was geheel blauw’. Tot zover het bericht.

We bevinden ons in Noord-Brabant. We rijden het centrum van Huijbergen in. Het dorp behoort tot de gemeente Woensdrecht. Een groot gedeelte van het dorp, waaronder het klooster en de kerk, werd in 1944 verwoest door terugtrekkende Duitsers. Het is braderie en kermis vandaag. Ons Rina is niet te houden. We gaan over de markt nadat we de fietsen bij het klooster hebben vastgemaakt. Grijze wolken pakken zich samen. We gaan nog nat worden. Bij de bibliotheek staan twee legervoertuigen tentoongesteld. Netjes opgeschilderd en gewassen. Er staat zelfs een legerjeep te koop. De luchtmacht viert dit jaar zijn 100 jaar Militaire Luchtvaart. Een vrachtwagen met lange oplegger wordt open gesteld voor het publiek. Vanaf 12 jaar mag je hier met een straaljager Flight Simulator door de lucht zoeven. De jeugd staat massaal te drummen om als volgende aan de beurt te zijn. We wandelen tot bij het voormalige Wilhelmieten klooster waarvan slechts het poortgebouw uit 1610 overblijft. Na WOII werd het klooster heropgebouwd. Het internaat werd gemoderniseerd en omgebouwd tot appartementen. Het klooster werd een museum. Ernaast bevindt zich nog steeds de begraafplaats. Een zerk vermeld de naam: “Toon van Eekeren. Geboren in 1916 en overleden in 1992. Links de grote kapel. Alles is afgesloten. We wandelen naar de tuin aan de achterzijde. Twee grafzerken liggen hier op de keien. De tekst is helemaal verweert en onleesbaar. Het jaartal 1757 is met ijzers uitgebeeld op de gevel. Rechts in de hoek is een school ondergebracht. Een oude waterpomp siert de tuin. Vervaardigd in arduin met bronzen kraan en een zwart geschilderde hendel.

Om 12:10u verlaten we het centrum van Huijbergen. Voor even toch. We rijden door een bebost gebied. Er vallen enkele druppels regen. Als we onze regenjassen aantrekken, is het alweer over. De zon schijnt terug maar de bewolking lost niet op. We volgen nog steeds knppnt 37. Bij een grote manege met aangebouwd restaurant begint de Brabantse Wal. Vroeger was een deel van de Brabantse Wal bedekt met veen. De veenlaag werd weggestoken en gedroogd tot turf. Nu heeft de regio een afwisselend landschap met bossen, kreken, landgoederen en plotselinge hoogteverschillen. We genieten van de vele vergezichten. We slaan rechtsaf en rijden terug het centrum van Huijbergen in. Bij knppnt 37 moeten we knppnt 30 volgen, maar daar is niets van te zien. Knppnt 60 is linksaf en knppnt 31 is rechtdoor. Op het knooppuntenbord hebben vandalen de cijfers weggekrabd. We oriënteren ons door middel van ons plannetje. Rechtdoor richting de molen is de enige optie. Nu begint het pas echt te regenen. We gaan te voet langs de markt tot de kerk. In het voorportaal van de O.L.V. Hemelvaartkerk van 1952 schuilen we voor de pletsende regen.  Na een tijdje regent het iets minder hard en besluiten we verder te rijden tot bij de stenen bergmolen Johanna. Aan het volgende kruispunt hangt een bordje met knppnt 30. Begrijpen wie begrijpen kan. De molenaar is bezig de houten kop van de molen in de juiste windrichting te draaien. We mogen de molen bezoeken. We zijn de enige belangstellende: “De bergkorenmolen ‘Johanna’ (1862) houdt de herinnering levend dat de zoektocht naar energiebronnen al meer dan eeuwenoud is. De molen werd in 1966 door de toenmalige gemeente Huijbergen gekocht, opgeknapt en gerestaureerd. Op 10 mei 1975, nationale Molendag, werd de molen weer in werking gesteld. De molen die nog regelmatig draait, geniet het predikaat ‘rijksmonument’”. In 1999 werd de molen voor het laatst hersteld.

De brochure toont ons dat we op Nederlands grondgebied rijden langs een stuk Belgische grens. Vroeger, tot 1996, was dat duidelijk te zien aan een douanehuisje, een rood wit bareel, prikkeldraad en uiteraard aan een douanier. Vandaag de dag is daar echter niets van te zien. Alleen de grijze grenspaal 246 is de enige stille getuige van het leed dat hier gebeurde. Een infobordje leert ons: “Ieder monument of monumentaal object vertelt zijn eigen verhaal. Deze grenspaal (246) is na de onafhankelijkheidsstrijd tussen België en Nederland in 1843 geplaatst. Op 29 februari 1904 is de originele grenspaal voor de verkeersveiligheid en ter voorkoming van diefstal bij een wegreconstructie neergelaten tot diep onder het wegdek. Precies 100 jaar later, op 29 februari 2004 is de grenspaal weer zichtbaar gemaakt en op korte afstand herplaatst van de plek waar hij eerder werd ingegraven. Het daarbij behorende proces-verbaal is getekend door de burgemeesters van Essen, Kalmthout en Woensdrecht. Op dat –werkelijke grenspunt- is nu nog een roestvrijstalen bus in het asfalt te zien”.  Aan de overzijde van de ‘Weg naar Wouw’ staat de calvarieberg met jezus aan het kruis. Een infobordje van ‘Monumenten en kunst’ legt uit: “Tijdens zijn werk in het landelijke Huijbergen ervoer pastoor Machielse het landschap hier als te wijds en open. Op zijn initiatief is daarom een kruisbeeld gebouwd. De wijding vond plaats in 1934. In 1967 werd een nieuw kruisbeeld gemaakt dat in 1980 zijn huidige plaats kreeg met toevoeging van coniferen en een muurtje. Het kruisbeeld is een herkenningspunt gebleven in het hedendaagse landschap”.

Rechts van ons begint de ‘Wouwse plantage’. Het landgoed is eigendom van de Stichting Behoud Natuur en Leefmilieu van 900 ha groot. Er werden wandelpaden aangelegd en opengesteld, sinds 1987, voor het publiek.

We rijden verder tot knppnt 81, nog steeds omgeven door Brabantse Wal. We verlaten de fietsroute en nemen de verkorting. Het is allemaal loofhout wat we zien. Het is frisjes. Het heeft opgehouden met regenen. Alleen de wind voelen we nog. De zon doet haar best om door de wolkenmassa te breken. Waar we nu rijden heeft het bijna niet geregend.  Onder het bladerdek is het fietspad nog droog. Op de Moerkantsebaan steken we de grens over naar België, langs grenspaal 244, met weidse panoramazichten. Daarna volgt een smal asfalt pad tussen de maïsvelden. We zien nog net de torenspits boven het gewas uitsteken. Langs de Bergsebaan rijden we tot Essenhoek. In de verte kleurt de lucht weer donker. Hopelijk moeten we daar niet door. Voor de St-Pieterkerk van Hoek slaan we linksaf. Op de westertoren wijst de klok bijna twee uur aan. Boven de poort van de kerk is een bas-reliëf aangebracht van St-Pieter met twee sleutels in de hand. “Ik zal U de sleutels van het rijk der hemelen geven”, staat te lezen in een waaier rondom het beeld. Voorbij de begraafplaats rechtsaf. Bij boerderij ‘De Schans’ staan enkele levensgrote kunstwerken tentoongesteld in arduin. Alle info ontbreekt. De boer stelt zijn stallen ter beschikking van de hedendaagse kunst. Hij stelt zijn creaties tentoon in de voortuin om de voorbijganger mee te laten genieten. De Verbindingsstraat brengt ons bij knppnt 14. Aan de mooie kapel van de “Maagd der armen” moeten we naar rechts. In de Rouwmoer voor knppnt 23. We fietsen voorbij de Wildertse Duintjes. Een boscomplex van bijna 60 ha en een geliefde bestemming voor wandelaars, fietsers, Nordic Walkers en mountainbikers. Dan zijn we bij knppnt 82.

We belanden bij het St-Gerardusklooster van de Redemptoristen te Essen-Wildert. De mooie majestueuze kerk en de school dateren van 1908. Gebouwd op de fundatie van een vroegere abdijhoeve. Op de nok van de toren staat het bronzen beeld van het Heilig Hart. We kunnen zelfs de kerk binnen. Een heel donker geval. Alle ramen zijn in loodglas dat het licht tegenhoud. Een mooie grote tekening op de muur achter het altaar met de woorden “Ik ben de verrijzenis en het leven” behoeven geen verdere uitleg. De drie beukige kerk mist een groot orgel boven de inkom. Een kleiner staat naast het altaar.

We rijden door het centrum van het kleine dorp Wildert dat behoort bij Essen.  Langs de spoorweg en de St-Jan de Doperkerk van 1943 tot knppnt 58. We slaan rechtsaf en zien de bakkersmolen reeds van ver. De wieken draaien. De stoomlocomotief laat fluitend van zich horen. Het is een drukte hier. De molen is gebouwd in 1981 en dus vrij jong. Langs het stoommuseum stappen we de bakkerij met winkel binnen. Daarna is de molen aan de beurt. Op het terras van de taverne drinken we een trappist. De kinderen maken een ritje met het stoomtreintje rond de molen. Daarna is de speeltuin aan de beurt.

Het is net 16:00u voorbij als we voldaan de bakkersmolen verlaten. De zon schijnt maar ze kan ons niet verwarmen. 500 meter verder staan onze twee volgende infodoeken. Doek 11  legt uit: “Het lange zwarte gebouw was een verblijf voor de soldaten. De bezetters namen eten, dieren en gebouwen in beslag om er zelf gebruik van te maken. Daar was weinig gevaar mee gemoeid, ver van het front. De bevolking probeerde op goede voet te staan met de soldaten en de magere oorlogsjaren zo goed mogelijk door te komen. Naast de gebruikelijke landbouw werden er massaal tuintjes aangelegd om aan voedsel te komen”. Op fotodoek 12 lezen we: “Toelatingspas. De doorgang tussen Kalmthout en Essen werd 100 jaar geleden verhinderd door den Doodendraad. De Kalmthoutse wijken Nieuwmoer en Hoek waren afgesneden van het gemeentehuis van Kalmthout. Dit bracht heel wat problemen mee voor het verkrijgen van officiële documenten zoals geboorteaangiften en overlijdens. Boeren met grond aan de andere kant van de draad konden enkel met een toelatingspas en na grondige controle van de vracht hun oogst binnenhalen. Elke 100m stond er een Duitse wachter en op ‘den draad’ stond 2000 Volt. Het was dus onmogelijk om door de afspanning te komen. Door de strenge censuur op de brieven en de permanente bewaking was er nauwelijks contact met de mensen achter ‘den draad”.

Drie kilometer verder is knppnt 70. We fietsen weer tussen de hoge maïs en weilanden met af en toe een boerderij. De boer rijdt met de tractor op het veld en keert het hooi. Een vlucht meeuwen cirkelen boven het gedraaide hooi. Na wat gekrijs strijken ze neer om het graan te pikken. Bij knppnt 71 wijken we af om knppnt 75 te volgen. In de Kerkendijk staan we stil voor infodoek 13: “Draadloze zendmast. In de winter van 1917-18 legden de Duitsers beslag op dit weideland behorend tot de hoeve van Jaak Van Den Bergh aan de Kerkendijk. Duitse mariniers werden belast met het oprichten van een vijftig meter hoge, draadloze zend- en ontvangstmast. Een groot aantal epicea’s (fijnsparren) werden afgezaagd. Materiaal en mankracht werd opgeëist om de boomstammen te vervoeren. Aan de voet van de centrale mast werd een loods gebouwd voor de zend- en ontvangstapparatuur en het verblijf van de marconisten”.

Even verder vinden we doek 14: “In den zoeten inval. Heel wat gebouwen werden tijdens WOI ingepalmd door de Duitse bezetter, zo ook de herberg ‘In den zoeten inval’ op het Kerkeneind. De biljartzaal werd ingericht als Passbüro. Hier werden de reispassen verkregen waarmee men zich naar grensgemeenten of naar plaatsen buiten het etappegebied kon begeven”.

Terug naar knppnt 71. Rechtsaf voor knppnt 72. Langs de grote baan rijden we terug naar Heide-station voor onze laatste WOI-doek voor de spoorwegovergang nr 15: “Leegstaande villa’s kwamen in aanmerking voor inkwartiering. Vanaf 1915 werd het ‘Eikenhof’, nu Seniorenresidentie Beukenhof, door de Duitsers opgeëist voor logement van de officieren. De soldaten verbleven in de hotels in de buurt en hadden er kost en inwoon voor 1,25 frank per dag. De hoteleigenaars moesten wel lang op hun geld wachten”. Om 17:00u laden we de fietsen terug op de auto. We hebben 45 km gefietst.

Met de auto rijden we 10 km naar knppnt 07 in ‘Riethoek’ te Kalmthout. Infodoek 10 verteld: “Het redelijk ontoegankelijk moerasgebied ‘De Maatjes’ was voor smokkelaars een uitgelezen gebied om hun goederen over de grens te brengen. Enkel een prikkeldraad en natuurlijk de Duitse en Nederlandse grensbewaking waren voor hen een hindernis. Hier was geen prikkeldraad met elektrische stroom!”.

Het is maar anderhalve minuut verder rijden naar knppnt 08, vlakbij de Nederlandse grens voor infodoek 9: “De Kalmthoutse wijk Nieuwmoer lag samen met Essen in het Niemandsland tussen den Doodendraad en de grens met Nederland. De Lepelstraat is een oude gedempte turfvaart. Aan grenspaal 234 patrouilleerden aan de overzijde de Nederlandse en aan deze zijde de Duitse grenswacht”.  

We moeten nogmaals de grens over voor doek 8 die zich op de Hoeksestraat-Aachtmaalsebaan te Schijf bevind: “Reeds in 1882 was Jagersrust een herberg aan het kruispunt met Schijf, Achtmaal, Roosendaal en Essen. Ze is gelegen op Nederlands grondgebied nabij grenspaal 236. Tijdens WOI werd de grens op deze plaats bewaakt door de Nederlandse militairen. Ze groeven er een loopgraaf om zich, in geval van een Duitse aanval, te kunnen verdedigen”.

Als laatste rijden we naar knppnt 55, bij het kruispunt Heiblok-Steenpaal in Horendonk voor  doek 7: “Horendonkse sas. Turfwinning hertekende het landschap van Essen en zorgde voor werk. De turfblokken of klotten werden op platte boten vervoerd in Noordelijke richting, naar Roosendaal, Breda en Bergen op Zoom. Om de hoogteverschillen van de waterlopen te overbruggen, werd er gebruik gemaakt van een sas. In de 18de eeuw viel de turfhandel stil, maar de vaarten bleven wel bestaan. Tijdens WOI hielden de Duitse soldaten de wacht bij de vaarten om te voorkomen dat er via het water werd gesmokkeld. Voor iedereen was er voedseltekort. Er werd eten gedeeld, geruild, gekocht of opgeëist”.

Om af te sluiten nog een bericht uit de oorlogskrant: “De Belgische Standaard van Vrijdag 28 April 1916. Langsheen de grens. ‘Eigen bericht’. In den nacht van 4 April werden alle hollandsche soldaten van de Belgische grens vervangen door tolbeambten van allen ouderdom. Naar ’t schijnt wemelt het op de grens van zulke hollandsche grenswachten. Moet dit in verband gebracht worden met den gespannen toestand die dreigde te dien tijde? Maar waarom van de Belgische grens de werkdadige soldaten weggetrokken?”

Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten               Foto’s: Rina Meurs            Bron: Gazet van Antwerpen en Dienst Toerisme Kalmthout.














09-02-2015 om 12:28 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
>> Reageer (1)
02-02-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dijleliniefietsroute 3

Knooppunten: 71-25-71-72-26-27-28-32-95-38-74-38-93-31-35-30-72-71. Afstand: 51,6 km.

Woensdag 1 oktober 2014. De herfst is sinds enkele dagen in het land. Het is door het vallen van het blad, dat het echt opvalt. De temperaturen zijn echter nog ’s zomers. Het is nog vroeg maar de zon is al van de partij. In de verte hangt nog wat mist. Op de ring rond Antwerpen is het sterk vertraagt verkeer. Zoals iedere werkende dag trouwens. Het is stapvoets rijden, maar staan geen enkele keer stil. Een infobord boven de rijstroken vermeld een ongeval bij afrit Mechelen-Noord met een file vanaf Duffel. Bij de splitsing naar E19 richting Brussel kunnen we terug vlot rijden. Tot we bij afrit Duffel komen. Hier is het terug aanschuiven. Bij Mechelen-Noord is niets te zien van een ongeval.  

In Werchter parkeren we de wagen op een kleine parking voor het voormalige gemeentehuis. Nu is de administratie van het OCMW in ondergebracht. Werchter is een deelgemeente van Rotselaar en behoort tot de Kempen. Vooral bekend vanwege het rockfestival Rock Werchter dat hier jaarlijks georganiseerd wordt. Met de fietsen aan de hand wandelen we tot bij de Sint-Jan-Baptistkerk op het Werchterplein. Een gotische kerk, gebouwd in witte natuursteen bovenop de ijzerzandstenen fundatie. Heel de kerk rond zijn lagen gemetst van ijzerzandsteen. De kogelgaten in de kerk zijn nog een stille getuige en duidelijk zichtbaar. Oude grafzerken werden in de gevel ingemetst. Het kerkhof situeerde zich vroeger op het graspleintje, tussen de kerk en het voormalige gemeentehuis. De kerk is niet toegankelijk. Opzij van de ingang staat een monument voor de gesneuvelden van beide Wereldoorlogen. Op infopaneel nr 29 lezen we: “Tussen Dijle en Marne. De Sint-Jan-Baptistkerk is al sinds de zestiende eeuw het herkenningsteken van het welvarende boeren- en brouwersdorp Werchter. Wie het niet weet zou nooit vermoeden dat de kerk in 1914 vrijwel volledig vernield werd. Begin september 1914 leverden Duitsers en Fransen een beslissende veldslag aan de Marne. Om het Franse leger te steunen, ondernamen de Belgen een afleidings-manoeuvre: vanuit Antwerpen deden ze een uitval in de richting van Leuven. Het plan slaagde: in plaats van aan de Marne streden 130.000 Duitse soldaten noodgedwongen aan de Dijle. De uitval uit Antwerpen was dus een succes voor de geallieerden, maar voor Werchter was het een catastrofe. In augustus was het dorp in Duitse handen gekomen. Tussen 9 en 13 september werd het eerst beschoten door de Belgische artillerie en vervolgens heroverd door twee bataljons van het 25ste Linieregiment. Die troffen er een ravage aan. Muren waren doorzeefd met kogels en splinters, deuren waren ingebeukt, daken waren afgerukt door granaatinslagen, huizen waren platgebrand en ingestort. De Sint-Jan-Baptistkerk had gediend als slaapplaats voor soldaten en paarden en lag vol stro. Voor de kerk moest het ergste toen nog komen. Toen de Belgen zich opnieuw terugtrokken, gooiden de oprukkende Duitse troepen op 15 september brandbommen in de kerk. Die ging grotendeels in vlammen op. Alleen de buitenmuren en enkele pilaren bleven overeind. Binnen was het een chaos van verkoolde balken en puin. Pas na de oorlog werd de kerk heropgebouwd”. Uit het velddagboek van luitenant Clemant. 5de Linieregiment lezen we: “Donderdag 10 september. We gaan van Haacht naar Werchter. Krijgen het bevel een bruggenhoofd  te veroveren. Eerste geur van de dood. Tram, bruggen en dorp verwoest. De vlag wappert op de toren van Werchter. Bravo! We installeren ons en kunnen eindelijk iets eten. Bier van Werchter erbij”.

Het café over de kerk ‘Oud Werchter’ is van 1686 en al of nog open. Op het terras zitten enkele klanten te genieten van een kopje thee of koffie. Een hoog bakstenen gebouw trekt onze aandacht. De boogramen met kleine vierkante vensters staan open of werden stuk gegooid. Duiven vliegen binnen en buiten. Geen enkel opschrift verteld de legende van het complex. Hekwerken verhinderen nieuwsgierige bezoekers. Het onkruid tiert welig op de braakliggende grond. Netten moeten de vallende stenen opvangen. Duidelijk dat dit gebouw reeds lang verlaten, en aan zijn lot overgelaten is. Aan de overzijde poetst een oudere dame de stoep. Ik vraag haar naar de herkomst van de ‘ruïne’: - “Het gebouw is van brouwerij Jack-Op. Het wordt volledig gerestaureerd. Dat is jaren geleden al beslist. Maar je ziet het, meneer. Alles verloedert. De woning ernaast is van Cultuur ‘De Jack-Op’. Aan de overzijde werden dan wel de hangars omgebouwd tot bedrijfspanden”. Daarover straks meer.

We fietsen eerst naar de O.L.Vrouwestraat, richting knpp 25. Hier staat een kapel in wit geschilderde baksteen. Achter glas kunnen we het interieur bekijken. Een orchidee siert het altaar met Maria met kind. Mooi gedecoreerd met geschilderde engeltjes op een blauwe achtergrond. We rijden over de nieuwe Hanewijkbrug de Dijle over. De fiets- en voetgangersbrug werd ingehuldigd op 30 juni 2012. Rechtsaf volgen we het Dijlekanaal stroomafwaarts in de Hanewijk tot huisnummer 31. De Schipperskapel ‘Ave Maria’ is hoogdringend aan renovatie toe. Ze is overwoekerd door rode bessenstruiken en klimop. Gebouwd in barok stijl uit 1681 in rode baksteen en zandsteen. Deze steensoort is heel onderhevig aan weersomstandigheden. Het interieur is netjes onderhouden. De Heiligenbeelden en bloemen staan stofvrij onder glazen stolpen. Vooraan enkele sfeerkaarsen.   

We rijden terug naar het centrum van Werchter. We stoppen bij de grote hangars van de voormalige brouwerij ‘Jack-Op’. Een infobord legt uit: “Midden in het dorp van Werchter verbouwde Felix Van Roost in 1869 zijn boerderij tot brouwerij en begon er met het brouwen van bier van hoge gisting. Hij brouwde ook Lambic, een spontaan gistingsbier. In 1911 gaf hij de fakkel door aan zijn kinderen en kreeg de brouwerij een andere naam: ‘De Palmboom’. Na het overlijden van Felix Van Roost in 1916, waren het zijn kinderen en nadien kleinkinderen die de brouwerij verder runden. Het populairste bier dat er gebrouwen werd, was Jack-Op. Een combinatie van Lambic en een hoog gistingsbier. Het was in die tijd het meest verkochte versnijbier in België. Versnijden is het mengen van verschillende bieren of brouwsels. Omwille van de populariteit van dit bier werd de brouwerij in 1934 omgedoopt in ‘Brouwerijen Jack-Op’. Men brouwde ook nog ‘Speciale Van Roost, Dubbele Jack-Op, Lambic, Palma, Tripel Blond, Triple Jack-Op, Réserve Jack-Op, Jack-Op V.O., Export Jack-Ale, Aarschotse bruine, Bock en Export’. In 1954 werd de brouwerij overgenomen door de ‘Brouwerijen van Ghlin – N.V. Semi’, die o.a. het pilsbier Perle Caulier 28 brouwde. De brouwerij kreeg weer een andere naam: ‘Nieuwe Brouwerijen Jack-Op’. Eind jaren zestig van vorige eeuw stopten de brouwactiviteiten in Werchter. Een aantal gebouwen werden afgebroken, anderen kwamen leeg te staan. Tot eind 1970 bleef er in een deel van de gebouwen een depot zodat het bier verder kon verdeeld worden naar plaatselijke bierstekers en cafés. Eind december 1970 viel het doek definitief over de brouwerij. De gebouwen en bijgebouwen werden verkocht en kregen een nieuwe bestemming. De elektriciteitscentrale van de brouwerij, in 1925 ingericht als smidse, magazijn en atelier, werd in 2003 gerenoveerd en door de gemeente ingericht als cultuurhuis met als passende naam ‘De Jack-Op”.

Enkele minuten later vertrekken we aan kp 71 op de Haachtsesteenweg. Tussen kpn 71 en 72 volgen we Dijlekant. Bij kp 72 naar rechts, richting Wakkerzeel. We slalommen tussen het groene landschap met weide- en landbouwgronden. Enkele bomen vertonen reeds hun herfstkleuren. Een enorme appelplantage wacht om geoogst te worden. Tientallen vruchten liggen op de grond te rotten. Hopelijk krijgen we de eerste dagen geen nachtvorst, zodat de boer nog wat tijd heeft om te plukken. Het volgende veld is een perenboomgaard. Deze vruchten zijn reeds allemaal geplukt. Ook de maïsvelden zijn klaar om afgereden te worden. De bladeren en de stengels zijn verdort. De maïs zelf is goudgeel gekleurd.

In het centrum van Wakkerzeel is de St-Hubertuskerk afgesloten. Gelovig of niet, je komt er niet in. Waar is de tijd dat je op elk uur van de dag de kerk kon betreden? Ook deze kerk is gebouwd in natuursteen, bovenop ijzerzandsteen. In 1914 ging de kerk bijna in de vlammen op, toen de wegtrekkende Duitsers in het portaal, dat als rustplaats voor de paarden werd gebruikt, in brand staken. De brand kon echter op het nippertje geblust worden. Het is even stil hier in het dorpje tot de speeltijd begint van het aanpalende schooltje. Het brengt even wat leven in de brouwerij. Hier vinden we infopaneel nr 28. We lezen: “De herberg die hospitaal werd. In augustus en september 1914 lag Wakkerzeel twee keer in de vuurlijn. Telkens deed café ’t Schuurke dienst als ‘verbandplaats’, of geïmproviseerde medische hulppost. Legerarts Maurice Duwez (1881-1966) had zich in 1914 vrijwillig gemeld als arts bij het 2de bataljon van het 4de regiment karabiniers. Hij beleefde de Belgische terugtocht op de eerste rij: de gevechten aan de Dijlelinie, de terugtrekking naar Antwerpen en de uitvallen naar het zuiden, de val van Antwerpen en de definitieve terugtocht naar de Westhoek. In 1917 werd hij daar het slachtoffer van gifgas, maar hij overleefde het. Al die jaren hield hij een dagboek bij, dat hij nog tijdens de oorlog onder het pseudoniem Max Deauville uitgaf als ‘Jusqu’à l’Yser’. We lezen in zijn dagboek: ‘Amper hebben twee brancardiers een gewonde binnengebracht of  er stappen alweer twee van hun collega’s binnen. Zonder ophouden draaien en keren hun wagens voor de kerk. Ze moeten zich haasten om de gewonden in en uit de auto’s te helpen, anders komen er opstoppingen van. In de klokkentoren van Wakkerzeel turen verkenners door verrekijkers naar de horizon. Ze schreeuwen de inschietcijfers en de doelwitten. Een artillerist onderaan de toren geeft ze door aan batterijen. Munitiewagens rijden in volle vaart voorbij. Een krijgsgevangen Duitser in grijsgroene kledij wordt weggeleid door twee mannen met de bajonet op het geweer. Een soldaat komt de verbandplaats binnengestormd. “Een grendel!, roept hij. “Geef mij een grendel, want die van mijn geweer klemt!”. Een andere soldaat krijgt een zenuwaanval. Hij huilt bij elk artilleriesalvo en gilt als een dol geworden dier. Inmiddels heeft de eerste soldaat een grendel gevonden. Hij glimlacht, zegt “Zo zal ’t wel gaan” en voegt zich weer bij zijn kameraden die in de richting van de vijand marcheren”.

Café ’t Schuurke is al verschillende malen gerestaureerd maar nog steeds een café ‘à la carte’ met oplaadpunt voor elektrische fietsen. We rijden naar de begraafplaats van Wakkerzeel. De kapel ernaast is van de ‘Troosteres der Bedrukten, bid voor ons’. Het is een hoge kapel met puntdak. Achter de bruine dubbele deur staat het Heiligenbeeld van Maria. De bezette muren binnenin zijn blauw geschilderd. Plastieken bloemen fleuren het wat op. Op de begraafplaats liggen Oud-Strijders van beide Wereldoorlogen. Een kleine dodenakker  waar oude zerken schots en scheef staan. Eeuwig durende grond en niemand kijkt er nog naar om. De oudste zerk dateert van na de Eerste Wereldoorlog. Daarna werd het kerkhof ontruimd en de stoffelijke resten werden naar hier overgebracht.

We rijden langs de 18de-eeuwse ommuurde pastorie die gebouwd werd door de abt van de abdij van ‘Park’. Naast de pastorie is een kringlooptuin aangelegd. De poort is op slot. Ons Rina rijdt bijna rond het domein om een foto te kunnen nemen van het pand. Tussen kp 26 en 27 rijden we op een onverhard stuk weg met kuilen en grind. 1,4km afzien. Links en rechts puur natuur. Dat maakt het goed. We genieten nog van de laatste kleuren en geuren van bloemen naast ons pad. Er staan nog enkele zonnebloemen in de voortuin bij een hoeve. In de verte wordt de maïs afgereden. Een tractor met oplegger rijdt ernaast en vangt de pulp op. De boeren hebben geen tijd voor een fietstocht. In de buurt staan nog verschillende bunkers uit WOII. Een infobord nodigt uit voor een fietstocht met de toepasselijke naam: Bunkers Binnenste Buiten. Sommige zijn afgespannen met prikkeldraad. Een vliegtuig vliegt laag over ons heen. We zien de verbrande gassen uit de turbines komen. Zaventem is niet echt veraf. We rijden voorbij afgereden maïsvelden. Nog een maand en we hebben terug vergezichten. Ernaast een veld met hectaren koolzaad. De gele bloempjes zijn onmisbaar te herkennen.

Tussen kp 27 en 28 staat infopaneel 17 in de Kasteeldreef. Maar dat hebben we gezien tijdens onze Dijlefietstocht 1. Bij kp 28 besluiten we nog even naar het centrum van Tildonk te rijden. Bij onze eerste Dijleliniefietstocht hebben we twee infopanelen gemist nabij het voormalige klooster. Het was er tevens heel druk door de open deur dag. We vinden de borden nog niet terug. Ik stap het infokantoor binnen en vraag ernaar. Door de werkzaam-heden kunnen de borden niet geplaatst worden. Niets aan te doen. Terug naar kp 28. We rijden langs het kanaal Leuven-Dijle. Het plantsoenbos ligt rechts van ons. De oppervlakte bedraagt ruim één hectare en is begroeid met els, berk en hazelaar. We houden halt bij het sas van ‘Café Maritime’. Een infobord verklaart: “De Leuvense vaart werd gegraven in 1750. De oorspronkelijke drie sluizen (Kampenhout, Mechelen, Zennegat) konden het hoogteverschil van 14 meter tussen Leuven en de uitmonding van het kanaal in de Dijle niet aan. In 1760-1763 werden drie nieuwe sluizen gebouwd te Battel, Boortmeerbeek en Tildonk. Het Tildonkse sas (1762) is van het type ‘dubbeleschutsluis met twee buikvormige kolken’. Het sashuis (1771-1772) is in zijn authentieke vorm bewaard gebleven. Recente restauraties dateren uit 1982 en 1996. De sassenierswoning was steeds eveneens een herberg, ooit zelfs hotel-restaurant. In de gewelfde kelder onder de gelagzaal bevond zich de stal voor de paarden van de trekdienst. Sas en sashuis zijn wettelijk beschermd sedert 1936”.   

Ook hier, langs het kanaal, zien we verschillende kleine bunkers. Bij kp 32 slaan we rechtsaf en verlaten het kanaal. We worden omgeven door een weiland waarop een tractor aardappelen rooit. Het brengt een hoop stof mee. Het waait gelukkig naar de andere kant. Meeuwen vliegen chaotisch achter de tractor aan. Als ze plaats genoeg hebben strijken ze op het veld neer om restjes te verorberen. Bij de volgende bunker liggen de betonnen zandzakjes nog op het dak. De stalen krammen zijn nog aanwezig. Hier werden de camou-flagenetten aan bevestigt. Takken en struiken werden er in gevlochten zodat er vanuit de lucht geen spoor van bunker te zien was. De toegang van het gevaarte is zorgvuldig dicht gemaakt met ijzeren deur en tralies. Aan de gevel van een moderne boerderij hangt een bordje dat geplaatst werd door de gemeente Haacht. Zwart op wit lezen we: “Hier woonden: Léon Neuhard (1910-1967). Verzetsleider van de Witte Brigade Fidelio. Politiek gevangene, oorlogsinvalide 1940-1945 en Hermandine Verjauw (1911-1990). Koerierster en gewapend verzetsstrijdster van de Witte Brigade Fidelio 1940-1945”.

Bij de appelboomgaarden staan de grote houten bakken gevuld met sappig fruit. Klaar om opgeladen te worden. Voor het centrum van Winksele-Delle staat ons volgende infobord in de Ketelstraat, een zijstraat van de Mechelsesteenweg. We lezen: “De broedermoord. In 1914 was de Mechelsesteenweg de snelste route van Leuven naar Mechelen, en zo verder naar Antwerpen. In het Duitse leger bestond de regel dat de voorhoede alle huizen langs grote verbindingswegen stukschoot en/of platbrandde: zo konden de kilometerslange troepencolonnes er veilig langs. Van die regel werd ook Winksele-Delle het slachtoffer. Eind augustus brandden Duitse troepen er 57 huizen plat. Voor de 1500 inwoners (in Delle woonden toen meer mensen dan in Winksele zelf) was een ramp. Pieter Goeseels was achttien in 1914, maar zou zich tot op hoge leeftijd blijven herinneren wat er gebeurde toen de Duitsers kwamen: ‘Ze sleurden de broer Staes uit hun pachthof, vier jonge boeren. Ze spraken de jongste aan: ‘Kent gij deze man?’ – ‘Ja mijnheer, dat is mijn tweede broer’. Toen schoten ze hem ook neer. Hetzelfde met de derde broer. Op het eind zei de jongste tegen de Duitsers: ‘Schiet mij nu ook maar dood, mijnheer’. En dat hebben ze niet gedaan…” “Pastoor in het verzet. Pastoor Felix Moons van Winksele-Delle was tijdens de Eerste Wereldoorlog actief in het verzet. Hij was lid van een geheime organisatie die informatie over Duitse troepenbewegingen doorgaf aan de geallieerden. Soms vermomde hij zich als veekoopman, leurder of pachter. In 1917 werd hij aangehouden. Na maandenlange ondervragingen werd hij in maart 1918 geëxecuteerd in fort V in Edegem, bij Antwerpen. Zijn geboortestraat in Diest werd na de oorlog naar hem genoemd”.

We stoppen bij de Heilig-Hartkerk van Winksele-Delle. “Deze neogotische kerk in rode baksteen en witte zandsteen werd gebouwd van 1914 tot 1936 naar plannen van architect Langerock, leerling van Helleputte en ontwerper van de neo-romaanse abdij Keizersberg in Leuven. De oorspronkelijk voorziene toren van ca. 35 m hoog werd om financiële redenen niet uitgevoerd. In plaats kwam er het sterk gereduceerde torentje boven het portaal. Ook het koor en de sacristie werden kleiner dan oorspronkelijk uitgevoerd. Info van Stuurgroep Erfgoed”.

Het Heilig Hartbeeld, naast de kerk, werd geschonken in 1951 door de familie Simonart. De Lourdesgrot werd in 2003 op deze plek herbouwd met dezelfde stenen door Norbert Soetaert. De grot stond voorheen aan de andere kant van de kerk en werd gebouwd door Pastoor August Van Eyck en August Verhoeven. Ze werd plechtig ingezegend op 3 oktober 1937. Waarom ze verplaatst werd, wordt niet vermeld. We verlaten het centrum en rijden weer tussen de hoge maïs. De vele bunkers op het land is een doorn in het oog van menig landbouwer. Ze verwijderen is echter geen optie. Links van ons bevindt zich het ‘Kastanjebos’ van Herent. Het natuurreservaat heeft aangeduide wandelpaden en is het hele jaar toegankelijk. Bij kp 95 zijn we in Veltem, een buurgemeente van Herent.

Voor het dorp Herent slaan we rechtsaf. In de Bosstraat. Nog een stukje kp 95. Na kp 38 rijden we op een smal asfaltpad tussen de maïs. Hier is nog veel werk voor de dorsmachine. Hier voel je niets van de wind. Op een ander veld wordt machinaal de suikerbiet geoogst. Het loof wordt van de groente verwijderd en de bieten worden langs de kant op een hoop achtergelaten tot het door een grote vrachtwagen wordt opgeladen. Het wordt warm en we willen een terrasje doen. We naderen Winksele, misschien daar? Landbouwgronden met pas geplante groenten, winterui, winterpostelein, spitskool... Bij de Maria Hemelvaartkerk van Winksele op het Kerkplein vinden we infopaneel 12: “Nooit teruggekeerd. Op het monument voor de gesneuvelden, rechts van de kerk, staan negen namen: negen jongemannen uit Winksele- een dorp van een paar duizend zielen- die vochten in het Belgische leger en niet levend terugkeerden. Wanneer je de plaatsen en jaartallen achter de namen op een rijtje zet, kan je het verloop van de oorlog goed volgen. In augustus 1914 vielen de Duitsers het land binnen. In de streek van Leuven en Mechelen werd er hevig gevochten. Daarbij sneuvelde F. Empereur. Na de val van Antwerpen trokken de Belgen zich halsoverkop terug achter de IJzer. Daar leverden ze eind oktober nog één grote veldslag. Jan Hendrickx was bij de slachtoffers. Begin november liep de oorlog vast in de IJzervlakte. In de jaren daarna werden er geregeld offensieven gelanceerd die weinig terreinwinst opleverden, maar talloze soldaten het leven kosten. Onder hen verschillende jongens uit Winksele. Drie van hen overleden in het veldhospitaal van Cabour, nabij Adinkerke. Dat was in 1915 opgericht om de vele gewonden van het IJzerfront te verplegen. Er konden 500 soldaten tegelijk worden verzorgd. Pas in 1918 lukte het om de Duitsers voorgoed te verdrijven. Op 2 oktober, amper een maand voor de wapenstilstand, sneuvelde daarbij ook Francis (Frans) Rochette. De Rochettestraat in Winksele is naar hem genoemd. In vier jaar tijd sneuvelden ongeveer 42.000 Belgische militairen: één derde tijdens de eerste oorlogsmaanden, één derde achter de IJzer en één derde tijdens het slotoffensief. Dat patroon is ook te herkennen op dit monument”.  

Ook deze kerk blijkt gesloten, er hangt echter een vaandel te wapperen met de woorden ‘Open Kerken’. Het portaal van de kerk wordt ondersteunt door een houten schot. Het gebouw moet hoognodig gerestaureerd worden. Een kerkhof behoort hier eveneens tot het verleden. Er resten slechts enkele ijzeren kruisen tegen de zijgevel.

Kleine vierkante bordjes met een klaproos leiden ons tot bij infopaneel 13 op de Brusselsesteenweg. Slecht geplaatst. Per toeval kijk ik achterom en zie ik het paneel staan. We lezen: “De begraafplaats van Veltem-Beisem. Op de begraafplaats van Veltem-Beisem rusten Belgische slachtoffers van de gevechten aan de Dijlelinie, in augustus en september 1914. Die gevechten vonden plaats tijdens de zogeheten uitvallen uit Antwerpen. Er waren tienduizenden soldaten bij betrokken en er vielen honderden doden. Na en soms zelfs nog tijdens de veldslag werden de gesneuvelden haastig begraven. Gewoonlijk werden ze in de maanden daarna heropgegraven en op een meer geschikte plek ter aarde besteld. Soms gebeurde dat door vrijwilligers; soms dwongen de Duitsers gewone burgers om deze onaangename klus uit te voeren. Enkele begraafplaatsen werden nog tijdens de oorlog door de Duitse bezetter aangelegd, maar de meeste dateren van na de oorlog en werden aangelegd op initiatief van de Belgische staat. Dat geldt ook voor de begraafplaats van Veltem-Beisem. Het gaat om een ‘verzamelbegraafplaats’: de meeste slachtoffers zijn elders gesneuveld of overleden, en zijn achteraf heropgegraven en hierheen overgebracht. Enkele gesneuvelden werden na de oorlog dichter bij huis begraven, maar dan moesten de nabestaanden alle kosten dragen. Een plaatsje op één van de officiële oorlogskerkhoven was gratis. De begraafplaats werd geopend in 1925 en is 1,14 hectare groot. Er rusten 904 Belgische militairen, van wie er 239 niet meer geïdentificeerd konden worden. Allemaal vielen ze tijdens de twee uitvallen uit Antwerpen. De begraafplaats ligt aan de steenweg van Leuven naar Brussel, in de jaren twintig de drukste verkeersas van het land. Daardoor was ze snel en makkelijk bereikbaar voor nabestaanden uit heel België. De foto, op het infopaneel, toont koningin Elisabeth tijdens  een bezoek aan de begraafplaats in 1955”.

We rijden verder tot de begraafplaats van Veltem-Beisem. Er staan geen wegwijzers naartoe.  Langs de drukke Brusselsesteenweg vinden we de Belgische begraafplaats. Gelegen in de diepte. Langs trappen te bereiken. Onder de trappen is een schuilplaats met grondplan en register van de begraafplaats. Een infobord van ‘2014-18’ heeft een gehaakte ‘poppy’ en verklaart: “In 2014, dit jaar dus, is het 100 jaar geleden dat Wereldoorlog één uitbrak: een strijd die aan miljoenen mensen het leven gekost heeft. Ondanks het feit dat de laatste menselijke getuigen overleden zijn, blijft deze periode voortleven in het collectieve geheugen van ons land. België speelde een belangrijke rol, niet in het minst door de moedige weerstand van onze soldaten. Ter herdenking van de Groote Oorlog en de gevallen soldaten hebben talloze vrijwilligers uit Scherpenheuvel-Zichem klaprozen (of poppies) gehaakt. De klaproos is het internationaal symbool van de nagedachtenis aan WOI.    Dit is te danken aan het gedicht ‘In Flanders Fields’ van de Canadese militaire arts John McCrae, dat hij in 1915 aan het front in de Westhoek schreef.  De klaproos is een bijzondere bloem die bloeit op verwoeste grond waar andere bloemen geen kans krijgen. Ze symboliseert de hoop op leven in de verwoesting aan het front. De bloedrode kleur verwijst naar het bloed van honderdduizenden jongeren die aan het Vlaamse front sneuvelden”. Onderaan het bord werd het gedicht in twee talen afgedrukt. In het midden van de dodenakker wappert de Belgische vlag. Op alle zerken werd een driekleur aangebracht waarvan sommigen een zwart kruis hebben, de onbekende soldaten kregen een leeuw en sommigen gewoon de driekleur. Achteraan hebben enkele zerken de gehaakte ‘poppy’ opgekleeft.

We rijden naar het centrum van Veltem-Beisem voor de molen. We moeten het tweemaal vragen voor we het geraamte vinden. Het is privé bezit geworden. Zonder wieken, maar helemaal wit geschilderd en gerenoveerd. Onderaan is een garage, nieuwe ramen en een TV-schotel maken het duidelijk dat de ex-molen niet te bezichtigen is. Terug naar kp 38. Een heel eind terug langs de drukke baan. Voor het centrum van Herent vinden we paneel nr 11 in de Klein Dalenstraat. De titel is niet uit de lucht gegrepen: “De Martelaren van Herent”. “Als je de hogesnelheidslijn en de moderne woningen even wegdenkt, krijg je hier een aardig idee van hoe Herent er in 1914 moet hebben uitgezien: een boerendorp tussen grazige weiden en beboste heuvels. Net zo’n uitzicht hadden honderden inwoners van Herent toen ze in de eerste oorlogsweken vluchtten voor het Duitse leger en nog één keer omkeken naar hun dorp – of, voor de blijvers, toen ze door Duitse soldaten werden weggevoerd naar een onbekende bestemming. Eén van de Herentenaars die dat overkwam, was pastoor Van Bladel. Toen het gerucht de ronde deed dat de Duitsers in aantocht waren, zochten zowat tweehonderd mensen hun toevlucht in de pastorie op het O.L.Vrouwplein. Pastoor Van Bladel en onderpastoor Huypens gingen de Duitsers vragen hun parochianen te sparen. Ze waren nauwelijks terug in de pastorie toen ze werden opgepakt. Ze werden weggevoerd naar Tildonk en Rotselaar. Daar werden ze een nacht lang opgesloten in de kerk. De volgende ochtend ging het via Wezemaal, Putkapel en Wilsele naar Leuven. Daar werd pastoor Van Bladel, in de ochtend van 28 augustus, samen met verschillende anderen geëxecuteerd in het plantsoentje op het stationsplein, het huidige Martelarenplein”. Een pastoor die samen met Van Bladel gevangen werd gehouden in de kerk van Rotselaar schreef in zijn dagboek: “Deze voormiddag is pastoor Van Bladel van Herent bij ons in de kerk opgesloten. Hij kreeg een plaats bij het zijaltaar aangewezen, maar men ziet hem gedurig opstaan: hij wil tot het volk spreken. Hij loopt naar een Duitse bewaker en schijnt het hoofd verloren te hebben. Hij is ervan overtuigd dat hij vermoord zal worden”. “Pastoor Van Bladel en de andere gefusilleerde burgers werden op het Leuvense stationsplein begraven. Pas in januari 1915 werden hun lichamen weer opgegraven. De pastoor werd ter aarde besteld op het kerkhof van Herent, naast de sacristie. Een jaar na de oorlog besliste de gemeenteraad om de vroegere Kerkweg in het centrum om te dopen tot Van Bladelstraat”.

Bij het station van Herent staat infopaneel 10 op de Mechelsesteenweg. We lezen: “Bloedbad in Herent”. “Veel mensen weten dat Leuven in 1914 door de Duitsers in brand gestoken en geplunderd werd. Daarbij kwamen meer dan tweehonderd burgers om het leven. Veel minder bekend is dat ook Herent uiterst zwaar getroffen werd. Op 26 augustus 1914, een dag na het bloedbad in Leuven, marcheerden Duitse eenheden Herent binnen. Ze staken er tientallen huizen in brand, vooral aan en rond de Mechelsesteenweg. Vanaf het Windgat (bij de huidige snelwegoprit) tot aan het kruispunt van de Winkselsesteenweg en de huidige Gebroeders Massantstraat stonden na afloop nog maar enkele huizen en boerderijen recht. Bij die branden, en bij de moordpartijen die ermee gepaard gingen, kwamen 72 inwoners om het leven. In verhouding was dat veel meer dan in Leuven, want Herent had toen maar 5.000 inwoners”.

Aan de overkant staat het nieuwe complex dat het gemeentehuis, politiebureel en de Bibliotheek huisvest. We lezen daarover: “Enkele honderden meters hier vandaan, aan de overkant van de spoorweg staat nog altijd het oude gemeentehuis. Op 26 augustus 1914 vielen Duitse eenheden er binnen; ze vernielden de inboedel en staken het gebouw in brand. Het volledige gemeentearchief vanaf 1830 ging verloren, inclusief de registers van de burgerlijke stand”. Op de foto, bovenaan de tekst, zien we dat alleen de muren nog overeind staan – de ergste ravage was toen al opgeruimd. In 1920 werd het gemeentehuis vrijwel in zijn oorspronkelijke staat heropgebouwd.

Café Floreal is gesloten. Zo te zien zal het ook niet meer open gaan. Het staat al een tijdje te koop of te huur. Om een terrasje te doen zullen we moeten wachten tot in Wilsele. Op de begraafplaats van Herent, naast de spoorweg, ligt menig Oud-Strijder en oorlogsvrijwilliger van de Tweede Wereldoorlog begraven. De meeste zijn rond WOI geboren en waren amper 30 jaar oud. Na kp 93 rijden we op het Jaagpad van Leuven-Dijle. Op de andere oever bevindt zich een industriegebied. We fietsen voorbij de Koninklijke Marine Kadetten, een school voor jongeren die de basisprincipes leren van het varen en het leven aan boord. Het volgende complex is de Remytoren. Het bedrijf werd opgestart in 1855, door Edward Remy, als producent van rijstzetmelen. Nu biedt het hoogwaardige kantoorruimte aan. Te huren of te koop. We passeren enkele bunkers langsheen het jaagpad. Bij kp 31 bevinden we ons bij Keierveld. Als we kp 35 volgen komen we voorbij het centrum van Wijgmaal. We wijken af en rijden naar de kerk van Wijgmaal. We willen nu iets vinden om te drinken. Op een schaduw terras drinken we een Omer en een alcohol vrij biertje voor ons bomma.  

We stoppen nog even bij de kerk voor het monument van 1914-18. ‘Opgericht aan zijnen Helden’. Voorbij het H. Hart naar het portaal van de kerk. We moeten zien of we binnen kunnen. Een wonder geschiedt! De kerk is open. Het interieur is licht. Nochtans is de zoldering in een donkere houtsoort. De muren zijn wit geschilderd. De glasramen zijn indrukwekkend. De tekst onder de Heiligen, van de glas-in-loodramen, zijn nog in het Latijn geschreven. De enige die we erkennen zijn Adam en Eva. Het zonlicht schijnt door de ramen en nu komen de kleuren beter tot hun recht. Bij het station van Wijgmaal staat het monument van Eduard Remy. Hoog op zijn sokkel zit hij in op zijn troonzetel en kijkt starend in de verte. Een bordje op de sokkel vermeldt: “Edouard Remy, 1813-1896. Stichter fabrieken Remy nv in 1855. Inhuldiging Campus Remy, 19 maart 2005”. De fabriek werd helemaal omgebouwd tot een moderne school. We verlaten de campus en rijden verder. Even later krijgen we argwaan. Het is lang geleden dat we ons knooppuntenbordje gezien hebben. We vragen aan een voorbijganger of we richting Rotselaar rijden. Het antwoord is positief, maar hij wil ons een kortere weg tonen. Wij bedanken en rijden verder tot het eind van de baan. Links Leuven, rechts Aarschot. Niet goed hé? Terug dan maar tot bij het monument van Remy. Daar zien we onze fout.     We moesten vroeger zijn afgeslagen. We rijden naar Rotselaar. De zon duikt achter de wolken als we het natuurdomein ‘Wijgmaalbroek’ doorkruisen. Een infobord legt de bezoeker uit wat men hier in het bos kan vinden. Bij kp 30 vinden we het Oorlogsmonument ‘Molen-Rotselaer’. De tekst eronder luidt: “Ze waren 300 der 5de- en 25ste linieregimenten en mitrailleurs der 5de brigade die vielen op den morgen van 12 september 1914. De tekst in het Frans staat ernaast. Op drie verticale stenen panelen staan de 114 namen gegraveerd van de slachtoffers. De oud-strijders van Rotselaar richtten in 1935 dit monument op. De tekst luidt: “Op 12 september 1914 sneuvelden hier 263 militairen van de 5de Brigade waarvan 169 van het 5de Linieregiment. Wij herdenken naast de 149 niet Geïdentificeerde kameraden van de 5de Brigade”.

Infopaneel nr 9 verklaart nader: “In deze omgeving werd op 12 september 1914 de Slag aan de Molen gestreden, een bloedige episode van wat militaire historici de tweede uitval uit Antwerpen noemen. Over die slag verneem je meer op het informatiepaneel aan de Molen, een paar honderd meter verderop in de richting van Rotselaar. Hier sta je voor twee monumenten voor de slachtoffers. Het monument achteraan gedenkt alle gesneuvelden van de 5de Gemengde Brigade (zo genoemd omdat ze manschappen van het 5de Linieregiment, het 25ste Linieregiment en een Compagnie Machinegeweren bundelde). Het opschrift heeft het over 300 doden, maar in werkelijkheid waren het er nog meer. Na de oorlog werd de straat omgedoopt tot vijfde Liniestraat, en werd de gemeente Rotselaar peter van het 5de Linieregiment. Het kleinere monument vooraan gedenkt luitenant Werner Bavay. Het werd opgericht door zijn weduwe – het opschrift is in deftig Frans, want de familie was van adel. We weten vrij precies wanneer de luitenant sneuvelde: op 12 september 1914, tussen half elf en kwart voor elf ’s morgens”. “Een naïef plan?” “De dagorder van 12 september 1914 – de officiële proclamatie van het strijdplan voor die dag – was erg positief, op het naïeve af: ‘Vandaag, 12 september, zet het Belgisch Veldleger krachtdadig de aanval tegen de Duitse stellingen voort. De 2de Legerafdeling zal Wezemaal aangrijpen. De overige strijdkrachten zullen naar het westen marcheren en het kanaal oversteken te Tildonk, waar zij een brug zullen werpen’. De mannen op het terrein waren minder optimistisch. Het terrein was ideaal voor een Duitse hinderlaag: hoge oevers en smalle bruggen, en overal groen dat de verdedigers dekking bood. ‘De steenweg vanuit Rotselaar loopt via twee smalle bruggen over twee armen van de Dijle,’ waarschuwde kapitein de Grox van het 1ste regiment Grenadiers. ‘Ten zuiden van de bruggen vormt de rivier een brede, diepe plas met steile, dichtbegroeide oevers. De molen en de huizen eromheen worden aan het oog onttrokken door bomen, struiken en hagen. Het schootsveld is zeer beperkt’.

De molen van Rotselaar bestaat nog steeds, al werd er duchtig gemoderniseerd. Het rad is echter niet meer te zien. De site is privé. In een bijna verborgen hoekje staat de grafzerk van Joseph Boden, eenzaam naast een kunststuk van verroeste obushulzen. Hij sneuvelde op 12 september 1914. Infobord 8 vermeld “De Slag bij de Molen”. Je bent hier in het gehucht ‘De Molen’ – zo genoemd vanwege de watermolen op het eilandje in de Dijle. Op 12 september 1914 vond hier een kort maar bloedig gevecht plaats, dat de boeken is ingegaan als de Slag bij de Molen. Die dag kregen Belgische eenheden d opdracht om vanuit Rotselaar door te stoten naar de vaart in Wijgmaal, waar de Duitsers lagen. Daarvoor moesten zee langs De Molen. De brug over de Dijle was een stuk smaller dan nu en vormde een flessenhals. De Duitse artillerie had de brug onder schot. Toen de eerste Belgen de brug over wilden, werden ze onder vuur genomen. Er vielen tientallen doden; honderden gewonden probeerden zich door de inslaande kogels en granaten heen in veiligheid te brengen. Na enkele uren werd de toestand onhoudbaar en moesten de Belgen zich terugtrekken – in de grootste wanorde, want de meeste officieren waren uitgeschakeld. Veel soldaten probeerden de Dijle over te steken en verdronken in het snelstromende water; anderen werden neergeschoten terwijl ze door de velden in de richting van Werchter renden. De Slag bij de Molen kostte meer dan 300 Belgen het leven, plus zowat 50 Duitsers. Achteraf bezweken nog heel wat gewonden in het ziekenhuis. Meer dan 200 slachtoffers rusten op de militaire begraafplaats in Veltem. Een paar meter verderop zie je een gedenksteen voor één van hen: soldaat Joseph Boden uit Waremme”. Onderaan een oude foto met Belgische militairen lezen we de volgende korte tekst: “In 1914 gebruikte het Belgische leger nog honden om de zware machinegeweren te trekken. Op 12 september joeg een artillerist in paniek twee honden met machinegeweer de Dijle in. De stroming was te sterk en de dieren werden meegesleurd”.

In feite moeten we linksaf naar Werchter, maar we rijden rechtdoor naar de kerk van Rotselaar. Een paar honderd meter verder. Op de hoek van de volgende straat staat het gebouw van de voormalige brouwerij ‘Mena.’ Ze was actief van 1897 tot 1969 en opgericht door een leerling van Jack-Op. Het gebouw is nu omgebouwd tot gemeentelijk cultureel vrijetijdscentrum. De Sint-Petruskerk van Rotselaar, op het Dorpsplein, is gebouwd in de 16de eeuw. We kunnen ze eveneens bezoeken. Bij onze binnenkomst krijgen we een zangboekje en een blad met notenbalken en muzieknoten in de hand gedrukt. Om zeven uur begint een dienst. Wij bedanken echter en zeggen dat we niet zoveel tijd hebben. Ik rust achteraan even uit terwijl bomma een kort toertje door de kerk maakt. We zijn ervan onder de indruk. Het is een mooie kerk. De schilderijen in het koor zijn van de 17de en 18de eeuw. Terug buiten maken we een toertje rond de kerk. De grafzerken zijn ook hier jaren geleden verwijderd. Nog enkele staan tegen de gevel ter herinnering aan vervlogen tijden. De achtergevel staat in de stelling. Het monument voor gesneuvelden van beide oorlogen is in de muur ingewerkt. Het brengt hulde aan hun helden en martelaren. Aan de overzijde bevindt zich het gemeentehuis. Eveneens een modern complex. Naast de kerk nodigt een terras uit om een laatste drink. Nog drie kilometer tot onze auto. We rijden niet terug tot bij de watermolen. Hier zien we een pijl staan richting Werchter. Het is wel langs de grote baan. Maar tien minuten later staan we naast de auto. Het is 19:10u als we terug naar huis rijden. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten   Foto’s: Rina Meurs    Bron: Wikipedia












02-02-2015 om 09:18 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
26-01-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dijleliniefietsroute 2

Fietsknooppunten: 89-51-10-48-1O-9-92-67-66-64-63-62-63-89. Afstand: 44 km

Woensdag 17 september 2014. Een stralende dag met helder blauwe lucht en een zwakke wind. De zon schijnt bij een temperatuur van 19°. De weerprofeten beloven voor vanmiddag zelfs 25° Celsius in de schaduw. Bakken en braden dus. Het is 08:30u als we vertrekken naar Vlaams Brabant. Om 09:55u parkeren we de auto bij de Sint-Corneliuskerk van Gelrode. De 16de-eeuwse toren, in ijzerzandsteen, is het enige overblijfsel van de oorspronkelijke kerk. Tegen de zijgevel is het monument van gesneuvelde soldaten en burgers van beide Wereldoorlogen aangebracht. De Sint-Corneliuskerk is open. De pastoor is vooraan bij het altaar bezig met voorbereidingen voor een eredienst. We weten niet of we de kerk mogen bezoeken. We zullen het vlug genoeg weten. Op onze tenen wandelen we door de mooie kerk. Ons Rina durft amper een foto te maken van het interieur. Glasramen met onder andere de Heilige Cornelius, patroonheilige van de parochie. Naast het portaal zijn twee nissen met Heiligen beelden. Vanop de grond tot het plafond. De schabben buigen onder het gewicht door. De priester komt onze kant op. We maken een praatje. –“Deze kerk werd gebouwd op de grondvesten van een kapel. Door de eeuwen heen vergroot en daardoor werd ze niet geklasseerd als monument. Al tweehonderd jaar werden aan de kerk restauratie- en uitbreidingswerken uitgevoerd. Telkens in een andere stijl”. We verlaten samen de kerk en de deur wordt op slot gedraaid. We hadden even geluk.

Ons eerste infopaneel staat op de parking over het kerkhof. Paneel nr 5 vertelt: “De eerste Duitse soldaten bereikten Gelrode in de namiddag van 19 augustus 1914, enkele uren na hun inval in Aarschot. Uit angst voor francs-tireurs controleerden ze iedere woning. En het bleef niet bij controleren: ze brandden 23 huizen plat en plunderden er 131. Die nacht sloten ze zeventig inwoners op in de kerk. De volgende ochtend trokken ze verder in de richting van Leuven – maar niet voordat ze eerst zeven gijzelaars hadden gefusilleerd. Een week later kreeg Gelrode opnieuw Duitse troepen op bezoek – zichtbaar zenuwachtig, want aan de Dijle werd hevig gevochten. Opnieuw joegen ze tientallen inwoners de kerk in. Een pas bevallen vrouw werd op haar kraambed naar binnen gedragen. De volgende dag stuurden de Duitsers een grote groep gijzelaars naar Wezemaal. Van daaruit werden honderd Gelrodenaars, samen met vele honderden anderen uit naburige dorpen, gedeporteerd naar kampen in Duitsland. De meesten konden pas maanden later terugkeren. Vijf Gelrodenaars stierven in Duitsland en kwamen nooit meer thuis”. “De list van de luitenant”. “Toen een Duitse luitenant aan zijn commandant vroeg of hij de 70 gijzelaars uit de kerk mocht vrijlaten, kreeg hij te horen dat hij één derde moest executeren. De ontstelde luitenant bedacht een list: hij wees één derde van de gijzelaars aan en vroeg toen opnieuw of hij hen allemaal moest terechtstellen, of maar één derde van die kleinere groep. Allemaal, was het antwoord. Uiteindelijk werden er toch nog veertien gijzelaars vrijgelaten.  Zeven anderen werden daadwerkelijk geëxecuteerd”. “Pastoor Pieter-Jozef Dergent (1870-1914) is het bekendste oorlogsslachtoffer uit Gelrode. Op 26 augustus 1914 bracht hij samen met voerman Hasalaers drie gewonde parochianen naar het ziekenhuis van Aarschot. Ze hadden een vrijgeleide, maar werden toch opgepakt. Ze werden naar de Onze-Lieve-Vrouwekerk gebracht, waar al honderden mensen gevangen zaten. De pastoor werd zwaar mishandeld, en na een urenlange lijdensweg doodgeschoten. Zijn lichaam werd in de Demer gegooid, waaruit het vijf dagen later werd opgevist. Hij was alleen nog herkenbaar aan zijn zilveren horloge. Op 14 november 1914 werd hij plechtig begraven op het kerkhof van Gelrode”.

Op de begraafplaats vinden we de grafzerk van de Eerwaarde Heer Dergent. Het monument is in ijzerzandsteen opgericht en dateert van 1920. Prachtig onderhouden. Op de kleine zerken ernaast staan de namen vermeld van burgers die tijdens WOI werden gefusilleerd. Een zerk vermeld: ‘Doodgemarteld in Roeselare’. Enkele grafzerken van WOII.

Het stenen kapelletje links van de baan is wat achterin gebouwd. Te bezichtigen door een half gebogen raam. Een zwarte madonna wordt omringd door fotokaders. Uitleg ontbreekt. Het bronzen monument van Pastoor Dergent werd in 1989 door de parochianen iets verder op een pleintje verwezenlijkt. Hij was slechts enkele maanden priester van Gelrode en doodgemarteld op 27 augustus 1914. We wijken af en fietsen nog een stuk rechtdoor tot de Lindeboomstraat. We moeten klimmen. Het laatste stuk is zo steil dat we het te voet moeten doen. Doodvermoeid staan we dan toch op de Hondsheuvel. De houten staakmolen, of ‘Moedermeule’ werd omstreeks 1670 in Mechelen gebouwd. In 1830 afgebroken en hier terug opgebouwd. De laatste restauratie dateert van 1975. Vanaf 12:00u wordt in het pand ernaast voor de dorstige gezorgd. Wij wachten er niet op. Het is een steile klimming langs enkele trappen tot bij de molen. Het levert een mooi panoramazicht op. Het is dan ook mooi weer. Aan de andere kant van de helling is een appelplantage van enkele hectaren groot. De groen rode vruchten hangen met trossen aan de laagstammige bomen. Klaar om geoogst te worden.

We rijden terug naar de kerk. Linksaf voor de kerk de Heldenstraat in. We houden halt voor het kruis en een gedenkplaat tegen de zijmuur van een huis. De zeven silhouetten in zink vervaardigd stellen de onschuldige burgers voor die door de Duitsers werden terechtgesteld met de kogel. Twee van de figuren zijn reeds getroffen en stuiken neer. Het  infobord tegen de gevel verklaard: “Op deze plaats werden op 20 augustus 1914 zeven onschuldige burgers van Gelrode door Duitse soldaten terechtgesteld”. Een arduinen grafzerk werd hier als aandenken symbolisch geplaatst”.

Voorbij het dorp rijden we rechtsaf. We klimmen tot een bosrijk gebied. Een asfaltbaan leidt ons door een holle weg. We horen de eikels uit de bomen vallen. Hopelijk vallen ze niet op ons hoofd. Ons Rina weet ervan mee te spreken en draagt uit voorzorg haar fietshelm. Bij elke dreef, links of rechts, hangt wel een bordje met ‘Verboden toegang, privaat domein’. Of er wordt gewoon een prikkeldraad gespannen. Alleen de soldaten ontbreken. Het zonlicht komt amper door het bladerdek heen. De temperatuur is uitstekend. We naderen Aarschot. Hier leiden enkele bordjes ons naar het Sint-Rochusmemoriaal. De herdenkingszuil van augustus 1914. Weer een steile klimming die we als echte veteranen te voet afleggen. De tekst is in het Frans. Achter het memoriaal staat een paal met de Nederlandse tekst. Er staat: “Ter herinnering aan de heer Joseph Tielemans, burgemeester van de stad Aarschot. Aan zijn broer, de heer Emile Tielemans, voorzitter van de commissie van burgerlijke godshuizen van Aarschot. Aan zijn zoon, de heer Louis Tielemans en aan de Aarschottenaars, laffelijk gefusilleerd op deze plaats door de Duitsers op 20 augustus 1914. Mogen zij rusten in vrede”.

Hier vinden we info 4: “In koelen bloede gefusilleerd”. “Op deze plek – toen nog een weide – werden in de vroege ochtend van 20 augustus 1914 negenentwintig onschuldige burgers geëxecuteerd. Een paar uur eerder hadden vijfenzeventig anderen hetzelfde lot ondergaan in Leen, een paar honderd meter dichter bij het stadscentrum”. Een foto boven de tekst vertoont kroonprins Leopold, de latere koning Leopold III. Hij bezoekt samen met andere prominenten de executieplaats in 1923. We lezen vervolgens: “Om elf uur ’s avonds werd een groep van tientallen gijzelaars de stad uitgeleid, naar deze plek. Ze werden geboeid en moesten op de grond gaan liggen. Om kwart voor zes de volgende ochtend moesten ze in rijen van drie gaan staan. Een Duitse officier wees in elke rij willekeurig een slachtoffer aan. Zij werden naar de voet van de helling geleid en doodgeschoten. Eerst waren burgemeester Tielemans, zijn broer Emiel en zijn zoon Louis aan de beurt; daarna 26 anderen, onder wie een gewonde soldaat. De lijken werden in een kuil gegooid. De andere gegijzelden, die al die tijd met hun rug naar de executies hadden gestaan, mochten terug naar huis: opgelucht omdat ze het overleefd hadden, maar in shock door wat ze hadden meegemaakt”.

Schuin achter de gedenkzuil staat het St-Rochusmemoriaal. De herdenkingskapel werd in 1965 gebouwd op initiatief van Jozef De Vroey, een Aarschotse priester wiens vader één van de slachtoffers was. In het voorportaal staat ‘Christus op de koude steen’, een houten beeld uit de 16de eeuw dat zwaar beschadigd raakte toen Duitse soldaten de Onze-Lieve-Vrouwekerk in brand wilden steken. Het standbeeld van de ‘Mijmering’, een geknielde man op sokkel, is een kunstwerk van G. Wouters. Een bordje verklaart: “19 en 20 augustus 1914. Wij hebben de schuldigen vergeven, de slachtoffers vergeten wij niet”.

We rijden verder langs de Leuvensesteenweg het centrum van Aarschot binnen. Tijdens de beide wereldoorlogen werd de stad zwaar geteisterd. Bij de kapel  houden we halt. De Ommegangkapel “Weg om” is een Onze-Lieve-Vrouwekapel en heeft als opschrift: “Hersteld in 1989”. Ze is echter ouder. Het interieur is prachtig. Geschilderde muren met notenbalken en muzieknoten. Verschillende plastieken bloemen kleuren de kapel op, waar de maagd centraal staat. Naast één van de vroegere poortopeningen van het begijnhof staan de gerestaureerde ’s Hertogenmolens over de Demer. Via een waterschot kan het water tegen gehouden worden. Begin 16de eeuw draaiden hier verscheidene watermolens. De graan- en moutmolens kregen een militaire functie. Elk schip dat wilde passeren moest tol betalen. Nu zijn er een Brasserie, feestzaal en seminarie in ondergebracht. Er zijn wegenwerken aan de gang. Maar is dat niet overal? Bij de restauratie van het complex is nog veel ijzerzandsteen gebruikt.

Aarschot is één van de Martelaarsteden: zeven steden in Vlaanderen en Wallonië die bijzonder zwaar getroffen werden tijdens de Duitse opmars in 1914. Over heel België werden ongeveer 5.500 burgers het slachtoffer van Duitse wraakacties. We stallen ons stalen ros onder de booggang van het begijnhof. We gaan te voet de bezienswaardigheden verkennen. Het begijnhof werd opgericht in 1259 door Hendrik III, door brand verwoest in 1543, herbouwd in 1635, aangeslagen in 1797. In 1944 werd het hof verwoest door de geallieerde bombardementen. In 1955 vond de eerste steenlegging plaats voor de wederopbouw en in 1960 vond de inhuldiging plaats. De overblijvende huisjes werden gerestaureerd in 1998. Thans wordt het complex uitgebaat door het OCMW en bewonen de bejaarden de huisjes. Boven elke ingangsdeur prijkt een Heiligen beeldje. Op het grasplein pronkt het ‘Begijntje’. De majestueuze kerktoren toornt hoog boven de bomen en huizen uit. Het plantsoen tegen de straat is van architecturele waarde. De verschillende bomen komen prachtig tot hun recht. De bloemen bloeien nog weelderig hoewel de herfst voor de deur staat. De kleine kapel met het Heilig Kruis scoort hoge toppen. Het Christusbeeld hangt aan het kruis, maar dat heeft niet altijd zo geweest. Twee muurtegels brengen verklaring: “Vereerd meer dan 300 jaren werd dit Kruisbeeld misdadig verminkt in den nacht van 8 april 1912”. Het tweede steentje vermeld: “In den Demer teruggevonden werd het door ’t Aarschotsch volk in eere hersteld op 28 april 1912”. De kapel wordt gebruikt door de plantsoendienst om materiaal in te stallen.

Tussen het begijnhof en de kerk staat het voormalige Cantorijkasteel. Hier woonde vroeger de Cantor, kanunnik en voorzanger. Het gebouw werd gesloopt in 1890 en een kasteel in Vlaamse stijl werd opgetrokken dat nu dienst doet als Vredegerecht. Tijdens WOII eisten de Duitsers het gebouw op en in 1944 nam de generale staf van de ‘Waffen-SS’ er zijn intrek. In dat jaar bombardeerden de geallieerde luchtmacht het gebouw. Na de oorlog werd het heropgebouwd. In 1984 kocht de Belgische staat het pand en restaureerde het tot een vredegerecht en BTW kantoor. Het standbeeld van ‘De Magister’ in de voortuin is van de hand van Marcel van Ouytsel.

Bij de O.L.Vrouwekerk van Aarschot vinden we infopaneel 3. Op de foto poseren Duitse soldaten voor de ingang van de kerk. Achter hun zijn kerkstoelen opgestapeld. Het opschrift, van de foto luidt: “Duitse soldaten hebben met kerkstoelen een brandstapel gebouwd”. We lezen verder: “Kazerne, stal en gevangenis”. “De O.L.Vrouwekerk is al sinds de middeleeuwen de grootste en mooiste kerk van Aarschot. Op 20 augustus 1914, een dag na de dramatische schietpartij op de Grote Markt, werd ze geplunderd. Schilderijen werden gestolen, offerblokken opengebroken, glasramen vernield. Tot vijf keer toe probeerden de Duitsers de kerk in brand te steken. Na 20 augustus deed de kerk drie maanden dienst als paardenstal, kazerne en gevangenis. De Duitsers hadden de stad laten ontruimen: iedereen die zich nog op straat vertoonde, werd opgesloten in de kerk. Algauw zaten er honderden gijzelaars. Een kleine gebedsruimte werd zelfs gebruikt als bordeel. Na een week werd een grote groep gedeporteerd naar Duitsland; de rest, vooral vrouwen en kinderen, mocht gaan. In de dagen en weken daarna werden nog honderden andere gevangenen in de kerk opgesloten. De gedeporteerden zouden hun huis vaak pas maanden later terugzien. Als ze geluk hadden, stond het nog overeind”. Een Belgische soldaat schreef in zijn dagboek: “Er waren ongeveer honderdtwintig mannen en vrouwen. Geen kinderen. Zes of acht waren dood. Ze zeiden dat ze twee of drie weken geleden waren opgesloten. Ze waren de tel kwijt. Ze zeiden dat de Duitsers hun om de vier dagen zwart brood en water hadden gegeven, en dan nog zeer weinig”.

De O.L.Vrouwekerk is niet toegankelijk voor toerisme. Ze dateert van begin de 14de eeuw en werd pas voltooid in 1453. De ijzerzandsteen werd gewonnen in het Hageland. De toren is gebouwd in 1574, nadat een bliksem in 1572  de torenspits verwoestte. Zij heeft een hoogte van 85 meter. De gaten in de stenen getuigen nog steeds van een felle strijd tijdens de oorlogen. Rechts naast de hoofdingang staan oude graftombes. De middelste is van Jacob Picard, de ontwerper van de kerk in 1337. Een kleine grafzerk is van de onderpastoor van de parochie. Overleden op 62 jarige leeftijd. Het H. Hartbeeld staat op een plein, tegenover de kerk, in de schaduw van enkele oude bomen. Achteraan de kerk staat het bronzen beeld van St-Rochus. Een pelgrim. De wandelstok in de hand en de St-Jacobsschelpen om de nek.

In het stadspark is men momenteel bezig met renovatiewerken aan het Capucijnenklooster dat dateert van 1688. Het voormalige klooster en de aanpalende hovenierswoning worden omgebouwd tot een vergader- en conferentiecomplex. Op de vernieuwde kiosk zitten de studenten uit te blazen na enkele uren op de schoolbanken te hebben gezeten. Het “Beeltenis van O.L.Vrouw van Aarschot” is een gebeeldhouwd werk van Tony Luc Blickx, onthuld op 15 augustus 1949.  Ook hier in het park bloeien de bloemen nog op hun best. Ze geven geen enkel teken van de naderende herfst. Opzij van de kiosk staat het monument van kunstschilder Pieter J. Verhaghen (1728-1811). Hij was een natuurtalent en verhuisde van zijn geboortegrond Aarschot naar het mondainere Leuven. Langs de halfronde Drossaerdepoort, gebouwd in 1470 en herbouwd in 1982, verlaten we het stadspark en slaan linksaf. De oude Waterpomp  op het plein is een armpomp van 1776 met een “Kasseistamper” uit de 20ste eeuw. Kasseistamper is een spotnaam voor de Aarschottenaars. Op de Grote Markt staat de grote monumentale waterpomp van 1710 op een waterput die nog van voor 1585 dateert. Vele huizen gingen tijdens WOI in vlammen op en werden in Vlaamse stijl heropgebouwd. Tegen de muur van de plaatselijke bank staat infobord 2met als titel: “De lont in het kruitvat”. “In het bankgebouw op de hoek van de Martelarenstraat woonde in 1914 Jozef Tielemans, brouwer en burgemeester van Aarschot. Aan de Marktzijde had het huis een balkon, en op dat balkon voltrok zich de eerste akte van een drama dat aan 171 Aarschottenaren het leven zou kosten. In de ochtend van 19 augustus 1914 trokken Duitse eenheden de stad binnen. Hun bevelhebber, kolonel Stenger, nam zijn intrek in het huis van burgemeester Tielemans. Rond zes uur stond de kolonel met twee officieren op het balkon. Opeens klonk er een schot. Er ontstond paniek, en twintig minuten lang werd er in het wilde weg geschoten. Daarbij werd kolonel Stenger dodelijk getroffen. Nu weten we dat de gehate kolonel wellicht werd gedood door één van zijn eigen soldaten, maar in 1914 dachten de Duitsers aan Francs-tireurs, gewapende burgers. Uit wraak staken ze honderden huizen in brand en dreven ze de bewoners naar de Grote Markt. Daar werden de gijzelaars bedreigd en mishandeld. Er werden ook vrouwen verkracht. Later die avond en nacht werden twee groepen mannen de stad uit geleid. Daar werden tientallen van hen geëxecuteerd. Bij de slachtoffers: burgemeester Tielemans, zijn broer Emiel en zijn vijftienjarige zoon Louis”. Een getuige van 13 jaar vermeldt: “De soldaten zeiden dat ze kanonnen op ons zouden richten en ons zouden doodschieten. Ze dreven ons zo dicht bij elkaar dat we naar adem hapten. Langs de kant van de apotheker staken ze al de huizen in brand. ‘Nu gaan wij jullie in die brandende huizen duwen’, riepen ze”. De woorden van Clementine De Leender zinderen nog lang na. Het oude stadhuis werd op 16 september 1914 door brand verwoest. Op deze plek staat nu het monument voor de gesneuvelden. Het herdenkt de helden van beide wereldoorlogen. De namen werden netjes links en rechts van de obelisk in de arduinen muur gebeiteld.

Het is vrij rustig op de Grote Markt. De vele terrasjes maken het gezellig. Enkele stoelen zijn bezet door mensen die van de zon en elkaars gezelschap genieten. De parasols behoeden de mensen van de brandende zon. Ook hier vinden we de hoge woningen met trapgevels. Op de hoek staat het monument van de Demerwachter. Een geschenk van Lions Club Aarschot aan de bewoners van de stad op 8 oktober 1995. Gemaakt door de beeldhouwer Roland Rens. De gotische St-Rochustoren, naast het monument, draagt het wapenschild van Aarschot. Hij dateert van de 14de eeuw en is gebouwd in ijzerzandsteen. De toren diende in de 18de eeuw als gevangenis, folter- en gijzelkamer. De ingang zit een beetje onder het straatniveau.

Voorbij het moderne ‘glazen’ stadhuis wandelen we over de brug die de Demer overspant en gaan linksaf. De rivier stroomt snel. Wie hier wil kajakken moet zeker ervaring hebben. Stroomopwaarts roeien zit er niet in. Als hier mag gekajakt worden uiteraard. De jonge en de vis wordt ‘Demerdromen’ genoemd, een beeld van M. Ceulemans. Op de middenberm van de Pastoor Dergentlaan staat de gedenksteen van de pastoor uit Gelrode. Op deze plek werd hij dood geschoten. Op de arduinen steen staat de tekst: “Z.E.H. Dergent J. Pastoor van Gelrode. Op 27 augustus 1914 neergeschoten uit haat tegen het recht, hij viel in dienst van zijn parochie, zijn vaderland en zijn Heer”.

We komen terug bij het voormalige begijnhof. Middag is reeds gepasseerd en we picknicken op een zitbank in de mooie tuin. Genietend van de zon.

Met de fietsen rijden we langs de Demer. Linksaf, rechts en dan via de Nieuwstraat naar de Maaldersstraat. Een stevige klim naar boven. Te voet gaat het gemakkelijker. De Orleanstoren op de Kouterberg was een hoektoren van de stadsomheining in de 13de-eeuw. Volgens de legende van Julius Ceasar was het hier dat de keizer met zijn boog een arend neerschoot, zijn bek was afgeschoten en Aurelianis, de neef van Julius Ceasar, noemde deze plaats ‘Bekaf’. Julius was gevleid door de mooie woorden en beloonde hem op zijn beurt door hier een vestiging te bouwen, de Aurelianstoren welke later Orleanstoren werd en Bekaf werd eerst Arendschot, daarna Aarschot. Op enkele foto’s was te zien dat men de toren kon bestijgen en mooie panoramazichten kon fotograferen. Nu is de toegang afgesloten. Door de schietgaten zien we nog de aluminium draaitrap. Grote, dikke takken van de omringende bomen overschaduwen de toren. Insecten komen ongevraagd op je huid zitten en doorboren je met hun angel. Na de toren rijden we terug richting centrum. Terug de Demer over tot bij het monument van pater Jozef Raskin (1892-1943). Een arduinen herdenkingssteen werd in de sokkel gemetst waarop staat: “Aan Pater Jozef Raskin. Missionaris van Scheut. Vuurkruiser 1914 – ’18. Legeraalmoezenier 1940. Wegens Vaderlandslievend Verzet onthoofd te Dortmund op 18 oktober 1943”. Het standbeeld werd ontworpen door Tony Luc Blickx. Door wegenwerken moeten we omrijden en stoppen bij een kapel, dat we anders gemist zouden hebben. Een oude kapel. Een groot Heiligenbeeld van Maria met twee engeltjes en vele plastiek bloemen.

We rijden naast de spoorweg. We wijken af naar knooppunt 48 en houden halt bij de begraafplaats Ourodenberg van Aarschot, met Belgische gesneuvelden van beide wereld oorlogen. Hoge sparren sieren de inkom. Een hoge zuil met een opschrift: “Aarschot dank de helden van het 6de, 9de en 26ste linieregiment uit de Wereldoorlog 1914 – 1918”. Verderop is paneel nr 1: “Hier, op de stedelijke begraafplaats van Ourodenberg, liggen sinds 1914 tientallen slachtoffers van de Slag bij Aarschot en van de Duitse gruweldaden in de uren en dagen daarna. Midden op de begraafplaats bevindt zich het ereperk. Daar liggen 92 militairen die gesneuveld zijn tijdens de Slag bij Aarschot: een kort maar bloedig gevecht tussen het Duitse leger en een Belgische achterhoede, in de ochtend van 19 augustus 1914. Aanvankelijk lagen er ook Duitse slachtoffers, maar die later elders begraven. Behalve soldaten zijn in het ereperk niet minder dan 119 burgers begraven. Meestal gaat het om inwoners van Ourodenberg en Aarschot die door de Duitsers zijn vermoord”.  “De meeste doden werden eind 1914 opgegraven waar ze gevallen waren en hierheen gebracht. Enkele slachtoffers – dikwijls bemiddelde, Franstalige notabelen – liggen elders op deze begraafplaats in een familiegraf. Die graven zijn te herkennen aan een stenen plaatje met een lelie, het wapen van de stad Aarschot. Eén grafsteen – nu niet langer te zien – met het opschrift: ‘laffelijk vermoord door de Duitsers’ werd in 1940 door de familie weggehaald. De Duitsers waren toen net voor de tweede keer België binnengevallen, en ongetwijfeld waren de nabestaanden bang voor nieuwe represailles”. 

Tegen de muur van de begraafplaats werd een monument geplaatst voor de zusters van het ‘Sancta Maria’ instituut te Aarschot. Hun namen werden links en rechts van de grafzerk vereeuwigd in arduinen platen. De laatste zuster werd hier begraven in 2003.  

De molen is totaal verwaarloosd. De wieken rotten weg. De witte romp is grauw en grijs geworden. Alleen het wapenschild van de stad heeft nog zijn kleuren. Het reclamepaneel van Duvel heeft niet gebaad. De aangebouwde herberg staat al jaren leeg. De gordijnen zijn dicht achter de vuile ramen. Op de oprit en parking groeit het onkruid een meter hoog.

Opdat we een kortere weg nemen naar het station van Aarschot, vinden we een wegwijzer naar de Lourdesgrot in de Meetshovense bossen. Daar rijden we dan naar toe. Het 60ha groot natuurgebied is gekend als wandel- en speelbos. Het ‘Grotteke van Meetshoven’ werd gebouwd vanaf 1934 door Jef Van Dessel. De vele zitbanken laten uitschijnen dat hier nog geregeld diensten worden gehouden. Bovenop de grot staat de Calvarieberg.  Dankbetuigingen werden tegen de grot bevestigt: “Bedankt voor bekomen gunsten en Dank aan Onze Lieve Vrouw” … om er maar enkelen te noemen. In een andere grot staan verschillende Heilige beelden. Bouwjaar 1937. Mooi gerestaureerde kapellen. In deze kapel huizen de drie maagden met hun moeder. Gelukkig achter slot en grendel. Het is warm. In de zon is het over de 25°. Ons drinken is allemaal op. Het wordt tijd dat we een terras tegenkomen om even te verpozen. We rijden een klein stuk terug en volgen knppnt 10.

 Bij knppnt 9 volgen we het jaagpad langs de Demer stroomafwaarts. Hier wordt massaal gefietst, vooral door veteranen. Rechts hectaren landbouwgrond met maïs, soms afgeboord met enkele bomen. Bij knppnt 92 dwarsen we een drukke straat die naar Betekom leidt. Op een bord heeft men foto’s geplaatst van vroeger. Hoe het hier vroeger uitzag. Een jaartal staat er echter niet bij. Veel is er niet veranderd. Enkel de brug, die kon men toen ophalen om koopvaardij schepen te laten passeren. We blijven de rivier volgen over 4,8km tot knppnt 67. Dan dwarsen we de Demer over een houten brug, en laten Hellicht rechts liggen. We rijden richting Rotselaar.  Bij taverne ‘Torenhoven’ stappen we van onze fietsen om het nuttige met het aangename te combineren. Daar tegenover werd de Donjon Terheyden gebouwd. Een infobord legt uit: “Toren ter Heiden. De toren is een donjon of woontoren, in het midden van de 14de eeuw als statussymbool gebouwd door ridder Gerard Vander Heiden, leenman van de heer van Rotselaar, drossaard van Brabant en door huwelijk heer van Boutersem. De bakstenen toren telt 5 verdiepingen, onderling verbonden door een wenteltrap. Hij is gebouwd op een grondplan in de vorm van een Grieks kruis. De toegang bevindt zich op de eerste verdieping en was oorspronkelijk bereikbaar via een ophaalbrug. De sierlijke dakverdieping werd in 1620 gebouwd op de oorspronkelijke open weergang. De muurbekleding in witte zandsteen en ijzerzandsteen dateert van 1870. In 1631 werd het achterliggende woonhuis gebouwd in Vlaamse renaissancestijl. De schoorsteen is een stille getuige van brouwerij ‘De Toren’. Door de familie Smedts werd hier in de periode 1870 – 1939 bier gebrouwen met klinkende namen: Faro, Dik-kop, Wit-kop, Idéal sterk, Dubbel Diesters en Aerschotse Bruine. De toren Ter Heiden is een beschermd monument sinds 3/7/1942. Het achterliggende natuur-, sport- en recreatiegebied is genoemd naar de toren, symbool en trots van de gemeente Rotselaar”.

Om 18:15u rijden we verder. Het was heerlijk toeven op het tuinterras met een St-Jacobsbier en een heerlijke maaltijd. Verder naar knppnt 66. Op enkele huizen, of een eenzame hoeve na fietsen we tussen weilanden met een gevarieerde groententeelt. De zon schijnt nog hoewel ze nu lange schaduwen geeft. De dagen zijn korter geworden. Aan ons volgende knppnt moeten we de spoorweg onderdoor. We naderen Wezemaal. Door een grinddreef met oude statige beuken rijden we tot aan een kleine abdijkapel, van een voormalig klooster. Het is nu een enorme uitgebreide school. Vlak voor Wezemaal moeten we rechtsaf in Kerkebroek. Tussen hoge groene bomen fietsen we over de asfaltbaan. Hoe later het wordt, hoe frisser. We trekken onze trui aan. Door het centrum van Wezemaal naar de St-Maartenskerk. Een gotisch gebouw van lokale ijzerzandsteen. Na de omgrachte norbertijnen pastorie uit 1924 vinden we  infopaneel nr 7 en lezen we: “Je staat hier bij het monument voor de Wezemaalse slachtoffers van de beide wereldoorlogen. Elk dorp in de wijde omgeving heeft zo’n monument, en daar is een reden voor: de dorpen van het Hageland hebben zwaar geleden, vooral bij de Duitse inval in 1914. Op 19 augustus 1914 verschenen de eerste Duitsers in Wezemaal. Ze staken 46 huizen in brand en vermoordden twee inwoners – onder hen de hoogbejaarde pastoorsmeid, die zich uit angst in de struiken had verstopt. Op 25 augustus vertrokken de Duitsers opeens weer. Ze moesten het Belgisch leger afslaan, dat hen vanuit Antwerpen in de flank had aangevallen. Twee dagen later waren ze terug in Wezemaal. Ze begonnen een ware klopjacht. Mannen, vrouwen en kinderen werden opgesloten in de kerk. Daar bleven ze twee dagen en nachten. Toen moesten ze te voet naar Nossegem, waar ze op de trein naar Duitsland werden gezet. Hoe het hen daar verging, lees je op het informatiepaneel bij de kapel”. De gemeentesecretaris van Wezemaal Jacobus Verhaegen schreef in zijn dagboek: “Op donderdag 27 augustus ten elf ure voormiddag werd k door twee Duitsers uit mijn huis naar de kerk gejaagd.  Mijn noenmaal was gereed maar ik moest het onaangeroerd laten. Den 29 augustus ’s morgens ten 4 ure werd de kerkpoort geopend. Wij moesten vertrekken. Waarheen, niemand wist het!”  Over de gijzeling in de kerk, vertelden pastoor Heylen en onderpastoor Celis het volgende: “Tegen de avond was de kerk al vol, en nog bracht men mannen van Rotselaar, Gelrode, Nieuwrode, zelfs van Wijgmaal en Herent. We bleven zo met rond de 700 man (waarvan 332 van Wezemaal) bijna zonder eten of drinken in de kerk van donderdag tot zaterdagmorgen rond half vijf. Dan werden wij op rijen van vier geplaatst tussen een haag van soldaten die ons beschimpten en stampten en sloegen”. Op het bord staat een oude foto afgebeeld met een windmolen. De tekst eronder luidt: “Aan de oostkant van Wezemaal, verscholen achter de huizen, ligt de wijngaardberg. Boven op die berg stond vroeger een windmolen. Die werd in 1914 door het Belgisch leger vernietigd om te verhinderen dat de Duitsers hem als uitkijkpost zouden gebruiken. Voor het vroegere molenaarshuis in de Kerzestraat staat een replica”.

Op de herdenkingszuil staan de namen van burgers die in Duitsland overleden zijn in 1914-1918. Op de zijkant worden de vermoorde burgers herdacht van 14-18. En achteraan staan de namen van de oorlogsslachtoffers van 40-45. Op de begraafplaats van Wezemaal rusten Oud-Strijders van de Tweede Wereldoorlog. Ons infopaneel 6 zien we niet onmiddellijk staan. Het moet nochtans hier in de buurt zijn. De kapel van O.L.Vrouw van Bijstand, staat voor de Wijngaardberg. Een mooie grote kapel die prachtig onderhouden is. De deur staat wagenwijd open. Alles mag gezien worden. Veel lichtinval langs de zijkanten. Vanaf hier hebben we enkele jaren geleden een stevige wandeling gemaakt naar de top van de Wijngaardberg. Het was toen heel warm en het was afzien. Een mooie wandeling. Aan de overzijde, op de kleine parking van de begraafplaats staat paneel nr 6: Op transport naar Duitsland. Op de begraafplaats van Wezemaal, aan de overkant van de Beninkstraat, bevindt zich een monument voor een vergeten groep slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog: de burgers die werden gedeporteerd naar Duitsland en niet levend terugkeerden. In augustus 1914 werden niet minder dan 328 van de zowat 2.000 inwoners van Wezemaal naar Duitsland gevoerd. Ze werden er maanden in verschrikkelijke omstandigheden vastgehouden in het gevangenenkamp van Munster”. De foto onderaan toont een grafzerk: “Het lijkt een grafsteen, maar er ligt niemand onder. Graf nummer 16 van rij 13 is een monument voor vijf mannen van Wezemaal die zijn omgekomen in het gevangenenkamp van Munster”. In het kamp van Munster werden meer dan 20.000 buitenlandse burgers en soldaten opgesloten. De gevangenenkampen van WOI waren moeilijk te vergelijken met de concentratie- en uitroeiingskampen van WOII, maar toch kwamen 13 burgers van Wezemaal niet levend terug: zes werden doodgeschoten, zeven stierven door ziekte en ontbering. Gemeentesecretaris Jacobus Verhaegen was één van de 328 weggevoerde Wezemaalnaars. We lezen: “Den eersten nacht meenden wij dat er niemand van ons ’s morgens nog zou geleefd hebben. Zeven onzer dorpsgenoten werden zonder reden doodgeschoten. Er werd daar tussen de hoop geschoten zoals hier de mussen geschoten worden”. Ook pastoor Heylen en onderpastoor Celis waren twee gedeporteerden. Ze schreven in hun dagboek over hun aankomst in het kamp van Munster: “We werden door de soldaten in een grote donkere paardenstal gestuurd. Van eten of drinken, zelfs van water was er geen sprake. We legden ons neer op het weinige strooi dat er was, en waren reeds zo half ingeslapen toen opeens als het ware een paard met volle geweld de stal werd rondgejaagd. Maar ’t waren Duitse soldaten die als wilden de stal waren binnengevlogen, en die ongelukkige gans afgematte sukkelaars sloegen en stampten zoveel ze konden en dan schoot men op die mensen”.

Het laatste stuk naar Gelrode is zwaar. In het westen kleurt de ondergaande zon rood en geel. Vanaf knppnt 63 fietsen we langs de snelweg E314. Een hels lawaai van voorbijrazende voertuigen. Het gaat tevens heuvelop langs een grote appelplantage. Links van ons weilanden met paarden en op de achtergrond de donkere bossen van Kloesebos. Hectaren maïs staat nog te wachten om afgereden te worden. Werk aan de winkel. Om 19:45 arriveren we terug in Gelrode. Tot schrijfs.

 

 












26-01-2015 om 23:53 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
>> Reageer (1)
19-01-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dijleliniefietsroute 1

Fietsknooppunten: 41-77-44-19-61-54-77-20-6-98-97-28-27-21-41.

Zondag 14 september 2014 vertrekken we vanuit Ekeren. Bij de afrit van Zemst slaan we linksaf. De boordcomputer geeft slechts 17° aan. De zon krijgt geen kans om door de dikke wolken te dringen. We hopen toch dat ze haar best zal doen en niet wacht tot vanmiddag, zoals gisteren. Toen was het eerst twaalf uur toen ze door het wolkendek heen brak. We kunnen alleen maar hopen. Vandaag fietsen we langs de ‘Dijlelinie fietsroute’. Op deze manier duiken we in de oorlogsgeschiedenis van de provincie Vlaams-Brabant. “Na de terugtrekking in de fortengordel rond Antwerpen gaf koning Albert het bevel om enkele uitvallen te doen en zo de druk op de Franse troepen rond Bergen te minderen. Bij de eerste uitval van 24 tot 26 augustus 1914 raakten de Belgen tot in Zemst, Wespelaar en Imde. Bij de tweede uitval van 9 tot 13 september 1914 baande het Belgische leger zich een weg tot Rotselaar en Aarschot”. De fietsroute is oorspronkelijk 91 kilometer lang. Wij maken er drie lussen van die ons langs bestaande knooppunten, door enkele gezellige gemeenten, loodst met informatieve buitenpanelen. Vandaag vertrekken we vanuit Boortmeerbeek dat tijdens WOI bezet werd door de Krefelder Landsturm. De Landsturm was een korps van reservesoldaten, die in het dagelijks leven gewone burgers waren. Omdat ze minder goed getraind waren dan de echte stoottroepen, en meestal ook wat ouder, werd er vaak de spot met hen gedreven. In Boortmeerbeek verbleven ze aan het station.

We parkeren op het dorpsplein. Boortmeerbeek ligt op de grens van de zuiderkempen en de Brabantse leemstreek. De natuurgebieden “Broek” en “Pikhakendonk” maken deel uit van deze gemeente. Het uniek landschap werd door de eeuwen heen door de Dijle gevormd. De Sint-Antoniuskerk werd heropgebouwd in 1924 nadat ulanen haar bij het begin van WOI afbranden. In de toren hangen drie klokken die net beginnen te luiden. Om 11:00u is er een eredienst en op deze manier weten de parochianen dat ze verwacht worden. De deur staat open, we kunnen het interieur nog bezoeken. De vele glas-in-loodramen dateren van 1925 en 1950. Ze maken de kerk te donker.

Vlak naast de kerk staat onze eerste infozuil, nr 26. Ik lees: “Op 18 augustus 1914 moest koning Albert zijn leger noodgedwongen terugtrekken naar Antwerpen. Hij wilde de Duitsers echter niet zomaar vrije doortocht verlenen, en vanuit Antwerpen viel hij ze tot twee keer toe in de flank aan. Telkens lag Boortmeerbeek in de vuurlijn. Tijdens de eerste uitval, eind augustus 1914, werd Boortmeerbeek zwaar beschoten door de Duitse en de Belgische artillerie. In de nasleep van de gevechten staken Duitse troepen het gemeentehuis in brand. Daarbij ging het archief in vlammen op. Na de oorlog werd het gemeentehuis heropgebouwd; het is nu het wijkbureau van de politie. Tijdens de tweede uitval, begin september, werd Boortmeerbeek opnieuw beschoten. Op 16 september staken Duitse troepen de St-Antoniuskerk in brand- een monument uit 1610, met een fraaie arduinen torenspits. De volgende dag bliezen ze de kerktoren op. Dat deden strijdende legers in die tijd wel vaker: zo wilden ze vermijden dat kerktorens door de vijand gebruikt werden als uitkijkpost, of als richtpunt voor artilleriebeschietingen”.         

Naast de kerk staat het monument voor de gesneuvelden. Dit monument herdenkt de inwoners van Boortmeerbeek die zijn omgekomen tijdens de beide Wereldoorlogen. Tegenover het plein staat een stijlvolle villa met een sierlijk torentje. Hier was het gemeentehuis gevestigd dat nu dienst doet als politiebureel. Het nieuwe administratieve centrum van 1988 staat op de plaats van de oude pastorie.

Als we willen vertrekken zie ik dat er een lange schoenveter rond het tandwiel van bomma’s fiets is gedraaid. Door aan de pedalen te draaien komt niet alleen de veter los maar ook de ketting draait van het tandwiel. Ik denk erover na om de VAB te laten komen. We zijn ervoor verzekerd. Maar dan moeten we misschien nog lang wachten. Ik probeer het zelf en het lukt me toch om de ketting terug op de as te krijgen. Dan zijn we echt vertrokken.  

We rijden naar het station van Boortmeerbeek. De bruin rood metalen zuil is een sober gedenkteken van staal en werd in 1993 opgericht. De drie handen staan symbool voor: Verzet, hoop en solidariteit. In het ‘verroeste’ monument werd een tekst gegraveerd in vier landstalen: Nederlands, Frans, Duits en het Jiddisch. Er staat: “Vriend voorbijganger, toon eerbied voor deze heldhaftige handen. Zij hebben hen gered, die door de krachten van het kwaad naar de hel werden gezonden”. Achteraan lezen we nog de tekst: “Dit monument is een symbool en een geheugenbaken in de strijd tegen elke volkerenmoord. Het is opgericht als eerbetoon aan Robert Maistriau, Georges Livschitz en Jean Franklemon die met onverzettelijke moed streden tegen de wreedheid en de barbaarsheid van de onverdraagzaamheid”.                   

Een wegwijzer wijst richting spoorweg naar het “Dossin monument”. Dat zien we straks bij onze terugkomst. We volgen knppnt 41 door de Pastorijstraat. Voorbij de spoorweg staat ons knooppunt. We moeten knppnt 77 hebben en dat staat er niet bij. De fietsknooppunten zijn ondertussen alweer verandert. Ons plan erbij. We kunnen ons niet goed oriënteren. Niemand in de buurt om uitleg te vragen. Een klein bord vertelt dat de nummers 41, 77 en 44 verandert zijn, maar hoe we nu moeten rijden is niet duidelijk. Ons Rina stelt voor om gewoon rechtdoor te rijden tot we opnieuw een knooppunt-bord tegenkomen. Ik heb geen ander alternatief en volg. We rijden voorbij de begraafplaats en zien enkele zerken van soldaten. We stoppen en betreden de begraafplaats. We bezoeken het monument en Ereveld van de Veteranen van beide Wereldoorlogen. Op sommige zerken hebben familieleden een foto bijgezet van de overledene.  

We verlaten de begraafplaats en ik spreek een lokale burger aan die net de begraafplaats wil betreden. Volgens ons plan moeten we richting de “Dijle”. Dus: -“Rijden wij richting de “Dijle”, meneer”? Vraag ik hem en wijs naar links. Het antwoord is bevestigend en volle moed fietsen we verder. Plots vertelt een bord dat we “Rijmenam” binnen rijden. Terug ons plan ontplooien en dan zien we onze fout. Oke, mijn fout. Ik vroeg naar de “Dijle”, en dat was verkeerd. Inderdaad, de “Dijle ligt vlak voor ons, maar wij moeten bij het kanaal Leuven-Dijle zijn. Fietsen draaien en terug. Niets aan te doen. Terug naar knppnt 41, bij de spoorweg brug. Onder de brug door en zien dan een bord staan met knppnt 77. Eureka!

Aan de Leuvensesteenweg moeten we rechtsaf. Normaal is dat na het bord. We rijden dus wat verder, maar er is geen straat meer naar rechts. Terug dus en de eerste straat linksaf. We dwarsen het kanaal en vervolgen knppnt 44. Na de vele weilanden met alle soorten van runderen rijden we door het Steentjesbos. Een welgekomen afwisseling. Asfalt wordt kiezel dat onder onze wielen alle kanten opvliegt. Dorre bladeren liggen op ons fietspad. De herfst zet zich stillaan in. Een infobord legt uit: “Het steentjesbos ontleent haar naam aan de bospaden geplaveid met resterende stukken steen van een Gallo-Romeinse gebouwencomplex. In het Steentjesbos groeien vooral eiken. Voorjaarsbloeiers zoals bosanemonen en meiklokjes kleuren de bosbodem in de vroege lente. Soms hoor je de bonte specht lachen of met zijn snavel hameren op de bomen op zoek naar insecten. Het bos vormt een onmisbare schakel in een groter netwerk van bossen zoals het Hellebos-Rotbos, het Weisetterbos, het Schiplakenbos en het noordelijke Vriezenbroek. Binnenkort loopt hier een project om een groene corridor te ontwikkelen van Kampenhout tot Winksele. Spechten, eekhoorns en vleermuizen genieten van dit afwisselende gebied. Hopelijk krijgt ook de sleedoornpage, een gemeentelijke koestersoort, zijn plek in dit gebied”. Na de uitgesneden boomstam met vlinder en bosduif rijden we op een bospad tussen loofbomen. We worden meteen opgeslokt door een heerlijk stuk natuur. De lucht hangt nog vol vogelgeluiden. De bladeren zorgen straks voor schitterende herfstkleuren. Onbewust speur ik de grond af naar paddenstoelen.

Na het bos vinden we paneel 23 waarop we lezen: “Op 18 augustus 1914 besliste koning Albert het Belgische leger terug te trekken naar Antwerpen. Daar zat het voorlopig veilig achter een stevige fortengordel. Bovendien was Antwerpen de ideale uitvalsbasis om de Duitsers in de flank aan te vallen. Dat deden Belgische troepen twee keer. Bij de eerste aanval, op 25 en 26 augustus 1914, lag het Steentjesbos recht in de vuurlijn. Je kunt nog altijd zien waar het front die 25ste augustus liep: langs de zuidrand van de bossen van Schiplaken tot de meest noordwestelijke punt van het Steentjesbos. Over een afstand van 2,5 kilometer lagen zeven Belgische bataljons, maar in de chaos hadden die het contact met elkaar verloren. Bovendien botsten ze overal op hindernissen: het kanaal Mechelen-Leuven, drie waterlopen (de Zenne, de Dijle en de Barebeek), de spoorwegberm en de vijver van Hofstade. De volgende dag, 26 augustus, kreeg het 2de Regiment Karabiniers het bevel om de vijand aan te vallen. In de vroege ochtend marcheerden kolonel Biebuyck en zijn mannen naar het Steentjesbos. Om half zes raakten ze slaags met de Duitsers, die zich hadden ingegraven. Later die ochtend konden ze enkele tegenaanvallen afslaan, maar uiteindelijk moesten ze zich terugtrekken”. Een sierlijke houten zitbank van Natuurpunt ernaast nodigt uit voor een eerste kop koffie.

Onze grindweg wordt een betonbaan. Links en rechts van ons wei- en landbouwgronden. De bloeiaren van de maïs is donkerbruin geworden. Er kan geoogst worden. Ook het loof van de aardappelen heeft een bruin rode kleur. Hectaren aardappelen kunnen gerooid worden. Na knppnt 19 rijden we terug over  een grindpad en duiken weer het bos in en houden halt bij een privaat-ingang. Er is een kleine kapel gebouwd in natuursteen. Het ziet groen van het sap van de bomen. Een kaarsje brandt. Rondom vinden we info over: “Vleermuizen staan regelmatig op postzegels!” Maar ook: “Een Australische legende. Toen de eerste man en vrouw geschapen waren, werd hen gezegd weg te blijven van een enorme vleermuis die in de opening van een grot hing. Met grote nieuwsgierigheid benaderde de vrouw de vleermuis.  Het dier schrok toen het de vrouw zag en vloog weg. Op die manier kwam de dood, die opgesloten zat in de grot en bewaakt werd door de vleermuis, vrij. Vanaf dat moment waren de mensen sterfelijk”. Als laatste info: “Mythen, legenden en bijgeloof. Het Chinese woord ‘Fu” betekent zowel vleermuis als geluk. Ook in landen als Bali, Japan en bij de Maya’s in Midden-Amerika zijn het gelukbrengers. In de oudheid werden ze aan deuren gespijkerd om het boze af te weren”. Aan groen geen gebrek. Het moet heerlijk zijn om hier te wandelen langsheen de rustige paden. We worden getroffen door de stilte die slechts onderbroken wordt door natuurlijke geluiden van de omgeving.

Bij het kasteel van Schiplaken staat infobord 24 met sprekende beelden. Ze tonen hoe het kasteel er uitzag voor en na WOI. Triestige foto’s. “Geplunderd en in puin geschoten”…. noemt het infobord, en verder: “Tot de eerste Wereldoorlog stond hier het kasteel van burggraaf Terlinden, procureur-generaal bij het Hof van Cassatie. Het was splinternieuw- de familie Terlinden had het pas in 1897 laten bouwen- maar het zou de eerste oorlogsdagen niet overleven. Op 26 augustus 1914 vielen Duitse soldaten het kasteel binnen. Ze stalen alles wat los en vast zat. Schapen, kippen, ezels, zelfs de pauwen werden geslacht en gebraden. Honderden flessen wijn werden uit de rijk gevulde kelders het terras opgesleept en daar in grote waskuipen gegoten. Zelfs flessen laxeermiddel gingen de kuipen in. Het mengsel werd met de pollepel opgedronken. Het gevolg liet zich raden: algauw lagen stomdronken officieren en schildwachten broederlijk naast elkaar op het gazon. Na de plundering diende burggraaf Terlinden een klacht in bij de Duitse bezettingsmacht. Gezien zijn hoge functie mocht hij in de Brusselse magazijnen van Thurn en Taxis gaan kijken of er geen spullen uit zijn kasteel klaarstonden voor transport naar Duitsland. Hij vond nog enkele schilderijen, maar de meubels en het zilverwerk waren spoorloos. Van 11 tot 13 september 1914 werd er opnieuw hevig gevochten in Schiplaken en omgeving. Het kasteel werd door de Duitsers in brand gestoken en in puin geschoten. Zelfs de fundamenten werden geraakt. Heropbouw was onmogelijk, en in 1920 werd een volledig nieuw kasteel in neoklassieke stijl opgetrokken. Alleen de dienstgebouwen dateren uit de 18de en 19de eeuw”.

Verder naar knppnt 61, We rijden door het Schiplakenbos met overwegend dennenbomen. Er liggen enkele gerooide bomen tegen de grond. Ontdaan van hun takken zijn ze klaar om opgeladen te worden. Het bos wordt uitgedund om overblijvende bomen meer licht te geven. Kruiden, struiken en jonge bomen krijgen daardoor meer kans om te groeien. Bij de kerk van Schiplaken staat paneel 25 met een triestige foto van de zwaar beschadigde kerk. We lezen: “Op de militaire begraafplaats, rechts van de kerk, liggen 90 Belgische militairen en officieren die tijdens de gevechten rond Schiplaken gesneuveld zijn. Het monument, van de hand van de Brusselse beeldhouwer Caillie, dateert uit 1920. De Heilige-Familiekerk is vanaf 1899 gebouwd in de toen populaire neogotische stijl. Amper vijftien jaar later werd ze door Duitse troepen in brand gestoken. Na de oorlog werd ze heropgebouwd. De kerk van Schiplaken was lang niet de enige die in 1914 werd vernield of in brand gestoken. De Duitsers deden dat naar eigen zeggen uit noodzaak: ze wilden niet dat de Belgen kerktorens zouden gebruiken als uitkijkpost voor hun artillerie of- wanneer de kerk in Duitse handen was- als richtpunt voor beschietingen. De gevechten in en rond Schiplaken kostten ook burgers het leven. Op 1 september werden zes inwoners gevangen genomen door Duitse soldaten. Het waren J.H. Van Rompuy (46), koster-organist van de kerk: de gebroeders Theofiel (16) en Edward (12) Vandenbrande, E. Van Horenbeeck (34), de 19 jarige Jan Verbinnen en 36-jarige Edward Vanderaerschot. Ze werden het laatst gezien toen ze de handen op de rug gebonden, via de Leuvensesteenweg werden weggeleid in de richting van Kampenhout. De lichamen van de burgers werden niet teruggevonden en in 1924 werden de zes mannen doodverklaard. In 1943, midden in de volgende wereldoorlog, werd aan het sas van Kampenhout een viaduct aangelegd. Bij graafwerken werden toen onder de dansvloer van een café zes geraamtes opgegraven. Een van hen bleek de sleutel van de kerk van Schiplaken op zak te hebben: dat was koster Van Rompuy. Meteen was duidelijk wie de vijf anderen waren. De zes lichamen liggen begraven langs de kerkhofmuur, schuin tegenover de militaire graven. De sleutel en enkele geldstukken zijn bewaard gebleven”.

Het borstbeeld van Burggraaf Terlinden (1851-1947) staat op zijn sokkel bovenop een vierkant verhoog van oude kasseien. We betreden de begraafplaats, rechts naast de kerk, tegen de zijmuur is de herdenkingsmuur van gesneuvelde Helden van Schiplaken. Van de 90 Belgische soldaten van WOI zijn er 14 onbekenden, 47 Karabiniers, gesneuveld op 25/26 augustus 1914. Achter de kerk staat de Calvarieberg, omgeven door oude en nieuwe graven. Opvallend zijn de arduinen zerken van de familie Terlinden. 

Nabij de begraafplaats is een zitbank waar we onze meegebrachte boterhammekes nuttigen. Een kopje koffie gaat er ook wel in. Van zon is nog steeds geen sprake. Het is nochtans 12:00u. Vanaf knppnt 54 rijden we langs het 30 km lange kanaal Leuven-Dijle. Gebouwd in 1750 van Leuven via Mechelen tot aan het Zennegat. Vanaf 12:30u breekt dan toch de zon door. Maar het blijft fris naast het water. Onze jas is nog geen luxe. Rechtsaf over het kanaal voor knppnt 77, dan linksaf langs het kanaal. 3,4 km ver tot knppnt 20. We houden even halt bij de Boortmeerbeeksluis van het kanaal. De dubbele schutsluis is van de 18de- eeuw en één van de vijf schutsluizen van het kanaal. Een infobord vertelt: “De stad Leuven kende vanaf de 16de-eeuw onder meer door de verzanding van de Dijle een terugval van haar economie. Daarom werd tussen 1750 en 1753 een alternatieve transportroute aangelegd: het Kanaal Leuven –Dijle. De ‘Leuvense Vaart’ maakt(e) het binnenland ver oostwaarts bereikbaar via het water en zorgde er zo mee voor dat België kon uitgroeien tot hét doorvoerland bij uitstek. Behalve op het vlak van transport bekleedt het eveneens een recreatieve, sociale en ecologische rol, zodat het een grote meerwaarde creëert voor de omringende regio. Het vervoer via de waterwegen wordt vandaag gepromoot als volwaardig alternatief voor het wegvervoer. En met reden: een gemiddeld binnenschip kan in één reis de lading van tientallen vrachtwagens vervoeren. De scheepvaart levert daarmee een belangrijke bijdrage aan de oplossing van het fileprobleem en het vergroten van de verkeersveiligheid op onze wegen. Daarenboven verbruikt een schip van alle transportmodi de minste brandstof en heeft het laagste CO-uitstoot. Samengevat is de scheepvaart dus efficiënt en milieuvriendelijk. Vervoeren per schip is vandaag dan ook meer dan ooit hip!”

Even klimmen en we vervolgen onze weg over het jaagpad. Voorbij de sluis van Kampenhout bevindt zich een kleine jachtclub “Het Sas”. Er zijn een tiental pleziervaartuigen aangemeerd. De laatste jaren kent de pleziervaart steeds meer succes. “Tijdens WOI woedde in deze streek hevige gevechten tussen het Duitse invasieleger en de Belgische strijdkrachten. De vijand herstelde de brug en staken het kanaal over om de Belgen terug te dringen. Alle huizen in de omgeving van Kampenhout-Sas waren verwoest en het gehucht Relst werd totaal van de kaart geveegd”. Bij knppnt 20 wijken we af naar knppnt 06. Een stuk door het centrum van Kampenhout. De O.L.Vrouwkapel, op de hoek van de Terloonstraat en de Aarschotsebaan, is overwoekerd met klimop. Het vensterglas is uit de deur. Het interieur is echter onderhouden. Bij de kerk van Relst vinden we paneel 21. “Duitsers in het dorp”. “De kerk van het gehucht Relst is een stille getuige van de doortocht van de Duitse troepen in 1914. Vrijdag 21 augustus hoorden de mensen van Relst dat de Duitsers langs de Haachtsesteenweg naar Brussel marcheerden. Wie kon, vluchtte naar veiliger oorden. Zowat tweehonderd vluchtelingen werden door ulanen (Duitse lansiers te paard) in de kraag gevat en opgesloten in het kasteel van Wilder. Vier dagen later viel het Belgische leger het Duitse aan, tijdens de zogeheten eerste uitval uit Antwerpen. De Duitsers koelden hun woede op de plaatselijke bevolking. In Relst staken ze 80 huizen in brand, waarvan ongeveer 25 op het gehucht de Vierstraten. Al wie nog niet gevlucht was, werd naar de zusterschool van Buken gebracht. Twee van hen, de neven Gustaaf (31) en Corneel Heers (18), werden de volgende dag terechtgesteld. 250 anderen werden afgevoerd naar Leuven. Op 7 september meenden de Duitsers dat er vanuit de kerktoren lichtsignalen gegeven werden naar oprukkende Belgische troepen. Ze dwongen de pastoor om alle vensters en galmgaten te dichten en staken de inboedel in brand. De sacristie brandde uit. Vier dagen later, tijdens een nieuwe Belgische aanval, gaf admiraal von Schröder het bevel om de hele kerk in brand te steken. De pastoor en enkele burgers werden gegijzeld en moesten machteloos toezien hoe hun gloednieuwe kerk in vlammen opging”. Op de kerkmuur is een gedenkplaat aangebracht van WOI. “Aan onze Helden. Ter nagedachtenis van de oorlogsslachtoffers van de parochie St-Jozef Relst”. De glasramen laten veel licht binnen. Een orgel boven het portaal en een kleiner naast het altaar. “Binnen in de kerk kunnen we twee tastbare overblijfselen van de oorlog zien: twee met houtskool geschreven teksten die daar waarschijnlijk in 1914 zijn aangebracht door een Pruisische officier. Op de achterkant van de eerste pilaar links staat: ‘Ein’ feste Burg ist unser Gott’ (‘Een vaste burcht is onze God’ –een citaat van Luther dat ook op de Duitse soldatengespen stond’). Op de achterkant van de eerste pilaar rechts staat: ‘Wir Deutsche fürchten Gott. Sonst nichts auf dieser Welt’ (‘Wij Duitsers vrezen God, en verder niets op deze wereld’)”.

We moeten niet terug. Een wegwijzer met een klaproos brengt ons langs een pad tussen weilanden. Eigenlijk geen fietsroutenetwerk, maar het lukt. Soms is ons pad zo breed als onze fietsbanden. Links en rechts staan de netels een meter hoog. Hopelijk krijgen we geen tegenliggers. We horen en zien regelmatig vliegtuigen boven onze hoofden opstijgen of landen. Zaventem is niet veraf. De temperatuur is ondertussen gestegen. Onze jassen worden in de fietszakken opgeborgen. Ons pad eindigt in de Wildersedreef bij het kasteel van Wilder waarvan reeds sprake was in de 14de-eeuw. Omringd door een ruim park met enkele zeldzame boomsoorten wordt het kasteel momenteel bewoond door de familie de Broqueville. De oude hoeve op het domein werd sinds 1990 omgevormd tot secretariaat, cafetaria en lokalen voor de uitbating van een golfclub. De mooie Wilderdreef werd in 1687 aangelegd door graaf de Cruyckenburg. Tegen de witgekalkte tuinmuur werd een O.L.Vrouwekapel aangebracht.

Linksaf richting knppnt 98 en infopaneel 20. We hebben ondertussen 25 km gereden. We lezen: “Het kasteel van Wilder speelde in augustus 1914 een kleine maar tragische rol in de Duitse opmars door België. Het bood onderdak aan tweehonderd vluchtelingen, en even aan een dubbele moord die zelfs na honderd jaar nog altijd choqueert. Op 20 augustus ’14 leidden Duitse soldaten een groep burgers uit Buken en het gehucht Vierstraten naar het kasteel van Wilder. Daar wilden ze hen een tijdlang vasthouden – je wist maar nooit of het geen francs-tireurs waren. Toen de stoet in Wilder kwam, gebeurde daar wat eerder al in Buken was gebeurd: de mensen werden uit hun huizen gehaald en moesten mee. Judocus Hendrickx, een slechtziende zeventiger, had net bezoek van Jan Hendrik Volkaerts, een man met een mentale handicap. Ook zij werden meegenomen, maar algauw bleek dat ze niet in staat waren om het marstempo te volgen. Ter hoogte van het kasteel van Wilder werden ze uit de groep gehaald en na een kort schijnproces in een veldje geëxecuteerd.

De soldaten keken niet om naar de lijken”.  “Het kasteel van Wilder is eigendom van de familie de Broqueville. De bekendste telg van de familie, Charles de Broqueville, was in 1914 minister van Oorlog en regeringsleider. Een jaar eerder had hij de algemene dienstplicht ingevoerd- een beslissing met vérstrekkende gevolgen, zo bleek toen het oorlog was. In oktober ’14 volgde de Broqueville koning Albert en de rest van het leger naar de Westhoek. Omdat het zo dicht achter het front niet veilig werd geacht, of toch niet voor ministers, verhuisden hij en zijn regering naar Frankrijk. Tijdens de oorlogsjaren werd zijn functie steeds belangrijker, tot hij een echte eerste minister werd, de allereerste uit de vaderlandse geschiedenis. Charles de Broqueville overleed in September 1940: hij maakte dus nog net het begin van de volgende wereldoorlog mee”.

De Stokstraat is een smalle asfaltbaan die slingert tussen de maïsvelden. Een lust om hier te fietsen. Alleen de auto’s maken het gevaarlijk. Zonder te vertragen scheren ze ons voorbij. We houden halt bij een hoge kapel met brede ingangsdeur. Op de hoek van de Tweelindenstraat en de Stokstraat. Slechts één lindenboom overschaduwd de kapel. De stronk van de tweede boom moet nog uitgeboord worden. Er staan behoorlijk wat heiligenbeelden in de kapel. De drie Heilige maagden, met hun moeder, staan rechts van het Heilig hart op de grond. De Heilige Antonius met kind op een smal altaar erboven. Plastieken bloemen sieren het geheel op. We rijden weer tussen de maïs. Er is geen zuchtje wind. Hier is het zalig fietsen, en ik hoop stiekem dat het eindeloos mag duren.

Bij de neobarokke St-Antoniuskerk van Buken dateert van 1842-44 en de toren van omstreeks 1700. Sint-Antonius, afgebeeld met varken, wordt vereerd tegen besmettelijke ziekte bij mens en dier. De kerk en haar interieur werden tijdens WOI volledig verwoest. We kunnen niet verder dan het portaal. Door het glasraam kunnen we het interieur bewonderen. Infobord 19 vertelt: “Buken werd zwaar getroffen tijdens de begindagen van WOI. Huizen werden leeggeroofd en platgebrand: onschuldige burgers werden gearresteerd en terechtgesteld omdat ze op de Duitsers geschoten zou hebben. Er vielen vele burgerslachtoffers. Hun namen staan vermeld op de herdenkingsmuur, rechts van de kerk”. “De Duitse soldaten in België waren doodsbang van francs-tireurs: gewapende burgers van wie gefluisterd werd dat ze op Duitsers schoten. In hun angst namen ze gruwelijke represailles. Ze hadden het vooral gemunt op priesters: die jutten volgens hen de bevolking op. Twee geestelijken uit Buken werden het slachtoffer van die geruchten. Pastoor De Clerck was oud en ziekelijk, maar volgens de Duitsers zou hij in de kerktoren geklommen zijn en schoten hebben gelost. Hij en onderpastoor Sombroek – nota bene een burger van het neutrale Nederland – werden zwaar mishandeld. Volgens een getuige was de pastoor ‘gansch beslijkt, overstampt en overslagen’. Na een lange lijdensweg werden ze allebei doodgeschoten. We hebben het lijk van de pastoor opgegraven te Relst-Kampenhout,’ herinnerde zijn huishoudster zich achteraf. ‘Ik heb zijn aangezicht gewassen, en ik heb geen oren meer gezien’ “.

De herdenkingsmuur is in rode baksteen gemetst. De zwarte plaatjes met de namen van burgerslachtoffers werden mee in de muur gemetst rond een arduinen monument. Een infobord verklaart: “Op 20 augustus viel het Duitse leger met zijn ‘Doodskop-Uhlanen’ Buken binnen. Als gevolg hiervan stonden binnen enkele dagen de St-Antoniuskerk, pastorie, school en andere woningen in brand. Dit was een vergelding voor de vertraagde opmars van het Duitse offensief, maar ook een reactie op de valselijke betichting dat Bukenaars vanuit de kerktoren op de Duitsers zouden geschoten hebben. Op 26 augustus 1914 werd de toenmalige pater Sombroek, helper van pastoor De Clerck, samen met 10 andere dorpelingen, neergeschoten tegen de muur van het kasteel ‘de Meulenaere. Op 8 mei 1988 werd tussen kerk en pastorie een licht gebogen gedenkmuur opgericht. Deze symboliseert de muur van het kasteel. De namen van al de Bukense gesneuvelden uit beide wereldoorlogen werden hierop aangebracht in ‘marbrieten’ plaatjes, met centraal de grafplaten van pastoor De Clerck (gefusilleerd op 2 augustus 1914 nabij Kampenhout-Sas) en pater Sombroeck. Het initiatief tot oprichting van dit monument kwam van het feestcomité ‘Tres Secula Bukenholt’ oftewel ‘3 eeuwen Buken’, gesticht om de 300ste verjaardag van Buken te vieren”. Het kasteel is verbouwd tot enkele appartementswoningen.

We rijden verder tot knppnt 97. We rijden terug langs het kanaal voor 1,5km tot knppnt 28. Weer afwijken. We rijden naar het centrum van Tildonk. Aan de brug is het heel druk. Al van ver zien we mensen van de brug afspringen. Zelfgemaakte vlotten worden door Chiro-jongeren bestuurt en pikken de waaghalzen op. Ook kano’s peddelen op het water. Bij de St-Jan de Doperkerk van Tildonk stallen we de fietsen. De kerk groeide op vanaf de 13de-eeuw en de Westertoren van witte zandsteen is van de 14de-eeuw. We kunnen de kerk niet bezoeken maar wel het ommuurde kerkhof. Hier werd pastoor J. Lambertz begraven (1785-1869). Stichter van de Ursulinen van Tildonk. Eveneens rusten hier twee bemanningsleden van een Engelse bommenwerper die in 1942 boven Tildonk werd neergehaald. De muurhaken in de pastorie geven het jaartal 1761 aan. Het verwijst naar een restauratie, het gebouw is ouder. In Tildonk is het vandaag ‘Dijlelanddag. We wandelen te voet langs de kraampjes met straffe streekgerechten en artisanale bieren, escargots, warme wafels, Hagelandse wijnen, etc. We brengen een exclusief bezoek aan het Belevingscentrum ’14-’18. We kunnen over de koppen lopen. Langs  de enorme mensenmassa. We weten niet waar we moeten zijn. We volgen een groep mensen die naar het klooster afzakken. Het is nu een school. Maar het klooster is groter en complexer dan ik dacht. We mogen vandaag gratis het Belevingscentrum binnen. We bevinden ons in het voormalige Ursulineklooster uit de 19de-eeuw. In augustus en september 1914 was hier het hoofdkwartier gevestigd van de Duitse generaal von Beseler. Van hieruit leidde hij het beleg van Antwerpen. De voorbereidende besprekingen voor de overgave van Antwerpen hadden hier plaats. De kloostergebouwen werden fel beschadigd door de Belgische artillerie. Huizen werden platgebrand en de Duitsers vermoorden dertien inwoners, waaronder zeven Valckenaers. Een bronzen gedenkplaat werd aan de kerk bevestigd met daarop de namen van gesneuvelde soldaten en gemartelde burgers van ‘Thildonck. Op de benedenverdieping is de tentoonstelling van WOI. Foto’s tonen ons het leven van de bewoners die moesten samenleven met de bezetter. Hoe het klooster werd bezet, het leven van de dorpelingen aan het front…etc.

De twee infopanelen (15 en 16) vinden we niet. Wegens de werken naast het gebouw werden ze niet geplaatst. De zon in en weg van de drukte. Er staat ondertussen een lange rij aan te schuiven bij de ingang. Allen wachten op een gids. Volgens mij hebben de inrichters het allemaal wat onderschat. Om deze mensen rond te leiden zijn wel enkele gidsen nodig. Het is tamelijk warm geworden ondertussen. Wij drinken een Kartuisbiertje bij een kraam. 

Als we het centrum van Tildonk verlaten hebben fietsen we door een schilderachtig landschap. In de verte een grote hoeve met bijhorende stallen. Een infobord verklaard:   “Het ‘kasteeltje’, een mottesite met woonhuis en landschuur, was de voormalige zetel van een kleine heerlijkheid (Ter Borcht, 1401; Nieuwenborg, 1684). De kern van het blokhuis gaat terug tot de 15de eeuw, het huidige gebouw dateert uit 1642 (jaartal vereeuwigd in de muurankers). De bakstenen langsschuur is van ca. 1850. Hier resideerden in de 12de-eeuw waarschijnlijk de ridders van Tildonk. In de 17de – 19de-eeuw waren heerlijkheid en kasteeltje in bezit van de adellijke families Archier en de Lalaing, graven van Tildonk. Het ‘kasteeltje’ en de onmiddellijke omgeving werden wettelijk beschermd in 2002”.

Tegen de zijgevel van een hoeve staat infobord 17. Een aangrijpend verhaal: “Hoeves in de vuurlijn. Op 26 augustus, tijdens de eerste uitval, rukte een eenheid vanuit Wakkerzeel op in de richting van Tildonk. Op hun weg lagen twee grote boerderijen, aan weerszijden van de spoorweg: de Dormaalhoeve, waar we nu staan, en hoeve ‘Het Kasteeltje’, een paar honderd meter terug richting Tildonk. Daar botsten ze op hevig Duits verzet. Bij het kasteeltje werden ze teruggeslagen. De vaart in Tildonk zouden ze nooit bereiken”. Een zwart wit foto toont het gezin Valckenaers, vlak voor de oorlog. we lezen verder: "Dicht bij de Dormaalhoeve vond één van de gruwelijkste moordpartijen van de zomer van 1914 plaats. In de Hambosstraat, een paar honderd meter ten oosten van hier, stonden twee inmiddels verdwenen hoevetjes. Daar woonden twee broers, Eduard en Isidoor Valckenaers. In de vroege ochtend van 26 augustus 1914 kreeg Eduard bezoek van Belgische soldaten. Die openden het vuur op een eenheid Duitsers, wat verderop. Toen de Belgen zich moesten terugtrekken, namen de Duitsers wraak op de familie Valckenaers, die ze ervan verdachten de Belgen geholpen te hebben. Frans (20), Juul (17) en Jozef (14), drie zonen van Eduard, werden doodgeschoten. Eduard zelf kon zich verstoppen in een beerput, waar hij de hele dag zou blijven zitten.

De vrouwen en kinderen kregen het bevel naar de tuin te gaan. Josephine, de vrouw van Isidoor, herinnerde zich achteraf: ‘Na een paar minuten vroeg een Duitser ons waar alle mannen waren. Wij zeiden dat die vertrokken waren, en smeekten hem ons te laten leven. ‘Niemand zal u kwaad doen,’ zei hij, ‘maar ge moet een witte vlag hijsen.’ Dat deden we, maar meteen klonken er schoten. Mijn dochtertje Vitorine van 2, die bij mij op de arm zat, werd geraakt door drie kogels. Haar zussen Louise van 19 en Hortense van 17 waren op slag dood. Jeanne van 6 werd zwaargewond naar het klooster van Tildonk gebracht, waar ze drie dagen later overleed. Ikzelf kreeg een kogel in het gezicht en verloor een oog”.

We fietsen langs weilanden met betonnen bunkers. Hier staat een infobord met fietsroute “Bunkers Binnenste Buiten”. De route is 30 km lang en loopt door de gemeenten Haacht, Herent en Kampenhout. Het vertrekpunt is aan het station van Wespelaar. De route heeft geen eigen bewegwijzering. Een brochure is bij de Toeristische diensten van gemeenten te koop. Lijkt ons ook interessant.

Twintig minuten later arriveren we te Wespelaar. Ook hier is het ‘Open Monumentendag’. Het is echter al na 17:00u en de kerk is reeds afgesloten. De oorsprong van de Parochiale Sint-Luciakerk gaat terug tot het begin van de veertiende eeuw. Uit die periode bleven alleen de zandstenen westertoren over. In 1860 werden de neogotische zijbeuken aangebouwd. Rond de kerk herinneren vele relieken aan de vroegere bewoners en eigenaars van het parkkasteel. Vlakbij de kerk staat paneel 18 waarop we lezen: “Alles namen ze mee, eeuwenlang stond oorlog gelijk aan roof en plundering. Het was vrijwel onmogelijk om een rondtrekkend leger te bevoorraden, en dus moesten soldaten hun kostje zelf maar bij elkaar stelen. In 1914 was de Duitse bevoorrading beter geregeld, maar kennelijk had de mentaliteit van de soldaten zich nog niet aangepast. Toen ze op 13 september het kasteeldomein van Wespelaar bereikten, sloegen ze dan ook enthousiast aan het plunderen”. Onder deze tekst werd een zwart wit foto geplaatst van burggraaf de Spoelberch. Hij hield tijdens WOI een dagboek bij waarvan een korte anekdote werd afgedrukt: “Dekens, linnen, zilverwerk, wijn, alles namen ze mee. Ze doodden de kippen en de schapen en visten de kasteelvijver leeg. Nadat ze de kolenvoorraad en het hout hadden opgestookt, vonden ze niets meer om zich te verwarmen; toen hebben ze de meubelen maar in brand gestoken. In de rest van het dorp is ook veel geplunderd. De salons van leegstaande huizen dienden als paardenstal, en de kerk ook”. We lezen ook nog: “Het kasteeldomein van de brouwersfamilie de Spoelberch gaat terug tot de 12de eeuw. Het huidige hoofdgebouw dateert uit 1954, maar voor die tijd stond er een ouder kasteel in neorenaissancestijl. Dat kasteel kreeg in 1914 twee keer Duitse troepen over de vloer. Wespelaar en het domein de Spoelberch werden op 20 augustus door de Duitsers bezet. Tijdens de tweede uitval, van 9 tot 13 september, werden dorp en domein bezet door het 11de Linieregiment. Twee keer bereikten de Belgen via het domein de vaart Leuven –Mechelen, maar ze slaagden er nooit in die over te steken. Bij de gevechten sneuvelden tientallen Belgische en Duitse soldaten. De Duitsers maakten ook 21 burgerslachtoffers”. Even verder werd in 1956 een gedenksteen opgericht, als hulde aan de manschappen van het Elfde Linieregiment, die van 9 tot 12 september 1914 in Wespelaar een bloedige slag uitvochten tegen de bezetter.

Tegenover de kerk bevindt zich het kasteelpark dat sinds de 19de eeuw in het bezit kwam van de familie de Spoelbergh. Langs een typische koetspoort, in 1923 opgericht door burggraaf Guillaume de Spoelberch, betreden we het domein. Links van ons is de vroegere hoeve van het kasteel en de koetsierswoning. Ook voor de wandeling naar het arboretum zijn we te laat. We lopen een verzameling van aangeplante boomsoorten mis. Verspreidt over een oppervlakte van 20 ha. Het levenswerk van burggraaf Philippe de Spoelberch.  Op het landgoed bevinden zich nog twee kastelen. De Herkenrode en Bosveld.   

Vanaf Wespelaar fietsen we naast de spoorweg op de Elfde Linielaan. In Heike rechts afslaan voor het monument van gesneuvelden van beide wereldoorlogen op de gemeentelijke begraafplaats van Wespelaar. Een cirkelvormig monument in baksteen, daarboven een witte sierband met de bekende woorden: “Hier liggen hun lijken als zaden in ’t zand, hoop op de oogst o vaderland”. Een bronzen siervaas staat op het altaar.

Op een blauw bord met witte letters, geplaatst naast de weg, nabij een spoorweg overgang lezen we: “De enige plaats in Europa waar een jodentransport door de weerstand gestopt werd om ontsnappingen mogelijk te maken op 19 april 1943”. Bij de spooroverweg, van Mechelen naar Leuven, staat paneel 27, ons laatste infobord. Enkele foto’s en de tekst vertellen ons: “je staat hier bij de spoorweg tussen Mechelen en Leuven, een centrale as van het Belgische spoornet. Dat was in 1914 ook al zo: via deze spoorlijn brachten de Duitsers hun enorme 420 mm-kanonnen naar het front. De Belgen wilden dat verhinderen, en op 27 september 1914 deden ze een gewaagde zet. Vanuit Muizen, het grote rangeerstation nabij Mechelen, stuurden ze drie onbemande, met zand geladen locomotieven in de richting van Leuven. De spooktrein reed hier in Boortmeerbeek in op een Duitse legertrein. Dat gebeurde op amper een paar honderd meter van de plek waar de Duitsers een kanon in stelling hadden gebracht.              

De Belgische stunt kon de Duitsers niet lang tegenhouden: die legden snel een parallel stuk spoorlijn aan om de hindernis te ontwijken”. Onder een foto van een Duits officier staat de tekst: “De Belgen doen alles om ons weg te krijgen. Zondagmorgen vroeg lieten ze drie treinen achter elkaar op onze trein los, waaruit we net de 420 mm-kanonnen stonden uit te laden. De drie treinen reden tegen een aarden wal die we uit voorzorg vlak voor onze posities hadden opgetrokken. Het spoor ligt nu vol brokstukken, maar onze specialisten hebben inmiddels al een noodspoor aangelegd, zodat we verder kunnen met ons werk”. (Otto Wolfien, pionier bij een artillerieregiment van het IIIde reservekorps, in een brief aan zijn vrouw). Ook een in België wonende Noorse dame schreef in een brief aan een vriendin in Oslo deze brief: “Langs de volledige lengte van de spoorweg Mechelen-Leuven zagen wij het ene graf na het andere. Platgetrapte akkers, grote gapende bomtrechters, een echte chaos. Al de huizen aan weerszijden van de spoorweg zijn vernield, en de bossen zijn gekapt”.

Nog 1,4 km fietsen tot de kerk van Boortmeerbeek en onze auto. Naast de overweg aan het station staat het Dossin monument dat in 1993 werd onthuld. Vanuit de voormalige Dossin- kazerne te Mechelen werden tussen 4 augustus 1942 en 31 juli 1944 over deze spoorlijn 24.906 joden en 351 zigeuners vervoerd door de nazi’s naar Auschwitz. 1.205 overleefden het konvooi. Op 19 maart 1943 hielden drie verzetslieden het 20ste konvooi tegen. Er zaten 1.631 mensen op de trein. Door hun hulp konden die dag 231 gedeporteerden uit de trein ontsnappen. 205 hervonden hun vrijheid en 26 lieten- als vrije mens- hierbij het leven. De zon werpt reeds lange schaduwen op de grond. Het is 18:30u. Tijd voor de terugtocht.                                                               Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten    Foto’s: Rina Meurs.










19-01-2015 om 10:22 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (1)
12-01-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vladslo dag 8

Zaterdag 14 juni ’14. We worden wakker om 07:00u. Het is mistig. De zon schijnt niet en het is een pak frisser dan gisteren. Slechts 16°. Kortom, alle ingrediënten zijn aanwezig om er een baaldag van te maken. Maar dat kan niet. We moeten vandaag uit het huisje vertrekken. Na het ontbijt inpakken. De fietsen op het draagrek plaatsen en het huisje poetsen.  We hebben met de eigenaars afgesproken dat we willen vertrekken om 10:00u. Het enige positieve is de wind. Er staat slechts een zwak briesje.  Het zal toch een truitjes dag worden. We willen nog enkele locaties bezoeken met de auto voor we terug naar Ekeren rijden.        

Het wordt toch nog 10:30u voor we kunnen vertrekken. Lucy, onze GPS, brengt ons eerst naar de Roeselarestraat in Zonnebeke. Af en toe schijnt de zon tussen de witte en grijze wolken. Je voelt onmiddellijk de warmte op je lichaam. Zalig. Vlakbij de gemeentelijke begraafplaats is een parking. Op de begraafplaats rond de crypte staan een twintigtal heldenhuldezerken van AVV-VVK, de afkortingen staan voor: Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen Voor Kristus. Het zijn zerken van oud-strijders van ’14-’18. We dalen af naar de ondergrondse crypte waarin 15 antieke bruine doodskisten staan opgebaard. De Crypte is ongeveer 6x4m. De hoogte is net geen twee meter. Links en rechts staan de doodskisten op  geschilderde ijzeren poutrels, waarin de lichamen zijn opgebaard. 11 soldaten uit WOI, 3 slachtoffers van WOII en één oud-strijder van 1830. Hij vocht voor de onafhankelijkheid van ons land en stierf in 1909. De kisten hebben allen nog een foto. Een koperen gedenkplaat werd aan de muur bevestigt, met volgende tekst in zwarte letters: "Op 8 november 2005 werd deze crypte van de Gemeente Zonnebeke geadopteerd door Basisschool De Zonnebloem in aanwezigheid van de Minister van Landsverdediging André Flahaut".

Om half twaalf houden we halt bij de Duitse begraafplaats Hooglede in de Beverenstraat. We zijn deze keer niet alleen op de begraafplaats. Het uitzicht op de Duitse begraafplaatsen is allemaal wel ongeveer hetzelfde. De tegels liggen op de grond tussen het gras dat dringend moet gemaaid worden. Het zijn rechthoekige granieten tegels met telkens twee namen. Soms van onbekenden. De namen zijn uitgefreesd en wit geschilderd. Bij enkelen hebben we moeite om de tekst te lezen. Door weer en wind verweerd de verf. De vele bomen zorgen voor de nodige schaduw. Als de zon schijnt tenminste. Ze is weer achter een grote wolk verdwenen. Onder de bomen achteraan staan particuliere grafstenen. Op enkele plaatsen staan vijf basalten kruisjes. Pekzwart, de grootste in het midden. Op twee of drie plaatsen groeit een korte bodembedekker tussen de tegels. Op deze begraafplaats rusten 8.241 gesneuvelde Duitse soldaten, waarvan er 384 onbekend zijn gebleven. Hier werden ook 16 Russische krijgsgevangenen begraven. Ze waren achter de frontlinies tewerkgesteld bij het arbeidsbataljon. We wandelen tussen de graven naar de “Ehrenhalle” achteraan. Langs de rondbogen komen we in een lange gang met tegen de achterwand een groot kleurrijk mozaïek. Het Christusbeeld maakt het V-teken. In de andere hand draagt Hij de stenen tafelen met de Griekse letters “Alfa en Omega”: begin en einde. Naast Hem 2 rouwende vrouwen en 2 biddende soldaten. Links van de hal is een ijzeren hek, waarachter hoog op een sokkel het bronzen schrijn werd gezet met de registerboeken. Ik trek de valdeur open om het boek te raadplegen. De deur wil niet meer dicht. Ik probeer herhaaldelijk te valdeur te sluiten, maar ze valt steeds terug open. Afblijven en verder gaan.

De gemeenteraad van Hooglede besliste in 2013 dat er een bezoekerscentrum zou komen aan de begraafplaats. Het was de bedoeling dat  het onthaalinfrastructuur klaar zou zijn tegen 2014. Er was al grond verworven en die zou gebruikt worden voor de aanleg van een parking. Ook ging men zorgen voor een onthaalruimte met sanitaire voorzieningen. We zijn nu juni ’14. Er is van bouwplannen nog niets te zien. Maar er is nog tijd. De oorlog duurde vier jaar lang.

We rijden naar het centrum van Hooglede. De Duitse verkenningstroepen, de zogenaamde ulanen, trokken op vrijdag 18 september door Hooglede dorp. Allerhande manschappen namen hier hun intrek na het losbarsten van de Eerste Slag om Ieper (12 oktober – 11 november 1914). Ze logeerden her en der bij de bevolking. Wat later namen een driehonderdtal Duitsers het dorp in en erkenden het als Duits gebied. Ook deze Duitsers namen deel aan de Slag om Ieper en keerden 's avonds dan terug naar Hooglede. Vanaf 20 oktober deed het ouderlingentehuis op 't Hoge dienst als hospitaal. De kerk werd een paardenstal en de Duitsers installeerden een bakkerij en een cinemazaal in de meisjesschool. De bevolking probeerde van 1914 tot 1916 zo goed mogelijk samen te leven met de Duitse bezetters. De geallieerde troepen kenden de Duitse posities dankzij luchtfoto’s en verklaringen van Duitse krijgsgevangenen. Op 15 oktober 1918 blies het Duitse leger de aftocht. Ze trokken met geweer, inclusief bajonet de straat op, winkels en kelders plunderend. Enkele burgers werden als gijzelaars meegenomen. Het bevrijdingsoffensief zorgde ervoor dat Hooglede bevrijd was, maar de gemeente had heel wat materiële schade geleden. 

We wandelen eerst rond de Sint-Amanduskerk die centraal ligt op een hoogteDe achthoekige westertoren is 65 meter hoog. Hij werd vernield in 1918 door Franse troepen, en werd heropgebouwd in 1919. Het kerkinterieur is prachtig. De drie beuken rusten op ronde en vierkante pilaren. Hoog op een sokkel staan witte heiligenbeelden. De H. Vicentius, de H. Johannes met gifbeker, H. Petrus werd met een haan afgebeeld en de H. Amandus staat met de kerk in de palm van zijn hand. Mooie glas-in-loodramen met onder andere de H. Prosper. Het doopvont staat links in een nis. Naast de inkomdeur een XVI-graftombe in arduin van Victor van Diksmuide, met ligfiguur van de afgestorvene en wapenschild. De uitgesneden eikenhouten preekstoel is een juweeltje. De tabernakels links en rechts zijn in marmer. Het schilderij "Graflegging van Christus" is een kopie naar P.P. Rubens. Enorm groot en prachtig. Het hoofdaltaar is van gemarmerd hout en is daarentegen sober uitgevallen.                                           Er werden prachtige bloemen en planten aangelegd rondom de kerk door de hoge school van Hooglede. In de nok van de oude boom zingt de merel ongestoord zijn lied. Het neoclassicistisch gemeentehuis werd tijdens WOI sterk beschadigd, maar vakkundig hersteld tussen 1920-1923. Het oorlogsmonument voor gesneuvelden, bij de kerktuin, herdenkt niet alleen de inwoners van Hooglede die zijn omgekomen tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog, maar ook de Poolse soldaten die in 1944 sneuvelden bij de bevrijding van Hooglede. De neogotische grafkapel van de Hoogleedse pastoors is het enige restant van het voormalige kerkhof. Wegens oorlogsschade gesloopt en weer opgebouwd in gele baksteen met natuursteen. Het interieur bezit bijna levensgrote beelden. De moderne fontein is een ode aan Omer Karel Delaey die op 13 september 1876 in Hooglede werd geboren. Als prozaschrijver bereikte hij een hoogtepunt met zijn ,,Dierensprookjes''. Op de rand van de fontein pronken daarom niet toevallig een kat en een vis. Op de zuil prijkt een hand die een pen vast houdt. Het kunstwerk werd met veel stijl in 1999 ingehuldigd bij de opening van de kerktuin rond de Sint-Amanduskerk.

Als we in Houthulst aankomen, bezoeken we de Belgische Militaire begraafplaats, aan de rand van het bos van Houthulst in de Poelkapellestraat. Deze militaire begraafplaats ontstond na WOI. Ook hier lopen toeristen of familieleden rond tussen de zerken van de gesneuvelden. De ingang is voor de helft afgesloten wegens aanpassingswerken. Een betonnen constructie is rechts aan de ingang geplaatst en wordt het bezoekerscentrum met bezoekersboek en register. Nu vinden we deze links in een houten schuilhuisje. Een infobord verteld dat Houthulst één van de tien Belgische Militaire begraafplaatsen in West-Vlaanderen is voor gesneuvelden van WOI. Naast Adinkerke, De Panne, Hoogstade, Keiem, Ramskapelle, Steenkerke en West-Vleteren.               Het grondplan van de begraafplaats is in sterformatie aangelegd. De verticale zerken dragen vooraan een ronde driekleur in zwart, geel en rood. Daaronder een rechthoekige bronzen tekstplaat met naam, voornaam, rang, regiment, geboortejaar en datum van overlijden. De 1.723 Belgische graven zijn afkomstig uit veldgraven en kleinere begraafplaatsen uit de omgeving. De meeste soldaten sneuvelden op 28 of 29 september 1918, tijdens het Eindoffensief. We vinden een zerk van Geeraard J. Meurs. Hij was sergeant bij het 12de Linieregiment. Hij stierf op 26 jarige leeftijd op 6 oktober 1914. Misschien wel familie van ons Rina? Achteraan, tegen de bosrand staan 81 witte kruisjes van Italiaanse slachtoffers waarvan zeven onbekende.              Deze soldaten waren Duitse krijgsgevangenen. In het midden van de kruisjes staat een bakstenen monument met vlaggenpaal. De Italiaanse driekleur wappert in de wind.

We lezen in de oorlogskrant van het “Belgisch Dagblad” van “Woensdag 22 September 1915” een artikel over “Het bosch van Houthulst” ‘(Part.) Het jongste Engelsche communiqué meldt, dat onze artillerie het bosch van Houthulst heeft beschoten en er ontploffingen verwekt. Over dat bosch loopen allerlei geruchten in Vlaanderen. Nog niet lang geleden brachten onze vliegeniers dit bosch een bezoek. Zij verwekten er eene danige paniek dat de Duitsche soldaten vol ontzetting tot Gent vluchtten. Het woud van Houthulst dat een mijl lang en eene halve mijl breed is, was onder Koning Willem I kroondomein. De heer Cassiers, uit Antwerpen, kocht het voor 1 millioen en werd een schatrijk man, senator voor Dixmuide. Hij bouwde er zich een kasteel en eene kerk naar de plannen van den bouwmeester baron Jan Bt. Bethun-d’Ydewalie. Het kasteel, dat nu gansch verwoest is net als dit van burggraaf de Patin van Langemarck, was nu eigendom van den heer Eugen. De Groote, Van Renynghe, oud-lid der Kamer. De heer De Groote nam dienst als vrijwilliger in het Belgische leger, nevens zijn zoon, en werd in het gevecht bij Melle gewond. Het bosch van Houthulst, heet eigenlijk het “Vrybusch” op zijn West-Vlaamsch. In het begin van de XIXe eeuw was het de schuilplaats van de rooversbende van Baeckelandt, die te Brugge werd onthoofd. Het Vrybusch licht tusschen Merckem, Clercken, Staden, Poelcapelle en Langemark’.

Omstreeks 20 oktober 1914 kwamen Duitse troepen te Houthulst aan. Vanuit het bos beschoten ze op 22 november de stad Ieper. De Duitsers zouden het bos de hele duur van de oorlog bezet houden. Gedurende de stellingenoorlog werd het dan ook uitgebouwd met Duitse installaties en verdedigingswerken: in het kasteel werd een medische post ingericht, er werd een netwerk van spoorlijnen aangelegd en er werd een uitkijkpost geïnstalleerd. Bij het geallieerde Eindoffensief, op 28 en 29 september 1918, werd het bos bevrijd door Belgische regimenten, ondanks grote verliezen. Op een voormiddag tijd waren 3 Duitse linies ingenomen en was er 8km terreinwinst geboekt. Na de wapenstilstand was ongeveer 3/4 van het bos was vernield; de verwoestingen waren zo groot dat alle bomen geveld moesten worden. Tijdens de jaren 1920-1922 werd het bos van Houthulst ontmijnd en slechts voor een deel herbebost.

De “Vredesmolen”, een voormalige windmolen, staat in de Molenweg te Klerken. Er is geen parking voorzien. We zetten de auto op het braakliggend stuk grond vooraan. We nemen de 72 treden naar omhoog met een draaitrap tot op het hoogste punt (43 meter). Daarom werd de molen door de Duitsers tijdens WOI gebruikt als uitkijkpost. Tijdens het eindoffensief werd hij door de geallieerden veroverd, maar de Duitsers hadden de molen toen al verlaten via een ondergrondse gang. De molen is een zeldzaam voorbeeld van een molenruïne en werd op 1 april 1999 een beschermd monument. Op dezelfde datum kreeg hij ook zijn officiële naam "Vredesmolen". Het uitzicht is de moeite. Er is wind, maar dat nemen we erbij. Een bomma met twee kleinkinderen is er niet gerust in. Algauw gaan ze terug naar beneden. In de verte de IJzertoren. Rondom spitse kerktorens van de omliggende dorpen. Weilanden met vee en landbouwgronden met vooral mais en/of aardappelen. Af en toe een grote hoeve. Het uitzicht is uniek.  

Om 14:30u zijn we bij de begraafplaats in Vladslo in de Houtlandstraat. Tijdens WOI werd Vladslo volledig in puin gelegd. Na het ingraven van beide partijen lag de stad Diksmuide midden op de frontlinie. Vladslo lag dus in Duits bezet gebied, juist buiten het bereik van het dagelijkse oorlogsgeweld. De Duitse troepen kwamen daarom uitrusten in Vladslo. In het Praetbos, het Duits Militair Kerkhof, was een Duits hospitaal en een kampement voor de vermoeide en gewonde troepen. Er was ook een Duits "Officiers Casino" wat een café was voor de officieren. Dit gebouw staat er nog steeds en doet vandaag dienst als woning. De begraafplaats heeft vierkante granieten tegels in een groot groen gazon met massa’s bomen. In elke tegel zijn maximum 20 namen van soldaten gegrift. Eveneens wit geschilderd en door de natuur bijna onleesbaar geworden. Op de begraafplaats rusten 25.644 gesneuvelde Duitse soldaten. De eerste lijken werden hier begraven tijdens de Slag om de IJzer in oktober 1914. In de jaren 1956-1958 werden de meer dan 100 kleine Duitse militaire begraafplaatsen die verspreid lagen over Vlaanderen, teruggebracht tot vier. De stoffelijke resten werden overgebracht naar de verzamelbegraafplaatsen van Hooglede, Langemark, Menen en hier op Vladslo. Vanuit meer dan 60 plaatsen werden meer dan 20.000 graven overgebracht. Arbeiders snoeien de groene omheining. Verdeeld over de begraafplaats staan grote oude eikenbomen en een paar basalt kruisjes. Tegen de haag oude zerken van particulieren. Achteraan staat het beroemde treurende ouderpaar. De stenen beelden zijn gemaakt door de Berlijnse kunstenares Käthe Kollwitz. Ter herinnering aan haar 17 jarige zoon Peter Kollwitz, die reeds op 23 oktober 1914 sneuvelde. De naam van haar zoon staat op de tegel voor het ouderpaar. Het originele grafkruisje van Peter Kollwitz staat in het “In Flanders Field Museum”. De beelden van het treurende ouderpaar waren op 24 juli 1932 geplaatst op de voormalige begraafplaats aan het roggeveld in Esen, in 1957 overgebracht naar Vladslo.

We wandelen een stuk door het bos achter de begraafplaats. We zoeken de 2 kleine betonnen constructies en de Duitse gedenkmuur. Er staan geen wegwijzers. We volgen wel het Käthe Kollwitzpad. Op ons pad lezen we kleine infoborden met gedichten van bekende en minder bekende kunstenaars. We komen vanzelf bij de Duitse gedenkmuur die in 1916 door het Lehr-Infanterie-Bataillion werd opgericht die hier tijdens WOI gestationeerd waren. Het is een halfronde muur, opgetrokken in grijze natuursteen. Onlangs gerestaureerd door het Duits reserveregiment Mars & Arbeid. In het midden een gedenkplaat onder de kroonlijst. Daarboven in het Duits: “Eisernes kreuz” met 2 eiken takken in reliëf met  daaronder een onleesbare tekst. Langs een ander pad gaan we terug naar de auto.

We zijn op de Belgische Militaire begraafplaats van WOI te Keiem, gelegen in de Keiemdorpstraat 170. Naast de ingang, Rechts van ons staat een kleine kapel. O.L.V. Middelares. Gebouwd uit dankbaarheid door de familie S. Bonte-Monteyne.                     De begraafplaats is in ruitvorm aangelegd. In het houten schuilgebouw willen we het register inkijken, maar het bevindt zich niet in het kastje. De Belgische militaire begraafplaats van Keiem is een verzamelbegraafplaats van na WOI. De grond werd in februari 1924 door het Ministerie van Landsverdediging verworven uit privaat bezit. Na verzameling van de doden na de oorlog werd de begraafplaats op 12 juli 1925 ingewijd. De officiële Belgische grafsteen werd in 1920 ontworpen door de Brusselse architect Simons, in opdracht van het Ministerie van Landsverdediging. Het duurde tot 1924 eer de grafsteen officieel werd voorgesteld. Opvallend op de begraafplaats van Keiem zijn het aantal doden van 8ste en 13de Linieregiment van 18 en 19 oktober 1914 (147 van de 590). Op 18 oktober 1914 vielen de Duitsers aan en veroverden ze de Belgische voorposten, o.a. Keiem. Vanuit Bruggenhoofd Diksmuide deden de Belgen een tegenaanval en heroverden ze Keiem. Op 19 oktober deden de Duitsers een nieuwe aanval, heroverden Keiem en drongen de Belgen achteruit. Er vond een verwarde Belgische terugtocht naar de IJzer plaats en de ijzeren draaibrug werd opgeblazen. 364 van de 590 doden konden niet meer geïdentificeerd worden. Er ligt ook een gesneuvelde soldaat uit de Tweede Wereldoorlog. Achter een hoge rododendron wappert de Belgische driekleur.  

 

We rijden naar het monument aan de Veurnekeiweg te Wulpen Koksijde. Geen plaats om te parkeren. Ons Rina stapt uit om vlug enkele foto’s te nemen. Aan de overkant van de weg, loopt het kanaal Nieuwpoort-Diksmuide. Nog tijdens de Eerste Wereldoorlog dacht de 4de Legerafdeling (of Divisie) eraan om voor zichzelf een monument op te richten. Er werden zelfs stenen aangevoerd uit de ruïnes van Nieuwpoort en de Lakenhallen in Ieper. In 1920 werd het monument onthuld door Koning Albert I.
Voor het monument bevindt zich een zuil voor de Bevelhebber van de 4de Divisie, luitenant-generaal (en baron) Michel (du Faing d’Aigremont). Opzij staan 36 gedenkstenen en liggen er 9 voor de verschillende regimenten. Helemaal vooraan ligt een rotsblok met daarop twee gedichten, één van Albrecht Rodenbach en één van Emile Verhaeren. Links en rechts op het monument staan ook de namen van de ontwerpers en uitvoerders: L. Jacquemotte, beeldhouwer uit Huy, soldaat van het 18de regiment en G. Hendrickx, architect uit Brussel en korporaal van het 4de regiment Genie.
De 4de Divisie verdedigde van 20 tot 23 augustus 1914 de vesting Namen tegen de Duitse overmacht. Tijdens de IJzerslag lag ze naast de 1ste Divisie in de Bocht van Tervate. Van eind 1914 tot begin 1917 verbleef de 4de Divisie vooral in het noordelijke deel van het IJzerfront, met kantonnement in Wulpen. Ze vocht eveneens mee in Merkem (1918) en bij het bevrijdingsoffensief. Het monument en zijn omgeving werd in 1997-1998 volledig gerestaureerd door de federale overheid.

We rijden naar de Kerkstraat in De Panne. We wandelen langs een perk met Britse doden uit WOII en een perk Belgische oud-strijders met Heldenhuldekruisjes. Op een hoek is een volledige zerk geplaatst van een oorlogsvrijwilliger Adjudant, Jager te voet, Jack De Keyzer.  Achter de gemeentelijke begraafplaats vinden we de grootste Belgische militaire begraafplaats van West-Vlaanderen. Hotel l’Océan in de Panne deed dienst als hospitaal. Soldaten die er aan hun verwondingen overleden, vonden hier hun laatste rustplaats. De meesten stierven tijdens het eindoffensief in 1918. Centraal staat een vlaggenstok, waaraan de Belgische vlag wappert. Rondom staan 3.739 grafstenen waaronder 3744 doden begraven liggen, waarvan er 811 niet geïdentificeerd werden. Op perk A rust een zekere Meurs-Laurent. Hij was Opperwachtmeester bij de Gendarmerie en gestorven “den 19 November 1918” tijdens de bevrijding van België. Misschien ook een ver familielid van ons Rina? Achteraan op de begraafplaats staan vijf witte kruisjes van Franse gesneuvelden. Tenslotte liggen er nog 342 Belgische doden uit WOII begraven, waarvan er 42 onherkenbaar waren. Ons Rina legt een zelfgemaakte krans neer van gehaakte papavers, bij de Belgische vlag die hoog boven ons wappert. Op deze manier nemen wij afscheidt van onze Belgische helden, en al de geallieerde soldaten die we vorig jaar en de afgelopen dagen bezocht hebben.

Tot slot rijden we naar het strand. Nog even uitwaaien voor we terug naar Ekeren rijden.  We wandelen tot bij het monument van “Koning Leopold”. Onder zijn bronzen beeld staat de volgende tekst: “Leopold de eerste, Koning van België, is hier op de 17de dag van de maand juli anno 1831 binnengekomen op Belgische grond en plechtig ontvangen”. Tot schrijfs.

Tekst: Luc Verschooten   Foto’s: Rina Meurs   Bron: Gazet van Antwerpen, Wikipedia, Onroerend Erfgoed.








12-01-2015 om 11:11 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
05-01-2015
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zuidschoteroute dag 7

Vandaag is het vrijdag 13 juni 2014. Het is wat later dan anders als we vertrekken vanuit “Heuvelzicht”. Het beloofd een mooie dag te worden met temperaturen tot 24°. Er hangen nevelwolken en er staat een matige wind. Om 10:00u parkeer ik de auto op een parking in het landelijk dorpje Zuidschote. Tijdens WOI werd het bijna volledig verwoest en de bevolking vluchtte weg. Eerst in 1920 keerden de eerste vluchtelingen weer. Rond de St- Leonarduskerk liggen slachtoffers van WOI en WOII. De vijf kleine kruisjes zijn van onbekende Franse soldaten, gesneuveld tijdens WOI. Het monument voor de gesneuvelden is van beide Wereldoorlogen. Het bestaat uit drie delen. Links nog foto’s van de soldaten, verbleekt, maar toch herkenbaar. Het pad naar de ingang van de kerk is afgeboord met lindenbomen. De kerkpoort staat uitnodigend open. De volgende deur is eveneens open. Maar dan houd het op. Hier is een glazen wand geplaatst met afgesloten deur. Een streng bewaakte kerk. Ik kijk rond of er ergens camera’s aanwezig zijn. Zou het kogelvrijglas zijn?  De parochiekerk is oorspronkelijk van 1483, de torenspits van 1551. In 1914 brandde de kerk volledig af en werd uiteindelijk in 1922-23 heropgebouwd.

Met de kerk in de rug rijden we met onze e-fietsen naar rechts, maar houden links aan. Op Zuidschote-Dorp 13 staat de pastorie, verscholen achter enorme groene hagen. Het gebouw dateert van 1920. Het werd stijlvol met meerdere zijtrapgevels heropgebouwd. Bij de Steenstraat staat een kleine kapel met rustbank, omringt met klimop en kleurige bloemen. In de grot staat O.L.Vrouw van Lourdes. Ze wordt aanbeden door de geknielde Bernadette.  

Een weinig later rijden we door Lizerne. Tijdens WOI lag het gehucht van Zuidschote vlakbij het front. De Duitsers veroverden het dorpje op 24 april 1915 en rukten op naar Zuidschote.    Op 27 april, drie dagen later, slagen de Fransen erin om Lizerne te heroveren en men drijft de vijand terug over het kanaal.

Op de hoek Steenstraat/ Lotzstraat herinnert Demarcatiepaal nr 4 aan de eerste gasaanval. Verderop linksaf in de Lotzstraat tot nr 15. Hier werd een monument aan de voorgevel bevestigt, in beide landstalen, als aandenken aan de slachtoffers van de Karabiniers die omgekomen zijn aan de eerste Duitse gasaanval op 22 april 1915.

We verlaten het centrum van Zuidschote onder een stralende zon. Een prachtige dag om te genieten van de stilte van de groene omgeving. We kunnen al direct ‘smullen’ van enkele panoramazichten in een glooiend landschap. In de Diksmuidseweg houden we halt bij het “Verzoeningskruis Steenstraete”. Een monument met een verhaal. Dit kruis is ter vervanging van het voormalige Franse gedenkteken voor de slachtoffers van de eerste gasaanval en de gesneuvelden van het 418de infanterieregiment. Onthuld op 28 april 1929. Tijdens WOII werd het monument gedeeltelijk vernietigd. Buurtbewoners plaatsten daarop een houten kruis. In 1954 besliste men dan om dit aluminiumkruis te plaatsen als teken van een Frans-Belgisch-Duitse verzoening. Er kwam heel veel protest op en pas in 1960 kwam dit geheel tot stand.

De oorlogskrant “Belgisch Dagblad” van “Donderdag 13 Januari 1916”, vermeld het volgende: “Belgisch legerbericht. Gewoon artilleriegevecht. ‘In den sector van Steenstraete is het kanonnengebulder zeer hevig geweest, en een bommengevecht heeft eene groote uitbreiding genomen’. De oorlogskranten werden heruitgegeven door ‘Gazet van Antwerpen’.

De temperatuur is ondertussen gestegen naar 20°. Bijna geen wind. Prachtig weer om te fietsen. De weilanden worden soms nog afgeboord met oude knotwilgen en ondiepe grachten. In de Grenadierstraat staat een hardstenen obelisk. Op een vierkante sokkel staan paaltjes op elke hoek die verbonden zijn met een bronzen ketting. Enkele sparren sieren het monument op. De obelisk werd ingehuldigd door Koning Leopold III op 22 april 1934. Ter herdenking aan de eerste gasaanval van 22 april 1915. Dit was het eerste monument dat Leopold III inhuldigde na zijn troonbestijging.

Nog een bericht in de oorlogskrant die Gazet van Antwerpen heruitgebracht heeft: “Belgisch Dagblad, Dinsdag 18 Juli 1916. ‘Koninkrijk België. Departement van Oorlog. Wekelijksch bulletijn  van 8 tot 14 Juli. De week van 8 tot 14 Juli werd gekenmerkt door groote artillerie-activiteit. De Belgische batterijen van elk kaliber hebben stelselmatig vernielingsgeschut gericht op de vijandelijke verdedigingswerken, voornamelijk in de streek van Dixmuide, in de omstreken van Driegrachten, Steenstraete, het sas en Boesinghe. Onze luchtvaart- en rechtstreeksche observatiediensten konden de belangrijkheid der bekomen uitslagen vaststellen. De vijand heeft heftig geantwoord, zoo met behulp van zijne artillerie als met loopgraafwerktuigen; hevige wederzijdsche beschietingen sproten daaruit voort. Nochtans hebben onze batterijen en bommenwerpers daarbij telkens het voordeel behouden en de vijandelijke artillerie tot zwijgen gebracht. Tijdens deze laatste dagen zijn de verkenners zeer actief geweest op het Fransch-Belgische front”. Onder dit artikel staat nog een klein bericht over Steenstrate. Ik lees: “Belgisch legerbericht. Zeer heftig gevecht bij Steenstraete. ’15 Juli. Artilleriegevechten aan verscheidene plaatsen van het Belgisch front vooral in de buurt van Steenstraete, waar het gevecht zeer heftig was in den loop van den namiddag”.

Als we Bikschote binnenrijden stoppen we bij een enorm hoog wit kruis, rechts van ons. Het gedenkteken, waarin een sabel is uitgehouwen, staat tussen een lage breukstenen muurt dat gemetst is in U-vorm en afgedekt met hardstenen platen. Op de voet van het kruis hangt een bronzen plaatje met het cijfer 3 onder de koninklijke kroon. De bevloering is eveneens uit breuksteen. Dit gehele monument vervangt het vroegere monument dat was aangebracht aan de Steenstratebrug, waar we zo dadelijk over moeten. Boven op de twee uiteinden van de brugleuningen werden drie bronzen geweren tegen elkaar geplaatst. De stenen brugleuningen werden versierd met bronzen palmen en herinneringsplaten. Het 3de linieregiment was vóór de eerste wereldoorlog in Oostende en Ieper gekazerneerd. Van 24 april 1915 tot 10 mei 1915 was het hier achter het kanaal opgesteld en leed er aanzienlijke verliezen bij de Duitse gasaanvallen. Op 28 mei 1940 lieten aftrekkende Britse troepen de brug springen waardoor dit monument vernield werd. Gelukkig had oud-strijder Achiel Durnez uit Zuidschote lont geroken. Hij kon nog net op tijd de bronzen platen losschroeven en verstopte ze bij zich thuis. Links en rechts zijn op de muur de twee oorspronkelijke tekstplaten aangebracht. Het rechtse, in het Nederlands, vermeld: “Ter roemrijke nagedachtenis aan de 162 officieren, onderofficieren en soldaten van het 3de Linieregiment. Die van 24 april tot 19 mei 1915 gevallen zijn te Steenstraat bij deelneming aan het stuiten van het Duitsch offensief. Dat op 22 april losgeketend werd met stikgassen”. Op 26 april 1953 werd het nieuwe monument ingehuldigd door de verbroedering van de oud-strijders van het 3de en 23ste linieregiment.  

Over de Steenstratebrug naar links en bij het water naar rechts. We rijden langs het kanaal Ieper-IJzer, ook wel het Ieperleekanaal genoemd. Het kanaal stroomt van Ieper naar Lo-Reninge, waar het aansluit op de IJzer. Tijdens WOI maakte het kanaal deel uit van de Ieperboog of de Ypres Salient. Nu wordt het kanaal uitsluitend gebruikt door pleziervaartuigen. Met zijn lengte van 15km moeten de vaartuigen door twee sluizen. Er komt net een pleziervaartuig onder de brug door gevaren. Op de boeg is in witte letters “’t Zeepaardje” geschilderd. De Nederlandse vlag wappert achteraan. De kapitein zwaait vriendelijk goedendag. Hij vaart het eind naast ons mee tot we halt houden bij het monument van de “Gebroeders Van Raemdonck” dat 150 meter verder in een weide gemetst werd met betonnen brokstukken die afkomstig zijn van het Duitse steunpunt “Stampkot”. De twee kruisen symboliseren de beide broers. Edward en Frans uit Temse waren twee vrijwilligers. Op een nacht in maart 1917 voerde hun regiment een raid uit op een Duitse stelling nabij het “Stampkot”. 18 dagen later werden hun lichamen gevonden, samen met dat van de Waalse korporaal Aimé Fievez. Men begroef de drie gesneuvelden ter plaatse. In 1924 werden de stoffelijke resten van de broers en de korporaal overgebracht naar de begraafplaats van Westvleteren. In 1932 werd hun kist bijgezet in de crypte van de IJzertoren. In juni 1987 werd aan dit gedenkteken een gedenkplaat onthuld. De tekst luidt: ’26 maart 1917, hier sneuvelden in elkaars armen na een luchtaanval op het Stampkot de gebroeders oorlogsvrijwilligers Edward en Frans Van Raemdonck uit Temsche, beiden sergeant in de 6’komp. 24 linie. “… en als ik val. Dan eerst voor Vlaanderen” “Frans”. ‘Hier sneuvelde nog rond hetzelfde uur, soldaat Aime Fievez. 6de komp. 24 linie Calonne’.

Vanaf nu rijden we tussen wei- en landbouwgrond. Het enige voertuig dat ons passeert is een tractor. In de weiden staan voornamelijk koeien, paarden en geiten. Als landbouw wordt vooral mais geplant. Het groeit nog niet boven ons hoofd. Ernaast een veld met savooien, dan aardappelen en links van ons hectaren rode kool. Aan een verkeersbord ‘doodlopende straat” hangt een brievenbus. Geen naam, geen huisnummer. De postbode wacht hier een zware taak. In de Slaakstraat 7 doemt de Ziegler bunker op. Hij staat vooraan in het weiland en bezit nog een uitkijktoren. Hij werd gebouwd door Duitse Mariniers die werden bijgestaan door ingenieur Ziegler. Vanuit deze betonnen constructie werden lichtsignalen gegeven naar andere eenheden. De bunker werd in juli 1917 door de Fransen veroverd bij de Slag om Pilckem Ridge. De boer gebruikt het complex nu als opslagplaats voor machines en dergelijke. Dan heeft het toch nog een beetje nut. De constructie ziet er nog redelijk goed uit Als de zon achter een wolk schuil gaat is het fris door de wind. We rijden op een brede baan. We moeten niet klimmen of afdalen. Het is rustig fietsen. Als de tractors hun land verlaten vallen er kluiten aarde op de betonbaan. De klei wordt hard en het is niet aangenaam om er met de fiets over te rijden. We voelen de schokken tot in de rug. Onmogelijk te vermijden. De baan ligt over de volledige breedte vol. We fietsen door een bont lappendeken van akkers, weilanden en bos.  Weer een aardappelveld, hectaren groot. We naderen onze eerste begraafplaats. Vooraan aan een akker ligt een opgegraven obus. Dovo is verwittigt en zal hem komen ophalen. Het verroeste stuk ongeluk is circa 30cm lang en bruin van de klei. Volgens mij kan hij nog de lucht invliegen.

Het Welsh Cemetery of Caesar’s Nose wordt niet aangeduid vanop de grote baan door de bekende groene bordjes. Maar is duidelijk waarneembaar in de landelijke omgeving door het Cross of Sacrifice, al is het nogal klein uitgevallen. De begraafplaats is te bereiken langs een groen graspad van ongeveer 200m, en twee bakstenen muurtjes. Hier werden doden begraven vanaf eind juli 1917 tot november 1917. In totaal worden 68 Britse gesneuvelden herdacht, waarvan 9 onbekende. Het registerkastje ontbreekt.

We rijden een stuk terug en slaan rechtsaf. Het kruispunt steken we over. We zien reeds van ver het Cross of Sacrifice van het “No Man’s Cot Cemetery”. De begraafplaats ligt tegen een heuvel. Eveneens te bereiken langs een groen graspad en een smeedijzeren hek. Ook hier geen registerkastje te zien. De naam “No man’s Cot” werd afgeleid van een boerderij die tijdens een groot deel van de oorlog in niemandsland stond. Hier worden in totaal 79 Britse soldaten herdacht. 45 van hen zijn van het 51th Highland Division die dit regiment veroverden op 31 juli 1917 en hier begraven werden. Twee van hen konden niet meer geïdentificeerd worden.

Track X Cemetery. De begraafplaats wordt omgeven door een groene plastiekdraad. Ervoor groeit een haag met rode bladeren. Hier is wel een registerkastje. De kleine begraafplaats wordt omringt door maisvelden. Binnen een paar weken is het zo hoog gegroeid dat niemand nog de rustplaats ziet liggen. Veel volk hebben we nu ook niet gezien. Wij zijn steeds de enige bezoekers. Langs het mooi onderhouden graspad betreden we de kleine begraafplaats. Tijdens de oorlog lag de begraafplaats tussen beide strijdende fronten. De gesneuvelden werden begraven vanaf juli 1917 tot en met november 1917. Er worden 149 doden herdacht waarvan 27 niet meer konden geïdentificeerd worden. In mei 1918 werden er nog twee graven bijgezet.

We rijden weer verder tot het volgende kruispunt. Linksaf in de Hogeziekenweg voor het Buffs Road Cemetery. Genoemd naar een boerderij in de buurt. Met deze begraafplaats werd gestart in Juli 1917 tot en met maart 1918. Hier werden toen nog 265 doden herdacht. Na de wapenstilstand werden er nog 90 slachtoffers uit de omliggende slagvelden bijgezet. Voor 10 gesneuvelden werden Special Memorials opgericht, omdat hun graven door artillerievuur verloren ging. Nu rusten hier in totaal 289 soldaten, waaronder ruim tachtig niet-geïdentificeerde. Twee rijen lijsterbessen sieren de begraafplaats.  

Op de N313 vinden we de Seaforth Cemetery Cheddar Villa. Hier stond vroeger een boerderij met de naam “Cheddar Villa”. De begraafplaats ligt op het grondgebied van Sint-Juliaan. Het dorpje lag tijdens de oorlog pal op de frontlijn. Het werd, net als enkele buurtdorpjes met de grond gelijk gemaakt. We zien een rechthoekige begraafplaats met minder zerken als op de vorige begraafplaats. Ze staan over het algemeen tegen de stenen omheining. Er werden talrijke vernieuwde zerken geplaatst. Hier worden 148 doden herdacht, waarvan 21 niet konden geïdentificeerd worden. Voor 19 soldaten werd een Special Memorial opgericht, omdat hun graven werden vernietigd door artillerievuur. Links en rechts achteraan op de rustplaats zijn twee massagraven met 75 en 81 gesneuvelden. Zij worden herdacht met een Duhallow Block. Een witte vierkantige gedenksteen voor verloren gegane graven op andere rustplaatsen. Achteraan staan op een herdenkingsplaat 23 namen van de Seaforth Highlanders die hier gevallen zijn, maar waarvan men niet weet waar ze begraven zijn. Hun namen staan eveneens op de Menenpoort.

We rijden terug tot de grote baan. Linksaf richting St-Jan op de N313 of de Brugseweg. Onder de snelweg (A19), die loopt van Kortrijk tot Ieper. In 1980 werd de snelweg in gebruik genomen voor het verkeer. De plannen om de A19 door te trekken tot bij de kust werden definitief opgeborgen. Verderop de eerste straat linksaf. Wat verder draaien we het Wieltje op voor het monument van de 50th (Northumbrian) Division. We lezen: ‘To the endvring memory of all ranks of the 50th Northvmbrian-Division who fell in the Great War 1914-1918’. De Britse infanteriedivisie arriveerde op het Europese vasteland in april 1915. Binnen de 7 dagen was de eenheid aan het vechten tijdens de Tweede Slag bij Ieper. Hier, op het gehucht 'Wieltje', werd de divisie voor het eerst ingezet. Het gedenkteken werd op 1 september 1929 onthuld door veldmaarschalk Plumer. Na WOII werd er een tekst toegevoegd: ‘In memory of their comrades of the same division who gave their lives in the war of 1939-1945 for the liberation of France Belgivm and Holland’.

Honderd meter verder bevindt zich het ‘Oxford road cemetery’. Het is een mooie grote begraafplaats die omgeven is door een struik met rode bladeren. De zerken staan allemaal met de voorkant gericht naar het Cross of Sacrifice, dat in het midden staat. De Stone of Remembrance staat uiterst links. Het achterste gedeelte werd met gele rozen versiert, de rest heeft rode rozen die de begraafplaats opfleuren. In de schaduw van een jonge beuk staan twee zerken pal naast elkaar. Van hetzelfde regiment. Schouder aan schouder gestreden en nu rusten ze naast elkaar. Er wordt uitstekend voor onze gesneuvelde strijdmakkers gezorgd. Er werden al veel zerken vernieuwd maar er staan er nog velen te wachten. Het is vooral het grondwater waar de zerken onder te lijden hebben. Enkele zerken zijn weggehaald voor renovatie. Er staan ook enkele Joodse zerken met kiezelsteentjes op. Deze plaats lag tijdens de oorlog aan het front van de Ieperboog. Er werden doden begraven vanaf augustus 1917 tot de helft van 1918. Hier staan 853 zerken verspreidt over vijf perken. 297 lichamen konden niet meer geïdentificeerd worden. Na WOI werden er nog doden bijgezet uit de graven van omliggende slagvelden.  

We rijden door het centrum van St-Jan. Een klein dorp van de stad Ieper. Onze volgende begraafplaats ligt in de velden en uitsluitend bereikbaar langs een 200m graspad. Wieltje Farm Cemetery behoorde ooit toe aan een boerderij in de buurt. Tussen juli en oktober 1917 werden de gesneuvelden begraven van de Derde Slag bij Ieper. Hier worden 116 doden herdacht waarvan er 10 niet meer te herkennen waren. De zerk van een Duits onderofficier is in het verleden midden doorgebroken. Hij werd er terug opgeplakt. Voor hem geen nieuwe zerk. De soldaat sneuvelde op 22 december 1917. Een “Special Memorial” werd opgericht voor 19 soldaten, vroeger waren dat er 20. Er is een zerk tussenuit gedaan. Tegen de stenen omheining bloeit lavendel. We wanen ons even in de Provence.

Even later staan we bij de Franse begraafplaats “Cimitiére de Saint Charles de Potyze”. Genoemd naar het gelijknamige gehucht Potyze dat tijdens WOI dicht bij het front lag van de Ieperboog. In het voormalige ‘Potyze chateau’ werd een hulppost ingericht. Het kasteel werd in 1918 volledig vernield en nooit weer opgebouwd. Deze indrukwekkende begraafplaats is de grootste Franse Militaire begraafplaats van België. Ze werd plechtig ingehuldigd op 22 november 1922. Langs twee witstenen zuilen en een gietijzeren hek betreden we de begraafplaats. Op elke zuil hangt een klein infobord. Het rechter, in het Nederlands, luidt: “Hier rusten de roemrijke lijken van meer dan 4.000 Franse soldaten, gesneuveld op het veld van eer op Vlaanderens Front gedurende de Grote Oorlog 1914-1918”. Allemaal witte kruisjes, met uitzondering van enkele islamitische en joodse graven, waarvan er tamelijk veel zijn. Het zwarte monument vooraan is een beeldengroep van een Calvarie. Alle infoborden zijn spijtig genoeg uitsluitend in het Frans. Duidelijk te zien dat deze begraafplaats niet onderhouden wordt door ‘The Commonwealth War Graves Commission’. Het gras wordt niet regelmatig afgereden. De wandelpaden vertonen putten en kuilen. De onbekende soldaten rusten bij een bekend soldaat samen in één graf. De stoffelijke resten van de vernielde graven kwamen in het massagraf terecht, achteraan. Onder sommige kruisjes liggen wel drie tot twaalf stoffelijke resten. Ook zeven onbekende soldaten werden begraven onder één kruis. Hier rusten in totaal 4209 gesneuvelde Franse soldaten. 1300 van hen konden niet meer geïdentificeerd worden. Voor WOI stond in de buurt een schooltje dat gebruikt werd als hulppost. De eerste gesneuvelden werden daar in de tuin begraven. Het schooltje kwam tijdens de Derde Slag om Ieper in de frontlijn te liggen en alles werd verwoest. Vanaf 1919 werd de begraafplaats hersteld en werden de afgezonderde graven hier bijgevoegd. Ter herinnering staat hier een obelisk aan een aantal infanterie regimenten.

Op het Aeroplane Cemetery staan veel vernieuwde zerken. De begraafplaats is in verschillende niveaus aangelegd en heeft een schuilhuisje, gemetst in baksteen. Hier staan 1105 grafzerken van gesneuvelden waarvan er 636 niet meer konden herkend worden. Het Aeroplane Cemetery lag pal op de frontlijn bij de Derde Slag om Ieper. Op 31 juli 1917 veroverde de 15de Schotse Divisie en de 55ste West Lancashire Divisie de Verlorenhoek en Frezenberg. Twee gehuchten van Ieper. Een paar weken later stortte een Brits vliegtuigje neer op de begraafplaats. Sindsdien kreeg de rustplaats deze naam. 960 graven werden na de oorlog bijgevoegd. We vinden drie graven van geëxecuteerden: A. Thompson, J. Robinson en B. Hartells. Er komt meer wind opzetten. De zon verdwijnt vaak achter de wolken.  

We rijden de Zonnebeekseweg af tot we drie kleine begraafplaatsen zien tussen enkele huizen. Het is door de groene CWGC bordjes dat we het zien. Hier woedde de Tweede Slag om Ieper. Het Potyze Chateau Lawn Cemetery en het Potyze Chateau Grounds Cemetery zijn eigenlijk één begraafplaats en te bereiken langs een grindpad. In 1918 lagen hier 241 doden begraven. Na de wapenstilstand werden nog slachtoffers vanuit de omliggende slagvelden toegevoegd. Voor 12 doden werd een ‘Special Memorial’ opgericht. Hun graven werden niet teruggevonden en men verondersteld dat ze zich onder de onbekenden bevinden. Onder een Frans grafkruis ligt een Franse kapitein.  Hij sneuvelde op 14 mei 1915. Hij werkte samen met de Britse Brigade en word eveneens hier herdacht. In het gehucht Potyze, omringd door een bos stond een kasteel waarin een medische post ondergebracht werd. Ook het 27ste Divisie had hier zijn hoofdkwartier. Dat ging niet onopgemerkt voorbij. Tijdens de zomer van 1918 lag het kasteel in de frontlijn. Alles werd onder vuur genomen en van het kasteel en het bos bleef niets meer overeind. Een infobord vermeld: “Tijdens WOI was het gehucht Potijze gedurende vrijwel de hele periode in handen van de troepen van het Britse Gemenebest. Het dorp lag direct achter de loopgraven van de geallieerden en ruim binnen het bereik van Duitse artillerie. Van hieruit leidde een wirwar van communicatie- en verbindingsgangen de soldaten naar de loopgraven aan het front. Hoewel het kasteel constant onder vuur stond, bleef het ‘Potijze Chateau’, een landhuis uit de negentiende eeuw, gedurende de oorlog redelijk ongehavend en werd gebruikt door de troepen van het Gemenebest. in het voorjaar van 1915, tijdens de Tweede Slag bij Ieper, was dit het hoofdkwartier van de 27ste divisie, onder het commando van Majoor Generaal Thomas D’Oyly Snow. Het gelijkvloers werd later ingericht als een ‘Advanced Dressing Station’ (medische post) en de eerste verdieping, met uitzicht over de Duitse linies, deed dienst als observatiepost. Gedurende de oorlog was het kasteel omgeven door talloze bunkers en loopgraven. Een grote schuur op het terrein, die onder de soldaten bekend stond als ‘Lacer Farm’, werd gebruikt als opslagplaats voor ammunitie en voorraad voor de loopgraven. Hier haalden de soldaten op weg naar het front hun gereedschappen, prikkeldraad, loopplanken, bommen en andere voorraden op. In augustus 1917, aan het begin van de Derde Slag bij Ieper, ook ‘Passchendaele’ genoemd, was de strijd in de omgeving van Potijze heftig. Een jonge officier uit het Manchester Regiment, herinnerde zich later de verwoesting van het landschap rond het kasteel door de meedogenloze Britse en Duitse beschietingen. Dit was een land waar de zucht naar moord en vernietiging genadeloze vormen had aangenomen. Er was niets bruikbaars meer te vinden, iedere centimeter grond werd door de schutters verkend en bestookt in hun wrede en bloedige machtsstrijd. Potijze was nooit een rustige sector. Artillerievuur eiste geleidelijk zijn tol op de officieren en manschappen die gestationeerd waren rond het kasteel. De Britse posities werden af en toe fors aangevallen. Op 9 augustus 1916, met de Slag bij de Somme in volle gang, brachten het eerste en het tweede bataljon van het Hampshire Regiment tien dagen door in de loopgraven ten oosten van het kasteel. Vlak voor hun vertrek vielen ze ten prooi aan een onverwachte aanval door de Duitsers, waarbij een krachtige vorm van fosgeengas werd gebruikt. Beide eenheden werden totaal verrast en hoewel de Hampshires geen grond moesten prijsgeven, had het regiment ruim 240 gewonden, waarvan circa de helft later van gasvergiftiging stierven. De 1st Royal Inniskilling Fusiliers waren op dat ogenblik in hetzelfde gedeelte van de frontlinie en leden eveneens grote verliezen als gevolg van de gasaanval. Ruim 60 soldaten die in deze aanval sneuvelden, liggen begraven op het Chateau Wood Cemetery”. Centraal op het bord is een zwart wit foto geplaatst van een Britse leger Aalmoezenier die een gekwetste soldaat helpt te drinken op het terrein van het kasteel.

Het Pottize Chateau Wood Cemetery is even verder gelegen en te bereiken langs een graspad. Het bezit een klein Cross of Sacrifice. Enkele zerken staan vlak naast elkaar. Ze hebben dan ook hetzelfde embleem. Bij de meeste zerken staat onderaan een tekst. Van de CWGC mochten de familieleden, mits betaling natuurlijk, iets op de zerken laten graveren. De ene tekst is al wat groter dan de andere. Zoals deze: “goodbye mother, someone most go en we will all have to go yet”. En even verder: “greater love, hat no man, dan this. He lay dawn, en gave his live for his friends”. Het kan ook goedkoper zoals: R.I.P. op sommige zerken staat onderaan niets. Twee Duitse grafzerken met drie namen van gesneuvelden. Hier rusten 157 militairen, waarvan er zes niet meer herkend konden worden.

In de Potijzestraat vinden het Potijze Burial Ground Cemetery. Een grote Britse begraafplaats vlakbij de Bellewaardebeek. Zeventien zerken staan pal naast elkaar. De middelste zerk draagt een kruis, links en rechts op de zerken staan twee namen. Allen van hetzelfde regiment. In de rij erachter hetzelfde. Zeven zerken vlak naast elkaar. De middelste zerk draagt het kruis. De zerken ernaast bezitten twee of drie namen van verschillende regimenten. Van sommige onbekende soldaten weten ze wel het regiment. Dat wordt dan uitgesneden op hun zerk. De begraafplaats is mooi versiert met kleurrijke bloemen. Deze rustplaats is ontstaan in april 1915 tot oktober 1918. Hier worden 580 doden herdacht waarvan er 21 niet meer herkend werden.

Op het Ypres Town Cemetery Extension rusten slachtoffers van beide Wereldoorlogen. Er liggen zelfs twee slachtoffers onder één zerk. Een speciale zerk met de leeuw van Vlaanderen is van sergeant Karel Pylink. Piloot bij de Royal air force. Gestorven in 1912. Tegen de muur van de begraafplaats staan zerken met twee logo’s en twee namen. Een Duitse zerk met twee namen. Achteraan rechts komen we op de burger begraafplaats. We lezen op het infobord van het CWGC: “Van oktober 1914 tot september 1918 was Ieper (Ypres) het middelpunt van de Ieperboog (Ypres Salient), een uitsprong in de gevechtslinies die bezet was door de Britse Gemenebesttroepen. De eerste Britse eenheden arriveerden in Ieper op 14 oktober 1914. In de stromende regen rukten ze op ten oosten van de stad, in de richting van het Duitse leger. Binnen slechts enkele dagen werden hun eerste gesneuvelde strijdgenoten begraven op de gemeentelijke begraafplaats. In de bloedige gevechten bij Ieper sneuvelden steeds meer soldaten, die eveneens op de begraafplaats, en op een uitbreiding ernaast, werden begraven. De Gemenebesttroepen gebruikten deze begraafplaatsen tot mei 1915. Na de oorlog werd het uitbreidingsperk vergroot door de bijzetting van ruim 360 graven van kleinere begraafplaatsen en van verspreide graven in de omgeving van Ieper. De uitbreiding van de begraafplaats, naar het ontwerp van Sir Reginald Blomfield, is de laatste rustplaats van ruim 600 Britse Gemenebestsoldaten uit WOI en van twee niet geïdentificeerde Duitse soldaten. In dit gedeelte van de begraafplaats liggen ook 43 Britse Gemenebestsoldaten uit WOII begraven. Op de gemeentelijke begraafplaats rusten 144 soldaten van het Gemene Best op verschillende locaties. Aan de westkant worden 50 medewerkers herdacht van de voormalige Commonwealth War Graves Commission. De instelling die de Britse begraafplaatsen onderhoud”. Het is een oud kerkhof. Er staan zerken van eind 19de eeuw. Een speciale grafzerk is van Maurice Battenberg. Het grafopschrift luidt: Lieutenant H.H. Prince Maurice of Battenberg K.C.V.O. King’s Royal Rifle Corps, 27th october 1914 age 23. Onderaan lezen we de tekst: Grant him with all thy faithful servants. A place of refresment and Peace. Maurice Victor Donald Battenberg werd geboren in Balmoral Castle, Aberdeen, op 3 oktober 1891, te Groot Brittannië. Zijn vader was Prince Henry van Battenberg, de zoon van Prins Alexander van Hessen-Darmstadt en Julie Therese gravin Hauke, zijn hofdame. Zijn moeder was prinses Beatrice von Sachsen-Coburg-Gotha, de vijfde dochter en het jongste kind van koningin Victoria en prins-gemaal Albert. Omdat zijn vader kind was uit een morganatisch huwelijk kreeg Prince Henry van Battenberg zijn titel ‘prins van Battenberg’ van zijn moeder, die door de Russische tsaar Nicolaas tot prinses werd bevorderd. De jonge prins diende in WOI en stierf tijdens de Eerste Slag om Ieper. Na 1918 moesten Britse edelen met een Duitse achternaam deze verengelsen. De nakomelingen van Battenberg veranderden hun naam in ‘Mountbatten’. Het infobord vertelt nog meer: “In augustus van 1914 vond er vanuit het oosten een grootscheepse Duitse invasie plaats in België en Noord-Frankrijk, geleid door zeven legers met ruim één miljoen soldaten. In de eerste weken van september rukten het Franse leger en de Britisch Expeditionary Force (BEF) op en dwongen de Duitsers om zich terug te trekken over de rivieren Marne en Aisne. Begin oktober, terwijl de bloedige strijd in de Elzas ononderbroken woedde, trok het zesde Duitse leger op naar het noorden, in de richting van Vlaanderen. Het doel was om Boulogne en Calais te bezetten en de geallieerden te omcirkelen. Uit angst dat de geallieerden de belangrijke havens van het kanaal zouden verliezen, trokken de troepen van de BEF ook naar het noorden. Deze verwarde reeks manoeuvres in de richting van de Noordzeekust, eerst naar het noorden, dan naar het westen, dan weer naar het noorden, kreeg de naam ‘De wedloop naar de zee’. Beide legers hoopten een beslissende aanval te kunnen plaatsen maar de wedloop kwam in oktober en november 1914 onbeslist ten einde. Maar de boog in het front rondom Ieper bleef achter en de bewegingsoorlog maakte plaats voor een slopende loopgravenoorlog, van de Belgische kust tot aan de Zwitserse grens”.

We rijden verder op de Zonnebeekseweg en slaan linksaf in de Meenseweg (N8). Hier ligt het ‘Menin Road South Military Cemetery’ dat voor het eerst in gebruik genomen werd vanaf januari 1916. Na de wapenstilstand werden nog 203 graven bijgezet vanuit de omgeving. Langs de grote boogpoort betreden we de dodenakker. De drie landsplaten zijn tegen de muur bevestigd. Links is het schuilhuisje gemetst in rode baksteen en afgewerkt in witte natuursteen. In totaal werden hier 1658 soldaten begraven, waarvan 120 niet meer konden geïdentificeerd worden. Voor 54 soldaten werd een ‘Special Memorial’ en twee ‘Duhallow Blocks’ opgericht. We vinden één Duitse zerk van een onbekende soldaat. Bloemperken geven kleur tussen de graven. Bomen zorgen voor schaduw. 

In de Frenchlaan draaien we rechtsaf. Links zien we de majestueuze Menenpoort van Ieper. Mensen wandelen er vaak met het hoofd omhoog. Ze lezen de namen op de muren. Verderop fietsen we langs de N32 tot de derde straat links. Op het eind van de Jan Ypermanstraat draaien we de Brugseweg op tot het White House Cemetery. St-jean-les-Ypres. Een grote begraafplaats, in verschillende niveaus, op het grondgebied van Sint-Jan. Hier staat een oude zerk van een Belgische soldaat. Op de zerk is normaal een foto en een tekstplaat bevestigt, maar dat werd onlangs verwijdert voor renovatie. De eerste doden werden begraven in maart 1915. Na de oorlog werden 700 graven bijgezet van kleinere begraafplaatsen uit de omgeving. In totaal rusten hier 1163 soldaten waarvan er 323 onbekend bleven. Na WOII zijn nog 8 gesneuvelden uit het Verenigd Koninkrijk en één Belgische soldaat bijgezet.

Aan de overzijde van de begraafplaats staat een hoge kapel. O.L.V. Nood zoekt troost. Gemetst in gele baksteen met trapgevel. Bloembakken met rode bloemen naast de deur.  We kunnen binnen tot bij een traliehek, eveneens van bloemen voorzien. Op een verhoogd altaar staan enkele heiligenbeelden van Maria. De muren zijn wit en blauw geschilderd. Na de kapel slaan we de volgende straat linksaf. Een bocht naar links brengt ons bij twee tegenoverliggende begraafplaats. Het linkse is de La Brique military Cemetery no 2. Ook deze begraafplaats ligt op grondgebied van het gehucht Brieke, genoemd naar een oude steenbakkerij, die hier gevestigd was voor WOI. Het is de grootste van de twee en wordt omringt door een haag met rode bladeren. Het schuilhuisje achteraan is aan het wegrotten door opstijgend vocht. Men begon zijn doden te begraven in februari 1915 tot maart 1918. Aan het eind van WOI telde men 383 graven. Nadien werden er nog kleine en geconcentreerde graven bijgevoegd. Nu worden hier 840 soldaten herdacht, waarvan 386 niet meer herkenbaar waren. Voor vier doden werd een ‘Special Memorial’ opgericht.  Enkele bomen sieren de begraafplaats. Aan de overzijde is ‘No 1 Cemetery’ gevestigd. Gesneuvelden werden hier begraven van mei 1915 tot en met december 1915 tijdens de Tweede Slag om Ieper. Hier staan 91 vertikale grafzerken van gesneuvelde soldaten waarvan vier onbekenden. Geen Cross of Sacrifice.

In de Pilkemseweg fietsen we voorbij de ‘Ieper Open Golf Club’. Aangelegd in 1990 met 9 holes parcours bij de industriezone. Golf vereist vooral techniek en concentratie. Het kost algauw €45 per les heb ik van horen zeggen. Aan de  rotonde rechtsaf. We rijden terug tussen weilanden. Schapen, paarden en koeien grazen vreedzaam in de weide. Op de Noorderring slaan we de eerste straat rechtsaf voor de volgende drie kleine begraafplaatsen. Op La Belle Alliance Cemetery, genoemd naar de voormalig hoeve, was een medische post gevestigd. Ze werd door artillerievuur volledig verwoest en nooit meer opgebouwd. De zerken staan ver van uitelkaar. Maar toch vinden we zerken van drie tot vijf vlak naast elkaar. Ze hebben allen twee of meer namen van gesneuvelden. Hier liggen meer soldaten dan dat er zerken staan. De eerste graven dateren van februari/maart 1916. Na de Derde Slag om Ieper werden weer doden bijgezet. Op één van de zerken lezen we: “To the memory of several soldiers of the Great War S. Staffordshire regt. Buried in this grave. Known unto God”. Volgens het register zijn dat er acht. In totaal worden op deze begraafplaats 60 militairen herdacht. 10 lichamen werden nooit geïdentificeerd.

Divisional Collecting Post Cemetery en Extension is een Britse militaire begraafplaats, die gedeeltelijk omheint wordt door een groene haag. Hier staan over het algemeen oude zerken. Of het moet een andere soort van materiaal zijn. Links en rechts van elke rij staan piramide buxus. Deze begraafplaats staat vol. Nergens een open plek. In 2001 werden hier nog kleinere Extension bijgevoegd. Over twee perken liggen 765 dode soldaten begraven, waarvan 512 niet meer herkend werden. Een Duitse zerk is hier voorgoed blijven staan. 

Het New Irish Farm Cemetery is gelegen langs de Briekestraat. Genoemd naar een nabijgelegen boerderij die de Britten doopten tot ‘Irish Farm’. Langs een groot toegangsgebouw met een boogpoort betreden we de dodenakker. Na de reeks kleine begraafplaatsen is dit een enorme dodenakker met de ‘Stone of Remembrance’. Ze werd opgestart in augustus 1917 en na de oorlog werden uit naburige slagvelden de doden hier bijgezet. 20 kleine begraafplaatsen werden ontruimd en hier herbegraven. Er rusten eveneens zes Chinese arbeiders en één Duitser die stierf in oktober 1916. De begraafplaats werd in niveau aangelegd.     

In de kleine Poezelstraat draaien de energie molens rustig rond. Ze zijn hoog en de wieken zijn super groot. We fietsen tot de Colne Valley Cemetery. Een kleine Britse begraafplaats die omringt is door een tamelijk hoge bakstenen muurt. Een gietijzeren hek verschaft ons toegang. Rond het Cross of Sacrifice staan de 47 graven.

We fietsen door de industriezone van Boezinge. We houden halt bij de ‘Yorkshire Trench & Dug-out’. Deze keer zijn we niet alleen. Enkele mannen lopen met paperassen en tamelijk hard pratend door de site. Dit stukje loopgraaf, ‘Yorkshire Trench’, uit 1915 kwam tevoorschijn bij de aanleg van een nieuw stuk industrieterrein. Van 1998 tot eind 2002 werden door de Diggers resten gevonden van 155 gesneuvelden, na de eerste gasaanval in 1915. Deze loopgraaf uit de eerste Britse linie werd later uitgebreid met een ‘deep dug-out’ of een ondergrondse schuilplaats. Dolomietpaden tonen de gangen en kamers van de dug-out. In de loopgraaf zelf kan men de toegangen van deze ondergrondse constructie ontdekken. De loopgraven zijn niet toegankelijk. Vandalen hebben de betonnen zakken in de trench gestamp. Hier is geen toezicht en de kwaadwilligen hebben hier vrijspel. De dug-out staat ook nog onder water. Infoborden staan er en zijn heel informatief. Een man komt naar ons toe en begint een uitleg te doen. Hij praat een dialect dat ik niet kan thuisbrengen. Concreet verteld hij: -  Dat hij systematisch het nieuw gedeelte van het industriegebied heeft onderzocht samen met het archeologische team van ‘De Diggers’. Telkens als hij iets vindt, moet hij de politie erbij roepen om een proces-verbaal te laten opstellen. – ‘Hier werden onder meer 155 soldatenlichamen geborgen’ verteld hij verder. Hij toont ons ondertussen de foto’s van gevonden voorwerpen,  beenderen van dode soldaten. Uitgravingen van de trench en dug-out. Hij vertelt verder: -  De stoffelijke resten kregen een laatste rustplaats op een Brits, Frans of Duitse begraafplaats.

Het Dragoon Camp Cemetery is een langwerpige begraafplaats. Langs een lang groen graspad te bereiken. Er werden doden begraven van begin augustus 1917 tot en met oktober 1917. De meeste logo’s op de zerken zijn van het 13th Royal Welsh Fusiliers. We tellen 66 Britse zerken, waarvan tien onbekenden.  

Op het kruispunt van de Poezelstraat/Langemarkseweg houden we halt bij het gedenkkruis “carrefour des roses”, gelegen op het grondgebied van Boezinge. Binnen een halfcirkelvormige haag en enkele naaldbomen staat het monument voor Francis Ledwidge. Vooraan 9 kleine granietblokken en achteraan rijst een Calvarie uit roze graniet op. Er hangt een Christusfiguur aan het kruis. Deze site is geplaatst voor de Bretoense slachtoffers van de gasaanval. De oriëntatietafel toont de posities van de verschillende militaire eenheden. Ingehuldigd op 15 september 1929. Alles raakte beschadigd tijdens WOII. Na renovatie werd alles in ere hersteld en opnieuw onthuld op 6 juni 1971. Tussen twee groene hagen staat een groter monument van Francis Ledwidge. Op deze plek sneuvelde de Ierse dichter-soldaat op 31 juli 1917. Op een glasplaat staat een zelf geschreven gedicht. 1887-1917 hij is net geen 30 jaar geworden.

Het Artillery Wood Cemetery is aangelegd op het grondgebied van Boezinge. De inkom wordt gerenoveerd. Ook hier doet het grondwater haar werk. De bakstenen rotten weg.   We mogen langs hier niet door. Het is een heel grote begraafplaats. Hier worden 1307 soldaten herdacht, waarvan 506 niet meer herkend werden. Deze plek lag vlakbij de frontlinie naast een bos, dat de Britten algauw ‘Artillery Wood’ noemden. Eind juli 1917 heroverden de Guards Division bij de Slag om Pilcken Ridge het gebied van de Duitsers. De eerste doden werden hier begraven tot maart 1918. Op het einde van WOI lagen hier 141 slachtoffers. Na de oorlog werden nog meer dan 1000 doden van het omliggende slagveld en kleinere begraafplaatsen naar hier over gebracht. Twee oorlogsdichters werden hier begraven. F.E. ledwidge en E.H. Evans.

We fietsen over het kanaal en rijden een weinig later door de Brugstraat. Hier vinden we Demarcatiepaal nr 6. Sommige demarcatiepalen staan niet meer op de oorspronkelijke plaats, maar werden enkele meters verder verplaatst tijdens wegenaanpassingen.    Boezinge-dorp kreeg het vooral zwaar te verduren tijdens de gevechten, die ontstaan waren na de eerste Duitse gasaanval (22 april 1915). Met man en macht werd het dorp door Franse troepen, later met de steun van Britse eenheden verdedigd. Hoewel de Duitsers tijdens de Tweede Slag om Ieper niet verder raakten dan Boezinge-brug, staat demarcatiepaal Nr. 6 op de hoek van de Brugstraat en de Diksmuidseweg. Deze paal, gepatroneerd door Mevr. Alfred Solvay, werd er geplaatst in de week van 6 tot 13 januari 1923. Merkwaardig genoeg staat op deze demarcatiepaal te lezen "Ypres", terwijl op die langs de Pilkemseweg "Boesinghe" staat.

We verlaten het agrarische landschap en rijden door het centrum van Boezinge. De deelgemeente van Ieper kreeg tijdens WOI te maken met vluchtelingen uit Mechelen en omgeving. Na de Tweede Slag om Ieper werd Boezinge een spookdorp. Van de gebouwen bleef niets meer over. Pas in 1919 kwamen de eerste dorpelingen terug. Ook de Sint-Michielskerk werd volledig vernield, maar in 1925 weer heropgebouwd in gele baksteen en hergebruikte ijzerzandsteen. Het monument voor de gesneuvelden staat op het Kerkplein naast het kerkhof. Ook het gemeentehuis is heropgebouwd in 1925. Het jaartal is te lezen op de voorgevel door middel van muurankers.

We verlaten Boezinge langs de N369a. De lucht is weer stralend blauw. Na het ‘glazen huis’ van een bouwondernemer rijden we linksaf in de Ravestraat. Bij de hoeve “Madelstede” staat een bouwvallige kapel. Gebouwd in gele baksteen en een trapgevel. Boven de deur het opschrift: ‘O.L.Vrouw van Vrede’. Buiten enkele vochtvlekken oogt het interieur mooi. Maria met kind op een sokkel boven het altaar. Links een groot beeld van Jozef met kind. Een glas-in-loodraam ter herdenking aan de oorlog van 14-18. De andere zijde beeldt een zware brand van de hoeve uit. 

Om 19:05 zijn we terug in het centrum van Zuidschote. We zien de spitse toren van de kerk net boven de boomtoppen uitsteken. Tot morgen.

Tekst: Luc Verschooten         Foto’s: Rina Meurs           Afstand: 43,5km.         Bron: - Wikipedia en Gazet van Antwerpen










05-01-2015 om 10:18 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
>> Reageer (0)
29-12-2014
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Autoroute 2 dag 6

We zijn nog moe van gisteren. We slapen uit en doen alles in slow-motion. Na het middagmaal rijden we met de auto naar Zillebeke, vlakbij Ieper. Op de Rijselsestraat (N336)  houden we halt bij het Bedford House Cemetery. We zijn de enige bezoekers. Hier worden soldaten herdacht van beide wereldoorlogen in een oase van groen. De bomen en struiken geven het gevoel in een park te wandelen. Deze begraafplaats net buiten Ieper, is een van de grootste Britse begraafplaatsen in de Westhoek. De tuinarchitectuur maakt van Bedford House Cemetery een unieke WO I site. De begraafplaats ligt op het voormalige domein van het kasteel Rosendael. Het kasteel deed tijdens Wereldoorlog één dienst als medische post en hoofdkwartier. In de kasteeltuin ontstonden verschillende kleine begraafplaatsen. De begraafplaats is genoemd naar Bedford House of Woodcote House, de naam die de Engelsen gaven aan het voormalige Kasteel Rosendael. Vooraan ligt een perk dat omgeven wordt door een brede diepe gracht met gele waterlelies. Hier bevinden zich de restanten van het vroegere kasteel. Tijdens de hele duur van de Eerste Wereldoorlog bleef het domein achter het front en kwam dus niet in Duitse handen, maar toch raakte het uiteindelijk vernield door artillerie.  

In de loop van de oorlog werden op het domein begraafplaatsen aangelegd. Op het einde van de oorlog telde het terrein vijf zogenaamde "enclosures". Na de wapenstilstand werden de graven van "Enclosure No. 1" overgebracht naar White House Cemetery in Sint-Jan. "Enclosure No. 2" werd gebruikt van december 1915 tot oktober 1918. Hier kwamen na de wapenstilstand nog eens 437 graven bij. Op vier na, waren deze overgebracht van de in Ieper gelegen Ecole de Bienfaisance Cemetery en Asylum Britsh Cemetery. De kleine "Enclosure No. 3" was van februari 1915 tot december 1916 in gebruik. Het grootste deel is "Enclosure No. 4", dat men van juni 1916 tot februari 1918 gebruikte. Soldaat Frederick Turner werd wegens desertie gefusilleerd op 23 oktober 1917. Hij was 31 jaar.

Na de oorlog werden hier 3324 graven bijgezet voor gesneuvelden die waren overgebracht van andere begraafplaatsen of gevonden op het slagveld. Een groot deel hiervan was niet geïdentificeerd, zoals de twee onbekende Indische zerken. Er staan ook een aantal speciale gedenktekens voor een aantal gesneuvelden waarvan men vermoed dat ze hier begraven liggen, maar geen grafsteen bestaat, en voor een aantal gesneuvelden van andere begraafplaatsen waarvan het graf vernield is in de oorlog. Het Cross of Sacrifice toornt hoog boven de zerken uit. Achteraan links en rechts een schuilkoepel in Franse steen. Rond de Stone of Remembrance liggen de gesneuvelden waarvan men denkt dat ze elders begraven zijn.

De graven van "Enclosure No. 5" werden na de oorlog naar het Aeroplane Cemetery in Ieper overgebracht. "Enclosure No. 6", vooraan, werd na de oorlog (1930-1939) aangelegd met stoffelijke resten uit het voormalige slagveld. Later werden hier ook nog 69 soldaten begraven die omkwamen in WOI. Deze soldaten sneuvelden tevergeefs tijdens een poging van het Britse Expeditieleger en haar geallieerden om de opmars van het Duitse leger door Noord-Europa tegen te houden. Ieper dat tijdens WOI een belangrijk symbool van het verzet vormde, lag tijdens een groot deel van WOII in het bezette Europa.  

We rijden naar Hill 60 in de Zwarteleenstraat te Zillebeke. Een parking is niet voorzien, maar als alternatief is er parkeerplaats bij het restaurant-tea room iets verderop. Op en rond de heuvel, bestaat het landschap uit een origineel oorlogslandschap met loopgravenstructuren, mijnkraters en diverse betonconstructies. Er werden diverse gedenktekens geplaatst, zoals: het gedenkteken voor de "Queen Victoria Rifles" bovenaan de heuvel, de witte gedenksteen voor de opeenvolgende troepenbewegingen voor de heuvel. Rechts van de heuvel het gedenkteken voor de "1st Australian Tunnelling Company", ernaast het gedenkteken voor de "14th Light Division". Naast dit monument staat nog een kleine gedenksteen voor 2 slachtoffers uit WOII.

Hill 60 is een kunstmatige heuvel uit 1850 en is zo’n 60 meter hoog, vandaar de naam. Hill 60 was aan het begin van de oorlog strategisch eigenlijk niet zo belangrijk, totdat bleek dat de heuvel een ideale uitkijkpost vormde voor de Duitsers, vanwaar ze de Britse stellingen richting Ieper konden observeren. Vandaar dat hier fel gevochten werd om deze heuvel.     De heuvel ligt nabij de spoorweg Ieper-Kortrijk. Eigenlijk is deze heuvel opgebouwd uit grond die vrijkwam bij de aanleg van 'de' spoorweg. De oorlogssite van Hill 60 is bewaard gebleven en kan vrij bezocht worden. Vanaf de heuvel hebben we mooie panoramazichten op Ieper en zijn omgeving. Hier tegenover was het Hill 60 museum gevestigd in een typisch Belgisch café, dit museum/café is nu gesloopt en er is een restaurant voor in de plaats gekomen. Hill 60 is onderdeel van de zogenaamde Hoogte van Wijtschate-Zillebeke waar ook de Helling van Mesen, Helling van Wijtschate en Hill 62 deel van uitmaken.

Op 10 december 1914 werd Hill 60 veroverd door het Duitse leger. De Britse 171e Tunneling Company begon echter in februari 1915 tunnels onder de Hill te graven. In april 1915 waren de tunnels klaar en waren zes mijnen geplaatst onder de Duitse posities. Op 17 april 1915 om 19.05 uur werden de mijnen tot ontploffing gebracht. De explosies duurden ongeveer tien seconden en verwoestten de verdedigingswerken van de Duitsers. Een Britse soldaat die boven de borstwering keek werd gedood door rondvliegend puin. De Britten konden Hill 60 innemen, zij verloren hierbij zeven man. De overwinning was echter van korte duur, op 18 april werden de Britten na een nachtelijke Duitse aanval weer verdreven van de heuvel. Britse versterkingen zorgden voor een nieuw offensief, en met succes: de heuvel kwam weer in Britse handen.

Op de hoek van de Komenstraat-Blauwepoortstraat is een demarcatiepaal nr 18. De verste Duitse opmars tussen de Noordzee en de Zwitserse grens werd in de jaren 1922-1925 aangeduid met 'demarcatiepalen' op de belangrijkste punten. Het zijn granieten zuiltjes van ongeveer een meter hoog, met bovenaan een helm op een lauwerkrans met de naam van de frontsector, op drie zijden een zin (Frans, Nederlands, Engels), met links een veldfles en rechts een gasmasker en op de hoeken een handgranaat en een lauwertak. De noordelijkste demarcatiepaal van het westfront is te vinden in Nieuwpoort-bad nabij de linkeroever van de havengeul. De zuidelijkste demarcatiepaal van de Westhoek bevindt zich in Loker. Op de meeste plaatsen werd de oorspronkelijke zin "Hier werd de overweldiger tot staan gebracht" (ev. vertaling) door de Duitse bezetter tijdens de tweede wereldoorlog verwijderd. Dit is een demarcatiepaal van het Britse type. Op de voorzijde staat bovenaan de naam "Ypres", versierd met een lauwerkrans en onderaan "Erected by the Ypres League". Het ontwerp van deze demarcatiepalen is van de Franse beeldhouwer en oud-strijder Paul Moreau-Vauthier.

Naderhand brengt onze wagen ons naar het Birr Cross Rouds Cemetery. Zillebekedorp en het grootste deel van de toenmalige gemeente bleven tot eind april 1918 in Britse handen. Het dorp werd door het II Corps heroverd op 8 september 1918. Birr Cross Roads (genoemd naar een depot van het 1st Leinsters, Ierland) lag op de Meenseweg, bij het kruispunt met het wegje 'Cambridge Road' dat liep van Wieltje naar Zillebekedorp. In augustus 1917 werd met de aanleg ervan gestart. Ze werd gebruikt als een 'Dressing Station cemetery' vóór en ná de Duitse opmars in het voorjaar 1918. Op het einde van de oorlog waren er negen onregelmatige rijen graven die nu gedeeltelijk Plot I vormen. Na de wapenstilstand werd de begraafplaats uitgebreid met teruggevonden stoffelijke resten uit de nabije omgeving en door de ontruiming van enkele kleinere begraafplaatsen. In totaal worden hier 834 soldaten herdacht, waarvan er 336 niet geïdentificeerd konden worden, waaronder 1 Zuid-Afrikaan en 1 Belg. Het gaat om een Belgische tolk, die op een Franstalige gedenksteen wordt herdacht ('A la mémoire de…'). 9 andere 'special memorials' herdenken slachtoffers waarvan er aangenomen wordt dat ze onder de naamloze graven begraven liggen. Andere 'special memorials' herdenken 18 slachtoffers die in 'Birr Cross Roads Cemetery No. 2' en in 'The Union Street Graveyards' begraven lagen, maar wiens graf vernield raakte door artillerievuur. Dit staat vermeld op een zogenaamde 'duhallow block'.            De begraafplaats is door een lage bakstenen muur omsloten. 

Sanctuary Wood Cemetery is een begraafplaats die anderhalve kilometer ten oosten van het dorpscentrum ligt, op een hellend terrein nabij Hill 62. Ze werd ontworpen door Edwin Lutyens en heeft een grondplan in de vorm van een cirkelsegment met een oppervlakte van ongeveer 7000 m². De begraafplaats is omgeven door een natuurstenen muur en de toegang bestaat uit een poortgebouw met een loggia. Centraal op het terrein staat de Stone of Remembrance, in de zuidwesthoek het Cross of Sacrifice. De begraafplaats wordt net als de anderen onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission.

Er worden 1990 doden herdacht, waarvan 1353 niet meer geïdentificeerd konden worden. Ten noordoosten van de begraafplaats ligt een bos, dat door de Engelsen Sanctuary Wood werd genoemd. Tijdens de Eerste Slag om Ieper, eind 1914, konden de militairen hier immers uitrusten. In de loop van 1915 schoof de frontlijn echter dichter naar het bos toe. De Duitsers bevonden zich ten oosten, de Fransen en Britten ten westen. In de periode mei/augustus ontstonden er drie kleine Britse begraafplaatsen, twee aan de westkant, één aan de oostkant. Begin juni 1916 was het bos het centrum van zware gevechten bij de Slag om Mount Sorrel waar de 1st en de 3rd Canadian Divisions hevig strijd leverden. De drie begraafplaatsen werden vernield, enkel van de tweede restten nog sporen waarvan de graven in perk I de basis vormden voor de huidige begraafplaats. Tegen het eind van de oorlog lagen er 137 slachtoffers, waarvan men er 88 niet meer lokaliseren. Zij worden met Special Memorials herdacht. De begraafplaats werd in de periode 1927-1932 uitgebreid met graven die vanuit de omgeving rond Ieper werden overgebracht.

Naast het Sanctuary Wood Cemetery bevindt zich museum Hill 62. De grote kanonnen dateren uit WOII. We treden binnen langs het café en overvolle shop. We schrikken van de inkomprijs. €1O? Per persoon? Alles staat wanordelijk door elkaar.       Stoffig, vuil en vies. Het “museum” heeft diverse gebruiksvoorwerpen uit WOI tentoongesteld. Het is er haast allemaal. Uitrustingsstukken en wapens. Kijkkastjes in verschillende maten tonen foto’s van WOI in de slagvelden. De wanden zijn versiert met fotokaders. Vele Duitse helmen in de uitstalkasten. Geweren, sabels, obussen en beeldjes in brons. Buiten vinden we een aantal loopgraven en granaatkraters in de tuin. Een groep jongeren gebruikt de loopgraven als speelplaats. Er is geen onderhoud.  Het is een rommeltje. De loopgraven liggen er modderig bij. Wij hebben onze sandalen aan en kunnen niet in de tunnels. Neen dit is het niet.

Op het hoogste punt van Hill 62, een paar honderd meter verder, staat het monument voor de Canadezen op het vroegere “Sanctuary Wood”. Ondanks de geringe hoogteverschillen was het een goede plaats om als observatiepunt te dienen.                    De  geallieerde troepen konden vanaf hier de Duitse linies overzien. De linies in deze omgeving worden bemand door de Canadezen. Op 2 juni 1916 vanaf 8 uur in de ochtend bestookt de Duitse artillerie de Canadezen tot net na het middaguur, daarna worden ondergrondse mijnen tot ontploffing gebracht en volgt de aanval van de Duitse infanterie. De Canadezen worden over een linie van circa 1.200 meter compleet teruggeslagen, vanaf Hill 62 tot Mount Sorrel, een stuk zuidwaarts van Hill 62. In totaal weten de Duitsers ruim een halve kilometer terreinwinst te boeken. De dag erna, 3 juni, wordt een tegenaanval uitgevoerd. Deze levert nauwelijks terreinwinst op. Enige nut is dat de Canadezen de eigen linies beter kunnen versterken tegen een nieuwe Duitse aanval, welke echter uitblijft. Op 13 juni wordt na hevig geallieerd artillerievuur Hill 62 terugveroverd op de Duitsers. Hill 62 is onderdeel van de zogenaamde Hoogte van Wijtschate-Zillebeke waar ook de Helling van Mesen, Helling van Wijtschate en Hill 60 deel van uitmaken. Na de oorlog werd de omgeving beplant met ahornen en esdoorns, ter herinnering aan de vele Canadezen die hier sneuvelden. Op de heuveltop ligt het door sierheesters en rozenstruiken omringde Canadese gedenkteken. Om deze heuvel werd in juni 1916 verbeten gevochten. Nu genieten toeristen van een prachtig panorama op Ieper en begrijpen we het strategische belang van Hill 62.

Na het bezoek rijden we naar de Hooge Crater Museum in de Meenseweg 467 op het grondgebied van Ieper. Heel wat beter dan het vorige museum. In het nieuwe deel van het museum is er een originele film te zien, opgenomen in 1917 op het Hooge en de Meenseweg. Er werd hard gewerkt aan de nieuwe tentoonstelling: " van 't Hooge tot de Hel". Een glas-in-loodraam stelt de brandende belforttoren voor van 22 november 1914. In het café wordt een indrukwekkende collectie getoond van bewerkte hulzen. Ook grote oorlogsstukken zijn te bewonderen. Zoals de Britse Ford T ziekenwagen van 1916. In de naastgelegen gerestaureerde kapel staan vitrinekasten bewaart men zeldzame militaire kledij van de troepen die in de Ieperboog hebben gevochten, ook worden met behulp van levensgrote taferelen het leven tijdens de Eerste Wereldoorlog zo natuurgetrouw mogelijk weergegeven. De taferelen gaan van Duitse bunkers naar Britse loopgraven en levensgrote paarden bereden door cavalerietroepen. Bovenop een vitrinekast staat een indrukwekkend replica van een Fokker DR1 vliegtuig. De kapel waar het museum in gevestigd is, dateert van 1927 en de school werd in 1920 gebouwd. In de jaren 1992-1993 werd de kapel en de bijliggende wijkschool gekocht door de familie De Smul - Ceuninck, en werden van verdere verval gered door een grondige renovatie. De vroegere wijkschool doet nu dienst als thema-café. Het museum 'Hooge Crater' opende voor het eerst zijn deuren op Pasen 1994. Vanaf 1 januari 2009 werd het museum eigendom van Niek en Ilse Benoot-Watteyne. Het is een privaat oorlogsmuseum die tal van unieke verzamelingen van de Eerste Wereldoorlog in een mooi kader tentoonstelt. De uitbaters kunnen meer dan 50 zitplaatsen buiten op het terras culinair verwennen. Men heeft een uitgebreide keuze aan bieren, frisdranken en ijscrème. Je kan er ook genieten van heerlijke gerechten, waarvan de vleesgerechten huisbereid zijn. Wij kiezen voor de boerenboterham met paté en kaas. Een koel biertje van Passchendaele mag met dit weer.

Hooge Crater Cemetery ligt langs de drukke Meenseweg, tegen de heuvelflank van “’t Hoge”. Er worden 5.923 doden herdacht, waarvan er 3578 niet geïdentificeerd konden worden. Er liggen tot zes onbekende onder één zerk. De omgeving van Hooge was gedurende de hele oorlog het toneel van felle strijd omwille van zijn hoogte- en strategische ligging. Vlakbij stond het kasteel van de familie de Vinck, door de Britten "Hooge Chateau" genoemd. Bij een artillerieaanval op het kasteel op 31 oktober 1914 kwam bijna de hele staf van de Britse 1ste en 2de visie om het leven.  Voortaan werd het "White Chateau", dichter bij Ieper, gebruikt als geallieerd hoofdkwartier. Vanaf 1915 ging het kasteel en zijn omgeving meermaals over naar de andere partij. Eind mei konden de kasteelruïnes nog verdedigd worden, begin juni werden ze door de Duitsers bezet. De stellingen van beide partijen lagen nu op nauwelijks 50 meter van elkaar. De Britten planden een tegenaanval halverwege juli, maar lieten eerst een mijnlading van 2200 kg ontploffen, tot dan toe de grootste mijnlading van de oorlog. Er ontstond een krater met een doorsnede van veertig meter en een diepte van zes meter met een vijf meter hoge kraterwand van opgeworpen aarde. De Britten raakten daarna bij de aanval echter niet veel verder dan deze ontstane krater, die voor beide partijen een gegeerde schuilplaats was. De Duitsers zetten bij de tegenaanval een nieuw wapen in, de vlammenwerper, en veroverden op 30 juli het kasteel. Op 9 augustus konden de Britten de krater en het kasteel weer heroveren.

Van 6 juni 1916 tot 31 juli 1917 kwam de omgeving weer in Duitse handen. Op initiatief van de "burial officer" van de 7de divisie begonnen de Britten in oktober 1917 met de aanleg van de begraafplaats. Oorspronkelijk waren er 76 graven. In april 1918 ging het Hooge bij het Duitse Lenteoffensief echter weer naar de Duitsers. Bij het geallieerd eindoffensief werd de locatie definitief bevrijd op 28 augustus 1918. Na de oorlog werd de begraafplaats uitgebreid met graven uit de slagvelden en uit verschillende kleinere begraafplaatsen die werden ontruimd. Er zijn Special Memorials (speciale gedenkstenen) opgericht voor 31 doden uit het Verenigd Koninkrijk, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Zij bevinden zich vermoedelijk onder de niet geïdentificeerde doden. Met 14 Special Memorials en een Duhallow Block worden 12 Britten herdacht, die op La Chappelle Farm begraven lagen, maar waar hun graf niet meer teruggevonden werd en twee Britten, wiens graf verloren ging op Kruiseecke German Cemetery. De Stone of Remembrance staat in een cirkelvormige diepte die verwijst naar de mijnkraters. Op de kasteelsite werd een nieuw landhuis gebouwd. In de jaren 20 werd de krater gevuld. Het kasteelpark ging later voor het grootste deel naar het pretpark Bellewaerde. 

150 meter verder ligt het domein van kasteel Hooge. Nu een drie sterren hotel met de nieuwe naam, “hotel kasteel T’ Hooge” met in de tuin mijnkraters uit 1916, twee Duitse betonconstructies en een opgegraven loopgraaf. Het kasteel ‘Hooge’ werd na de oorlog heropgebouwd op de plaats van de vooroorlogse stallingen. Het kasteelpark is bijna volledig in handen gekomen van het pretpark ‘Bellewaerde’. De kraters in de tuin van het in Engelse cottage-stijl heropgebouwde landhuis dateren van 6 juni 1916, toen de Duitsers ondergrondse mijnladingen tot ontploffing lieten brengen. De loopgraaf zou de eigenaar laten uitgraven door de Brit Mark Horner vanaf november 1994.

Wanneer we terug naar ons vakantie verblijf rijden worden we onderweg geconfronteerd met kleurige ‘plastieken’ wielrenners. Ze staan uitgestald op een rotonde. Daarna is het de beurt aan hectaren hopplantages. Tot morgen.

Tekst: Luc Verschooten          Foto’s: Rina Meurs                  Bron: Wikipedia








29-12-2014 om 19:42 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
22-12-2014
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwkerkeroute dag 5

Woensdag 11 juni 2014. Het is 07:30u. De zon schijnt en het is bijna een wolkeloze hemel. Het huisje naast ons wordt gerenoveerd. Het is een kloppen en boren, timmeren en zagen. Van rust is hier nu geen sprake. De vogels storen zich er niet aan.           Ze doen een poging om  boven het lawaai uit te komen. Vandaag staat een fietstocht op het programma. Na ons ontbijt worden de fietsen op het draagrek geplaatst en rijden we naar Nieuwkerke.

Om 08:50u parkeren we de wagen op het Marktplein van Nieuwkerke. Onze fotocamera werkt weer naar behoren. Ons Rina neemt de ene foto na de andere. Op deze manier geraakt hij beslist oververhit. Straks blokkeert hij opnieuw. Nieuwkerke is één van de acht dorpen die Heuvelland vormen. Het dorp bleef tijdens WOI in geallieerde handen tot 14 april 1918. Na hevige gevechten slaagde de vijand erin om het dorp te veroveren. Op 2 september 1918 heroverde de 36th Ulster Division opnieuw het dorp. Ons Rina neemt een foto van het monument voor de ingang van de kerk. Een driedelig gedenkteken voor de burgerlijke en militaire slachtoffers van de Eerste- en Tweede Wereldoorlog van Nieuwkerke. Naaste familieleden plaatsten nog een oude foto bij het monument. Soldaat Elie Albert Joseph Chirouter behoorde tot het 3de Linieregiment, toen hij op 31 mei 1916 stierf.

Op het kerkhof vinden we de oorlogsgraven van het Gemenebest. 13 graven liggen her en der verspreid over het burgerlijk kerkhof. Het “Cross of Sacrifice” steekt boven de enorme hoge zerken uit. Twee oorlogszerken staan, verloren, apart tussen de burgerlijke grafzerken. We kunnen niet lezen wat erop staat. De tekst is naar de andere kant gericht. Het zonlicht weerkaatst op de zerk. Vier kruisjes van drie Belgen en één Fransman staan tussen Britse zerken. Zij sneuvelden eind mei 1940.                      De begraafplaats werd tijdens WOI gebruikt als medische post of door gevechtseenheden. In totaal rusten hier 106 militairen, waarvan 92 uit WOI. De overige slachtoffers werden tijdens de Tweede Wereldoorlog bijgezet. De begraafplaats is helemaal volzet. Oude en nieuwe zerken staan door elkaar. Hoge en lage kruisjes wisselen elkaar af. Er is totaal geen structuur.

De romaanse Onze-Lieve-Vrouwkerk werd in 1922-23 gebouwd, op de plaats van de laatgotische kerk uit de 16de eeuw, die in de Eerste Wereldoorlog was verwoest. In verband met de ‘Open kerk’ kunnen we het interieur bewonderen. Het beeld van Jezus aan het kruis dateert van het jaar 1600. De kruisweg werd samen met de kerk ingewijd in 1923. Twee glas-in-loodramen gedenken de moord op drie geestelijken in Reningelst. Elk kwartier klinken de vier kleine klokjes van de beiaard. Alle kerkstoelen staan op een rood tapijt. Eindelijk een priester die kleur bekend. Ons Rina blijft de ene foto na de andere nemen, ze is niet in te houden. Nou ja, zolang de camera werkt! Tussen de lijdensweg van Christus hangen grote heiligenbeelden. Waaronder de H. Theresia van Lisieu, de H. Barbara en natuurlijk mag Jozef en Maria met kind niet ontbreken. Ook onze vriend staat hier tentoongesteld. Naast de H. Antonius van Padua staat op zijn sokkel de H. Pastoor van Ars. Het beeld hebben we al zo vaak in een kerk gezien maar kenden zijn naam niet. De heilige wordt op 4 augustus herdacht en werd uitgeroepen tot beschermheilige van alle parochiegeestelijken. De H. Pastoor van Ars wordt terzijde gestaan door de H. Margaretha.  

We vertrekken met de fiets in de Nieuwkerkestraat. Onderweg stoppen we bij de H. Zusters van Vincentius, een voormalig klooster, gelegen in de Seulestraat. Op 7 december 1841 werd het klooster gesticht onder de naam: 'Zusters van Liefde van de      ‘H. Vincentius a Paulo'. Ze kozen de H. Vincentius à Paulo als patroonheilige omdat ze in zijn voetspoor wilden leven: liefde en voorkeur voor de armen in wie je God dient. Nieuwkerke kwam zwaar gehavend uit de Eerste Wereldoorlog. Het dorp lag in puin en ook het klooster en de school moest heropgebouwd worden.  

Onze eerste kapel staat net buiten het centrum van Nieuwkerke. Een hoge kapel met een dubbele witte deur. Onder de nok de tekst: Hulde aan O. L. Vrouw, 1911-1936. Door de Boerinnengilde van West-Nieuwkerke. Het interieur: Maria met kind, omringt met bloemen en kandelaars. De muren zijn mooi in het hemelsblauw geschilderd.

Een golvend landschap strekt zich voor ons uit. Het landschap kleurt groen. Af en toe zien we de rode dakpannen van een hoeve. Naast ons doen de aardappelen op het veld het uitstekend. Straks kunnen ze gerooid worden. Onze tweede kapel staat op de hoek van de Eikelstraat en de oprit naar een boerderij. Een verkommerde kapel. De deur is rot, roept op een likje verf en kan niet meer afgesloten worden. De tekst is in het Frans geschilderd maar kan niet meer ontcijferd worden. Slechts “Notre Dame… en …PPN, (bid voor ons).  Wat ertussen staat is niet meer duidelijk. Een poetsbeurt is lang geleden. Overal stof en spinnendraden. Een houten Mariabeeld met kind staat op een altaar met vuile vieze kunstbloemen en een oude half opgebrande kaars.

Westhof Farm Cemetery. “Westhof Farm” werd tijdens WOI ingericht door de Nieuw-Zeelandse Divisie als hoofdkwartier rond mei-juni 1917. Vanaf dan werden hier de eerste doden begraven. Hier liggen in totaal 136 militairen begraven. 6 soldaten kregen een ‘Special Memorial’ nadat hun graven vernield werden door artillerievuur. Een Duits soldaat ligt tussen de talrijke Britse zerken. De platte bovenkant van de zerk valt meteen op. Ons Rina neemt een foto van Rifleman Thomas Donovan. Hij werd op 17 oktober 1917 terechtgesteld. Hij had op 22 augustus 1917 voor de vierde keer geprobeerd te deserteren. Hij was 20 jaar. Op de zerk staat echter niet “Shot at Down”. Deze begraafplaats is volledig omgeven door een haag. Dat past beter in het glooiend landschap. Er staan soms twee namen op een Duitse zerk. Ze zijn haast niet meer te lezen. De werklieden van Commonwealth War Graves Commission rijden het gras af te. Het is behoorlijk lawaaierig. We stappen op. Terug naar de grote baan. Het is klimmen en besluiten het eindje te voet te doen. Het is heerlijk en aangenaam wandelen tussen de weilanden in het zonnetje. In de verte de kerk van Nieuwkerke. Enkele stieren staren ons na. Gelukkig staan ze achter prikkeldraad.

Zonder erg rijden we te ver. We zien geen bord meer dat ons de weg wijst. Aan de splitsing houden we rechts. We bevinden ons op Frans grondgebied. Na een hele tijd komen we bij een begraafplaats. Pont D’achelles Millitary Cemetery. Pont d' Achelles, een gehucht in de Franse gemeente Niepkerke, lag het grootste deel van de oorlog vlakbij de frontlijn, maar in geallieerd gebied. Als ik het register raadpleeg beseffen we dat we op de verkeerde begraafplaats zijn. In eerste instantie denken we op het Maple Leaf Cemetery te zijn. De begraafplaats werd in juni 1917 door gevechtstroepen en medische eenheden gestart. In april 1918 viel het gebied even in Duitse handen tijdens het Duitse Lenteoffensief en ook zij gebruikten toen de begraafplaats.   Vanaf september was het gebied weer in Britse handen en werd de begraafplaats nog een paar maanden door de Britten gebruikt. Enkele zerken zijn weggehaald voor renovatie. Tegen de muur een Duitse zerk met de naam Richard Tim. Ik tel 34 Duitse zerken. De zerken zijn bovenaan puntiger dan de Britse zerken. Hier liggen in totaal 330 doden begraven, waarvan er 7 niet geïdentificeerd konden worden. Soldaat Ernest Worsley, werd wegens desertie geëxecuteerd op 22 oktober 1917.

We rijden na ons bezoek terug naar de splitsing en gaan rechts. Ik ben niet 100% overtuigt, maar we doen het toch. We zien niemand op straat. Een paar meter voor ons komt een paard met ruiter ons tegemoet. De enige persoon die ons kan helpen. Hij is hier niet bekend. Hij is van Ploegsteert. Toch aangenaam. Hij spreekt wat gebroken Nederlands. We rijden terug naar de grote baan en houden halt bij een grote kapel, verscholen onder het bladerdek van enkele bomen. Ook hier het opschrift in het Frans. Notre Dame de Grace, Prieëz pour nous. Maria staat hoog op haar sokkel achter een ijzeren hek. Een klein vaas met bloemen moet de kapel wat opfleuren. Als we verder willen rijden zien we het ‘Cross of Sacrifice’ staan tegen een hoge groene haag.  Vanaf hier zien we de begraafplaats wel liggen.  

We bezoeken dus toch nog het Maple Leaf Cemetery. Deze begraafplaats ligt pal aan de Franse grens. De overzijde van de straat behoort bij Nieppe. Langs twee witte paaltjes betreden we de begraafplaats. Men begon de doden hier te begraven in 1914 vanwege de medische post en gevechtseenheden die in de buurt gestationeerd waren. De laatste maanden van de oorlog was de begraafplaats in Duitse handen na het Lenteoffensief. Dat verklaart het hoge aantal Duitse zerken. In totaal liggen hier 176 soldaten begraven waaronder soldaat Syd Currie, het jongste slachtoffer op deze begraafplaats. Hij was slechts 17 jaar toen hij op 3 juli 1915 sneuvelde. Een zerk met “Shot at Down” van Private A. Parry, hij werd terechtgesteld op 30 augustus 1917 wegens desertie.

Terug naar de grote baan, de Zakstraat, en slaan linksaf. Vervolgens draaien we de Ploegsteertstraat in. We rijden voorbij verschillende landbouwgronden met aardappelen, maïs, savooien, tarwe… Weiden die overvol staan met koeien. Boerderijen van herenboeren. Een enorm veld trekt onze aandacht. Hier groeit sla met losse krop en met gekrulde bladeren. Een rode en geel- groene variant. Het is ondertussen warm geworden. We moeten ons insmeren. Het briesje doet goed, maar is eveneens gevaarlijk om te verbranden. Steile hellingen zijn er niet meer. We rijden ondertussen door Le Bizet, een  gehucht van Ploegsteert. Het dorpje is gelegen dichtbij de Leie, tegen de Franse grens. Het is kermis en heel het dorp viert mee. Rood gele vaandels aan een kabel, hangen dwars over de straat. Een kleurrijke bedoening. Het is nog vroeg, maar op de terrasjes van de café s zitten al mensen van een drankje te genieten. Op de rotonde staat een grote kapel, maar ze is niet toegankelijk. Van fietspaden hebben ze hier blijkbaar nog nooit gehoord. We rijden op de baan en de auto’s scheren ons rakelings voorbij. Zonder te vertragen of uit te wijken. Even verder moeten we afslaan en rijden terug op een rustige baan.

Aan de volgende splitsing linksaf in de Dréves des Rabecques voor de Motor Car Corner Cemetery. Op deze plek gaf Motor Car Corner het punt aan waar geen enkel voertuig verder naar het front mocht. De begraafplaats werd gestart in juni 1917 bij de aanvang van de Tweede Slag om Mesen en werd tot eind maart 1918 gebruikt. Tussen 10 april en 29 september 1918 was de begraafplaats in Duitse handen als gevolg van het Duitse Lenteoffensief. Gedurende deze bezetting werd ze uitgebreid met Duitse slachtoffers. Deze graven werden later verwijderd. Eén Duits graf is overgebleven. Hier werden 132 militaire slachtoffers begraven. Er zijn 5 doden die niet geïdentificeerd konden worden.  Allan Holz en Ernest John Holz zijn twee Nieuw-Zeelandse broers die op 13 juni 1917 sneuvelden. Ze liggen naast elkaar begraven.

Aan de overzijde van de begraafplaats ligt een grote weide met kleine blauwe bloemetjes, met hoge stengels. Het is vlas, zegt ons Rina. Ik heb er geen flauw vermoeden van. Het oogt mooi. Het is een gewas dat al lang verbouwd wordt. Er zijn blauwbloeiende en witbloeiende rassen. Vlas wordt in de eerste helft van april gezaaid. Het bloeit in juni en wordt geoogst in de tweede helft van juli.

Verderop is de Touquetstraat waar we een bezoek brengen aan het Tancrez Farm Cemetery. Ploegsteert was bijna de hele oorlog in geallieerde handen, enkel tussen 10 april 1918 en 29 september 1918 was het tijdens het Lenteoffensief bezet door Duitse troepen. De begraafplaats lag tegenover een hoeve die gedurende de oorlog dienst deed als hulppost. Ze werd gestart in december 1914 en tot maart 1918 gebruikt door veldhulpposten en gevechtseenheden. Er worden in totaal 335 soldaten herdacht waarvan er 6 niet meer geïdentificeerd konden worden. Voor 1 Brit werd een Special Memorial opgericht omdat zijn graf niet meer gelokaliseerd kon worden en aangenomen wordt dat hij zich onder een naamloos graf bevindt. Er zijn in het verleden zerken tussenuit gedaan. De zerken staan hier verspreidt. Rode en gele bloemen vullen de leegte op. Oude zerken worden regelmatig vernieuwd. Duidelijk te zien aan de kleur, het logo en de tekst. De meeste vervangingen zijn van de zerken tegen de haag. Het sap van de haag is niet goed voor het marmer. Na een regenbui blijven deze zerken het langst nat. Weer en wind doen de rest.

Het ‘Le Touquet Railway Crossing Cemetery’ is een kleine begraafplaats. Ook hier veel plaats tussen de zerken. Duidelijk dat er hier vroeger meer zerkjes stonden. Op deze begraafplaats worden 74 doden herdacht. Le Touquet lag tijdens de oorlog dicht bij het front. Het terrein lag aan een overweg op de spoorweg van Komen naar Armentiers. Het werd gebruikt van oktober 1914 tot juni 1918. Er liggen ook 24 niet geïdentificeerde slachtoffers. Drie doden worden herdacht met Special Memorials omdat hun graven niet meer gelokaliseerd konden worden. De tekst op de zerk luidt: ‘Their glory shall not be blotted out’. Een gesneuvelde soldaat met een davidster is J. Knowles. Gestorven de 2de november 1914.

Sommige straten missen een straatnaambord. Dat maakt het ons moeilijk. We moeten linksaf. We rijden voorbij een parking en vinden geen straat naar links. En geen mens op straat. Op een driesprong kunnen we naar links, maar het is niet de juiste straatnaam. We rijden terug en vragen het een toevallige voorbijganger. Hij doet zijn best met Nederlands te praten. We moeten bij de parking zijn. Achter de parking is een straat die moeten we hebben. Bij de splitsing weer geen naambord en beslist ons Rina linksaf te rijden. Mooie keuze. Het is een eindeloze weg. Maar we zitten goed.

Calvaire (Essex) Military Cemetery. Het Cross of Sacrifice staat vlak bij de toegang. De begraafplaats werd aangelegd naast een gebouw dat door de Britten Essex House werd genoemd. Er liggen uitsluitend 218 Britten begraven. Ook hier staan de zerken ver uit elkaar.

Om 13:00u zijn we op Gunners Farm Cemetery. Genoemd naar een hoeve die aan de overkant van de weg stond. De plaats is een voorbeeld van een regimentsbegraafplaats zoals er zoveel werden aangelegd in 1914 en 1915. De eerst doden werden hier begraven in juli 1915. Ze was in Duitse handen tijdens het Lenteoffensief. Er liggen nu 175 Commonwealth- en vier Duitse graven (één zerk met twee namen). Hier vinden we geen nieuwe zerken. Zes zerken staan pal naast elkaar. Op de zerken staan telkens drie namen op. Een klein massa graf, denk ik dan. Er liggen geen onbekende soldaten. Twee zerken van Joodse soldaten. Er komt bewolking opzetten. Witte wolken waarachter de zon soms schuil gaat.

We rijden opnieuw tussen weilanden en hebben groene vergezichten. In de Crombionweg onderscheiden we twee kraters, rechts in een bocht. Gevuld met regenwater en omzoomd door knotwilgen. Hier zijn we uit Heuvelland. Hier is alles nagenoeg plat. Het is rustig fietsen. Ik had gedacht dat het drukker zou zijn. Op de begraafplaatsen toch zeker. Het zijn weliswaar kleine begraafplaatsen, maar het zijn toch ook slachtoffers van WOI. Niet op elke locatie kan een bus met “toeristen” stoppen. Er is niet op alle plaatsen een parking voorzien trouwens. We rijden richting Ploegsteert.

De London Rifle Brigade Cemetery is ontstaan in december 1914. Hier rusten in totaal 363 doden. In juni 1927 werd in het schuilhuisje een gedenkplaat onthuld als aandenken aan de inhuldiging van deze begraafplaats in het bijzijn van de bisschop van Londen in april 1915.  22 manschappen van de Rifle Brigade sneuvelden in Ploegsteert en werden hier begraven. Een Duitse zerk van een onbekende soldaat ligt helemaal achteraan. Ik zie geen enkele onbekende Britse zerk. Op de derde rij staat nog een Duitse zerk, geflankeerd tussen twee Britten van de 4th Division.

We zijn in het centrum van Ploegsteert, een deelgemeente van de Waalse stad Komen-Waasten. Het monument van de gesneuvelden is volledig in het Frans en herdenkt de Militaire en burgerslachtoffers van beide wereldoorlogen. Ploegsteert herbergde Britse troepen tijdens WOI. De neogotische Sint-Petrus-en-Pauluskerk werd in 1925 heropgebouwd, nadat ze tijdens de Eerste Wereldoorlog was vernield. De kerk is afgesloten. Naast de kerk staat het gemeentehuis. Op de voorgevel is een gedenkplaat aangebracht waarop Winston Churchill duidelijk te zien is. Een infobord geeft de nodige uitleg. “De kleinzoon van W.Churchill in Ploegsteert”. Zo begint de info. “Op 11 november 1991. Sir W.C. (Eerste Minister van Groot Brittannië, tijdens WOII), was in 1916 Luitenant-Kolonel aan het hoofd van het 6de Batalion Roayl Scotsch Fusseliers. 75 jaar later heeft zijn kleinzoon Winston Spencer Churchill Ploegsteert bezocht. En de inhuldiging van de gedenkplaat ter nagedachtenis van zijn grootvader bijgewoond”.

We verlaten Ploegsteert langs de Route de Ploegsteert (N515) en bezoeken het Lancashire Cottage Cemetery. We betreden de begraafplaats langs een boogpoort. Hier staan de zerken vrij ver van elkaar. Het is duidelijk dat er in het verleden menige zerken naar ander begraafplaatsen zijn overgebracht. De lege plaatsen werden niet opgevuld. Rode rozen vervangen de klaprozen die tijdens WOI op de akkers bloeiden. Achteraan staan echter nog drie zerken pal naast elkaar. De middelste zerk bevat slechts een ingegraveerd kruis. Links en rechts staan op de zerk telkens twee namen van gesneuvelden. Op dit klein stukje grond liggen vier soldaten van het zelfde regiment begraven onder drie zerken. De rij ervoor staan vijf zerken tegen elkaar. Op de middelste zerk het bekende kruis en een naam van de soldaat. Links en rechts twee zerken met telkens twee namen. Op dit stuk grond rusten de resten van negen slachtoffers van de Groote Oorlog. Weer allen van het zelfde regiment. Er zijn zelfs eenzame zerken met drie namen van gesneuvelde soldaten. Er zijn 13 Duitse oorlogsgraven. De zerken werden tegen de stenen omheining geplaatst. Gesneuveld in april 1918 tijdens het Lenteoffensief. In totaal  liggen er 269 slachtoffers begraven.

Asfalt wordt zandweg en we rijden tot het eind. We rijden door het Bois de Ploegsteert. Een oase van groen en rust. Banken nodigen uit om even te verpozen. In het bos bevinden zich talrijke militaire begraafplaatsen en restanten van de Eerste Wereldoorlog. Het laatste stuk van het bos is een steile helling. We duwen de fietsen naar boven. Het is bijna even zwaar als naar boven rijden. Rechtsaf en we komen in Waasten. In het Frans Warneton. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Waasten volledig verwoest. De Duitsers groeven onder de ruïnes een uitgebreid net van gangen op 8 tot 10 meter diepte. Deze gangen leidden naar bomvrije schuilplaatsen. Na de oorlog werden al deze gangen gedempt en werd Waasten volgens een nieuw algemeen plan heropgebouwd. Bij de archeologische opgravingen op de plek van de vernielde kerk werd het ongeschonden graf aangetroffen van Robrecht van Kassel. Het werd overgebracht naar een crypte in de nieuwe kerk die in 1925 werd gebouwd. Dit indrukwekkende art-deco bouwwerk wordt vaak de kathedraal van de Leie genoemd.

We komen bij het Prowse Point Military Cemetery. Er is een infobord bijgezet. Majoor Charles B. Prowse gaf zijn naam aan een nabijgelegen boerderij (Prowse Point Farm) die hardnekkig werd verdedigd door zijn troepen, waarbij hij zich heldhaftig zou gedragen hebben. Hij sneuvelde in juli 1916 en ligt begraven in Louvencourt Military Cemetery in Frankrijk. Hij kreeg onlangs een nieuwe zerk. Enkele treurwilgen zorgen voor wat schaduw op de begraafplaats. In gebruik genomen van november 1914 tot april 1918. Hier worden 237 doden herdacht. 8 van hen konden niet meer geïdentificeerd worden. Ook 12 Duitsers hebben hier hun laatste rustplaats gevonden. Op het infobord is eveneens een foto van Harry Wilkinson geplaatst. Private Harry Wilkinson stond als vermist opgegeven. Men graveerde zijn naam op het Ploegsteert Memorial. 87 jaar later werden zijn stoffelijke resten in de Chemin de Saint-Yvon, op een nabij gelegen akker teruggevonden. Lange tijd heeft op die plaats een klein wit houten kruis gestaan met het opschrift: ‘In the memory of Private Harry Wilkinson. 10 november 1914’. Hij werd hier op de begraafplaats in het jaar 2000 bijgezet. Hij was 29 jaar toen hij sneuvelde. In 2006 werden eveneens de stoffelijke resten teruggevonden van soldaat Richard Lancaster, samen met twee ongeïdentificeerde lichamen. Ook zij werden hier herbegraven. Soldaat Alan J. Mather. Zijn lichaam werd in 2008 door archeologen gevonden. Via DNA onderzoek heeft men zijn identiteit kunnen vaststellen door een nog in leven zijnde achternicht. Hij stierf op 8 juni 1917 op 37 jarige leeftijd tijdens de Slag om Mesen. Hij werd hier herbegraven op 22 juli 201O.

Even verder moeten we rechtsaf. We rijden echter rechtdoor tot aan de volgende bocht. Links van ons staat een houten kruis langs ons pad met een naamplaatje waarop staat:  "The Khaki Chums  Christmas Truce. Dit kruis herinnert aan het “Kerstbestand” dat tijdens de eerste oorlogswinter in de omgeving plaatsvond. Op kerstavond 1914 klommen beide partijen uit hun loopgraven en begonnen spontaan te voetballen en kerstliederen te zingen. We fietsen nog verder. Na de volgende bocht, 400m verder, houden we halt bij huisnummer 12. Hier is tegen de voorgevel een gedenkplaat bevestigd als aandenken aan Capitein Bruce Bairnsfather (1887 – 1959). Hij raakte op 24 april 1915 gewond na een aanval op “Mouse Trap Farm” en wordt naar Engeland overgebracht. Hij heeft op zijn manier aan de eindoverwinning bijgedragen door honderden cartoons met het typetje “Old Bill” achter te laten bij zijn strijdmakkers op de Vlaamse en Franse slagvelden. Hij werd de beroemdste cartoonist van zijn tijd.

 

We rijden terug en slaan linksaf voor het Mud Corner Cemetery. Een kleine begraafplaats in een glooiend landschap. We staan op het grondgebied van Waasten in de provincie Henegouwen. De naam “Mud Corner” werd door de Nieuw-Zeelanders gegeven omdat de grond hier drassig was door z’n lagere ligging. De begraafplaats werd in gebruik genomen vanaf december 1917. Hier liggen 85 slachtoffers van WOI waarvan twee niet geïdentificeerd konden worden. Met uitzondering van één Brit zijn alle graven van Australiërs en Nieuw-Zeelanders. Allen gesneuveld tijdens de “Slag om Mesen”. Om de begraafplaatsen midden in het bos te bezoeken laten we onze fietsen staan op het Mud Corner Cemetery.

Te voet gaat het door het bos. Er wordt uitdrukkelijk gevraagd, in het Frans, om niet in het bos te fietsen, en geen honden, zelfs niet aan de leiband langs het wandelpad. Wat komen wij tegen denk je? Juist. Een jong koppel op de fiets die de hond uitlaten. Het diertje rent zonder leiband naast de fietsen mee. Wij zullen wel te voet gaan. Het pad is modderig met diepe kuilen. We hebben onze sandalen aan en moeten slalommend onze weg zoeken. Het is kunst en vliegwerk om bij de begraafplaats te komen. De zon dringt niet door het bladerdek van de bomen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog lag het bos bij de frontlinie. In het begin van de oorlog kwam het in Britse handen en werd door hen Ploegsteert Wood en Plug Street Wood genoemd. Later werden delen bezet door Duitsers en bij het Duitse lenteoffensief kwam het even helemaal in Duitse handen. In het najaar van 1918 werd het bij het eindoffensief heroverd. Het bos telt nog verschillende bunkers, kraters en sporen van loopgraven uit de oorlog. Onder meer Winston Churchill, Adolf Hitler en Anthony Eden waren hier in de loop van de oorlog. In juli 1955 ontploft net ten oosten van het bos nog een van de onontplofte ondergrondse mijnen van de Mijnenslag in Mesen van 1917. Na ongeveer 200m wandelen staan bij het Toronto Avenue Cemetery. De naam komt van de gemarkeerde paden die dwars door het bos liepen. Ze werden gebruikt om de troepen naar het front te brengen. Ze werden meestal bestookt door de vijand met, onder andere, gasprojectielen. De begraafplaats is omzoomd met groene afspanningsdraad. Alle 78 doden op deze begraafplaats zijn Australiërs. Twee van hen konden niet meer geïdentificeerd worden. Een kleine begraafplaats die onlangs nog bezocht werd.  Er hangen kleine Australische vlaggetjes bij enkele zerken. Deze zerken hier hebben het te verduren van de sappen van de bomen. Er dringt bijna geen zonlicht door de bomen. Ze blijven lang nat en dat zie je. Alle graven hebben dezelfde logo. De soldaten stierven allen op de 7de juni 1917. Op de eerste vrijdag van juni vindt een speciale herdenking plaats op deze begraafplaats. In aanwezigheid van de Australische ambassadeur worden kransen neergelegd om de Slag bij Mesen (7 juni 1917) te herdenken.

Links en rechts van ons wandelpad zijn de paden met prikkeldraad afgesloten. We wanen ons even in terug in 1914. Ploegsteert Wood Military Cemetery is een zoveelste Britse begraafplaats. Eveneens klein,  waarvan sommige zerken heel ver uit elkaar staan. Duidelijk dat hier zerken zijn overgeplaatst naar een andere begraafplaats. Soms gebeurd dat in opdracht van de naaste familieleden. Op een andere rij staan ze nog met zeven dicht bij elkaar. Allen met het zelfde embleem. Twee onbekenden zijn we voorbij gewandeld. In totaal worden hier 164 doden herdacht. Deze begraafplaats is ontstaan door de samenvoeging van enkele kleinere regimentsbegraafplaatsen. In het midden staat het bekende “Cross of Sacrifice”. Geen stenen muurtje maar een draadafspanning rond de begraafplaats.

Pal tegenover het Wood Cemetery, omgeven door prachtige groteske bomen, ligt het Rifle House Cemetery. De toegang is langs een ijzeren hekwerk tussen twee witte pilaren. Dit is de grootste van de drie begraafplaatsen, en bevindt zich op een open plek in het bos. Hier schijnt volop de zon. We voelen de warmte. De bewolking begint terug op te lossen. Sommige zerken staan ook hier ver uitelkaar. De 1ste Rifle Brigade begon hier in 1914 hun eerste doden te begraven tot juni 1916. Hier worden 230 slachtoffers herdacht. Slechts één dode kon niet meer geïdentificeerd worden. De jonge R. Barnett is van Joodse afkomst en was slechts 15 jaar. Hij sneuvelde op 19 december 1914. Bovenop de zerk liggen kleine steentjes. Die traditie ontstond toen de Joden hun graven in de woestijn bezochten en er bij gebrek aan bloemen steentjes neerlegden. Naast hem de zerk van de onbekende soldaat met davidster. Bij de grafsteen van Sergeant D.J. Muddle hebben familieleden een bordje geplaatst met verschillende decoraties, zoals: de Victorie medaille, de Britse oorlog ‘s medaille en de 1914 ster. Muddle stierf eveneens op 19 december 1914 op 24 jarige leeftijd. De medailles werden aan zijn vader overhandigd en andere familieleden brachten ze tot bij zijn graf. 

 

Terug langs de modderige paden tot bij de Mud Corner begraafplaats. We nemen onze fietsen en langs de Huttenbergweg rijden we tot de grote baan. Linksaf op de Rue de Messines, overschrijden we de taal- en provinciegrens, voor het Berks Cemetery Extension van Ploegsteert. Verschillende infoborden. Ook hier wordt elke eerste vrijdag van de maand om 19 uur de “Last Post” geblazen. Op 11 november organiseren de inwoners van Ploegsteert een aantal plechtigheden ter herdenking van de wapenstilstand. Op deze plaats worden 876 doden herdacht. Drie soldaten konden niet meer geïdentificeerd worden. Centraal staat het Ploegsteert Memorial, waar meer dan 11.000 Britse en Zuid-Afrikaanse Militairen worden herdacht die in de omgeving sneuvelden, maar geen bekend graf hebben. Aanvankelijk bestond de begraafplaats enkel uit wat nu het noordelijke perk is. In 1930 werd de begraafplaats uitgebreid met graven uit de Rosenberg Chateau Military Cemetery and Extension.       Op een zerk staat te lezen: Rifleman A.E. French, gesneuveld op 1 juni 1916 op 16 jarige leeftijd.

Aan de overkant bevindt zich het Hyde Park Corner Cemetery. Hier rusten 87 slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog. Deze plaats was een druk kruispunt van wegen met veel militaire activiteit. In april 1915 begon men zijn eerste doden hier te begraven tot november 1917. Naast de Britse zerken staan 4 Duitse zerken. Soldaat Albert Edward French sneuvelde op 15 juni 1916. Een 16 jarig jonge slachtoffer. Soldaat Samuel Mc Bride werd wegens desertie geëxecuteerd op 7 december 1916. Hill 63 lag ten noordwesten en in de nabijheid waren de Catacomben met diepe schuilplaatsen.

We gaan iets drinken in de nabijgelegen café. Het is ondertussen 16:00u. Na een Duvel en een Fruitige Liefmans voor moeder de vrouw rijden we al zingend verder. Wat verder op de baan is het Strand Military Cemetery. Genoemd naar een loopgracht in de buurt van het bos. Hier worden 1159 doden herdacht, waarvan er 354 niet meer geïdentificeerd konden worden. Er zijn “special Memorials” opgericht voor 4 soldaten uit Australië en 1 uit Nieuw-Zeeland: “Known or believed to be buried”. In het begin van de oorlog werd hier hard gevochten, daarna werd het hier relatief rustig. In oktober 1914 werden hier slechts twee doden begraven. Vanaf het Lenteoffensief, in het voorjaar van 1918, was de begraafplaats in Duitse handen. De acht Duitse graven zijn er de stille getuigen van. Na de wapenstilstand van 11 november 1918 werd de begraafplaats sterk uitgebreid met gesneuvelden uit de omgeving en uit kleinere begraafplaatsen. Tijdens WOII werden acht soldaten bijgezet ten gevolge van de terugtocht naar Duinkerke in juni 1940.

Na ons bezoek rijden we straat in en straat uit. De lucht is weer stralend blauw. Het groen overheerst de omgeving dat slechts af en toe wordt onderbroken door een rood pannendak. Onderweg rijden we voorbij enkele kraters,  gevuld met regenwater en omgeven door knotwilgen. We zijn  nog steeds vlakbij het Ploegsteertbos, aan de voet van Hill 63, dat de frontlijn vormde tijdens WOI. Vanaf hier groeven de geallieerden een hele reeks mijnen en legden men tonnen springstof onder de vijand.     Helemaal tot in Ieper. In één keer lieten ze de springstof ontploffen. Het resultaat is nog min of meer zichtbaar. Links, in de verte, de kerk van Nieuwkerke. Nog een heel eind. We moeten door een grindpad met kuilen met plassen water van afgelopen nacht. We hebben geen tijd om de omgeving te bewonderen. Links van ons vinden we Underhill Farm Cemetery dat aangelegd werd tijdens de Tweede Slag om Mesen. Ze werd vernoemd naar een nabijgelegen boerderij die de militairen “Underhill Farm” doopten. Hier worden 190 slachtoffers herdacht, waarvan 9 niet meer geïdentificeerd konden worden. Bij sommige onbekende soldaten is wel het regiment bekend en de datum van overlijden. Dat werd dan in de zerk gegraveerd. Vijf slachtoffers kregen een “Special Memorial” omdat de plaats waar ze begraven werden niet meer kon worden bepaald. Deze Memorials kregen de bijkomende tekst: ‘Known to be Buried in this Cemetery’.

Het Rosenbergkasteel, op de heuvel, werd tijdens het begin van de oorlog beschadigd door de Duitse artillerie. De portierswoning “Red Watch” genoemd gaf later zijn naam aan het gebied rond het kasteel. Omdat het kasteel dienst deed als onderkomen en hulppost worden er al vlug twee begraafplaatsen aangelegd. Na de oorlog wordt het kasteel dichter bij de weg heropgebouwd ten westen van zijn oorspronkelijke ligging. De eigenaar wou de begraafplaats niet meer op zijn grond hebben en 477 graven moesten worden opgegraven om opnieuw begraven te worden op het Berks Cemetery Extension van Ploegsteert. Voorbij de begraafplaats vinden we nog een Duitse bunker. Verscholen tussen het groen van bomen en struiken. Er staat geen infobord bij, we weten dus niet of hij van WOI of WOII is. IJzeren poutrels, die het dak ondersteunen steken aan de buitenkant eruit. Haastig en vlug is deze bunker gegoten. Op de hoek van de Rue de Messines staat een infobord met de tekst over de Catacomben bij Hyde Park Corner. Deze werden in 1916 op drie maand tijd gebouwd door de Australische Tunneling Companie. Als onderkomen en beschutting voor de troepen die aan de Slag om Mesen zouden deelnemen. De officiële naam was Hill 63 dug-outs.          De Australiërs noemden het “Walangara”, of het gat in de heuvel. Maar in de ommegang gebruikte men algauw het woord “Catacombe”. Er was plaats voor 1200 manschappen die aan weerskanten van de 19 gangen een slaapbank hadden.             Bepaalde delen waren voorbehouden aan de officieren en hun ordonnansen. Hogere officieren hadden recht op kamers met twee bedden en een tafel. Beroeps militairen logeerden in kleinere kamers zonder tafel. Naast het centraal bureau en het transmissie kantoor waren er nog 38 slaapbanken voor secretarissen en koeriers. Er was ook een elektriciteitscentrale voor de verlichting en het seintransmissie systeem voorzien.  Verder was er nog een kleine kantine en een veldhospitaal.

In de Nieuwkerkebaan staan rijen met “hop” in de velden. Een van de snelst groeiende planten, namelijk tot 10 cm per dag. Verderop de kerk van Mesen. We moesten linksaf in de Chemin du Pont de Pierre. Zonder erg rijden we er voorbij. We dwalen weer enkele kilometers af voor we terug keren naar de juiste straat. Een uur verloren schat ik. We komen dan toch op het Bethleem Farm West Cemetery van Mesen. Langs een graspad bereiken we een smalle toegang met twee grotere bakstenen zuiltjes. Nog een kleine begraafplaats waarmee gestart is op 7 juni 1917. Volgens het register liggen hier 165 gesneuvelde militairen, waarvan één onbekende Australiër. Een “Special Memorial” werd opgericht voor een Nieuw-Zeelander wiens graf door oorlogsgeweld vernietigd werd. Er ligt eveneens een Brit uit WOII. Hij kon ook niet meer geïdentificeerd worden. We fietsen terug naar de Rijselstraat en daar linksaf. De volgende straat rechtsaf. Midden in de wei ligt dan nog Bethleem East Cemetery.  Een heel kleine begraafplaats dat we bereiken langs een heel lang graspad. De zerken hebben veel te verduren onder de bomen. Tijdens een regenbui spat de modder tegen de zerk. Een zerk is alvast vernieuwd. Met de tijd zullen ook de andere vervangen moeten worden. Op rij A staan wel twintig zerken vlak naast elkaar. Als broeders schouder aan schouder. Allen met hetzelfde embleem. De laatste in de rij echter is een onbekende soldaat. Bij hem ontbreekt het embleem. Allen God kent zijn naam.       Hier werden slechts 43 gesneuvelden begraven. Acht van hen werden onherkenbaar in een graf gelegd. De begraafplaats kreeg de naam van een nabij gelegen boerderij die de Australiërs veroverden tijdens de Tweede Slag om Mesen. Het graf van Maurice Surrey kon niet meer gevonden worden en men richtte voor hem een “Special Memorial” op. Op de nabijgelegen boerderij Bethlehem hoeve verbleef Adolf Hitler tussen december 1914 en februari 1915. Hij maakte toen een waterverfschilderij van de ruïnes van de Sint-Niklaaskerk van Mesen.

 

Nog een eind fietsen, maar we zijn moe. Ons uithoudingsvermogen wordt zwaar op de proef gesteld. Onderweg vinden we niets om te eten of te drinken. We moeten de tweede straat rechts nemen. Bij een grote villa stoppen we even omdat naast de villa een weg is. Er is geen straatnaam voorhanden. Een verbodsbord verhinderd onze doortocht. “Privéweg” staat er vermeld. Wij verder natuurlijk. Na twee kilometer zien we in de verte onze twee begraafplaatsen liggen. Een paar honderd meter achter de villa. We besluiten terug te rijden tot bij de villa. Het was nochtans een aangename afdaling. Eerst terug naar boven. We nemen de privéweg. Ook een afdaling maar door het grind wel gevaarlijk. Niet te veel remmen.

La Plus Douve Farm Cemetery is een mooie begraafplaats. Hier, ten noorden van Ploegsteertbos, bevonden zich twee boerderijen. La Plus Douve lag meestal in geallieerde handen en werd geregeld als bataljonshoofdkwartier gebruikt. Er werd met de begraafplaats gestart in april 1915 door de Canadezen en bleef tot mei 1918 tot ze in de handen viel van de vijand. We tellen 336 graven. De zon werpt lange schaduwen over de begraafplaats.

Verderop, voorbij de volgende krater linksaf, voor het Ration Farm Annexe Cemetery. De begraafplaats werd in gebruik genomen tot januari 1918. Volgens het register worden hier 203 Commonwealt doden herdacht. Enkele zerken vertonen twee namen.  

Het is ondertussen 20:00u geworden. We zijn moe en moeten nog naar Nieuwkerke fietsen. Daarna met de auto naar Westouter. We moeten nog eten. Tijd om terug te rijden dus. Ons plan zegt dat we terug de privéweg moeten nemen, en si en la, maar ik stel voor om hier verder door te rijden. Een kleine klimming en we zijn op de grote baan, de N314. Hoop ik toch. Als ik mij goed kan oriënteren is de kans toch groot. Ons Rina volgt plichtsbewust. Eureka, we hebben geluk. De grote baan is de N314.  Links of rechts? Rechts zien we de kerk van Mesen. De keuze is vlug gemaakt. We hebben nog meer geluk. Het is een afdaling. We bereiken Wulvergem. Nog 3km tot Nieuwkerke. Ons Rina krijgt terug moed. Onderweg zoekt ons oog naar een taveerne of restaurant. Helaas. We houden toch nog halt bij de Kandahar Farm Cemetery. Een grote begraafplaats die te bereiken is langs twee smeedijzeren poortjes. In gebruik vanaf november 1914. In totaal worden hier 446 doden herdacht, waarvan er 11 niet meer geïdentificeerd konden worden. Ook de Duitsers begroeven hier drie strijdmakkers. Bij het “Cross of Sacrifice” staat een “Special Memorial” ter herdenking aan een Australiër, wiens graf verloren ging door oorlogsgeweld.

We rijden verder en zien de kerk van Nieuwkerke dichterbij komen. Nog twee kilometer. In Nieuwkerke is elk etablissement gesloten. In Westouter hebben we meer geluk. De keuken van het restaurant is tot 21:00u open. We mogen nog bestellen.        Een vermoeiende dag maar het weer maakt alles goed. Tot morgen.

Fietsafstand: 60km       Tekst: Luc Verschooten         Foto’s: Rina Meurs           Bron: Wikipedia.










22-12-2014 om 19:53 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cinema

Vrienden van ons gaan regelmatig naar de bioscoop. Minstens één keer per week. Het is ondertussen hun traditie geworden om op woensdagavond in  Kinepolis, op de Groenendaallaan te Antwerpen, naar een leuke film te kijken. Echte cinefielen zijn het. En met recht. Zij vinden het belangrijk om de film op beeld- en geluidstechnisch niveau te bekijken en te beluisteren.

Ons Rina en ik houden het liever bij een film op TV. Zij houdt van een mooie romantische film en ik van een spannende actiethriller. Of we kijken samen gezellig naar een tv-komedie. Af en toe eens lachen voor het slapen gaan zorgt voor wat extra verbrande calorieën. Heb ik van horen zeggen.

Oktober 1970, het jaar waarin ik 16 werd. Het jaar dat ik naar een film kon kijken van 16+. Een film met ‘blote borsten’. Man, man, man wat heb ik daarnaar uitgekeken, maar eindelijk was het zover. Helemaal alleen naar de ‘stad’. Helemaal alleen naar de cinema om een film voor 16+ te bekijken. Eindelijk zou ik ‘blote borsten’ zien. Jongens, wat een dag. In mijn licht grijs zondagskostuum de bus op en naar de koekenstad. Ik stapte  langs de vele verschillende bioscopen om de affiches te bekijken. Ik was te vroeg en had dus een zee van tijd. Er waren toen nog veel cinema’s in Antwerpen. Denk maar aan cinema Rex, Astrid of Rubens om er enkele te noemen. Ik ging ze allemaal af. De foto’s tegen de zijwanden spraken boekdelen. Er werden nogal wat ‘blote borsten’ getoond. Maar ik durfde niet echt bij die foto’s te blijven staan. Wat moesten de mensen niet denken van mij? Zo jong en reeds een obsessie van vrouwelijke ‘blote borsten’. Wat moet er van die jongen geworden? Ik voelde het schaamrood op mijn wangen en ging vlug de volgende cinema binnen. Het licht was al gedempt en zette me vlug neer. Onopvallend keek ik rond of iemand mij in het oog hield. Of iemand mij kende en het mijn vrienden zou vertellen waar ik was. Nog erger. Wat zouden mijn vrienden zeggen als ze moesten zien dat ik deze film aan het bekijken was? Ik schaamde mij echt. Ik zal het nooit vergeten. Mijn eerste film in de ‘stad’. Jungle book! Tot schrijfs.

Tekst: Luc Verschooten                    Foto’s: Rina Meurs






22-12-2014 om 18:21 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
15-12-2014
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Autoroute 1 dag 4

Dinsdag 10 juni 2014. Om 07:00u scheen de zon, volop in al haar glorie. Nu is het 08:30u en de bewolking trekt een deken over het landschap. Gisterenavond heeft het hier nog flink gedonderd en gebliksemd. In de verte verdampt het regenwater in het bos. Het vormt een dichte nevel en stijgt omhoog. Daar vormt het opnieuw regenwolken. De weerman beloofde voor vandaag opklaringen met buien. We nemen het zekere voor het onzekere. We besluiten een autoroute te maken. De route hebben we enkele maanden geleden al uitgestippeld met het doel; ‘als het slecht weer is rijden we met de auto’. Sterker nog. We hebben twee autoroutes voor deze week. Autoroute één brengt ons naar Wervik, bij de grens van Henegouwen. De streek staat bekend voor zijn tabaksteelt. We gaan er het tabaksmuseum bezoeken. Het heeft voor ruim een half jaar de deuren gesloten voor een grondige herinrichting. De vernieuwde site was voorzien voor april, twee maanden geleden dus. We zijn benieuwd.

Onderweg houden we halt in de Hollebeekstraat te Wijtschate bij een kleine begraafplaats. Het is de Somer Farm Cemetery no 1. Ze werd genoemd naar een vlakbij gelegen boerderij. Onze fotocamera laat het weer afweten. Weer gedaan met foto’s nemen. We betreden de begraafplaats langs de toegang die met een ijzeren ketting is afgesloten. Twee sierkersen zorgen voor schaduw. De begraafplaats telt circa 89 zerken. We zien één zerk met Davidster. De soldaat stierf op 19 jarige leeftijd. Deze begraafplaats werd voor het eerst in juni 1917 in gebruik genomen. Vijf graven werden stukgeschoten en konden niet meer gevonden worden. Deze soldaten worden herdacht op ‘Special Memorials’. De blokken dragen de tekst “Known to be buried in this cemetery”. Er bestond nog een Somer Farm no 2. Deze werd echter na de oorlog ontruimd en overgebracht naar Wijtschate Military Cemetery.

Bij het kruispunt Rijselstraat-Hollebeekstraat staat het monument van de 57ste Regiment Infanterie Brigade. Het monument is een kruis op een sokkel, geheel vervaardigd in blauwe natuursteen. Vlakbij in de Rijselstraat ligt de Military Oosttaverne Wood Cemetery.     Gelegen op het grondgebied van Wijtschate. We betreden de rustplaats langs een groot toegangsgebouw met drie rondbogige doorgangen. De grote Britse begraafplaats werd in gebruik genomen vanaf de eerste dag van de Mijnenslag, op 7 juni 1917. Na de oorlog werd de begraafplaats enorm uitgebreid met graven van omliggende slagvelden, waaronder de gesneuvelden van Hill 60. Centraal staat de “Stone of Remembrance”, die telkens vanaf 1.000 doden op een begraafplaats wordt geplaatst. De inscriptie luidt: ‘Their name liveth for Evermore’. Hier rusten 1239 doden waarvan er 795 niet geïdentificeerd werden. Verschillende zerken zijn tijdelijk weggenomen voor renovatie. Een klein aluminium infobord met naam, rang, regiment en datum van overlijden getuigen van respect voor de nabestaanden. Tijdens WOII werden hier nog 117 Britten begraven, waarvan 9 onbekende, van mei 1940. Vooraan in de hoek staat eenzaam en alleen een kruis van Hadou Mohammed. Gestorven voor Frankrijk in mei 1940. Achter de begraafplaats, omgeven door weiland staan op enige afstand van elkaar de resten van twee bunkers. Overwoekerd met onkruid.

Om 09:45u parkeren we voorbij het museum in de Koestraat te Wervik. De deuren openen eerst om 10:00u en daarom wandelen we eerst naar de kerk. De stad Wervik ligt langs de Leie, die er de grens met Frankrijk vormt. Daar ligt de Franse gemeente zuid-Wervik (Wervicq-Sud). Op 5 oktober 1914 vielen Duitse troepen de stad binnen. Tijdens de Duitse bezetting vormden Wervik en Wervicq-Sud in Frankrijk opnieuw één geheel. Wervik was de eerste stad net buiten het front, dus werden Duitse soldaten er ingekwartierd en gewonden verzorgd. Adolf Hitler werd na een gasaanval in 1917 in zuid-Wervik verzorgd. De inkwartiering van Duitse troepen gaf aanleiding tot ongewone activiteiten in het grensstadje. Aankomsten en vertrekken van Duitse eenheden, transport van gewonden of krijgsgevangenen, begrafenisstoeten en collectieve teraardebestellingen, maar ook verplichtingen voor de inwoners, met zware boeten. In 1917 moest de bevolking de stad ontruimen omdat Engelse kanonnen op Wervik werden gericht en de stad in puin legden. Het dorp werd na de oorlog  heropgebouwd.

Voor de Sint-Medarduskerk in de Pastorijstraat staat het Heilig-Hartbeeld uit 1926. De kerk is één van de ruimste bedehuizen van West-Vlaanderen met een lengte van 81m. De grote westertoren meet 86m hoog. De kerk werd gebouwd tussen 1382 en 1433 in gotische stijl. De spitse toren echter dateert van 1901. Het is de week van de “Openkerk” en daar profiteren we van. Het voorportaal is prachtig. Langs beide zijden enkele nissen. Met links en rechts een heiligenbeeld van Maria met kind en de volwassen Jezus. De H. Medardus werd rond 1470 geboren in een welstellende familie. Patroonheilige van boeren en wijnbouwers. De enige kerk tot hiertoe waar alles duidelijk met infoborden wordt aangegeven. Ook wordt er een expositie opgesteld rond de middenbeuk. Met oude foto’s van begraafplaatsen uit WOI en ruïnes van bekende kerken of kathedralen. De crypte uit de 13de eeuw is slechts te bezoeken na afspraak. De kerk bezit een 15e-eeuws praalgraf voor Ervé de Meriadech en Heanne de Croix. Op haar graf staan honden als symbolen van trouw. Daarnaast zijn er een aantal 18e-eeuwse beelden en een groot aantal schilderijen, waaronder werken van Jacob van Oost de Jonge en Jan van Orley. De kerk bevat verder een 16e-eeuwse gildekast, resten van muurschilderingen, gebrandschilderde ramen en in het koor is nog een kruisweg van de 19e-eeuw. Tijdens WOI lag de kerk in Duits gebied en werd als paardenstal en uitkijkpost gebruikt. De vijand braken ook het praalgraf open van Hervé de Meriadech. Na de oorlog drongen herstellingswerken zich op. De laatste restauratie werd in 2012 afgesloten.  

We wandelen terug naar het tabaksmuseum. Als de glazen schuifdeuren opengaan staan we bij de toeristische dienst die hier ook is ondergebracht. We zoeken wat informatie die we interessant vinden. Ons Rina vraagt beleeft of we na het museumbezoek langs hier terug buiten moeten. Dan moeten we onze foldertjes nog niet meenemen. – “Het museum is nog niet open, mevrouw. Dat zal iets worden voor september”. Ik wou nog vragen in welk jaar. Maar ik hield braaf mijn mond.          We namen onze folders en staan terug buiten. Naar links voor de Briekenmolen. Alhoewel er reeds in de 13de eeuw windmolens in Wervik opgericht werden zitten we in de bloeiperiode van de Wervikse molens in de eerste helft van de 19de eeuw.               Toen kleurde niet meer dan 15 windmolens het Werviks landschap. Voor het begin van de Eerste Wereldoorlog bleven nog vier molens overeind. Waarvan de Briekenmolen er één was. In 1805 was er reeds sprake van de molen. Hij leverde in dat jaar de eerste olie aan de St-Medarduskerk. In 1844 werd de oliemolen omgevormd naar een olie- en graanmolen. In 1979 werd het geheel opgekocht door de stad Wervik. Er werd een ondergrondse stelling gemaakt zodat men ook onder de molen door kon lopen. In 1987 waren restauratiewerken hard nodig en kan sindsdien volop functioneren.

Vervolgens rijden we naar de Sint-Jozefskerk in de Kruisekestraat. Dit gebedshuis werd opgetrokken in 1937-38. Er bevinden zich vier statiekapelletjes en een Lourdesgrot. Ook deze kerk zet de deuren open voor de toeristen. Het is een moderne kerk die bestaat uit één beuk. Mooie glasramen boven het altaar. Slechts één biechtstoel achteraan. Meer dan voldoende zou ik durven stellen. De kruisgang hangt tegen de muur. De moderne beelden vooraan is niet mijn ding. Ze herinneren mij aan Barcelona in Spanje. De Sagrada Familia heeft eveneens super moderne heiligenbeelden. Maar ik wijk af. Ook rond het orgel zijn de  glas-in-loodramen bewonderenswaardig.

De volgende molen in Wervik is eveneens te vinden in de Kruisekestraat. Tijdens WOI werd de molen verwoest door de Duitsers. Na de wapenstilstand kochten de eigenaars de molen uit Lauwe met de gekregen schadevergoeding. De molen werd echter omgevormd tot tarwemolen. Nog later werd in de molen een dieselmotor geplaatst, zodat er ook kon gemalen worden als er geen wind was. In 1979 werd de stad Wervik eigenaar. Een restauratie drong zich weer op in 1985. De werken duurden tot 1997 en vond de plechtige inhuldiging plaats. De site is spijtig genoeg afgesloten. We kunnen er niet dicht bij komen. En een foto nemen van de site zit er ook niet in. We hebben pech vandaag.

Nabij de inrit van een boerderij in de Kruisekestraat staat een kapel langs de kant van de weg. De kapel van de heilige Antoine, of Antonius van Padua, heeft een groene deur met geel plexiglas. Hij werd geboren in een rijke, adellijke familie, rond het jaar 1195. De heilige Antonius wordt aangeroepen om kwijtgeraakte zaken terug te vinden, en was onder andere ook beschermheilige voor vrouwen en kinderen. Kruiseke is een gehucht van Wervik en ligt op een heuvel van 38m boven zeeniveau. Het dorp kende een bewogen leven tijdens de gevechten van de Eerste Slag om Ieper. Het Duitse 16e Beierse reserve Infanterie regiment, waarbij Hitler diende, deed op 29 oktober 1914 een poging door te breken in Kruiseke. Het bleef bij een poging maar het dorp lag volledig in puin. Na de oorlog werd het gehucht weer opgebouwd.  

De blauwe wegkapel, eveneens in de Kruisekestraat wat verderop is een stenen kapel. Het interieur bestaat uit een groot beeld in het midden van het altaar. Aan beide zijden staat een kind dat opkijkt naar de volwassenen. Bloemen en kandelaars sieren het geheel wat op.

We houden halt in Geluveld. Een landbouwgemeente van Zonnebeke. Het dorp ligt in een glooiend landschap en vormde tijdens WOI een belangrijk strategisch punt bij de slag om de ijzer in oktober 1914. Om die reden werd het dorp volledig verwoest. We kunnen parkeren bij de kerk. We bezoeken de neoromaanse St-Margaretakerk, die gebouwd werd in 1924 en genoemd wordt naar de heilige Margaretha van Antiochië. Aan de buitengevels bevinden zich een aantal bas-reliëfs die het leven van de heilige uitbeelden. Ze wordt vereerd omdat ze mensen hielp bij ziekte of aandoeningen. Er zijn herstellingswerken bezig in de kerk. Een stelling rijkt hoog tot bij de glas-in-loodramen. Werklui poetsen de ramen en  maken de dagkanten netjes. Dit is eveneens een moderne kerk. Het hoofdaltaar heeft glazen wanden waarachter St-Margaretha opgebaard ligt.

Opzij van de kerk staat een monument met buste van Albert I. Opgericht “Aan onze helden ’14 – ’18. Het werd geschonken aan de NSB van Geluveld op 8 november 1959. Links en rechts staan, in alfabetische volgorde, de namen van de gesneuvelden.    De gemeentelijke administratie bezit een mooie nieuwbouw. Naast de kerk staat een kleine kapel met een beeld van Margaretha.  

Na ons kort kerkbezoek wandelen we door de Oude Komenstraat. Het is een doodlopende straat waar op het eind de resten staan van een vervallen standaardmolen. Je moet wel enige verbeelding aan de dag brengen om van de brokstukken een molen te maken. Alles is overwoekerd met klimop. Bomen en struiken begroeid de molenwal. De molen zou in 1926 overgebracht zijn uit Watou. Hij heeft slechts enkele maanden dienst gedaan. Tegen de “molenwal” staan 2 gedenktekens. Een gedenkkruis voor het South Wales Borderers Regiment en een gedenkmuur voor het Worcestershire Regiment. Het opschrit luidt: “Ter eeuwige gedachtenis aan Bevelhebbers en Manschappen van het 2e- Worcester’s welke op 31 oktober 1914 streden tegen een vastberaden vijand en hun leven gaven te Gheluvelt ter redding der beschaving. Dit gedenkteken is opgericht uit fierheid en erkentelijkheid door een burger van Worcester en het werk “Asiles des Soldats Invalides Belges”. Het gedenkteken werd onthuld op 31 oktober 1925, precies 11 jaar na de tegenaanval van de Worcester’s.  Het gedenkkruis herinnert aan het South Wales Borderers Regiment dat net zoals het Worcestershire Regiment hevige gevechten leverde in de omgeving van het kasteelpark op 31 oktober 1914.

Ter hoogte van het Kruispunt Menenstraat-Pappotstraat staan twee obelisken tegenover elkaar. We moeten enkele treden omhoog  voor we op de historische plaats “Clapham Junction” staan. Deze plek werd tijdens WOI al vroeg aangeduid als ‘Clapham Junction’, genoemd naar het bekende treinstation in Londen. Een vierkante spitsnaald met een ingewerkte bronzen plaat is geplaatst voor het Gloucestershire Regiment. Het eerste bataljon van dat regiment was hier betrokken in de eerste Slag om Ieper in 1914. Het tweede bataljon leverde hier slag tijdens de Tweede Slag om Ieper in 1915. Op de grens met de gemeente Zillebeke staat de obelisk voor de 18th Division, dat hier eind juli-begin augustus 1917, met de Derde Slag om Ieper, zware verliezen leed. Tot april 1915 was het kruispunt in Britse handen, tot de Derde Slag om Ieper was het hier in Duitse handen en bij het Lente-offensief in april 1918 kwam de site terug in Britse handen. De omgeving werd steeds zwaarder onder vuur genomen als een belangrijk aanvoerpunt. Omdat troepenverplaatsingen over de Meenseweg essentieel, maar gevaarlijk waren, bouwden de Duitsers hier vanaf de zomer van 1915 een infanterietunnel onder de Meenseweg. Deze Hooge-tunnel had een lengte van 1500m en liep hier onder het midden van de weg. In het voorjaar van 1918 werkten de Canadese Tunnellers hier ook nog aan twee ondergrondse complexen.

Om 12:50u zijn we in Zonnebeke. Rond de gemeente hadden tijdens WOI heel wat gevechten plaats. Het monument voor de gesneuvelden bij de kerk is daar een stille getuige van. Het opschrift is dan ook duidelijk. “Hier liggen hun lijken als zaden in het zand”. De O.L.Vrouwekerk  oogt nog nieuw aan de buitenzijde. Deze kerk dateert van 1921-1924.  Ze werd gebouwd op de ruïnes van de abdijkerk na de vernielingen van het dorpscentrum tijdens WOI, waaraan de kerk ook moest geloven.               Binnenin worden momenteel restauratiewerken uitgevoerd. We zien een hoogtewerker vooraan in de middenbeuk. Het is één grote bouwwerf.  

Bij de zijgevel van de basisschool staat het Heilig Hartkruis. Na de wederopbouw van het gemeentehuis in 1925 – 26 krijgt de post de noordelijke vleugel in huur. Na de fusie van 1977 moet de post het gebouw voorgoed verlaten. Het gemeentehuis is pas opgeknapt. 

Door het park wandelen we naar het museum van Zonnebeke. Het kasteel was in de 18e-eeuw de vroegere abtswoning van de verdwenen Augustijnenabdij. Het werd vernield tijdens WOI, maar in 1924 opnieuw heropgebouwd. Het werd in 1980 door de gemeente aangekocht en opengesteld voor het publiek. Het Memorial Museum Passendale houdt de herinnering levendig aan de Slag van Passendale, waarbij in 1917 in honderd dagen tijd een half miljoen slachtoffers vielen voor een terreinwinst van acht kilometer. In april 2004 werd het kasteel officieel heringericht als Memorial Museum Passchendeale 1917. Verleden jaar opende het vernieuwde en uitgebreide museum zijn deuren. De uitbreiding omvat een nieuw museumgebouw specifiek over de Slag van Passendale en herinneringsgalerij. Met de trap naar de eerste verdieping. Hier krijgen we een overzicht van de vijf slagen bij Ieper, maar met de nadruk op de Slag van passendale. De unieke collectie historische voorwerpen is eveneens interessant. Verder vinden we oude foto’s, filmbeelden en kaartmateriaal. Van de ene zaal naar de andere wordt je geconfronteerd met WOI. Daarna dalen we af in een diepe Dugout uit 1917, compleet heringericht met communicatie en verbandpost, pompkamer, hoofdkwartieren en slaapplaatsen. Een adembenemende ervaring van hoe de Britten als mollen onder de grond leefden. Als laatste duiken we in een netwerk van Duitse en Britse loopgraven in open lucht. Langsheen het parcours van 400m zijn nog meer dan 5.000 collectiestukken te bekijken.  

Ook de pastorij krijgt een nieuwe facelift. Een stelling bedekt de gehele voorgevel. Een stofdoek beschermd de werklieden van weer en wind. Om 15:00 zijn we terug bij de auto.

We rijden naar het Tyne Cot Cemetery in de Vijfwegenstraat  te Ieper. Verleden jaar werden hier de graven gerenoveerd. Zerken werden vervangen en bij anderen werd het logo dieper uitgefreesd. Elektrische generatoren stonden te ronken. Rust en stilte was ver te zoeken. Vandaag willen we het resultaat bekijken van de werkzaamheden. Het gras wordt momenteel afgereden. Hier is altijd wel iets te doen. Tyne Cot is de grootste Commonwealth begraafplaats op het vaste land en ook de belangrijkste getuige van de bloedige Slag van Passendale. Oorspronkelijk was Tyne Cot een versterkte positie van de Duitse Flandern I- stelling, waar Australische troepen in oktober 1917 een eerstehulppost inrichtten. Ongeveer 12,000 soldaten liggen hier begraven. Op het indrukwekkende Tyne Cot Memorial staan nog eens 35,000 namen van soldaten zonder bekend graf, die na 15 augustus 1917 sneuvelden. Sinds 12 juli 2007 werd een volledig nieuwe bezoekersinfrastructuur ingehuldigd met het bezoekerscentrum als blikvanger. Vanaf hier heb je een uniek uitzicht over de oude slagvelden en krijgen we het aangrijpende verhaal van Tyne Cot Cemetery en de doden van Passendale te horen en te zien.

Daarna rijden we naar de kruising ’s Graventafelstraat en de Schipstraat voor het New Zealand Memorial. Het gedenkteken in het gehucht ’s Graventafel herdenkt de rol van de Nieuw-Zeelandse Divisie tijdens de Slag bij Broodseinde op 4 oktober 1917, die op zijn beurt kaderde in de Derde Slag bij Ieper of de Slag bij Passendale.

Onze volgende halte bevindt zich eveneens in de ’s Graventafelstraat. Het New Brittisch Cemetery. Het dorp en de omgeving ervan, komen bijna in elke fase van de oorlog ter sprake. Op 13 oktober 1914, trok de 7th Division door tot Roeselare en op 16 oktober trok diezelfde divisie, samen met de 3rd Cavalry Division en Belgische troepen, terug via Passendale. Op 17 oktober werd het dorp door de cavalerie bezet, op 18 en 19 oktober door Franse cavalerie en Territoriale troepen. Op 20 oktober ging het dorp in vijandelijke handen over. Op 6 november 1917 nam de 5th Canadian Infantry Brigade het dorp terug en trok nog iets verder. Deze verovering was een deel van de Tweede Slag om Passendale, de laatste in de rij gevechten tijdens de Derde Slag bij Ieper. Half april 1918 werd de geallieerde lijn teruggetrokken naar Ieper toe en kwam het dorp opnieuw in Duitse handen. Dit bleef zo tot Belgische troepen het dorp heroverden op 29 september 1918. De begraafplaats werd daarom na de oorlog aangelegd door de concentratie van verspreide graven op de slagvelden rond Passendale en Langemark. Bijna alle slachtoffers vielen tijdens de herfst van 1917. Eén soldaat stierf in november 1914 en één in mei 1915. In juni 2003 werden nog drie Canadezen bijgezet. Momenteel rusten op 16 aangelegde perken 2101 soldaten. Meer dan drie-vierde zijn niet geïdentificeerd. ‘Special Memorials’ werden opgericht voor zeven militairen. Hun opschrift luidt: “Believed to be buried in this cemetery”.  

We houden eveneens halt bij de gedenksteen “Crest Farm Canadian Memorial in de Canadalaan 45 te Passendale. Het monument herdenkt de zware verliezen van het Canadese leger tijdens de 700m lange mars tijdens de Slag om Passendale. Toch duurde deze mars tien dagen vooraleer het 6e Bataljon van de 2e Canadese Divisie de St-Audomaruskerk van Passendale kon bereiken. Dit gedenkteken is een eerbetoon aan alle Canadezen die in de omgeving gevochten hebben tijdens de Derde Slag bij Ieper in oktober en november 1917.

Het “Crest Farm Canadian Memorial” staat op de plaats van 'Crest Farm', een hoeve op een dominante positie over de hoogten. Het '72nd Battalion' had de opdracht die te veroveren, maar ze stootten er op grote tegenstand. Het bataljon kwam, net zoals het '85th Battalion', in de vuurlinie in de nacht van 28 oktober. De bodem waarop de aanval moest uitgevoerd worden, was een zompig moeras. De hoeve kon in de nacht van 30 oktober omsingeld worden en de overgebleven Duitse verdedigers werden verdreven. Het succes van de aanval was te danken aan het feit dat de manschappen zeer dicht volgden op het spervuur. Het 72ste bataljon bleef in de pas veroverde posities tot het in de vroege uren van 2 november werd afgelost. De relatief 'lichte' verlieslijst werd nog aangedikt tot 280 man als gevolg van zwaar Duits artillerievuur en opeenvolgende tegenaanvallen. De uitbreiding van het dorp zuidwaarts ontneemt het zicht dat deze commandopost eerder had op de Duitse verdedigers van Passendale, maar ook vandaag is het nog duidelijk dat de hoeve een dominante positie innam over de hoogten die zuidwestwaarts uitkomen op de belangrijkste heuvelrug.

In Langemark bij de kruising van de Tenten-en de Roeselarestraat noemt de “Verlorenhoek”. Mooie zwarte wilde paarden lopen vrij rond in een grote weide. Er staan enkele bunkers in, maar dat kan de paarden niet bekoren. Bij een zware gedenksteen in de Melkweg in Langemark, aan de oever van de Steenbeek, is de tekst bijna niet meer te lezen. Het is een herdenkingssteen die ingehuldigd werd voor alle oorlogsslachtoffers, op initiatief van Harry Patch. Luitenant Harry Anthony Patch van het 1ste Bataljon (1899-2009), streed bij Passendale toen hij 19 jaar was. Hij maakte deel uit van een Lewis machinegeweerteam bij de ‘Duke of Cornwall’s Light Infantry’. Hij verloor op 22 september 1917 drie van zijn beste vrienden door een explosie. Hijzelf werd zwaar gewond en verbleef twaalf maanden in een hospitaal. Pas op zijn 100ste verjaardag begon hij over de oorlog te spreken. Harry was de laatste nog levende veteraan die in de loopgraven had gevochten. Op 25 juli 2009 overlijdt hij in Wells (Somerset). ‘Always remember both sides of the line’, zei hij tijdens de Last Post bij de Ieperse Menenpoort in 2008.

Het Bridge house Cemetery  is een hele kleine begraafplaats, gelegen achter een hoeve, te midden van weiland. De koeien kijken nieuwsgierig over het muurtje. Op elke begraafplaats van de Commonwealth wordt vanaf 40 graven het ‘Cross of Sacrifice’ geplaatst. 45 zerken staan hier, dus net groot genoeg om het Cross of Sacrifice te plaatsen. 5 grafzerken zijn van onbekende slachtoffers. Enkelen van het Royal Army Medical Corps. Gesneuveld op 25 september 1917. "Bridge House" was de naam van de boerderij ten zuidwesten van de brug over de Steenbeek. De begraafplaats werd aangelegd door de 59th (North Midland) Division op het einde van september 1917. Met uitzondering van vijf graven, behoren alle graven tot deze divisie. Alle doden, met uitzondering van één, vielen op 26, 27 of 28 september 1917 tijdens de slag om Polygon Wood.  

We rijden midden in het spitsuur en onderweg zijn wegenwerken bezig. Een aannemer legt nieuwe asfalt op de weg. Het is aanschuiven.

Om de dag af te sluiten rijden we naar Lijsenthoek Military Cemetery. Een indrukwekkende getuige van meer dan vier jaar oorlogsgeweld. Van 1915 tot 1920 was op het gehucht Lijssenthoek het grootste evacuatiehospitaal van de Ieperboog gevestigd. Het is 17:20. We hebben nog even tijd om het bezoekerscentrum te bezoeken. Verleden jaar waren we net te laat. Het bezoekerscentrum is geopend van 09:00u t/m 18:00u. Ook nu is het krap, maar doenbaar. De fotoherdenkingsmuur is één van de blikvangers van het museum. Bij de opening, september 2012, telde de muur al meer dan 12OO portretten van slachtoffers die op Lijssenthoek begraven zijn. Het is als een plakboek dat aangroeit. Heel wat familieleden vinden het belangrijk dat ook hun naaste een plaatsje krijgt op de muur. Er is ruimte voorzien om alle 11.000 lijssenthoekslachtoffers te herdenken. Door middel van beelden, teksten en media materiaal wordt de geschiedenis van de begraafplaats geschetst en voor elke dag van het jaar wordt het verhaal van minstens één slachtoffer verteld. We luisteren naar enkele audio-fragmenten, geplukt uit brieven, dagboeken, registers… allemaal getuigen uit het heden en het verleden.

Om 18:00u is het tijd om te vertrekken. De lucht is ondertussen volledig opgeklaard. Geen wolkje aan de lucht. Het is behoorlijk warm geworden. De boordcomputer wijst 26° aan. Meer moet dat niet zijn. De GPS brengt ons langs de snelste weg terug naar Westouter, naar Woestenhof. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten  Foto’s: Rina Meurs   Bron: Wikipedia.










15-12-2014 om 15:57 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
>> Reageer (0)
08-12-2014
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Daguitstap in Ieper dag 3

Maandag 9 juni ’14. Tweede Pinksterdag. Het is bewolkt, zwoel, onweerachtig en windstil. Om kort te zijn: stilte voor de storm. Hopelijk krijgen we geen hagelbollen zoals in Brussel, afgelopen zaterdag.

Om 10:00u begint het al zachtjes te regenen. Nu zitten we nog op het terras. Genietend van de vogels die rondom ons hun lied zingen. Een lust voor het oor. Voor mama en papa merel is het geen feestdag. Hun jongen moeten eten. Na elkaar vliegen ze het nest in en uit dat zich onder de dakpannen bevindt bij de buren. Het voederen stopt zelfs niet tijdens de regenbui. We laten de fiets op stal staan. Vandaag staat een Ieperwandeling op het programma. Verleden jaar hebben we Ieper al bezocht.     Door tijdsgebrek en het wisselvallige weer hebben we niet intens kunnen genieten van de stad. Daarom keren we vandaag terug. Hopelijk klaart het vandaag vlug op. 

Om 12:45u parkeren we de auto op de “Vandepeereboomplein”, in het centrum van Ieper. Minister Alfons Vandepeereboom werd geboren in 1812 en stierf op 1884. Het is rustig in het centrum. Waarschijnlijk omdat het een feestdag is. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was de stad Ieper aan drie zijden omringd door Duitse troepen, door de Britse verdedigers werd deze boog in het front de Ypres Salient genoemd. De Duitsers slaagden er niet in de stad te veroveren. De Duitse cavalerie had – nog voor de gevechten begonnen rond Ieper – de stad kunnen binnendringen en doortrekken; deze veldtocht duurde maar enkele dagen. Ondanks een aantal groots opgezette veldslagen die aan 500.000 soldaten het leven kostten bleef Ieper uit handen van de Duitse vijand.

We lezen in de oorlogskrant “Het Vaderland” van ‘Donderdag, 2 Augustus 1917’: “Het Fransch-Britsch offensief in Vlaanderen. De derde slag van Ieperen.   De Duitsche stellingen ingenomen op een front van 24 kilometers tusschen Steenstraete en de Leie. Meer dan 3,500 krijgsgevangenen”. In kleine letters volgt een kort verslag: “De veldslag der Vlaanderen is begonnen. Dinsdag morgen, om 4 uur, verlengde de artillerie haar geschut, dat 12 dagen onophoudelijk op de eerste en tweede vijandelijke stellingen had gehamerd, om het voetvolk toe te laten op te rukken. De uitslagen van dezen eersten dag zijn uitmuntend. Maar men moet niet vergeten, dat den slag, die begonnen is, weken en weken duren zal, het is een strategische dag in den welke de Britten en de Franschen, die in nauwe voeling werken, zullen gebruik maken van tot hiertoe nog onbekende middelen, doch men zal trapsgewijze vooruitgaan. In deze omstandigheden achten wij het nuttig onze lezers op hunne hoede te stellen voor alle te overdreven opgewektheid waarvan blijken gegeven werden bij de vorige offensieve verichtingen. Het aanvalsfront breidt zich uit op 24 kilometers, van ten zuiden van Diksmuiden tot het noord-westen van Ieper…”  De krant vermeld vervolgens ook nog: “Op de uitersten linkervleugel, hebben de Fransche troepen, in nauwe verbinding met de Britsche strijdkrachten en hun linker flank bedekkend, zich meester gemaakt van Steenstraete en zijn spoedig de vijandelijke stellingen binnengerukt tot op drie kilometers diepte”.  Als laatste vermeld de krant: “De vijand, die zware verliezen geleden heeft, heeft krijgsgevangenen in onze handen achtergelaten, waarvan het tot nu bekend aantal drie duizend vijfhonderd bedraagt maar het is nog niet mogelijk onzen buit naar juiste waarde te schatten…”

We bezoeken het Saint-George’s Memorial Church in de Elverdingestraat. Als we binnen stappen in de Anglicaanse gebedsplaats zijn we aangenaam verrast. De kerk is rijkelijk versiert met talrijke verschillende kleuren. Op elke stoel ligt een dik kleurrijk kussen met geborduurde logo’s van verschillende regimenten. Rondom zijn vaandels tegen de muur bevestigt. Vergulde plakketten met de namen van de strijdende regimenten aan WOI versieren de muren. De één beukige kerk is wit geschilderd.            De ramen laten veel licht door. Ze bezitten allemaal een wapenschild van een dorp of stad uit Ierland. Stoelen en banken nodigen uit voor een stil gebed. Een foldertje geeft ons een korte historiek van de kerk: “Op het einde van de eerst wereldoorlog roept Veldmaarschalk French op tot het bouwen van een Anglicaanse Kerk die moet dienst doen als aandenken van de gesneuvelden maar ook als verzamelplaats voor de bezoekende familieleden. De zoektocht naar een stuk grond begon en mede door de hulp van de Imperial War Graves Commission werd een geschikt terrein gevonden en aangekocht. Het Ieperse Verbond contacteerde Sir Reginald Blomfield (architect van de Menenpoort) om plannen te ontwerpen voor de bouw van een kerk. In de lente van 1927 waren de plannen getekend.  Hij had een simpele ruimte ontworpen die onderdak verschaft aan een 200 tal personen. De inrichting van het interieur van de kerk wordt gegeven door familieleden van de gesneuvelden. De aanpalende school zou betaald worden door de Old Etonians. De eerste steenlegging vond plaats op 24 juli 1927. De kerk werd ingewijd door de Bisschop van Fulham op 24 maart 1929 (Palmzondag). De eerste leerlingen op school begonnen op 9 april 1929.            (Het schooltje is momenteel een parochiezaal). Elk item in de kerk, de gedenkplaten aan de muren en op de stoelen, de vensters, de vlaggen en het meubilair zijn er allemaal ter herinnering aan diegenen die hun leven gegeven hebben voor de vrede”.

We vinden het gezellig om in een stad te wandelen. De vele historische gebouwen hebben allemaal een verhaal. De talrijke horecazaken, bieden uiteraard hun beste waarden aan. Een fris streekbiertje op een zonovergoten terras of een grote dikke pannenkoek als afsluiter horen er gewoon bij. Straks misschien? Naast de Lakenhallen, in de Jules Coomanstraat, staan we voor de imposante gedenkmuur van de “Ieperse Furie”. Geplaatst ter nagedachtenis van de militaire en burgerlijke slachtoffers van beide Wereldoorlogen. Onthuld op 27 juni 1926. Tussen de bronzen beelden staan de namen vermeld van gesneuvelden. Netjes gerangschikt en volgens het alfabet. De Leeuw van Vlaanderen houdt brullend de wacht.

Het Belle Godshuis Museum in de Rijselstraat is gesticht rond 1276 toen de lakenindustrie een crisis doormaakte. Oorspronkelijk opgevat als een opvangcentrum voor armen. Het groeide uit tot een echt hospitaal. Van 1796 tot 1971 was het een rusthuis voor vrouwelijke bejaarden. In de vroegere kapel, gebouwd in 1616, is het Museum opgericht.  Het vertoont de mooiste stukken uit de rijke collectie van het Ieperse OCMW. Het museum toont met trots het schilderij dat de Heilige Maagd voorstelt.       Het doek werd in 1420 geschilderd en is daarmee één van de oudste schilderijen in België. Het museum bezit ook  opmerkelijke meubels, zoals een unieke linnenpers en een wandtapijt uit de 17e-eeuw.

Midden de Rijselstraat staat “Het Steen”. Dit is het enige bewaarde stenen huis van Ieper dat dateert van eind 13e-eeuw. Er is inmiddels een bouwkundige vergunning aangevraagd. Elke informatie ontbreekt op de voorgevel. Het is bijna 14:00u als het begint te regenen.  We gaan even schuilen in een oude koetspoort. Deze geeft toegang tot exclusieve appartementen. Ons Rina wil een foto nemen, maar het werkt niet meer. Ze mag zoveel op het knopje duwen, niets werkt. De batterij eruit halen, en opnieuw beginnen. Niets aan te doen. Gedaan. Vanaf nu geen foto’s meer. Amen en uit. Het stopt met regenen. Toch iets dat meevalt.

De gotisch-romaanse Sint-Pieterskerk ligt in de Rijselstraat. Op de plaats waar de Vlaamse graaf Robrecht de Fries in 1073 een bedehuis zou gesticht hebben, werd in de 12e-13e eeuw deze romaanse kerk gebouwd, toegewijd aan Sint Pieter. Op het einde van de 15de en de eerste helft van de 16de eeuw werd ze verbouwd tot een gotische hallenkerk. De eerste toren brandde af in 1638. Het duurde tot  1868 vooraleer de kerk een nieuwe toren kreeg. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de kerk bijna volledig vernietigd. Alleen de basis van de westertoren en de onderste geleding van de viering bleef gespaard. De bekende wederopbouwarchitect Jules Coomans heeft bij de wederopbouw de restanten van de muren geïntegreerd in de nieuwe kerk en de gotische bovenbouw van de toren vervangen door een romaanse toren. De Sint-Pieterskerk ligt in de levendige Sint-Pieterswijk die een eigen reus heeft, Robrecht de Fries genaamd. De wijkbewoners dragen hun reus met trots tijdens de driejaarlijkse Kattenstoet door de straten van Ieper. We kunnen de kerk ook van binnen bekijken. De Sint-Pieterskerk bezit een fotokader van Pater Damiaan. Het kerkschip bestaat uit drie beuken. Het orgel heeft men in een nis van de zijmuur geplaatst. De houten preekstoel is helemaal uitgesneden. Verschillende bekende Heiligenbeelden. De schilderpanelen dateren van 1562 en 1620. Een schilderij op doek stamt uit de 17e-eew. Er vind op dit moment een expeditie plaats van kerkelijke relikwieën uit de schatkamer van de kerk. Uiteraard bevinden zich alle kostbaarheden achter glas. De Heilige Pieter zit achteraan op een troon. Vervaardigd in brons en ijzer eind 19e -eeuw. In zijn linkerhand de sleutel van de hemelpoort, en rechts maakt hij een gezegend gebaar.

Ieper is in de ban van de Ronde van Frankrijk. Op enkele locaties staan fel gekleurde namaak fietstoeristen als blikvanger voor het naderende evenement. Op 9 juli dit jaar wordt het startschot gegeven voor de 5e-etappe van de Ronde van Frankrijk, die hier in het centrum vertrekt. De eerste 6km worden op Ieperse bodem gereden.

We komen bij de leeuwentoren. De Predikherentoren maakte deel uit van de 14e -eeuwse Bourgondische vestingmuur. Deze hoektoren ontleent zijn naam aan het kloosterdomein van de Dominicanen of Predikheren, dat dichtbij lag. In de Franse tijd werd de toren verlaagd en omgebouwd tot geschutplatform. Voor de toren ligt in de brede Majoor gracht, een driehoekig eiland als voorversterking. De Leeuwentoren heeft zijn naam te danken aan zijn stevigheid: de muren zijn 2.4 meter dik.                 Een gemetselde tunnelgang of poterne door de aarden wal verbindt de toren met de binnenstad. Ook deze verdedigingstoren werd door Vauban verlaagd en tegen artilleriegeschut beschermd door een eiland. Het smalle middeleeuwse boogschutter venster werd later aangepast als kanonnen gat.

We nemen nog een kijkje op de Ramparts begraafplaats. De eerste begravingen op de vestingen van Ieper gebeurden door Franse troepen in november 1914. Tussen februari 1915 en april 1918 begroeven ook de Britten heel wat doden op de stadswallen. Na WOI werden vele graven van de vestingen geconcentreerd op andere begraafplaatsen. Ook de Franse graven werden na de oorlog verwijderd. Op 11 oktober 1999 werden nog 4 lichamen van soldaten bijgezet, die werden opgegraven nabij de St-Jacobskerk. In totaal rusten hier 197 soldaten, waarvan er 9 niet meer herkend konden worden. 

Een weinig later staan we bovenop de Rijselpoort. Deze poort was één van de belangrijkste doorgangen naar het front en werd meer gebruikt dan de Menenpoort, omdat deze weg beter beschermd kon worden tegen vijandelijke artillerie. De Rijselpoort werd vroeger ook de Mesenpoort genoemd. Het is de enige van de tien Ieperse stadspoorten die min of meer behouden bleef. Ze werd diverse malen verbouwd. De laatste keer na de Eerste Wereldoorlog.  

Hier staan ook kunstrenners op de fiets. Allen in de driekleur van België. Langs een trapje naar beneden. We staan voor het Ramparts War Museum voor een gesloten deur. Op een briefje staat dat het museum gesloten is op woensdag en donderdag. Blijkbaar ook op feestdagen.

Hoera, onze fotocamera werkt terug. We kunnen weer foto’s maken. Wat de reden ook was, we zullen het nooit weten. 

In elke straat die we bewandelen zijn er gebouwen die uitnodigen tot ontdekken. Zoals de vispoort bijvoorbeeld. Dit bijzondere architecturale monument is een reconstructie naar het vooroorlogse model en kreeg pas op het eind van het jaar 1920 haar huidig uitzicht. De oorspronkelijke poort werd gebouwd in 1714. Het jaartal is nog vernoemd in Romeinse cijfers. Het stadswapen bevindt zich tussen twee dolfijnen. We lopen door de toegangspoort naar de vismarkt. Ons Rina probeert zo veel mogelijk foto’s te nemen. Je weet nooit of hij seffens weer blokkeert. De verkoopstalletjes vervangen de vooroorlogse loodsen. Het tolkantoor, ook Minckhuisje genoemd, werd hier in 1899 opgericht. In dit klein prachtig gebouw moesten visverkopers tol betalen. Het huidige gebouwtje is een reconstructie van na de Eerste Wereldoorlog. 

Prachtige monumenten en gebouwen getuigen van een boeiend en rijk verleden. Zoals het vleeshuis dat in natuursteen werd opgetrokken. Het gelijkvloers is van de 13de eeuw en de eerste verdieping dateert van 1525-1530. Tot de 20ste eeuw werd op het gelijkvloers vlees verkocht. In de rest van het gebouw was tot 1796 de gilde gevestigd. Van 1857 tot 1973 was het stedelijk museum hier ondergebracht. Ook de jeugddienst op de eerste verdieping en het jeugdhuis JOC in de kelder hebben hier hun stek gevonden.

 

Terug op de Markt zetten we ons op een terras omdat een mens nu éénmaal moet drinken. Vervolgens wandelen we naar de Kathedraal. Gelegen in het grasperk, naast de Kathedraal, staat het Munster monument. Het Iers kruis werd opgericht ter herinnering aan de omgekomen militairen, afkomstig uit de provincie Munster in Ierland, die in de Ieperboog sneuvelden tijdens WOI. Dit gedenkteken werd onthuld op 13 juli 1924.

We wandelen voorbij de plaatselijke gevangenis in de Elverdingestraat. In 1843 werd beslist om een nieuwe gevangenis te bouwen ter vervanging van het bestaande “Rasphuis”. De penitentiaire instelling werd gebouwd op de plaats waar de gevangenis nu nog steeds gehuisvest is. In al het losgebroken geweld van WOI, bleef de gevangenis van Ieper relatief goed overeind staan. Mede hierdoor had de gevangenis verschillende functies: kantoren van de Britse militaire plaatscommandant, kantine voor militairen en als veldhospitaal. In 1917 werden op de binnenkoer 3 Britse deserteurs geëxecuteerd. Op het einde van WOI waren de gevangenisgebouwen zwaar beschadigd. De dag van vandaag fungeert het gebouw nog steeds als gevangenis.

Ons Rina neemt een foto van het huis waar de Commonwealth War Graves Commission gehuisvest is in dezelfde straat op nr 83. We keren terug en het regent opnieuw, het is 16:30u. We hebben nog tijd zat om de begraafplaats te bezoeken. Op het Ypres Reservoir Cemetery op het Minneplein worden 2.614 doden herdacht, waarvan er 1.035 niet meer geïdentificeerd konden worden. 'Special memorials' herdenken 2 militairen uit het Verenigd Koninkrijk die begraven waren op Infantry Barracks en 8 die begraven waren op Ypres Reservoir Middle Cemetery van wie de graven door artillerievuur vernield werden. Donkere wolken schuiven boven ons samen. In de verte donder en bliksem. We schuilen in een portiek. Tijdens het wachten vraag ik mij af hoe onze soldaten van WOI zulk weer evenaarden. Wij kunnen nog schuilen, maar in de loopgraven kon je geen kant uit.  Zij ondergingen gelaten weer en wind. Alles was beter dan oog in oog te staan met de vijand. Nu en dan een sigaretje roken en/of praten met een lotgenoot. Over thuis. Over moeder de vrouw en de kindjes. Straks worden ze afgelost en kunnen ze een brief schrijven naar hun beminde. Hopelijk zit ze gezellig bij de houtkachel. Met een bord soep en een homp brood…

Het onweer trekt even later weg zonder schade aan te richten. We wandelen terug naar de Markt. Hier kunnen we iets eten en drinken tot het tijd wordt voor de “Last Post”.

Om half zeven vertrekken we naar de Menenpoort. En stenen grenspaal bij de lakenhallen onder de inrijpoort trekt onze aandacht. De Ieperse keure, dat stamt uit het begin van de 13de -eeuw legde de rechten vast van alle Ieperlingen, of ze nu binnen of buiten de stadsgrachten woonden. Het gebied waarbinnen de keure van kracht was werd nauwkeurig afgebakend met stenen grenspalen. Dit gebied werd het schependom genoemd omdat de schepenen van de stad er mochten recht spreken. In de paal werd het wapen van de stad in zijn eenvoudigste vorm uitgekapt: een kruis met dubbele dwarsbalk. Van deze grenspalen is slechts één exemplaar bewaard gebleven.

Vaandels wapperen aan het historische gebouw dat de naam “Kasselrij” draagt. Een infobordje geeft uitleg in onze beide landstalen: ‘Dit gebouw, oorspronkelijk een middeleeuws steen genaamd “De Wulf”, was vanaf 1503 de vergaderplaats voor de schepenen van de kasselrij. In de 19e-eeuw werd het deels als hotel en deels als rechtbank gebruikt. Na de Eerste Wereldoorlog deed het tot 1967 dienst als voorlopig stadhuis. Bij de wederopbouw van de 16e-eeuwse voorgevel werd de renaissancestijl grotendeels behouden. De medaillons stellen de 7 hoofdzonden voor. 

Aan de Menenpoort wordt men toch stil als je de kransen en bloemen bekijkt die hier alle dagen worden neergelegd. Ook bij het lezen van de namen van de gestorven soldaten slik je enkele keren. De namen zijn alfabetisch gerangschikt. Bij elk regiment begin je terug van A tot Z. Corporal, Serjeant, tweede luitenant… en ga zo maar verder. Australië, weer met honderden namen: Bovenaan: Oxford, Corporals, Serjeant, Private, Lanciers-Corporal. De namenlijst van Private soldier is eindeloos lang.            Elke letter van het alfabet is gebruikt.   Het kan je niet onberoerd laten bij het lezen van al die namen. Hier en daar lezen we drie of vier maal dezelfde familienaam onder elkaar. Broers? Alleszins familie, toch? 

Ik ga naar beneden en wacht met ons Rina aan de straatzijde op het begin van de taptoe. Als de klaroenen beginnen te schallen krijg ik kippenvel. Fotocamera’s flitsen onophoudelijk. Voor de rest is het muisstil. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten Foto’s: Rina Meurs.








08-12-2014 om 09:24 geschreven door Luc Verschooten  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • Broekemwandeling
  • Meerhoutwandeling
  • Nieuwmoerwandeling
  • Herfstwandeling Neerijse
  • Lepelstraatroute
  • Tremeloroute
  • Ekerenroute
  • Mozesbrugwandeling
  • Putteroute
  • Pijnvenroute
  • Tielt-Wingeroute
  • Kapelle-op-den-Bosroute 2
  • Borgloonroute
  • Tulpenwandeling
  • Meldertwandeling
  • Vordenstein 2019
  • Lentewandeling 2019
  • Kluizenroute
  • Fietswaterbus
  • Retiewandeling
  • Spildoornwandeling
  • Kesselse Heidewandeling
  • Parkwandeling Ekeren
  • Bokrijkroute
  • De Grote Schijn
  • Tervurenwandeling
  • Vennenwandeling
  • China Light
  • Brouwerij De Koninck
  • Hobokense Polderwandeling
  • IJzerlaantochtje
  • Bazelroute
  • Bevrijdingswandeling Antwerpen
  • Tulpenwandeling
  • Beeltjes te Ieper
  • De Legende van Veltwijck
  • Waterbustrip
  • Willemstadroute
  • Vichteroute
  • Dieren in de binnenstad
  • Lottum
  • Loenhoutroute
  • Leuvenwandeling
  • Liberationroute
  • Van Moerkerke (Damme) naar Blankenberge
  • Van Assenede naar Moerkerke (Damme)
  • Van Hulst naar Assenede
  • Wandeling Hulst
  • Met de fiets naar de kust
  • Asroute
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Archief per maand
  • 11-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 03-2014
  • 02-2014

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    broedereverard
    www.bloggen.be/broeder
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    frankloopt
    www.bloggen.be/franklo
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    fforward
    www.bloggen.be/fforwar
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    wilfried1
    www.bloggen.be/wilfrie
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    mydi
    www.bloggen.be/mydi
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    traiteurbeeckman
    www.bloggen.be/traiteu
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    jikifiti
    www.bloggen.be/jikifit

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs