Het voorjaar is nu echt ingezet. De bloesem van de Japanse Kerselaar
bloeit roze rood. De tulpenboom oogt zelfs mooi vanop afstand. De dagen zijn
duidelijk langer geworden. Na een vermoeiende fietstocht kunnen we in de tuin
nog een tijdje nakaarten bij een fris gekoeld streekbiertje. De wandelschoenen
staan opgepoetst terug in de kast. In de zakken van de dikke wollen jassen
hebben we weer nieuwe mottenballen gestoken. Ze kunnen weer voor enkele maanden
in de kast. De temperaturen schommelen nu tussen de 15° à 20° Celsius. Ideaal
om een fietstocht te maken. Laat ik alvast vertellen van onze fietstocht vier
jaar geleden in Heide-Kalmthout met de volgende fietsknooppunten: 84-83-81-25-72-27-73-74-79-85-84.
Zaterdag 21 mei 2011. Om 10u
vertrekken we met de auto naar kasteel "Ravenhof" in Stabroek. De
fietsen staan op het draagrek achteraan de auto. Onze tweede fietstocht van het
jaar wordt er één van 33,8 kilometer.
Afgelopen woensdag vertelde
"Frank", onze weerman, dat het vandaag een schitterende dag zou worden. Volop zon en temperaturen tot 25° Celsius.
Kort daarop nemen we de fietsknooppuntenkaart en stippelen meteen een route
uit. Het Ravenhof lijkt ons een goede plek om te starten. Vooral voor de
parkeermogelijkheid. Het is al redelijk druk in het Ravenhof. Fietsers en
wandelaars fietsen en lopen kriskras door elkaar. We vinden toch nog een rustig
plekje om te parkeren op de parking, voorbij het kasteel. Om 10:30u rijden we
met de fietsnaar knooppunt 83. Aan de
rotonde laten we het kasteel rechts liggen en slaan de volgende weg links in.
Kasteel Ravenhof staat op Belgisch grondgebied. In het Koetshuis, vooraan bij
het kasteel is sinds 1999 een horecazaak gevestigd. Ondanks het vroege uur
zitten er al mensen te genieten van een natje en een droogje. Een paar meter
verder staat het theehuis "De Gloriëtte" uit 1768 op Nederlands
grondgebied.
We rijden door het Moretusbos dat is
aangelegd in 1760 1780 door de toenmalige eigenaar Joannes Moretus. Het is
aangenaam fietsen in de ochtendkoelte onder een stralende zon. Rechtdoor tussen
twee bomenrijen. Vogels kwinkeleren en in de verte roept de koekoek. Grandioos.
We rijden hier op het goede moment.
Alle rododendrons staan in bloei. Van de rododendron bestaan wel meer dan 1000
soorten. Ze stammen af van de azalea. Het is een overwoekerende plant die zich
het best voelt in iets zure luchtige grond. Als het aan de plant lag nam ze het
gehele bos in. Op tijd snoeien is dus geen overbodige luxe. Ook over de grens,
in Nederland, biedt men ons een palet aan loofboomsoorten aan. Bij sommige zit
het lentegroen nog verscholen in de knoppen. We rijden door een dreef met aan
beide zijde de bloeiende rododendron. Onze neus wordt geprikkeld door de geurige bloemen. Aan FC Putte slaan we rechts
af en volgen we knppnt 81. Het bos maakt plaats voor een gestructureerd
landschap. De villa-eigenaars bezitten enorme landerijen met paarden die rustig
staan te grazen. Geen gewone paarden maar springpaarden.
Even verder verlaten we Putte en
fietsen we door Kapellen. De lucht is nog steeds lenteblauw. Rechts van ons bos,
links woongebied. Heerlijk om hier te wonen. s Morgens gewekt worden door het
gezang van verschillende vogels. We fietsen nu wat meer in de zon. Het wordt al
wat warmer. In de voortuintjes bloeit hier en daar de gewone magnolia, of de
tulpenboom. Er zijn wel meer dan dertig magnoliasoorten. Deze prachtige boom
bloeit van april tot mei. Weer passeren we een mix van fraaie landschappen en
uitbundig groen. Vlak voor het centrum maken we een scherpe bocht naar links en
fietsen over de grens, terug op Nederlands grondgebied.
Even later zijn we in Kalmthout. We
hebben ondertussen 6,5 km gereden. Vogels spelen de hoofdrol in de straten of
lanen. Hun gezang wordt soms overstemt door autos die denken dat het hier een
race- circuit is. Aan taveerne "De Kar" houden we onze eerste halte.
We drinken samen een "La Chouffe". Een niet gefilterd blond bier. Aangenaam
fruitig en gekruid met koriander met een lichte hopsmaak. Het is heerlijk op
het in de zon doordrenkt terras. We hebben een mooi uitzicht op enkele
wilgenstruiken. De takken buigen onder het gewicht van de katjes.
Om 11:45u vervolgen we onze weg, nog
altijd knppnt 81. Onze trip is prima bewegwijzerd. Opnieuw rijden we onder de
beschutting van de bomen en tussen de vele villas in Kalmthout. Hier moeten we
naar links en rijden het centrum van Heide-Kalmthout binnen. Een gezellig dorp
met in de eerste plaats een station. Een groot plein met enkele restaurantjes
en terrasjes waar het heerlijk vertoeven is met een streekbiertje. We slaan
links af en rijden de Kalmthoutse heide in. Sinds 18 februari 1941 geklasseerd
als landschap. Hier vinden we ons een bankje om te picknicken.
De heide staat nog niet in bloei. Dat
zal iets zijn voor augustus en september. De heide is tevens belangrijk voor
reptielen zoals de hagedis en de adder. Het wordt drukker op de weggetjes.
Fietsers en wandelaars passeren ons van twee kanten. Met een korte hoofdknikbegroeten ze ons en stappen verder. In de
verte horen we een luidkeelse discussie van de ekster. Nog één boterham en we
rijden verder. De bank is voor de volgende picknicker. Bij het verlaten van de
Kalmthoutse heide wisten we nog niet dat vier dagen later, 25 mei 2011, 600
hectare heide en bos verwoest zou worden door een hevige brand. Sindsdien wordt
dit heidegebied afgesloten bij extreme hoge temperaturen.
Een klein half uur later stoppen we
aan het Natuureducatiecentrum "De Vroente". Het bezoekerscentrum van
de Kalmthoutse Heide werd ingehuldigd door de Vlaamse Minister van Leefmilieu
Theo Kelchtermans op 26 september 1997. Er loopt een tentoonstelling over de
heide maar het is gesloten tijdens de middag. Ook is er een Informatiekantoor
gevestigd. Maar ook dat is gesloten tot één uur. We gaan toch binnen om een
kijkje te nemen. Al is het maar om gebruik te maken van de toiletten. Toch zit
er een dame aan de balie van de info stand. Ze stond ons graag te woord.
Volgens haar naamplaatje noemde ze Alice. We kopen er twee wandelkaarten.
Voorbij de stand is een grote zaal en ik kan door een raam bijenkasten zien
staan. Honderden bijen vliegen rondom de kassen. Het is voor de eerste keer dat
ik dit van zo dichtbij kon zien. Alice vertelt ons dat er een rondleiding zou
worden gegeven om één uur. Voor slechts 2 euro. Toch mochten we bijna met onze
neuzen tegen de ramen naar de bijen kijken die rond de kassen vliegen. Nu zijn
ze wel extra actief vertelt Alice ons. Het mooie weer en de lente bloemetjes geven
hen veel werk. We moeten nog naar de andere kant van de zaal komen kijken. Daar
staat een bijenkast op ongeveer één meter van de muur. Er loopt een glazen
koker van de kast door de muur naar buiten. Met honderden lopen de bijen door
de glazen koker naar de kast of naar buiten. Bij sommige bijen hangt het
stuifmeel aan de pootjes. We zijn er echt van onder de indruk. We bedankten
Alice en keren terug naar buiten om onze weg te vervolgen.
We rijden langs de spoorweg van
Kalmthout. Knooppunt 72. In de zon fietsen is warm, als we in de schaduw rijden
wordt het soms te fris. We laten de spoorweg achter ons en rijden terug tussen
de statige villas van Kalmthout. De vogels zingen of fluiten dat het een lieve
lust is. Ze tjirpen hier precies harder en mooier dan bij ons. Maar dat kan
niet. Een vogel is niet racistisch aangelegd.
Zo komen we aan onze volgende stop.
Den Bosduin. Een gloednieuw en gezellig restaurant in het groene Kalmthout.
Hier zijn kinderen van harte welkom. Ze kunnen zich uitleven in de mooie
speeltuin terwijl de ouders op het terras een streek- bier of gerecht
uitproberen.
Na de sanitaire stop rijden we verder
en belanden op het klein schietveld van Kalmthout. Het vormt samen met het
Groot schietveld van Brecht een rustig terrein van 900 ha. met dennenbossen,
eikenbossen en noem maar op. Een Militair Domein dat vrij toegankelijk is voor
wandelaars met wandelknooppunten. En een ruiterpad is ook aanwezig.
Vanaf knppnt 27 zijn we terug in
Kapellen. Hier staat een villa te koop. Zo maar eventjes 2065 m² woongedeelte
met vier slaapkamers. We rijden terug Stabroek binnen. Nu is het nog een paar
kilometer tot het Moretusbos. Voor de laatste maal zetten we onze longen open
en ademen de gezonde zuurstof in. Om 16:15u. komen we terug bij de auto. We
hebben 38,120 km gereden in 3 uur. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina Meurs.
Het is begin april en we hebben nog geen
kilometer gefietst. Het weer zit dit voorjaar niet echt mee. Koud, regen en
storm zijn de enige weersvoorspellingen die we te horen krijgen. Bossen en
parken werden afgesloten voor de veiligheid. Al wat niet vast hing vloog weg. Als
het niet betert moeten de paasklokken hun eieren nog binnen brengen. Niet zo
leuk voor de kleinkindjes. Buiten zoeken naar chocolade paaseitjes is veel
aangenamer. Toch?
Enkele fietsroutes liggen klaar om gereden te
worden. Zoals de Betuweroute Culemborg in Nederland, de Valleiroute in
Pajotteland en de Geteliniefietsroute rond Halen en Houtem. Stuk voor stuk
mooie en leerrijke dagen vol fietsplezier. Maar dan moet de zon schijnen.
Ons Rina en ik zitten op de sofa met een zelfgemaakt
album. We genieten van de fotos en een verhaal van vier jaar geleden. Het was
rond dezelfde tijd dat we onze eerste fietstocht maakten. Geniet even mee !
Fietsknooppunten:
13-77-12-11-39-38-73-27-38-37-36-35-11-12-13 = 37 km.
Zaterdag 23 april 2011. Paaszaterdag.
De laatste dag van de vastentijd. Een schitterende dag voor de tijd van het
jaar trouwens. Al 14 dagen schijnt de zon volop en wanen we ons hier in het
puntje van de zomer. Niemand die klaagt trouwens.
We ontwaken om 06:30 u. Te vroeg
eigenlijk voor een weekend, na een week hard labeur op het werk. Misschien
omdat het onze eerste fietstocht wordt van dit jaar. Andere jaren beginnen onze
fietstochten rond half mei, begin juni. Gisterenavond hadden we het plan
bekeken van de Provincie Antwerpen. Plan 2 Antwerpse Kempen Noord. We
vertrekken van hieruit in Ekeren voor een tocht van om en bij de 35km. Om te
beginnen natuurlijk. Volgende maand wordt dat dan 40 km. De maand daarop 45 km.
Etcetera, etcetera.
Voilà, meer moet dat niet zijn. Het
aantal km is perfect, het weer is uitstekend, we vertrekken vanuit onze
woonplaats, we nemen een picknick mee, we vertrekken op een vroeg uur en last
but not least; we stoppen op tijd aan een kapelletje voor een natje of een
droogje. Onze eerste stop plannen we aan Oud-Antwerpen. Een restaurant taverne,
gebouwd als boswachtershuisje in 1885. Een halte voor postkoetsen die naar
Bergen op Zoom reisden. Sinds 1997 opende men er een wijnschuur die zeer in
trek is bij de plaatselijke bevolking. Maar ik loop vooruit op de feiten.
Na een stevig uitgebreid ontbijt
vertrekken we stipt te 09:00u met onze fietsen naar knooppunt 13. Het is nog
frisjes, wat normaal is zeker voor de tijd van het jaar? Rond de rotonde van de
Driehoekstraat rijden we naar de begraafplaats van Ekeren. Tot 1910 werd er
rond het Sint-Lambertuskerk begraven. Nadien op de nieuwe begraafplaats in de
Driehoekstraat.
Over de viaduct van de Driehoekstraat
bevinden we ons in Sint-Mariaburg. Dit gehucht van Ekeren werd gesticht door
verzekeringsmaatschappij Antverpia. Aan de verkeerslichten kruisen we de
Kapelsesteenweg en rijden meteen Brasschaat in. Even verder laten we rusthuis
"Antverpia" rechts liggen. Hier begint tevens een wandeling. Het Antverpiapad,
een wandeling van 6km. We rijden volop tussen de villas. De een al mooier dan
de ander. We genieten ervan. Vroeger zouden we ons appartementje geruild hebben
voor één van deze gebouwen. Nu kijken we er wel anders tegen aan. We worden een
dagje ouder, en je gebruikt ook je gezond verstand. Je komt tot de conclusie
dat je overal ver af woont. De winkels, de markt om maar wat te noemen. Voor
elke afstand heb je de auto nodig. Benzine is de dag van vandaag een
luxeartikel geworden. Concreet gesproken; we zullen ons een villa nooit kunnen
veroorloven zonder de lotto te winnen. Maar laat ons ook eerlijk zijn; ieder
"huisje" heeft zijn kruisje. Dat geldt ook voor villas en kastelen.
Ondertussen passeren we Oud-Antwerpen, maar het is nog te vroeg voor een
sanitaire stop. De zaak is nog niet open.
We slaan links af, "Castel de Vinolei"
in. Nog meer villas. En uiteraard ook heel rustig om te fietsen. Aan de
rotonde met het monument van de gesneuvelden moeten we helemaal rond rijden. We
slaan rechtsaf "Ter Borcht" in. Lanen met nog grotere villas, al dan
niet afgeschermd door hoge hagen van bijna 3 meter hoog. En even hoge
gietijzeren hekken met scherpe punten, beschermd door zichtbare cameras. Woonden
hier niet ergens de familie Pfaff? We rijden "De Dries" in.
Even later nemen we knooppunt 39. Als
we daarnet de villas "kastelen" noemden, moeten we nu spreken van
"paleizen". Grote statige "paleizen" met enkele ha grond
erom heen. Nog 600m tot knppnt 39 om daarna naar knppnt 38 te fietsen. We
draaien het natuurreservaat "De uitlegger" in. In dit park bevinden
zich talloze wandelpaden en fietsroutes. Af en toe vinden we borden met daarop
extra uitleg over de aanwezige fauna en flora. Talloze bunkers uit de beide
Wereldoorlogen laten ons herinneren aan de bezetting in ons land.
In dit domein worden we herinnerd dat
het nog altijd lente is. Vogels proberen elkaar te overtreffen met hun gezang.
In de verte horen we een specht en boven ons hoofd, in de kruin van een
inlandse eik zingt de "suskewiet". Het gezang van de vink klinkt als
muziek in de oren.
Aan de tweesprong wordt het even
moeilijk, geen bordje met knooppunten. We hebben de keuze rechtdoor of
rechtsaf, een kleine smalle spoorweg over. We kiezen voor rechtdoor omdat dat
in de omgang de regel is. Geen richtingsaanwijzer?.. dan maar rechtdoor. Maar
even later moeten we rechtsomkeer maken en de spooroverweg dwarsen. Dat is trouwens
een goed idee. We passeren weer een bordje van ons knooppuntennetwerk. We
verlaten het Domein en draaien naar rechts een asfaltbaan op. Geen fietspad.
Hier rijden we mooi achter elkaar en uiterst rechts van de baan. De autos
racen hier voorbij tegen een snelheid van minstens 70 km per uur. Geen enkele
wagen die vertraagd uit respect voor de zwakke weggebruiker. Om 11:00 u rijden
we door het Militair Domein van Brasschaat. Een bordje vertelt ons dat we ons
op het "klein schietveld" bevinden. Een half uur later stoppen we aan
een zitbank in het domein. Hier zetten we ons om onze picknick op te eten.
Na de welverdiende rustpauze van een
groot half uur willen we onze weg vervolgen, maar we missen weer een bordje aan
de volgende driesprong. Met het plan erbij wordt het probleem niet opgelost.
Dan zie ik het bordje met knooppunt 27 aan de overkant van de dreef. Het is het
bord van de tegenliggers die dezelfde weg nemen in tegenovergestelde richting.
Conclusie; wij moeten naar rechts. We krijgen zin in een biertje en spreken af;
het volgende etablissement dat we tegen komen gaan we iets te drinken.
Ondertussen passeren we een klein vliegveld met een tiental zweefvliegtuigjes.
Ze liggen te blaken in de zon. Vanaf hier krijgen we weer bordjes met knooppunt
38. We draaien Mishagen in. Nog steeds geen taveerne voor een frisse pint. Ik
begin er aan stilaan te twijfelen of men hier wel alcohol mag schenken. Het
wordt steeds warmer. Rechts van ons nog steeds het Militair Domein van
Brasschaat. Eens daar voorbij rijden we tussen weilanden met paarden. Ze staan
te grazen of ze worden bereden door echte paardenliefhebbers. Terug in het
centrum van Brasschaat. Weer die statige villas voorbij fietsen. Het doet ons
eigenlijk niets meer.
We rijden door de straat waar vroeger
de familie Pfaff woonden. Hun luxueuze villa, die vanaf februari 2009 te koop
staat, is nog steeds niet verkocht.
We rijden door het centrum van
"Maria ter Heide". Op de Bredabaan drinken we dan ons eerste pintje
op een schaduwrijk terrasje naast de kerk. Daarna springen we terug op onze
fiets en rijden tot het volgende verkeerslicht. Hier moeten we naar rechts,
richting Mikerf kinderboerderij. Het is ondertussen 13:00 u geworden. We
hebben ruim 28 km gereden. We hebben nog een goede 8 km voor de boeg. Ons
zitvlak voelt het in ieder geval al. Knooppunt 36, nu naar rechts richting
knppnt 35. Weer door Domein de Inslag". Een 150 ha groot loof en
naaldbos. Hier groeit voornamelijk de zomereik, beuk en populier. Er verblijven
ook verschillende wilde dieren zoals de ree en de vos en tevens verschillende
soorten vleermuizen. Het Domein doorkruist ook de Antitankgracht. Vanaf hier
wijken we van onze route af. We fietsen naar het centrum van Brasschaat. We
willen een wandelroute kaart kopen in het toeristenbureau. Via de Miksebaan
bereiken we enkele minuten later het centrum. Het is even na 14:00u als we voor
de moderne bibliotheek van Brasschaat staan. Dit gebouw doet tevens dienst als
toeristenbureau. Spijtig genoeg is het op zaterdagen gesloten vanaf 12:00u. Na
de middag moet de toerist maar zijn plan trekken. Bon, ons Rina wil van de
gelegenheid gebruik maken om te winkelen in het nieuwe warenhuisketen Albert
Heijn.
We weten niet waar deze gelegen is en
moeten het twee maal vragen voor we er zijn. We rijden door een mooie brede
dreef met majestueuze bomen. De Esdoorn. Toch nog een eind fietsen. We passeren
het Algemeen Ziekenhuis Klina, om even verder over de rotonde de
Hoogboomsteenweg te nemen, en we zijn er. We stallen onze fietsen en gaan
nieuwsgierig naar binnen. We zijn er echt van onder de indruk. Het is druk in
de winkel. We proberen de prijzen te vergelijken, maar dat blijkt toch
moeilijk. Blijkbaar zijn we niet echt prijsbewust. Het personeel is heel
vriendelijk. Je kan er net zoals in de Colruyt een beker koffie of thee drinken.
We kopen er een fles wijn voor bij het avondeten. Een uur later staan we weer
bij onze fietsen. Langs de Hoge Kaart rijden we terug naar Sint-Mariaburg. We
dwarsen de Kapelsesteenweg en om niet de viaduct te moeten nemen, rijden we als
alternatief de Willy Staeslei in. Had ik geweten dat hier nog altijd kasseien
lagen had ik toch voor het viaduct gekozen. Bon, dit kan er nog wel bij. Zo
heel ver is het niet meer. Over het spoor de Notenschelp in. Rechts af, den
Bunt, en enkele ogenblikken later staan we terug thuis. We hebben in totaal toch
42km gereden. Niet slecht voor de eerste rit van t jaar. Tot schrijfs.
Afgelopen
weekend waren we op familiebezoek. We werden uitgenodigd om mee te eten. Er
werden broodjes en pistolets op tafel gezet. Schalen met divers beleg kregen
een plaatsje in het midden van de tafel en koffie en thee vloeide in overvloed.
Alle ingrediënten waren aanwezig om er een gezellige avond van te maken. Er
werd gelachen, gepraat en anekdotes vertelt tot in de late uurtjes.
Dicht in
mijn buurt stond een schaal met broodbeleg en ik zag meteen het paardenvlees
liggen. Ik lust dat heel graag maar ik twijfel altijd. Is het zout of zoet?
Iedereen is druk in gesprek en ik neem gewoon een stuk kaas tussen mijn
pistolet. Kwestie van niemand te storen. Doch laat ik mij even later verleiden
en mijn volgende broodje wordt één met paardenvlees. Ik heb geluk: het is zoet.
Enkele jaren
geleden maakten we een fietstocht door Kapelle op den Bos. Een mooi traject dat
we uitgestippeld hadden en dat we combineerden met een bezoek langs een oom en
tante van mij. Een broer van wijlen mijn moeder. Het is heel lang geleden dat
we elkaar nog gezien hebben. Het enige contact was een kaartje rond kerst en
nieuwjaar.
Het was een
blij weerzien. Er werd over en weer gepraat, gelachen en fotos uitgewisseld. Het
was gewoon toeval dat we daar arriveren op het middaguur. Een beetje gênant,
maar niets aan te doen. Als we weer willen vertrekken worden we vriendelijk,
maar toch onder lichte dwang, uitgenodigd om een boterhammetje mee te eten. Ook
hier lag het paardenvlees centraal op de tafel. Ons Rina en ik namen elks een
snee boerenbrood met een dun schelletje paardenvlees. Leg er nog maar wat
tussen hoor! Er is meer dan genoeg! Rijkelijk leggen we het beleg tussen ons
brood en laten het ons goed smaken. Er wordt een kop koffie ingeschonken en
ons Rina krijgt haar kopje thee. En dan is het zover. Dorst. Ik drink mijn
kopje koffie in één keer leeg. De dorst gaat niet over maar onze kopjes worden
echter niet meer bijgevuld. Ik heb in ieder geval genoeg gegeten. Wat een dorst.
Op het paardenvlees zat evenveel zout
als in de Middellandse zee. Dat heb ik trouwens ook al eens geproefd. Ik snakte
naar een fles water uit onze fietstassen. Een klein uur later zijn we dan toch
opgestapt. Het afscheid duurde te lang. We hadden na dat éne kopje koffie geen
drinken meer gekregen. We wilden zo snel mogelijk met onze fietsen uit het
zicht, waar weonze fles water samen
leeg dronken. Wat een opluchting.
Twee uur
later zijn we terug bij onze auto. We hebben al een poos terug een stevige
dorst. Onderweg geen cafés tegen gekomen om iets te drinken. Elke keer verwacht
je om de hoek een terras te zien met volk. Niets, niemendal. Ik besluit om niet
de snelweg te nemen. Langs de
secundaire wegen komen we beslist een drankhuis tegen. Het is onbeschrijfelijk
wat een dorst ik had. De temperatuur was boven de 25° Celsius geklommen. Nog
meer dorst dus. Uiteindelijk zien we op de hoek van een straat een terras. Het
leek een oase in een enorme woestijn van zand. Een terras met mensen die
genieten van een koel, fris, hemels euh ijsje? Nou ja, waarom niet? Alles is
goed. Als het maar vocht is. Mijn mond is droog en mijn tong plakt aan mijn
vals gebit. We hebben nog plaats onder een parasol. De zon brandt en dat kon ik
vandaag missen als kiespijn. Een ouder echtpaar zit aan een tafeltje over ons
en ze genieten samen van een horentje met twee bollen ijs. Wat had ik graag in
hun plaats geweest. Wij moesten nog wachten op bediening. De dame likt van haar
bovenste bolletje ijs en pardoes het bolletje valt op de grond. Schuchter kijkt
ze om haar heen, in de hoop dat dit voorval niemand gezien heeft. Ik kijk snel
een andere kant op. Het is een grappig zicht en wil haar niet uitlachen maar
moet toch moeite doen. We bestellen eveneens een ijsje in een horentje. Enkele
minuten later brengt men ons het gevraagde en kunnen we eindelijk genieten van
wat vocht. Ik lik aan het bolletje chocolade ijs en, geloof het of niet, het
valt van het horentje op de tafel. Ik ben verbaast en niet snel genoeg. Het
ijsje rolt van de tafel op de grond tussen onze twee stoelen in. Ons Rina kan
zich niet inhouden en schatert het uit. Ook het koppel aan het andere tafeltje
schatert het uit. Ze wil iets vertellen, maar het lachen belet haar te spreken.
Ik had nog steeds grote dorst. Ik blijf kijken naar het bolletje ijs dat op de
grond in de zon begint te smelten. De eigenares staat onmiddellijk aan ons
tafeltje. Afgekomen op het tumult en waarschijnlijk een beetje gênant.
Sorry, meneer. Ik breng u een ander. Zal ik het in een potje doen? Het was
niet grappig bedoelt, maar toch kregen de dames de slappe lach. Wat later kon
ik toch nog genieten van een fris ijsje in een plastieken potje. Tot schrijfs.
Zondag 08
maart 2015. We krijgen een stralende mooie lentedag vandaag. De lucht is helder
blauw en er is geen wolkje te bespeuren. De weergoden voorspellen middagtemperaturen
tussen de 15°- en 17° Celsius. Daar moeten we uiteraard van profiteren. We
willen onze conditie opbouwen en besluiten een wandeling van negen kilometer te
maken. Ons Rina wil langs het water wandelen. Ik stel voor om rond de watertoren
van Brasschaat te stappen. Gelukkig kan ze er mee lachen. Het wordt
uiteindelijk, na wikken en wegen, een tocht langs de E10-plas en een
boswandeling door Domein De Inslag. Om 10:00u parkeren we de auto in de
Pauwelslei te Brasschaat. Een deel van de straat heeft net een facelift
gekregen. De laanbomen werden vervangen en parkeervakken werden in zwarte
klinkers aangelegd. Voet- en fietspaden werden heraangelegd en de opritten
vakkundig aangepast.
We volgen
knppnt 90 langs de Pauwelslei. Na knppnt 88 zijn we al bij het Domein de
Inslag. Eén van de grote bossen die Brasschaat nog bezit. Een infobord schept
duidelijkheid: De Inslag of Inslaen werd reeds vernoemd rond 1600. Het
verwijst naar de ingebruikname of ontginning. Het oorspronkelijk heidegebied
werd dus ontgonnen als akker- en weiland. Later werden delen bebost. Het domein
vormde eertijds een groot aaneengesloten geheel met de omringende bossen.
Tijdens beide wereldoorlogen werd grote schade aangebracht door kaalkappingen
omwille van de zichtbaarheid, door de graven van schutterskuilen en loopgraven.
In 1949 begon men de oorlogsschade te herstellen door herbebossing. Grove
dennen en lorken bedekken ongeveer 40% van het bos. Door recente aanplantingen
en omvormingen zal in de toekomst het loofhout een belangrijke rol spelen.
Eerst worden overwoekerende exoten als Amerikaanse vogelkers en rododendron
bestreden. De grachten en poelen zijn belangrijke paaiplaatsen voor de gewone
pad en de bruine kikker. Zwarte specht, havik, sperwer, buizerd en bosuil
broeden in het domein. Reeën en vossen voelen zich hier thuis.
De andere
bekende bossen of domeinen van Brasschaat zijn: het Park van Brasschaat, het
Groot- en Klein Schietveld, De Uitlegger, het Peerdsbos en Domein de
Mik. We gaan linksaf en wandelen door de brede Beukendreef. De beukenboom is
een veel voorkomende boom in Europa. Hij kan tot 46 meter hoog worden. De stam
is grijsachtig en de bast is dun, waardoor de boom gevoelig is voor zonlicht.
De mannelijke en vrouwelijke bloemen sieren aan dezelfde boom. Beukenbomen
kunnen tot 300 jaar oud worden. Toen op het einde van de negentiende eeuw hier
in de streek kasteeldomeinen werden aangebouwd trok men eerst een strak patroon
van dreven. De beuk was hier de meest gekozen boomsoort. Hij zorgde voor
schaduw tijdens warme zomerdagen en als scherm bij regen. De zuilenrijen van de
stammen waren een symbool van rijkdom. Deze dreefbomen zijn vaak de oudste
bomen van het domein. Sommigen vertonen dan ook ouderdomsverschijnselen zoals
stamholten. Hiervan profiteren spechten, bosuilen en vleermuizen van. Ze
gebruiken ze als schuil- of nestplaats. Een ander infobord handelt over het
merken van bomen: In verschillende percelen van de Inslag werden deze winter
door de boswachters bomen gemerkt of geschalmd. Dit is een voorbereiding van
een dunning van de bestanden, dat wil zeggen dat er bomen uit het bos worden
gehaald om de andere bomen meer ruimte te geven om door te kunnen groeien. door
de dunning komt er ook meer licht in het bos, wat de kansen op kieming en
doorgroeien van jonge bomen sterk vergroot. Typische streekeigen en ecologisch
waardevolle loofboomsoorten als Zomereik, Berk en Lijsterbes krijgen daardoor
de kans om uit te groeien, zodat op termijn een gemengd bos zal ontstaan. Door
een dunning verdwijnt het bos dus niet, het zal er integendeel juist
gevarieerder en mooier door worden. Voor de dunning werden ook veel exotische
boomsoorten gemerkt, vnl. Amerikaanse eiken en Douglassparren. Beide zijn
exotische boomsoorten die in onze streken het bosecosysteem nadelig kunnen
beïnvloeden, omdat het bladafval de bodem verzuurt en omdat deze soorten de
neiging hebben om sterk te gaan woekeren ten nadeel van inheemse boomsoorten.
De biodiversiteit in het bos gaat daardoor langzaam maar zeker achteruit. In de
bosbestanden zullen deze exotische boomsoorten daarom geleidelijk aan gekapt
worden. Lokaal zullen ook groepen verwijderd worden, waardoor al dan niet
tijdelijke open plekken kunnen ontstaan. De gemerkte bomen worden opgemeten
waardoor de totale hoeveelheid hout geraamd kan worden. Het hout wordt
vervolgens in het najaar op een openbare verkoop aangeboden aan erkende
houtkopers en exploitanten. De koper wordt verantwoordelijk voor de kapping
van de bomen en de afvoer naar de houtfabriek voor verdere verwerking. Ten
vroegste vanaf volgende winter zullen de gemerkte bomen gekapt worden.
De Afdeling
Bos & Groen heeft ook een klein infobord geplaatst over de omvorming van
dennenbos naar gemengd bos: in dit domein, zoals overal in de Kempen, werden
er vroeger vooral dennen aangeplant. Dennen groeiden goed op arme zandgrond en
ze hadden rechte stammen die als palen (onder meer als steunpalen in de
mijngangen) en zaaghout konden gebruikt worden. De dennen werden dicht bij
elkaar geplant zodat ze hoog en recht groeiden. Op de bodem van die
dennenbossen kwam er weinig licht en de afgevallen dennennaalden vormden een
zure humus zodat er niet veel jonge bomen en struiken konden kiemen. De
rododendron en de Amerikaanse vogelkers, twee uitheemse of exotische soorten,
groeiden wel goed in die omstandigheden. Ze werden er door de mens aangeplant
want die struiken vormden schuilplaatsen voor het wild en de boseigenaars waren
meestal liefhebbers van de jacht.
Deze
exotische struiken zaaiden zich verder uit zodat er in veel bossen geen plaats
meer overbleef voor de inheemse loofbomen en struiken. In de tweede helft van
de twintigste eeuw werden de meeste steenkoolmijnen gesloten en in diezelfde
periode groeide het besef dat de natuur moest beschermd worden. Dennenbossen
werden minder belangrijk voor de economie en men ontdekte dat inheemse
loofbomen en struiken het bos een grotere natuurwaarde gaven. De goede
bosbeheerder is dan ook de dennenbossen sterk gaan uitdunnen. Rododendron en
Vogelkers werden weggekapt en in de plaats werden inheemse bomen en struiken
aangeplant, hier meer dan 5000 stuks: zomereik, lijsterbes, sporkehout, hulst
en hazelaar. Er werd een raster geplaatst dat de jonge planten de eerste jaren
beschermt tegen konijnen en reeën. Deze jonge planten zullen samen met de oude
dennen een waardevol bos vormen. Een bos met een grotere natuurwaarde en een
betere humuslaag. Een bos waar in de toekomst de oude eiken en dennen waardevol
zaaghout kunnen leveren en waar ook ruimte is voor jonge bomen. Onderaan
getekend met De Boswachter.
Na knppnt 83
moeten we rechts afslaan. Links van ons werd een gedeelte afgespannen met
groene plastiekdraad. Een infobord vermeld: Meting van luchtverontreiniging in
De Inslag. Luchtverontreiniging wordt in Vlaanderen veroorzaakt door de
uitstoot van industrie, verkeer, huishoudens (verwarming) en landbouw. Sinds de
zure regen van de jaren 1970 weten we dat die verontreiniging grote effecten
kan hebben op de groei van de bomen en de vitaliteit van het bos.
Luchtverontreiniging geeft echter ook aanleiding tot het ontstaan van
ozonpieken, brengt ongewenste voedingsstoffen in het milieu (ook vermesting
genoemd), en leidt tot een versterking van het broeikaseffect. Bossen zijn
efficiëntere luchtfilters dan heide of grasland. Door de structuur van de
boomtoppen worden de luchtlagen boven bos meer afgeremd dan boven lage
vegetaties als grasland of heide. Hierdoor wordt ook meer verontreiniging op
het bos afgezet. In gebieden met veel luchtverontreiniging is de depositie in
bossen daardoor tot meer dan 50% hoger dan in heidegebieden. Een hoge
stellingtoren toornt hoog boven de naaldbomen uit. Sinds 1995 werden op de
bovenste platforms, 40m hoog, instrumenten aangebracht voor de meting van de
luchtverontreiniging. De belangrijkste stoffen die gemeten worden zijn het
verzurende zwaveldioxide, ozon, stikstofoxiden en het broeikasgas koolstofdioxide
(CO²).
Bij een
rustbank zetten we ons even neer voor een meegebracht kopje koffie. Een infobord
over het heidebeheer vermeld: De heide was honderden jaren het typische
landschap van de Kempen. Ze ontstond door ontbossing en werd in stand gehouden
door begrazing met schapen en maaien en afplaggen door de Kempische boeren. Bebossing
en ontginning voor moderne landbouw deden haar vorige eeuw in sneltempo
verdwijnen. In 2003 werden hier afstervende fijnsparren gekapt en werd de
voedselarme zandbodem terug blootgelegd. In oktober 2004 werd elders afgemaaide
struikheide met rijp zaad verspreid over deze bodem. De heidezaden kiemden goed
in deze arme bodem. Zo ontstond dit heideterrein. Wel kwamen er zaden van berk
en grove den aangewaaid die zorgden voor jonge boomopslag. De meeste van deze
kleine boompjes werden uitgetrokken, om te vermijden dat de heide terug dicht
zou groeien. een open plek zoals een grasland of deze heide in een bebost
gebied verhoogt de natuurwaarde van een domein. Ook de wandelaar geniet van
deze afwisseling. Maria-ter-Heide heeft hierdoor een stukje van zijn
oorspronkelijk landschap teruggekregen. Drie arduinen stenen liggen evenwijdig
naast elkaar voor het heideterrein. Op de middelste arduin is de tekst te
lezen: Een verwilderde tuin van oude herinneringen.
Even verder
bloeit de rododendron weelderig. De bloemknoppen zijn reeds duidelijk te zien.
Nog even en ze springen open. Ook struiken vertonen massaal hun bladknoppen.
Nog enkele dagen mooi weer en het bos kleurt in verschillende tinten groen. We
worden aangenaam gevolgd door een kakofonie van vogelgeluiden. De vink steelt
voortdurend de show met een heftig gezang. Het melodietje duurt slechts enkele
seconden maar wordt telkens herhaald. Af en toe horen we een andere vogel boven
ons in de boom zingen. We kunnen hem echter niet spotten. Of de zangvogel
vlucht weg of hij zwijgt tot we verder stappen. Even verder blijven we weer staan
en proberen de specht te lokaliseren die de stam van een boom bewerkt met zijn
snavel. We zijn onze verrekijker echter thuis vergeten. Dat is dus hopeloos.
Bij knppnt
82 verlaten we domein De Inslag. De dreef
rechtdoor loopt naar de kinderboerderij van Brasschaat. Wij volgen knppnt 81
langs het Golempad. Een meditatieve wandeling in het park De Mik. Dit park
bezit voornamelijk loofbomen en wordt gedomineerd door de rododendron. We
missen de bloemknoppen. Hoog boven ons cirkelen kleine sportvliegtuigjes. Ze
zijn afkomstig van het vliegveld aan de Essensteenweg te Brasschaat. Het is de
thuisbasis van de Koninklijke Aeroclub die er aan zweefvliegen en
recreatieluchtvaart doen. Vooral in de weekends en zeker vandaag met dit mooie
weer is er veel activiteit te bespeuren.
Enkele
kleine bordjes met een Golem hebben een gedicht. We staan voor de slotpoort van
het kasteel, gebouwd in ijzerzandsteen. Aan de neergelaten ophaalbrug hangen
nog steeds de roestige kettingen. Net
echt. Het wapenschild is boven de poort ingemetst. Twee ronde uitkijktorens
flankeren de hoge gevel. Langs de houten poorten betreden we het domein van het
kasteel. Een infobordje is duidelijk: Torenpoort De Mik, 1830. Eind 18de- en
begin 19de-eeuw waren neogotische folies een modetrend in Engelse
landschapstuinen. Het bouwen van zogenaamde ruïnes was voor vele aristocraten
een kostelijke onderneming. Het vermogen van baron Jean-Michel van Havre
doorstond in 1830 glansrijk de constructie van dit poortgebouw. Toen Charles
Van der Straeten, architect van de koning in Brussel, belast werd met de
verfraaiing van het kasteel De Mik kreeg de Oostenrijker Petersen de opdracht
een andere folie van de beau monde te herscheppen in een Engelse
landschapstuin. Bossen, grasvelden, waterpartijen en beelden deden de eigenaar
wegdromen. Een poort in ijzermaalsteen moest die dromen tegen een bedreigende
buitenwereld beschermen. Het poortgebouw was een imitatie van de militaire
porte dAuron in de Noord Franse stad Bourges. Het originele Franse exemplaar
werd in het begin van de 20ste-eeuw gesloopt. In Brasschaat bleef het curiosum
van de ondergang gespaard.
Links van
ons bevindt zich de enorme vijver met een groen eiland. Watervogels stijgen uit-
of landen in het water. Eenden, ganzen, meerkoeten en meeuwen roepen om het
hardst. Een kunstwerk drijft op het water en draait rond vlakbij de oever. Het
is niet duidelijk wat het moet voorstellen. Rechts naast ons wandelpad staan
enkele standbeelden op een sokkel. Overwoekerd door het groen. Bij de volgende
zitbank zetten we ons neer om te picknicken. Het is middag en er zijn veel
wandelaars. Jonge ouders met hun pasgeborene in een kinderwagen. Tieners op de
fiets en ouderen die voorbij slenteren. Iedereen geniet van het mooie weer. We
zitten in de schaduw van twee Toverhazelaars. De bloeitijd van deze soort
valt in januari/februari. De struik links van ons heeft gele bloemen. De
andere, rechts van ons, toont zijn ros oranje kleuren. Het zijn één van de
mooiste winterbloeiers die de vorst doorstaan.
Op het
eiland, recht tegenover ons, staan hoge loof- en naaldbomen. De stammen zijn in
de wurggreep van de klimop. De rododendron bakent het eiland af en behoedt het
van nieuwsgierige blikken. Het is de uitgelezen plek om te broeden. In de
kruinen van de hoogste bomen zitten enkele Blauwe reigers op hun nest. Eén van
hen spreid zijn vleugels en geniet van de zonnestralen die hem verwarmen. De
vogel wordt tegenwoordig veel gezien in ondiepe plaatsen, zoals sloten en
vijvers. Ze eten voornamelijk vissen en amfibieën enbroeden van februari tot in juni.
We vervolgen
onze weg langs het kasteel. Daarna bereiken we knppnt 30. Als de wilde ganzen
ons in de gaten krijgen maken ze een hels kabaal. Ze proberen een graantje mee
te pikken tussen de vele molshopen. Voorbij het kasteel steken we de slotgracht
over langs een brede houten brug. Over de Zandbeek bevindt zich een
oversteekplaats voor amfibieën. Een bord vertelt de voorbijganger dat de
vrijwilligers reeds 110 dieren over de weg hebben geholpen. Citroenvlinders
draaien om elkaar heen in de zon. Daarna verdwijnen de dagvlinders in het
struikgewas.
Bij knppnt
79 wandelen we voorbij het voormalige Sana De Mik. Het sanatorium isverdwenen sinds 1987. Nu is het in handen van
een VZW Heropbeuring. Het omvat een gespecialiseerd ziekenhuis, een Woon- en
Zorgcentrum en een gehandicaptenvoorziening. Een smal bospad brengt ons naar
knppnt 12. Ons pad is overdekt door de takken van de bomen. De zonnestralen
raken amper de grond. Het is zig zag lopen langs modderpoelen. Het is een lust
om te blijven stil staan als we dichtbij verschillende vogels horen zingen of
fluiten. Ik houd soms de adem in om toch maar niet de zangertjes te storen.
Over de houten brug die de antitankgracht dwarst. We vinden geen knooppuntenbordje
en stappen rechtdoor. Links van ons de autosnelweg E19 en de hogesnelheidslijn
Schiphol-Antwerpen. Een Thalys flitst ons net voorbij. Bij knppnt 10 slaan we
rechtsaf en hebben een mooi zicht op de recreatievijver E10-plas. Verschillende
watervogels dobberen op het koele water.
We duiken
opnieuw het bos in. Hier vinden we niet alleen modder en slijk. Hier moeten we
rond de diepe waterplassen onze weg zoeken. Op het eind van de Kleine Mik moeten
we de Miksebaan op. Er is een knooppuntenbordje verdwenen. Links of rechts?
Welke richting moeten we uit? Ik stel voor rechtsaf te gaan. Na enkele stappen
keer ik me om en zie geen bordje. Onze wandeling moet ook in tegenovergestelde
richting aangegeven zijn. Dat is dus niet het geval en daardoor weten we dat we
in de verkeerde richting lopen. Rechtsomkeer dan, richting de grote bunker.
Sommige bunkers dienen als overwinteringsplaats voor vleermuizen. Anderen
werden zoals deze dichtgemetseld om te worden vergeten. We bevinden ons al een
tijdje op de Miksebaan. Nog steeds geen knppnt- of straatnaambordje gezien.
Dan staan we
voor het Brasschaat Open Golf & Country Club. De golfclub werd in 1991
opgericht en is eveneens de perfecte locatie voor vergaderingen, seminaries en
feesten. Er bevindt zich vooraan een golf shop. Het cafetaria is open en
iedereen is welkom. Dat laten we ons geen tweemaal zeggen. Het is druk op het
terras. Tientallen karretjes met een golftas versperren de weg. In één golftas
bevinden zich tot wel 10 à 12 golfsticks. We vinden nog een vrij tafeltje vlakbij
het oefenveld. We genieten van ons drankje in de zonneschijn. Op het oefenveld
proberen echte golfers hun balletje in het hole te krijgen. De dames hebben
meestal de kleurrijkste golfballetjes. Het is niet echt mijn ding maar uit
nieuwsgierigheid wilik toch weten wat
dat zoal kost. Als we terug naar de Miksebaan stappen is het 14:15u.Op de parking bergt een dame haar
golfstokken in de koffer van haar auto. Ik vraag haar beleeft hoeveel golfclubs
men eigenlijk nodig heeft om prof te worden. Ze antwoord: -Ik ben begonnen met
vijf golfsticks. Met de jaren kan je er nog bij kopen. Elke club slaat een bal
een 10 meter verder. Een beginners set kost ongeveer 100. Je kan je er
natuurlijk ook duurdere aanschaffen, maar daarom speel je niet beter. Een
beginner koopt alles meestal tweedehands. Een trolley kost niet zoveel. Dat heb
je al vanaf 50. Ik heb een elektrisch trolley, vertelt ze verder. Deze kosten
950. Kom in april naar de open deur dag vertelt ze nog als we afscheid nemen.
Dan spreken we nog niet over lidgeld en bijkomende kosten.
Voorbij de
golfclub staat knppnt 93. Rechtsaf in de Pauwelslei. Het is nog een eind tot
bij de auto. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina MeursBron: Wikipedia.
Maandag16 februari 2015. Het is een zonovergoten dag
met een aangename temperatuur. Afgelopen nacht heeft het nog lichtjes gevroren
maar de temperaturen zijn ondertussen opgeklommen naar een 10° à 11° Celsius.
Onze eerste lange wandeling van het jaar. Een wandeling van knooppunt naar
knooppunt. Stillaan terug opbouwen. De huisdokter zegt steeds: - in beweging
blijven! Een wandeling op dokters voorschrift.
Net op het
middaguur staan we achter de kerk van s Gravenwezel geparkeerd. Met de huidige
bouw van de Sint-Catharinakerk werd gestart in 1876 in rode baksteen. De
inwijding volgde in september 1879. Vooraan staat het Heilig Hartbeeld hoog op
zijn sokkel in het midden van een plantsoen. Onderaan twee stenen monumenten
die hulde brengen aan gesneuvelde soldaten en burgers van beide Wereld
Oorlogen. Het voormalige dorpshuis van s Gravenwezel, op de grote baan, is
gesloten vanaf 12 uur. Er is niet alleen de bibliotheek in ondergebracht, maar
ook de Toeristische Dienst is hier aanwezig. Het gebouw is van 1877. Aan de
overzijde, nummer 47, staat de
voormalige oude pastorie, een alleenstaand herenhuis van 1814 en netjes
gerestaureerd. Het heemhuis De Drie Rozen is een museum voor heem- en
volkskunde. Ondergebracht in drie werkmanswoningen uit de periode 1805-1850.
Een plek om de sfeer van vroeger op te snuiven.
Het rusthuis
Sint-Lodewijck, wat verderop, wat achterin gelegen dateert van 1782. Het is
sinds 1928 een rusthuis. De bijhorende kapel werd gebouwd rond 1950. Vanaf hier
begint ons eerste knooppuntenbordje. Nummer 32 rechtdoor. Het is tamelijk
rustig op de baan. Af en toe scheurt
een auto ons voorbij. Naast de hoeve van 1778 vinden we de Kapel van de
overbuur (1890) een beetje verscholen onder de overhangende takken van de
bomen.Het werd oorspronkelijk
gebouwd als bijgebouw met oven voor het bakken van brood. Daar getuigt het interieur nog van. Onder
het altaar is een klein gewelf voor het aanmaken van het hout. Het gebouw werd
omgetoverd tot een O.L.Vrouwekapel met een plaasteren beeld. Bovenop het dak
staat een minuscule toren waar ooit de rook van de oven uit kwam. De kleine deur staat uitnodigend open. Een
gewelfd plafond.
We wandelen
langs het domein Kattenhof. Voorbij de gesloten ijzeren poort leidt een bolle
kasseiweg naar het 19de-eeuwse kasteel. Na enkele minuten stappen worden we het
al gewaar in onze benen. Puffen en hijgen en dan wandelen we nog te ver ook.
Aan het grote kruispunt bevindt zich knppnt 35. Oorspronkelijk gingen we tot
knppnt 33 maar we stappen niet terug. We slaan rechtsaf naar knppnt 36, over
een oude Romeinse kasseiweg, tot aan de hoge inrijpoort van nog een ander kasteel.
Nergens een naam te zien. Blijkbaar wonen hier drie gezinnen in het enorme
complex. Links staan enkele jonge Brabanders in de weide. Naast hun
schuilplaats staat een hoefstal. Een zware houten constructie die de hoefsmid
gebruikt voor het beslaan van de Vlaamse-Brabanders. Rechts nog een weiland met
massas molshopen. Het volgende weiland staat geheel blank. Het regenwater
trekt gewoon niet meer in de grond. Bij de poort van het kasteel staat ons
knppntnbord. We moeten terug om knppnt 35 te volgen.
Als we
knppnt 34 volgen passeren we een enorme hoge bunker rechts van ons, over de
gracht, bovenop een kleine heuvel. Op enige afstand van de Antitankgracht. Dit
hier was waarschijnlijk de Comandobunker. We wandelen langs de vele villas met
hectaren grond erom heen. Een ijzeren sierpoort sluit het domein af. Op
verschillende plaatsen hangen cameras die de buurt observeren. Als een
professionele paparazzi neemt ons Rina fotos van het domein. Een enorme
groene haag laat geen nieuwsgierige blikken toe. Verderop opent Villa
Berkenberg net automatisch zijn poorten. Een witte Lexus bolt rustig tot bij
de grote baan, slaat linksaf en verdwijnt in het zonlicht. De poort sluit weer
automatisch.
Bij het
standbeeld van een zittende kat volgen we knppnt 38. Het kunstwerk is bijna vier
meter hoog en in brons gegoten. Even verder laten we het lawaai van de straat
achter ons. Links van ons ligt het Zonnebos. Nog een paar weken en dan bloeien
de bomen en zit de natuur vol kleuren. Rechts, over de gracht, bos en links de
ene villa na de andere. Sommige lijken net kastelen. Op ons pad ligt nergens
modder. Het is gezellig wandelen langsheen het pad. We horen een kakofonie van
vogelgeluiden. Het kra-kra van de kraaien en de roep van de ekster overstemt
dat van de kleinere vogels. Dichtbij horen we een specht in een boomstam
kloppen. Dat kunnen ze tot bijna tien keer per seconde vol houden. De specht
hakt als het ware de schors van de boom om kleine insecten te zoeken.
Het bos
varieert van loof- naar dennenhout. Dennenbossen groeien vaak op een
voedselarme bodem. Groot en wild spreidt het bos zich voor ons uit. Het
lentegroen zit verscholen in de knoppen van de bomen. Hier spelen de vogels de
hoofdrol. Bij knppnt 38 staat een constructie van bunkers naast de
antitankgracht. We volgen het brede kanaal dat doorheen het domein t Groot
Kasteel loopt. De Antitankgracht werd gegraven tussen 1937-40 met Geschutbunkers
en Sluisbunkers. De bedoeling van de gracht was om vijandelijke tanks of ander
rollend materieel te stoppen vooraleer ze Antwerpen konden bereiken. Hij verbond de Schelde (voorbij
Berendrecht) met het Albertkanaal (in Ranst). De ATG is 33 km lang, 18 meter
breed en overal minstens twee meter diep. De gracht herbergt een uniek
landschapselement met specifieke fauna en flora. De watervogels hebben de
gracht volledig ingepalmd. De verschillende vleermuizen gebruiken de bunkers als
overwinteringsplaats. Vanaf begin januari, dit jaar, werkt de Vlaamse Milieu
Maatschappij aan de gracht. De onderhoudswerken hebben tot
doel meer licht te laten doorstromen, zodat er meer leven ontstaat. Verder
wordt er ook met hakhoutbeheer gestart. De oevers zijn overwegend begroeid met
struiken en bomen. Ze worden drastisch ingekort of verwijdert. Een tractor met
grijper duwt alles in een grote hakselaar. Een oplegger vangt het pulp op.
Bij knppnt
22 laten we de Antitankgracht achter ons liggen en wandelen weer door een
dennenbos. Onze passen worden gedempt door de overvloedige dennennaalden op het
pad. Na de Krommedreef bevinden we ons terug in het centrum van s Gravenwezel.
Bosgrond wordt betonbaan. Vijftig
meter verder rechtsaf verlaten we opnieuw het openbaar wegennet en draaien de
smalle veldweg in met de klinkende naam: Kwikaardstraatje. Rechts van ons een
haag van rododendron. De plant eist een zure vochtige grond. Als de plant in het
voorjaar bloeit moet het hier prachtig zijn om te vertoeven. Nu is het slechts eengroene heerser die een heel groot domein
afsluit. Ondertussen verdwijnt de zon achter sluierwolken. Het wordt een pak
frisser. Rechts van ons bevindt zich de begraafplaats en de sportvelden van s
Gravenwezel. In de natuurlijke vijver naast ons pad weerspiegelen de bomen. Op
ons volgende pad moeten we uitkijken waar we stappen door de shit van de
paarden. Hun baasjes hebben duidelijk een poepzakje vergeten mee te nemen. Het
zachte weer nodigt uit om de paarden reeds buiten te laten grazen. In andere
weiden domineren de molshopen. Een vruchtbaar jaar lijkt mij.
Bij knppnt
25 staat villa s Gravenhof. Ons laatste stuk tot knppnt 32 gaat langs de
school voor Buitengewoon Secundair Onderwijs Zonnebos. Het internaat kampt
sinds geruime tijd met een tekort aan schoolgebouwen. Op dit moment worden
prefab klassen geplaatst. Eventjes is er verwarring omdat ons knppnten paaltje
verdraaid is. Na enkele minuten bereiken we terug onze auto bij de kerk. Tot
schrijfs.
Zaterdag 18
oktober 2014. We komen net van de voetbalwedstrijd Olvé- Olsé te Edegem. Uitslag:
1-2. Onze kleinzoon, Joey, heeft het eerste doelpunt gemaakt. Het tweede doelpunt
was in de tweede helft voor rekening van Yannick. Het is ondertussen 22°
geworden. Dat is heel uitzonderlijk voor de tijd van het jaar, maar we maken er
dankbaar gebruik van.
De
wandelbrochure 100 jaar Groote Oorlog. Wandelen in Scheldeland behandeld drie
grote steden die tijdens WOI oorlogsgeschiedenis hebben gemaakt: Aalst,
Dendermonde en Liezele. We rijden naar de mooie stad Aalst aan de Dender die
tijdens WOI veel te leiden heeft gehad door de inval van de Duitse troepen en
het harde leven tijdens de bezetting. Zodra de bevolking hoorde dat de Duitsers
in aantocht waren én met welk geweld dat gepaard ging, sloegen tienduizenden
Aalstenaars op de vlucht. Gezinnen namen hun hele hebben en houden onder de arm
en trokken stapvoets richting Gent. Enkele burgers werpen aan de Markt een
barricade op met karren, wagens, matrassen en balen katoen. Daverende soldatenlaarzen weerklinken op de
kasseien. De Duitse artillerie beschiet genadeloos bruggen en willekeurige
doelen. Mensen worden zonder medelijden afgemaakt en huizen worden in brand
gestoken. Bij de uiteindelijke inname van Aalst kwamen tientallen burgers om
het leven door de pure wreedheid en brutaliteit van de Duitse troepen. Toen de
Belgische lansiers, die aanvankelijk werden ingezet om Aalst te vrijwaren,
teruggeroepen werden naar Wetteren, probeerden tal van Aalsterse vluchtelingen
samen met hen via de Gentsesteenweg in Oordegem richting Gent te ontkomen.
Het is een
paar minuten voor twaalf uur als we op de parking staan in de Houtkaai. Eén van
de drie parkings waar men langdurig en vooral gratis kan parkeren. Van hieruit
wandelen we naar de Grote Markt waar onze wandeling vertrekt. De tocht meet
5km.
Het is druk
op de Grote Markt. Het is de zaterdagse traditionele marktdag. We kuieren mee
tussen de kraampjes. Bij de bloemenkramen snuiven we de zachte en frisse geuren
op. Van ver prikkelen de kruiden van
de gebraden kippen in onze neus. Het stadhuis werd opgetrokken rond 1830.
Achter de gevel, versierd met stadswapen, bevindt zich over de twee
verdiepingen de grote stadsfeestzaal. Rond de binnenplaats van het Stadhuis bevinden
zich de gebouwen van het voormalige landhuis. Het werd gebouwd als residentie
en dienstgebouw voor het Hoofdcollege van het Land van Aalst. Vandaag zijn er
de vele stadsdiensten gehuisvest. Op het moment loopt er een tentoonstelling
over vrijetijd en kunst. De toegang is gratis. We bewonderen de prachtige
gerenoveerde achtergevel. De
uitgewerkte klokgevel van het hoofdgebouw met zonnewijzer en oculus wordt
geflankeerd door het gedenkteken van de gesneuvelden uit 1830 en het bronzen
beeldje van Odineke, een hoofdpersonage uit het boek van Louis Paul Boon. Op de
binnenkoer stallen de marktbezoekers hun fietsen. Enkele mensen houden
toezicht. Een infobord verklaard nader: in 1917 wordt op de Grote Markt een
thuis voor de Duitse soldaten opgericht. De huizen Graaf van Egmont en
Liénart werden omgevormd tot Soldatenheim. Duitse soldaten vinden er een
tijdelijk onderkomen. Het stadhuis blijft in de eerste maanden van WOI niet
gespaard van roof- en vernielingszucht. In de feestzaal brengen Duitse soldaten
schade toe aan schilderijen, gordijnen, spiegels en kroonluchters.
De
blikvanger op de Grote Markt is uiteraard het oud schepenhuis met belforttoren
en gebiedshuisje. Het belfort uit 1407 heeft een achthoekige toren met open
gaanderij. De toren herbergt één van de oudste carillons van ons land. Tijdens
WOI vonden in het belfort de voedsel- en goederenbedeling plaats voor de
noodlijdende bevolking. Het Stedelijke Voedingskomiteit slaagt erin om
gedurende vier jaar de bevolking te voorzien van al het broodnodige zoals:
zeep, rijst melk en kleding. Ook hier heeft de stad een infobord geplant: samen
met 23 belforten in Vlaanderen en 6 in Wallonië werd het belfort van Aalst op 4
december 1999 ingeschreven op de Lijst van het Werelderfgoed van de Unesco
Conventie van 1972. Het 15de-eeuwse belfort vormt hier
uitzonderlijk de hoektoren van een schepenhuis, dat het oudste is van de
Nederlanden en dateert van de 13de-eeuw. Samen met het aanleunende laatgotische
gebiedshuisje kreeg dit unieke complex een hedendaagse culturele bestemming. De
nog functionerende beiaard bevestigt vanuit de klokkenverdieping de eeuwenoude
aanwezigheid van het belfort op de Grote Markt, middenin de middeleeuwse
stadskern.
Het
schepenhuis is van 1225. De vier ronde hoektorens zijn een kenmerk voor de
gemeentehuizen in de late middeleeuwen. De twee beelden in de voorgevel zijn de
graaf- van Vlaanderen en van Aalst. De spreuk is van Filips II die in 1555 als
graaf van Aalst werd ingehaald. Het gebiedshuisje, een laatgotisch gebouwtje,
was de plaats waar het volk zich verzamelde voor de stadhouder die de wetten
afkondigde. De benedenverdieping wordt verhuurd als tentoonstellingsruimte. Het
hoge standbeeld op de Grote Markt is ontworpen door Jean Geefs. Het stelt de
Aalstenaar Dirk Martens voor. Hij wordt beschouwd als de invoerder van de
boekdrukkunst. In 1473 sticht hij in Aalst een eerste atelier. Dirk Martens
heeft een praalgraf in de Sint-Martinuskerk. We blijven stilstaan bij het
eerste infozeildoek op de Grote Markt. De foto toont de Duitse bezetter op de
Grote Markt. Huifkarren worden afgeladen door opgeëiste burgers. Fietsers
moeten hun rijwiel afgeven.
Via de
Molenstraat nemen we de eerste straat links, de Zwarte Zustersstraat. Aan de
linkerzijde staat sinds 1897 de handelsrechtbank. Het gebouw ernaast diende
tijdens de oorlogsjaren als gevangenis. Honderden brave en minder goede lieden
moesten hier hun straf uitzitten na een klein vergrijp. Verderop is de
Graanmarkt met het imposante gebouw. Hier was in het begin van de vorige eeuw de
Pupillenschool gevestigd. De vroegere militaire school voor kinderen van
soldaten en officieren. Een infobord verklaard: tot 1933 worden in de
Pupillenschool kinderen klaargestoomd om (onder)officier te worden in het
Belgisch leger. Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, wordt de school
tijdelijk opgeheven, maar het gebouw blijft gedurende de hele oorlog een
belangrijke rol spelen. Het doet dienst als gevangenis, als militair hospitaal
of als lazaret voor Duitse soldaten, maar ook als aanmeldpunt voor opgeëiste
werkkrachten. Velen vertrekken van hieruit haast meteen richting station, waar
ze op een trein worden gezet, met een voor hen onbekende bestemming. Vaak gaat
dit zo snel dat er geen tijd is om afscheid te nemen. De oude foto op het
infobord vertoont de hoofdingang van de Pupillenschool en de aangerichte schade
aangebracht door artillerie in de septemberdagen van 1914. Rechtover het
complex staat het grote oorlogsmonument voor de Oud-leerlingen, de
Troepenkinderen en leerling-Pupillen van Aalst. Tevens opgericht naar
aanleiding van de 75-jarige verjaardag van de school. Het beeld werd ingehuldigd
op 23 juli 1922 door prins Leopold.
Vervolgens
wandelen we terug en komen als vanzelf op het Sint-Martensplein bij de
Sint-Martinuskerk. De heiligenbeelden aan de buitenzijde zijn verdwenen tijdens
de beeldenstorm. Tot 1873 was dit imposante bedehuis de enige parochiekerk van
Aalst. Ook deze kerk is opengesteld
voor toerisme. Als parochiekerk biedt ze onderdak aan de talrijke gilden en
ambachten, die allen over een kapel of een altaar beschikten. Er zijn nu nog 22
kleine oude kapellen, toegewijd aan verschillende heiligen. De mooie kruiskerk
heeft toch van het vocht te wijten. De mooie
glasramen werden geschonken door vooraanstaande familieleden. De oudste
glasramen dateren van 1880. Marmer of kunstmarmer, het wordt veelvuldig
gebruikt en is niet te onderscheiden. Het altaar prijkt in het midden van de
kerk en is het enige sobere kunstwerk. Op het schilderij van Peter Paul Rubens
stelt Christus Sint-Rochus aan tot patroonheilige van de pestlijders. Het doek
werd in 1623 geschilderd in opdracht van de plaatselijke bier- en hophandelaars.
Priester Daens droeg hier zijn eerste mis op in 1873. Duitse granaten
verwoesten in 1914 verschillende delen van de kerk. Een altaar tafereel, een
buitengaanderij en enkele glasramen worden ernstig beschadigd. Na de oorlog
wordt alles vakkundig hersteld.
Langs de
achterzijde van de kerk wandelen we naar de Oude Vismarkt. In de oudste kern
van de stad is het Stedelijk Museum t Gasthuys gevestigd. Het kreeg zijn naam
door het oude hospitaal dat hier vroeger was. Het museum opent zijn deuren pas om
14:00u. We moeten een klein
kwartier wachten. Een torenklok is als blikvanger naast de ingang geplaatst.
Het bronzen ding is in 1750 gegoten. In de voortuin van t Gasthuys staat het
standbeeld Ode aan Louis Paul Boon: De Verteller. Ons Rina zet zich tegenover
hem op de grote stoel voor een foto. In de voormalige kapel van t Gasthuys staan
witte doodskisten opgesteld met de namen van gesneuvelden. Ook in de
achtermuur zijn panelen ingemetst met alfabetisch gerangschikte namen. Het
stedelijk museum verteld ons het verhaal van de stad en regio in de centrale ontmoetingsruimte.
Archeologische vondsten uit Aalst worden tentoongesteld en diverse
tentoonstellingen vinden hier een tijdelijk onderkomen. Bij de balie liggen
info-brochures, boeken zijn ter inzage te raadplegen. Onze belangstelling gaat
uit naar de lange muur: Tussen gemeenschap en geweld, Aalst in de Groote
Oorlog 1914-1918. In augustus 1916 krijgen duizend verzwakte kinderen hier
elke dag een voedzaam middagmaal van brood en soep. Op de zolderverdieping
komen we meer te weten over de geschiedenis van Aalst Carnaval.
Op het
Werfplein staat eveneens een infozeil met foto uit 1914. De
foto toont The Battle of Alost. Geënsceneerde gevechten in de Molenstraat op 27 september
1914. Onze aandacht gaat uit naar het grotemonument in zandsteen. Het stelt Priester Adolf Daens voor, omringd door
een arbeidersgezin. Getroffen door de mensonwaardige omstandigheden in de
fabrieken van Aalst, ging hij zich interesseren voor het lot van de arbeiders.
Dit jaar (2014) vieren de Aalstenaars de 175ste verjaardag van de priester.
Naast zijn geloof was hij ook politicus. Eind negentiende eeuw bracht hij het
nog tot volksvertegenwoordiger voor Aalst en Brussel. Daardoor werd hij uit
zijn ambt van priester ontzet. Hij stierf op 14 juni 1907. De tekst eronder, op
de arduinen sokkel is een uitspraak van de priester: Slaaf noch bedelaar mag
de arbeider zijn. Hij moet een vrij en welvarend man wezen.
De kapel: Onze
Lieve Vrouw ter druiven is opengesteld voor het publiek. Volgens de legende
was er al sprake van een kapel in 681, na het vinden van een miraculeus
beeldje. Tijdens WOII werd de kapel volledig verwoest en in brand gestoken.
Deze eenvoudige bedevaartkapel is van 1956. Het interieur bezit een beeld van
de zwarte Madonna. Rechts de mooie glas-in-loodramen.
We vervolgen
onze weg langs het jaagpad. De Dender stroomt rechts van ons. Enkele
plezierjachten liggen aangemeerd. Een najaar visser gooit nog een laatste
lijntje uit. In de herfst van 1914 woeden op deze plek zware gevechten. De brug
over de Dender, waar wij onder door moeten, is van strategisch belang, omdat
hij een verdedigingslinie vormt tegen de oprukkende Duitse troepen. Ze werd tijdens WOI door de Belgische
genietroepen opgeblazen. Een tactische zet, zo blijkt, want zo is alle
treinverkeer voor oprukkende Duitsers onderbroken. Overal langs de oevers
ontploffen bruggen en strijden leger en burgerwacht uit alle macht tegen de
Duitse invaller. Woningen en fabrieken in de omgeving worden zwaar gehavend.
Tot op de Grote Markt sneuvelen alle ruiten.
Langs de
Driesleutelstraat, gaat het verder tot bij de Zwarte Hoekbrug. Hier wordt op 27
september 1914 hevig gevochten. Belgische lansiers en karabiniers verschansen
zich in de woningen van burgers. Ze wachten de Duitse troepen op met
mitrailleurs om te verhinderen dat de vijand de Demer oversteekt. De bezetters
slaan in de naburige straten alles kort en klein, daarna stichtten ze brand in
de Driesleutelstraat. Sommige bewoners kunnen nog net ontsnappen. Anderen
worden als levend schild gebruikt om de andere oever te bereiken. Sinds
september staat hier aan de Zwarte Hoekbrug een oorlogsmonument ter ere van de
gesneuvelde soldaten en burgers tijdens WOI. Op 26 en 27 september 1914 werd
hier zwaar slag geleverd. Duitse soldaten vermoordden er in de
Driesleutelsstraat 32 Aalsterse burgers, en nog drie anderen kwamen elders op
de rechteroever om het leven. Het monument Via Dolorosa bestaat uit geperst
materiaal uit de Eerste Wereldoorlog.
De Charles
Clasersstraat brengt ons tot op het Statieplein. Aan onze linkerhand prijkt het
stationsgebouw. Het spoorwegstation werd in 1852 gebouwd. De kantelen, de
hoektorentjes en de centrale gevechtstoren herinneren aan een middeleeuws
kasteel. De laatste renovatie
dateert van 1990. Ook dit plein is in 1918 het toneel van een zinloze moord.
Een Aalsterse boer blaast hier zijn laatste adem uit. Onder de luifel hangt een
bronzen herdenkingsplaat van WOI met de namen van de gesneuvelden. Ons volgende
infopaneel staat in de Stationsstraat. Op de foto staan en zitten 12
Aalstenaars die verplicht tewerkgesteld zijn in Duitse werkkampen in
Noord-Frankrijk in 1917. Blijkbaar bouwen ze hun eigen slaapbarak.
Via de Fabriekstraat
lopen we tot bij het Esplanadeplein met de Sint-Jozefkerk. De bouw van de kerk
en de toren werd afgerond in 1908. Momenteel vinden hier nog diensten plaats.
Maar de St-Jozefkerk kampt in het algemeen met een dalend bezoekers aantal. De
stad onderzoekt welke alternatieve er zijn bij een publiek-private
herbestemming. Op het plein vinden we eveneens het Sint-Maarteninstituut. Na de
inval in de stad vestigt de bezetter zich in het woonhuis van de priesters van
de school. In november 1917 eisen de Duitsers de school volledig op om er
Duitse piloten en een drukkerij in onder te brengen.
Na de
Vrijheidsstraat komen we op het Vredeplein met zijn talrijke bomen. Het
imposante driehoekige vredesmonument voor de slachtoffers van de beide
wereldoorlogen is in 1956 ontworpen door Marc De Bruyn. Het beeldt de vier
ruiters van de Apocalyps af. Uiteindelijk wordt het in Aalst 11 november.
Overal trekken de Duitse troepen weg richting oosten. De panden die ze hebben
bezet laten ze geplunderd en vernield achter.
De
Nieuwstraat is een verkeersvrije en gezellige winkelstraat. Ter hoogte van
huisnummer 49 bevindt zich tijdens WOI de privéwoning van Romain Moyersoen,
schepen van financiën van de katholieke Partij. Nog net voor de bevrijding
installeert de opperbevelhebber van het vierde Duitse leger von Arnim hier zijn
hoofdkwartier. Nu is hier een complex van C&A gevestigd.
Bij het
Stadspark staat onze laatste zeildoek. Op de foto zijn verschillende
Aalstenaars aan het werk bij het aanleggen van de vijver in het stadspark in
1915. Het stadspark van 19ha werd in dat jaar aangelegd onder impuls van de
toenmalige schepen Désiré De Wolf. Een moedig initiatief en eenafleidingsmanoeuvre van het stadsbestuur om
werkloze mannen aan het werk te zetten en zo de dwangarbeid te omzeilen. In
september 1915 zijn er 650 arbeiders en 15 toezichters aan de slag.
Uit
dankbaarheid richten enkele oud-opzichters van de werken in 1931 een monument
op voor Désiré De Wolf. We maken een korte wandeling in het park dat een ruim
recreatieoord omvat. Rond de vijver met fontein staan diverse boomsoorten. Langs
het beeld van Roodkapje met de Wolf verlaten we het park.
Langs de
Pontstraat wandelen we naar ons vertrekpunt. Aan onze linkerhand ligt het
Sint-Jozefscollege. In deze school richten de Duitsers in de zomer van 1915 een
krijgslazaret in. Elke dag arriveren honderden gewonden in het jezuïetencollege.
Op het dak wappert algauw de Rode Kruisvlag. We bereiken terug het centrum. Na
een hapje en een drankje is het hoog tijd om huiswaarts te keren. Tot
schrijfs.Tekst:
Luc Verschooten.Fotos: Rina
Meurs.Bron: Dienst Toerisme
Aalst.
Rita (zus
van ons Rina) wint, via de Antwerpse nieuwszender ATV, tickets voor een
oorlogswandeling in Antwerpen-Centrum. Ze schenkt de duobon aan ons Rina, omdat
ze weet dat wij ons momenteel verdiepen in de geschiedenis van WOI. Waarvoor
dank.De wandeling, zondag 7
september 2014, vertrekt om 10u aan de Stadsfeestzaal op de Meir. Vandaar gaat
het richting het Steenplein. Een stadsgids vertelt (bijna) alles over het
oorlogsverleden van de stad Antwerpen. Het einde is voorzien om 12u. We hebben
er zin in. Ons Rina en ik hebben reeds veel oorlogssites bezocht in de Westhoek,
Noord-Brabant en Limburg. De dodendraad van Baarle-Nassau/Hertog met de fiets
afgereden. Ook te voet door Essen tegen de Nederlandse grens is heel interessant,
door de verschillende zeildoeken die de nodige informatie weergeven. En als
laatste hebben we een fietstocht door Heide-Kalmthout gereden met als themapunt
WOI. Van Antwerpen zelf weten we niet veel. Daar wordt vandaag aan gewerkt.
Bij de
aanvang van WOI was Antwerpen een zwaar versterkte stad. In 1859 gaf de
regering de stad Antwerpen de rol van Nationaal Reduit. Dat is een vesting die
bij oorlog dienst doet als politiek en militair zenuwcentrum van het land. Bij
een inval zouden de koninklijke familie, de regering en het veldleger zich daar
terugtrekken. Het leger moest Antwerpen dan verdedigen tot de grote landen
kwamen helpen. Ze stonden borg voor de Belgische onafhankelijkheid. Om de stad
te verdedigen bouwde men twee fortengordels en een omwalling rond de stad.
Sommige forten werden nog volop verbouwd en gemoderniseerd toen de Eerste
Wereldoorlog uitbrak.
Als op 4
augustus 1914 het Duitse leger ons land binnen valt maakt de Antwerpse vesting
zich klaar om de stad te verdedigen. De vijand laat in verschillende steden en
gemeenten een spoor van vernieling achter. Eerst is Brussel aan de beurt. De
koning, de regering en de legertop verhuizen naar Antwerpen. Aalst en Mechelen
vallen en dan staan ze voor de deur van Antwerpen. In de nacht van 24 op 25
augustus 1914 bombardeert een zeppelin de stad Antwerpen. Huizen worden
beschadigd en er vallen doden. Begin oktober beseft de bevolking dat hun stad
in handen valt van de vijand. Affiches waarschuwen voor komende bombardementen
en geven de raad om de stad te verlaten. Jong en oud verzamelen zich op de
Scheldekaaien om per boot te ontkomen. Anderen trekken te voet of per handkar
richting Nederland. Het stadsbestuur zend op 9 oktober 1914 een afvaardiging
naar de Duitse bevelhebber om zich over te geven. Een dag later is De Val van
Antwerpen een feit.
De Meir is
één van de belangrijkste winkelstraten van Antwerpen. Ooit geweest en zal dat
altijd blijven. Ongeacht de grote concurrent Wijnegem-Shopping-Center. De Meir
is nog altijd: zien en gezien worden. Bij de stadsfeestzaal, een neoclassicistisch gebouw uit 1908, is een partytent opgesteld met het logo van
ATV. Twee hostessen vangen de vele winnaars op, geeft hen een plastiek draagtasje
met nuttige informatie, en schrijft de naam op van één van de vijf gidsen die
ons zal vergezellen. Onze gids wordt Greet Merckx. Een heel ervaren gids zoals na
afloop zal blijken. Met 17 personen scharen we ons rond Greet die eerst
zichzelf voorstelt en dan van wal steekt. Het is soms moeilijk verstaanbaar
door de voorbijlopende menigte. Een ladderlift staat naast de stadsfeestzaal en
brengt met veel geraas de meubels de hoogt in. We moeten scherp luisteren.
Greet verteld hoe de Eerste Wereldoorlog is ontstaan. Dat Duitsland
aanvankelijk onze neutraliteit respecteerde, maar toch permissie vroeg om even
binnen te wippen om langs onze grens Frankrijk binnen te vallen. Onze koning,
toentertijd Albert I, zei: - neen, of beter gezegd : - no!. Verder vertelt ze over
de inval van de Duitsers op 4 augustus 1914. De vele forten die bezweken onder
het kanonvuur van dikke Bertha en op 7 augustus 1914 verovert het Duitse
leger de stad Luik. Onze gids gaat zelfs nog verder terug in de tijd. Kort na
de onafhankelijkheid werd de Vesting Antwerpen uitgeroepen tot Nationaal Réduit
van België: de laatste verschansing voor het leger bij een vijandelijke inval.
Antwerpen bouwde tussen 1859 en 1914 een nationale bolwerk rond de stad met
imposante dubbele forten. De fortengordel liep van Wijnegem tot in Hoboken aan
de Schelde. In 1906 besliste de Belgische regering om de vesting Antwerpen uit te
breiden. Er werden 11 pantserforten en 12 pantserschansen in
ongewapend beton gebouwd, die weerstand moesten bieden aan het modernste
geschut. In 1913 was de bouw voltooid en
begon men met de bewapening. Die was slechts gedeeltelijk voltooid bij de
Duitse inval in 1914. De bewapening moest trouwens geleverd worden door
Duitsland verteld Greet ons terloops. Vanaf 17 augustus 1914 wordt Brussel
ontruimd. De koninklijke familie, de regering en het veldleger vluchten naar
Antwerpen. Ook de burgerbevolking
vluchtte hiernaartoe, want Antwerpen was een veilige plaats. De stad werd tijdelijk de hoofdstad van
België. Het leger moest Antwerpen dan verdedigen tot de grote landen kwamen
helpen. De bondgenoten stonden borg voor de Belgische onafhankelijkheid. In
de stadsfeestzaal werd de Minister van Oorlog in ondergebracht. De opera werd ingericht voor de Kamer
van Volksvertegenwoordigers, de Vlaamse Schouwburg als Senaat en de Generale Staf
van het leger verblijft in het gouverneurspaleis aan de Schoenmarkt. Uiteraard
betrok Koning Albert met zijn gezin het paleis op de Meir. Menig koning en
keizer bezaten het paleis wanneer ze naar Antwerpen kwamen. Doch Koning Albert I was de enige
die hier gewoond heeft.
We wandelen richting boerentoren en houden
stil bij huisnummer 85. Onze gids verteld: Veroorzaakt door zijn haven oefende
Antwerpen een grote aantrekkingskracht uit op mensen van vreemde origine.
Ongeveer 13% van de toenmalige bevolking was van vreemde afkomst. De meesten
waren Nederlanders, maar ook de Duitsers waren in Antwerpen goed georganiseerd
en sterk in de Kamer van Koophandel. Bij het uitbreken van de oorlog komen zij
in een lastig pakket. Zijn het nu Belgen of Duitsers.
Het huis dat jullie achter mij zien noemt
huis Osterriet. Deze 18de-eeuwse Herenwoning in Rococostijl werd ontworpen
door Jan Pieter van Baurscheidt de Jonge in 1749, dezelfde architect trouwens
die het koninklijk Paleis ontwierp. Het huis is genoemd naar de laatste familie
die er haar intrek nam. De Duitse familie was vooral actief in de haven en
horeca. Er hangen verschillende
kunstwerken in het gebouw, zoals twee schetsen van Rubens. Een grote bank kocht het pand en wil het
renoveren. Tijdelijk wordt het verhuurd aan een handelaar die er CDs verkoopt.
Greet laat talrijke fotos zien aan de groep.
Een zwart wit foto met de bekende Vlaamse Opera. Ernaast pronken de verdwenen
Hotel- Weber en Wagner. Beiden van Duitse Kapitalisten.
Bij Meir 58 stopt onze gids en we drummen ons
rond haar om toch maar zeker alles te kunnen verstaan: We zien een belle époque gebouw uit 1899 met 4
beelden tegen de voorgevel. Links draagt een schaars geklede oermens een
brandende fakkel. Het tweede beeld is een Romeinse vrouw met de bekende
olielamp. De derde, een manspersoon, draagt een lantaarn waarin men een kaars brandt en nummer vier is weer een
vrouwfiguur met een gloeidraad van onze vroegere gaslamp.
Het voormalige Koninklijke Paleis op de Meir
werd in 1745 in opdracht van de rijke koopman Joan Alexander Van Susteren. In
1811 wordt het gekocht door Napoleon en onder zijn bewind wordt het paleis
opgesmukt, onder meer met Franse Empire-meubelen. Nadat Napoleon verdreven was,
kwam het paleis in handen van de Hollandse koning Willem I.
Toen ook het Hollands bewind ten val kwam,
kwam het paleis onder voogdij van het Belgische Voorlopig bewind. Sindsdien
ontvingen de Belgische vorsten talloze gasten in het gebouw. Leopold II liet er
onder andere een grote spiegelzaal bouwen. Koning Albert I verbleef er kort
tijdens WOI. In 1969 droeg koning Boudewijn het gebouw over aan het ministerie
van Cultuur. Sinds 2004 heeft Erfgoed Vlaanderen het onder zijn hoede. Dat
startte een grootscheepse renovatie-operatie. Men kan het gaan bewonderen
als monument, maar men kan er ook terecht voor een reep chocola of een kop
koffie, want op het gelijkvloers zijn er de winkel van The Chocolate Line en
een koffie- en theehuis.
Ter hoogte
van het nummer 59 op de Meir verteld onze gids: Een Duitser startte in 1865,
in de Lange Klarenstraat, een zijstraat van de Meir, een
voedingsmiddelenbedrijf. Hier op het nr 59 was tot 1960 de administratie
gevestigd van de firma Cie. Liebig. In 1911 werd het gebouw opgetrokken met
twee verdiepingen voor meer kantoorruimte. Vervolgens werd in 1947 nog een
verdiep bij gebouwd. Nu is op het gelijkvloers een Sportsnaff zaak gevestigd.
We stappen verder terwijl Greet vertelt: vroeger, meer dan nu, noemden de
bevolking Antwerpen de koekenstad, vanwege de vele koekenfabrieken in
Antwerpen, nabij het treinstation. De Beukelaer en Parein waren daarvan de
bekendste. De koeken die gebroken waren en niet meer konden verkocht worden
werden in het station uitgedeeld.
Op 7 oktober 1914 kondigt Duitsland
bombardementen aan als Antwerpen zich niet overgeeft. Het veldleger trekt zich
terug over de pontonbruggen aan het Steen en in Hoboken/Burcht. Een dag later
is het zover. Een zeppelin bombardeert Antwerpen. Er vallen Duitse granaten op
de stad. De aanval is gericht op burgerdoelwitten. Meer dan 100 000 mensen
slaan op de vlucht. Diezelfde dag nog trekken Louis Franck en burgemeester Jan
De Vos naar Kontich. Daar wordt het verdrag ondertekend: Antwerpen geeft zich
over. De toenmalige burgemeester Jan De Vos liet witte gekartelde vlaggen op de
daken van de panden plaatsen die niet gebombardeerd mochten worden.
Het
handelspand in art-nouveaustijl op de hoek van de Meir en de Lange Klarenstraat
dateert uit 1913. Voor dit project werd een hoekpanduit de vroege 19de eeuw gesloopt, destijds
het café-pension A la Vue du Palais.Van dit type
vastgoedprojecten werden er tijdens het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog
meerdere opgetrokken op de Meir. Voornamelijk werden deze herenhuizen gebouwd
voor rijke Duitsers. Nu is er een schoenwinkel gevestigd. Daarvoor had Disney
hier een bijhuis van kleding voor kinderen.
Greet toont ons fotos van een omgebouwde
Minerva. Onze eerste gepantserde wagens met Hotchkiss machinegeweren. Vanaf
augustus 1914 waren er al twee exemplaren ter beschikking aan het Belgische
leger. Tot de Belgen zich na de val van Antwerpen terug trokken achter de
IJzer, had men er niet veel meer aan. De voertuigen werden uitgeleend aan het
Oostelijk Front. Ook de SAVA (slechtste auto van Antwerpen) is een Belgisch
automerk dat werd geproduceerd in Berchem. In 1923 werd het merk overgenomen
door Minerva. Een befaamde Antwerpse luchtvaartpionier, Jan Olieslaegers werkte
bij Minerva. Hij was schrijver,kunstenaars en durfal die in Antwerpen de oorlog meemaakten en het
vluchtelingenprobleem. Een van de eerste Belgische piloten. Ik lees in de
oorlogskrant het Belgisch
Dagblad van Woensdag 22 september
1915 het volgende bericht:Jan Olieslagers boven Brussel. (Van onzen
Brusselschen correspondent.) Zondag laatst stond gansch Brussel in rep en roer
bij het hooren van geweerschoten en kanongebulder. In blijde verwachting zag
iedereen in het Westen . Een Belgische aeroplaan zweefde hoog in de ijlte,
zweefde over Brussel, van het Westen naar het Oosten, tot aan den rand van het
Zonienbosch en keerde over de warande van Woluwe naar de stad terug om dan in
de richting van Sinte Agathas Berchem, in het Westen te verdwijnen, ongerept
en ongeschonden. De stoutmoedige vliegenier, die den Brusselaars uit naam van
het Belgisch leger kwam begroeten, was niemand anders dan de Duivel van
Antwerpen, luitenant Jan Olieslagers. Het bezoek had plaats in vollen middag,
te 3 ure. Vooral op de laan van Tervueren en in de warande van Woluwe heeft de
vliegenier dagbladen, vlaggetjes en strooibriefjes uitgeworpen. Hoewel de
Duitschers er snel achter waren, werd menig vaderlandsch papier zorgvuldig
weggestopt en tusschen vier muren gelezen. In de week die dezen beroerden
Zondag voorafging was een ander vliegenier der bondgenooten over de bezette
hoofdstad komen zweven. Zulke bezoeken zijn den Brusselaars hoogst aangenaam.
Zij monteren er de zwakkelingen op en versterken het vertrouwen bij de mannen
van de daad.
Het boerentorencomplex bestond tijdens WOI
niet. Met de bouw van de boerentoren werd gestart in 1929. Waar nu het complex,
boerentoren en Grand Bazar is, was een wijk die door een zeppelin werd plat
gebombardeerd door twee bommen.
In het voormalig Bisschoppelijk Paleis
zetelde de Duitse krijgsraad. Nu zetelt het Provinciaal Bestuur in het gebouw. In
het gebouw ernaast logeerde Napoleon tijdens zijn bewind. Het was een hotel
toentertijd. De O.L.Vrouwekathedraal bleef gespaard. Er hing trouwens een witte
vlag op de toren.
In het pand op de Ruien nr 5 werden de
plannen gemaakt door de Duitsers. Hoe de stad er zal uitzien als ze helemaal in
hun handen zou vallen. Postduiven speelden een grote rol tijdens de Groote
Oorlog. Omdat een duif steeds naar haar thuishok terug vliegt en door haar hoge
vliegsnelheid werden naar schatting meer dan 100 000 duiven gebruikt voor
het overbrengen van boodschappen. In Brussel werd een monument opgericht ter
ere van de militaire duiven en hun verzorgers uit WOI.
Het laatste aspect sluit aan bij het eindpunt
van de wandeling: Bij het Steen lag tijdens WOI een pontonbrug. Via deze brug
kon de Versterkte Stelling Antwerpen voldoende worden bevoorraad en kon de stad
ook snel worden ontruimd. Nog twee andere pontonbruggen lagen verderop, langs
waar soldaten en burgers Antwerpen konden ontvluchten. De pontonbruggen werden bij de
overgave van Antwerpen op 9 oktober 1914 opgeblazen.In oktober 2014, 100 jaar later, wordt
er weer een pontonbrug gebouwd en krijgt iedereen de kans om in de voetsporen
van de vluchtelingen te treden. De Nederlandse genie komt de brug helpen
leggen. De brug komt van Duitsland.
Het is één uur als Greet afscheid neemt. Ze
wordt zelfs emotioneel als ze de laatste woorden zegt. De Spaanse griep heeft
meer levens gekost dan de vier jaar Grooten Oorlog.
Stad Antwerpen maakt reclame met de slogan:
Antwerpen bouwt bruggen. Wandel mee over de brug op 3, 4 en 5 oktober 2014.
Via Sodipa bestellen we kaartjes voor zaterdag 4 oktober s morgens 09:00 uur.
Het is druk vanaf de Grote Markt als we er om 08:00 uur toekomen. De Horeca zet
net tafeltjes en stoeltjes buiten voor de hongerige en dorstige toeristen. We wandelen
langs de drukke Ruien tot bij het Steen. Er heerst chaos. Een drukte van
belang. We stappen tot op het Noorderterras van het Steenplein. Een mensenmenigte
schuift aan bij de pontonbrug. De aanleg van de Vredesbrug is een technisch
huzarenstuk en een sterk voorbeeld van Belgisch-Nederlandse militaire
samenwerking. Een realisatie van heden enverleden. Men hoopt bovenal voor de vele tienduizenden bezoekers een
unieke belevenis. De bouw van de brug werd uitgevoerd door het 11de Belgische
Geniebataljon uit Burcht en 105de Compagnie Waterbouw uit s Hertogenbosch. Ze
meet 370 meter lang en 8,12 meter breed waarvan 4,10 meter voor de rijweg. De
brug wordt op zijn plaats gehouden door 15 à 20 pontonboten met draaiende
motor. Tegen de stroom op. Ze verspreiden een benzinegeur die ik nog herken
vanuit mijn legerdienst. Belgische en Nederlandse vaandels wapperen in de wind.
De brug moet regelmatig open kunnen om de scheepvaart door te laten. Een
peloton toeristen wordt over de pontonbrug geloodst. Het gaat tergend
langzaam. Er wordt vaak halt gehouden op de brug voor fotos en een praatje met
de militairen. Dat is niet naar de zin van de inrichters. Er wordt omgeroepen
om vooral niet te blijven stilstaan en rustig verder te wandelen. Niemand heeft
er oren naar.
Om half negen staan wij op de afgesproken
plaats. Ondertussen krijgen sommigen het slechte nieuws te horen. Verschillende
overtochten worden geannuleerd. Er wordt nog meer omgeroepen, maar door het
rumoer kunnen we het niet verstaan. Aanschuiven en wachten. Als er nu al chaos
is, wat moet dat dan 100 jaar geleden geweest zijn toen honderdduizend
vluchtelingen over de brug wilden? Kinderen worden het snel moe en worden
lastig. Wij schuiven rechts van
het Steenplein aan. De kolonne van links mag eerst over de Vredesbrug. Waarom
niet afwisselend links en rechts? Het is voorbij tien uur als wij over de pontonbrug
wandelen. Eén uur later dan afgesproken. Nogmaals wordt er gevraagd geen fotos
te nemen. En per vier naast elkaar te wandelen. De stank van benzine prikkelt
de neusgaten. Er wordt toch nog massaal gefotografeerd. Al dan niet met de
militairen die langs de zijkant in rusthouding staan. Ze vinden het een
welgekomen afwisseling.
Een kleine vijftien minuten later staan we op
Linkeroever. Hier zijn tal van activiteiten voor jong en oud te beleven. Eet-
en drankkramen worden net open gesteld. Tafels en stoelen nodigen uit. Vlakbij
horen we de Dixieland Jazzband spelen. Het poëzieparcours leidt ons langs
twintig grafzerken met gedichten van war poets. Een pop-up bookstore van
Mas-shop biedt boeken aan met het thema WOI. Aan de overzijde staan militaire
attracties met een klimmuur en ontmijningsstand. Militaire voertuigen worden
tentoongesteld. Ze zijn mooi opgeschilderd. Borden geven de nodige info. Het
meeste volk staat bij de tanks.De
Albert I-bus vertelt de geschiedenis van het Belgische leger en koning Albert I
tijdens de Grote Oorlog. We drinken nog een verfrissing voor we langs de
voetgangerstunnel naar rechteroever wandelen. Tot schrijfs. Tekst: Luc
VerschootenFotos: Rina Meurs. Bron:
Gazet van Antwerpen.
Via het
Dienstencentrum t Bruggeske vernemen we dat het: Agentschap voor Natuur en
Bos (ANB) enkele jaren geleden een bijkomend stukje bos aankocht in Kapellen. Het
situeert zich tussen de Kalmthoutsesteenweg en spoorlijn 12. Dat stuk, dat
aansluit bij het Mastenbos, is niet alleen natuur van de bovenste plank, maar de
groene pracht herbergt ook een onvermoede erfgoedschat: een volledige Duitse
loopgravenlinie uit 1917 met talrijke bunkers. In het hele Mastenbos gaat het
om maar liefst 4,8 km loopgraven.In januari 1918 kreeg de Duitse piloot
Leutnant Josef Zimmermann de opdracht om de volledige grensverdediging in de
provincie Antwerpen te fotograferen. De fotos verdwenen na de oorlog in
dossiermappen en raakten vergeten. Bijna 100 jaar later, tijdens onderzoek van
de Gentse Universiteit en het Koninklijk Legermuseum, doken 53 fotos uit de
reeks op.Een grondige
inventarisatie op dit terrein leverde 476 bewaarde militaire relicten op,
vooral bunkers en loopgraven. Hun aantal, diversiteit en goede
bewaringstoestand zijn uniek voor België en maken van het ensemble een
uitzonderlijk stuk militair erfgoed. Na de oorlog bleven de Belgische en Duitse
bunkers enigszins verweesd achter. Maar tot vandaag is deze linie volledig
bewaard gebleven.
In de
context van de herdenking van WOI nam ANB het initiatief om samen met de
provincie Antwerpen en de gemeente Kapellen dit bos uit te bouwen tot een
toegankelijkheid voor het publiek. Dit bezoek is onder begeleiding van een
gids, de wandeling duurt anderhalf tot twee uur. De gids vertelt over de
loopgraven, de bunkers en WOI, maar ook over de natuur in het Mastenbos. Geïnteresseerd
schrijven wij in, samen met Paula en Hubert. Dinsdag 25 november 2014.
De bunkers
in de onmiddellijke omgeving ogen op het eerste zicht nieuw. Alleen de nieuwe
picknicktafels plaatsen ons terug in het heden. De bomen hebben al talloze
bladeren laten vallen, maar er hangen er nog veel aan. De kleuren bruin en geel
domineren het weinige groen op de grond. Nieuwe infoborden vertellen in het
kort wat er te zien is: Het 175 hectare grote Mastenbos is een zeer
aantrekkelijk domein omdat het bestaat uit een mooie afwisseling van bos,
heide, hooilandjes en jonge bosaanplantingen met elementen van een oud
landschapspark. Sommige bunkers zijn uitgerust met een speciaal invlieg gat
boven de ijzeren deur. Het is een geliefde overwinteringsplaats voor
vleermuizen tussen oktober en maart. Bestrijding van exoten als rododendron,
Amerikaanse vogelkers en Amerikaanse eik zorgen voor een mooi inheems bos.
Om 14:00u
stipt begint onze gids (Louis) te vertellen: De Duitse bezettingsmacht in
België wantrouwde de Nederlandse neutraliteit. Ze vreesden voor een geallieerde
invasie vanuit het noorden. Daarom begonnen ze in 1916 te bouwen aan een grote
verdedigingslinie in het grensgebied met Nederland. Met 17 staan we in een halve cirkel bij de verteller.
Iedereen is muisstil. Kaarten en fotos in beschermplastiek worden in de hoogte
gehouden. Zijn stem is duidelijk te horen en te verstaan. Niemand wil iets
missen, want deze site is uniek. Ook
onze gids is daarvan bewust en hij begint zijn relaas over de forten rond
Antwerpen. Een half uur later
onderbreekt hij zichzelf en excuseert zich, dat hij zo uitgebreid verteld.
Achter onze
gids stappen we naar de dichts bijgelegen Commandobunker. Deze bunker is
toegankelijk gemaakt en bevindt zich achter de linies en was oorspronkelijk via
loopgraven verbonden met de andere bunkers. Eens afgedaald in de bunker staan
we in een centrale ruimte. Drie trapjes leiden ons individueel naar een
observatiekoepel. Daarin zit een gat voor een periscoop en een kleine
kijkgleuf. Beide kon je vroeger afsluiten met gepantserde schuifluiken. Louis
vertelt: De reden van deze bunkers was om een verdediging tegen een
eventuele geallieerde aanval vanuit het neutrale Nederland te stoppen. Een
inval vanuit Nederland is er nooit gekomen, wellicht ook door de afschrikkende
werking van deze aangelegde Duitse stelling. Een vijftiental Duitse bunkers werden
gegoten in gewapend beton. Hun voorzijde was gemiddeld één meter dik, de
achterzijde veertig tot vijftig centimeter. Vaak was het dak extra bewapend met
spoorweg- of tramrails. De kleine toegang was afgesloten met een tweeledige
deur zodat het bovenste deel open kon wanneer puin het onderste deel zou
blokkeren. Deze deurenverdwenen en in
1943-1944 werden de ingangen op bevel van de Duitse bezetter dichtgemetseld.
Verder
werden er zorgvuldig betonspatten aangebracht. Die afwerking had een
camouflerende bedoeling. Het bobbelige patroon moest de bunker onttrekken aan
de zoeker van vijandelijke vliegtuigen. Vier bunkers werden toegankelijk gemaakt
voor het publiek. Ze belichten vier verschillende aspecten van de verdediging. De
niet opengestelde bunkers werden waar mogelijk vrijgemaakt en ingericht als
overwinteringsplaats voor vleermuizen. Louis vraagt uitdrukkelijk om zo stil
mogelijk voorbij de bunkers te gaan. We bezoeken achtereenvolgens een
machinegeweerbunker die het hele gebied tot fort Ertbrand overschouwde. De
volgende is een kanonbunker die samen met een tweede, gelijkaardig exemplaar de
hele zone tussen de forten van Ertbrand en Brasschaat verdedigde. Maar,
vertelt Louis: Er werd hier geen schot gelost. De derde bunker is een
rechthoekige manschappenbunker, de grootste in zijn soort. Hij bestaat uit een
ruimte om te schuilen en heeft alleen aan de achterkant twee ingangen. De
binnenruimte was louter praktisch ingericht, met een nis voor een kacheltje bij
elke ingang. Aan elke bunker kan Louis iets unieks vertellen. De loopgraven
werden bovenop de grond gebouwd. Daarvoor eisten men burgers op in Kapellen.
Zij bouwden de eerste linie, onder dwang. De binnenzijde werd ondersteunt met
balken, planken en golfplaten. De loopgraven lopen zigzag tussen de bomen. Langs
houten vlotten en bruggetjes belanden we na zon 180 meter achter de eerste
loopgraven bij de tweede linie. De gebogen wal met drie bunkers zou in het
geval van dreiging snel verbonden worden met andere versterkte punten uit de
tweede linie. Hier konden de
soldaten tot rust komen als ze van het front (eerste linie) kwamen. Een oude zandwinningput en een ven kregen een
amfibievriendelijke inrichting. De vijver, hier in het zuidelijke deel van het
bos, gonst van het insectenleven en is daardoor zeer aantrekkelijk voor
vleermuizen.
Het was een
heel educatieve namiddag. Twee uur heeft de gids ons in de ban van WOI
gehouden. Bedankt voor het initiatief. Deze site is eveneens individueel te
bezoeken. We komen zeker nog eens terug met familie en/of kleinkinderen.
Dinsdag 28
oktober 2014. De voormiddag is mistig en fris. Na de middag klaart het op en komt
de zon tevoorschijn. Bij een zachte temperatuur van 14°C rijden we naar het
noorden. We gaan onze eerste boswandeling van het seizoen maken om te genieten
van de eerste herfstkleuren. Over de grens, voorbij Zandvliet, bevinden we ons in
de Brabantse Wal. Een waardevol natuurgebiedmet een oppervlakte vanverschillende hectaren.Lucy (GPS) loodstons naar de parking Natuurpoort de Volksabdij, in de Onze
Lieve Vrouw Ter Duinenlaan te Ossendrecht. Als blikvanger heeft Natuurpoort
een metalen sleutel naast de weg geplant. Een reusachtige sleutel van de poort.
Deze site maakt deel uit van het netwerk van Brabantse Natuurpoorten, waarvan
het netwerk nog wordt uitgebreid in 2016 met 30 locaties. Bij de parking bevind
zich Restaurant de Blauwe Pauw met een groot terras en kinderspeeltuin. Nieuw
zijn een vlinder idylle en bijenkast. Idylles, percelen in het buitengebied
variërend tussen een halve en twee hectare, worden ingezaaid met inheemse
bloemenmengsels. Stroken met wilde planten waarlangs vlinders zich kunnen
verplaatsen. Zo ontstaat in wegbermen en langs fietspaden een leefgebied voor
vlinders en tevens voedselrijke plekken voor bijen. Deze idylles zijn een
prachtig leefgebied voor vlinders en bijen.
Aan de
overzijde van de parking staat de voormalige Volksabdij te schitteren in de
zon. Ze werd ingezegend op 14
september 1936. Aanleiding voor dit alles was de economische crisis eind jaren twintig
van vorige eeuw, die in de Zuidwesthoek van Brabant veel armoede en
werkeloosheid bracht. Kapelaan Flor van Putte trok zich het lot aan van het
steeds maar groeiende aantal werklozen, en begon in 1928 vanuit het
parochiewerk in Ossendrecht activiteiten voor de werkloze jongeren op te
zetten. Men begon aan de bouw van een jeugdhuis. Onder deskundige leiding
leerden de jongens een stiel in de bouw. Anderen werden dan ingezet bij het
graven van vijvers, het ontginnen en bebossen van het terrein en het aanleggen
van parken en wegen. De abdij groeit met de jaren. De Tweede Wereldoorlog stak
echter stokken in de wielen. De abdij werd een noodziekenhuis voor zieken en
bejaarden.
In december
1945 kwamen in de gebouwen en barakken de jongens van 12 tot 14 jaar wiens
ouders politiek delinquent waren. Maar eveneens door de rechter geplaatste
kinderen kregen hier onderdak en werd de abdij een internaat. In 1982 sluit het
internaat en functioneert de abdij als bezinningscentrum tot 2002. Vanaf dan is
de Volksabdij bezig te moderniseren en wordt er gewerkt om service en
gastvrijheid te geven. De kamers worden gerenoveerd zodat het hotel nu 35
abdijkamers bevat waarin de authentieke atmosfeer bewaard is gebleven. Sinds
2012 staat hier een nieuwbouw van een school. In een tentoonstellingsruimte
wordt, via fotos en tekst, het verleden en heden verteld van de Volksabdij. De
receptie is ondergebracht in restaurant De Blauwe Pauw.
Hier is het
startpunt van 2 wandelroutes door de natuur. Wandelpad Abdij van 2,5km en Wandelpad
Pauw van 5km. Wij kiezen voor het tweede traject en moeten slechts houten
paaltjes volgen met de afbeelding van een witte pauw op een blauwe achtergrond.Groene
bladeren domineren nog steeds de bomen. Hogerop worden ze dan geel om bij de
kruin van de boom volledig bruin te worden. Er liggen al een massa dorre
bladeren op het pad. Tijdens de gure wintermaanden beschermt deze bladlaag de
bodem tegen koude en slagregens. Na de winter remt deze laag de uitdroging van
de bodem en de ontwikkeling van onkruid af. Uiteindelijk zorgen de volledig
verteerde resten voor extra voeding die door de planten wordt opgenomen. De
kleine blaadjes van de populier dwarrelen elegant naar beneden. Naast wandelen
kan men hier mountainbiken en als ruiter het gebied verkennen. Wortels van bomen groeien bijna bovenop
de wandelpaden. Als we niet uitkijken struikelen we. De rododendron groeit hier overtollig en zal
tijdens de lange wintermaanden al het groen overheersen. Er moeten nog veel
bladeren vallen. Eens het begint te vriezen gaat het sneller. Vannacht worden
nog temperaturen voorspelt van 11°C. Het is even wennen aan de wandelpaaltjes
met logo. Er wordt nooit vooraf bekend gemaakt als je moet afslagen. De paaltjes staan steeds achter de
hoek. Al dan niet duidelijk zichtbaar. Het is dus bij elk kruispunt aangeraden
scherp links- en rechtsaf te kijken. Voor je het weet loop je verloren. Sommige
paden zijn heel modderachtig. Zelfs met stevig schoeisel is het uitkijken dat
je niet tot je kousen wegzakt. Het is nochtans al enkele dagen droog gebleven. Ons
Rina houdt van het groene mos. De grond ruikt naar rotte bladeren en natte
aarde. De zonnestralen tussen de bomen zorgen voor unieke fotos. In de
zijbermen vinden we af en toe mooie paddenstoelen. We zoeken telkens de
vliegenzwam. Hij laat zich echter niet spotten. De grond is er misschien niet
geschikt voor. De varens tussen de bomen zijn nog groen.Het
bos heeft een mengeling van loof- en dennenbomen. We zijn ondertussen ver weg
van drukke banen. Hoog boven ons horen we de standvogels zingen. Na het
bladerdek op het wandelpad is het de beurt aan dennennaalden en appels. In
verschillende soorten en maten. We blijven stokstijf staan als we voor ons, een
meter of tien, drie of vier vinken op het pad zien zoeken naar zaadjes of
kleine insecten. Als we proberen te naderen vliegen ze tussen de bomen weg.
De Brabantse
Wal is heuvelachtig en dat ondervinden we al snel. Het wordt klimmen en dalen.
We krijgen het er warm van. Als we verder het bos binnendringen wordt het
muisstil. We wanen ons tijdelijk alleen op de wereld. Hier vinden we nog
modderpoelen. Het water dringt de grond niet meer in. Een van de bosvijvers die
we langs wandelen is groen geworden van de algen. Jeugdvisvijver H.S.V. Het
Spanjooltje Woesdrecht. De visvijver werd officieel geopend op 28 september
2005. Aan de overzijde horen we tientallen kinderen roepen en krijsen. Hoewel
het herfstvakantie is worden kinderen opgevangen, zodat de ouders kunnen
blijven werken. Na de vijver volgt een open plek. Aan de wortels te zien werden
hier een klein honderdtal bomen gerooid. Twee of drie dennen is men vergeten.
Hopelijk worden er nieuwe geplant. We zien geen wandelpaaltje, dus stappen we
rechtdoor. Een breed omgewoeld modderig pad ligt voor ons. Een tractor met
oplegger heeft hier af en aangereden om de bomen op te laden. Moeten wij hier
echt door? Ik zie nergens anders een paaltje en we beginnen aan onze tocht door
het modderig pad. We lopen zoveel mogelijk in het spoor van de banden. Alleen
als er water in staat zoeken we een weg tussen de bomen. De onzekerheid weegt
het zwaarst. Lopen we juist of niet? In de verte rijdt een tractor voorbij ons
pad. De boosdoener. Aan de T-splitsing zien we geen bordje staan. Linksaf kunnen we niet. Een grote
bulldozer laadt zwarte bosgrond op de oplegger van een zware tractor. Rechtsaf
dan maar. Bij een houten bareel, die een zijpad afsluit kunnen we zitten en een
kopje koffie drinken. Rechts van ons modderig pad staat een wandelpaaltje, maar
zonder logo. Het is toch al iets. Welke wandeling we nu doen is ons compleet een
raadsel. Een alternatief hebben we niet. Ons pad blijft modderig. Alles is stuk
gereden door de zwaar beladen tractor.
Na enkele
minuten blijkt dat we nog steeds op onze Pauw wandeling stappen. We hebben
eveneens een moddervrij pad. Meer moet dat niet zijn. Nu eerst valt op dat dit
bos door de natuur is gevormd. Momenteel stappen we door een dennenbos. Een
tapijt van naalden dempen onze stappen. Dan vinden we toch onze rode
paddenstoel. Met enkele witte stippen. Het blijft klimmen en dalen. De paden
worden smaller. Achter elkaar moeten we verder. Tussen de dennen groeien de
sierlijke berkenbomen. De berken domineren een stuk bos. Hun wit grijze ranke
stam kaarsrecht de hoogte in. Naar mijn gevoel is het niet ver meer. We horen
opnieuw wagens rijden. Op het volgende T-stuk weer geen wandelpaaltje. We
veronderstellen dat we linksaf moeten. Zeker zijn we niet. Gelukkig komt een
ouder koppel ons tegemoet. We vragen naar restaurant De Blauwe Pauw. Ons
zesde zintuig werkt optimaal. Enkele minuten later zitten we aan een tafeltje
van het restaurant met een streekbiertje. Een Stout bier dat voor het eerst
gebrouwen werd in Londen heeft een diep donkerbruine, tot zwarte kleur. Door
zijn branderige bittere smaak heb ik er na enkele slokken al genoeg van. We
hebben er zelfs honger van gekregen. Tot schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina Meurs.
Zondag 24
augustus 2014. Het is net half acht geweest. De zon schijnt zoals de weerman
gisteren beloofd heeft. Voor het moment is er geen wind. Maar of het de hele
dag zo gaat blijven? Daar heb ik mijn twijfels over. Alles is nat van de ochtenddauw.
De temperatuur wijst buiten 13° Celsius aan. Volgens Frank wordt het beslist
20° Celsius met een wolkenloze hemel. De lucht is momenteel helder blauw. Meer
moet dat niet zijn.
We parkeren
de auto, op de parking, naast de sporen van Heide-Kalmthout. Essen en Nieuwmoer
verkeerden tijdens WOI in een bijzondere situatie. In april 1915 besloot de
Duitse legerleiding om België hermetisch af te sluiten van Nederland door
middel van een elektrische draadversperring. Omwille van de grillige loop van
de noordelijke landsgrens werden Essen en Nieuwmoer afgesneden en liep de
versperring volledig over Kalmthouts grondgebied. We fietsen vandaag langs
enkele vergrote fotos uit WOI. De authentieke opnames schetsen een beeld van
het dagelijks leven ten tijde van deze gruwelijke periode. Hier op de parking
vinden we fotodoek 17. We lezen: Dennenbossen. In het najaar van 1917 werden
in opdracht van het Duitse leger de meeste dennenbossen in Heide en Kapellenbos
gerooid. De boomstammen werden op de los- en laadkade aan het station van Heide
verzameld, op maat gezaagd en op de trein geladen. De geladen wagons werden
eerst richting Essen getrokken en vervolgens gekoppeld aan de trein richting
Antwerpen. Begin 1918 was veel
van het bruikbaar hout uit onze dennenbossen verdwenen en stelden veel
eigenaars vast dat hun bos verdwenen was.
Vervolgens
gaan we tot bij het stationsgebouw, waar fotodoek 16 hangt: De Duitsers hadden
de spoorweg volledig in handen. Een aantal soldaten was belast met de bewaking
van het station in Heide. Deze oudere Landsturmers waren gezien hun leeftijd
niet meer geschikt voor het frontleven. Ze stonden onder andere ook in voor het
politietoezicht in de gemeente, het postverkeer en voor het onderhoud van de
elektrische draad. Ze verbleven in de omliggende hotels. De gemeente Kalmthout
betaalde 1,25 frank per soldaat voor hun kost en inwoon.
Het
stationsgebouw van Heide werd in gebruik genomen in 1897. Een gedeelte werd na
renovatie een Brasserie-restaurant. Op het terras vooraan zitten enkele
wandelaars en fietsers te genieten van het zonnetje. Er is nog een loket
aanwezig in het station. Er hangen enkele oude vergrote fotos van het station
aan de muren. Spijtig, er staan geen jaartallen bij. Terug buiten worden we geconfronteerd
met het monument van de Erkentelijkheid dat voor het station werd geplaatst
voor de bevrijders van Kalmthout in 1944. Het kleine monument, aan de
overzijde, op het groene plein met bomen is van Moeder Kee (Anna Cornelia
Teysen). Ze werd geboren in 1859 en runde de herberg Cambuus aan het eind van
de 19de eeuw. Het was toen niet meer dan een houten barak, doch menig
kunstenaar heeft er overnacht. De houten keet voldeed tot in 1920. Moeder Kee
stierf in 1937. Het hoge standbeeld werd ingehuldigd in juni 2012.
Gazet van
Antwerpen geeft dit jaar verschillende oorlogskranten uit van WOI. Regelmatig
lezen we kleine artikelen over Den dodendraad. Ze zijn gelukkig niet van deze
regio, maar wil er toch de gruwel niet van onthouden. Ik lees: De Belgische Standaard van Zondag 24 en Maandag
25 Oktober 1915. Aan
de grens: De belg Siméon uit Vlijtingen, die in den nacht van 12 op 13 Oktober
door de Hollandsche grenswacht bij Oud-Vroenhoven aangeschoten, en zwaar gewond
naar het gasthuis van Maestricht werd overgebracht, bevindt zich nog steeds in
zorgwekkenden toestand, hoewel herstel niet uitgesloten is. De man trachtte een
partijte bloem en wat zeep uit te voeren. Den Dodendraad spaarde niemand. Ik lees het volgende in dezelfde
krant: In
den electrischen draad bij Oud-Vroenhoven werd het lijk gevonden van een man.
Aanstonds bedekten de Duitschers het met een zak, een sterke wacht werd bij het
lijk geplaatst, in afwachting van militaire overheden. Men vermoedt dat de
ongelukkige een Duitsch deserteur is. Zekerheid omtrent den persoon kon niet
worden verkregen. Ook
in Klinge gebeuren ongelukken met Den Draad: Dinsdagnacht
vond een Nederlandschen soldaat, die op wacht stond nabij het Belgische station
Klinge, den dood door aanraking met den electrischen draad. Het slachtoffer is
een Fries, genaamd Oberman, vader van twee kinderen.
We rijden
voorbij de St-Jozefschool in de Guido Gezellelaan. De vrije Gesubsidieerde
Basisschool van Heide dateert uit 1930. Links en rechts van ons groeien nog
loofbomen. Onder het bladerdek is het nog fris. Het fietspad is nog kletsnat.
Af en toe vallen er nog dauwdruppels naar beneden. De zon krijgt geen kans om
met zijn warme zonnestralen door het bladerdek heen te dringen. We fietsen de
Withoefse Heide in. Het gebied kreeg die naam van de laatste hoeve die hier
stond in 1780. Toen eigendom van de abdij van Tongerlo. Dit natuurgebied vormt
de bufferzone voor de Kalmthoutse Heide en is onder begeleiding van een gids te
bezoeken. Het is voornamelijk een bosrijk gebied, maar men vindt er toch ook de
plaatselijke heide. Langs een smal grindpad gaat het rechtdoor. De steentjes
springen onder onze banden alle kanten op. Naast het pad is het modderig en is
zeker geen alternatief om te fietsen. Je schuift er gemakkelijk op uit. Een
infobord heet ons welkom in het natuurreservaat Kalmthoutse Heide. Het gebied
strekt zich uit tot over de Nederlandse grens. Het uitgestrekte Kempische
heidelandschap is samengesteld uit, duinen, heidevelden, bossen, vennen en
weilanden. Op dit stuk van Kalmthout hebben we nog nooit gefietst. Kraaien en
roeken zijn de enige vogels die we horen. We houden halt bij De Vroente,gelegen aan de rand van het
Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide. Hier bevindt zich het centrum voor natuur
en milieu, Dienst Toerisme en in het bijenmuseum kan je de evolutie van ei tot
insect beleven. Vooral de doorzichtige bijenkassen trekken enorm de aandacht. Vanaf
hier begint ook de striproute. Suske en Wiske staan rug aan rug op een
boomstronk. Ze wachten op de goede fee die hen, net als Pinokkio, levend zal
maken. Het is geen toeval dat onze striphelden hier staan. Willy Vandersteen
woonde en leefde in Kalmthout van 1966 tot aan zijn dood in 1990.
Bij het
kanon lezen we de info: Dit uniek en zeldzaam oorlogsmonument is een origineel
90mm luchtafweerkanon. Eén van de kanonnen die op het einde van de Tweede
Wereldoorlog stonden opgesteld aan de Kalmthoutse Heide. Kalmthout herdenkt
hiermee de geallieerde soldaten die tijdens de winter van 1944-45 dit
afweergeschut bemanden. Het kanon
maakte deel uit van het anti flying Bomb command Antwerp X onder bevel van de
Amerikaanse brigadegeneraal Clare Armstrong. De kanonnen stonden opgesteld in
een gordel ten noorden van Antwerpen, met als doel het neerhalen van de Duitse
V-bommen die afgevuurd werden op de Antwerpse haven en op de stad zelf. Dit luchtafweerkanon
is een bruikleen van het Koninklijk Museum van het leger en de
Krijgsgeschiedenis. Opgericht als monument in 2008.
We dwarsen
de drukke Putsesteenweg en rijden opnieuw de Kalmthoutse Heide in. Hier staat fotodoek 18: Mont Noir. De
Joodse diamantair Bernsohn had vlak voor de oorlog grootse plannen om in de
Kalmthoutse Heide op de Mont Noir een pretpark in te richten.In 1912 begon hij met de aanleg van een
spoorlijntje om de toeristen gemakkelijk ter plaatse te krijgen. In 1914 was
het lijntje voltooid maar WOI maakte een einde aan al zijn plannen. Zelf
vluchtte Bernsohn naar het buitenland.
We slaan
rechtsaf om route 25 te blijven volgen. Vanaf hier zien we de heide bloeien.
Andere kleuren zijn er niet meer te zien langs de kant van de weg. Het onkruid
staat heel hoog of wordt overwoekerd door de zwarte- of rode braambessen. De
Kalmthoutse Heide is een Vlaams natuurreservaat en één van de oudste beschermde
landschappen. Bij knppnt 80 stoppen we aan fotodoek 19: De wijk Kalmthoutse
Hoek, nu Essen Hoek, was door den Doodendraad afgesneden van Kalmthout en werd
bevoorraad vanuit het station in Kalmthout. Een vracht met meel, zout of andere
waren werd met paard en kar langs de Verbindingsstraat naar Kalmthoutse Hoek
gebracht. Duitse soldaten controleerden de goederen en staken hun bajonetten in
de zakken om de inhoud te controleren en haalden er waren uit voor henzelf.
De kleuren
die boven het gras uitsteken zijn blauwe en oranje nutsbuizen. Ze dienen voor
aardolie- en aardgasleiding onder hoge druk. We fietsen vervolgens tussen de
grote villas. Het zijn statige gebouwen met hectaren grond omheen. De maïs
heeft zijn hoogste stand bereikt. Zelfs vanop de fiets zijn de velden niet meer
te overzien. Op de weiden liggen de ingepakte rollen hooi te wachten om
opgeladen te worden. Nu fietsen we in het zonnetje. Het is eens zo aangenaam.
Ik lees in
de oorlogskrant een artikel uit Oost-Vlaanderen, een klein dorpje bij de
Nederlandse grens: Vrij België van Vrijdag 3 December 1915. Watervliet. Aan den
elektrischen draad. Een haas was tegen de elektrische draadversperring
aangelopen en door den stroom gedood. Een Duitsche schildwacht, die het beest
wilde wegnemen, is eveneens door de elektrische strooming neergebliksemd. Tot zover het bericht.
We rijden
verder op asfalt. Heel wat aangenamer dan grind. Terug tussen bomen die
nauwelijks zonlicht doorlaten. Het is druk geworden. Fietsers, wandelaars,
joggers, honden die hun baasje uitlaten. En last but not least zijn er de
wielerterroristen. Met tientallen zoeven ze voorbij. Roepend en fluitend om
plaats te maken. Natuurpunt heet ons: Welkom
in het Stappersven. Een deelgebied van het grenspark De Zoom-Kalmthoutse
Heide. Vanaf hier maken we kennis met een mozaïek van bos, ontveende moerassen,
paarse droge en natte heide. Fotodoek 20 staat bij Parking Zuid: Keetheuvel. Den
Doodendraad liep dwars door de Kalmthoutse Heide. Duitse soldaten bewaakten de
versperring vanuit de houten barak op de Keetheuvel. Op het kruispunt van de
Verbindingsweg en de elektrische draad was er een bewaakte doorgang. Deze
verlaten, bosrijke streek bood aan een aantal durvers de mogelijkheid om door
de draad te kruipen door middel van een houten geïsoleerd raampje. Zo werden
vluchtelingen en brieven naar Nederland gesmokkeld. Daarbij werden regelmatig
Duitse soldaten omgekocht.
Daarna
houden we halt bij de Pluisvenvijver links van ons. Enkele zitbanken nodigen
uit om een meegebracht kopje koffie te drinken. Het is hier stil en vredig. We
bevinden ons echt in een oase van rust. Zelfs geen eend of gans zwemt in het
water. Zelfs het waterkieken laat zich niet zien. Aan de overkant van de
vijver groeien talrijke berkenbomen. De wit grijze stammen veroverden de heuvel
en domineren de volledige oever. We fietsen weer verder op ons asfalt pad in
het zonnetje, terwijl we nog steeds knppnt 89 volgen. Rechts in de verte weer
talrijke berkenbomen. Een zee van wit grijze stammen. Links en rechts is het
domein afgebakend met schrikdraad of prikkeldraad. Verderop, meer naar het
zuidwesten fietsen we langs de Drielingvennen.In de middeleeuwen werd hier turf gestoken. Rechts,
tussen de stammen van de bomen zien we het zonlicht in het water van de
Stappersvenvijver schitteren. Bij de ingang van het pad naar de vijver staat
een infobord. Vanaf hier kan men wandelen tot bij de vijver. Deze waterplas
maakt deel uit van het gebied Stappersven-Kalmthoutse Heide en het
grensoverschrijdende natuurgebied Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide. Hier
staan talrijke stammen van bomen zonder kruin en takken. Een goeie drie à vier
meter hoog. Het gebied ontsnapte niet aan de brand van 25 mei 2011. In totaal werd 600 ha natuurgebied
in de as gelegd.
Nog een
artikel vanaf de grens. De reporter zag er de grap van in: De
Belgische Standaard van Zaterdag 16 Oktober 1915. Smokkelbaby. Dezer dagen
arriveerde aan de grens een vrouw met een kinderwagen, waarin een slapend
kindje lag. Bij onderzoek door de grenswacht bleek echter, dat de <lieve
kleine> bestond uit meel, rijst enz. Voor het hoofdje zat een masker.
Natuurlijk werd de slaap van het teeder wichtje wreed gestoord!
De Nolse
Duinen, waar we nu door fietsen, is een laagveengebied waar ooit veel turf
gestoken werd. Vlakbij ligt de Zwarte Duin, nu de Nolse Duinen genoemd. Links
de Biezenkuilen. De naam werd gegeven naar de plantengroei die men in het ven
vindt.Tussen de verschillende
loofbomen bloeit weelderig de rode lijsterbes. Weer houden we halt om fotos te
nemen van een heidevlakte die baadt in het zonlicht. Bovenop een heuvel staan
zes fel gekleurde korven voor bijen. In de verte staan enkele runderen te grazen.
Ik gok op Galloways. Ons Rina trekt er alleen op uit om de beestjes voor het
nageslacht vast te leggen. Soms moet men offers brengen. Iemand moet de zware
taak op zich nemen om bij de fietsen te wachten. Na enige tijd komt ze licht hijgend
terug: Het was verder dan ik dacht vertelt ze. Ook schapen staan daar met
tientallen te grazen weet ze nog te vertellen voor we verder rijden.
Verderop
zijn we in het centrum van Hoek. Een klein dorpje van Terneuzen. Onze eerste
kapel is op de hoek van de Achterste Hoevestraat en de Verbindingsstraat. Gebouwd
in rode baksteen met puntdak. In de nok werd eveneens een beeldje geplaatst. Twee
kleine zijraampjes en een houten deur met glas zorgen voor voldoende lichtinval.
De kapel is mooi onderhouden maar heeft een sober interieur. Er komt meer
bewolking opzetten. Ook de wind laat zich voelen. We rijden de grens van Nederland
over en worden onmiddellijk omgeven door weilanden met koeien en paarden. Hier
wacht fotodoek 21: Smokkelen. Om de
grensposten te bemannen, werden oudere Duitse soldaten ingezet, of mensen die
niet geschikt waren om naar het front te worden gestuurd. Samen met de
Nederlandse militairen en douaniers bewaakten ze elke mogelijke doorgang van
België naar Nederland. Dit om het smokkelen en het vluchten van kandidaat
soldaten tegen te gaan. In grenspaal 247 zie je nog kogelgaten op de plaats
waar een smokkelaar van bukvet werd neergeschoten. Bukvet was erg gegeerd
tijdens WOI.
Het huis op
het infodoek, dat als achtergrond dient voor de twee Duitse soldaten, gelijkt
sterk op de woning achter de fotodoek. De gelijkenis is treffend. Mits enige
aanpassingen is het natuurlijk mogelijk. Vlakbij, aan de overkant, staat
grenspaal 247. Geplaatst in 1843.
Uit de
oorlogskrant De Vlaamsche Stem van 24 Juli 1915 Aan de
Nederlandsch-Belgische grens. Men meldt uit Ossendrecht aan de N. Ct.: De
Maandag aangeschoten smokkelaar D. is gisternacht aan de gevolgen overleden. De samenkomst aan de grens aan de
Duitsche draadversperring is door den Duitschen commandant verboden, men moet
dertig meter van de draadversperring verwijderd blijven. De oorzaak hiervan is,
dat in de laatste dagen eenige vrouwen trachtten door te dringen, een harer
werd j.l. Maandag gearresteerd. Gisternacht is andermaal, tussen Ossendrecht en
Santvliet, een man aan den electrischen draad blijven hangen; het lichaam was
geheel blauw. Tot zover
het bericht.
We bevinden
ons in Noord-Brabant. We rijden het centrum van Huijbergen in. Het dorp behoort
tot de gemeente Woensdrecht. Een groot gedeelte van het dorp, waaronder het
klooster en de kerk, werd in 1944 verwoest door terugtrekkende Duitsers. Het is
braderie en kermis vandaag. Ons Rina is niet te houden. We gaan over de markt
nadat we de fietsen bij het klooster hebben vastgemaakt. Grijze wolken pakken
zich samen. We gaan nog nat worden. Bij de bibliotheek staan twee
legervoertuigen tentoongesteld. Netjes opgeschilderd en gewassen. Er staat
zelfs een legerjeep te koop. De luchtmacht viert dit jaar zijn 100 jaar
Militaire Luchtvaart. Een vrachtwagen met lange oplegger wordt open gesteld
voor het publiek. Vanaf 12 jaar mag je hier met een straaljager Flight
Simulatordoor de lucht
zoeven. De jeugd staat massaal te drummen om als volgende aan de beurt te zijn.
We wandelen tot bij het voormalige Wilhelmieten klooster waarvan slechts het
poortgebouw uit 1610 overblijft. Na WOII werd het klooster heropgebouwd. Het
internaat werd gemoderniseerd en omgebouwd tot appartementen. Het klooster werd
een museum. Ernaast bevindt zich nog steeds de begraafplaats. Een zerk vermeld
de naam: Toon van Eekeren. Geboren in 1916 en overleden in 1992. Links de
grote kapel. Alles is afgesloten. We wandelen naar de tuin aan de achterzijde.
Twee grafzerken liggen hier op de keien. De tekst is helemaal verweert en onleesbaar.
Het jaartal 1757 is met ijzers uitgebeeld op de gevel. Rechts in de hoek is een
school ondergebracht. Een oude waterpomp siert de tuin. Vervaardigd in arduin
met bronzen kraan en een zwart geschilderde hendel.
Om 12:10u
verlaten we het centrum van Huijbergen. Voor even toch. We rijden door een
bebost gebied. Er vallen enkele druppels regen. Als we onze regenjassen aantrekken,
is het alweer over. De zon schijnt terug maar de bewolking lost niet op. We
volgen nog steeds knppnt 37. Bij een grote manege met aangebouwd restaurant
begint de Brabantse Wal. Vroeger was een deel van de Brabantse Wal bedekt met
veen. De veenlaag werd weggestoken en gedroogd tot turf. Nu heeft de regio een
afwisselend landschap met bossen, kreken, landgoederen en plotselinge
hoogteverschillen. We genieten van de vele vergezichten. We slaan rechtsaf en
rijden terug het centrum van Huijbergen in. Bij knppnt 37 moeten we knppnt 30
volgen, maar daar is niets van te zien. Knppnt 60 is linksaf en knppnt 31 is
rechtdoor. Op het knooppuntenbord hebben vandalen de cijfers weggekrabd.We oriënteren ons door middel van ons
plannetje. Rechtdoor richting de molen is de enige optie. Nu begint het pas
echt te regenen. We gaan te voet langs de markt tot de kerk. In het voorportaal
van de O.L.V. Hemelvaartkerk van 1952 schuilen we voor de pletsende regen. Na een tijdje regent het iets minder hard en
besluiten we verder te rijden tot bij de stenen bergmolen Johanna. Aan het
volgende kruispunt hangt een bordje met knppnt 30. Begrijpen wie begrijpen kan. De molenaar is
bezig de houten kop van de molen in de juiste windrichting te draaien. We mogen
de molen bezoeken. We zijn de enige belangstellende: De bergkorenmolen
Johanna (1862) houdt de herinnering levend dat de zoektocht naar
energiebronnen al meer dan eeuwenoud is. De molen werd in 1966 door de
toenmalige gemeente Huijbergen gekocht, opgeknapt en gerestaureerd. Op 10 mei
1975, nationale Molendag, werd de molen weer in werking gesteld. De molen die
nog regelmatig draait, geniet het predikaat rijksmonument. In 1999 werd de
molen voor het laatst hersteld.
De brochure
toont ons dat we op Nederlands grondgebied rijden langs een stuk Belgische
grens. Vroeger, tot 1996, was dat duidelijk te zien aan een douanehuisje, een
rood wit bareel, prikkeldraad en uiteraard aan een douanier. Vandaag de dag is
daar echter niets van te zien. Alleen de grijze grenspaal 246 is de enige stille
getuige van het leed dat hier gebeurde. Een infobordje leert ons: Ieder
monument of monumentaal object vertelt zijn eigen verhaal. Deze grenspaal (246)
is na de onafhankelijkheidsstrijd tussen België en Nederland in 1843 geplaatst.
Op 29 februari 1904 is de originele grenspaal voor de verkeersveiligheid en ter
voorkoming van diefstal bij een wegreconstructie neergelaten tot diep onder het
wegdek. Precies 100 jaar later, op 29 februari 2004 is de grenspaal weer
zichtbaar gemaakt en op korte afstand herplaatst van de plek waar hij eerder
werd ingegraven. Het daarbij behorende proces-verbaal is getekend door de
burgemeesters van Essen, Kalmthout en Woensdrecht. Op dat werkelijke
grenspunt- is nu nog een roestvrijstalen bus in het asfalt te zien. Aan de overzijde van de Weg naar Wouw staat
de calvarieberg met jezus aan het kruis. Een infobordje van Monumenten en
kunst legt uit: Tijdens zijn werk in het landelijke Huijbergen ervoer pastoor
Machielse het landschap hier als te wijds en open. Op zijn initiatief is daarom
een kruisbeeld gebouwd. De wijding vond plaats in 1934. In 1967 werd een nieuw
kruisbeeld gemaakt dat in 1980 zijn huidige plaats kreeg met toevoeging van
coniferen en een muurtje. Het kruisbeeld is een herkenningspunt gebleven in het
hedendaagse landschap.
Rechts van
ons begint de Wouwse plantage. Het landgoed is eigendom van de Stichting
Behoud Natuur en Leefmilieu van 900 ha groot. Er werden wandelpaden aangelegd
en opengesteld, sinds 1987, voor het publiek.
We rijden verder
tot knppnt 81, nog steeds omgeven door Brabantse Wal. We verlaten de fietsroute
en nemen de verkorting. Het is allemaal loofhout wat we zien. Het is frisjes.Het heeft opgehouden met regenen. Alleen de
wind voelen we nog. De zon doet haar best om door de wolkenmassa te breken.
Waar we nu rijden heeft het bijna niet geregend. Onder het bladerdek is het fietspad nog droog.
Op de Moerkantsebaan steken we de grens over naar België, langs grenspaal 244,
met weidse panoramazichten. Daarna volgt een smal asfalt pad tussen de
maïsvelden. We zien nog net de torenspits boven het gewas uitsteken. Langs de
Bergsebaan rijden we tot Essenhoek. In de verte kleurt de lucht weer donker.
Hopelijk moeten we daar niet door. Voor de St-Pieterkerk van Hoek slaan we
linksaf. Op de westertoren wijst de klok bijna twee uur aan. Boven de poort van
de kerk is een bas-reliëf aangebracht van St-Pieter met twee sleutels in de
hand. Ik zal U de sleutels van het rijk der hemelen geven, staat te lezen in
een waaier rondom het beeld. Voorbij de begraafplaats rechtsaf. Bij boerderij
De Schans staan enkele levensgrote kunstwerken tentoongesteld in arduin. Alle
info ontbreekt. De boer stelt zijn stallen ter beschikking van de hedendaagse
kunst. Hij stelt zijn creaties tentoon in de voortuin om de voorbijganger mee
te laten genieten. De Verbindingsstraat brengt ons bij knppnt 14. Aan de mooie kapel
van de Maagd der armen moeten we naar rechts. In de Rouwmoer voor knppnt 23. We
fietsen voorbij de Wildertse Duintjes. Een boscomplex van bijna 60 ha en een
geliefde bestemming voor wandelaars, fietsers, Nordic Walkers en
mountainbikers. Dan zijn we bij knppnt 82.
We belanden
bij het St-Gerardusklooster van de Redemptoristen te Essen-Wildert. De mooie
majestueuze kerk en de school dateren van 1908. Gebouwd op de fundatie van een
vroegere abdijhoeve. Op de nok van de toren staat het bronzen beeld van het
Heilig Hart. We kunnen zelfs de kerk binnen. Een heel donker geval. Alle ramen
zijn in loodglas dat het licht tegenhoud. Een mooie grote tekening op de muur achter
het altaar met de woorden Ik ben de verrijzenis en het leven behoeven geen
verdere uitleg. De drie beukige kerk mist een groot orgel boven de inkom. Een
kleiner staat naast het altaar.
We rijden
door het centrum van het kleine dorp Wildert dat behoort bij Essen. Langs de spoorweg en de St-Jan de Doperkerk van
1943 tot knppnt 58. We slaan rechtsaf en zien de bakkersmolen reeds van ver. De
wieken draaien. De stoomlocomotief laat fluitend van zich horen. Het is een
drukte hier. De molen is gebouwd in 1981 en dus vrij jong. Langs het
stoommuseum stappen we de bakkerij met winkel binnen. Daarna is de molen aan de
beurt. Op het terras van de taverne drinken we een trappist. De kinderen maken
een ritje met het stoomtreintje rond de molen. Daarna is de speeltuin aan de
beurt.
Het is net
16:00u voorbij als we voldaan de bakkersmolen verlaten. De zon schijnt maar ze
kan ons niet verwarmen. 500 meter verder staan onze twee volgende infodoeken.
Doek 11 legt uit: Het lange zwarte
gebouw was een verblijf voor de soldaten. De bezetters namen eten, dieren en
gebouwen in beslag om er zelf gebruik van te maken. Daar was weinig gevaar mee
gemoeid, ver van het front. De bevolking probeerde op goede voet te staan met
de soldaten en de magere oorlogsjaren zo goed mogelijk door te komen. Naast de
gebruikelijke landbouw werden er massaal tuintjes aangelegd om aan voedsel te
komen. Op fotodoek 12 lezen we: Toelatingspas. De doorgang tussen Kalmthout
en Essen werd 100 jaar geleden verhinderd door den Doodendraad. De Kalmthoutse
wijken Nieuwmoer en Hoek waren afgesneden van het gemeentehuis van Kalmthout.
Dit bracht heel wat problemen mee voor het verkrijgen van officiële documenten
zoals geboorteaangiften en overlijdens. Boeren met grond aan de andere kant van
de draad konden enkel met een toelatingspas en na grondige controle van de
vracht hun oogst binnenhalen. Elke 100m stond er een Duitse wachter en op den
draad stond 2000 Volt. Het was dus onmogelijk om door de afspanning te komen.
Door de strenge censuur op de brieven en de permanente bewaking was er
nauwelijks contact met de mensen achter den draad.
Drie
kilometer verder is knppnt 70. We fietsen weer tussen de hoge maïs en weilanden
met af en toe een boerderij. De boer rijdt met de tractor op het veld en keert
het hooi. Een vlucht meeuwen
cirkelen boven het gedraaide hooi. Na wat gekrijs strijken ze neer om het graan
te pikken. Bij knppnt 71 wijken we af om knppnt 75 te volgen. In de Kerkendijk
staan we stil voor infodoek 13: Draadloze zendmast. In de winter van 1917-18 legden
de Duitsers beslag op dit weideland behorend tot de hoeve van Jaak Van Den
Bergh aan de Kerkendijk. Duitse mariniers werden belast met het oprichten van
een vijftig meter hoge, draadloze zend- en ontvangstmast. Een groot aantal
epiceas (fijnsparren) werden afgezaagd. Materiaal en mankracht werd opgeëist
om de boomstammen te vervoeren. Aan
de voet van de centrale mast werd een loods gebouwd voor de zend- en
ontvangstapparatuur en het verblijf van de marconisten.
Even verder
vinden we doek 14: In den zoeten inval. Heel wat gebouwen werden tijdens WOI
ingepalmd door de Duitse bezetter, zo ook de herberg In den zoeten inval op
het Kerkeneind. De biljartzaal werd ingericht als Passbüro. Hier werden de
reispassen verkregen waarmee men zich naar grensgemeenten of naar plaatsen
buiten het etappegebied kon begeven.
Terug naar
knppnt 71. Rechtsaf voor knppnt 72. Langs de grote baan rijden we terug naar
Heide-station voor onze laatste WOI-doek voor de spoorwegovergang nr 15:
Leegstaande villas kwamen in aanmerking voor inkwartiering. Vanaf 1915 werd
het Eikenhof, nu Seniorenresidentie Beukenhof, door de Duitsers opgeëist voor
logement van de officieren. De soldaten verbleven in de hotels in de buurt en
hadden er kost en inwoon voor 1,25 frank per dag. De hoteleigenaars moesten wel
lang op hun geld wachten. Om 17:00u laden we de fietsen terug op de auto. We
hebben 45 km gefietst.
Met de auto
rijden we 10 km naar knppnt 07 in Riethoek te Kalmthout. Infodoek 10 verteld:
Het redelijk ontoegankelijk moerasgebied De Maatjes was voor smokkelaars een
uitgelezen gebied om hun goederen over de grens te brengen. Enkel een
prikkeldraad en natuurlijk de Duitse en Nederlandse grensbewaking waren voor
hen een hindernis. Hier was geen prikkeldraad met elektrische stroom!.
Het is maar
anderhalve minuut verder rijden naar knppnt 08, vlakbij de Nederlandse grens
voor infodoek 9: De Kalmthoutse wijk Nieuwmoer lag samen met Essen in het
Niemandsland tussen den Doodendraad en de grens met Nederland. De Lepelstraat is
een oude gedempte turfvaart. Aan grenspaal 234 patrouilleerden aan de overzijde
de Nederlandse en aan deze zijde de Duitse grenswacht.
We moeten
nogmaals de grens over voor doek 8 die zich op de Hoeksestraat-Aachtmaalsebaan
te Schijf bevind: Reeds in 1882 was Jagersrust een herberg aan het kruispunt
met Schijf, Achtmaal, Roosendaal en Essen. Ze is gelegen op Nederlands
grondgebied nabij grenspaal 236. Tijdens WOI werd de grens op deze plaats
bewaakt door de Nederlandse militairen. Ze groeven er een loopgraaf om zich, in
geval van een Duitse aanval, te kunnen verdedigen.
Als laatste
rijden we naar knppnt 55, bij het kruispunt Heiblok-Steenpaal in Horendonk voordoek 7: Horendonkse sas. Turfwinning
hertekende het landschap van Essen en zorgde voor werk. De turfblokken of
klotten werden op platte boten vervoerd in Noordelijke richting, naar
Roosendaal, Breda en Bergen op Zoom. Om de hoogteverschillen van de waterlopen
te overbruggen, werd er gebruik gemaakt van een sas. In de 18de eeuw viel de
turfhandel stil, maar de vaarten bleven wel bestaan. Tijdens WOI hielden de
Duitse soldaten de wacht bij de vaarten om te voorkomen dat er via het water
werd gesmokkeld. Voor iedereen was er voedseltekort. Er werd eten gedeeld,
geruild, gekocht of opgeëist.
Om af te
sluiten nog een bericht uit de oorlogskrant: De Belgische
Standaard van Vrijdag 28 April 1916. Langsheen de grens. Eigen bericht. In
den nacht van 4 April werden alle hollandsche soldaten van de Belgische grens
vervangen door tolbeambten van allen ouderdom. Naar t schijnt wemelt het op de
grens van zulke hollandsche grenswachten. Moet dit in verband gebracht worden
met den gespannen toestand die dreigde te dien tijde? Maar waarom van de
Belgische grens de werkdadige soldaten weggetrokken?
Tot schrijfs.
Tekst: Luc
Verschooten Fotos: Rina
MeursBron:
Gazet van Antwerpen en Dienst Toerisme Kalmthout.
Knooppunten:
71-25-71-72-26-27-28-32-95-38-74-38-93-31-35-30-72-71. Afstand: 51,6 km.
Woensdag 1
oktober 2014. De herfst is sinds enkele dagen in het land. Het is door het
vallen van het blad, dat het echt opvalt. De temperaturen zijn echter nog s
zomers. Het is nog vroeg maar de zon is al van de partij. In de verte hangt nog
wat mist. Op de ring rond Antwerpen is het sterk vertraagt verkeer. Zoals
iedere werkende dag trouwens. Het is stapvoets rijden, maar staan geen enkele
keer stil. Een infobord boven de rijstroken vermeld een ongeval bij afrit
Mechelen-Noord met een file vanaf Duffel. Bij de splitsing naar E19 richting Brussel
kunnen we terug vlot rijden. Tot we bij afrit Duffel komen. Hier is het terug
aanschuiven. Bij Mechelen-Noord is niets te zien van een ongeval.
In Werchter
parkeren we de wagen op een kleine parking voor het voormalige gemeentehuis. Nu
is de administratie van het OCMW in ondergebracht. Werchter is een deelgemeente
van Rotselaar en behoort tot de Kempen. Vooral bekend vanwege het rockfestival
Rock Werchter dat hier jaarlijks georganiseerd wordt. Met de fietsen aan de
hand wandelen we tot bij de Sint-Jan-Baptistkerk op het Werchterplein. Een
gotische kerk, gebouwd in witte natuursteen bovenop de ijzerzandstenen
fundatie. Heel de kerk rond zijn lagen gemetst van ijzerzandsteen. De
kogelgaten in de kerk zijn nog een stille getuige en duidelijk zichtbaar. Oude
grafzerken werden in de gevel ingemetst. Het kerkhof situeerde zich vroeger op
het graspleintje, tussen de kerk en het voormalige gemeentehuis. De kerk is
niet toegankelijk. Opzij van de ingang staat een monument voor de gesneuvelden
van beide Wereldoorlogen. Op infopaneel nr 29 lezen we: Tussen
Dijle en Marne. De Sint-Jan-Baptistkerk is al sinds de zestiende eeuw het
herkenningsteken van het welvarende boeren- en brouwersdorp Werchter. Wie het
niet weet zou nooit vermoeden dat de kerk in 1914 vrijwel volledig vernield
werd. Begin september 1914 leverden Duitsers en Fransen een beslissende
veldslag aan de Marne. Om het Franse
leger te steunen, ondernamen de Belgen een afleidings-manoeuvre: vanuit
Antwerpen deden ze een uitval in de richting van Leuven. Het plan slaagde: in
plaats van aan de Marne streden 130.000 Duitse soldaten noodgedwongen aan de
Dijle. De uitval uit Antwerpen was dus een succes voor de geallieerden, maar
voor Werchter was het een catastrofe. In augustus was het dorp in Duitse handen
gekomen. Tussen 9 en 13 september werd het eerst beschoten door de Belgische
artillerie en vervolgens heroverd door twee bataljons van het 25ste
Linieregiment. Die troffen er een ravage aan. Muren waren doorzeefd met kogels en
splinters, deuren waren ingebeukt, daken waren afgerukt door granaatinslagen,
huizen waren platgebrand en ingestort. De Sint-Jan-Baptistkerk had gediend als
slaapplaats voor soldaten en paarden en lag vol stro. Voor de kerk moest het
ergste toen nog komen. Toen de Belgen
zich opnieuw terugtrokken, gooiden de oprukkende Duitse troepen op 15 september
brandbommen in de kerk. Die ging grotendeels in vlammen op. Alleen de
buitenmuren en enkele pilaren bleven overeind. Binnen was het een chaos van verkoolde balken
en puin. Pas na de oorlog werd de kerk heropgebouwd. Uit het velddagboek van luitenant
Clemant. 5de Linieregiment lezen we: Donderdag 10
september. We gaan van Haacht naar Werchter. Krijgen het bevel een
bruggenhoofdte veroveren. Eerste geur
van de dood. Tram, bruggen en dorp verwoest. De vlag wappert op de toren van
Werchter. Bravo! We installeren ons en kunnen eindelijk iets eten. Bier van
Werchter erbij.
Het café
over de kerk Oud Werchter is van 1686 en al of nog open. Op het terras zitten
enkele klanten te genieten van een kopje thee of koffie. Een hoog bakstenen
gebouw trekt onze aandacht. De boogramen met kleine vierkante vensters staan
open of werden stuk gegooid. Duiven vliegen binnen en buiten. Geen enkel
opschrift verteld de legende van het complex. Hekwerken verhinderen
nieuwsgierige bezoekers. Het onkruid tiert welig op de braakliggende grond.
Netten moeten de vallende stenen opvangen. Duidelijk dat dit gebouw reeds lang
verlaten, en aan zijn lot overgelaten is. Aan de overzijde poetst een oudere
dame de stoep. Ik vraag haar naar de herkomst van de ruïne: - Het gebouw is
van brouwerij Jack-Op. Het wordt volledig gerestaureerd. Dat is jaren geleden
al beslist. Maar je ziet het, meneer. Alles verloedert. De woning ernaast is
van Cultuur De Jack-Op. Aan de overzijde werden dan wel de hangars omgebouwd
tot bedrijfspanden. Daarover straks meer.
We fietsen eerst
naar de O.L.Vrouwestraat, richting knpp 25. Hier staat een kapel in wit geschilderde
baksteen. Achter glas kunnen we het interieur bekijken. Een orchidee siert het
altaar met Maria met kind. Mooi gedecoreerd met geschilderde engeltjes op een
blauwe achtergrond. We rijden over de nieuwe Hanewijkbrug de Dijle over. De
fiets- en voetgangersbrug werd ingehuldigd op 30 juni 2012. Rechtsaf volgen we het
Dijlekanaal stroomafwaarts in de Hanewijk tot huisnummer 31. De Schipperskapel
Ave Maria is hoogdringend aan renovatie toe. Ze is overwoekerd door rode
bessenstruiken en klimop. Gebouwd in barok stijl uit 1681 in rode baksteen en zandsteen.
Deze steensoort is heel onderhevig aan weersomstandigheden. Het interieur is
netjes onderhouden. De Heiligenbeelden en
bloemen staan stofvrij onder glazen stolpen. Vooraan enkele sfeerkaarsen.
We rijden
terug naar het centrum van Werchter. We stoppen bij de grote hangars van de
voormalige brouwerij Jack-Op. Een infobord legt uit: Midden
in het dorp van Werchter verbouwde Felix Van Roost in 1869 zijn boerderij tot
brouwerij en begon er met het brouwen van bier van hoge gisting. Hij brouwde
ook Lambic, een spontaan gistingsbier. In 1911 gaf hij de fakkel door aan zijn
kinderen en kreeg de brouwerij een andere naam: De Palmboom. Na het
overlijden van Felix Van Roost in 1916, waren het zijn kinderen en nadien
kleinkinderen die de brouwerij verder runden. Het populairste bier dat er
gebrouwen werd, was Jack-Op. Een combinatie van Lambic en een hoog
gistingsbier. Het was in die tijd het meest verkochte versnijbier in België.
Versnijden is het mengen van verschillende bieren of brouwsels. Omwille van de
populariteit van dit bier werd de brouwerij in 1934 omgedoopt in Brouwerijen
Jack-Op. Men brouwde ook nog Speciale Van Roost, Dubbele Jack-Op, Lambic, Palma,
Tripel Blond, Triple Jack-Op, Réserve Jack-Op, Jack-Op V.O., Export Jack-Ale,
Aarschotse bruine, Bock en Export. In 1954 werd de brouwerij overgenomen door
de Brouwerijen van Ghlin N.V. Semi, die o.a. het pilsbier Perle Caulier 28
brouwde. De brouwerij kreeg weer een andere naam: Nieuwe Brouwerijen Jack-Op.
Eind jaren zestig van vorige eeuw stopten de brouwactiviteiten in Werchter. Een
aantal gebouwen werden afgebroken, anderen kwamen leeg te staan. Tot eind 1970
bleef er in een deel van de gebouwen een depot zodat het bier verder kon
verdeeld worden naar plaatselijke bierstekers en cafés. Eind december 1970 viel
het doek definitief over de brouwerij. De gebouwen en bijgebouwen werden
verkocht en kregen een nieuwe bestemming. De elektriciteitscentrale van de
brouwerij, in 1925 ingericht als smidse, magazijn en atelier, werd in 2003
gerenoveerd en door de gemeente ingericht als cultuurhuis met als passende naam
De Jack-Op.
Enkele
minuten later vertrekken we aan kp 71 op de Haachtsesteenweg. Tussen kpn 71 en
72 volgen we Dijlekant. Bij kp 72 naar rechts, richting Wakkerzeel. We
slalommen tussen het groene landschap met weide- en landbouwgronden. Enkele
bomen vertonen reeds hun herfstkleuren. Een enorme appelplantage wacht om
geoogst te worden. Tientallen vruchten liggen op de grond te rotten. Hopelijk
krijgen we de eerste dagen geen nachtvorst, zodat de boer nog wat tijd heeft om
te plukken. Het volgende veld is een perenboomgaard. Deze vruchten zijn reeds allemaal
geplukt. Ook de maïsvelden zijn klaar om afgereden te worden. De bladeren en de
stengels zijn verdort. De maïs zelf is goudgeel gekleurd.
In het
centrum van Wakkerzeel is de St-Hubertuskerk afgesloten. Gelovig of niet, je
komt er niet in. Waar is de tijd dat je op elk uur van de dag de kerk kon betreden?
Ook deze kerk is gebouwd in natuursteen, bovenop ijzerzandsteen. In 1914 ging
de kerk bijna in de vlammen op, toen de wegtrekkende Duitsers in het portaal,
dat als rustplaats voor de paarden werd gebruikt, in brand staken. De brand kon
echter op het nippertje geblust worden. Het is even stil hier in het dorpje tot
de speeltijd begint van het aanpalende schooltje. Het brengt even wat leven in
de brouwerij. Hier vinden we infopaneel nr 28. We lezen: De
herberg die hospitaal werd. In augustus en september 1914 lag Wakkerzeel twee
keer in de vuurlijn. Telkens deed café t Schuurke dienst als verbandplaats,
of geïmproviseerde medische hulppost. Legerarts Maurice Duwez (1881-1966) had
zich in 1914 vrijwillig gemeld als arts bij het 2de bataljon van het 4de
regiment karabiniers. Hij beleefde de Belgische terugtocht op de eerste rij: de
gevechten aan de Dijlelinie, de terugtrekking naar Antwerpen en de uitvallen
naar het zuiden, de val van Antwerpen en de definitieve terugtocht naar de
Westhoek. In 1917 werd hij daar het slachtoffer van gifgas, maar hij overleefde
het. Al die jaren hield hij een dagboek bij, dat hij nog tijdens de oorlog
onder het pseudoniem Max Deauville uitgaf als Jusquà lYser. We lezen in zijn dagboek: Amper
hebben twee brancardiers een gewonde binnengebracht ofer stappen alweer twee van hun collegas
binnen. Zonder ophouden draaien en keren hun wagens voor de kerk. Ze moeten
zich haasten om de gewonden in en uit de autos te helpen, anders komen er
opstoppingen van. In de klokkentoren van Wakkerzeel turen verkenners door
verrekijkers naar de horizon. Ze schreeuwen de inschietcijfers en de
doelwitten. Een artillerist onderaan de toren geeft ze door aan batterijen.
Munitiewagens rijden in volle vaart voorbij. Een krijgsgevangen Duitser
in grijsgroene kledij wordt weggeleid door twee mannen met de bajonet op het
geweer. Een soldaat komt de verbandplaats binnengestormd. Een grendel!, roept
hij. Geef mij een grendel, want die van mijn geweer klemt!. Een andere
soldaat krijgt een zenuwaanval. Hij huilt bij elk artilleriesalvo en gilt als
een dol geworden dier. Inmiddels heeft de eerste soldaat een grendel gevonden.
Hij glimlacht, zegt Zo zal t wel gaan en voegt zich weer bij zijn kameraden
die in de richting van de vijand marcheren.
Café t
Schuurke is al verschillende malen gerestaureerd maar nog steeds een café à la
carte met oplaadpunt voor elektrische fietsen. We rijden naar de begraafplaats
van Wakkerzeel. De kapel ernaast is van de Troosteres der Bedrukten, bid voor
ons. Het is een hoge kapel met puntdak. Achter de bruine dubbele deur staat het
Heiligenbeeld van Maria. De bezette muren binnenin zijn blauw geschilderd.
Plastieken bloemen fleuren het wat op. Op de begraafplaats liggen Oud-Strijders
van beide Wereldoorlogen. Een kleine dodenakker waar oude zerken schots en scheef staan.
Eeuwig durende grond en niemand kijkt er nog naar om. De oudste zerk dateert
van na de Eerste Wereldoorlog. Daarna werd het kerkhof ontruimd en de
stoffelijke resten werden naar hier overgebracht.
We rijden
langs de 18de-eeuwse ommuurde pastorie die gebouwd werd door de abt van de
abdij van Park. Naast de pastorie is een kringlooptuin aangelegd. De poort is
op slot. Ons Rina rijdt bijna rond
het domein om een foto te kunnen nemen van het pand. Tussen kp 26 en 27 rijden
we op een onverhard stuk weg met kuilen en grind. 1,4km afzien. Links en rechts
puur natuur. Dat maakt het goed. We genieten nog van de laatste kleuren en
geuren van bloemen naast ons pad. Er staan nog enkele zonnebloemen in de
voortuin bij een hoeve. In de verte wordt de maïs afgereden. Een tractor met
oplegger rijdt ernaast en vangt de pulp op. De boeren hebben geen tijd voor een
fietstocht. In de buurt staan nog verschillende bunkers uit WOII. Een infobord
nodigt uit voor een fietstocht met de toepasselijke naam: Bunkers Binnenste
Buiten. Sommige zijn afgespannen met prikkeldraad. Een vliegtuig vliegt laag
over ons heen. We zien de verbrande gassen uit de turbines komen. Zaventem is
niet echt veraf. We rijden voorbij afgereden maïsvelden. Nog een maand en we
hebben terug vergezichten. Ernaast een veld met hectaren koolzaad. De gele
bloempjes zijn onmisbaar te herkennen.
Tussen kp 27
en 28 staat infopaneel 17 in de Kasteeldreef. Maar dat hebben we gezien tijdens
onze Dijlefietstocht 1. Bij kp 28 besluiten we nog even naar het centrum van
Tildonk te rijden. Bij onze eerste Dijleliniefietstocht hebben we twee
infopanelen gemist nabij het voormalige klooster. Het was er tevens heel druk
door de open deur dag. We vinden de borden nog niet terug. Ik stap het
infokantoor binnen en vraag ernaar. Door de werkzaam-heden kunnen de borden
niet geplaatst worden. Niets aan te doen. Terug naar kp 28.We
rijden langs het kanaal Leuven-Dijle. Het plantsoenbos ligt rechts van ons. De oppervlakte bedraagt
ruim één hectare en is begroeid met els, berk en hazelaar. We houden halt bij het sas van Café
Maritime. Een infobord verklaart: De Leuvense vaart werd
gegraven in 1750. De oorspronkelijke drie sluizen (Kampenhout, Mechelen,
Zennegat) konden het hoogteverschil van 14 meter tussen Leuven en de uitmonding
van het kanaal in de Dijle niet aan. In 1760-1763 werden drie nieuwe sluizen
gebouwd te Battel, Boortmeerbeek en Tildonk. Het Tildonkse sas (1762) is van
het type dubbeleschutsluis met twee buikvormige kolken. Het sashuis (1771-1772) is in zijn
authentieke vorm bewaard gebleven. Recente
restauraties dateren uit 1982 en 1996. De sassenierswoning was steeds eveneens
een herberg, ooit zelfs hotel-restaurant. In de gewelfde kelder onder de
gelagzaal bevond zich de stal voor de paarden van de trekdienst. Sas en sashuis
zijn wettelijk beschermd sedert 1936.
Ook hier, langs
het kanaal, zien we verschillende kleine bunkers. Bij kp 32 slaan we rechtsaf
en verlaten het kanaal. We worden omgeven door een weiland waarop een tractor
aardappelen rooit. Het brengt een hoop stof mee. Het waait gelukkig naar de
andere kant. Meeuwen vliegen chaotisch achter de tractor aan. Als ze plaats
genoeg hebben strijken ze op het veld neer om restjes te verorberen. Bij de
volgende bunker liggen de betonnen zandzakjes nog op het dak. De stalen krammen
zijn nog aanwezig. Hier werden de camou-flagenetten aan bevestigt. Takken en
struiken werden er in gevlochten zodat er vanuit de lucht geen spoor van bunker
te zien was. De toegang van het gevaarte is zorgvuldig dicht gemaakt met
ijzeren deur en tralies. Aan de gevel van een moderne boerderij hangt een
bordje dat geplaatst werd door de gemeente Haacht. Zwart op wit lezen we: Hier
woonden: Léon Neuhard (1910-1967). Verzetsleider van de Witte Brigade Fidelio.
Politiek gevangene, oorlogsinvalide 1940-1945 en Hermandine Verjauw
(1911-1990). Koerierster en gewapend verzetsstrijdster van de Witte Brigade
Fidelio 1940-1945.
Bij de
appelboomgaarden staan de grote houten bakken gevuld met sappig fruit. Klaar om
opgeladen te worden. Voor het centrum van Winksele-Delle staat ons volgende
infobord in de Ketelstraat, een zijstraat van de Mechelsesteenweg. We lezen: De
broedermoord. In 1914 was de
Mechelsesteenweg de snelste route van Leuven naar Mechelen, en zo verder naar
Antwerpen. In het Duitse leger bestond de regel dat de voorhoede alle huizen
langs grote verbindingswegen stukschoot en/of platbrandde: zo konden de
kilometerslange troepencolonnes er veilig langs. Van die regel werd ook
Winksele-Delle het slachtoffer. Eind augustus brandden Duitse troepen er 57
huizen plat. Voor de 1500 inwoners (in Delle woonden toen meer mensen dan in
Winksele zelf) was een ramp. Pieter Goeseels was achttien in 1914, maar zou
zich tot op hoge leeftijd blijven herinneren wat er gebeurde toen de Duitsers
kwamen: Ze sleurden de broer Staes uit hun pachthof, vier jonge boeren. Ze
spraken de jongste aan: Kent gij deze man? Ja mijnheer, dat is mijn tweede
broer. Toen schoten ze hem ook neer. Hetzelfde
met de derde broer. Op het eind zei de jongste tegen de Duitsers: Schiet mij
nu ook maar dood, mijnheer. En dat hebben ze niet gedaan Pastoor in het verzet. Pastoor Felix Moons
van Winksele-Delle was tijdens de Eerste Wereldoorlog actief in het verzet. Hij
was lid van een geheime organisatie die informatie over Duitse
troepenbewegingen doorgaf aan de geallieerden. Soms vermomde hij zich als
veekoopman, leurder of pachter.In
1917 werd hij aangehouden. Na maandenlange ondervragingen werd hij in maart
1918 geëxecuteerd in fort V in Edegem, bij Antwerpen.Zijn geboortestraat in
Diest werd na de oorlog naar hem genoemd.
We stoppen
bij de Heilig-Hartkerk van Winksele-Delle. Deze neogotische kerk in
rode baksteen en witte zandsteen werd gebouwd van 1914 tot 1936 naar plannen
van architect Langerock, leerling van Helleputte en ontwerper van de
neo-romaanse abdij Keizersberg in Leuven. De oorspronkelijk voorziene toren van
ca. 35 m hoog werd om financiële redenen niet uitgevoerd. In plaats kwam er het
sterk gereduceerde torentje boven het portaal. Ook het koor en de sacristie
werden kleiner dan oorspronkelijk uitgevoerd. Info van Stuurgroep Erfgoed.
Het Heilig
Hartbeeld, naast de kerk, werd geschonken in 1951 door de familie Simonart. De Lourdesgrot werd in 2003 op deze plek
herbouwd met dezelfde stenen door Norbert Soetaert. De grot stond voorheen aan
de andere kant van de kerk en werd gebouwd door Pastoor August Van Eyck en
August Verhoeven. Ze werd plechtig ingezegend op 3 oktober 1937. Waarom ze
verplaatst werd, wordt niet vermeld. We verlaten het centrum en rijden weer tussen
de hoge maïs. De vele bunkers op het land is een doorn in het oog van menig
landbouwer. Ze verwijderen is echter geen optie. Links van ons bevindt zich het
Kastanjebos van Herent. Het natuurreservaat heeft aangeduide wandelpaden en
is het hele jaar toegankelijk. Bij kp 95 zijn we in Veltem, een buurgemeente
van Herent.
Voor het
dorp Herent slaan we rechtsaf. In de Bosstraat. Nog een stukje kp 95. Na kp 38
rijden we op een smal asfaltpad tussen de maïs. Hier is nog veel werk voor de
dorsmachine. Hier voel je niets van de wind. Op een ander veld wordt machinaal
de suikerbiet geoogst. Het loof wordt van de groente verwijderd en de bieten
worden langs de kant op een hoop achtergelaten tot het door een grote
vrachtwagen wordt opgeladen. Het wordt warm en we willen een terrasje doen. We
naderen Winksele, misschien daar? Landbouwgronden met pas geplante groenten, winterui,
winterpostelein, spitskool... Bij de Maria Hemelvaartkerk van Winksele op het
Kerkplein vinden we infopaneel 12: Nooit teruggekeerd. Op het
monument voor de gesneuvelden, rechts van de kerk, staan negen namen: negen
jongemannen uit Winksele- een dorp van een paar duizend zielen- die vochten in
het Belgische leger en niet levend terugkeerden. Wanneer je de plaatsen en jaartallen
achter de namen op een rijtje zet, kan je het verloop van de oorlog goed
volgen.In
augustus 1914vielen
de Duitsers het land binnen. In de
streek van Leuven en Mechelen werd er hevig gevochten. Daarbij sneuvelde F. Empereur.
Na de val van Antwerpen trokken de Belgen zich halsoverkop terug achter de
IJzer. Daar leverden ze eind oktober nog één grote veldslag. Jan Hendrickx was
bij de slachtoffers. Begin november liep de oorlog vast in de IJzervlakte. In
de jaren daarna werden er geregeld offensieven gelanceerd die weinig
terreinwinst opleverden, maar talloze soldaten het leven kosten. Onder hen
verschillende jongens uit Winksele. Drie
van hen overleden in het veldhospitaal van Cabour, nabij Adinkerke. Dat was in 1915 opgericht om de vele gewonden
van het IJzerfront te verplegen. Er konden 500 soldaten tegelijk worden
verzorgd. Pas in 1918 lukte het om de Duitsers voorgoed te verdrijven. Op 2
oktober, amper een maand voor de wapenstilstand, sneuvelde daarbij ook Francis
(Frans) Rochette. De Rochettestraat in
Winksele is naar hem genoemd. In vier jaar tijd sneuvelden ongeveer 42.000
Belgische militairen: één derde tijdens de eerste oorlogsmaanden, één derde
achter de IJzer en één derde tijdens het slotoffensief. Dat patroon is ook te
herkennen op dit monument.
Ook deze
kerk blijkt gesloten, er hangt echter een vaandel te wapperen met de woorden
Open Kerken. Het portaal van de kerk wordt ondersteunt door een houten schot.
Het gebouw moet hoognodig
gerestaureerd worden. Een kerkhof behoort hier eveneens tot het verleden. Er
resten slechts enkele ijzeren kruisen tegen de zijgevel.
Kleine
vierkante bordjes met een klaproos leiden ons tot bij infopaneel 13 op de
Brusselsesteenweg. Slecht geplaatst. Per toeval kijk ik achterom en zie ik het
paneel staan. We lezen: De begraafplaats van Veltem-Beisem. Op de
begraafplaats van Veltem-Beisem rusten Belgische slachtoffers van de gevechten
aan de Dijlelinie, in augustus en september 1914. Die gevechten vonden plaats
tijdens de zogeheten uitvallen uit Antwerpen. Er waren tienduizenden soldaten
bij betrokken en er vielen honderden doden. Na en soms zelfs nog tijdens de
veldslag werden de gesneuvelden haastig begraven. Gewoonlijk werden ze in de
maanden daarna heropgegraven en op een meer geschikte plek ter aarde besteld.
Soms gebeurde dat door vrijwilligers; soms dwongen de Duitsers gewone burgers
om deze onaangename klus uit te voeren. Enkele begraafplaatsen werden nog
tijdens de oorlog door de Duitse bezetter aangelegd, maar de meeste dateren van
na de oorlog en werden aangelegd op initiatief van de Belgische staat. Dat
geldt ook voor de begraafplaats van Veltem-Beisem. Het gaat om een verzamelbegraafplaats:
de meeste slachtoffers zijn elders gesneuveld of overleden, en zijn achteraf
heropgegraven en hierheen overgebracht. Enkele gesneuvelden werden na de oorlog
dichter bij huis begraven, maar dan moesten de nabestaanden alle kosten dragen.
Een plaatsje op één van de officiële oorlogskerkhoven was gratis. De
begraafplaats werd geopend in 1925 en is 1,14 hectare groot. Er rusten 904
Belgische militairen, van wie er 239 niet meer geïdentificeerd konden worden.
Allemaal vielen ze tijdens de twee uitvallen uit Antwerpen. De begraafplaats
ligt aan de steenweg van Leuven naar Brussel, in de jaren twintig de drukste
verkeersas van het land. Daardoor was ze snel en makkelijk bereikbaar voor
nabestaanden uit heel België. De foto, op het infopaneel, toont koningin Elisabeth
tijdenseen bezoek aan de begraafplaats
in 1955.
We rijden
verder tot de begraafplaats van Veltem-Beisem. Er staan geen wegwijzers
naartoe. Langs de drukke
Brusselsesteenweg vinden we de Belgische begraafplaats. Gelegen in de diepte.
Langs trappen te bereiken. Onder de trappen is een schuilplaats met grondplan
en register van de begraafplaats. Een infobord van 2014-18 heeft een gehaakte
poppy en verklaart: In 2014, dit jaar dus, is het 100 jaar
geleden dat Wereldoorlog één uitbrak: een strijd die aan miljoenen mensen het
leven gekost heeft. Ondanks het feit
dat de laatste menselijke getuigen overleden zijn, blijft deze periode
voortleven in het collectieve geheugen van ons land. België speelde een
belangrijke rol, niet in het minst door de moedige weerstand van onze soldaten.
Ter herdenking van de Groote Oorlog en de gevallen soldaten hebben talloze
vrijwilligers uit Scherpenheuvel-Zichem klaprozen (of poppies) gehaakt. De
klaproos is het internationaal symbool van de nagedachtenis aan WOI. Dit is
te danken aan het gedicht In Flanders Fields van de Canadese militaire arts
John McCrae, dat hij in 1915 aan het front in de Westhoek schreef. De klaproos is een bijzondere bloem
die bloeit op verwoeste grond waar andere bloemen geen kans krijgen. Ze
symboliseert de hoop op leven in de verwoesting aan het front. De bloedrode
kleur verwijst naar het bloed van honderdduizenden jongeren die aan het Vlaamse
front sneuvelden.Onderaan het bord werd het gedicht in
twee talen afgedrukt.In het midden van de dodenakker wappert de Belgische vlag. Op alle zerken
werd een driekleur aangebracht waarvan sommigen een zwart kruis hebben, de
onbekende soldaten kregen een leeuw en sommigen gewoon de driekleur. Achteraan
hebben enkele zerken de gehaakte poppy opgekleeft.
We rijden
naar het centrum van Veltem-Beisem voor de molen. We moeten het tweemaal vragen
voor we het geraamte vinden. Het is privé bezit geworden. Zonder wieken, maar
helemaal wit geschilderd en gerenoveerd. Onderaan is een garage, nieuwe ramen
en een TV-schotel maken het duidelijk dat de ex-molen niet te bezichtigen is.
Terug naar kp 38. Een heel eind terug
langs de drukke baan. Voor het centrum van Herent vinden we paneel nr 11 in de
Klein Dalenstraat. De titel is niet uit de lucht gegrepen: De
Martelaren van Herent. Als je de hogesnelheidslijn en de moderne woningen
even wegdenkt, krijg je hier een aardig idee van hoe Herent er in 1914 moet
hebben uitgezien: een boerendorp tussen grazige weiden en beboste heuvels. Net
zon uitzicht hadden honderden inwoners van Herent toen ze in de eerste oorlogsweken
vluchtten voor het Duitse leger en nog één keer omkeken naar hun dorp of,
voor de blijvers, toen ze door Duitse soldaten werden weggevoerd naar een
onbekende bestemming. Eén van de Herentenaars die dat overkwam, was pastoor Van
Bladel. Toen het gerucht de ronde deed dat de Duitsers in aantocht waren,
zochten zowat tweehonderd mensen hun toevlucht in de pastorie op het
O.L.Vrouwplein. Pastoor Van Bladel en onderpastoor Huypens gingen de Duitsers
vragen hun parochianen te sparen. Ze waren nauwelijks terug in de pastorie toen
ze werden opgepakt. Ze werden weggevoerd naar Tildonk en Rotselaar. Daar werden
ze een nacht lang opgesloten in de kerk. De volgende ochtend ging het
via Wezemaal, Putkapel en Wilsele naar Leuven. Daar werd pastoor Van Bladel, in
de ochtend van 28 augustus, samen met verschillende anderen geëxecuteerd in het
plantsoentje op het stationsplein, het huidige Martelarenplein. Een pastoor die samen met Van Bladel
gevangen werd gehouden in de kerk van Rotselaar schreef in zijn dagboek: Deze
voormiddag is pastoor Van Bladel van Herent bij ons in de kerk opgesloten. Hij
kreeg een plaats bij het zijaltaar aangewezen, maar men ziet hem gedurig
opstaan: hij wil tot het volk spreken. Hij loopt naar een Duitse bewaker en schijnt
het hoofd verloren te hebben. Hij is ervan overtuigd dat hij vermoord zal
worden. Pastoor Van
Bladel en de andere gefusilleerde burgers werden op het Leuvense stationsplein
begraven. Pas in januari 1915 werden hun lichamen weer opgegraven. De pastoor
werd ter aarde besteld op het kerkhof van Herent, naast de sacristie. Een jaar
na de oorlog besliste de gemeenteraad om de vroegere Kerkweg in het centrum om
te dopen tot Van Bladelstraat.
Bij het
station van Herent staat infopaneel 10 op de Mechelsesteenweg. We lezen: Bloedbad
in Herent. Veel mensen weten dat Leuven in 1914 door de Duitsers in brand
gestoken en geplunderd werd. Daarbij kwamen meer dan tweehonderd burgers om het
leven. Veel minder bekend is dat ook Herent uiterst zwaar getroffen werd. Op 26
augustus 1914, een dag na het bloedbad in Leuven, marcheerden Duitse eenheden
Herent binnen. Ze staken er tientallen huizen in brand, vooral aan en rond de
Mechelsesteenweg. Vanaf het Windgat (bij de huidige snelwegoprit) tot aan het
kruispunt van de Winkselsesteenweg en de huidige Gebroeders Massantstraat
stonden na afloop nog maar enkele huizen en boerderijen recht. Bij die branden,
en bij de moordpartijen die ermee gepaard gingen, kwamen 72 inwoners om het
leven. In verhouding was dat veel meer dan in Leuven, want Herent had toen maar
5.000 inwoners.
Aan de
overkant staat het nieuwe complex dat het gemeentehuis, politiebureel en de
Bibliotheek huisvest. We lezen daarover: Enkele honderden meters hier
vandaan, aan de overkant van de spoorweg staat nog altijd het oude
gemeentehuis. Op 26 augustus 1914
vielen Duitse eenheden er binnen; ze vernielden de inboedel en staken het
gebouw in brand. Het volledige gemeentearchief vanaf 1830 ging verloren,
inclusief de registers van de burgerlijke stand. Op de foto, bovenaan de tekst, zien we
dat alleen de muren nog overeind staan de ergste ravage was toen al
opgeruimd. In 1920 werd het gemeentehuis vrijwel in zijn oorspronkelijke staat
heropgebouwd.
Café Floreal
is gesloten. Zo te zien zal het ook niet meer open gaan. Het staat al een
tijdje te koop of te huur. Om een terrasje te doen zullen we moeten wachten tot
in Wilsele. Op de begraafplaats van Herent, naast de spoorweg, ligt menig
Oud-Strijder en oorlogsvrijwilliger van de Tweede Wereldoorlog begraven. De
meeste zijn rond WOI geboren en waren amper 30 jaar oud. Na kp 93 rijden we op
het Jaagpad van Leuven-Dijle. Op de andere oever bevindt zich een
industriegebied. We fietsen voorbij de Koninklijke Marine Kadetten, een school
voor jongeren die de basisprincipes leren van het varen en het leven aan boord.
Het volgende complex is de Remytoren.
Het bedrijf werd opgestart in 1855, door Edward Remy, als producent van
rijstzetmelen. Nu biedt het hoogwaardige kantoorruimte aan. Te huren of te koop. We passeren enkele
bunkers langsheen het jaagpad. Bij kp 31 bevinden we ons bij Keierveld. Als we
kp 35 volgen komen we voorbij het centrum van Wijgmaal. We wijken af en rijden naar de kerk van
Wijgmaal. We willen nu iets vinden om te drinken. Op een schaduw terras drinken
we een Omer en een alcohol vrij biertje voor ons bomma.
We stoppen
nog even bij de kerk voor het monument van 1914-18. Opgericht aan zijnen
Helden. Voorbij het H. Hart naar het portaal van de kerk. We moeten zien of we
binnen kunnen. Een wonder geschiedt! De kerk is open. Het interieur is licht.
Nochtans is de zoldering in een donkere houtsoort. De muren zijn wit
geschilderd. De glasramen zijn indrukwekkend. De tekst onder de Heiligen, van
de glas-in-loodramen, zijn nog in het Latijn geschreven. De enige die we
erkennen zijn Adam en Eva. Het zonlicht schijnt door de ramen en nu komen de
kleuren beter tot hun recht. Bij het station van Wijgmaal staat het monument
van Eduard Remy. Hoog op zijn sokkel zit hij in op zijn troonzetel en kijkt
starend in de verte. Een bordje op de sokkel vermeldt: Edouard
Remy, 1813-1896. Stichter fabrieken Remy nv in 1855. Inhuldiging Campus Remy,
19 maart 2005. De fabriek werd helemaal omgebouwd
tot een moderne school. We verlaten de campus en rijden verder. Even later
krijgen we argwaan. Het is lang geleden dat we ons knooppuntenbordje gezien
hebben. We vragen aan een voorbijganger of we richting Rotselaar rijden. Het
antwoord is positief, maar hij wil ons een kortere weg tonen. Wij bedanken en rijden verder tot
het eind van de baan. Links Leuven, rechts Aarschot. Niet goed hé? Terug dan maar tot bij het
monument van Remy. Daar zien we onze fout. We moesten vroeger zijn afgeslagen. We
rijden naar Rotselaar. De zon duikt achter de wolken als we het natuurdomein
Wijgmaalbroek doorkruisen. Een infobord legt de bezoeker uit wat men hier in
het bos kan vinden. Bij kp 30 vinden we het Oorlogsmonument Molen-Rotselaer.
De tekst eronder luidt: Ze waren 300 der 5de- en 25ste linieregimenten en
mitrailleurs der 5de brigade die vielen op den morgen van 12 september 1914. De
tekst in het Frans staat ernaast. Op drie verticale stenen panelen staan de 114
namen gegraveerd van de slachtoffers. De oud-strijders van Rotselaar richtten
in 1935 dit monument op. De tekst
luidt: Op
12 september 1914 sneuvelden hier 263 militairen van de 5de Brigade waarvan 169
van het 5de Linieregiment. Wij herdenken naast de 149 niet Geïdentificeerde
kameraden van de 5de Brigade.
Infopaneel
nr 9 verklaart nader: In deze omgeving werd op 12 september 1914 de
Slag aan de Molen gestreden, een bloedige episode van wat militaire historici
de tweede uitval uit Antwerpen noemen. Over die slag verneem je meer op het
informatiepaneel aan de Molen, een paar honderd meter verderop in de richting
van Rotselaar. Hier sta je voor twee monumenten voor de slachtoffers. Het
monument achteraan gedenkt alle gesneuvelden van de 5de Gemengde Brigade (zo
genoemd omdat ze manschappen van het 5de Linieregiment, het 25ste Linieregiment
en een Compagnie Machinegeweren bundelde). Het opschrift heeft het over 300
doden, maar in werkelijkheid waren het er nog meer. Na de oorlog werd de straat
omgedoopt tot vijfde Liniestraat, en werd de gemeente Rotselaar peter van het
5de Linieregiment. Het kleinere monument vooraan gedenkt luitenant Werner
Bavay. Het werd opgericht door zijn weduwe het opschrift is in deftig Frans,
want de familie was van adel. We weten vrij precies wanneer de luitenant
sneuvelde: op 12 september 1914, tussen half elf en kwart voor elf s morgens.
Een naïef plan? De dagorder van 12 september 1914 de officiële proclamatie
van het strijdplan voor die dag was erg positief, op het naïeve af: Vandaag,
12 september, zet het Belgisch Veldleger krachtdadig de aanval tegen de Duitse
stellingen voort. De 2de Legerafdeling zal Wezemaal aangrijpen. De overige
strijdkrachten zullen naar het westen marcheren en het kanaal oversteken te
Tildonk, waar zij een brug zullen werpen. De mannen op het terrein waren
minder optimistisch. Het terrein was ideaal voor een Duitse hinderlaag: hoge
oevers en smalle bruggen, en overal groen dat de verdedigers dekking bood. De
steenweg vanuit Rotselaar loopt via twee smalle bruggen over twee armen van de
Dijle, waarschuwde kapitein de Grox van het 1ste regiment Grenadiers. Ten
zuiden van de bruggen vormt de rivier een brede, diepe plas met steile,
dichtbegroeide oevers. De molen en de huizen eromheen worden aan het oog
onttrokken door bomen, struiken en hagen. Het schootsveld is zeer beperkt.
De molen van
Rotselaar bestaat nog steeds, al werd er duchtig gemoderniseerd. Het rad is
echter niet meer te zien. De site is privé. In een bijna verborgen hoekje staat
de grafzerk van Joseph Boden, eenzaam naast een kunststuk van verroeste
obushulzen. Hij sneuvelde op 12 september 1914. Infobord 8 vermeld De
Slag bij de Molen. Je bent hier in het gehucht De Molen zo genoemd vanwege
de watermolen op het eilandje in de Dijle. Op 12 september 1914 vond hier een
kort maar bloedig gevecht plaats, dat de boeken is ingegaan als de Slag bij de
Molen. Die dag kregen Belgische eenheden d opdracht om vanuit Rotselaar door te
stoten naar de vaart in Wijgmaal, waar de Duitsers lagen. Daarvoor moesten zee
langs De Molen. De brug over de
Dijle was een stuk smaller dan nu en vormde een flessenhals. De Duitse
artillerie had de brug onder schot. Toen de eerste Belgen de brug over wilden,
werden ze onder vuur genomen. Er vielen tientallen doden; honderden gewonden
probeerden zich door de inslaande kogels en granaten heen in veiligheid te
brengen. Na enkele uren werd de toestand onhoudbaar en moesten de Belgen zich
terugtrekken in de grootste wanorde, want de meeste officieren waren
uitgeschakeld. Veel soldaten probeerden de Dijle over te steken en verdronken
in het snelstromende water; anderen werden neergeschoten terwijl ze door de
velden in de richting van Werchter renden. De Slag bij de Molen kostte meer dan 300
Belgen het leven, plus zowat 50 Duitsers. Achteraf bezweken nog heel wat
gewonden in het ziekenhuis. Meer
dan 200 slachtoffers rusten op de militaire begraafplaats in Veltem. Een paar meter verderop zie je een
gedenksteen voor één van hen: soldaat Joseph Boden uit Waremme. Onderaan een oude foto met Belgische
militairen lezen we de volgende korte tekst: In 1914 gebruikte het
Belgische leger nog honden om de zware machinegeweren te trekken. Op 12
september joeg een artillerist in paniek twee honden met machinegeweer de Dijle
in. De stroming was te sterk en de dieren werden meegesleurd.
In feite
moeten we linksaf naar Werchter, maar we rijden rechtdoor naar de kerk van
Rotselaar. Een paar honderd meter verder. Op de hoek van de volgende straat
staat het gebouw van de voormalige brouwerij Mena. Ze was actief van 1897 tot
1969 en opgericht door een leerling van Jack-Op. Het gebouw is nu omgebouwd tot
gemeentelijk cultureel vrijetijdscentrum. De Sint-Petruskerk van Rotselaar, op
het Dorpsplein, is gebouwd in de 16de eeuw. We kunnen ze eveneens bezoeken. Bij
onze binnenkomst krijgen we een zangboekje en een blad met notenbalken en
muzieknoten in de hand gedrukt. Om zeven uur begint een dienst. Wij bedanken
echter en zeggen dat we niet zoveel tijd hebben. Ik rust achteraan even uit
terwijl bomma een kort toertje door de kerk maakt. We zijn ervan onder de indruk.
Het is een mooie kerk. De schilderijen in het koor zijn van de 17de en 18de
eeuw. Terug buiten maken we een toertje rond de kerk. De grafzerken zijn ook
hier jaren geleden verwijderd. Nog enkele staan tegen de gevel ter herinnering
aan vervlogen tijden. De
achtergevel staat in de stelling. Het monument voor gesneuvelden van beide oorlogen
is in de muur ingewerkt. Het brengt hulde aan hun helden en martelaren. Aan de
overzijde bevindt zich het gemeentehuis. Eveneens een modern complex. Naast de
kerk nodigt een terras uit om een laatste drink. Nog drie kilometer tot onze
auto. We rijden niet terug tot bij de watermolen. Hier zien we een pijl staan
richting Werchter. Het is wel langs de grote baan. Maar tien minuten later
staan we naast de auto. Het is 19:10u als we terug naar huis rijden. Tot
schrijfs. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina MeursBron:
Wikipedia
Fietsknooppunten:
89-51-10-48-1O-9-92-67-66-64-63-62-63-89. Afstand: 44 km
Woensdag 17
september 2014. Een stralende dag met helder blauwe lucht en een zwakke wind.
De zon schijnt bij een temperatuur van 19°. De weerprofeten beloven voor vanmiddag
zelfs 25° Celsius in de schaduw. Bakken en braden dus. Het is 08:30u als we
vertrekken naar Vlaams Brabant. Om 09:55u parkeren we de auto bij de Sint-Corneliuskerk
van Gelrode. De 16de-eeuwse toren, in ijzerzandsteen, is
het enige overblijfsel van de oorspronkelijke kerk. Tegen de zijgevel is het
monument van gesneuvelde soldaten en burgers van beide Wereldoorlogen
aangebracht. De Sint-Corneliuskerk is open. De pastoor is vooraan bij het
altaar bezig met voorbereidingen voor een eredienst. We weten niet of we de
kerk mogen bezoeken. We zullen het vlug genoeg weten. Op onze tenen wandelen we
door de mooie kerk. Ons Rina durft amper een foto te maken van het interieur. Glasramen
met onder andere de Heilige Cornelius, patroonheilige van de parochie. Naast
het portaal zijn twee nissen met Heiligen beelden. Vanop de grond tot het
plafond. De schabben buigen onder het gewicht door. De priester komt onze kant
op. We maken een praatje. Deze kerk werd gebouwd op de grondvesten van een
kapel. Door de eeuwen heen vergroot en daardoor werd ze niet geklasseerd als
monument. Al tweehonderd jaar werden aan de kerk restauratie- en
uitbreidingswerken uitgevoerd. Telkens in een andere stijl. We verlaten samen
de kerk en de deur wordt op slot gedraaid. We hadden even geluk.
Ons eerste
infopaneel staat op de parking over het kerkhof. Paneel nr 5 vertelt: De
eerste Duitse soldaten bereikten Gelrode in de namiddag van 19 augustus 1914,
enkele uren na hun inval in Aarschot. Uit angst voor francs-tireurs
controleerden ze iedere woning. En het bleef niet bij controleren: ze brandden
23 huizen plat en plunderden er 131. Die nacht sloten ze zeventig inwoners op
in de kerk. De volgende ochtend trokken ze verder in de richting van Leuven
maar niet voordat ze eerst zeven gijzelaars hadden gefusilleerd. Een week later
kreeg Gelrode opnieuw Duitse troepen op bezoek zichtbaar zenuwachtig, want
aan de Dijle werd hevig gevochten. Opnieuw joegen ze tientallen inwoners de
kerk in. Een pas bevallen vrouw werd op haar kraambed naar binnen gedragen. De
volgende dag stuurden de Duitsers een grote groep gijzelaars naar Wezemaal. Van
daaruit werden honderd Gelrodenaars, samen met vele honderden anderen uit
naburige dorpen, gedeporteerd naar kampen in Duitsland. De meesten konden pas
maanden later terugkeren. Vijf Gelrodenaars
stierven in Duitsland en kwamen nooit meer thuis. De list van de luitenant. Toen
een Duitse luitenant aan zijn commandant vroeg of hij de 70 gijzelaars uit de
kerk mocht vrijlaten, kreeg hij te horen dat hij één derde moest executeren. De
ontstelde luitenant bedacht een list: hij wees één derde van de gijzelaars aan
en vroeg toen opnieuw of hij hen allemaal moest terechtstellen, of maar één
derde van die kleinere groep. Allemaal, was het antwoord. Uiteindelijk werden
er toch nog veertien gijzelaars vrijgelaten. Zeven anderen werden daadwerkelijk
geëxecuteerd. Pastoor Pieter-Jozef Dergent (1870-1914) is het bekendste
oorlogsslachtoffer uit Gelrode. Op 26 augustus 1914 bracht hij samen met
voerman Hasalaers drie gewonde parochianen naar het ziekenhuis van Aarschot. Ze
hadden een vrijgeleide, maar werden toch opgepakt. Ze werden naar de
Onze-Lieve-Vrouwekerk gebracht, waar al honderden mensen gevangen zaten. De
pastoor werd zwaar mishandeld, en na een urenlange lijdensweg doodgeschoten.
Zijn lichaam werd in de Demer gegooid, waaruit het vijf dagen later werd
opgevist. Hij was alleen nog herkenbaar aan zijn zilveren horloge. Op 14
november 1914 werd hij plechtig begraven op het kerkhof van Gelrode.
Op de
begraafplaats vinden we de grafzerk van de Eerwaarde Heer Dergent. Het monument
is in ijzerzandsteen opgericht en dateert van 1920. Prachtig onderhouden. Op de
kleine zerken ernaast staan de namen vermeld van burgers die tijdens WOI werden
gefusilleerd. Een zerk vermeld: Doodgemarteld in Roeselare. Enkele grafzerken
van WOII.
Het stenen
kapelletje links van de baan is wat achterin gebouwd. Te bezichtigen door een
half gebogen raam. Een zwarte madonna wordt omringd door fotokaders. Uitleg
ontbreekt. Het bronzen monument van Pastoor Dergent werd in 1989 door de
parochianen iets verder op een pleintje verwezenlijkt. Hij was slechts enkele
maanden priester van Gelrode en doodgemarteld op 27 augustus 1914. We
wijken af en fietsen nog een stuk rechtdoor tot de Lindeboomstraat. We moeten
klimmen. Het laatste stuk is zo steil dat we het te voet moeten doen. Doodvermoeid
staan we dan toch op de Hondsheuvel. De houten staakmolen, of Moedermeule werd
omstreeks 1670 in Mechelen gebouwd. In 1830 afgebroken en hier terug opgebouwd.
De laatste restauratie dateert van 1975. Vanaf 12:00u wordt in het pand ernaast
voor de dorstige gezorgd. Wij wachten er niet op. Het is een steile klimming
langs enkele trappen tot bij de molen. Het levert een mooi panoramazicht op.
Het is dan ook mooi weer. Aan de andere kant van de helling is een
appelplantage van enkele hectaren groot. De groen rode vruchten hangen met
trossen aan de laagstammige bomen. Klaar om geoogst te worden.
We rijden
terug naar de kerk. Linksaf voor de kerk de Heldenstraat in. We houden halt voor
het kruis en een gedenkplaat tegen de zijmuur van een huis. De zeven
silhouetten in zink vervaardigd stellen de onschuldige burgers voor die door de
Duitsers werden terechtgesteld met de kogel. Twee van de figuren zijn reeds
getroffen en stuiken neer. Het infobord
tegen de gevel verklaard: Op deze plaats werden op 20 augustus
1914 zeven onschuldige burgers van Gelrode door Duitse soldaten
terechtgesteld. Een
arduinen grafzerk werd hier als aandenken symbolisch geplaatst.
Voorbij het
dorp rijden we rechtsaf. We klimmen tot een bosrijk gebied. Een asfaltbaan
leidt ons door een holle weg. We horen de eikels uit de bomen vallen. Hopelijk
vallen ze niet op ons hoofd. Ons Rina weet ervan mee te spreken en draagt uit
voorzorg haar fietshelm. Bij elke
dreef, links of rechts, hangt wel een bordje met Verboden toegang, privaat
domein. Of er wordt gewoon een prikkeldraad gespannen. Alleen de soldaten
ontbreken. Het zonlicht komt amper door het bladerdek heen. De temperatuur is
uitstekend. We naderen Aarschot. Hier leiden enkele bordjes ons naar het
Sint-Rochusmemoriaal. De herdenkingszuil van augustus 1914. Weer een steile
klimming die we als echte veteranen te voet afleggen.De tekst is in het Frans. Achter het
memoriaal staat een paal met de Nederlandse tekst. Er staat: Ter herinnering aan
de heer Joseph Tielemans, burgemeester van de stad Aarschot. Aan zijn broer, de
heer Emile Tielemans, voorzitter van de commissie van burgerlijke godshuizen
van Aarschot. Aan zijn zoon, de heer Louis Tielemans en aan de Aarschottenaars,
laffelijk gefusilleerd op deze plaats door de Duitsers op 20 augustus 1914.
Mogen zij rusten in vrede.
Hier vinden
we info 4: In koelen bloede gefusilleerd. Op deze plek toen nog
een weide werden in de vroege ochtend van 20 augustus 1914 negenentwintig
onschuldige burgers geëxecuteerd. Een paar uur eerder hadden vijfenzeventig
anderen hetzelfde lot ondergaan in Leen, een paar honderd meter dichter bij het
stadscentrum. Een foto
boven de tekst vertoont kroonprins Leopold, de latere koning Leopold III. Hij
bezoekt samen met andere prominenten de executieplaats in 1923. We lezen
vervolgens: Om elf uur s avonds werd een groep van tientallen
gijzelaars de stad uitgeleid, naar deze plek. Ze werden geboeid en moesten op
de grond gaan liggen. Om kwart voor zes de volgende ochtend moesten ze in rijen
van drie gaan staan. Een Duitse officier wees in elke rij willekeurig een
slachtoffer aan. Zij werden naar de voet van de helling geleid en doodgeschoten.
Eerst waren burgemeester Tielemans, zijn broer Emiel en zijn zoon Louis aan de
beurt; daarna 26 anderen, onder wie een gewonde soldaat. De lijken werden in
een kuil gegooid. De andere gegijzelden, die al die tijd met hun rug naar de
executies hadden gestaan, mochten terug naar huis: opgelucht omdat ze het
overleefd hadden, maar in shock door wat ze hadden meegemaakt.
Schuin
achter de gedenkzuil staat het St-Rochusmemoriaal. De herdenkingskapel werd in
1965 gebouwd op initiatief van Jozef De Vroey, een Aarschotse priester wiens
vader één van de slachtoffers was. In het voorportaal staat Christus op de
koude steen, een houten beeld uit de 16de eeuw dat zwaar beschadigd raakte
toen Duitse soldaten de Onze-Lieve-Vrouwekerk in brand wilden steken. Het
standbeeld van de Mijmering, een geknielde man op sokkel, is een kunstwerk
van G. Wouters. Een bordje verklaart: 19 en 20 augustus 1914. Wij
hebben de schuldigen vergeven, de slachtoffers vergeten wij niet.
We rijden
verder langs de Leuvensesteenweg het centrum van Aarschot binnen. Tijdens de
beide wereldoorlogen werd de stad zwaar geteisterd. Bij de kapel houden we halt. De Ommegangkapel Weg om is een
Onze-Lieve-Vrouwekapel en heeft als opschrift: Hersteld in 1989. Ze is echter
ouder. Het interieur is prachtig. Geschilderde muren met notenbalken en
muzieknoten. Verschillende plastieken bloemen kleuren de kapel op, waar de
maagd centraal staat. Naast één van de vroegere poortopeningen van het
begijnhof staan de gerestaureerde s Hertogenmolens over de Demer. Via een
waterschot kan het water tegen gehouden worden. Begin 16de eeuw draaiden hier
verscheidene watermolens. De graan- en moutmolens kregen een militaire functie.
Elk schip dat wilde passeren moest tol betalen. Nu zijn er een Brasserie,
feestzaal en seminarie in ondergebracht. Er zijn wegenwerken aan de gang. Maar
is dat niet overal? Bij de restauratie van het complex is nog veel
ijzerzandsteen gebruikt.
Aarschot is
één van de Martelaarsteden: zeven steden in Vlaanderen en Wallonië die
bijzonder zwaar getroffen werden tijdens de Duitse opmars in 1914. Over heel
België werden ongeveer 5.500 burgers het slachtoffer van Duitse wraakacties. We
stallen ons stalen ros onder de booggang van het begijnhof. We gaan te voet de
bezienswaardigheden verkennen. Het begijnhof werd opgericht in 1259 door
Hendrik III, door brand verwoest in 1543, herbouwd in 1635, aangeslagen in 1797.
In 1944 werd het hof verwoest door de geallieerde bombardementen. In 1955 vond
de eerste steenlegging plaats voor de wederopbouw en in 1960 vond de
inhuldiging plaats. De overblijvende huisjes werden gerestaureerd in 1998. Thans
wordt het complex uitgebaat door het OCMW en bewonen de bejaarden de huisjes. Boven
elke ingangsdeur prijkt een Heiligen beeldje. Op het grasplein pronkt het
Begijntje. De majestueuze kerktoren toornt hoog boven de bomen en huizen uit.
Het plantsoen tegen de straat is van architecturele waarde. De verschillende
bomen komen prachtig tot hun recht. De bloemen bloeien nog weelderig hoewel de
herfst voor de deur staat. De kleine kapel met het Heilig Kruis scoort hoge
toppen. Het Christusbeeld hangt aan het kruis, maar dat heeft niet altijd zo
geweest. Twee muurtegels brengen verklaring: Vereerd meer dan 300
jaren werd dit Kruisbeeld misdadig verminkt in den nacht van 8 april 1912. Het tweede steentje vermeld: In
den Demer teruggevonden werd het door t Aarschotsch volk in eere hersteld op
28 april 1912. De kapel
wordt gebruikt door de plantsoendienst om materiaal in te stallen.
Tussen het
begijnhof en de kerk staat het voormalige Cantorijkasteel. Hier woonde vroeger
de Cantor, kanunnik en voorzanger. Het gebouw werd gesloopt in 1890 en een
kasteel in Vlaamse stijl werd opgetrokken dat nu dienst doet als Vredegerecht. Tijdens
WOII eisten de Duitsers het gebouw op en in 1944 nam de generale staf van de
Waffen-SS er zijn intrek. In dat jaar
bombardeerden de geallieerde luchtmacht het gebouw. Na de oorlog werd het
heropgebouwd. In 1984 kocht de Belgische staat het pand en restaureerde het tot
een vredegerecht en BTW kantoor. Het standbeeld van De Magister in de
voortuin is van de hand van Marcel van Ouytsel.
Bij de O.L.Vrouwekerk
van Aarschot vinden we infopaneel 3. Op de foto poseren Duitse soldaten voor de
ingang van de kerk. Achter hun zijn kerkstoelen opgestapeld. Het opschrift, van
de foto luidt: Duitse soldaten hebben met kerkstoelen een
brandstapel gebouwd. We
lezen verder: Kazerne, stal en gevangenis. De
O.L.Vrouwekerk is al sinds de middeleeuwen de grootste en mooiste kerk van
Aarschot. Op 20 augustus 1914, een dag na de dramatische schietpartij op de
Grote Markt, werd ze geplunderd. Schilderijen werden gestolen, offerblokken
opengebroken, glasramen vernield. Tot vijf keer toe probeerden de Duitsers de
kerk in brand te steken. Na 20 augustus deed de kerk drie maanden dienst als
paardenstal, kazerne en gevangenis. De Duitsers hadden de stad laten ontruimen:
iedereen die zich nog op straat vertoonde, werd opgesloten in de kerk. Algauw
zaten er honderden gijzelaars. Een kleine gebedsruimte werd zelfs gebruikt als
bordeel. Na een week werd een grote groep gedeporteerd naar Duitsland; de rest,
vooral vrouwen en kinderen, mocht gaan. In de dagen en weken daarna werden nog
honderden andere gevangenen in de kerk opgesloten. De gedeporteerden zouden hun
huis vaak pas maanden later terugzien. Als ze geluk hadden, stond het nog overeind. Een Belgische soldaat schreef in
zijn dagboek: Er waren ongeveer honderdtwintig mannen en
vrouwen. Geen kinderen. Zes of acht waren dood. Ze zeiden dat ze twee of drie
weken geleden waren opgesloten. Ze
waren de tel kwijt. Ze zeiden dat de Duitsers hun om de vier dagen zwart brood
en water hadden gegeven, en dan nog zeer weinig.
De O.L.Vrouwekerk
is niet toegankelijk voor toerisme. Ze dateert van begin de 14de eeuw en werd
pas voltooid in 1453. De ijzerzandsteen werd gewonnen in het Hageland. De toren
is gebouwd in 1574, nadat een bliksem in 1572de torenspits verwoestte. Zij heeft een hoogte van 85 meter. De gaten in
de stenen getuigen nog steeds van een felle strijd tijdens de oorlogen. Rechts
naast de hoofdingang staan oude graftombes. De middelste is van Jacob Picard,
de ontwerper van de kerk in 1337. Een kleine grafzerk is van de onderpastoor
van de parochie. Overleden op 62 jarige leeftijd. Het H. Hartbeeld staat op een
plein, tegenover de kerk, in de schaduw van enkele oude bomen. Achteraan de
kerk staat het bronzen beeld van St-Rochus. Een pelgrim. De wandelstok in de
hand en de St-Jacobsschelpen om de nek.
In het
stadspark is men momenteel bezig met renovatiewerken aan het Capucijnenklooster
dat dateert van 1688. Het voormalige klooster en de aanpalende hovenierswoning
worden omgebouwd tot een vergader- en conferentiecomplex. Op de vernieuwde kiosk
zitten de studenten uit te blazen na enkele uren op de schoolbanken te hebben
gezeten. Het
Beeltenis van O.L.Vrouw van Aarschot is een gebeeldhouwd werk van Tony Luc
Blickx, onthuld op 15 augustus 1949.Ook
hier in het park bloeien de bloemen nog op hun best. Ze geven geen enkel teken van de naderende
herfst. Opzij van de kiosk staat het monument van kunstschilder Pieter J.
Verhaghen (1728-1811). Hij was een natuurtalent en verhuisde van zijn
geboortegrond Aarschot naar het mondainere Leuven. Langs de halfronde Drossaerdepoort,
gebouwd in 1470 en herbouwd in 1982, verlaten we het stadspark en slaan
linksaf. De oude Waterpompop het plein
is een armpomp van 1776 met een Kasseistamper uit de 20ste eeuw. Kasseistamper
is een spotnaam voor de Aarschottenaars. Op de Grote Markt staat de grote
monumentale waterpomp van 1710 op een waterput die nog van voor 1585 dateert. Vele
huizen gingen tijdens WOI in vlammen op en werden in Vlaamse stijl
heropgebouwd. Tegen de muur van de plaatselijke bank staat infobord 2met als
titel: De
lont in het kruitvat. In het bankgebouw op de hoek van de Martelarenstraat
woonde in 1914 Jozef Tielemans, brouwer en burgemeester van Aarschot. Aan de
Marktzijde had het huis een balkon, en op dat balkon voltrok zich de eerste
akte van een drama dat aan 171 Aarschottenaren het leven zou kosten. In de
ochtend van 19 augustus 1914 trokken Duitse eenheden de stad binnen. Hun
bevelhebber, kolonel Stenger, nam zijn intrek in het huis van burgemeester
Tielemans. Rond zes uur stond de kolonel met twee officieren op het balkon.
Opeens klonk er een schot. Er ontstond paniek, en twintig minuten lang werd er
in het wilde weg geschoten. Daarbij werd kolonel Stenger dodelijk getroffen. Nu
weten we dat de gehate kolonel wellicht werd gedood door één van zijn eigen
soldaten, maar in 1914 dachten de Duitsers aan Francs-tireurs, gewapende
burgers. Uit wraak staken ze honderden huizen in brand en dreven ze de bewoners
naar de Grote Markt. Daar werden de gijzelaars bedreigd en mishandeld. Er
werden ook vrouwen verkracht. Later die avond en nacht werden twee groepen
mannen de stad uit geleid. Daar werden tientallen van hen geëxecuteerd. Bij de
slachtoffers: burgemeester Tielemans, zijn broer Emiel en zijn vijftienjarige
zoon Louis.Een getuige van 13 jaar vermeldt: De
soldaten zeiden dat ze kanonnen op ons zouden richten en ons zouden
doodschieten. Ze dreven ons zo dicht bij elkaar dat we naar adem hapten. Langs
de kant van de apotheker staken ze al de huizen in brand. Nu gaan wij jullie
in die brandende huizen duwen, riepen ze. De woorden van Clementine De Leender zinderen nog lang na.
Het oude stadhuis werd op 16 september 1914 door brand verwoest. Op deze plek
staat nu het monument voor de gesneuvelden. Het herdenkt de helden van beide
wereldoorlogen. De namen werden netjes links en rechts van de obelisk in de
arduinen muur gebeiteld.
Het is vrij
rustig op de Grote Markt. De vele terrasjes maken het gezellig. Enkele stoelen
zijn bezet door mensen die van de zon en elkaars gezelschap genieten. De
parasols behoeden de mensen van de brandende zon. Ook hier vinden we de hoge woningen
met trapgevels. Op de hoek staat
het monument van de Demerwachter. Een geschenk van Lions Club Aarschot aan de
bewoners van de stad op 8 oktober 1995. Gemaakt door de beeldhouwer Roland
Rens. De gotische St-Rochustoren, naast het monument, draagt het wapenschild
van Aarschot. Hij dateert van de 14de eeuw en is gebouwd in ijzerzandsteen. De
toren diende in de 18de eeuw als gevangenis, folter- en gijzelkamer. De ingang
zit een beetje onder het straatniveau.
Voorbij het
moderne glazen stadhuis wandelen we over de brug die de Demer overspant en
gaan linksaf. De rivier stroomt snel. Wie hier wil kajakken moet zeker ervaring
hebben. Stroomopwaarts roeien zit er niet in. Als hier mag gekajakt worden
uiteraard. De jonge en de vis wordt Demerdromen genoemd, een beeld van M.
Ceulemans. Op de middenberm van de Pastoor Dergentlaan staat de gedenksteen van
de pastoor uit Gelrode. Op deze plek werd hij dood geschoten. Op de arduinen
steen staat de tekst: Z.E.H. Dergent J. Pastoor van Gelrode. Op 27
augustus 1914 neergeschoten uit haat tegen het recht, hij viel in dienst van
zijn parochie, zijn vaderland en zijn Heer.
We komen
terug bij het voormalige begijnhof. Middag is reeds gepasseerd en we picknicken
op een zitbank in de mooie tuin. Genietend van de zon.
Met de
fietsen rijden we langs de Demer. Linksaf, rechts en dan via de Nieuwstraat
naar de Maaldersstraat. Een stevige klim naar boven. Te voet gaat het gemakkelijker.
De Orleanstoren op
de Kouterberg was een hoektoren van de stadsomheining in de 13de-eeuw. Volgens
de legende van Julius Ceasar was het hier dat de keizer met zijn boog een arend
neerschoot, zijn bek was afgeschoten en Aurelianis, de neef van Julius Ceasar,
noemde deze plaats Bekaf. Julius was gevleid door de mooie woorden en
beloonde hem op zijn beurt door hier een vestiging te bouwen, de Aurelianstoren
welke later Orleanstoren werd en Bekaf werd eerst Arendschot, daarna Aarschot. Op
enkele fotos was te zien dat men de toren kon bestijgen en mooie panoramazichten
kon fotograferen. Nu is de toegang afgesloten. Door de schietgaten zien we nog
de aluminium draaitrap. Grote, dikke takken van de omringende bomen overschaduwen
de toren. Insecten komen ongevraagd op je huid zitten en doorboren je met hun
angel. Na de toren rijden we terug richting centrum. Terug de Demer over tot
bij het monument van pater Jozef Raskin (1892-1943). Een arduinen
herdenkingssteen werd in de sokkel gemetst waarop staat: Aan
Pater Jozef Raskin. Missionaris van Scheut. Vuurkruiser 1914 18.
Legeraalmoezenier 1940. Wegens Vaderlandslievend Verzet onthoofd te Dortmund op
18 oktober 1943. Het
standbeeld werd ontworpen door Tony Luc Blickx. Door wegenwerken moeten we
omrijden en stoppen bij een kapel, dat we anders gemist zouden hebben. Een oude
kapel. Een groot Heiligenbeeld van Maria met twee engeltjes en vele plastiek
bloemen.
We rijden
naast de spoorweg. We wijken af naar knooppunt 48 en houden halt bij de
begraafplaats Ourodenberg van Aarschot, met Belgische gesneuvelden van beide wereld
oorlogen. Hoge sparren sieren de inkom. Een hoge zuil met een opschrift: Aarschot
dank de helden van het 6de, 9de en 26ste linieregiment uit de Wereldoorlog 1914
1918. Verderop is paneel
nr 1: Hier,
op de stedelijke begraafplaats van Ourodenberg, liggen sinds 1914 tientallen
slachtoffers van de Slag bij Aarschot en van de Duitse gruweldaden in de uren
en dagen daarna. Midden op de begraafplaats bevindt zich het ereperk. Daar
liggen 92 militairen die gesneuveld zijn tijdens de Slag bij Aarschot: een kort
maar bloedig gevecht tussen het Duitse leger en een Belgische achterhoede, in
de ochtend van 19 augustus 1914. Aanvankelijk lagen er ook Duitse slachtoffers,
maar die later elders begraven. Behalve soldaten zijn in het ereperk niet
minder dan 119 burgers begraven. Meestal gaat het om inwoners van Ourodenberg
en Aarschot die door de Duitsers zijn vermoord. De meeste doden werden eind 1914 opgegraven
waar ze gevallen waren en hierheen gebracht. Enkele slachtoffers dikwijls
bemiddelde, Franstalige notabelen liggen elders op deze begraafplaats in een
familiegraf. Die graven zijn te herkennen aan een stenen plaatje met een lelie,
het wapen van de stad Aarschot. Eén grafsteen nu niet langer te zien met
het opschrift: laffelijk vermoord door de Duitsers werd in 1940 door de
familie weggehaald. De Duitsers waren toen net voor de tweede keer België
binnengevallen, en ongetwijfeld waren de nabestaanden bang voor nieuwe
represailles.
Tegen de
muur van de begraafplaats werd een monument geplaatst voor de zusters van het
Sancta Maria instituut te Aarschot. Hun namen werden links en rechts van de
grafzerk vereeuwigd in arduinen platen. De laatste zuster werd hier begraven in
2003.
De molen is
totaal verwaarloosd. De wieken rotten weg. De witte romp is grauw en grijs
geworden. Alleen het wapenschild van de stad heeft nog zijn kleuren. Het
reclamepaneel van Duvel heeft niet gebaad. De aangebouwde herberg staat al
jaren leeg. De gordijnen zijn dicht achter de vuile ramen. Op de oprit en parking
groeit het onkruid een meter hoog.
Opdat we een
kortere weg nemen naar het station van Aarschot, vinden we een wegwijzer naar
de Lourdesgrot in de Meetshovense bossen. Daar rijden we dan naar toe. Het 60ha
groot natuurgebied is gekend als wandel- en speelbos. Het Grotteke van
Meetshoven werd gebouwd vanaf 1934 door Jef Van Dessel. De vele zitbanken
laten uitschijnen dat hier nog geregeld diensten worden gehouden. Bovenop de
grot staat de Calvarieberg.Dankbetuigingen
werden tegen de grot bevestigt: Bedankt voor bekomen gunsten en Dank aan Onze
Lieve Vrouw om er maar enkelen te noemen. In een andere grot staan
verschillende Heilige beelden. Bouwjaar 1937. Mooi gerestaureerde kapellen. In
deze kapel huizen de drie maagden met hun moeder. Gelukkig achter slot en
grendel. Het is warm. In de zon is het over de 25°. Ons drinken is allemaal op.
Het wordt tijd dat we een terras tegenkomen om even te verpozen. We rijden een
klein stuk terug en volgen knppnt 10.
Bij knppnt 9 volgen we het jaagpad langs de
Demer stroomafwaarts. Hier wordt massaal gefietst, vooral door veteranen.
Rechts hectaren landbouwgrond met maïs, soms afgeboord met enkele bomen. Bij
knppnt 92 dwarsen we een drukke straat die naar Betekom leidt. Op een bord
heeft men fotos geplaatst van vroeger. Hoe het hier vroeger uitzag. Een
jaartal staat er echter niet bij. Veel is er niet veranderd. Enkel de brug, die
kon men toen ophalen om koopvaardij schepen te laten passeren. We blijven de
rivier volgen over 4,8km tot knppnt 67. Dan dwarsen we de Demer over een houten
brug, en laten Hellicht rechts liggen. We rijden richting Rotselaar. Bij taverne Torenhoven stappen we van onze
fietsen om het nuttige met het aangename te combineren. Daar tegenover werd de
Donjon Terheyden gebouwd. Een infobord legt uit: Toren
ter Heiden. De toren is een donjon of woontoren, in het midden van de 14de
eeuw als statussymbool gebouwd door ridder Gerard Vander Heiden, leenman van de
heer van Rotselaar, drossaard van Brabant en door huwelijk heer van Boutersem.
De bakstenen toren telt 5 verdiepingen, onderling verbonden door een
wenteltrap. Hij is gebouwd op een grondplan in de vorm van een Grieks kruis. De
toegang bevindt zich op de eerste verdieping en was oorspronkelijk bereikbaar
via een ophaalbrug. De sierlijke dakverdieping werd in 1620 gebouwd op de
oorspronkelijke open weergang. De muurbekleding in witte zandsteen en ijzerzandsteen
dateert van 1870. In 1631 werd het achterliggende woonhuis gebouwd in Vlaamse
renaissancestijl. De schoorsteen is een stille getuige van brouwerij De
Toren. Door de familie Smedts werd hier in de periode 1870 1939 bier
gebrouwen met klinkende namen: Faro, Dik-kop, Wit-kop, Idéal sterk, Dubbel
Diesters en Aerschotse Bruine. De toren Ter Heiden is een beschermd monument
sinds 3/7/1942. Het achterliggende natuur-, sport- en recreatiegebied is
genoemd naar de toren, symbool en trots van de gemeente Rotselaar.
Om 18:15u
rijden we verder. Het was heerlijk toeven op het tuinterras met een St-Jacobsbier
en een heerlijke maaltijd. Verder naar knppnt 66. Op enkele huizen, of een
eenzame hoeve na fietsen we tussen weilanden met een gevarieerde groententeelt.
De zon schijnt nog hoewel ze nu lange schaduwen geeft. De dagen zijn korter
geworden. Aan ons volgende knppnt moeten we de spoorweg onderdoor. We naderen
Wezemaal. Door een grinddreef met oude statige beuken rijden we tot aan een
kleine abdijkapel, van een voormalig klooster. Het is nu een enorme uitgebreide
school. Vlak voor Wezemaal moeten we rechtsaf in Kerkebroek. Tussen hoge groene
bomen fietsen we over de asfaltbaan. Hoe later het wordt, hoe frisser. We
trekken onze trui aan. Door het centrum van Wezemaal naar deSt-Maartenskerk. Een gotisch gebouw van
lokale ijzerzandsteen. Na de omgrachte norbertijnen pastorie uit 1924 vinden we
infopaneel nr 7 en lezen we: Je
staat hier bij het monument voor de Wezemaalse slachtoffers van de beide
wereldoorlogen. Elk dorp in de
wijde omgeving heeft zon monument, en daar is een reden voor: de dorpen van
het Hageland hebben zwaar geleden, vooral bij de Duitse inval in 1914. Op 19
augustus 1914 verschenen de eerste Duitsers in Wezemaal. Ze staken 46 huizen in brand en
vermoordden twee inwoners onder hen de hoogbejaarde pastoorsmeid, die zich
uit angst in de struiken had verstopt. Op 25 augustus vertrokken de Duitsers
opeens weer. Ze moesten het Belgisch leger afslaan, dat hen vanuit Antwerpen in
de flank had aangevallen. Twee
dagen later waren ze terug in Wezemaal. Ze begonnen een ware klopjacht. Mannen,
vrouwen en kinderen werden opgesloten in de kerk. Daar bleven ze twee dagen en nachten.
Toen moesten ze te voet naar Nossegem, waar ze op de trein naar Duitsland
werden gezet. Hoe het hen daar verging, lees je op het informatiepaneel bij de
kapel. De
gemeentesecretaris van Wezemaal Jacobus Verhaegen schreef in zijn dagboek: Op
donderdag 27 augustus ten elf ure voormiddag werd k door twee Duitsers uit mijn
huis naar de kerk gejaagd. Mijn noenmaal
was gereed maar ik moest het onaangeroerd laten. Den 29 augustus s morgens ten
4 ure werd de kerkpoort geopend. Wij moesten vertrekken. Waarheen, niemand wist
het!Over de gijzeling in de kerk, vertelden
pastoor Heylen en onderpastoor Celis het volgende: Tegen
de avond was de kerk al vol, en nog bracht men mannen van Rotselaar, Gelrode,
Nieuwrode, zelfs van Wijgmaal en Herent. We bleven zo met rond de 700 man
(waarvan 332 van Wezemaal) bijna zonder eten of drinken in de kerk van
donderdag tot zaterdagmorgen rond half vijf. Dan werden wij op rijen van vier
geplaatst tussen een haag van soldaten die ons beschimpten en stampten en
sloegen. Op het bord staat een oude foto
afgebeeld met een windmolen. De tekst eronder luidt: Aan
de oostkant van Wezemaal, verscholen achter de huizen, ligt de wijngaardberg.
Boven op die berg stond vroeger een windmolen. Die werd in 1914 door het
Belgisch leger vernietigd om te verhinderen dat de Duitsers hem als uitkijkpost
zouden gebruiken. Voor het vroegere molenaarshuis in de Kerzestraat staat een
replica.
Op de herdenkingszuil
staan de namen van burgers die in Duitsland overleden zijn in 1914-1918. Op de
zijkant worden de vermoorde burgers herdacht van 14-18. En achteraan staan de
namen van de oorlogsslachtoffers van 40-45. Op de begraafplaats van Wezemaal rusten
Oud-Strijders van de Tweede Wereldoorlog. Ons infopaneel 6 zien we niet
onmiddellijk staan. Het moet nochtans hier in de buurt zijn. De kapel van
O.L.Vrouw van Bijstand, staat voor de Wijngaardberg. Een mooie grote kapel die
prachtig onderhouden is. De deur staat wagenwijd open. Alles mag gezien worden.
Veel lichtinval langs de zijkanten. Vanaf hier hebben we enkele jaren geleden
een stevige wandeling gemaakt naar de top van de Wijngaardberg. Het was toen
heel warm en het was afzien. Een mooie wandeling. Aan de overzijde, op de
kleine parking van de begraafplaats staat paneel nr 6: Op
transport naar Duitsland. Op de begraafplaats van Wezemaal, aan de overkant van
de Beninkstraat, bevindt zich een monument voor een vergeten groep slachtoffers
van de Eerste Wereldoorlog: de burgers die werden gedeporteerd naar Duitsland
en niet levend terugkeerden. In augustus 1914 werden niet minder dan 328 van de
zowat 2.000 inwoners van Wezemaal naar Duitsland gevoerd. Ze werden er maanden
in verschrikkelijke omstandigheden vastgehouden in het gevangenenkamp van
Munster. De foto
onderaan toont een grafzerk: Het lijkt een grafsteen, maar er ligt
niemand onder. Graf nummer 16 van rij 13 is een monument voor vijf mannen van
Wezemaal die zijn omgekomen in het gevangenenkamp van Munster. In het kamp van Munster werden
meer dan 20.000 buitenlandse burgers en soldaten opgesloten. De
gevangenenkampen van WOI waren moeilijk te vergelijken met de concentratie- en
uitroeiingskampen van WOII, maar toch kwamen 13 burgers van Wezemaal niet
levend terug: zes werden doodgeschoten, zeven stierven door ziekte en
ontbering. Gemeentesecretaris Jacobus Verhaegen was één van de 328 weggevoerde
Wezemaalnaars. We lezen: Den eersten nacht meenden wij dat er
niemand van ons s morgens nog zou geleefd hebben. Zeven onzer dorpsgenoten
werden zonder reden doodgeschoten. Er werd daar tussen de hoop geschoten zoals
hier de mussen geschoten worden. Ook pastoor Heylen en onderpastoor Celis waren twee
gedeporteerden. Ze schreven in hun dagboek over hun aankomst in het kamp van
Munster: We werden door de soldaten in een grote donkere
paardenstal gestuurd. Van eten of drinken, zelfs van water was er geen sprake.
We legden ons neer op het weinige strooi dat er was, en waren reeds zo half
ingeslapen toen opeens als het ware een paard met volle geweld de stal werd
rondgejaagd. Maar t waren Duitse soldaten die als wilden de stal waren
binnengevlogen, en die ongelukkige gans afgematte sukkelaars sloegen en
stampten zoveel ze konden en dan schoot men op die mensen.
Het laatste
stuk naar Gelrode is zwaar. In het westen kleurt de ondergaande zon rood en
geel. Vanaf knppnt 63 fietsen we langs de snelweg E314. Een hels lawaai van
voorbijrazende voertuigen. Het gaat tevens heuvelop langs een grote
appelplantage. Links van ons weilanden met paarden en op de achtergrond de
donkere bossen van Kloesebos. Hectaren maïs staat nog te wachten om afgereden
te worden. Werk aan de winkel. Om 19:45 arriveren we terug in Gelrode. Tot
schrijfs.
Zondag 14
september 2014 vertrekken we vanuit Ekeren. Bij de afrit van Zemst slaan we
linksaf. De boordcomputer geeft slechts 17° aan. De zon krijgt geen kans om door
de dikke wolken te dringen. We hopen toch dat ze haar best zal doen en niet
wacht tot vanmiddag, zoals gisteren. Toen was het eerst twaalf uur toen ze door
het wolkendek heen brak. We kunnen
alleen maar hopen. Vandaag fietsen we langs de Dijlelinie fietsroute. Op deze
manier duiken we in de oorlogsgeschiedenis van de provincie Vlaams-Brabant. Na
de terugtrekking in de fortengordel rond Antwerpen gaf koning Albert het bevel
om enkele uitvallen te doen en zo de druk op de Franse troepen rond Bergen te
minderen. Bij de eerste uitval van 24 tot 26 augustus 1914 raakten de Belgen
tot in Zemst, Wespelaar en Imde. Bij de tweede uitval van 9 tot 13 september
1914 baande het Belgische leger zich een weg tot Rotselaar en Aarschot. De
fietsroute is oorspronkelijk 91 kilometer lang. Wij maken er drie lussen van
die ons langs bestaande knooppunten, door enkele gezellige gemeenten, loodst
met informatieve buitenpanelen. Vandaag vertrekken we vanuit Boortmeerbeek dat
tijdens WOI bezet werd door de Krefelder Landsturm. De Landsturm was een korps
van reservesoldaten, die in het dagelijks leven gewone burgers waren. Omdat ze
minder goed getraind waren dan de echte stoottroepen, en meestal ook wat ouder,
werd er vaak de spot met hen gedreven. In Boortmeerbeek verbleven ze aan het
station.
We parkeren op
het dorpsplein. Boortmeerbeek ligt op de grens van de zuiderkempen en de
Brabantse leemstreek. De natuurgebieden Broek en Pikhakendonk maken deel
uit van deze gemeente. Het uniek landschap werd door de eeuwen heen door de
Dijle gevormd. De Sint-Antoniuskerk werd
heropgebouwd in 1924 nadat ulanen haar bij het begin van WOI afbranden. In de
toren hangen drie klokken die net beginnen te luiden. Om 11:00u is er een
eredienst en op deze manier weten de parochianen dat ze verwacht worden. De
deur staat open, we kunnen het interieur nog bezoeken. De vele
glas-in-loodramen dateren van 1925 en 1950. Ze maken de kerk te donker.
Vlak naast
de kerk staat onze eerste infozuil, nr 26. Ik lees: Op 18 augustus
1914 moest koning Albert zijn leger noodgedwongen terugtrekken naar Antwerpen.
Hij wilde de Duitsers echter niet zomaar vrije doortocht verlenen, en vanuit
Antwerpen viel hij ze tot twee keer toe in de flank aan. Telkens lag
Boortmeerbeek in de vuurlijn. Tijdens de eerste uitval, eind augustus 1914,
werd Boortmeerbeek zwaar beschoten door de Duitse en de Belgische artillerie.
In de nasleep van de gevechten staken Duitse troepen het gemeentehuis in brand.
Daarbij ging het archief in vlammen op. Na de oorlog werd het gemeentehuis
heropgebouwd; het is nu het wijkbureau van de politie. Tijdens de tweede
uitval, begin september, werd Boortmeerbeek opnieuw beschoten. Op 16 september
staken Duitse troepen de St-Antoniuskerk in brand- een monument uit 1610, met
een fraaie arduinen torenspits. De volgende dag bliezen ze de
kerktoren op. Dat deden strijdende legers in die tijd wel vaker: zo wilden ze
vermijden dat kerktorens door de vijand gebruikt werden als uitkijkpost, of als
richtpunt voor artilleriebeschietingen.
Naast de kerk
staat het monument voor de gesneuvelden. Dit monument herdenkt de inwoners van
Boortmeerbeek die zijn omgekomen tijdens de beide Wereldoorlogen. Tegenover het
plein staat een stijlvolle villa met een sierlijk torentje. Hier was het
gemeentehuis gevestigd dat nu dienst doet als politiebureel. Het nieuwe
administratieve centrum van 1988 staat op de plaats van de oude pastorie.
Als we
willen vertrekken zie ik dat er een lange schoenveter rond het tandwiel van
bommas fiets is gedraaid. Door aan de pedalen te draaien komt niet alleen de
veter los maar ook de ketting draait van het tandwiel. Ik denk erover na om de VAB
te laten komen. We zijn ervoor verzekerd. Maar dan moeten we misschien nog lang
wachten. Ik probeer het zelf en het lukt me toch om de ketting terug op de as
te krijgen. Dan zijn we echt vertrokken.
We rijden
naar het station van Boortmeerbeek. De bruin rood metalen zuil is een sober gedenkteken
van staal en werd in 1993 opgericht. De drie handen staan symbool voor: Verzet,
hoop en solidariteit. In het verroeste monument werd een tekst gegraveerd in
vier landstalen: Nederlands, Frans, Duits en het Jiddisch. Er staat: Vriend
voorbijganger, toon eerbied voor deze heldhaftige handen. Zij hebben hen gered,
die door de krachten van het kwaad naar de hel werden gezonden. Achteraan lezen we nog de tekst: Dit monument is
een symbool en een geheugenbaken in de strijd tegen elke volkerenmoord. Het is
opgericht als eerbetoon aan Robert Maistriau, Georges Livschitz en Jean
Franklemon die met onverzettelijke moed streden tegen de wreedheid en de
barbaarsheid van de onverdraagzaamheid.
Een
wegwijzer wijst richting spoorweg naar het Dossin monument. Dat zien we
straks bij onze terugkomst. We volgen knppnt 41 door de Pastorijstraat. Voorbij
de spoorweg staat ons knooppunt. We moeten knppnt 77 hebben en dat staat er
niet bij. De fietsknooppunten zijn ondertussen alweer verandert. Ons plan
erbij. We kunnen ons niet goed oriënteren. Niemand in de buurt om uitleg te
vragen. Een klein bord vertelt dat de nummers 41, 77 en 44 verandert zijn, maar
hoe we nu moeten rijden is niet duidelijk. Ons Rina stelt voor om gewoon
rechtdoor te rijden tot we opnieuw een knooppunt-bord tegenkomen. Ik heb geen
ander alternatief en volg. We rijden voorbij de begraafplaats en zien enkele
zerken van soldaten. We stoppen en betreden de begraafplaats. We bezoeken het
monument en Ereveld van de Veteranen van beide Wereldoorlogen. Op sommige
zerken hebben familieleden een foto bijgezet van de overledene.
We verlaten
de begraafplaats en ik spreek een lokale burger aan die net de begraafplaats
wil betreden. Volgens ons plan moeten we richting de Dijle. Dus: -Rijden wij
richting de Dijle, meneer? Vraag ik hem en wijs naar links. Het antwoord is
bevestigend en volle moed fietsen we verder. Plots vertelt een bord dat we
Rijmenam binnen rijden. Terug ons plan ontplooien en dan zien we onze fout.
Oke, mijn fout. Ik vroeg naar de Dijle, en dat was verkeerd. Inderdaad, de
Dijle ligt vlak voor ons, maar wij moeten bij het kanaal Leuven-Dijle zijn.
Fietsen draaien en terug. Niets aan te doen. Terug naar knppnt 41, bij de
spoorweg brug. Onder de brug door en zien dan een bord staan met knppnt 77.
Eureka!
Aan de
Leuvensesteenweg moeten we rechtsaf. Normaal is dat na het bord. We rijden dus
wat verder, maar er is geen straat meer naar rechts. Terug dus en de eerste
straat linksaf. We dwarsen het kanaal en vervolgen knppnt 44. Na de vele
weilanden met alle soorten van runderen rijden we door het Steentjesbos. Een
welgekomen afwisseling. Asfalt wordt kiezel dat onder onze wielen alle kanten
opvliegt. Dorre bladeren liggen op ons fietspad. De herfst zet zich stillaan
in. Een infobord legt uit: Het steentjesbos ontleent haar naam aan debospaden geplaveid met resterende
stukken steen van een Gallo-Romeinse gebouwencomplex. In het Steentjesbos
groeien vooral eiken. Voorjaarsbloeiers zoals bosanemonen en meiklokjes kleuren
de bosbodem in de vroege lente. Soms hoor je de bonte specht lachen of met zijn
snavel hameren op de bomen op zoek naar insecten. Het bos vormt een onmisbare
schakel in een groter netwerk van bossen zoals het Hellebos-Rotbos, het Weisetterbos,
het Schiplakenbos en het noordelijke Vriezenbroek. Binnenkort loopt hier een
project om een groene corridor te ontwikkelen van Kampenhout tot Winksele.
Spechten, eekhoorns en vleermuizen genieten van dit afwisselende gebied.
Hopelijk krijgt ook de sleedoornpage, een gemeentelijke koestersoort, zijn plek
in dit gebied. Na de
uitgesneden boomstam met vlinder en bosduif rijden we op een bospad tussen
loofbomen. We worden meteen opgeslokt door een heerlijk stuk natuur. De lucht
hangt nog vol vogelgeluiden. De bladeren zorgen straks voor schitterende
herfstkleuren. Onbewust speur ik de grond af naar paddenstoelen.
Na het bos vinden
we paneel 23 waarop we lezen: Op 18 augustus 1914 besliste koning Albert het
Belgische leger terug te trekken naar Antwerpen. Daar zat het voorlopig veilig
achter een stevige fortengordel. Bovendien was Antwerpen de ideale uitvalsbasis
om de Duitsers in de flank aan te vallen. Dat deden Belgische troepen twee
keer. Bij de eerste aanval, op 25 en 26 augustus 1914, lag het Steentjesbos
recht in de vuurlijn. Je kunt nog altijd zien waar het front die 25ste augustus
liep: langs de zuidrand van de bossen van Schiplaken tot de meest
noordwestelijke punt van het Steentjesbos. Over een afstand van 2,5 kilometer
lagen zeven Belgische bataljons, maar in de chaos hadden die het contact met
elkaar verloren. Bovendien botsten ze overal op hindernissen: het kanaal
Mechelen-Leuven, drie waterlopen (de Zenne, de Dijle en de Barebeek), de
spoorwegberm en de vijver van Hofstade.De volgende dag, 26 augustus, kreeg het 2de
Regiment Karabiniers het bevel om de vijand aan te vallen. In de vroege ochtend
marcheerden kolonel Biebuyck en zijn mannen naar het Steentjesbos. Om half zes
raakten ze slaags met de Duitsers, die zich hadden ingegraven. Later die
ochtend konden ze enkele tegenaanvallen afslaan, maar uiteindelijk moesten ze
zich terugtrekken. Een
sierlijke houten zitbank van Natuurpunt ernaast nodigt uit voor een eerste kop
koffie.
Onze
grindweg wordt een betonbaan. Links en rechts van ons wei- en landbouwgronden. De bloeiaren van de maïs is donkerbruin
geworden. Er kan geoogst worden. Ook het loof van de aardappelen heeft een
bruin rode kleur. Hectaren aardappelen kunnen gerooid worden. Na knppnt 19 rijden we terug overeen grindpad en duiken weer het bos in en houden
halt bij een privaat-ingang. Er is een kleine kapel gebouwd in natuursteen. Het
ziet groen van het sap van de bomen. Een kaarsje brandt. Rondom vinden we info
over: Vleermuizen
staan regelmatig op postzegels! Maar ook: Een Australische legende. Toen de eerste man en vrouw
geschapen waren, werd hen gezegd weg te blijven van een enorme vleermuis die in
de opening van een grot hing. Met grote nieuwsgierigheid benaderde de vrouw de
vleermuis. Het dier schrok toen het de
vrouw zag en vloog weg. Op die manier kwam de dood, die opgesloten zat in de
grot en bewaakt werd door de vleermuis, vrij. Vanaf dat moment waren de mensen
sterfelijk. Als laatste
info: Mythen,
legenden en bijgeloof. Het Chinese woord Fu betekent zowel vleermuis als
geluk. Ook in landen als Bali, Japan en bij de Mayas in Midden-Amerika zijn
het gelukbrengers. In de oudheid werden ze aan deuren gespijkerd om het boze af
te weren. Aan groen
geen gebrek. Het moet heerlijk zijn om hier te wandelen langsheen de rustige
paden. We worden getroffen door de stilte die slechts onderbroken wordt door
natuurlijke geluiden van de omgeving.
Bij het
kasteel van Schiplaken staat infobord 24 met sprekende beelden. Ze tonen hoe
het kasteel er uitzag voor en na WOI. Triestige fotos. Geplunderd en
in puin geschoten . noemt
het infobord, en verder: Tot de eerste Wereldoorlog stond hier het kasteel
van burggraaf Terlinden, procureur-generaal bij het Hof van Cassatie. Het was
splinternieuw- de familie Terlinden had het pas in 1897 laten bouwen- maar het
zou de eerste oorlogsdagen niet overleven. Op 26 augustus 1914 vielen Duitse
soldaten het kasteel binnen. Ze stalen alles wat los en vast zat. Schapen,
kippen, ezels, zelfs de pauwen werden geslacht en gebraden. Honderden flessen
wijn werden uit de rijk gevulde kelders het terras opgesleept en daar in grote
waskuipen gegoten. Zelfs flessen laxeermiddel gingen de kuipen in. Het mengsel
werd met de pollepel opgedronken. Het gevolg liet zich raden: algauw lagen
stomdronken officieren en schildwachten broederlijk naast elkaar op het gazon.
Na de plundering diende burggraaf Terlinden een klacht in bij de Duitse
bezettingsmacht. Gezien zijn hoge functie mocht hij in de Brusselse magazijnen
van Thurn en Taxis gaan kijken of er geen spullen uit zijn kasteel klaarstonden
voor transport naar Duitsland. Hij vond nog enkele schilderijen, maar de
meubels en het zilverwerk waren spoorloos. Van 11 tot 13 september 1914 werd er
opnieuw hevig gevochten in Schiplaken en omgeving. Het kasteel werd door de
Duitsers in brand gestoken en in puin geschoten. Zelfs de fundamenten werden
geraakt. Heropbouw was onmogelijk, en in 1920 werd een volledig nieuw kasteel
in neoklassieke stijl opgetrokken. Alleen de dienstgebouwen dateren uit de 18de
en 19de eeuw.
Verder naar knppnt
61, We rijden door het Schiplakenbos met overwegend dennenbomen. Er liggen
enkele gerooide bomen tegen de grond. Ontdaan van hun takken zijn ze klaar om
opgeladen te worden. Het bos wordt uitgedund om overblijvende bomen meer licht
te geven. Kruiden, struiken en jonge bomen krijgen daardoor meer kans om te
groeien. Bij de kerk van Schiplaken staat paneel 25 met een triestige foto van
de zwaar beschadigde kerk. We lezen: Op de militaire begraafplaats, rechts
van de kerk, liggen 90 Belgische militairen en officieren die tijdens de
gevechten rond Schiplaken gesneuveld zijn. Het monument, van de hand van de
Brusselse beeldhouwer Caillie, dateert uit 1920. De Heilige-Familiekerk is
vanaf 1899 gebouwd in de toen populaire neogotische stijl. Amper vijftien jaar
later werd ze door Duitse troepen in brand gestoken. Na de oorlog werd ze
heropgebouwd. De kerk van Schiplaken was lang niet de enige die in 1914 werd
vernield of in brand gestoken. De Duitsers deden dat naar
eigen zeggen uit noodzaak: ze wilden niet dat de Belgen kerktorens zouden
gebruiken als uitkijkpost voor hun artillerie of- wanneer de kerk in Duitse
handen was- als richtpunt voor beschietingen. De gevechten in en rond
Schiplaken kostten ook burgers het leven. Op 1 september werden zes inwoners
gevangen genomen door Duitse soldaten. Het waren J.H. Van Rompuy (46),
koster-organist van de kerk: de gebroeders Theofiel (16) en Edward (12) Vandenbrande,
E. Van Horenbeeck (34), de 19 jarige Jan Verbinnen en 36-jarige Edward
Vanderaerschot. Ze werden het laatst gezien toen ze de handen op de rug
gebonden, via de Leuvensesteenweg werden weggeleid in de richting van
Kampenhout. De lichamen van de burgers werden niet teruggevonden en in 1924
werden de zes mannen doodverklaard. In 1943, midden in de volgende
wereldoorlog, werd aan het sas van Kampenhout een viaduct aangelegd. Bij
graafwerken werden toen onder de dansvloer van een café zes geraamtes
opgegraven. Een van hen bleek de sleutel van de kerk van Schiplaken op zak te
hebben: dat was koster Van Rompuy. Meteen was duidelijk wie de vijf anderen
waren. De zes lichamen liggen begraven langs de kerkhofmuur, schuin tegenover
de militaire graven. De sleutel en enkele geldstukken zijn bewaard gebleven.
Het borstbeeld
van Burggraaf Terlinden (1851-1947) staat op zijn sokkel bovenop een vierkant
verhoog van oude kasseien. We betreden de begraafplaats, rechts naast de kerk, tegen
de zijmuur is de herdenkingsmuur van gesneuvelde Helden van Schiplaken. Van
de90 Belgische soldaten van WOI zijn er 14
onbekenden, 47 Karabiniers, gesneuveld op 25/26 augustus 1914. Achter de kerk
staat de Calvarieberg, omgeven door oude en nieuwe graven. Opvallend zijn de
arduinen zerken van de familie Terlinden.
Nabij de
begraafplaats is een zitbank waar we onze meegebrachte boterhammekes nuttigen.
Een kopje koffie gaat er ook wel in. Van zon is nog steeds geen sprake. Het is
nochtans 12:00u. Vanaf knppnt 54 rijden we langs het 30 km lange kanaal
Leuven-Dijle. Gebouwd in 1750 van Leuven via Mechelen tot aan het Zennegat. Vanaf
12:30u breekt dan toch de zon door. Maar het blijft fris naast het water. Onze
jas is nog geen luxe. Rechtsaf over het kanaal voor knppnt 77, dan linksaf
langs het kanaal. 3,4 km ver tot knppnt 20. We houden even halt bij de Boortmeerbeeksluis
van het kanaal. De dubbele schutsluis is van de 18de- eeuw en één van de vijf
schutsluizen van het kanaal. Een infobord vertelt: De stad Leuven
kende vanaf de 16de-eeuw onder meer door de verzanding van de Dijle een
terugval van haar economie. Daarom werd tussen 1750 en 1753 een alternatieve
transportroute aangelegd: het Kanaal Leuven Dijle. De Leuvense Vaart
maakt(e) het binnenland ver oostwaarts bereikbaar via het water en zorgde er zo
mee voor dat België kon uitgroeien tot hét doorvoerland bij uitstek. Behalve op
het vlak van transport bekleedt het eveneens een recreatieve, sociale en
ecologische rol, zodat het een grote meerwaarde creëert voor de omringende
regio. Het vervoer via de waterwegen wordt vandaag gepromoot als volwaardig
alternatief voor het wegvervoer. En met reden: een gemiddeld binnenschip kan in
één reis de lading van tientallen vrachtwagens vervoeren. De scheepvaart levert
daarmee een belangrijke bijdrage aan de oplossing van het fileprobleem en het
vergroten van de verkeersveiligheid op onze wegen. Daarenboven verbruikt een
schip van alle transportmodi de minste brandstof en heeft het laagste
CO-uitstoot. Samengevat is de scheepvaart dus efficiënt en milieuvriendelijk.
Vervoeren per schip is vandaag dan ook meer dan ooit hip!
Even klimmen
en we vervolgen onze weg over het jaagpad. Voorbij de sluis van Kampenhout
bevindt zich een kleine jachtclub Het Sas. Er zijn een tiental
pleziervaartuigen aangemeerd. De laatste jaren kent de pleziervaart steeds meer
succes. Tijdens WOI woedde in deze streek hevige gevechten tussen het Duitse
invasieleger en de Belgische strijdkrachten. De vijand herstelde de brug en staken
het kanaal over om de Belgen terug te dringen. Alle
huizen in de omgeving van Kampenhout-Sas waren verwoest en het gehucht Relst
werd totaal van de kaart geveegd. Bij knppnt 20 wijken we af naar knppnt 06. Een stuk door
het centrum van Kampenhout. De O.L.Vrouwkapel, op de hoek van de Terloonstraat
en de Aarschotsebaan, is overwoekerd met klimop. Het vensterglas is uit de
deur. Het interieur is echter onderhouden. Bij de kerk van Relst vinden we
paneel 21. Duitsers in het dorp. De
kerk van het gehucht Relst is een stille getuige van de doortocht van de Duitse
troepen in 1914. Vrijdag 21 augustus hoorden de mensen van Relst dat de
Duitsers langs de Haachtsesteenweg naar Brussel marcheerden. Wie kon, vluchtte
naar veiliger oorden. Zowat tweehonderd vluchtelingen werden door ulanen
(Duitse lansiers te paard) in de kraag gevat en opgesloten in het kasteel van
Wilder. Vier dagen later viel het Belgische leger het Duitse aan, tijdens de
zogeheten eerste uitval uit Antwerpen. De Duitsers koelden hun woede op de
plaatselijke bevolking. In Relst staken ze 80 huizen in brand, waarvan ongeveer
25 op het gehucht de Vierstraten. Al wie nog niet gevlucht was, werd naar de
zusterschool van Buken gebracht. Twee van hen, de neven Gustaaf (31) en Corneel
Heers (18), werden de volgende dag terechtgesteld. 250 anderen werden afgevoerd
naar Leuven. Op 7 september meenden de Duitsers dat er vanuit de kerktoren
lichtsignalen gegeven werden naar oprukkende Belgische troepen. Ze dwongen de
pastoor om alle vensters en galmgaten te dichten en staken de inboedel in
brand. De sacristie brandde uit. Vier dagen later, tijdens een nieuwe Belgische
aanval, gaf admiraal von Schröder het bevel om de hele kerk in brand te steken.
De pastoor en enkele burgers werden gegijzeld en moesten machteloos toezien hoe
hun gloednieuwe kerk in vlammen opging. Op de kerkmuur is een gedenkplaat aangebracht van WOI. Aan onze
Helden. Ter nagedachtenis van de oorlogsslachtoffers van de parochie St-Jozef
Relst. De glasramen laten veel licht binnen. Een
orgel boven het portaal en een kleiner naast het altaar. Binnen in de
kerk kunnen we twee tastbare overblijfselen van de oorlog zien: twee met
houtskool geschreven teksten die daar waarschijnlijk in 1914 zijn aangebracht
door een Pruisische officier. Op de achterkant van de eerste pilaar links
staat: Ein feste Burg ist unser Gott (Een vaste burcht is onze God een
citaat van Luther dat ook op de Duitse soldatengespen stond). Op de achterkant
van de eerste pilaar rechts staat: Wir Deutsche fürchten Gott. Sonst nichts
auf dieser Welt (Wij Duitsers vrezen God, en verder niets op deze wereld).
We moeten
niet terug. Een wegwijzer met een klaproos brengt ons langs een pad tussen
weilanden. Eigenlijk geen fietsroutenetwerk, maar het lukt. Soms is ons pad zo
breed als onze fietsbanden. Links en rechts staan de netels een meter hoog.
Hopelijk krijgen we geen tegenliggers. We horen en zien regelmatig vliegtuigen
boven onze hoofden opstijgen of landen. Zaventem is niet veraf. De temperatuur
is ondertussen gestegen. Onze jassen worden in de fietszakken opgeborgen. Ons
pad eindigt in de Wildersedreef bij het kasteel van Wilder waarvan reeds sprake
was in de 14de-eeuw. Omringd door een ruim park met enkele zeldzame boomsoorten
wordt het kasteel momenteel bewoond door de familie de Broqueville. De oude
hoeve op het domein werd sinds 1990 omgevormd tot secretariaat, cafetaria en
lokalen voor de uitbating van een golfclub. De mooie Wilderdreef werd in 1687
aangelegd door graaf de Cruyckenburg. Tegen de witgekalkte tuinmuur werd een
O.L.Vrouwekapel aangebracht.
Linksaf
richting knppnt 98 en infopaneel 20. We hebben ondertussen 25 km gereden. We
lezen: Het
kasteel van Wilder speelde in augustus 1914 een kleine maar tragische rol in de
Duitse opmars door België. Het bood onderdak aan tweehonderd vluchtelingen, en
even aan een dubbele moord die zelfs na honderd jaar nog altijd choqueert. Op
20 augustus 14 leidden Duitse soldaten een groep burgers uit Buken en het
gehucht Vierstraten naar het kasteel van Wilder. Daar wilden ze hen een
tijdlang vasthouden je wist maar nooit of het geen francs-tireurs waren. Toen
de stoet in Wilder kwam, gebeurde daar wat eerder al in Buken was gebeurd: de
mensen werden uit hun huizen gehaald en moesten mee. Judocus Hendrickx, een
slechtziende zeventiger, had net bezoek van Jan Hendrik Volkaerts, een man met
een mentale handicap. Ook zij werden meegenomen, maar algauw bleek dat ze niet
in staat waren om het marstempo te volgen. Ter hoogte van het kasteel van
Wilder werden ze uit de groep gehaald en na een kort schijnproces in een veldje
geëxecuteerd.
De soldaten keken niet om naar de lijken. Het kasteel van Wilder is eigendom van
de familie de Broqueville. De bekendste telg van de familie, Charles de
Broqueville, was in 1914 minister van Oorlog en regeringsleider. Een jaar
eerder had hij de algemene dienstplicht ingevoerd- een beslissing met
vérstrekkende gevolgen, zo bleek toen het oorlog was. In oktober 14 volgde de
Broqueville koning Albert en de rest van het leger naar de Westhoek. Omdat het
zo dicht achter het front niet veilig werd geacht, of toch niet voor ministers,
verhuisden hij en zijn regering naar Frankrijk. Tijdens de oorlogsjaren werd
zijn functie steeds belangrijker, tot hij een echte eerste minister werd, de
allereerste uit de vaderlandse geschiedenis. Charles de Broqueville overleed in
September 1940: hij maakte dus nog net het begin van de volgende wereldoorlog
mee.
De
Stokstraat is een smalle asfaltbaan die slingert tussen de maïsvelden. Een lust
om hier te fietsen. Alleen de autos maken het gevaarlijk. Zonder te vertragen
scheren ze ons voorbij. We houden halt bij een hoge kapel met brede
ingangsdeur. Op de hoek van de Tweelindenstraat en de Stokstraat. Slechts één
lindenboom overschaduwd de kapel. De stronk van de tweede boom moet nog
uitgeboord worden. Er staan behoorlijk wat heiligenbeelden in de kapel. De drie
Heilige maagden, met hun moeder, staan rechts van het Heilig hart op de grond.
De Heilige Antonius met kind op een smal altaar erboven. Plastieken bloemen
sieren het geheel op. We rijden weer tussen de maïs. Er is geen zuchtje wind.Hier
is het zalig fietsen, en ik hoop stiekem dat het eindeloos mag duren.
Bij de neobarokke
St-Antoniuskerk van Buken dateert van 1842-44 en de toren van omstreeks 1700. Sint-Antonius,
afgebeeld met varken, wordt vereerd tegen besmettelijke ziekte bij mens en
dier. De kerk en haar interieur werden tijdens WOI volledig verwoest.We kunnen niet verder dan het portaal. Door
het glasraam kunnen we het interieur bewonderen. Infobord 19 vertelt: Buken werd
zwaar getroffen tijdens de begindagen van WOI. Huizen werden leeggeroofd en
platgebrand: onschuldige burgers werden gearresteerd en terechtgesteld omdat ze
op de Duitsers geschoten zou hebben. Er vielen vele burgerslachtoffers. Hun
namen staan vermeld op de herdenkingsmuur, rechts van de kerk. De Duitse
soldaten in België waren doodsbang van francs-tireurs: gewapende burgers van
wie gefluisterd werd dat ze op Duitsers schoten. In hun angst namen ze
gruwelijke represailles. Ze hadden het vooral gemunt op priesters: die jutten
volgens hen de bevolking op. Twee geestelijken uit Buken werden het slachtoffer
van die geruchten. Pastoor De Clerck was oud en ziekelijk, maar volgens de
Duitsers zou hij in de kerktoren geklommen zijn en schoten hebben gelost. Hij
en onderpastoor Sombroek nota bene een burger van het neutrale Nederland
werden zwaar mishandeld. Volgens een getuige was de pastoor gansch beslijkt,
overstampt en overslagen. Na een lange lijdensweg werden ze allebei
doodgeschoten. We hebben het lijk
van de pastoor opgegraven te Relst-Kampenhout, herinnerde zijn huishoudster
zich achteraf. Ik heb zijn aangezicht gewassen, en ik heb geen oren meer
gezien .
De
herdenkingsmuur is in rode baksteen gemetst. De zwarte plaatjes met de namen
van burgerslachtoffers werden mee in de muur gemetst rond een arduinen
monument. Een infobord
verklaart: Op 20 augustus viel het Duitse leger met zijn Doodskop-Uhlanen
Buken binnen. Als gevolg hiervan stonden binnen enkele dagen de
St-Antoniuskerk, pastorie, school en andere woningen in brand. Dit was een
vergelding voor de vertraagde opmars van het Duitse offensief, maar ook een
reactie op de valselijke betichting dat Bukenaars vanuit de kerktoren op de
Duitsers zouden geschoten hebben. Op 26 augustus 1914 werd de toenmalige pater
Sombroek, helper van pastoor De Clerck, samen met 10 andere dorpelingen,
neergeschoten tegen de muur van het kasteel de Meulenaere. Op 8 mei 1988 werd
tussen kerk en pastorie een licht gebogen gedenkmuur opgericht. Deze
symboliseert de muur van het kasteel. De namen van al de Bukense gesneuvelden
uit beide wereldoorlogen werden hierop aangebracht in marbrieten plaatjes,
met centraal de grafplaten van pastoor De Clerck (gefusilleerd op 2 augustus
1914 nabij Kampenhout-Sas) en pater Sombroeck. Het initiatief tot oprichting
van dit monument kwam van het feestcomité Tres Secula Bukenholt oftewel 3
eeuwen Buken, gesticht om de 300ste verjaardag van Buken te vieren. Het kasteel is verbouwd tot enkele appartementswoningen.
We rijden
verder tot knppnt 97. We rijden terug langs het kanaal voor 1,5km tot knppnt
28. Weer afwijken. We rijden naar het centrum van Tildonk. Aan de brug is het
heel druk. Al van ver zien we mensen van de brug afspringen. Zelfgemaakte
vlotten worden door Chiro-jongeren bestuurt en pikken de waaghalzen op. Ook kanos
peddelen op het water. Bij de St-Jan de Doperkerk van Tildonk stallen we de
fietsen. De kerk groeide op vanaf de 13de-eeuw en de Westertoren van witte
zandsteen is van de 14de-eeuw. We kunnen de kerk niet bezoeken maar wel het
ommuurde kerkhof. Hier werd pastoor J. Lambertz begraven (1785-1869). Stichter
van de Ursulinen van Tildonk. Eveneens rusten hier twee bemanningsleden van een
Engelse bommenwerper die in 1942 boven Tildonk werd neergehaald. De muurhaken in de pastorie
geven het jaartal 1761 aan. Het verwijst naar een restauratie, het gebouw is
ouder. In Tildonk is het vandaag Dijlelanddag. We wandelen te voet langs de
kraampjes met straffe streekgerechten en artisanale bieren, escargots, warme
wafels, Hagelandse wijnen, etc. We brengen een exclusief bezoek aan het
Belevingscentrum 14-18. We kunnen over de koppen lopen. Langs de enorme mensenmassa. We weten niet waar we
moeten zijn. We volgen een groep mensen die naar het klooster afzakken. Het is
nu een school. Maar het klooster is groter en complexer dan ik dacht. We mogen
vandaag gratis het Belevingscentrum binnen. We bevinden ons in het voormalige
Ursulineklooster uit de 19de-eeuw. In augustus en september 1914 was hier het
hoofdkwartier gevestigd van de Duitse generaal von Beseler. Van hieruit leidde
hij het beleg van Antwerpen. De voorbereidende besprekingen voor de overgave
van Antwerpen hadden hier plaats. De kloostergebouwen werden fel beschadigd
door de Belgische artillerie. Huizen werden platgebrand en de Duitsers
vermoorden dertien inwoners, waaronder zeven Valckenaers. Een bronzen
gedenkplaat werd aan de kerk bevestigd met daarop de namen van gesneuvelde soldaten
en gemartelde burgers van Thildonck. Op de benedenverdieping is de tentoonstelling
van WOI. Fotos tonen ons het leven van de bewoners die moesten samenleven met
de bezetter. Hoe het klooster werd
bezet, het leven van de dorpelingen aan het front etc.
De twee
infopanelen (15 en 16) vinden we niet. Wegens de werken naast het gebouw werden
ze niet geplaatst. De zon in en weg van de drukte. Er staat ondertussen een
lange rij aan te schuiven bij de ingang. Allen wachten op een gids. Volgens mij
hebben de inrichters het allemaal wat onderschat. Om deze mensen rond te leiden
zijn wel enkele gidsen nodig. Het is tamelijk warm geworden ondertussen. Wij
drinken een Kartuisbiertje bij een kraam.
Als we het
centrum van Tildonk verlaten hebben fietsen we door een schilderachtig
landschap. In de verte een grote hoeve met bijhorende stallen. Een infobord
verklaard:Het kasteeltje, een mottesite met
woonhuis en landschuur, was de voormalige zetel van een kleine heerlijkheid
(Ter Borcht, 1401; Nieuwenborg, 1684). De kern van het blokhuis gaat terug tot
de 15de eeuw, het huidige gebouw dateert uit 1642 (jaartal vereeuwigd in de
muurankers). De bakstenen langsschuur is van ca. 1850. Hier resideerden in de
12de-eeuw waarschijnlijk de ridders van Tildonk. In de 17de 19de-eeuw waren
heerlijkheid en kasteeltje in bezit van de adellijke families Archier en de
Lalaing, graven van Tildonk. Het
kasteeltje en de onmiddellijke omgeving werden wettelijk beschermd in 2002.
Tegen de
zijgevel van een hoeve staat infobord 17. Een aangrijpend verhaal: Hoeves in de
vuurlijn. Op 26 augustus, tijdens de eerste uitval, rukte een eenheid vanuit
Wakkerzeel op in de richting van Tildonk. Op hun weg lagen twee grote
boerderijen, aan weerszijden van de spoorweg: de Dormaalhoeve, waar we nu
staan, en hoeve Het Kasteeltje, een paar honderd meter terug richting
Tildonk. Daar botsten ze op hevig Duits verzet. Bij het kasteeltje werden ze
teruggeslagen. De vaart in Tildonk zouden ze nooit bereiken. Een zwart wit
foto toont het gezin Valckenaers, vlak voor de oorlog. we lezen verder:
"Dicht bij de Dormaalhoeve vond één van de gruwelijkste moordpartijen van
de zomer van 1914 plaats. In de Hambosstraat, een paar honderd meter ten oosten
van hier, stonden twee inmiddels verdwenen hoevetjes. Daar woonden twee broers, Eduard en
Isidoor Valckenaers. In de vroege ochtend van 26 augustus 1914 kreeg Eduard
bezoek van Belgische soldaten. Die openden het vuur op een eenheid Duitsers,
wat verderop. Toen de Belgen zich moesten terugtrekken, namen de Duitsers wraak
op de familie Valckenaers, die ze ervan verdachten de Belgen geholpen te
hebben. Frans (20), Juul (17) en Jozef (14), drie zonen van Eduard, werden
doodgeschoten. Eduard zelf kon zich verstoppen in een beerput, waar hij de hele
dag zou blijven zitten.
De vrouwen en kinderen kregen het bevel naar de tuin te gaan.
Josephine, de vrouw van Isidoor, herinnerde zich achteraf: Na een paar minuten
vroeg een Duitser ons waar alle mannen waren. Wij zeiden dat die vertrokken
waren, en smeekten hem ons te laten leven. Niemand zal u kwaad doen, zei hij,
maar ge moet een witte vlag hijsen. Dat deden we, maar meteen klonken er
schoten. Mijn dochtertje Vitorine van 2, die bij mij op de arm zat, werd
geraakt door drie kogels. Haar zussen
Louise van 19 en Hortense van 17 waren op slag dood. Jeanne van 6 werd
zwaargewond naar het klooster van Tildonk gebracht, waar ze drie dagen later
overleed. Ikzelf kreeg een kogel in het gezicht en verloor een oog.
We fietsen
langs weilanden met betonnen bunkers. Hier staat een infobord met fietsroute
Bunkers Binnenste Buiten. De route is 30 km lang en loopt door de gemeenten
Haacht, Herent en Kampenhout. Het vertrekpunt is aan het station van Wespelaar.
De route heeft geen eigen bewegwijzering. Een brochure is bij de Toeristische
diensten van gemeenten te koop. Lijkt ons ook interessant.
Twintig
minuten later arriveren we te Wespelaar. Ook hier is het Open Monumentendag.
Het is echter al na 17:00u en de kerk is reeds afgesloten. De oorsprong van de
Parochiale Sint-Luciakerk gaat terug tot het begin van de veertiende eeuw. Uit
die periode bleven alleen de zandstenen westertoren over. In 1860 werden de
neogotische zijbeuken aangebouwd. Rond de kerk herinneren vele relieken aan de
vroegere bewoners en eigenaars van het parkkasteel. Vlakbij de kerk staat paneel
18 waarop we lezen: Alles namen ze mee, eeuwenlang stond oorlog gelijk aan
roof en plundering. Het was vrijwel onmogelijk om een rondtrekkend leger te
bevoorraden, en dus moesten soldaten hun kostje zelf maar bij elkaar stelen. In
1914 was de Duitse bevoorrading beter geregeld, maar kennelijk had de
mentaliteit van de soldaten zich nog niet aangepast. Toen ze op 13 september
het kasteeldomein van Wespelaar bereikten, sloegen ze dan ook enthousiast aan
het plunderen. Onder
deze tekst werd een zwart wit foto geplaatst van burggraaf de Spoelberch. Hij
hield tijdens WOI een dagboek bij waarvan een korte anekdote werd afgedrukt: Dekens, linnen,
zilverwerk, wijn, alles namen ze mee. Ze doodden de kippen en de schapen en
visten de kasteelvijver leeg. Nadat ze de kolenvoorraad en het hout hadden
opgestookt, vonden ze niets meer om zich te verwarmen; toen hebben ze de
meubelen maar in brand gestoken. In de rest van het dorp is ook veel
geplunderd. De salons van leegstaande huizen dienden als paardenstal, en de
kerk ook. We lezen ook
nog: Het
kasteeldomein van de brouwersfamilie de Spoelberch gaat terug tot de 12de eeuw.
Het huidige hoofdgebouw dateert uit 1954, maar voor die tijd stond er een ouder
kasteel in neorenaissancestijl. Dat kasteel kreeg in 1914 twee keer Duitse
troepen over de vloer. Wespelaar en het domein de Spoelberch werden op 20
augustus door de Duitsers bezet. Tijdens de tweede uitval, van 9 tot 13
september, werden dorp en domein bezet door het 11de Linieregiment. Twee keer
bereikten de Belgen via het domein de vaart Leuven Mechelen, maar ze slaagden
er nooit in die over te steken. Bij de gevechten sneuvelden tientallen
Belgische en Duitse soldaten. De Duitsers maakten ook 21 burgerslachtoffers. Even verder werd in 1956 een gedenksteen
opgericht, als hulde aan de manschappen van het Elfde Linieregiment, die van 9
tot 12 september 1914 in Wespelaar een bloedige slag uitvochten tegen de bezetter.
Tegenover de
kerk bevindt zich het kasteelpark dat sinds de 19de eeuw in het bezit kwam van
de familie de Spoelbergh. Langs een typische koetspoort, in 1923 opgericht door
burggraaf Guillaume de Spoelberch, betreden we het domein. Links van ons is de
vroegere hoeve van het kasteel en de koetsierswoning. Ook voor de wandeling
naar het arboretum zijn we te laat. We lopen een verzameling van aangeplante
boomsoorten mis. Verspreidt over
een oppervlakte van 20 ha. Het levenswerk van burggraaf Philippe de Spoelberch.
Op het landgoed bevinden zich nog twee
kastelen. De Herkenrode en Bosveld.
Vanaf
Wespelaar fietsen we naast de spoorweg op de Elfde Linielaan. In Heike rechts
afslaan voor het monument van gesneuvelden van beide wereldoorlogen op de gemeentelijke
begraafplaats van Wespelaar. Een cirkelvormig monument in baksteen, daarboven
een witte sierband met de bekende woorden: Hier liggen hun lijken als zaden in t
zand, hoop op de oogst o vaderland. Een bronzen siervaas staat op het altaar.
Op een blauw
bord met witte letters, geplaatst naast de weg, nabij een spoorweg overgang
lezen we: De enige plaats in Europa waar een jodentransport door de weerstand
gestopt werd om ontsnappingen mogelijk te maken op 19 april 1943. Bij de spooroverweg, van Mechelen
naar Leuven, staat paneel 27, ons laatste infobord. Enkele fotos en de tekst
vertellen ons: je staat hier bij de spoorweg tussen Mechelen en Leuven,
een centrale as van het Belgische spoornet. Dat was in 1914 ook al zo: via deze
spoorlijn brachten de Duitsers hun enorme 420 mm-kanonnen naar het front. De
Belgen wilden dat verhinderen, en op 27 september 1914 deden ze een gewaagde
zet. Vanuit Muizen, het grote rangeerstation nabij Mechelen, stuurden ze drie
onbemande, met zand geladen locomotieven in de richting van Leuven. De
spooktrein reed hier in Boortmeerbeek in op een Duitse legertrein. Dat gebeurde
op amper een paar honderd meter van de plek waar de Duitsers een kanon in
stelling hadden gebracht.
De Belgische stunt kon de Duitsers niet lang tegenhouden: die legden
snel een parallel stuk spoorlijn aan om de hindernis te ontwijken. Onder een foto van een Duits
officier staat de tekst: De Belgen doen alles om ons weg te krijgen.
Zondagmorgen vroeg lieten ze drie treinen achter elkaar op onze trein los,
waaruit we net de 420 mm-kanonnen stonden uit te laden. De drie treinen reden
tegen een aarden wal die we uit voorzorg vlak voor onze posities hadden
opgetrokken. Het spoor ligt nu vol brokstukken, maar onze specialisten hebben
inmiddels al een noodspoor aangelegd, zodat we verder kunnen met ons werk.
(Otto Wolfien, pionier bij een artillerieregiment van het IIIde reservekorps,
in een brief aan zijn vrouw). Ook een in België wonende Noorse dame schreef in een brief aan een
vriendin in Oslo deze brief: Langs de volledige lengte van de spoorweg
Mechelen-Leuven zagen wij het ene graf na het andere. Platgetrapte akkers,
grote gapende bomtrechters, een echte chaos. Al de huizen aan weerszijden van de
spoorweg zijn vernield, en de bossen zijn gekapt.
Nog 1,4 km
fietsen tot de kerk van Boortmeerbeek en onze auto. Naast de overweg aan het
station staat het Dossin monument dat in 1993 werd onthuld. Vanuit de
voormalige Dossin- kazerne te Mechelen werden tussen 4 augustus 1942 en 31 juli
1944 over deze spoorlijn 24.906 joden en 351 zigeuners vervoerd door de nazis
naar Auschwitz. 1.205 overleefden het konvooi. Op 19 maart 1943 hielden drie
verzetslieden het 20ste konvooi tegen. Er zaten 1.631 mensen op de trein. Door
hun hulp konden die dag 231 gedeporteerden uit de trein ontsnappen. 205
hervonden hun vrijheid en 26 lieten- als vrije mens- hierbij het leven. De zon werpt reeds lange schaduwen op
de grond. Het is 18:30u. Tijd voor de terugtocht.Tot schrijfs. Tekst: Luc
VerschootenFotos: Rina Meurs.
Zaterdag 14
juni 14. We worden wakker om 07:00u. Het is mistig. De zon schijnt niet en het
is een pak frisser dan gisteren. Slechts 16°. Kortom, alle ingrediënten zijn
aanwezig om er een baaldag van te maken. Maar dat kan niet. We moeten vandaag
uit het huisje vertrekken. Na het ontbijt inpakken. De fietsen op het draagrek
plaatsen en het huisje poetsen. We hebben met de eigenaars afgesproken
dat we willen vertrekken om 10:00u. Het enige positieve is de wind. Er staat
slechts een zwak briesje. Het zal toch een truitjes dag worden. We willen nog
enkele locaties bezoeken met de auto voor we terug naar Ekeren rijden.
Het wordt
toch nog 10:30u voor we kunnen vertrekken. Lucy, onze GPS, brengt ons eerst
naar de Roeselarestraat in Zonnebeke. Af en toe schijnt de zon tussen de witte
en grijze wolken. Je voelt onmiddellijk de warmte op je lichaam. Zalig. Vlakbij
de gemeentelijke begraafplaats is een parking. Op de begraafplaats rond de crypte
staan een twintigtal heldenhuldezerken van AVV-VVK, de afkortingen staan voor: Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen Voor
Kristus. Het zijn zerken van oud-strijders van 14-18. We dalen af naar de ondergrondse
crypte waarin 15 antieke bruine
doodskisten staan opgebaard.De
Crypte is ongeveer 6x4m. De hoogte is net geen twee meter. Links en rechts
staan de doodskisten op geschilderde ijzeren
poutrels, waarin de lichamen zijn opgebaard. 11 soldaten uit WOI, 3
slachtoffers van WOII en één oud-strijder van 1830. Hij vocht voor de
onafhankelijkheid van ons land en stierf in 1909. De kisten hebben allen nog een
foto. Een koperen gedenkplaat werd aan de muur bevestigt, met volgende
tekst in zwarte letters: "Op 8 november 2005 werd deze crypte van de
Gemeente Zonnebeke geadopteerd door Basisschool De Zonnebloem in aanwezigheid
van de Minister van Landsverdediging André Flahaut".
Om half twaalf houden we halt bij de Duitse begraafplaats Hooglede in
de Beverenstraat. We zijn deze keer niet alleen op de begraafplaats. Het
uitzicht op de Duitse begraafplaatsen is allemaal wel ongeveer hetzelfde. De
tegels liggen op de grond tussen het gras dat dringend moet gemaaid worden. Het
zijn rechthoekige granieten tegels met telkens twee namen. Soms van onbekenden.
De namen zijn uitgefreesd en wit geschilderd. Bij enkelen hebben we moeite om
de tekst te lezen. Door weer en wind verweerd de verf. De vele bomen zorgen
voor de nodige schaduw. Als de zon schijnt tenminste. Ze is weer achter een
grote wolk verdwenen. Onder de bomen achteraan staan particuliere grafstenen. Op
enkele plaatsen staan vijf basalten kruisjes. Pekzwart, de grootste in het
midden. Op twee of drie plaatsen groeit een korte bodembedekker tussen de
tegels. Op deze begraafplaats rusten 8.241 gesneuvelde Duitse soldaten, waarvan
er 384 onbekend zijn gebleven. Hier werden ook 16 Russische krijgsgevangenen
begraven. Ze waren achter de frontlinies tewerkgesteld bij het arbeidsbataljon.
We wandelen tussen de graven naar de Ehrenhalle achteraan. Langs de rondbogen
komen we in een lange gang met tegen de achterwand een groot kleurrijk mozaïek.
Het Christusbeeld maakt het V-teken. In de andere hand draagt Hij de stenen
tafelen met de Griekse letters Alfa en Omega: begin en einde. Naast Hem 2
rouwende vrouwen en 2 biddende soldaten. Links van de hal is een ijzeren hek,
waarachter hoog op een sokkel het bronzen schrijn werd gezet met de
registerboeken. Ik trek de valdeur open om het boek te raadplegen. De deur wil
niet meer dicht. Ik probeer herhaaldelijk te valdeur te sluiten, maar ze valt
steeds terug open. Afblijven en verder gaan.
De gemeenteraad van Hooglede besliste in 2013 dat er een
bezoekerscentrum zou komen aan de begraafplaats. Het was de bedoeling dathet onthaalinfrastructuur klaar zou zijn
tegen 2014. Er was al grond verworven en die zou gebruikt worden voor de aanleg
van een parking. Ook ging men zorgen voor een onthaalruimte met sanitaire
voorzieningen. We zijn nu juni 14. Er is van bouwplannen nog niets te zien.
Maar er is nog tijd. De oorlog duurde vier jaar lang.
We rijden naar het centrum van Hooglede. De Duitse verkenningstroepen, de zogenaamde ulanen, trokken op
vrijdag 18 september door Hooglede dorp. Allerhande manschappen namen hier hun intrek
na het losbarsten van de Eerste Slag om Ieper (12 oktober 11 november
1914). Ze logeerden her en der bij de bevolking. Wat later namen een driehonderdtal
Duitsers het dorp in en erkenden het als Duits gebied. Ook deze Duitsers namen
deel aan de Slag om Ieper en keerden 's avonds dan terug naar Hooglede. Vanaf
20 oktober deed het ouderlingentehuis op 't Hoge dienst als hospitaal.
De kerk werd een paardenstal en de Duitsers installeerden een bakkerij en een
cinemazaal in de meisjesschool. De bevolking probeerde van 1914 tot 1916 zo
goed mogelijk samen te leven met de Duitse bezetters. De geallieerde troepen kenden de Duitse posities dankzij luchtfotos
en verklaringen van Duitse krijgsgevangenen. Op 15 oktober 1918 blies het
Duitse leger de aftocht. Ze trokken met geweer, inclusief bajonet de straat
op, winkels en kelders plunderend. Enkele burgers werden als gijzelaars
meegenomen. Het bevrijdingsoffensief
zorgde ervoor dat Hooglede bevrijd was, maar de gemeente had heel wat materiële
schade geleden.
We wandelen eerst rond de Sint-Amanduskerk die centraal ligt op een hoogte. De achthoekige
westertoren is 65 meter
hoog. Hij werd vernield in 1918 door Franse troepen, en werd heropgebouwd in 1919. Het kerkinterieur is prachtig. De drie
beuken rusten op ronde en vierkante pilaren. Hoog op een sokkel staan witte
heiligenbeelden. De H. Vicentius,
de H. Johannes met gifbeker, H. Petrus werd met een haan afgebeeld en de H.
Amandus staat met de kerk in de palm van zijn hand. Mooie glas-in-loodramen met
onder andere de H. Prosper. Het doopvont staat links in een nis. Naast de
inkomdeur een XVI-graftombe
in arduin van Victor van Diksmuide, met ligfiguur van de afgestorvene en
wapenschild. De uitgesneden
eikenhouten preekstoel is een juweeltje. De tabernakels links en rechts zijn in
marmer. Het schilderij "Graflegging van Christus" is een kopie
naar P.P. Rubens. Enorm groot en prachtig. Het hoofdaltaar
is van gemarmerd hout en is
daarentegen sober uitgevallen.Er werden prachtige bloemen en planten
aangelegd rondom de kerk door de hoge school van Hooglede. In de nok van de
oude boom zingt de merel ongestoord zijn lied. Het neoclassicistisch
gemeentehuis werd tijdens WOI sterk beschadigd, maar vakkundig hersteld tussen
1920-1923. Het oorlogsmonument voor gesneuvelden, bij de kerktuin,
herdenkt niet alleen de inwoners van Hooglede die zijn omgekomen tijdens de
Eerste en Tweede Wereldoorlog, maar ook de Poolse soldaten die in 1944
sneuvelden bij de bevrijding van Hooglede. De neogotische grafkapel van de Hoogleedse pastoors is het
enige restant van het voormalige kerkhof. Wegens oorlogsschade gesloopt en weer
opgebouwd in gele baksteen met natuursteen. Het interieur bezit bijna levensgrote beelden. De moderne
fontein is een ode aan Omer Karel Delaey die op 13 september 1876 in
Hooglede werd geboren. Als prozaschrijver bereikte hij een hoogtepunt met zijn
,,Dierensprookjes''. Op de rand van de fontein pronken daarom niet toevallig
een kat en een vis. Op de zuil prijkt een hand die een pen vast houdt. Het
kunstwerk werd met veel stijl in 1999 ingehuldigd bij de opening van de kerktuin
rond de Sint-Amanduskerk.
Als we in Houthulst aankomen, bezoeken we de Belgische Militaire
begraafplaats, aan de
rand van het bos van Houthulst in de
Poelkapellestraat. Deze militaire begraafplaats ontstond na WOI. Ook hier lopen toeristen of familieleden
rond tussen de zerken van de gesneuvelden. De ingang is voor de helft
afgesloten wegens aanpassingswerken.Een betonnen constructie is rechts aan de
ingang geplaatst en wordt het bezoekerscentrum met bezoekersboek en register.
Nu vinden we deze links in een houten schuilhuisje. Een infobord verteld dat Houthulst één van de
tien Belgische Militaire begraafplaatsen in West-Vlaanderen is voor
gesneuvelden van WOI. Naast Adinkerke, De Panne, Hoogstade, Keiem, Ramskapelle,
Steenkerke en West-Vleteren. Het grondplan van de begraafplaats is in
sterformatie aangelegd. De verticale zerken dragen vooraan een ronde driekleur
in zwart, geel en rood. Daaronder een rechthoekige bronzen tekstplaat met naam,
voornaam, rang, regiment, geboortejaar en datum van overlijden. De 1.723
Belgische graven zijn afkomstig uit veldgraven en kleinere begraafplaatsen uit
de omgeving. De meeste soldaten sneuvelden op 28 of 29 september 1918, tijdens
het Eindoffensief. We vinden een zerk van Geeraard J. Meurs. Hij was sergeant
bij het 12de Linieregiment. Hij stierf op 26 jarige leeftijd op 6
oktober 1914. Misschien wel familie van ons Rina?Achteraan, tegen de bosrand staan 81 witte kruisjes van Italiaanse slachtoffers waarvan
zeven onbekende. Deze soldaten waren Duitse krijgsgevangenen. In het midden van de kruisjes staat een
bakstenen monument met vlaggenpaal. De Italiaanse driekleur wappert in de wind.
We lezen in de oorlogskrant van het Belgisch Dagblad van Woensdag 22
September 1915 een artikel over Het bosch van Houthulst (Part.) Het jongste Engelsche communiqué meldt, dat
onze artillerie het bosch van Houthulst heeft beschoten en er ontploffingen
verwekt. Over dat bosch loopen allerlei geruchten in Vlaanderen. Nog niet lang
geleden brachten onze vliegeniers dit bosch een bezoek. Zij verwekten er eene
danige paniek dat de Duitsche soldaten vol ontzetting tot Gent vluchtten. Het
woud van Houthulst dat een mijl lang en eene halve mijl breed is, was onder
Koning Willem I kroondomein. De heer Cassiers, uit Antwerpen, kocht het voor 1
millioen en werd een schatrijk man, senator voor Dixmuide. Hij bouwde er zich
een kasteel en eene kerk naar de plannen van den bouwmeester baron Jan Bt.
Bethun-dYdewalie. Het kasteel, dat nu gansch verwoest is net als dit van
burggraaf de Patin van Langemarck, was nu eigendom van den heer Eugen. De
Groote, Van Renynghe, oud-lid der Kamer. De heer De Groote nam dienst als
vrijwilliger in het Belgische leger, nevens zijn zoon, en werd in het gevecht
bij Melle gewond. Het bosch van Houthulst, heet eigenlijk het Vrybusch op
zijn West-Vlaamsch. In het begin van de XIXe eeuw was het de schuilplaats van
de rooversbende van Baeckelandt, die te Brugge werd onthoofd. Het Vrybusch
licht tusschen Merckem, Clercken, Staden, Poelcapelle en Langemark.
Omstreeks 20
oktober 1914 kwamen Duitse troepen te Houthulst aan. Vanuit het bos beschoten
ze op 22 november de stad Ieper. De Duitsers zouden het bos de hele duur van de
oorlog bezet houden. Gedurende de stellingenoorlog werd het dan ook uitgebouwd
met Duitse installaties en verdedigingswerken: in het kasteel werd een medische
post ingericht, er werd een netwerk van spoorlijnen aangelegd en er werd een
uitkijkpost geïnstalleerd. Bij het
geallieerde Eindoffensief, op 28 en 29 september 1918, werd het bos bevrijd door
Belgische regimenten, ondanks grote verliezen. Op een voormiddag tijd waren 3
Duitse linies ingenomen en was er 8km terreinwinst geboekt. Na de
wapenstilstand was ongeveer 3/4 van het bos was vernield; de verwoestingen
waren zo groot dat alle bomen geveld moesten worden. Tijdens de jaren 1920-1922
werd het bos van Houthulst ontmijnd en slechts voor een deel herbebost.
De Vredesmolen, een voormalige windmolen, staat
in de Molenweg te Klerken. Er is geen parking voorzien. We zetten de auto op
het braakliggend stuk grond vooraan. We nemen de 72 treden naar omhoog met een
draaitrap tot op het hoogste punt (43 meter). Daarom werd de molen door
de Duitsers
tijdens WOI gebruikt als uitkijkpost. Tijdens het eindoffensief werd hij door
de geallieerden
veroverd, maar de Duitsers hadden de molen toen al verlaten via een
ondergrondse gang. De molen is een zeldzaam voorbeeld van een molenruïne en
werd op 1 april 1999 een beschermd monument. Op dezelfde datum kreeg hij ook
zijn officiële naam "Vredesmolen". Het uitzicht is de moeite. Er is wind, maar dat nemen we erbij. Een
bomma met twee kleinkinderen is er niet gerust in. Algauw gaan ze terug naar
beneden. In de verte de IJzertoren. Rondom spitse kerktorens van de omliggende
dorpen. Weilanden met vee en landbouwgronden met vooral mais en/of aardappelen.
Af en toe een grote hoeve. Het uitzicht is uniek.
Om 14:30u zijn we bij de begraafplaats in Vladslo in de Houtlandstraat.
Tijdens WOI
werd Vladslo volledig in puin gelegd. Na het ingraven van beide partijen lag de
stad Diksmuide
midden op de frontlinie. Vladslo lag dus in Duits bezet gebied,
juist buiten het bereik van het dagelijkse oorlogsgeweld. De Duitse troepen
kwamen daarom uitrusten in Vladslo. In het Praetbos, het Duits Militair Kerkhof, was een
Duits hospitaal en een kampement voor de vermoeide en gewonde troepen. Er was
ook een Duits "Officiers Casino" wat een café was voor de
officieren. Dit gebouw staat er nog steeds en doet vandaag dienst als woning. De begraafplaats heeft vierkante granieten
tegels in een groot groen gazon met massas bomen. In elke tegel zijn maximum
20 namen van soldaten gegrift. Eveneens wit geschilderd en door de natuur bijna
onleesbaar geworden. Op de begraafplaats rusten 25.644 gesneuvelde Duitse
soldaten. De eerste lijken werden hier begraven tijdens de Slag om de IJzer in
oktober 1914. In de jaren 1956-1958 werden de meer dan 100 kleine Duitse
militaire begraafplaatsen die verspreid lagen over Vlaanderen, teruggebracht
tot vier. De stoffelijke resten werden overgebracht naar de
verzamelbegraafplaatsen van Hooglede, Langemark, Menen en hier op Vladslo. Vanuit
meer dan 60 plaatsen werden meer dan 20.000 graven overgebracht. Arbeiders snoeien de groene omheining. Verdeeld
over de begraafplaats staan grote oude eikenbomen en een paar basalt kruisjes.
Tegen de haag oude zerken van particulieren. Achteraan staat het beroemde
treurende ouderpaar. De stenen beelden zijn gemaakt door de Berlijnse
kunstenares Käthe Kollwitz. Ter herinnering aan haar 17 jarige zoon Peter
Kollwitz, die reeds op 23 oktober 1914 sneuvelde. De naam van haar zoon staat
op de tegel voor het ouderpaar. Het originele grafkruisje van Peter Kollwitz
staat in hetIn Flanders Field Museum. De beelden
van het treurende ouderpaar waren op 24 juli 1932 geplaatst op de voormalige
begraafplaats aan het roggeveld in Esen, in 1957 overgebracht naar Vladslo.
We wandelen een stuk door het bos achter de begraafplaats. We zoeken de
2 kleine betonnen constructies en de Duitse gedenkmuur. Er staan geen
wegwijzers. We volgen wel het Käthe Kollwitzpad. Op ons pad lezen we kleine
infoborden met gedichten van bekende en minder bekende kunstenaars. We komen
vanzelf bij de Duitse gedenkmuur die in 1916 door het Lehr-Infanterie-Bataillion werd opgericht die
hier tijdens WOI gestationeerd waren. Het is een halfronde muur, opgetrokken in grijze natuursteen. Onlangs gerestaureerd
door het Duits reserveregiment Mars & Arbeid. In het midden een gedenkplaat onder de kroonlijst. Daarboven in het
Duits: Eisernes kreuz met 2 eiken takken in reliëf met daaronder een onleesbare tekst. Langs een
ander pad gaan we terug naar de auto.
We zijn op de Belgische Militaire begraafplaats van WOI te Keiem, gelegen
in de Keiemdorpstraat 170. Naast de ingang, Rechts van ons staat een kleine
kapel. O.L.V. Middelares. Gebouwd uit dankbaarheid door de familie S.
Bonte-Monteyne.De begraafplaats is in ruitvorm
aangelegd. In het houten schuilgebouw willen we het register inkijken, maar het
bevindt zich niet in het kastje. De Belgische militaire begraafplaats van Keiem is een
verzamelbegraafplaats van na WOI. De grond werd in februari 1924 door het
Ministerie van Landsverdediging verworven uit privaat bezit. Na verzameling van
de doden na de oorlog werd de begraafplaats op 12 juli 1925 ingewijd. De
officiële Belgische grafsteen werd in 1920 ontworpen door de Brusselse architect
Simons, in opdracht van het Ministerie van Landsverdediging. Het duurde tot
1924 eer de grafsteen officieel werd voorgesteld. Opvallend op de begraafplaats
van Keiem zijn het aantal doden van 8ste en 13de Linieregiment van 18 en 19
oktober 1914 (147 van de 590). Op 18 oktober 1914 vielen de Duitsers aan en
veroverden ze de Belgische voorposten, o.a. Keiem. Vanuit Bruggenhoofd
Diksmuide deden de Belgen een tegenaanval en heroverden ze Keiem. Op 19 oktober
deden de Duitsers een nieuwe aanval, heroverden Keiem en drongen de Belgen
achteruit. Er vond een verwarde Belgische terugtocht naar de IJzer plaats en de
ijzeren draaibrug werd opgeblazen. 364 van de 590 doden konden niet meer
geïdentificeerd worden. Er ligt ook
een gesneuvelde soldaat uit de Tweede Wereldoorlog. Achter een hoge rododendron
wappert de Belgische driekleur.
We rijden naar het monument aan de Veurnekeiweg te Wulpen Koksijde.
Geen plaats om te parkeren. Ons Rina stapt uit om vlug enkele fotos te nemen.
Aan de overkant van de weg, loopt het kanaal Nieuwpoort-Diksmuide. Nog tijdens de Eerste Wereldoorlog
dacht de 4de Legerafdeling (of Divisie) eraan om voor zichzelf een monument op
te richten. Er werden zelfs stenen aangevoerd uit de ruïnes van Nieuwpoort en
de Lakenhallen in Ieper. In 1920 werd het monument onthuld door Koning Albert
I.
Voor het monument bevindt zich een zuil voor de Bevelhebber van de 4de Divisie,
luitenant-generaal (en baron) Michel (du Faing dAigremont). Opzij staan 36
gedenkstenen en liggen er 9 voor de verschillende regimenten. Helemaal vooraan
ligt een rotsblok met daarop twee gedichten, één van Albrecht Rodenbach en één
van Emile Verhaeren. Links en rechts op het monument staan ook de namen van de
ontwerpers en uitvoerders: L. Jacquemotte, beeldhouwer uit Huy, soldaat van het
18de regiment en G. Hendrickx, architect uit Brussel en korporaal van het 4de
regiment Genie.
De 4de Divisie verdedigde van 20 tot 23 augustus 1914 de vesting Namen tegen de
Duitse overmacht. Tijdens de IJzerslag lag ze naast de 1ste Divisie in de Bocht
van Tervate. Van eind 1914 tot begin 1917 verbleef de 4de Divisie vooral in het
noordelijke deel van het IJzerfront, met kantonnement in Wulpen. Ze vocht
eveneens mee in Merkem (1918) en bij het bevrijdingsoffensief. Het monument en
zijn omgeving werd in 1997-1998 volledig gerestaureerd door de federale
overheid.
We rijden naar de Kerkstraat in De Panne. We wandelen langs een perk
met Britse doden uit WOII en een perk Belgische oud-strijders met Heldenhuldekruisjes.
Op een hoek is een volledige zerk geplaatst van een oorlogsvrijwilliger Adjudant,
Jager te voet, Jack De Keyzer. Achter de
gemeentelijke begraafplaats vinden we de grootste Belgische militaire
begraafplaats van West-Vlaanderen. Hotel lOcéan in de Panne deed dienst als
hospitaal. Soldaten die er aan hun verwondingen overleden, vonden hier hun
laatste rustplaats. De meesten
stierven tijdens het eindoffensief in 1918. Centraal staat een vlaggenstok,
waaraan de Belgische vlag wappert. Rondom staan 3.739 grafstenen waaronder 3744
doden begraven liggen, waarvan er 811 niet geïdentificeerd werden. Op perk A rust
een zekere Meurs-Laurent. Hij was Opperwachtmeester bij de Gendarmerie en
gestorven den 19 November 1918 tijdens de bevrijding van België. Misschien
ook een ver familielid van ons Rina? Achteraan op de begraafplaats staan vijf
witte kruisjes van Franse gesneuvelden. Tenslotte liggen er nog 342 Belgische
doden uit WOII begraven, waarvan er 42 onherkenbaar waren. Ons Rina legt een
zelfgemaakte krans neer van gehaakte papavers, bij de Belgische vlag die hoog
boven ons wappert. Op deze manier nemen wij afscheidt van onze Belgische helden,
en al de geallieerde soldaten die we vorig jaar en de afgelopen dagen bezocht
hebben.
Tot slot rijden we naar het strand. Nog even uitwaaien voor we terug
naar Ekeren rijden. We wandelen tot bij
het monument van Koning Leopold. Onder zijn bronzen beeld staat de volgende
tekst: Leopold de eerste, Koning van België, is hier op de 17de dag
van de maand juli anno 1831 binnengekomen op Belgische grond en plechtig
ontvangen. Tot schrijfs.
Vandaag is
het vrijdag 13 juni 2014. Het is wat later dan anders als we vertrekken vanuit
Heuvelzicht. Het beloofd een mooie dag te worden met temperaturen tot 24°. Er
hangen nevelwolken en er staat een matige wind. Om 10:00u parkeer ik de auto op
een parking in het landelijk dorpje Zuidschote. Tijdens WOI werd het bijna
volledig verwoest en de bevolking vluchtte weg. Eerst in 1920 keerden de eerste
vluchtelingen weer. Rond de St- Leonarduskerk liggen slachtoffers van WOI en
WOII. De vijf kleine kruisjes zijn van onbekende Franse soldaten, gesneuveld
tijdens WOI. Het monument voor de gesneuvelden is van beide Wereldoorlogen. Het
bestaat uit drie delen. Links nog fotos van de soldaten, verbleekt, maar toch herkenbaar.
Het pad naar de ingang van de kerk is afgeboord met lindenbomen. De kerkpoort
staat uitnodigend open. De volgende deur is eveneens open. Maar dan houd het
op. Hier is een glazen wand geplaatst met afgesloten deur. Een streng bewaakte
kerk. Ik kijk rond of er ergens cameras aanwezig zijn. Zou het kogelvrijglas
zijn? De parochiekerk is oorspronkelijk
van 1483, de torenspits van 1551. In 1914 brandde de kerk volledig af en werd uiteindelijk
in 1922-23 heropgebouwd.
Met de kerk
in de rug rijden we met onze e-fietsen naar rechts, maar houden links aan. Op Zuidschote-Dorp 13 staat de
pastorie, verscholen achter enorme groene hagen. Het gebouw dateert van 1920. Het
werd stijlvol met meerdere zijtrapgevels heropgebouwd. Bij de Steenstraat staat een kleine kapel met
rustbank, omringt met klimop en kleurige bloemen. In de grot staat O.L.Vrouw
van Lourdes. Ze wordt aanbeden door de geknielde Bernadette.
Een weinig later
rijden we door Lizerne. Tijdens WOI lag het gehucht van Zuidschote vlakbij het
front. De Duitsers veroverden het dorpje op 24 april 1915 en rukten op naar
Zuidschote. Op 27 april, drie dagen
later, slagen de Fransen erin om Lizerne te heroveren en men drijft de vijand
terug over het kanaal.
Op de hoek
Steenstraat/ Lotzstraat herinnert Demarcatiepaal nr 4 aan de eerste gasaanval. Verderop
linksaf in de Lotzstraat tot nr 15. Hier werd een monument aan de voorgevel
bevestigt, in beide landstalen, als aandenken aan de slachtoffers van de
Karabiniers die omgekomen zijn aan de eerste Duitse gasaanval op 22 april 1915.
We verlaten
het centrum van Zuidschote onder een stralende zon. Een prachtige dag om te
genieten van de stilte van de groene omgeving. We kunnen al direct smullen
van enkele panoramazichten in een glooiend landschap. In de Diksmuidseweg
houden we halt bij het Verzoeningskruis Steenstraete. Een monument met een
verhaal. Dit kruis is ter vervanging van het voormalige Franse gedenkteken voor
de slachtoffers van de eerste gasaanval en de gesneuvelden van het 418de
infanterieregiment. Onthuld op 28 april 1929. Tijdens WOII werd het monument
gedeeltelijk vernietigd. Buurtbewoners plaatsten daarop een houten kruis. In
1954 besliste men dan om dit aluminiumkruis te plaatsen als teken van een
Frans-Belgisch-Duitse verzoening. Er kwam heel veel protest op en pas in 1960
kwam dit geheel tot stand.
De
oorlogskrant Belgisch Dagblad van Donderdag 13 Januari 1916, vermeld het volgende: Belgisch
legerbericht. Gewoon artilleriegevecht. In den sector van Steenstraete is het
kanonnengebulder zeer hevig geweest, en een bommengevecht heeft eene groote
uitbreiding genomen. De
oorlogskranten werden heruitgegeven door Gazet van Antwerpen.
De
temperatuur is ondertussen gestegen naar 20°. Bijna geen wind. Prachtig weer om
te fietsen. De weilanden worden soms nog afgeboord met oude knotwilgen en
ondiepe grachten. In de Grenadierstraat staat een hardstenen obelisk. Op een
vierkante sokkel staan paaltjes op elke hoek die verbonden zijn met een bronzen
ketting. Enkele sparren sieren het monument op. De obelisk werd ingehuldigd
door Koning Leopold III op 22 april 1934. Ter herdenking aan de eerste
gasaanval van 22 april 1915. Dit was het eerste monument dat Leopold III
inhuldigde na zijn troonbestijging.
Nog een
bericht in de oorlogskrant die Gazet van Antwerpen heruitgebracht heeft: Belgisch
Dagblad, Dinsdag 18 Juli 1916. Koninkrijk België. Departement van Oorlog.
Wekelijksch bulletijn van 8 tot 14 Juli.
De week van 8 tot 14 Juli werd gekenmerkt door groote artillerie-activiteit. De
Belgische batterijen van elk kaliber hebben stelselmatig vernielingsgeschut
gericht op de vijandelijke verdedigingswerken, voornamelijk in de streek van
Dixmuide, in de omstreken van Driegrachten, Steenstraete, het sas en Boesinghe.
Onze luchtvaart- en rechtstreeksche observatiediensten konden de belangrijkheid
der bekomen uitslagen vaststellen. De vijand heeft heftig geantwoord, zoo met
behulp van zijne artillerie als met loopgraafwerktuigen; hevige wederzijdsche
beschietingen sproten daaruit voort. Nochtans hebben onze batterijen en
bommenwerpers daarbij telkens het voordeel behouden en de vijandelijke
artillerie tot zwijgen gebracht. Tijdens deze laatste dagen zijn de verkenners
zeer actief geweest op het Fransch-Belgische front. Onder dit artikel staat nog een
klein bericht over Steenstrate. Ik lees: Belgisch legerbericht. Zeer
heftig gevecht bij Steenstraete. 15 Juli. Artilleriegevechten aan verscheidene
plaatsen van het Belgisch front vooral in de buurt van Steenstraete, waar het
gevecht zeer heftig was in den loop van den namiddag.
Als we
Bikschote binnenrijden stoppen we bij een enorm hoog wit kruis, rechts van
ons.Het gedenkteken, waarin een
sabel is uitgehouwen, staat tussen een lage breukstenen muurt dat gemetst is in
U-vorm en afgedekt met hardstenen platen. Op de voet van het kruis hangt een
bronzen plaatje met het cijfer 3 onder de koninklijke kroon. De bevloering is
eveneens uit breuksteen. Dit gehele monument vervangt het vroegere monument dat
was aangebracht aan de Steenstratebrug, waar we zo dadelijk over moeten. Boven
op de twee uiteinden van de brugleuningen werden drie bronzen geweren tegen
elkaar geplaatst.De stenen
brugleuningen werden versierd met bronzen palmen en herinneringsplaten.Het 3de linieregiment was vóór de eerste
wereldoorlog in Oostende en Ieper gekazerneerd. Van 24 april 1915 tot 10 mei
1915 was het hier achter het kanaal opgesteld en leed er aanzienlijke verliezen
bij de Duitse gasaanvallen. Op 28 mei 1940 lieten aftrekkende Britse troepen de
brug springen waardoor dit monument vernield werd. Gelukkig had oud-strijder
Achiel Durnez uit Zuidschote lont geroken. Hij kon nog net op tijd de bronzen
platen losschroeven en verstopte ze bij zich thuis.Links en
rechts zijn op de muur de twee oorspronkelijke tekstplaten aangebracht. Het rechtse, in het Nederlands,
vermeld: Ter roemrijke nagedachtenis aan de 162 officieren, onderofficieren en
soldaten van het 3de Linieregiment. Die van 24 april tot 19 mei 1915 gevallen
zijn te Steenstraat bij deelneming aan het stuiten van het Duitsch offensief.
Dat op 22 april losgeketend werd met stikgassen. Op 26 april 1953 werd het
nieuwe monument ingehuldigd door de verbroedering van de oud-strijders van het
3de en 23ste linieregiment.
Over de
Steenstratebrug naar links en bij het water naar rechts. We rijden langs het
kanaal Ieper-IJzer, ook wel het Ieperleekanaal genoemd. Het kanaal stroomt van
Ieper naar Lo-Reninge, waar het aansluit op de IJzer. Tijdens WOI maakte het
kanaal deel uit van de Ieperboog of de Ypres Salient. Nu wordt het kanaal
uitsluitend gebruikt door pleziervaartuigen. Met zijn lengte van 15km moeten de
vaartuigen door twee sluizen. Er
komt net een pleziervaartuig onder de brug door gevaren. Op de boeg is in witte
letters t Zeepaardje geschilderd. De Nederlandse vlag wappert achteraan. De
kapitein zwaait vriendelijk goedendag. Hij vaart het eind naast ons mee tot we
halt houden bij het monument van de Gebroeders Van Raemdonck dat 150 meter verder
in een weide gemetst werd met betonnen brokstukken die afkomstig zijn van het
Duitse steunpunt Stampkot. De twee kruisen symboliseren de beide broers.
Edward en Frans uit Temse waren twee vrijwilligers. Op een nacht in maart 1917
voerde hun regiment een raid uit op een Duitse stelling nabij het Stampkot.
18 dagen later werden hun lichamen gevonden, samen met dat van de Waalse
korporaal Aimé Fievez. Men begroef de drie gesneuvelden ter plaatse. In 1924
werden de stoffelijke resten van de broers en de korporaal overgebracht naar de
begraafplaats van Westvleteren. In 1932 werd hun kist bijgezet in de crypte van
de IJzertoren. In juni 1987 werd aan dit gedenkteken een gedenkplaat onthuld. De
tekst luidt: 26 maart 1917, hier sneuvelden in elkaars armen na een
luchtaanval op het Stampkot de gebroeders oorlogsvrijwilligers Edward en Frans
Van Raemdonck uit Temsche, beiden sergeant in de 6komp. 24 linie. en als ik
val. Dan eerst voor Vlaanderen Frans. Hier sneuvelde nog rond hetzelfde
uur, soldaat Aime Fievez. 6de komp. 24 linie Calonne.
Vanaf nu
rijden we tussen wei- en landbouwgrond. Het enige voertuig dat ons passeert is
een tractor. In de weiden staan voornamelijk koeien, paarden en geiten. Als
landbouw wordt vooral mais geplant. Het groeit nog niet boven ons hoofd.
Ernaast een veld met savooien, dan aardappelen en links van ons hectaren rode
kool. Aan een verkeersbord doodlopende straat hangt een brievenbus. Geen
naam, geen huisnummer. De postbode wacht hier een zware taak. In de Slaakstraat
7 doemt de Ziegler bunker op. Hij staat vooraan in het weiland en bezit nog een
uitkijktoren. Hij werd gebouwd door Duitse Mariniers die werden bijgestaan door
ingenieur Ziegler. Vanuit deze betonnen constructie werden lichtsignalen
gegeven naar andere eenheden. De bunker werd in juli 1917 door de Fransen
veroverd bij de Slag om Pilckem Ridge. De boer gebruikt het complex nu als
opslagplaats voor machines en dergelijke. Dan heeft het toch nog een beetje
nut. De constructie ziet er nog redelijk goed uit Als de zon achter een wolk
schuil gaat is het fris door de wind. We rijden op een brede baan. We moeten
niet klimmen of afdalen. Het is rustig fietsen. Als de tractors hun land
verlaten vallen er kluiten aarde op de betonbaan. De klei wordt hard en het is
niet aangenaam om er met de fiets over te rijden. We voelen de schokken tot in
de rug. Onmogelijk te vermijden. De baan ligt over de volledige breedte vol. We
fietsen door een bont lappendeken van akkers, weilanden en bos.Weer een aardappelveld, hectaren groot. We
naderen onze eerste begraafplaats. Vooraan aan een akker ligt een opgegraven
obus. Dovo is verwittigt en zal hem komen ophalen. Het verroeste stuk ongeluk
is circa 30cm lang en bruin van de klei. Volgens mij kan hij nog de lucht
invliegen.
Het Welsh
Cemetery of Caesars Nose wordt niet aangeduid vanop de grote baan door de
bekende groene bordjes. Maar is duidelijk waarneembaar in de landelijke
omgeving door het Cross of Sacrifice, al is het nogal klein uitgevallen. De
begraafplaats is te bereiken langs een groen graspad van ongeveer 200m, en twee
bakstenen muurtjes. Hier werden doden begraven vanaf eind juli 1917 tot
november 1917. In totaal worden 68 Britse gesneuvelden herdacht, waarvan 9
onbekende. Het registerkastje ontbreekt.
We rijden
een stuk terug en slaan rechtsaf. Het kruispunt steken we over. We zien reeds van
ver het Cross of Sacrifice van het No Mans Cot Cemetery. De begraafplaats ligt
tegen een heuvel. Eveneens te bereiken langs een groen graspad en een
smeedijzeren hek. Ook hier geen registerkastje te zien. De naam No mans Cot
werd afgeleid van een boerderij die tijdens een groot deel van de oorlog in
niemandsland stond. Hier worden in totaal 79 Britse soldaten herdacht. 45 van
hen zijn van het 51th Highland Division die dit regiment veroverden op 31 juli
1917 en hier begraven werden. Twee van hen konden niet meer geïdentificeerd
worden.
Track X
Cemetery. De begraafplaats wordt omgeven door een groene plastiekdraad. Ervoor groeit een haag met rode bladeren.
Hier is wel een registerkastje. De kleine begraafplaats wordt omringt door
maisvelden. Binnen een paar weken is het zo hoog gegroeid dat niemand nog de rustplaats
ziet liggen. Veel volk hebben we nu ook niet gezien. Wij zijn steeds de enige
bezoekers. Langs het mooi onderhouden graspad betreden we de kleine
begraafplaats. Tijdens de oorlog lag de begraafplaats tussen beide strijdende
fronten. De gesneuvelden werden begraven vanaf juli 1917 tot en met november
1917. Er worden 149 doden herdacht waarvan 27 niet meer konden geïdentificeerd
worden. In mei 1918 werden er nog twee graven bijgezet.
We rijden
weer verder tot het volgende kruispunt. Linksaf in de Hogeziekenweg voor het Buffs
Road Cemetery. Genoemd naar een boerderij in de buurt. Met deze begraafplaats
werd gestart in Juli 1917 tot en met maart 1918. Hier werden toen nog 265 doden
herdacht. Na de wapenstilstand werden er nog 90 slachtoffers uit de omliggende
slagvelden bijgezet. Voor 10 gesneuvelden werden Special Memorials opgericht,
omdat hun graven door artillerievuur verloren ging. Nu rusten hier in totaal
289 soldaten, waaronder ruim tachtig niet-geïdentificeerde. Twee rijen
lijsterbessen sieren de begraafplaats.
Op de N313
vinden we de Seaforth Cemetery Cheddar Villa. Hier stond vroeger een boerderij
met de naam Cheddar Villa. De begraafplaats ligt op het grondgebied van Sint-Juliaan. Het dorpje lag tijdens de oorlog pal
op de frontlijn. Het werd, net als enkele buurtdorpjes met de grond gelijk
gemaakt. We zien een rechthoekige begraafplaats met minder zerken als op de vorige
begraafplaats. Ze staan over het algemeen tegen de stenen omheining. Er werden talrijke vernieuwde
zerken geplaatst. Hier worden 148 doden herdacht, waarvan 21 niet konden
geïdentificeerd worden. Voor 19 soldaten werd een Special Memorial opgericht,
omdat hun graven werden vernietigd door artillerievuur. Links en rechts
achteraan op de rustplaats zijn twee massagraven met 75 en 81 gesneuvelden. Zij
worden herdacht met een Duhallow Block. Een witte vierkantige gedenksteen voor
verloren gegane graven op andere rustplaatsen. Achteraan staan op een
herdenkingsplaat 23 namen van de Seaforth Highlanders die hier gevallen zijn,
maar waarvan men niet weet waar ze begraven zijn. Hun namen staan eveneens op
de Menenpoort.
We rijden
terug tot de grote baan. Linksaf richting St-Jan op de N313 of de Brugseweg.
Onder de snelweg (A19), die loopt van Kortrijk tot Ieper. In 1980 werd de
snelweg in gebruik genomen voor het verkeer. De plannen om de A19 door te
trekken tot bij de kust werden definitief opgeborgen. Verderop de eerste straat
linksaf. Wat verder draaien we het Wieltje op voor het monument van de 50th
(Northumbrian) Division. We lezen: To the endvring memory of
all ranks of the 50th Northvmbrian-Division who fell in the Great War
1914-1918. De Britse infanteriedivisie
arriveerde op het Europese vasteland in april 1915. Binnen de 7 dagen was de eenheid aan het
vechten tijdens de Tweede Slag bij Ieper. Hier, op het gehucht 'Wieltje', werd
de divisie voor het eerst ingezet. Het gedenkteken werd op1 september 1929 onthuld door veldmaarschalk
Plumer. Na WOII werd er een tekst toegevoegd: In memory of their comrades of
the same division who gave their lives in the war of 1939-1945 for the liberation
of France Belgivm and Holland.
Honderd
meter verder bevindt zich het Oxford road cemetery. Het is een mooie grote begraafplaats
die omgeven is door een struik met rode bladeren. De zerken staan allemaal met
de voorkant gericht naar het Cross of Sacrifice, dat in het midden staat. De Stone
of Remembrance staat uiterst links. Het achterste gedeelte werd met gele rozen versiert,
de rest heeft rode rozen die de begraafplaats opfleuren. In de schaduw van een
jonge beuk staan twee zerken pal naast elkaar. Van hetzelfde regiment. Schouder
aan schouder gestreden en nu rusten ze naast elkaar. Er wordt uitstekend voor
onze gesneuvelde strijdmakkers gezorgd. Er werden al veel zerken vernieuwd maar
er staan er nog velen te wachten. Het is vooral het grondwater waar de zerken
onder te lijden hebben. Enkele zerken zijn weggehaald voor renovatie. Er staan
ook enkele Joodse zerken met kiezelsteentjes op. Deze plaats lag tijdens de
oorlog aan het front van de Ieperboog. Er werden doden begraven vanaf augustus
1917 tot de helft van 1918. Hier staan 853 zerken verspreidt over vijf perken.
297 lichamen konden niet meer geïdentificeerd worden. Na WOI werden er nog
doden bijgezet uit de graven van omliggende slagvelden.
We rijden
door het centrum van St-Jan. Een klein dorp van de stad Ieper. Onze volgende
begraafplaats ligt in de velden en uitsluitend bereikbaar langs een 200m
graspad. Wieltje Farm Cemetery behoorde ooit toe aan een boerderij in de buurt.
Tussen juli en oktober 1917 werden de gesneuvelden begraven van de Derde Slag
bij Ieper. Hier worden 116 doden herdacht waarvan er 10 niet meer te herkennen
waren. De zerk van een Duits onderofficier is in het verleden midden
doorgebroken. Hij werd er terug opgeplakt. Voor hem geen nieuwe zerk. De
soldaat sneuvelde op 22 december 1917. Een Special Memorial werd opgericht
voor 19 soldaten, vroeger waren dat er 20. Er is een zerk tussenuit gedaan. Tegen de stenen omheining bloeit lavendel.
We wanen ons even in de Provence.
Even later
staan we bij de Franse begraafplaats Cimitiére de Saint Charles de Potyze. Genoemd naar het gelijknamige gehucht
Potyze dat tijdens WOI dicht bij het front lag van de Ieperboog. In het
voormalige Potyze chateau werd een hulppost ingericht. Het kasteel werd in
1918 volledig vernield en nooit weer opgebouwd. Deze indrukwekkende
begraafplaats is de grootste Franse Militaire begraafplaats van België. Ze werd
plechtig ingehuldigd op 22 november 1922. Langs twee witstenen zuilen en een
gietijzeren hek betreden we de begraafplaats. Op elke zuil hangt een klein
infobord. Het rechter, in het Nederlands, luidt: Hier rusten de roemrijke
lijken van meer dan 4.000 Franse soldaten, gesneuveld op het veld van eer op
Vlaanderens Front gedurende de Grote Oorlog 1914-1918. Allemaal witte
kruisjes, met uitzondering van enkele islamitische en joodse graven, waarvan er
tamelijk veel zijn. Het zwarte monument vooraan is een beeldengroep van een
Calvarie. Alle infoborden zijn spijtig genoeg uitsluitend in het Frans. Duidelijk
te zien dat deze begraafplaats niet onderhouden wordt door The Commonwealth
War Graves Commission. Het gras wordt niet regelmatig afgereden.
De wandelpaden vertonen putten en kuilen. De onbekende soldaten rusten bij een
bekend soldaat samen in één graf. De stoffelijke resten van de vernielde graven
kwamen in het massagraf terecht, achteraan. Onder sommige kruisjes liggen wel
drie tot twaalf stoffelijke resten. Ook zeven onbekende soldaten werden
begraven onder één kruis. Hier rusten in totaal 4209 gesneuvelde Franse
soldaten. 1300 van hen konden niet meer geïdentificeerd worden. Voor WOI stond
in de buurt een schooltje dat gebruikt werd als hulppost. De eerste
gesneuvelden werden daar in de tuin begraven. Het schooltje kwam tijdens de
Derde Slag om Ieper in de frontlijn te liggen en alles werd verwoest. Vanaf
1919 werd de begraafplaats hersteld en werden de afgezonderde graven hier
bijgevoegd. Ter herinnering staat hier een obelisk aan een aantal infanterie
regimenten.
Op het Aeroplane
Cemetery staan veel vernieuwde zerken. De begraafplaats is in verschillende
niveaus aangelegd en heeft een schuilhuisje, gemetst in baksteen. Hier staan
1105 grafzerken van gesneuvelden waarvan er 636 niet meer konden herkend
worden.Het Aeroplane Cemetery lag
pal op de frontlijn bij de Derde Slag om Ieper. Op 31 juli 1917 veroverde de 15de
Schotse Divisie en de 55ste West Lancashire Divisie de Verlorenhoek
en Frezenberg. Twee gehuchten van Ieper. Een paar weken later stortte een Brits
vliegtuigje neer op de begraafplaats. Sindsdien kreeg de rustplaats deze naam.
960 graven werden na de oorlog bijgevoegd. We vinden drie graven van
geëxecuteerden: A. Thompson, J. Robinson en B. Hartells. Er komt meer wind opzetten.
De zon verdwijnt vaak achter de wolken.
We rijden de
Zonnebeekseweg af tot we drie kleine begraafplaatsen zien tussen enkele huizen.
Het is door de groene CWGC bordjes dat we het zien. Hier woedde de Tweede Slag
om Ieper. Het Potyze Chateau Lawn Cemetery en het Potyze Chateau Grounds Cemetery
zijn eigenlijk één begraafplaats en te bereiken langs een grindpad. In 1918
lagen hier 241 doden begraven. Na de wapenstilstand werden nog slachtoffers
vanuit de omliggende slagvelden toegevoegd. Voor 12 doden werd een Special
Memorial opgericht. Hun graven werden niet teruggevonden en men verondersteld
dat ze zich onder de onbekenden bevinden. Onder een Frans grafkruis ligt een
Franse kapitein.Hij sneuvelde op 14 mei
1915. Hij werkte samen met de Britse Brigade en word eveneens hier herdacht. In
het gehucht Potyze, omringd door een bos stond een kasteel waarin een medische
post ondergebracht werd. Ook het 27ste Divisie had hier zijn
hoofdkwartier. Dat ging niet onopgemerkt voorbij. Tijdens de zomer van 1918 lag
het kasteel in de frontlijn. Alles werd onder vuur genomen en van het kasteel
en het bos bleef niets meer overeind. Een infobord vermeld: Tijdens WOI was
het gehucht Potijze gedurende vrijwel de hele periode in handen van de troepen
van het Britse Gemenebest. Het dorp lag direct achter de loopgraven van de
geallieerden en ruim binnen het bereik van Duitse artillerie. Van hieruit
leidde een wirwar van communicatie- en verbindingsgangen de soldaten naar de
loopgraven aan het front. Hoewel het kasteel constant onder vuur stond, bleef
het Potijze Chateau, een landhuis uit de negentiende eeuw, gedurende de
oorlog redelijk ongehavend en werd gebruikt door de troepen van het Gemenebest.
in het voorjaar van 1915, tijdens de Tweede Slag bij Ieper, was dit het
hoofdkwartier van de 27ste divisie, onder het commando van Majoor
Generaal Thomas DOyly Snow. Het gelijkvloers werd later ingericht als een
Advanced Dressing Station (medische post) en de eerste verdieping, met
uitzicht over de Duitse linies, deed dienst als observatiepost. Gedurende de
oorlog was het kasteel omgeven door talloze bunkers en loopgraven. Een grote
schuur op het terrein, die onder de soldaten bekend stond als Lacer Farm,
werd gebruikt als opslagplaats voor ammunitie en voorraad voor de loopgraven. Hier haalden de soldaten op weg naar het
front hun gereedschappen, prikkeldraad, loopplanken, bommen en andere voorraden
op. In augustus 1917, aan het begin van de Derde Slag bij Ieper, ook
Passchendaele genoemd, was de strijd in de omgeving van Potijze heftig. Een
jonge officier uit het Manchester Regiment, herinnerde zich later de
verwoesting van het landschap rond het kasteel door de meedogenloze Britse en
Duitse beschietingen. Dit was een land waar de zucht naar moord en vernietiging
genadeloze vormen had aangenomen. Er was niets bruikbaars meer te vinden,
iedere centimeter grond werd door de schutters verkend en bestookt in hun wrede
en bloedige machtsstrijd. Potijze was nooit een rustige sector. Artillerievuur
eiste geleidelijk zijn tol op de officieren en manschappen die gestationeerd
waren rond het kasteel. De Britse posities werden af en toe fors aangevallen.
Op 9 augustus 1916, met de Slag bij de Somme in volle gang, brachten het eerste
en het tweede bataljon van het Hampshire Regiment tien dagen door in de
loopgraven ten oosten van het kasteel. Vlak voor hun vertrek vielen ze ten
prooi aan een onverwachte aanval door de Duitsers, waarbij een krachtige vorm
van fosgeengas werd gebruikt. Beide eenheden werden totaal verrast en hoewel de
Hampshires geen grond moesten prijsgeven, had het regiment ruim 240 gewonden,
waarvan circa de helft later van gasvergiftiging stierven. De 1st Royal
Inniskilling Fusiliers waren op dat ogenblik in hetzelfde gedeelte van de
frontlinie en leden eveneens grote verliezen als gevolg van de gasaanval. Ruim
60 soldaten die in deze aanval sneuvelden, liggen begraven op het Chateau Wood
Cemetery. Centraal op het bord is een zwart wit foto geplaatst van een Britse
leger Aalmoezenier die een gekwetste soldaat helpt te drinken op het terrein
van het kasteel.
Het Pottize Chateau
Wood Cemetery is even verder gelegen en te bereiken langs een graspad. Het
bezit een klein Cross of Sacrifice. Enkele zerken staan vlak naast elkaar. Ze hebben dan ook hetzelfde embleem.
Bij de meeste zerken staat onderaan een tekst. Van de CWGC mochten de familieleden, mits
betaling natuurlijk, iets op de zerken laten graveren. De ene tekst is al wat
groter dan de andere. Zoals deze: goodbye mother, someone
most go en we will all have to go yet. En even verder: greater love, hat no
man, dan this. He lay dawn, en gave his live for his friends. Het kan ook goedkoper zoals: R.I.P.
op sommige zerken staat onderaan niets. Twee Duitse grafzerken met drie namen
van gesneuvelden. Hier rusten 157 militairen, waarvan er zes niet meer herkend
konden worden.
In de
Potijzestraat vinden het Potijze Burial Ground Cemetery. Een grote Britse begraafplaats
vlakbij de Bellewaardebeek. Zeventien zerken staan pal naast elkaar. De
middelste zerk draagt een kruis, links en rechts op de zerken staan twee namen.
Allen van hetzelfde regiment. In de rij erachter hetzelfde. Zeven zerken vlak
naast elkaar. De middelste zerk draagt het kruis. De zerken ernaast bezitten
twee of drie namen van verschillende regimenten. Van sommige onbekende soldaten
weten ze wel het regiment. Dat wordt dan uitgesneden op hun zerk. De
begraafplaats is mooi versiert met kleurrijke bloemen. Deze
rustplaats is ontstaan in april 1915 tot oktober 1918. Hier worden 580 doden
herdacht waarvan er 21 niet meer herkend werden.
Op het Ypres
Town Cemetery Extension rusten slachtoffers van beide Wereldoorlogen. Er liggen zelfs twee slachtoffers onder
één zerk. Een speciale zerk met de leeuw van Vlaanderen is van sergeant Karel Pylink.
Piloot bij de Royal air force. Gestorven in 1912. Tegen de muur van de
begraafplaats staan zerken met twee logos en twee namen. Een Duitse zerk met twee namen. Achteraan
rechts komen we op de burger begraafplaats. We lezen op het infobord van het
CWGC: Van oktober 1914 tot september 1918 was Ieper (Ypres) het middelpunt van
de Ieperboog (Ypres Salient), een uitsprong in de gevechtslinies die bezet was
door de Britse Gemenebesttroepen. De eerste Britse eenheden arriveerden in
Ieper op 14 oktober 1914. In de stromende regen rukten ze op ten oosten van de
stad, in de richting van het Duitse leger. Binnen slechts enkele dagen werden
hun eerste gesneuvelde strijdgenoten begraven op de gemeentelijke
begraafplaats. In de bloedige gevechten bij Ieper sneuvelden steeds meer
soldaten, die eveneens op de begraafplaats, en op een uitbreiding ernaast,
werden begraven. De Gemenebesttroepen gebruikten deze begraafplaatsen tot mei
1915. Na de oorlog werd het uitbreidingsperk vergroot door de bijzetting van
ruim 360 graven van kleinere begraafplaatsen en van verspreide graven in de
omgeving van Ieper. De uitbreiding van de begraafplaats, naar het ontwerp van
Sir Reginald Blomfield, is de laatste rustplaats van ruim 600 Britse
Gemenebestsoldaten uit WOI en van twee niet geïdentificeerde Duitse soldaten.
In dit gedeelte van de begraafplaats liggen ook 43 Britse Gemenebestsoldaten
uit WOII begraven. Op de gemeentelijke begraafplaats rusten 144 soldaten van
het Gemene Best op verschillende locaties. Aan de westkant worden 50
medewerkers herdacht van de voormalige Commonwealth War Graves Commission.De instelling die de Britse begraafplaatsen
onderhoud. Het
is een oud kerkhof. Er staan zerken van eind 19de eeuw. Een speciale
grafzerk is van Maurice Battenberg. Het grafopschrift luidt:
Lieutenant H.H. Prince Maurice of Battenberg K.C.V.O. Kings Royal Rifle Corps,
27th october 1914 age 23. Onderaan lezen we de tekst: Grant him with all thy
faithful servants. A place of refresment and Peace. Maurice Victor Donald
Battenberg werd geboren in Balmoral Castle, Aberdeen, op 3 oktober 1891, te
Groot Brittannië. Zijn
vader was Prince Henry van Battenberg, de zoon van Prins Alexander van
Hessen-Darmstadt en Julie Therese gravin Hauke, zijn hofdame. Zijn moeder was
prinses Beatrice von Sachsen-Coburg-Gotha, de vijfde dochter en het jongste
kind van koningin Victoria en prins-gemaal Albert. Omdat zijn vader kind was
uit een morganatisch huwelijk kreeg Prince Henry van Battenberg zijn titel prins
van Battenberg van zijn moeder, die door de Russische tsaar Nicolaas tot
prinses werd bevorderd. De jonge prins diende in WOI en stierf tijdens de
Eerste Slag om Ieper. Na 1918 moesten Britse edelen met een Duitse achternaam
deze verengelsen. De nakomelingen van Battenberg veranderden hun naam in
Mountbatten. Het
infobord vertelt nog meer: In augustus van 1914 vond er vanuit het oosten een
grootscheepse Duitse invasie plaats in België en Noord-Frankrijk, geleid door
zeven legers met ruim één miljoen soldaten. In de eerste weken van september
rukten het Franse leger en de Britisch Expeditionary Force (BEF) op en dwongen
de Duitsers om zich terug te trekken over de rivieren Marne en Aisne. Begin
oktober, terwijl de bloedige strijd in de Elzas ononderbroken woedde, trok het
zesde Duitse leger op naar het noorden, in de richting van Vlaanderen. Het doel
was om Boulogne en Calais te bezetten en de geallieerden te omcirkelen. Uit
angst dat de geallieerden de belangrijke havens van het kanaal zouden
verliezen, trokken de troepen van de BEF ook naar het noorden. Deze verwarde
reeks manoeuvres in de richting van de Noordzeekust, eerst naar het noorden,
dan naar het westen, dan weer naar het noorden, kreeg de naam De wedloop naar
de zee. Beide legers hoopten een beslissende aanval te kunnen plaatsen maar de
wedloop kwam in oktober en november 1914 onbeslist ten einde. Maar de boog in
het front rondom Ieper bleef achter en de bewegingsoorlog maakte plaats voor
een slopende loopgravenoorlog, van de Belgische kust tot aan de Zwitserse
grens.
We rijden
verder op de Zonnebeekseweg en slaan linksaf in de Meenseweg (N8). Hier ligt
het Menin Road South Military Cemetery dat voor het eerst in gebruik genomen
werd vanaf januari 1916. Na de wapenstilstand werden nog 203 graven bijgezet
vanuit de omgeving. Langs de grote boogpoort betreden we de dodenakker. De drie
landsplaten zijn tegen de muur bevestigd. Links is het schuilhuisje gemetst in
rode baksteen en afgewerkt in witte natuursteen. In totaal werden hier 1658
soldaten begraven, waarvan 120 niet meer konden geïdentificeerd worden. Voor 54
soldaten werd een Special Memorial en twee Duhallow Blocks opgericht. We
vinden één Duitse zerk van een onbekende soldaat. Bloemperken geven kleur
tussen de graven. Bomen zorgen voor schaduw.
In de
Frenchlaan draaien we rechtsaf. Links zien we de majestueuze Menenpoort van
Ieper. Mensen wandelen er vaak met het hoofd omhoog. Ze lezen de namen op de
muren. Verderop fietsen we langs de N32 tot de derde straat links. Op het eind
van de Jan Ypermanstraat draaien we de Brugseweg op tot het White House Cemetery.
St-jean-les-Ypres. Een grote begraafplaats, in verschillende niveaus, op het
grondgebied van Sint-Jan. Hier staat een oude zerk van een Belgische soldaat.
Op de zerk is normaal een foto en een tekstplaat bevestigt, maar dat werd
onlangs verwijdert voor renovatie. De eerste doden werden begraven in maart
1915. Na de oorlog werden 700 graven bijgezet van kleinere begraafplaatsen uit
de omgeving. In totaal rusten hier 1163 soldaten waarvan er 323 onbekend
bleven. Na WOII zijn nog 8 gesneuvelden uit het Verenigd Koninkrijk en één
Belgische soldaat bijgezet.
Aan de
overzijde van de begraafplaats staat een hoge kapel. O.L.V. Nood zoekt troost.
Gemetst in gele baksteen met trapgevel. Bloembakken met rode bloemen naast de
deur.We kunnen binnen tot bij een
traliehek, eveneens van bloemen voorzien. Op een verhoogd altaar staan enkele
heiligenbeelden van Maria. De muren zijn wit en blauw geschilderd.Na de kapel slaan we de volgende straat
linksaf. Een bocht naar links brengt ons bij twee tegenoverliggende
begraafplaats. Het linkse is de La Brique military Cemetery no 2. Ook deze
begraafplaats ligt op grondgebied van het gehucht Brieke, genoemd naar een oude
steenbakkerij, die hier gevestigd was voor WOI. Het is de grootste van de twee
en wordt omringt door een haag met rode bladeren. Het schuilhuisje achteraan is
aan het wegrotten door opstijgend vocht. Men begon zijn doden te begraven in
februari 1915 tot maart 1918. Aan het eind van WOI telde men 383 graven. Nadien
werden er nog kleine en geconcentreerde graven bijgevoegd. Nu worden hier 840
soldaten herdacht, waarvan 386 niet meer herkenbaar waren. Voor vier doden werd
een Special Memorial opgericht. Enkele
bomen sieren de begraafplaats. Aan de overzijde is No 1 Cemetery gevestigd.
Gesneuvelden werden hier begraven van mei 1915 tot en met december 1915 tijdens
de Tweede Slag om Ieper. Hier staan 91 vertikale grafzerken van gesneuvelde
soldaten waarvan vier onbekenden. Geen Cross of Sacrifice.
In de
Pilkemseweg fietsen we voorbij de Ieper Open Golf Club. Aangelegd in 1990 met
9 holes parcours bij de industriezone. Golf vereist vooral techniek en
concentratie. Het kost algauw 45 per les heb ik van horen zeggen. Aan derotonde rechtsaf. We rijden terug tussen
weilanden. Schapen, paarden en koeien grazen vreedzaam in de weide. Op de
Noorderring slaan we de eerste straat rechtsaf voor de volgende drie kleine
begraafplaatsen. Op La Belle Alliance Cemetery, genoemd naar de voormalig
hoeve, was een medische post gevestigd. Ze werd door artillerievuur volledig
verwoest en nooit meer opgebouwd. De zerken staan ver van uitelkaar.
Maar toch vinden we zerken van drie tot vijf vlak naast elkaar. Ze hebben allen
twee of meer namen van gesneuvelden. Hier liggen meer soldaten dan dat er
zerken staan. De eerste graven dateren van februari/maart 1916. Na de Derde
Slag om Ieper werden weer doden bijgezet. Op één van de
zerken lezen we: To the memory of several soldiers of the Great War S.
Staffordshire regt. Buried
in this grave. Known unto God. Volgens het register zijn dat er acht. In
totaal worden op deze begraafplaats 60 militairen herdacht. 10 lichamen werden
nooit geïdentificeerd.
Divisional Collecting
Post Cemetery en Extension is een Britse militaire begraafplaats, die
gedeeltelijk omheint wordt door een groene haag. Hier staan over het algemeen
oude zerken. Of het moet een andere soort van materiaal zijn. Links en rechts
van elke rij staan piramide buxus. Deze begraafplaats staat vol. Nergens een
open plek. In 2001 werden hier nog kleinere Extension bijgevoegd. Over twee
perken liggen 765 dode soldaten begraven, waarvan 512 niet meer herkend werden.
Een Duitse zerk is hier voorgoed blijven staan.
Het New Irish
Farm Cemetery is gelegen langs de Briekestraat. Genoemd naar een nabijgelegen
boerderij die de Britten doopten tot Irish Farm. Langs een groot
toegangsgebouw met een boogpoort betreden we de dodenakker. Na de reeks kleine
begraafplaatsen is dit een enorme dodenakker met de Stone of Remembrance. Ze
werd opgestart in augustus 1917 en na de oorlog werden uit naburige slagvelden
de doden hier bijgezet. 20 kleine begraafplaatsen werden ontruimd en hier
herbegraven. Er rusten eveneens zes Chinese arbeiders en één Duitser die stierf
in oktober 1916. De begraafplaats werd in niveau aangelegd.
In de kleine
Poezelstraat draaien de energie molens rustig rond. Ze zijn hoog en de wieken
zijn super groot. We fietsen tot de Colne Valley Cemetery. Een kleine Britse begraafplaats
die omringt is door een tamelijk hoge bakstenen muurt. Een gietijzeren hek
verschaft ons toegang. Rond het Cross of Sacrifice staan de 47 graven.
We fietsen
door de industriezone van Boezinge. We houden halt bij de Yorkshire Trench
& Dug-out. Deze keer zijn we niet alleen. Enkele mannen lopen met
paperassen en tamelijk hard pratend door de site. Dit stukje loopgraaf, Yorkshire
Trench, uit 1915 kwam tevoorschijn bij de aanleg van een nieuw stuk
industrieterrein. Van 1998 tot eind 2002 werden door de Diggers resten gevonden
van 155 gesneuvelden, na de eerste gasaanval in 1915. Deze loopgraaf uit de
eerste Britse linie werd later uitgebreid met een deep dug-out of een
ondergrondse schuilplaats. Dolomietpaden tonen de gangen en kamers van de dug-out.
In de loopgraaf zelf kan men de toegangen van deze ondergrondse constructie
ontdekken. De loopgraven zijn niet toegankelijk. Vandalen hebben de betonnen zakken
in de trench gestamp. Hier is geen toezicht en de kwaadwilligen hebben hier
vrijspel. De dug-out staat ook nog onder water. Infoborden staan er en zijn
heel informatief. Een man komt naar ons toe en begint een uitleg te doen. Hij
praat een dialect dat ik niet kan thuisbrengen. Concreet verteld hij: - Dat hij systematisch het nieuw gedeelte van
het industriegebied heeft onderzocht samen met het archeologische team van De
Diggers. Telkens als hij iets vindt, moet hij de politie erbij roepen om een
proces-verbaal te laten opstellen. Hier werden onder meer 155
soldatenlichamen geborgen verteld hij verder. Hij toont ons ondertussen de fotos
van gevonden voorwerpen,beenderen van
dode soldaten. Uitgravingen van de trench en dug-out. Hij vertelt verder: - De stoffelijke resten kregen een laatste
rustplaats op een Brits, Frans of Duitse begraafplaats.
Het Dragoon Camp
Cemetery is een langwerpige begraafplaats. Langs een lang groen graspad te
bereiken. Er werden doden begraven van begin augustus 1917 tot en met oktober
1917. De meeste logos op de zerken zijn van het 13th Royal Welsh Fusiliers. We tellen 66 Britse zerken, waarvan
tien onbekenden.
Op het
kruispunt van de Poezelstraat/Langemarkseweg houden we halt bij het gedenkkruis
carrefour des roses, gelegen op het grondgebied van Boezinge. Binnen een
halfcirkelvormige haag en enkele naaldbomen staat het monument voor Francis Ledwidge.
Vooraan 9 kleine granietblokken en achteraan rijst een Calvarie uit roze
graniet op. Er hangt een Christusfiguur aan het kruis. Deze site is geplaatst
voor de Bretoense slachtoffers van de gasaanval. De oriëntatietafel toont de
posities van de verschillende militaire eenheden. Ingehuldigd op 15 september
1929. Alles raakte beschadigd tijdens WOII. Na renovatie werd alles in ere
hersteld en opnieuw onthuld op 6 juni 1971. Tussen twee groene hagen staat een
groter monument van Francis Ledwidge. Op deze plek sneuvelde de Ierse
dichter-soldaat op 31 juli 1917. Op een glasplaat staat een zelf geschreven gedicht.
1887-1917 hij is net geen 30 jaar geworden.
Het Artillery
Wood Cemetery is aangelegd op het grondgebied van Boezinge. De inkom wordt
gerenoveerd. Ook hier doet het grondwater haar werk. De bakstenen rotten weg. We mogen langs hier niet door. Het is een
heel grote begraafplaats. Hier worden 1307 soldaten herdacht, waarvan 506 niet
meer herkend werden. Deze plek lag vlakbij de frontlinie naast een bos, dat de
Britten algauw Artillery Wood noemden. Eind juli 1917 heroverden de Guards
Division bij de Slag om Pilcken Ridge het gebied van de Duitsers. De eerste doden werden hier begraven tot
maart 1918. Op het einde van WOI lagen hier 141 slachtoffers. Na de oorlog
werden nog meer dan 1000 doden van het omliggende slagveld en kleinere
begraafplaatsen naar hier over gebracht. Twee oorlogsdichters werden hier
begraven. F.E. ledwidge en E.H. Evans.
We fietsen
over het kanaal en rijden een weinig later door de Brugstraat. Hier vinden we Demarcatiepaal
nr 6. Sommige demarcatiepalen staan niet meer op de oorspronkelijke plaats,
maar werden enkele meters verder verplaatst tijdens wegenaanpassingen. Boezinge-dorp kreeg het vooral zwaar te
verduren tijdens de gevechten, die ontstaan waren na de eerste Duitse gasaanval
(22 april 1915). Met man en macht werd het dorp door Franse troepen, later met
de steun van Britse eenheden verdedigd. Hoewel de Duitsers tijdens de Tweede
Slag om Ieper niet verder raakten dan Boezinge-brug, staat demarcatiepaal Nr. 6
op de hoek van de Brugstraat en de Diksmuidseweg. Deze paal, gepatroneerd door
Mevr. Alfred Solvay, werd er geplaatst in de week van 6 tot 13 januari 1923.
Merkwaardig genoeg staat op deze demarcatiepaal te lezen "Ypres",
terwijl op die langs de Pilkemseweg "Boesinghe" staat.
We verlaten
het agrarische landschap en rijden door het centrum van Boezinge. De deelgemeente van Ieper
kreeg tijdens WOI te maken met vluchtelingen uit Mechelen en omgeving. Na de
Tweede Slag om Ieper werd Boezinge een spookdorp. Van de gebouwen bleef niets
meer over. Pas in 1919 kwamen de eerste dorpelingen terug. Ook de
Sint-Michielskerk werd volledig vernield, maar in 1925 weer heropgebouwd in
gele baksteen en hergebruikte ijzerzandsteen. Het monument voor de gesneuvelden
staat op het Kerkplein naast het kerkhof. Ook het gemeentehuis is heropgebouwd
in 1925. Het jaartal is te lezen op de voorgevel door middel van muurankers.
We verlaten
Boezinge langs de N369a. De lucht is weer stralend blauw. Na het glazen huis
van een bouwondernemer rijden we linksaf in de Ravestraat. Bij de hoeve Madelstede
staat een bouwvallige kapel. Gebouwd in gele baksteen en een trapgevel. Boven
de deur het opschrift: O.L.Vrouw van Vrede. Buiten enkele vochtvlekken oogt
het interieur mooi. Maria met kind op een sokkel boven het altaar. Links een
groot beeld van Jozef met kind. Een glas-in-loodraam ter herdenking aan de
oorlog van 14-18. De andere zijde beeldt een zware brand van de hoeve uit.
Om 19:05
zijn we terug in het centrum van Zuidschote. We zien de spitse toren van de
kerk net boven de boomtoppen uitsteken. Tot morgen.
Tekst: Luc
VerschootenFotos: Rina
MeursAfstand: 43,5km.Bron: - Wikipedia en Gazet van
Antwerpen
We zijn nog moe van gisteren. We slapen uit
en doen alles in slow-motion. Na het middagmaal rijden we met de auto naar
Zillebeke, vlakbij Ieper. Op de Rijselsestraat (N336)houden we halt bij het Bedford House Cemetery.
We zijn de enige bezoekers. Hier worden soldaten herdacht van beide
wereldoorlogen in een oase van groen. De bomen en struiken geven het gevoel in
een park te wandelen. Deze begraafplaats net buiten Ieper, is een van de
grootste Britse begraafplaatsen in de Westhoek. De tuinarchitectuur maakt van
Bedford House Cemetery een unieke WO I site. De begraafplaats ligt op het
voormalige domein van het kasteel Rosendael. Het kasteel deed tijdens
Wereldoorlog één dienst als medische post en hoofdkwartier. In de kasteeltuin
ontstonden verschillende kleine begraafplaatsen. De begraafplaats is genoemd naar
Bedford House of Woodcote House, de naam die de Engelsen gaven aan het
voormalige Kasteel Rosendael. Vooraan ligt een perk dat omgeven wordt door een
brede diepe gracht met gele waterlelies. Hier bevinden zich de restanten van
het vroegere kasteel. Tijdens de hele duur van de Eerste Wereldoorlog bleef het
domein achter het front en kwam dus niet in Duitse
handen, maar toch raakte het uiteindelijk vernield door artillerie.
In de loop
van de oorlog werden op het domein begraafplaatsen aangelegd. Op het einde van
de oorlog telde het terrein vijf zogenaamde "enclosures". Na de
wapenstilstand werden de graven van "Enclosure No. 1" overgebracht
naar White House Cemetery in Sint-Jan. "Enclosure No. 2"
werd gebruikt van december 1915 tot oktober 1918. Hier kwamen na de
wapenstilstand nog eens 437 graven bij. Op vier na, waren deze overgebracht van
de in Ieper gelegen Ecole de
Bienfaisance Cemetery en Asylum
Britsh Cemetery. De kleine "Enclosure No. 3" was van februari
1915 tot december 1916 in gebruik. Het grootste deel is "Enclosure No.
4", dat men van juni 1916 tot februari 1918 gebruikte. Soldaat Frederick
Turner werd wegens desertie gefusilleerd op 23 oktober 1917. Hij was 31 jaar.
Na de oorlog werden hier 3324 graven bijgezet voor gesneuvelden die
waren overgebracht van andere begraafplaatsen of gevonden op het slagveld. Een
groot deel hiervan was niet geïdentificeerd, zoals de twee onbekende Indische zerken. Er staan
ook een aantal speciale gedenktekens voor een aantal gesneuvelden waarvan men
vermoed dat ze hier begraven liggen, maar geen grafsteen bestaat, en voor een
aantal gesneuvelden van andere begraafplaatsen waarvan het graf vernield is in
de oorlog. Het Cross of Sacrifice
toornt hoog boven de zerken uit. Achteraan links en rechts een schuilkoepel in
Franse steen. Rond de Stone of Remembrance liggen de gesneuvelden waarvan men
denkt dat ze elders begraven zijn.
De graven
van "Enclosure No. 5" werden na de oorlog naar het Aeroplane Cemetery in Ieper overgebracht.
"Enclosure No. 6", vooraan, werd na de oorlog (1930-1939) aangelegd met stoffelijke
resten uit het voormalige slagveld. Later werden hier ook nog 69 soldaten
begraven die omkwamen in WOI. Deze soldaten sneuvelden tevergeefs
tijdens een poging van het Britse Expeditieleger en haar geallieerden om de
opmars van het Duitse leger door Noord-Europa tegen te houden. Ieper dat
tijdens WOI een belangrijk symbool van het verzet vormde, lag tijdens een groot
deel van WOII in het bezette Europa.
We rijden naar Hill 60 in de Zwarteleenstraat
te Zillebeke. Een parking is niet voorzien, maar als alternatief is er
parkeerplaats bij het restaurant-tea room iets verderop. Op en rond de heuvel,
bestaat het landschap uit een origineel oorlogslandschap met
loopgravenstructuren, mijnkraters en diverse betonconstructies. Er werden
diverse gedenktekens geplaatst, zoals: het gedenkteken voor de "Queen
Victoria Rifles" bovenaan de heuvel, de witte gedenksteen voor de
opeenvolgende troepenbewegingen voor de heuvel. Rechts van de heuvel het
gedenkteken voor de "1st Australian Tunnelling Company", ernaast het
gedenkteken voor de "14th Light Division". Naast dit monument staat
nog een kleine gedenksteen voor 2 slachtoffers uit WOII.
Hill 60 is een kunstmatige heuvel uit 1850 en
is zon 60 meter hoog, vandaar de naam. Hill 60 was aan het begin van de oorlog
strategisch eigenlijk niet zo belangrijk, totdat bleek dat de heuvel een ideale
uitkijkpost vormde voor de Duitsers, vanwaar ze de Britse stellingen richting
Ieper konden observeren. Vandaar dat hier fel gevochten werd om deze heuvel. De heuvel ligt nabij de spoorweg Ieper-Kortrijk.
Eigenlijk is deze heuvel opgebouwd uit grond die vrijkwam bij de aanleg van
'de' spoorweg. De oorlogssite van Hill 60 is bewaard gebleven en kan vrij
bezocht worden. Vanaf de heuvel hebben we mooie panoramazichten op Ieper en
zijn omgeving. Hier tegenover was het Hill 60 museum gevestigd in een typisch
Belgisch café, dit museum/café is nu gesloopt en er is een restaurant voor in
de plaats gekomen. Hill 60 is
onderdeel van de zogenaamde Hoogte van Wijtschate-Zillebeke
waar ook de Helling van Mesen, Helling van Wijtschate en Hill 62
deel van uitmaken.
Op 10 december 1914 werd Hill 60 veroverd door het Duitse leger. De Britse 171e Tunneling
Company begon echter in februari 1915 tunnels onder de Hill te graven.
In april 1915 waren de tunnels klaar en waren
zes mijnen geplaatst onder de Duitse posities. Op 17 april 1915 om 19.05 uur werden de
mijnen tot ontploffing gebracht. De explosies duurden ongeveer tien seconden en
verwoestten de verdedigingswerken van de Duitsers. Een Britse soldaat die boven
de borstwering keek werd gedood door rondvliegend puin. De Britten konden Hill
60 innemen, zij verloren hierbij zeven man. De overwinning was echter van korte
duur, op 18 april werden de Britten na een nachtelijke Duitse aanval weer verdreven van
de heuvel. Britse versterkingen zorgden voor een nieuw offensief, en met succes: de heuvel kwam
weer in Britse handen.
Op de hoek
van de Komenstraat-Blauwepoortstraat is een demarcatiepaal nr 18. De verste
Duitse opmars tussen de Noordzee en de Zwitserse grens werd in de jaren
1922-1925 aangeduid met 'demarcatiepalen' op de belangrijkste punten. Het zijn
granieten zuiltjes van ongeveer een meter hoog, met bovenaan een helm op een
lauwerkrans met de naam van de frontsector, op drie zijden een zin (Frans,
Nederlands, Engels), met links een veldfles en rechts een gasmasker en op de
hoeken een handgranaat en een lauwertak. De noordelijkste demarcatiepaal van
het westfront is te vinden in Nieuwpoort-bad nabij de linkeroever van de
havengeul. De zuidelijkste demarcatiepaal van de Westhoek bevindt zich in
Loker. Op de meeste plaatsen werd de oorspronkelijke zin "Hier werd de
overweldiger tot staan gebracht" (ev. vertaling) door de Duitse bezetter
tijdens de tweede wereldoorlog verwijderd. Dit is een demarcatiepaal van het
Britse type. Op de voorzijde staat bovenaan de naam "Ypres", versierd
met een lauwerkrans en onderaan "Erected by the Ypres League". Het
ontwerp van deze demarcatiepalen is van de Franse beeldhouwer en oud-strijder
Paul Moreau-Vauthier.
Naderhand
brengt onze wagen ons naar het Birr Cross Rouds Cemetery. Zillebekedorp en het
grootste deel van de toenmalige gemeente bleven tot eind april 1918 in Britse
handen.Het dorp werd door het II Corps heroverd op 8
september 1918. Birr Cross Roads (genoemd naar een depot van het 1st Leinsters,
Ierland) lag op de Meenseweg, bij het kruispunt met het wegje 'Cambridge Road'
dat liep van Wieltje naar Zillebekedorp. In augustus 1917 werd met de aanleg ervan
gestart. Ze werd gebruikt als een 'Dressing Station cemetery' vóór en ná de
Duitse opmars in het voorjaar 1918. Op het einde van de oorlog waren er negen
onregelmatige rijen graven die nu gedeeltelijk Plot I vormen. Na de
wapenstilstand werd de begraafplaats uitgebreid met teruggevonden stoffelijke
resten uit de nabije omgeving en door de ontruiming van enkele kleinere
begraafplaatsen. In totaal worden hier 834 soldaten herdacht, waarvan er 336
niet geïdentificeerd konden worden, waaronder 1 Zuid-Afrikaan en 1 Belg. Het
gaat om een Belgische tolk, die op een Franstalige gedenksteen wordt herdacht
('A la mémoire de '). 9 andere 'special memorials' herdenken slachtoffers
waarvan er aangenomen wordt dat ze onder de naamloze graven begraven liggen.
Andere 'special memorials' herdenken 18 slachtoffers die in 'Birr Cross Roads
Cemetery No. 2' en in'The Union Street Graveyards' begraven lagen,
maar wiens graf vernield raakte door artillerievuur. Dit staat vermeld op een
zogenaamde 'duhallow block'. De begraafplaats is door een lage bakstenen muur
omsloten.
Sanctuary Wood Cemetery is een begraafplaats
die anderhalve kilometer ten oosten van het dorpscentrum ligt, op een hellend
terrein nabij Hill 62. Ze werd ontworpen door Edwin Lutyens en heeft een grondplan in de vorm van een cirkelsegment met een
oppervlakte van ongeveer 7000 m². De begraafplaats is omgeven door een
natuurstenen muur en de toegang bestaat uit een poortgebouw met een loggia.
Centraal op het terrein staat de Stone of Remembrance, in de zuidwesthoek het Cross of Sacrifice. De begraafplaats wordt net
als de anderen onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission.
Er worden 1990 doden herdacht, waarvan 1353
niet meer geïdentificeerd konden worden. Ten noordoosten van de begraafplaats
ligt een bos, dat door de Engelsen Sanctuary
Wood werd genoemd. Tijdens de Eerste Slag om Ieper, eind 1914, konden de
militairen hier immers uitrusten. In de loop van 1915 schoof de frontlijn
echter dichter naar het bos toe.De
Duitsers bevonden zich ten oosten, de Fransen en Britten ten westen. In de
periode mei/augustus ontstonden er drie kleine Britse begraafplaatsen, twee aan
de westkant, één aan de oostkant. Begin juni 1916 was het bos het centrum van
zware gevechten bij de Slag om Mount Sorrel
waar de 1st en de 3rd Canadian Divisions
hevig strijd leverden. De drie begraafplaatsen werden vernield, enkel van de
tweede restten nog sporen waarvan de graven in perk I de basis vormden voor de
huidige begraafplaats. Tegen het eind van de oorlog lagen er 137 slachtoffers,
waarvan men er 88 niet meer lokaliseren. Zij worden met Special Memorials herdacht. De begraafplaats werd in de periode
1927-1932 uitgebreid met graven die vanuit de omgeving rond Ieper werden
overgebracht.
Naast het
Sanctuary Wood Cemetery bevindt zich museum Hill 62. De grote kanonnen dateren
uit WOII. We treden binnen langs het café en overvolle shop. We schrikken van
de inkomprijs. 1O? Per persoon? Alles staat wanordelijk door elkaar. Stoffig,
vuil en vies. Het museum heeft
diverse gebruiksvoorwerpen uit WOI tentoongesteld. Het is er haast allemaal.
Uitrustingsstukken en wapens. Kijkkastjes in verschillende maten tonen fotos
van WOI in de slagvelden. De wanden zijn versiert met fotokaders. Vele Duitse
helmen in de uitstalkasten. Geweren, sabels, obussen en beeldjes in brons. Buiten
vinden we een aantal loopgraven en granaatkraters in de tuin. Een groep
jongeren gebruikt de loopgraven als speelplaats. Er is geen onderhoud. Het is
een rommeltje. De loopgraven liggen er modderig bij. Wij hebben onze sandalen
aan en kunnen niet in de tunnels. Neen dit is het niet.
Op het hoogste punt van Hill 62, een paar
honderd meter verder, staat het monument voor de Canadezen op het vroegere
Sanctuary Wood. Ondanks de geringe hoogteverschillen was het een goede plaats
om als observatiepunt te dienen. De geallieerde
troepen konden vanaf hier de Duitse linies overzien. De linies in deze omgeving worden bemand door
de Canadezen. Op 2 juni 1916 vanaf 8 uur in de ochtend bestookt de Duitse artillerie
de Canadezen tot net na het middaguur, daarna worden ondergrondse mijnen tot
ontploffing gebracht en volgt de aanval van de Duitse infanterie.
De Canadezen worden over een linie van circa 1.200 meter compleet
teruggeslagen, vanaf Hill 62 tot Mount
Sorrel, een stuk zuidwaarts van Hill 62. In totaal weten de Duitsers
ruim een halve kilometer terreinwinst te boeken. De dag erna, 3 juni, wordt een
tegenaanval uitgevoerd. Deze levert nauwelijks terreinwinst op. Enige nut is
dat de Canadezen de eigen linies beter kunnen versterken tegen een nieuwe
Duitse aanval, welke echter uitblijft. Op 13 juni wordt na hevig geallieerd
artillerievuur Hill 62 terugveroverd op de Duitsers. Hill 62 is onderdeel van
de zogenaamde Hoogte van Wijtschate-Zillebeke waar ook de Helling van Mesen, Helling van Wijtschate en Hill 60
deel van uitmaken. Na de oorlog werd de omgeving beplant met ahornen en
esdoorns, ter herinnering aan de vele Canadezen die hier sneuvelden. Op de
heuveltop ligt het door sierheesters en rozenstruiken omringde Canadese
gedenkteken. Om deze heuvel werd in juni 1916 verbeten gevochten. Nu genieten
toeristen van een prachtig panorama op Ieper en begrijpen we het strategische
belang van Hill 62.
Na het bezoek rijden we naar de Hooge Crater
Museum in de Meenseweg 467 op het grondgebied van Ieper. Heel wat beter dan het
vorige museum. In het nieuwe deel van het museum is er een originele film te
zien, opgenomen in 1917 op het Hooge en de Meenseweg. Er werd hard gewerkt aan
de nieuwe tentoonstelling: " van 't Hooge tot de Hel". Een
glas-in-loodraam stelt de brandende belforttoren voor van 22 november 1914.In
het café wordt een indrukwekkende collectie getoond van bewerkte hulzen. Ook
grote oorlogsstukken zijn te bewonderen. Zoals de Britse Ford T ziekenwagen van
1916. In de naastgelegen gerestaureerde kapel staan vitrinekasten bewaart men
zeldzame militaire kledij van de troepen die in de Ieperboog hebben gevochten,
ook worden met behulp van levensgrote taferelen het leven tijdens de Eerste
Wereldoorlog zo natuurgetrouw mogelijk weergegeven. De taferelen gaan van
Duitse bunkers naar Britse loopgraven en levensgrote paarden bereden door
cavalerietroepen. Bovenop een vitrinekast staat een indrukwekkend replica van
een Fokker DR1 vliegtuig. De kapel waar het museum in gevestigd is, dateert van
1927 en de school werd in 1920 gebouwd. In de jaren 1992-1993 werd de kapel en
de bijliggende wijkschool gekocht door de familie De Smul - Ceuninck, en werden
van verdere verval gered door een grondige renovatie. De vroegere wijkschool
doet nu dienst als thema-café.
Het museum 'Hooge Crater' opende voor het eerst zijn deuren op Pasen 1994. Vanaf 1 januari 2009 werd het museum
eigendom van Niek en Ilse Benoot-Watteyne. Het is een privaat oorlogsmuseum die
tal van unieke verzamelingen van de Eerste Wereldoorlog in een mooi kader
tentoonstelt.
De uitbaters kunnen meer dan 50 zitplaatsen buiten op het terras culinair
verwennen. Men heeft een uitgebreide
keuze aan bieren, frisdranken en ijscrème. Je kan er ook genieten van
heerlijke gerechten, waarvan de vleesgerechten huisbereid zijn. Wij kiezen voor
de boerenboterham met paté en kaas. Een koel biertje van Passchendaele mag met
dit weer.
Hooge Crater Cemetery ligt langs de drukke
Meenseweg, tegen de heuvelflank van t Hoge. Er worden 5.923 doden herdacht,
waarvan er 3578 niet geïdentificeerd konden worden. Er liggen tot zes onbekende onder één
zerk. De omgeving van Hooge was gedurende de hele oorlog het toneel van felle
strijd omwille van zijn hoogte- en strategische ligging. Vlakbij stond het kasteel van de
familie de Vinck, door de Britten "Hooge Chateau" genoemd. Bij een
artillerieaanval op het kasteel op 31 oktober 1914 kwam bijna de hele staf van
de Britse 1ste en 2de visie om het leven. Voortaan werd het "White Chateau",
dichter bij Ieper,
gebruikt als geallieerd hoofdkwartier. Vanaf 1915 ging het kasteel en
zijn omgeving meermaals over naar de andere partij. Eind mei konden de
kasteelruïnes nog verdedigd worden, begin juni werden ze door de Duitsers
bezet. De stellingen van beide partijen lagen nu op nauwelijks 50 meter van
elkaar. De Britten planden een tegenaanval halverwege juli, maar lieten eerst
een mijnlading van 2200 kg ontploffen, tot dan toe de grootste mijnlading van
de oorlog. Er ontstond een krater met een doorsnede van veertig meter en een
diepte van zes meter met een vijf meter hoge kraterwand van opgeworpen aarde.
De Britten raakten daarna bij de aanval echter niet veel verder dan deze
ontstane krater, die voor beide partijen een gegeerde schuilplaats was. De
Duitsers zetten bij de tegenaanval een nieuw wapen in, de vlammenwerper,
en veroverden op 30 juli het kasteel. Op 9 augustus konden de Britten de krater
en het kasteel weer heroveren.
Van 6 juni 1916 tot 31 juli 1917 kwam de omgeving weer in Duitse
handen. Op initiatief van de "burial officer" van de 7de divisie begonnen de Britten in oktober
1917 met de aanleg van de begraafplaats. Oorspronkelijk waren er 76 graven. In
april 1918 ging het Hooge bij het Duitse Lenteoffensief echter weer naar de Duitsers.
Bij het geallieerd eindoffensief werd de locatie definitief bevrijd op 28
augustus 1918. Na de oorlog werd de begraafplaats uitgebreid met graven uit de
slagvelden en uit verschillende kleinere begraafplaatsen die werden ontruimd.
Er zijn Special Memorials
(speciale gedenkstenen) opgericht voor 31 doden uit het Verenigd Koninkrijk,
Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Zij bevinden zich vermoedelijk onder de
niet geïdentificeerde doden. Met 14 Special
Memorials en een Duhallow Block
worden 12 Britten herdacht, die op La
Chappelle Farm begraven lagen, maar waar hun graf niet meer
teruggevonden werd en twee Britten, wiens graf verloren ging op Kruiseecke German Cemetery. De Stone of Remembrance staat in een cirkelvormige
diepte die verwijst naar de mijnkraters. Op de kasteelsite werd een nieuw
landhuis gebouwd. In de jaren 20 werd de krater gevuld. Het kasteelpark ging
later voor het grootste deel naar het pretpark Bellewaerde.
150 meter
verder ligt het domein van kasteel Hooge. Nu een drie sterren hotel met de
nieuwe naam, hotel kasteel T Hooge met in de tuin mijnkraters uit 1916, twee
Duitse betonconstructies en een opgegraven loopgraaf. Het kasteel Hooge werd
na de oorlog heropgebouwd op de plaats van de vooroorlogse stallingen. Het
kasteelpark is bijna volledig in handen gekomen van het pretpark Bellewaerde.
De kraters in de tuin van het in Engelse cottage-stijl heropgebouwde landhuis
dateren van 6 juni 1916, toen de Duitsers ondergrondse mijnladingen tot
ontploffing lieten brengen. De loopgraaf zou de eigenaar laten uitgraven door
de Brit Mark Horner vanaf november 1994.
Wanneer we
terug naar ons vakantie verblijf rijden worden we onderweg geconfronteerd met
kleurige plastieken wielrenners. Ze staan uitgestald op een rotonde. Daarna
is het de beurt aan hectaren hopplantages. Tot morgen.
Tekst: Luc
VerschootenFotos: Rina
MeursBron: Wikipedia
Woensdag 11
juni 2014. Het is 07:30u. De zon schijnt en het is bijna een wolkeloze hemel.
Het huisje naast ons wordt gerenoveerd. Het is een kloppen en boren, timmeren
en zagen. Van rust is hier nu geen sprake. De vogels storen zich er niet aan.
Ze doen een poging omboven het lawaai
uit te komen. Vandaag staat een fietstocht op het programma. Na ons ontbijt
worden de fietsen op het draagrek geplaatst en rijden we naar Nieuwkerke.
Om 08:50u
parkeren we de wagen op het Marktplein van Nieuwkerke. Onze fotocamera werkt
weer naar behoren. Ons Rina neemt de ene foto na de andere. Op deze manier geraakt
hij beslist oververhit. Straks blokkeert hij opnieuw. Nieuwkerke is één van de
acht dorpen die Heuvelland vormen. Het dorp bleef tijdens WOI in geallieerde
handen tot 14 april 1918. Na hevige gevechten slaagde de vijand erin om het
dorp te veroveren. Op 2 september 1918 heroverde de 36th Ulster Division
opnieuw het dorp. Ons Rina neemt een foto van het monument voor de ingang van
de kerk. Een driedelig gedenkteken voor de burgerlijke en militaire
slachtoffers van de Eerste- en Tweede Wereldoorlog van Nieuwkerke. Naaste
familieleden plaatsten nog een oude foto bij het monument. Soldaat Elie Albert
Joseph Chirouter behoorde tot het 3de Linieregiment, toen hij op 31 mei 1916
stierf.
Op het kerkhof
vinden we de oorlogsgraven van het Gemenebest. 13 graven liggen her en der
verspreid over het burgerlijk kerkhof. Het Cross of Sacrifice steekt boven de
enorme hoge zerken uit. Twee oorlogszerken staan, verloren, apart tussen de
burgerlijke grafzerken. We kunnen niet lezen wat erop staat. De tekst is naar
de andere kant gericht. Het zonlicht weerkaatst op de zerk. Vier kruisjes van drie
Belgen en één Fransman staan tussen Britse zerken. Zij sneuvelden eind mei
1940. De begraafplaats werd tijdens WOI gebruikt als medische post of door
gevechtseenheden. In totaal rusten hier 106 militairen, waarvan 92 uit WOI. De
overige slachtoffers werden tijdens de Tweede Wereldoorlog bijgezet.De begraafplaats is helemaal volzet.
Oude en nieuwe zerken staan door elkaar. Hoge en lage kruisjes wisselen elkaar
af. Er is totaal geen structuur.
De romaanse
Onze-Lieve-Vrouwkerk werd in 1922-23 gebouwd, op de plaats van de laatgotische kerk uit de 16de
eeuw, die in de Eerste Wereldoorlog was verwoest. In verband met de Open kerk
kunnen we het interieur bewonderen. Hetbeeld van Jezus aan het kruis dateert van het jaar 1600. De kruisweg werd samen met de kerk ingewijd in1923. Twee glas-in-loodramen
gedenken de moord op drie geestelijken in Reningelst. Elk kwartier klinken de
vier kleine klokjes van de beiaard. Alle
kerkstoelen staan op een rood tapijt. Eindelijk een priester die kleur bekend.
Ons Rina blijft de ene foto na de andere nemen, ze is niet in te houden. Nou
ja, zolang de camera werkt! Tussen de lijdensweg van Christus hangen grote heiligenbeelden.
Waaronder de H. Theresia van Lisieu, de H. Barbara en natuurlijk mag Jozef en
Maria met kind niet ontbreken. Ook onze vriend staat hier tentoongesteld. Naast
de H. Antonius van Padua
staat op zijn sokkel de H. Pastoor van Ars. Het beeld hebben we al zo vaak in
een kerk gezien maar kenden zijn naam niet. De heilige wordt op 4 augustus
herdacht en werd uitgeroepen tot beschermheilige van alle parochiegeestelijken.
De H. Pastoor van Ars wordt terzijde gestaan door de H. Margaretha.
We
vertrekken met de fiets in de Nieuwkerkestraat. Onderweg stoppen we bij de H.
Zusters van Vincentius, een voormalig klooster, gelegen in de Seulestraat. Op 7
december 1841 werd het klooster gesticht onder de naam: 'Zusters van Liefde van
de H. Vincentius a Paulo'. Ze
kozen de H. Vincentius à Paulo als patroonheilige omdat ze in zijn voetspoor
wilden leven: liefde en voorkeur voor de armen in wie je God dient. Nieuwkerke
kwam zwaar gehavend uit de Eerste Wereldoorlog. Het dorp lag in puin en ook het
klooster en de school moest heropgebouwd worden.
Onze eerste
kapel staat net buiten het centrum van Nieuwkerke. Een hoge kapel met een
dubbele witte deur. Onder de nok de tekst: Hulde aan O. L. Vrouw, 1911-1936.
Door de Boerinnengilde van West-Nieuwkerke. Het interieur: Maria met kind,
omringt met bloemen en kandelaars. De muren zijn mooi in het hemelsblauw
geschilderd.
Een golvend
landschap strekt zich voor ons uit. Het landschap kleurt groen. Af en toe zien
we de rode dakpannen van een hoeve. Naast ons doen de aardappelen op het veld
het uitstekend. Straks kunnen ze gerooid worden. Onze tweede kapel staat op de
hoek van de Eikelstraat en de oprit naar een boerderij. Een verkommerde kapel.
De deur is rot, roept op een likje verf en kan niet meer afgesloten worden. De
tekst is in het Frans geschilderd maar kan niet meer ontcijferd worden. Slechts
Notre Dame en PPN, (bid voor ons). Wat ertussen staat is niet meer duidelijk.
Een poetsbeurt is lang geleden. Overal stof en spinnendraden. Een houten
Mariabeeld met kind staat op een altaar met vuile vieze kunstbloemen en een oude
half opgebrande kaars.
Westhof Farm
Cemetery. Westhof Farm werd tijdens WOI ingericht door de Nieuw-Zeelandse
Divisie als hoofdkwartier rond mei-juni 1917. Vanaf dan werden hier de eerste
doden begraven. Hier liggen in totaal 136 militairen begraven. 6 soldaten
kregen een Special Memorial nadat hun graven vernield werden door
artillerievuur. Een Duits soldaat ligt tussen de talrijke Britse zerken. De
platte bovenkant van de zerk valt meteen op. Ons Rina neemt een foto van Rifleman
Thomas Donovan. Hij werd op 17 oktober 1917 terechtgesteld. Hij had op 22
augustus 1917 voor de vierde keer geprobeerd te deserteren. Hij was 20 jaar. Op
de zerk staat echter niet Shot at Down. Deze begraafplaats is volledig
omgeven door een haag. Dat past beter in het glooiend landschap. Er staan soms
twee namen op een Duitse zerk. Ze zijn haast niet meer te lezen. De werklieden van
Commonwealth War Graves Commission rijden het gras af te. Het is behoorlijk
lawaaierig. We stappen op. Terug naar de grote baan. Het is klimmen en
besluiten het eindje te voet te doen. Het is heerlijk en aangenaam wandelen
tussen de weilanden in het zonnetje. In de verte de kerk van Nieuwkerke. Enkele
stieren staren ons na. Gelukkig staan ze achter prikkeldraad.
Zonder erg rijden we te ver. We zien geen
bord meer dat ons de weg wijst. Aan de splitsing houden we rechts. We bevinden
ons op Frans grondgebied. Na een hele tijd komen we bij een begraafplaats. Pont
Dachelles Millitary Cemetery. Pont d' Achelles, een gehucht in de Franse gemeente Niepkerke, lag het
grootste deel van de oorlog vlakbij de frontlijn, maar in geallieerd gebied. Als ik het
register raadpleeg beseffen we dat we op de verkeerde begraafplaats zijn. In
eerste instantie denken we op het Maple Leaf Cemetery te zijn.De begraafplaats werd in juni 1917
door gevechtstroepen en medische eenheden gestart. In april 1918 viel het gebied even in Duitse
handen tijdens het Duitse Lenteoffensief en ook zij gebruikten toen de begraafplaats.
Vanaf september was het gebied weer in Britse handen en werd de begraafplaats
nog een paar maanden door de Britten gebruikt. Enkele zerken zijn weggehaald
voor renovatie. Tegen de muur een Duitse zerk met de naam Richard Tim. Ik tel
34 Duitse zerken. De zerken zijn bovenaan puntiger dan de Britse zerken. Hier
liggen in totaal 330 doden begraven, waarvan er 7 niet geïdentificeerd konden worden.
Soldaat Ernest Worsley, werd
wegens desertie geëxecuteerd op 22 oktober 1917.
We rijden na
ons bezoek terug naar de splitsing en gaan rechts. Ik ben niet 100% overtuigt,
maar we doen het toch. We zien niemand op straat. Een paar meter voor ons komt
een paard met ruiter ons tegemoet. De enige persoon die ons kan helpen. Hij is
hier niet bekend. Hij is van Ploegsteert. Toch aangenaam. Hij spreekt wat
gebroken Nederlands. We rijden terug naar de grote baan en houden halt bij een
grote kapel, verscholen onder het bladerdek van enkele bomen. Ook hier het
opschrift in het Frans. Notre Dame de Grace, Prieëz pour nous. Maria staat hoog
op haar sokkel achter een ijzeren hek. Een klein vaas met bloemen moet de kapel
wat opfleuren. Als we verder willen rijden zien we het Cross of Sacrifice
staan tegen een hoge groene haag. Vanaf hier zien we de begraafplaats wel
liggen.
We bezoeken
dus toch nog het Maple Leaf Cemetery. Deze begraafplaats ligt pal aan de Franse
grens. De overzijde van de straat behoort bij Nieppe. Langs twee witte paaltjes
betreden we de begraafplaats. Men begon de doden hier te begraven in 1914
vanwege de medische post en gevechtseenheden die in de buurt gestationeerd
waren. De laatste maanden van de oorlog was de begraafplaats in Duitse handen
na het Lenteoffensief. Dat
verklaart het hoge aantal Duitse zerken. In totaal liggen hier 176 soldaten
begraven waaronder soldaat Syd Currie,
het jongste slachtoffer op deze begraafplaats. Hij was slechts 17 jaar toen hij
op 3 juli 1915 sneuvelde. Een zerk met Shot at Down van Private A. Parry, hij
werd terechtgesteld op 30 augustus 1917 wegens desertie.
Terug naar
de grote baan, de Zakstraat, en slaan linksaf. Vervolgens draaien we de
Ploegsteertstraat in. We rijden voorbij verschillende landbouwgronden met
aardappelen, maïs, savooien, tarwe Weiden die overvol staan met koeien.
Boerderijen van herenboeren. Een enorm veld trekt onze aandacht. Hier groeit sla
met losse krop en met gekrulde bladeren. Een rode en geel- groene variant. Het
is ondertussen warm geworden. We moeten ons insmeren. Het briesje doet goed,
maar is eveneens gevaarlijk om te verbranden. Steile hellingen zijn er niet meer. We
rijden ondertussen door Le Bizet, eengehucht van Ploegsteert. Het dorpje is gelegen dichtbij de Leie, tegen de Franse grens. Het is
kermis en heel het dorp viert mee. Rood gele vaandels aan een kabel, hangen
dwars over de straat. Een kleurrijke bedoening. Het is nog vroeg, maar op de
terrasjes van de café s zitten al mensen van een drankje te genieten. Op de
rotonde staat een grote kapel, maar ze is niet toegankelijk. Van fietspaden
hebben ze hier blijkbaar nog nooit gehoord. We rijden op de baan en de autos
scheren ons rakelings voorbij. Zonder te vertragen of uit te wijken. Even verder moeten we afslaan en rijden terug
op een rustige baan.
Aan de volgende splitsing linksaf in de
Dréves des Rabecques voor de Motor Car Corner Cemetery. Op deze plek gaf Motor Car Corner het punt aan waar
geen enkel voertuig verder naar het front mocht. De begraafplaats werd gestart
in juni 1917 bij de aanvang van de Tweede Slag om Mesen en werd tot eind maart 1918
gebruikt. Tussen 10 april en 29 september 1918 was de begraafplaats in Duitse
handen als gevolg van het Duitse Lenteoffensief. Gedurende deze bezetting werd ze uitgebreid
met Duitse slachtoffers. Deze graven
werden later verwijderd. Eén Duits graf is overgebleven. Hier werden 132
militaire slachtoffers begraven. Er zijn 5 doden die niet geïdentificeerd
konden worden. Allan Holz en Ernest
John Holz zijn twee Nieuw-Zeelandse broers die op 13 juni 1917
sneuvelden. Ze liggen naast elkaar begraven.
Aan de
overzijde van de begraafplaats ligt een grote weide met kleine blauwe
bloemetjes, met hoge stengels. Het is vlas, zegt ons Rina. Ik heb er geen flauw
vermoeden van. Het oogt mooi. Het is een gewas dat al lang verbouwd wordt. Er
zijn blauwbloeiende en witbloeiende rassen. Vlas wordt in de eerste helft van
april gezaaid. Het bloeit in juni en wordt geoogst in de tweede helft van juli.
Verderop is de Touquetstraat waar we een bezoek
brengen aan het Tancrez Farm Cemetery. Ploegsteert was bijna de hele oorlog in
geallieerde handen, enkel tussen 10 april 1918 en 29 september 1918 was het
tijdens het Lenteoffensiefbezet door
Duitse troepen. De
begraafplaats lag tegenover een hoeve die gedurende de oorlog dienst deed als
hulppost. Ze werd gestart in december 1914 en tot maart 1918 gebruikt door
veldhulpposten en gevechtseenheden. Er worden in totaal 335 soldaten herdacht
waarvan er 6 niet meer geïdentificeerd konden worden. Voor 1 Brit werd een Special Memorial opgericht omdat zijn
graf niet meer gelokaliseerd kon worden en aangenomen wordt dat hij zich onder
een naamloos graf bevindt. Er zijn in het verleden zerken tussenuit gedaan. De
zerken staan hier verspreidt. Rode en gele bloemen vullen de leegte op. Oude
zerken worden regelmatig vernieuwd. Duidelijk te zien aan de kleur, het logo en
de tekst. De meeste vervangingen zijn van de zerken tegen de haag. Het sap van
de haag is niet goed voor het marmer. Na een regenbui blijven deze zerken het
langst nat. Weer en wind doen de rest.
Het Le
Touquet Railway Crossing Cemetery is een kleine begraafplaats. Ook hier veel
plaats tussen de zerken. Duidelijk dat er hier vroeger meer zerkjes stonden. Op
deze begraafplaats worden 74 doden herdacht. Le Touquet lag tijdens de oorlog
dicht bij het front. Het terrein lag aan een overweg op de spoorweg van Komen naar Armentiers. Het werd gebruikt van oktober 1914
tot juni 1918. Er liggen ook 24 niet geïdentificeerde slachtoffers. Drie doden
worden herdacht met Special Memorials
omdat hun graven niet meer gelokaliseerd konden worden. De
tekst op de zerk luidt: Their glory shall not be blotted out. Een gesneuvelde soldaat met een davidster
is J. Knowles. Gestorven de 2de november 1914.
Sommige
straten missen een straatnaambord. Dat maakt het ons moeilijk. We moeten
linksaf. We rijden voorbij een parking en vinden geen straat naar links. En
geen mens op straat. Op een driesprong kunnen we naar links, maar het is niet
de juiste straatnaam. We rijden
terug en vragen het een toevallige voorbijganger. Hij doet zijn best met
Nederlands te praten. We moeten bij de parking zijn. Achter de parking is een
straat die moeten we hebben. Bij de splitsing weer geen naambord en beslist ons
Rina linksaf te rijden. Mooie keuze. Het is een eindeloze weg. Maar we zitten
goed.
Calvaire (Essex)
Military Cemetery. Het Cross of Sacrifice staat vlak bij de toegang. De begraafplaats werd aangelegd
naast een gebouw dat door de Britten Essex
House werd genoemd. Er liggen uitsluitend 218 Britten begraven. Ook hier
staan de zerken ver uit elkaar.
Om 13:00u
zijn we op Gunners Farm Cemetery. Genoemd naar een hoeve die aan de overkant
van de weg stond. De plaats is een voorbeeld van een regimentsbegraafplaats
zoals er zoveel werden aangelegd in 1914 en 1915. De eerst doden werden hier
begraven in juli 1915. Ze was in Duitse handen tijdens het Lenteoffensief. Er
liggen nu 175 Commonwealth- en vier Duitse graven (één zerk met twee namen). Hier
vinden we geen nieuwe zerken. Zes zerken
staan pal naast elkaar. Op de zerken staan telkens drie namen op. Een klein
massa graf, denk ik dan. Er liggen geen onbekende soldaten. Twee zerken van
Joodse soldaten. Er komt bewolking opzetten. Witte wolken waarachter de zon
soms schuil gaat.
We rijden
opnieuw tussen weilanden en hebben groene vergezichten. In de Crombionweg
onderscheiden we twee kraters, rechts in een bocht. Gevuld met regenwater en
omzoomd door knotwilgen. Hier zijn we uit Heuvelland. Hier is alles nagenoeg
plat. Het is rustig fietsen. Ik had gedacht dat het drukker zou zijn. Op de
begraafplaatsen toch zeker. Het zijn weliswaar kleine begraafplaatsen, maar het
zijn toch ook slachtoffers van WOI. Niet op elke locatie kan een bus met
toeristen stoppen. Er is niet op alle plaatsen een parking voorzien trouwens.
We rijden richting Ploegsteert.
De London
Rifle Brigade Cemetery is ontstaan in december 1914. Hier rusten in totaal 363
doden. In juni 1927 werd in het schuilhuisje een gedenkplaat onthuld als
aandenken aan de inhuldiging van deze begraafplaats in het bijzijn van de
bisschop van Londen in april 1915. 22
manschappen van de Rifle Brigade sneuvelden in Ploegsteert en werden hier
begraven. Een Duitse zerk van een onbekende soldaat ligt helemaal achteraan. Ik
zie geen enkele onbekende Britse zerk. Op de derde rij staat nog een Duitse
zerk, geflankeerd tussen twee Britten van de 4th Division.
We zijn in
het centrum van Ploegsteert, een deelgemeente van de Waalse stad Komen-Waasten. Het monument van de gesneuvelden is
volledig in het Frans en herdenkt de Militaire en burgerslachtoffers van beide
wereldoorlogen. Ploegsteert herbergde Britse troepen tijdens WOI. De neogotische Sint-Petrus-en-Pauluskerk werd in
1925 heropgebouwd, nadat ze tijdens de Eerste Wereldoorlog was
vernield. De kerk is afgesloten. Naast de kerk staat het gemeentehuis. Op de
voorgevel is een gedenkplaat aangebracht waarop Winston Churchill duidelijk te
zien is. Een infobord geeft de nodige uitleg. De kleinzoon van W.Churchill in Ploegsteert.
Zo begint de info. Op 11 november 1991. Sir W.C. (Eerste Minister van Groot
Brittannië, tijdens WOII), was in 1916 Luitenant-Kolonel aan het hoofd van het
6de Batalion Roayl Scotsch Fusseliers. 75 jaar later heeft zijn
kleinzoon Winston Spencer Churchill Ploegsteert bezocht. En de inhuldiging van
de gedenkplaat ter nagedachtenis van zijn grootvader bijgewoond.
We verlaten
Ploegsteert langs de Route de Ploegsteert (N515) en bezoeken het Lancashire
Cottage Cemetery. We betreden de begraafplaats langs een boogpoort. Hier staan
de zerken vrij ver van elkaar. Het is duidelijk dat er in het verleden menige
zerken naar ander begraafplaatsen zijn overgebracht. De lege plaatsen werden
niet opgevuld. Rode rozen vervangen de klaprozen die tijdens WOI op de akkers
bloeiden. Achteraan staan echter nog drie zerken pal naast elkaar. De middelste
zerk bevat slechts een ingegraveerd kruis. Links en rechts staan op de zerk
telkens twee namen van gesneuvelden. Op dit klein stukje grond liggen vier
soldaten van het zelfde regiment begraven onder drie zerken. De rij ervoor
staan vijf zerken tegen elkaar. Op de middelste zerk het bekende kruis en een
naam van de soldaat. Links en rechts twee zerken met telkens twee namen. Op dit
stuk grond rusten de resten van negen slachtoffers van de Groote Oorlog. Weer
allen van het zelfde regiment. Er
zijn zelfs eenzame zerken met drie namen van gesneuvelde soldaten. Er zijn 13
Duitse oorlogsgraven. De zerken werden tegen de stenen omheining geplaatst.
Gesneuveld in april 1918 tijdens het Lenteoffensief. In totaal liggen er 269 slachtoffers begraven.
Asfalt wordt zandweg en we rijden tot het
eind. We rijden door het Bois de Ploegsteert. Een oase van groen en rust. Banken
nodigen uit om even te verpozen. In het bos bevinden zich talrijke militaire
begraafplaatsen en restanten van de Eerste Wereldoorlog. Het
laatste stuk van het bos is een steile helling. We duwen de fietsen naar boven.
Het is bijna even zwaar als naar boven rijden. Rechtsaf en we komen in Waasten.
In het Frans Warneton. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Waasten volledig
verwoest. De Duitsers groeven onder de ruïnes een uitgebreid net van gangen op
8 tot 10 meter diepte. Deze gangen leidden naar bomvrije schuilplaatsen. Na de
oorlog werden al deze gangen gedempt en werd Waasten volgens een nieuw algemeen
plan heropgebouwd. Bij de archeologische opgravingen op de plek van devernielde kerk werd het ongeschonden graf
aangetroffen van Robrecht van Kassel. Het werd overgebracht naar een crypte in
de nieuwe kerk die in 1925 werd gebouwd. Dit indrukwekkende art-deco bouwwerk
wordt vaak de kathedraal van de Leie
genoemd.
We komen bij
het Prowse Point Military Cemetery. Er is een infobord bijgezet. Majoor Charles
B. Prowse gaf zijn naam aan een nabijgelegen boerderij (Prowse Point Farm) die
hardnekkig werd verdedigd door zijn troepen, waarbij hij zich heldhaftig zou
gedragen hebben. Hij sneuvelde in juli 1916 en ligt begraven in Louvencourt
Military Cemetery in Frankrijk. Hij kreeg onlangs een nieuwe zerk. Enkele
treurwilgen zorgen voor wat schaduw op de begraafplaats. In gebruik genomen van
november 1914 tot april 1918. Hier worden 237 doden herdacht. 8 van hen konden
niet meer geïdentificeerd worden. Ook 12 Duitsers hebben hier hun laatste
rustplaats gevonden. Op het infobord is eveneens een foto van Harry Wilkinson
geplaatst. Private Harry Wilkinson stond als vermist opgegeven.Men graveerde zijn naam op het
Ploegsteert Memorial. 87 jaar later werden zijn stoffelijke resten in de Chemin
de Saint-Yvon, op een nabij gelegen akker teruggevonden. Lange tijd heeft op
die plaats een klein wit houten kruis gestaan met het opschrift: In the memory
of Private Harry Wilkinson. 10 november 1914. Hij werd hier op de
begraafplaats in het jaar 2000 bijgezet. Hij was 29 jaar toen hij sneuvelde. In
2006 werden eveneens de stoffelijke resten teruggevonden van soldaat Richard
Lancaster, samen met twee ongeïdentificeerde lichamen. Ook zij werden hier
herbegraven. Soldaat Alan J. Mather. Zijn lichaam werd in 2008 door archeologen
gevonden. Via DNA onderzoek heeft men zijn identiteit kunnen vaststellen door
een nog in leven zijnde achternicht. Hij stierf op 8 juni 1917 op 37 jarige
leeftijd tijdens de Slag om Mesen. Hij werd hier herbegraven op 22 juli 201O.
Even verder
moeten we rechtsaf. We rijden echter rechtdoor tot aan de volgende bocht. Links
van ons staat een houten kruis langs ons pad met een naamplaatje waarop staat: "The Khaki ChumsChristmas Truce. Dit kruis herinnert aan het
Kerstbestand dat tijdens de eerste oorlogswinter in de omgeving plaatsvond.
Op kerstavond 1914 klommen beide partijen uit hun loopgraven en begonnen
spontaan te voetballen en kerstliederen te zingen. We fietsen nog verder. Na de
volgende bocht, 400m verder, houden we halt bij huisnummer 12. Hier is tegen de
voorgevel een gedenkplaat bevestigd als aandenken aan Capitein Bruce
Bairnsfather (1887 1959). Hij raakte op 24 april 1915 gewond na een aanval op
Mouse Trap Farm en wordt naar Engeland overgebracht. Hij heeft op zijn manier
aan de eindoverwinning bijgedragen door honderden cartoons met het typetje Old
Bill achter te laten bij zijn strijdmakkers op de Vlaamse en Franse slagvelden.
Hij werd de beroemdste cartoonist van zijn tijd.
We rijden
terug en slaan linksaf voor het Mud Corner Cemetery. Een kleine begraafplaats
in een glooiend landschap. We staan op het grondgebied van Waasten in de
provincie Henegouwen. De naam Mud Corner werd door de Nieuw-Zeelanders
gegeven omdat de grond hier drassig was door zn lagere ligging. De
begraafplaats werd in gebruik genomen vanaf december 1917. Hier liggen 85
slachtoffers van WOI waarvan twee niet geïdentificeerd konden worden. Met
uitzondering van één Brit zijn alle graven van Australiërs en Nieuw-Zeelanders.
Allen gesneuveld tijdens de Slag om Mesen. Om de begraafplaatsen midden in
het bos te bezoeken laten we onze fietsen staan op het Mud Corner Cemetery.
Te voet gaat
het door het bos. Er wordt uitdrukkelijk gevraagd, in het Frans, om niet in het
bos te fietsen, en geen honden, zelfs niet aan de leiband langs het wandelpad.
Wat komen wij tegen denk je? Juist. Een jong koppel op de fiets die de hond
uitlaten. Het diertje rent zonder leiband naast de fietsen mee. Wij zullen wel
te voet gaan. Het pad is modderig met diepe kuilen. We hebben onze sandalen aan
en moeten slalommend onze weg zoeken. Het is kunst en vliegwerk om bij de
begraafplaats te komen. De zon dringt niet door het bladerdek van de bomen. Tijdens
de Eerste Wereldoorlog lag het
bos bij de frontlinie. In het begin van de oorlog kwam het in Britse handen en
werd door hen Ploegsteert Wood en Plug Street Wood genoemd. Later
werden delen bezet door Duitsers en bij het Duitse lenteoffensief kwam het even
helemaal in Duitse handen. In het najaar van 1918 werd het bij het
eindoffensief heroverd. Het bos telt nog verschillende bunkers, kraters en
sporen van loopgraven uit de oorlog. Onder meer Winston Churchill, Adolf Hitler en Anthony Eden waren hier in de loop van de oorlog.
In juli 1955 ontploft net ten oosten van het bos
nog een van de onontplofte ondergrondse mijnen van de Mijnenslag in Mesen van 1917. Na
ongeveer 200m wandelen staan bij het Toronto Avenue Cemetery. De naam komt van
de gemarkeerde paden die dwars door het bos liepen. Ze werden gebruikt om de
troepen naar het front te brengen. Ze werden meestal bestookt door de vijand
met, onder andere, gasprojectielen. De begraafplaats is omzoomd met groene
afspanningsdraad. Alle 78 doden op deze begraafplaats zijn Australiërs. Twee
van hen konden niet meer geïdentificeerd worden. Een kleine begraafplaats die onlangs
nog bezocht werd. Er hangen kleine
Australische vlaggetjes bij enkele zerken. Deze zerken hier hebben het te
verduren van de sappen van de bomen. Er dringt bijna geen zonlicht door de
bomen. Ze blijven lang nat en dat zie je. Alle graven hebben dezelfde logo. De
soldaten stierven allen op de 7de juni 1917. Op de eerste vrijdag
van juni vindt een speciale herdenking plaats op deze begraafplaats.In
aanwezigheid van de Australische ambassadeur worden kransen neergelegd om de
Slag bij Mesen (7 juni 1917) te herdenken.
Links en
rechts van ons wandelpad zijn de paden met prikkeldraad afgesloten. We wanen
ons even in terug in 1914. Ploegsteert Wood Military Cemetery is een zoveelste
Britse begraafplaats. Eveneens klein, waarvan sommige zerken heel ver uit elkaar
staan. Duidelijk dat hier zerken
zijn overgeplaatst naar een andere begraafplaats. Soms gebeurd dat in opdracht
van de naaste familieleden. Op een andere rij staan ze nog met zeven dicht bij
elkaar. Allen met het zelfde embleem. Twee onbekenden zijn we voorbij
gewandeld. In totaal worden
hier 164 doden herdacht. Deze begraafplaats is ontstaan door de samenvoeging
van enkele kleinere regimentsbegraafplaatsen. In het midden staat het bekende
Cross of Sacrifice. Geen stenen muurtje maar een draadafspanning rond de
begraafplaats.
Pal
tegenover het Wood Cemetery, omgeven door prachtige groteske bomen, ligt het
Rifle House Cemetery. De toegang is langs een ijzeren hekwerk tussen twee witte
pilaren. Dit is de grootste van de drie begraafplaatsen, en bevindt zich op een
open plek in het bos. Hier schijnt volop de zon. We voelen de warmte. De
bewolking begint terug op te lossen. Sommige zerken staan ook hier ver uitelkaar.
De 1ste Rifle Brigade begon hier in 1914 hun eerste doden te
begraven tot juni 1916. Hier worden 230 slachtoffers herdacht. Slechts één dode
kon niet meer geïdentificeerd worden. De jonge R. Barnett is van Joodse afkomst
en was slechts 15 jaar. Hij sneuvelde op 19 december 1914. Bovenop de zerk
liggen kleine steentjes. Die traditie ontstond toen de Joden hun graven in de
woestijn bezochten en er bij gebrek aan bloemen steentjes neerlegden. Naast hem
de zerk van de onbekende soldaat met davidster. Bij de grafsteen van Sergeant D.J.
Muddle hebben familieleden een bordje geplaatst met verschillende decoraties,
zoals: de Victorie medaille, de Britse oorlog s medaille en de 1914 ster.
Muddle stierf eveneens op 19 december 1914 op 24 jarige leeftijd. De medailles
werden aan zijn vader overhandigd en andere familieleden brachten ze tot bij
zijn graf.
Terug langs
de modderige paden tot bij de Mud Corner begraafplaats. We nemen onze fietsen
en langs de Huttenbergweg rijden we tot de grote baan. Linksaf op de Rue de
Messines, overschrijden we de taal- en provinciegrens, voor het Berks Cemetery
Extension van Ploegsteert. Verschillende infoborden. Ook hier wordt elke eerste
vrijdag van de maand om 19 uur de Last Post geblazen. Op 11 november
organiseren de inwoners van Ploegsteert een aantal plechtigheden ter herdenking
van de wapenstilstand. Op deze plaats worden 876 doden herdacht. Drie soldaten
konden niet meer geïdentificeerd worden. Centraal staat het Ploegsteert
Memorial, waar meer dan 11.000 Britse en Zuid-Afrikaanse Militairen worden
herdacht die in de omgeving sneuvelden, maar geen bekend graf hebben.
Aanvankelijk bestond de begraafplaats enkel uit wat nu het noordelijke perk is.
In 1930 werd de begraafplaats uitgebreid met graven uit de Rosenberg Chateau
Military Cemetery and Extension. Op een zerk staat te lezen: Rifleman A.E.
French, gesneuveld op 1 juni 1916 op 16 jarige leeftijd.
Aan de
overkant bevindt zich het Hyde Park Corner Cemetery. Hier rusten 87
slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog. Deze plaats was een druk kruispunt van
wegen met veel militaire activiteit. In april 1915 begon men zijn eerste doden
hier te begraven tot november 1917. Naast de Britse zerken staan 4 Duitse
zerken. Soldaat Albert Edward French sneuvelde op 15 juni 1916. Een 16 jarig
jonge slachtoffer. Soldaat Samuel Mc Bride werd wegens desertie geëxecuteerd op
7 december 1916. Hill 63 lag ten noordwesten en in de nabijheid waren de
Catacomben met diepe schuilplaatsen.
We gaan iets
drinken in de nabijgelegen café. Het is ondertussen 16:00u. Na een Duvel en een
Fruitige Liefmans voor moeder de vrouw rijden we al zingend verder. Wat verder
op de baan is het Strand Military Cemetery. Genoemd naar een loopgracht in de
buurt van het bos. Hier
worden 1159 doden herdacht, waarvan er 354 niet meer geïdentificeerd konden
worden. Er zijn special Memorials opgericht voor 4 soldaten uit Australië en
1 uit Nieuw-Zeeland: Known or believed to be buried. In het begin van de
oorlog werd hier hard gevochten, daarna werd het hier relatief rustig. In
oktober 1914 werden hier slechts twee doden begraven. Vanaf het Lenteoffensief,
in het voorjaar van 1918, was de begraafplaats in Duitse handen. De acht Duitse
graven zijn er de stille getuigen van. Na de wapenstilstand van 11 november
1918 werd de begraafplaats sterk uitgebreid met gesneuvelden uit de omgeving en
uit kleinere begraafplaatsen. Tijdens WOII werden acht soldaten bijgezet ten gevolge
van de terugtocht naar Duinkerke in juni 1940.
Na ons
bezoek rijden we straat in en straat uit. De lucht is weer stralend blauw. Het
groen overheerst de omgeving dat slechts af en toe wordt onderbroken door een
rood pannendak. Onderweg rijden we voorbij enkele kraters,gevuld met regenwater en omgeven door
knotwilgen. We zijnnog steeds vlakbij
het Ploegsteertbos, aan de voet van Hill 63, dat de frontlijn vormde tijdens
WOI. Vanaf hier groeven de geallieerden een hele reeks mijnen en legden men tonnen
springstof onder de vijand. Helemaal tot in Ieper. In één keer lieten ze de
springstof ontploffen. Het resultaat is nog min of meer zichtbaar. Links, in de
verte, de kerk van Nieuwkerke. Nog een heel eind. We moeten door een grindpad
met kuilen met plassen water van afgelopen nacht. We hebben geen tijd om de
omgeving te bewonderen. Links van ons vinden we Underhill Farm Cemetery dat
aangelegd werd tijdens de Tweede Slag om Mesen. Ze werd vernoemd naar een
nabijgelegen boerderij die de militairen Underhill Farm doopten. Hier worden
190 slachtoffers herdacht, waarvan 9 niet meer geïdentificeerd konden worden. Bij
sommige onbekende soldaten is wel het regiment bekend en de datum van
overlijden. Dat werd dan in de zerk gegraveerd. Vijf slachtoffers kregen een
Special Memorial omdat de plaats waar ze begraven werden niet meer kon worden
bepaald. Deze Memorials kregen de bijkomende tekst: Known to
be Buried in this Cemetery.
Het
Rosenbergkasteel, op de heuvel, werd tijdens het begin van de oorlog beschadigd
door de Duitse artillerie. De portierswoning Red Watch genoemd gaf later zijn
naam aan het gebied rond het kasteel. Omdat het kasteel dienst deed als
onderkomen en hulppost worden er al vlug twee begraafplaatsen aangelegd. Na de
oorlog wordt het kasteel dichter bij de weg heropgebouwd ten westen van zijn
oorspronkelijke ligging. De eigenaar wou de begraafplaats niet meer op zijn
grond hebben en 477 graven moesten worden opgegraven om opnieuw begraven te worden
op het Berks Cemetery Extension van Ploegsteert. Voorbij de begraafplaats vinden we nog een
Duitse bunker. Verscholen tussen het groen van bomen en struiken. Er staat geen
infobord bij, we weten dus niet of hij van WOI of WOII is. IJzeren poutrels, die
het dak ondersteunen steken aan de buitenkant eruit. Haastig en vlug is deze
bunker gegoten. Op de hoek van de Rue de Messines staat een infobord met de
tekst over de Catacomben bij Hyde Park Corner. Deze werden in 1916 op drie
maand tijd gebouwd door de Australische Tunneling Companie. Als onderkomen en
beschutting voor de troepen die aan de Slag om Mesen zouden deelnemen. De
officiële naam was Hill 63 dug-outs.De Australiërs noemden het
Walangara, of het gat in de heuvel. Maar in de ommegang gebruikte men algauw
het woord Catacombe. Er was plaats voor 1200 manschappen die aan weerskanten
van de 19 gangen een slaapbank hadden. Bepaalde delen waren voorbehouden aan de
officieren en hun ordonnansen. Hogere officieren hadden recht op kamers met
twee bedden en een tafel. Beroeps militairen logeerden in kleinere kamers
zonder tafel. Naast het centraal bureau en het transmissie kantoor waren er nog
38 slaapbanken voor secretarissen en koeriers. Er was ook een
elektriciteitscentrale voor de verlichting en het seintransmissie systeem
voorzien.Verder was er nog een kleine
kantine en een veldhospitaal.
In de
Nieuwkerkebaan staan rijen met hop in de velden. Een van de snelst groeiende
planten, namelijk tot 10 cm per dag. Verderop de kerk van Mesen. We moesten
linksaf in de Chemin du Pont de Pierre. Zonder erg rijden we er voorbij. We
dwalen weer enkele kilometers af voor we terug keren naar de juiste straat. Een
uur verloren schat ik. We komen dan toch op het Bethleem Farm West Cemetery van
Mesen. Langs een graspad bereiken we een smalle toegang met twee grotere
bakstenen zuiltjes. Nog een kleine begraafplaats waarmee gestart is op 7 juni
1917. Volgens het register liggen hier 165 gesneuvelde militairen, waarvan één
onbekende Australiër. Een Special Memorial werd opgericht voor een
Nieuw-Zeelander wiens graf door oorlogsgeweld vernietigd werd. Er ligt eveneens
een Brit uit WOII. Hij kon ook niet meer geïdentificeerd worden. We fietsen
terug naar de Rijselstraat en daar linksaf. De volgende straat rechtsaf. Midden
in de wei ligt dan nog Bethleem East Cemetery. Een heel kleine begraafplaats
dat we bereiken langs een heel lang graspad. De zerken hebben veel te verduren
onder de bomen. Tijdens een regenbui spat de modder tegen de zerk. Een zerk is
alvast vernieuwd. Met de tijd zullen ook de andere vervangen moeten worden. Op
rij A staan wel twintig zerken vlak naast elkaar. Als broeders schouder aan
schouder. Allen met hetzelfde embleem. De laatste in de rij echter is een
onbekende soldaat. Bij hem ontbreekt het embleem. Allen God kent zijn naam. Hier
werden slechts 43 gesneuvelden begraven. Acht van hen werden onherkenbaar in
een graf gelegd. De begraafplaats kreeg de naam van een nabij gelegen boerderij
die de Australiërs veroverden tijdens de Tweede Slag om Mesen. Het graf van
Maurice Surrey kon niet meer gevonden worden en men richtte voor hem een
Special Memorial op. Op de nabijgelegen boerderij Bethlehem hoeve verbleef
Adolf Hitler tussen december 1914 en februari 1915. Hij maakte toen een waterverfschilderij van
de ruïnes van de Sint-Niklaaskerk van Mesen.
Nog een eind
fietsen, maar we zijn moe. Ons uithoudingsvermogen wordt zwaar op de proef
gesteld. Onderweg vinden we niets om te eten of te drinken. We moeten de tweede
straat rechts nemen. Bij een grote villa stoppen we even omdat naast de villa
een weg is. Er is geen straatnaam voorhanden. Een verbodsbord verhinderd onze
doortocht. Privéweg staat er vermeld. Wij verder natuurlijk. Na twee
kilometer zien we in de verte onze twee begraafplaatsen liggen. Een paar
honderd meter achter de villa. We besluiten terug te rijden tot bij de villa.
Het was nochtans een aangename afdaling. Eerst terug naar boven. We nemen de privéweg. Ook een
afdaling maar door het grind wel gevaarlijk. Niet te veel remmen.
La Plus Douve
Farm Cemetery is een mooie begraafplaats. Hier, ten noorden van Ploegsteertbos,
bevonden zich twee boerderijen. La Plus Douve lag meestal in geallieerde handen
en werd geregeld als bataljonshoofdkwartier gebruikt. Er werd met de
begraafplaats gestart in april 1915 door de Canadezen en bleef tot mei 1918 tot
ze in de handen viel van de vijand. We tellen 336 graven. De zon werpt lange
schaduwen over de begraafplaats.
Verderop, voorbij
de volgende krater linksaf, voor het Ration Farm Annexe Cemetery.De begraafplaats werd in gebruik genomen tot
januari 1918. Volgens het register worden hier 203 Commonwealt doden herdacht.
Enkele zerken vertonen twee namen.
Het is
ondertussen 20:00u geworden. We zijn moe en moeten nog naar Nieuwkerke fietsen.
Daarna met de auto naar Westouter. We moeten nog eten. Tijd om terug te rijden
dus. Ons plan zegt dat we terug de
privéweg moeten nemen, en si en la, maar ik stel voor om hier verder door te
rijden. Een kleine klimming en we zijn op de grote baan, de N314. Hoop ik toch.
Als ik mij goed kan oriënteren is de kans toch groot. Ons Rina volgt
plichtsbewust. Eureka, we hebben geluk. De grote baan is de N314. Links of
rechts? Rechts zien we de kerk van Mesen. De keuze is vlug gemaakt. We hebben
nog meer geluk. Het is een afdaling. We bereiken Wulvergem. Nog 3km tot
Nieuwkerke. Ons Rina krijgt terug moed. Onderweg zoekt ons oog naar een taveerne
of restaurant. Helaas. We houden toch nog halt bij de Kandahar Farm Cemetery.
Een grote begraafplaats die te bereiken is langs twee smeedijzeren
poortjes.In gebruik vanaf november 1914. In totaal
worden hier 446 doden herdacht, waarvan er 11 niet meer geïdentificeerd konden
worden. Ook de Duitsers begroeven hier drie strijdmakkers. Bij het Cross of
Sacrifice staat een Special Memorial ter herdenking aan een Australiër,
wiens graf verloren ging door oorlogsgeweld.
We rijden
verder en zien de kerk van Nieuwkerke dichterbij komen. Nog twee kilometer. In
Nieuwkerke is elk etablissement gesloten. In Westouter hebben we meer geluk. De
keuken van het restaurant is tot 21:00u open. We mogen nog bestellen. Een
vermoeiende dag maar het weer maakt alles goed. Tot morgen.
Vrienden van
ons gaan regelmatig naar de bioscoop. Minstens één keer per week. Het is
ondertussen hun traditie geworden om op woensdagavond inKinepolis, op de Groenendaallaan te
Antwerpen, naar een leuke film te kijken. Echte cinefielen zijn het. En met
recht. Zij vinden het belangrijk om de film op beeld- en
geluidstechnisch niveau te bekijken en te beluisteren.
Ons Rina en ik houden het liever bij een film op TV. Zij
houdt van een mooie romantische film en ik van een spannende actiethriller. Of
we kijken samen gezellig naar een tv-komedie. Af en toe eens lachen voor het
slapen gaan zorgt voor wat extra verbrande calorieën.
Heb ik van horen zeggen.
Oktober 1970, het jaar waarin ik 16 werd. Het
jaar dat ik naar een film kon kijken van 16+. Een film met blote borsten.
Man, man, man wat heb ik daarnaar uitgekeken, maar eindelijk was het zover. Helemaal
alleen naar de stad. Helemaal alleen naar de cinema om een film voor 16+ te
bekijken. Eindelijk zou ik blote borsten zien. Jongens, wat een dag. In mijn licht
grijs zondagskostuum de bus op en naar de koekenstad. Ik staptelangs de vele verschillende bioscopen om de
affiches te bekijken. Ik was te vroeg en had dus een zee van tijd. Er waren
toen nog veel cinemas in Antwerpen. Denk maar aan cinema Rex, Astrid of Rubens
om er enkele te noemen. Ik ging ze allemaal af. De fotos tegen de zijwanden
spraken boekdelen. Er werden nogal wat blote borsten getoond. Maar ik durfde niet
echt bij die fotos te blijven staan. Wat moesten de mensen niet denken van
mij? Zo jong en reeds een obsessie van vrouwelijke blote borsten. Wat moet er
van die jongen geworden?Ik voelde het schaamrood op mijn wangen en
ging vlug de volgende cinema binnen. Het licht was al gedempt en zette me vlug
neer. Onopvallend keek ik rond of iemand mij in het oog hield. Of iemand mij
kende en het mijn vrienden zou vertellen waar ik was. Nog erger. Wat zouden
mijn vrienden zeggen als ze moesten zien dat ik deze film aan het bekijken was?
Ik schaamde mij echt. Ik zal het nooit vergeten. Mijn eerste film in de stad.
Jungle book! Tot schrijfs.
Dinsdag 10
juni 2014. Om 07:00u scheen de zon, volop in al haar glorie. Nu is het 08:30u
en de bewolking trekt een deken over het landschap. Gisterenavond heeft het
hier nog flink gedonderd en gebliksemd. In de verte verdampt het regenwater in
het bos. Het vormt een dichte nevel en stijgt omhoog. Daar vormt het opnieuw
regenwolken. De weerman beloofde voor vandaag opklaringen met buien. We nemen
het zekere voor het onzekere. We besluiten een autoroute te
maken. De route hebben we enkele maanden geleden al uitgestippeld met het doel;
als het slecht weer is rijden we met de auto. Sterker nog.We hebben twee autoroutes voor deze
week. Autoroute één brengt ons naar Wervik, bij de grens van Henegouwen. De
streek staat bekend voor zijn tabaksteelt. We gaan er het tabaksmuseum
bezoeken. Het heeft voor ruim een half jaar de deuren gesloten voor een
grondige herinrichting. De vernieuwde site was voorzien voor april, twee
maanden geleden dus. We zijn benieuwd.
Onderweg
houden we halt in de Hollebeekstraat te Wijtschate bij een kleine
begraafplaats. Het is de Somer Farm Cemetery no 1. Ze werd genoemd naar een
vlakbij gelegen boerderij. Onze fotocamera laat het weer afweten. Weer gedaan
met fotos nemen. We betreden de begraafplaats langs de toegang die met een
ijzeren ketting is afgesloten. Twee sierkersen zorgen voor schaduw. De
begraafplaats telt circa 89 zerken. We zien één zerk met Davidster. De soldaat
stierf op 19 jarige leeftijd. Deze begraafplaats werd voor het eerst in juni
1917 in gebruik genomen. Vijf graven werden stukgeschoten en konden niet meer
gevonden worden. Deze soldaten worden herdacht op Special Memorials. De
blokken dragen de tekst Known to be buried in this cemetery. Er bestond nog
een Somer Farm no 2. Deze werd echter na de oorlog ontruimd en overgebracht
naar Wijtschate Military Cemetery.
Bij het
kruispunt Rijselstraat-Hollebeekstraat staat het monument van de 57ste
Regiment Infanterie Brigade. Het monument is een kruis op een sokkel, geheel
vervaardigd in blauwe natuursteen. Vlakbij in de Rijselstraat ligt de Military
Oosttaverne Wood Cemetery. Gelegen op
het grondgebied van Wijtschate. We betreden de rustplaats langs een groot
toegangsgebouw met drie rondbogige doorgangen. De grote Britse begraafplaats werd
in gebruik genomen vanaf de eerste dag van de Mijnenslag, op 7 juni 1917. Na de
oorlog werd de begraafplaats enorm uitgebreid met graven van omliggende
slagvelden, waaronder de gesneuvelden van Hill 60. Centraal staat de Stone of
Remembrance, die telkens vanaf 1.000 doden op een begraafplaats wordt
geplaatst. De inscriptie luidt: Their name liveth for Evermore. Hier rusten
1239 doden waarvan er 795 niet geïdentificeerd werden. Verschillende zerken
zijn tijdelijk weggenomen voor renovatie. Een klein aluminium infobord met
naam, rang, regiment en datum van overlijden getuigen van respect voor de
nabestaanden. Tijdens WOII werden hier nog 117 Britten begraven, waarvan 9
onbekende, van mei 1940. Vooraan in de hoek staat eenzaam en alleen een kruis
van Hadou Mohammed. Gestorven voor Frankrijk in mei 1940. Achter de
begraafplaats, omgeven door weiland staan op enige afstand van elkaar de resten
van twee bunkers. Overwoekerd met onkruid.
Om 09:45u
parkeren we voorbij het museum in de Koestraat te Wervik. De deuren openen
eerst om 10:00u en daarom wandelen we eerst naar de kerk. De stad Wervik ligt
langs de Leie, die er de grens met Frankrijk vormt. Daar ligt de Franse
gemeente zuid-Wervik (Wervicq-Sud). Op 5 oktober 1914 vielen Duitse troepen de
stad binnen. Tijdens de Duitse bezetting vormden Wervik en Wervicq-Sud in
Frankrijk opnieuw één geheel. Wervik was de eerste stad net buiten het front,
dus werden Duitse soldaten er ingekwartierd en gewonden verzorgd. Adolf Hitler
werd na een gasaanval in 1917 in zuid-Wervik verzorgd. De inkwartiering van
Duitse troepen gaf aanleiding tot ongewone activiteiten in het grensstadje.
Aankomsten en vertrekken van Duitse eenheden, transport van gewonden of
krijgsgevangenen, begrafenisstoeten en collectieve teraardebestellingen, maar
ook verplichtingen voor de inwoners, met zware boeten. In 1917 moest de
bevolking de stad ontruimen omdat Engelse kanonnen op Wervik werden gericht en
de stad in puin legden. Het dorp werd na de oorlogheropgebouwd.
Voor de Sint-Medarduskerk
in de Pastorijstraat staat het Heilig-Hartbeeld uit 1926. De kerk is één van de
ruimste bedehuizen van West-Vlaanderen met een lengte van 81m. De grote westertoren
meet 86m hoog. De kerk werd gebouwd tussen 1382 en 1433 in gotische stijl.De spitse toren echter dateert van
1901. Het is de week van de Openkerk en daar profiteren we van. Het voorportaal
is prachtig. Langs beide zijden enkele nissen. Met links en rechts een
heiligenbeeld van Maria met kind en de volwassen Jezus. De H. Medardus werd
rond 1470 geboren in een welstellende familie. Patroonheilige van boeren en
wijnbouwers. De enige kerk tot hiertoe waar alles duidelijk met infoborden
wordt aangegeven. Ook wordt er een expositie opgesteld rond de middenbeuk. Met
oude fotos van begraafplaatsen uit WOI en ruïnes van bekende kerken of
kathedralen. De crypte uit de 13de eeuw is slechts te bezoeken na
afspraak. De kerk bezit een 15e-eeuws praalgraf voor Ervé de
Meriadech en Heanne de Croix. Op haar graf staan honden als symbolen van trouw.
Daarnaast zijn er een aantal 18e-eeuwse beelden en een groot aantal
schilderijen, waaronder werken van Jacob van Oost de Jonge en Jan van Orley. De
kerk bevat verder een 16e-eeuwse gildekast, resten van
muurschilderingen, gebrandschilderde ramen en in het koor is nog een kruisweg
van de 19e-eeuw. Tijdens WOI lag de kerk in Duits gebied en werd als
paardenstal en uitkijkpost gebruikt. De vijand braken ook het praalgraf open
van Hervé de Meriadech. Na de oorlog drongen herstellingswerken zich op. De
laatste restauratie werd in 2012 afgesloten.
We wandelen
terug naar het tabaksmuseum. Als de glazen schuifdeuren opengaan staan we bij
de toeristische dienst die hier ook is ondergebracht. We zoeken wat informatie
die we interessant vinden. Ons Rina vraagt beleeft of we na het museumbezoek
langs hier terug buiten moeten. Dan moeten we onze foldertjes nog niet
meenemen. Het museum is nog niet open, mevrouw. Dat zal iets worden voor
september. Ik wou nog vragen in welk jaar. Maar ik hield braaf mijn mond. We namen
onze folders en staan terug buiten. Naar links voor de Briekenmolen. Alhoewel er
reeds in de 13de eeuw windmolens in Wervik opgericht werden zitten
we in de bloeiperiode van de Wervikse molens in de eerste helft van de 19de
eeuw. Toen kleurde niet meer dan 15 windmolens het Werviks landschap. Voor het
begin van de Eerste Wereldoorlog bleven nog vier molens overeind. Waarvan de
Briekenmolen er één was. In 1805 was er reeds sprake van de molen. Hij leverde
in dat jaar de eerste olie aan de St-Medarduskerk. In 1844 werd de oliemolen
omgevormd naar een olie- en graanmolen. In 1979 werd het geheel opgekocht door
de stad Wervik. Er werd een ondergrondse stelling gemaakt zodat men ook onder
de molen door kon lopen. In 1987 waren restauratiewerken hard nodig en kan
sindsdien volop functioneren.
Vervolgens
rijden we naar de Sint-Jozefskerk in de Kruisekestraat. Dit gebedshuis werd
opgetrokken in 1937-38. Er bevinden zich vier statiekapelletjes en een
Lourdesgrot.Ook deze kerk zet
de deuren open voor de toeristen. Het is een moderne kerk die bestaat uit één
beuk. Mooie glasramen boven het altaar. Slechts één biechtstoel achteraan. Meer
dan voldoende zou ik durven stellen. De kruisgang hangt tegen de muur. De
moderne beelden vooraan is niet mijn ding. Ze herinneren mij aan Barcelona in
Spanje. De Sagrada Familia heeft eveneens super moderne heiligenbeelden. Maar
ik wijk af. Ook rond het orgel zijn de glas-in-loodramen bewonderenswaardig.
De volgende
molen in Wervik is eveneens te vinden in de Kruisekestraat. Tijdens WOI werd de
molen verwoest door de Duitsers. Na de wapenstilstand kochten de eigenaars de
molen uit Lauwe met de gekregen schadevergoeding. De molen werd echter
omgevormd tot tarwemolen. Nog later werd in de molen een dieselmotor geplaatst,
zodat er ook kon gemalen worden als er geen wind was. In 1979 werd de stad
Wervik eigenaar.Een restauratie drong zich weer op in 1985. De
werken duurden tot 1997 en vond de plechtige inhuldiging plaats. De site is
spijtig genoeg afgesloten. We kunnen er niet dicht bij komen. En een foto nemen
van de site zit er ook niet in. We hebben pech vandaag.
Nabij de
inrit van een boerderij in de Kruisekestraat staat een kapel langs de kant van
de weg. De kapel van de heilige Antoine, of Antonius van Padua, heeft een groene
deur met geel plexiglas. Hij werd geboren in een rijke, adellijke familie, rond
het jaar 1195. De heilige Antonius wordt aangeroepen om kwijtgeraakte zaken
terug te vinden, en was onder andere ook beschermheilige voor vrouwen en
kinderen. Kruiseke is een gehucht van Wervik en ligt op een heuvel van 38m
boven zeeniveau. Het dorp kende een bewogen leven tijdens de gevechten van de Eerste
Slag om Ieper. Het Duitse 16e Beierse reserve Infanterie regiment,
waarbij Hitler diende, deed op 29 oktober 1914 een poging door te breken in
Kruiseke. Het bleef bij een poging
maar het dorp lag volledig in puin. Na de oorlog werd het gehucht weer
opgebouwd.
De blauwe wegkapel,
eveneens in de Kruisekestraat wat verderop is een stenen kapel. Het interieur bestaat uit een groot
beeld in het midden van het altaar. Aan beide zijden staat een kind dat opkijkt
naar de volwassenen. Bloemen en kandelaars sieren het geheel wat op.
We houden
halt in Geluveld. Een landbouwgemeente van Zonnebeke. Het dorp ligt in een
glooiend landschap en vormde tijdens WOI een belangrijk strategisch punt bij de
slag om de ijzer in oktober 1914. Om die reden werd het dorp volledig verwoest.
We kunnen parkeren bij de kerk. We bezoeken de neoromaanse St-Margaretakerk,
die gebouwd werd in 1924 en genoemd wordt naar de heilige Margaretha van
Antiochië. Aan de buitengevels bevinden zich een aantal bas-reliëfs die het
leven van de heilige uitbeelden. Ze wordt vereerd omdat ze mensen hielp bij
ziekte of aandoeningen. Er zijn herstellingswerken bezig in de kerk. Een stelling rijkt hoog tot bij de
glas-in-loodramen. Werklui poetsen de ramen enmaken de dagkanten netjes. Dit is eveneens een moderne kerk. Het
hoofdaltaar heeft glazen wanden waarachter St-Margaretha opgebaard ligt.
Opzij van de
kerk staat een monument met buste van Albert I. Opgericht Aan onze helden 14
18. Het werd geschonken aan de NSB van Geluveld op 8 november 1959. Links en
rechts staan, in alfabetische volgorde, de namen van de gesneuvelden. De
gemeentelijke administratie bezit een mooie nieuwbouw. Naast de kerk staat een
kleine kapel met een beeld van Margaretha.
Na ons kort
kerkbezoek wandelen we door de Oude Komenstraat. Het is een doodlopende straat
waar op het eind de resten staan van een vervallen standaardmolen. Je moet wel
enige verbeelding aan de dag brengen om van de brokstukken een molen te maken. Alles
is overwoekerd met klimop. Bomen en struiken begroeid de molenwal. De molen zou
in 1926 overgebracht zijn uit Watou. Hij heeft slechts enkele maanden dienst
gedaan. Tegen de molenwal staan 2 gedenktekens. Een gedenkkruis voor het
South Wales Borderers Regiment en een gedenkmuur voor het Worcestershire
Regiment. Het opschrit luidt: Ter eeuwige gedachtenis aan Bevelhebbers en Manschappen van het 2e-
Worcesters welke op 31 oktober 1914 streden tegen een vastberaden vijand en hun
leven gaven te Gheluvelt ter redding der beschaving. Dit gedenkteken is
opgericht uit fierheid en erkentelijkheid door een burger van Worcester en het
werk Asiles des Soldats Invalides Belges. Het gedenkteken werd onthuld op 31
oktober 1925, precies 11 jaar na de tegenaanval van de Worcesters. Het gedenkkruis herinnert aan het South Wales
Borderers Regiment dat net zoals het Worcestershire Regiment hevige gevechten
leverde in de omgeving van het kasteelpark op 31 oktober 1914.
Ter hoogte
van het Kruispunt Menenstraat-Pappotstraat staan twee obelisken tegenover
elkaar. We moeten enkele treden omhoogvoor we op de historische plaats Clapham Junction staan. Deze plek
werd tijdens WOI al vroeg aangeduid als Clapham Junction, genoemd naar het
bekende treinstation in Londen. Een vierkante spitsnaald met een ingewerkte
bronzen plaat is geplaatst voor het Gloucestershire Regiment. Het eerste
bataljon van dat regiment was hier betrokken in de eerste Slag om Ieper in
1914. Het tweede bataljon leverde hier slag tijdens de Tweede Slag om Ieper in
1915. Op de grens met de gemeente Zillebeke staat de obelisk voor de 18th
Division, dat hier eind juli-begin augustus 1917, met de Derde Slag om Ieper,
zware verliezen leed. Tot april 1915 was het kruispunt in Britse handen, tot de
Derde Slag om Ieper was het hier in Duitse handen en bij het Lente-offensief in
april 1918 kwam de site terug in Britse handen. De omgeving werd steeds
zwaarder onder vuur genomen als een belangrijk aanvoerpunt. Omdat
troepenverplaatsingen over de Meenseweg essentieel, maar gevaarlijk waren,
bouwden de Duitsers hier vanaf de zomer van 1915 een infanterietunnel onder de
Meenseweg. Deze Hooge-tunnel had een lengte van 1500m en liep hier onder het
midden van de weg. In het voorjaar van 1918 werkten de Canadese Tunnellers hier
ook nog aan twee ondergrondse complexen.
Om 12:50u
zijn we in Zonnebeke. Rond de gemeente hadden tijdens WOI heel wat gevechten
plaats. Het monument voor de gesneuvelden bij de kerk is daar een stille
getuige van. Het opschrift is dan ook duidelijk. Hier liggen hun lijken als
zaden in het zand. De O.L.Vrouwekerk oogt nog nieuw aan de buitenzijde. Deze kerk
dateert van 1921-1924.Ze werd gebouwd op
de ruïnes van de abdijkerk na de vernielingen van het dorpscentrum tijdens WOI,
waaraan de kerk ook moest geloven. Binnenin worden momenteel restauratiewerken
uitgevoerd. We zien een hoogtewerker vooraan in de middenbeuk. Het is één grote
bouwwerf.
Bij de
zijgevel van de basisschool staat het Heilig Hartkruis. Na de wederopbouw van het
gemeentehuis in 1925 26 krijgt de post de noordelijke vleugel in huur. Na de
fusie van 1977 moet de post het gebouw voorgoed verlaten. Het gemeentehuis is
pas opgeknapt.
Door het
park wandelen we naar het museum van Zonnebeke. Het kasteel was in de 18e-eeuw
de vroegere abtswoning van de verdwenen Augustijnenabdij. Het werd vernield
tijdens WOI, maar in 1924 opnieuw heropgebouwd. Het werd in 1980 door de
gemeente aangekocht en opengesteld voor het publiek. Het Memorial Museum
Passendale houdt de herinnering levendig aan de Slag van Passendale, waarbij in
1917 in honderd dagen tijd een half miljoen slachtoffers vielen voor een
terreinwinst van acht kilometer. In april 2004 werd het kasteel officieel
heringericht als Memorial Museum Passchendeale 1917. Verleden jaar opende het
vernieuwde en uitgebreide museum zijn deuren. De uitbreiding omvat een nieuw
museumgebouw specifiek over de Slag van Passendale en herinneringsgalerij. Met
de trap naar de eerste verdieping. Hier krijgen we een overzicht van de vijf
slagen bij Ieper, maar met de nadruk op de Slag van passendale. De unieke
collectie historische voorwerpen is eveneens interessant. Verder vinden we oude
fotos, filmbeelden en kaartmateriaal. Van de ene zaal naar de andere wordt je
geconfronteerd met WOI. Daarna dalen we af in een diepe Dugout uit 1917,
compleet heringericht met communicatie en verbandpost, pompkamer,
hoofdkwartieren en slaapplaatsen. Een adembenemende ervaring van hoe de Britten
als mollen onder de grond leefden. Als laatste duiken we in een netwerk van
Duitse en Britse loopgraven in open lucht. Langsheen het parcours van 400m zijn
nog meer dan 5.000 collectiestukken te bekijken.
Ook de
pastorij krijgt een nieuwe facelift. Een stelling bedekt de gehele voorgevel.
Een stofdoek beschermd de werklieden van weer en wind. Om 15:00 zijn we terug
bij de auto.
We rijden
naar het Tyne Cot Cemetery in de Vijfwegenstraatte Ieper. Verleden jaar werden hier de graven
gerenoveerd. Zerken werden vervangen en bij anderen werd het logo dieper
uitgefreesd. Elektrische generatoren stonden te ronken. Rust en stilte was ver
te zoeken. Vandaag willen we het resultaat bekijken van de werkzaamheden. Het
gras wordt momenteel afgereden. Hier is altijd wel iets te doen. Tyne Cot is de
grootste Commonwealth begraafplaats op het vaste land en ook de belangrijkste
getuige van de bloedige Slag van Passendale. Oorspronkelijk was Tyne Cot een
versterkte positie van de Duitse Flandern I- stelling, waar Australische
troepen in oktober 1917 een eerstehulppost inrichtten. Ongeveer 12,000 soldaten liggen hier
begraven. Op het indrukwekkende Tyne Cot Memorial staan nog eens 35,000 namen
van soldaten zonder bekend graf, die na 15 augustus 1917 sneuvelden. Sinds 12
juli 2007 werd een volledig nieuwe bezoekersinfrastructuur ingehuldigd met het
bezoekerscentrum als blikvanger. Vanaf hier heb je een uniek uitzicht over de oude
slagvelden en krijgen we het aangrijpende verhaal van Tyne Cot Cemetery en de
doden van Passendale te horen en te zien.
Daarna
rijden we naar de kruising s Graventafelstraat en de Schipstraat voor het New
Zealand Memorial. Het gedenkteken in het gehucht s Graventafel herdenkt de rol
van de Nieuw-Zeelandse Divisie tijdens de Slag bij Broodseinde op 4 oktober
1917, die op zijn beurt kaderde in de Derde Slag bij Ieper of de Slag bij
Passendale.
Onze
volgende halte bevindt zich eveneens in de s Graventafelstraat. Het New Brittisch Cemetery. Het dorp en de
omgeving ervan, komen bijna in elke fase van de oorlog ter sprake. Op 13
oktober 1914, trok de 7th Division door tot Roeselare en op 16 oktober trok
diezelfde divisie, samen met de 3rd Cavalry Division en Belgische troepen,
terug via Passendale. Op 17 oktober werd het dorp door de cavalerie bezet, op
18 en 19 oktober door Franse cavalerie en Territoriale troepen. Op 20 oktober
ging het dorp in vijandelijke handen over. Op 6 november 1917 nam de 5th Canadian
Infantry Brigade het dorp terug en trok nog iets verder. Deze verovering was
een deel van de Tweede Slag om Passendale, de laatste in de rij gevechten
tijdens de Derde Slag bij Ieper. Half april 1918 werd de geallieerde lijn
teruggetrokken naar Ieper toe en kwam het dorp opnieuw in Duitse handen. Dit
bleef zo tot Belgische troepen het dorp heroverden op 29 september 1918. De
begraafplaats werd daarom na de oorlog aangelegd door de concentratie van
verspreide graven op de slagvelden rond Passendale en Langemark. Bijna alle
slachtoffers vielen tijdens de herfst van 1917. Eén soldaat stierf in november
1914 en één in mei 1915. In juni 2003 werden nog drie Canadezen bijgezet. Momenteel
rusten op 16 aangelegde perken 2101 soldaten. Meer dan drie-vierde zijn niet
geïdentificeerd. Special Memorials werden opgericht voor zeven militairen.
Hun opschrift luidt: Believed to be buried in this cemetery.
We houden
eveneens halt bij de gedenksteen Crest Farm Canadian Memorial in de Canadalaan
45 te Passendale. Het monument herdenkt de zware verliezen van het Canadese
leger tijdens de 700m lange mars tijdens de Slag om Passendale. Toch duurde
deze mars tien dagen vooraleer het 6e Bataljon van de 2e
Canadese Divisie de St-Audomaruskerk van Passendale kon bereiken. Dit
gedenkteken is een eerbetoon aan alle Canadezen die in de omgeving gevochten
hebben tijdens de Derde Slag bij Ieper in oktober en november 1917.
Het Crest
Farm Canadian Memorial staat op de plaats van 'Crest Farm', een hoeve op een
dominante positie over de hoogten. Het '72nd Battalion' had de opdracht die te
veroveren, maar ze stootten er op grote tegenstand. Het bataljon kwam, net
zoals het '85th Battalion', in de vuurlinie in de nacht van 28 oktober. De
bodem waarop de aanval moest uitgevoerd worden, was een zompig moeras. De hoeve
kon in de nacht van 30 oktober omsingeld worden en de overgebleven Duitse
verdedigers werden verdreven. Het succes van de aanval was te danken aan het
feit dat de manschappen zeer dicht volgden op het spervuur. Het 72ste bataljon
bleef in de pas veroverde posities tot het in de vroege uren van 2 november
werd afgelost. De relatief 'lichte' verlieslijst werd nog aangedikt tot 280 man
als gevolg van zwaar Duits artillerievuur en opeenvolgende tegenaanvallen. De
uitbreiding van het dorp zuidwaarts ontneemt het zicht dat deze commandopost
eerder had op de Duitse verdedigers van Passendale, maar ook vandaag is het nog
duidelijk dat de hoeve een dominante positie innam over de hoogten die
zuidwestwaarts uitkomen op de belangrijkste heuvelrug.
In Langemark
bij de kruising van de Tenten-en de Roeselarestraat noemt de Verlorenhoek.
Mooie zwarte wilde paarden lopen vrij rond in een grote weide. Er staan enkele
bunkers in, maar dat kan de paarden niet bekoren. Bij een zware gedenksteen in
de Melkweg in Langemark, aan de oever van de Steenbeek, is de tekst bijna niet
meer te lezen. Het is een herdenkingssteen die ingehuldigd werd voor alle
oorlogsslachtoffers, op initiatief van Harry Patch. Luitenant Harry Anthony Patch
van het 1ste Bataljon (1899-2009), streed bij Passendale toen hij 19
jaar was. Hij maakte deel uit van een Lewis machinegeweerteam bij de Duke of
Cornwalls Light Infantry. Hij verloor op 22 september 1917 drie van zijn
beste vrienden door een explosie. Hijzelf werd zwaar gewond en verbleef twaalf
maanden in een hospitaal. Pas op zijn 100ste verjaardag begon hij
over de oorlog te spreken. Harry was de laatste nog levende veteraan die in de
loopgraven had gevochten. Op 25 juli 2009 overlijdt hij in Wells (Somerset). Always
remember both sides of the line, zei hij tijdens de Last Post bij de Ieperse
Menenpoort in 2008.
Het Bridge
house Cemeteryis een hele kleine
begraafplaats, gelegen achter een hoeve, te midden van weiland. De koeien
kijken nieuwsgierig over het muurtje. Op elke begraafplaats van de Commonwealth
wordt vanaf 40 graven het Cross of Sacrifice geplaatst. 45 zerken staan hier,
dus net groot genoeg om het Cross of Sacrifice te plaatsen. 5 grafzerken zijn van
onbekende slachtoffers. Enkelen van het Royal Army Medical Corps. Gesneuveld op
25 september 1917. "Bridge House" was de naam van de boerderij ten
zuidwesten van de brug over de Steenbeek. De begraafplaats werd aangelegd door
de 59th (North Midland) Division op het einde van september 1917. Met
uitzondering van vijf graven, behoren alle graven tot deze divisie. Alle doden,
met uitzondering van één, vielen op 26, 27 of 28 september 1917 tijdens de slag
om Polygon Wood.
We rijden
midden in het spitsuur en onderweg zijn wegenwerken bezig. Een aannemer legt
nieuwe asfalt op de weg. Het is aanschuiven.
Om de dag af
te sluiten rijden we naar Lijsenthoek Military Cemetery. Een indrukwekkende
getuige van meer dan vier jaar oorlogsgeweld. Van 1915 tot 1920 was op het
gehucht Lijssenthoek het grootste evacuatiehospitaal van de Ieperboog
gevestigd. Het is 17:20. We hebben
nog even tijd om het bezoekerscentrum te bezoeken. Verleden jaar waren we net
te laat. Het bezoekerscentrum is geopend van 09:00u t/m 18:00u. Ook nu is het
krap, maar doenbaar. De fotoherdenkingsmuur is één van de blikvangers van het
museum. Bij de opening, september 2012, telde de muur al meer dan 12OO
portretten van slachtoffers die op Lijssenthoek begraven zijn. Het is als een
plakboek dat aangroeit. Heel wat familieleden vinden het belangrijk dat ook hun
naaste een plaatsje krijgt op de muur. Er is ruimte voorzien om alle 11.000
lijssenthoekslachtoffers te herdenken. Door middel van beelden, teksten en
media materiaal wordt de geschiedenis van de begraafplaats geschetst en voor
elke dag van het jaar wordt het verhaal van minstens één slachtoffer verteld.
We luisteren naar enkele audio-fragmenten, geplukt uit brieven, dagboeken,
registers allemaal getuigen uit het heden en het verleden.
Om 18:00u is
het tijd om te vertrekken. De lucht is ondertussen volledig opgeklaard. Geen wolkje aan de lucht. Het is
behoorlijk warm geworden. De boordcomputer wijst 26° aan. Meer moet dat niet
zijn. De GPS brengt ons langs de snelste weg terug naar Westouter, naar
Woestenhof. Tot morgen. Tekst: Luc VerschootenFotos: Rina MeursBron:
Wikipedia.
Maandag 9
juni 14. Tweede Pinksterdag. Het is bewolkt, zwoel, onweerachtig en windstil.
Om kort te zijn: stilte voor de storm. Hopelijk krijgen we geen hagelbollen
zoals in Brussel, afgelopen zaterdag.
Om 10:00u
begint het al zachtjes te regenen. Nu zitten we nog op het terras. Genietend
van de vogels die rondom ons hun lied zingen. Een lust voor het oor. Voor mama
en papa merel is het geen feestdag. Hun jongen moeten eten. Na elkaar vliegen
ze het nest in en uit dat zich onder de dakpannen bevindt bij de buren. Het
voederen stopt zelfs niet tijdens de regenbui. We laten de fiets op stal staan.
Vandaag staat een Ieperwandeling op het programma. Verleden jaar hebben we
Ieper al bezocht. Door tijdsgebrek en het wisselvallige weer hebben we niet
intens kunnen genieten van de stad. Daarom keren we vandaag terug. Hopelijk
klaart het vandaag vlug op.
Om 12:45u
parkeren we de auto op de Vandepeereboomplein, in het centrum van Ieper.
Minister Alfons Vandepeereboom werd geboren in 1812 en stierf op 1884. Het is
rustig in het centrum. Waarschijnlijk omdat het een feestdag is. Tijdens de
Eerste Wereldoorlog was de stad Ieper aan drie zijden omringd door Duitse troepen,
door de Britse verdedigers werd deze boog in het front de Ypres Salient
genoemd. De Duitsers slaagden er niet in de stad te veroveren. De Duitse
cavalerie had nog voor de gevechten begonnen rond Ieper de stad kunnen
binnendringen en doortrekken; deze veldtocht duurde maar enkele dagen.Ondanks
een aantal groots opgezette veldslagen die aan 500.000 soldaten het leven
kostten bleef Ieper uit handen van de Duitse vijand.
We lezen in
de oorlogskrant Het
Vaderland van Donderdag, 2 Augustus 1917: Het Fransch-Britsch offensief in Vlaanderen. De derde
slag van Ieperen.De Duitsche
stellingen ingenomen op een front van 24 kilometers tusschen Steenstraete en de
Leie. Meer dan 3,500 krijgsgevangenen. In kleine letters volgt een kort verslag: De veldslag der Vlaanderen is
begonnen. Dinsdag morgen, om 4 uur, verlengde de artillerie haar geschut, dat
12 dagen onophoudelijk op de eerste en tweede vijandelijke stellingen had
gehamerd, om het voetvolk toe te laten op te rukken. De uitslagen van dezen eersten
dag zijn uitmuntend. Maar men moet niet vergeten, dat den slag, die begonnen
is, weken en weken duren zal, het is een strategische dag in den welke de
Britten en de Franschen, die in nauwe voeling werken, zullen gebruik maken van
tot hiertoe nog onbekende middelen, doch men zal trapsgewijze vooruitgaan.In deze omstandigheden achten wij het
nuttig onze lezers op hunne hoede te stellen voor alle te overdreven
opgewektheid waarvan blijken gegeven werden bij de vorige offensieve
verichtingen. Het aanvalsfront breidt zich uit op 24 kilometers, van ten zuiden
van Diksmuiden tot het noord-westen van Ieper De krant vermeld vervolgens ook nog: Op de uitersten linkervleugel, hebben
de Fransche troepen, in nauwe verbinding met de Britsche strijdkrachten en hun
linker flank bedekkend, zich meester gemaakt van Steenstraete en zijn spoedig
de vijandelijke stellingen binnengerukt tot op drie kilometers diepte.Als
laatste vermeld de krant: De vijand, die zware verliezen geleden
heeft, heeft krijgsgevangenen in onze handen achtergelaten, waarvan het tot nu
bekend aantal drie duizend vijfhonderd bedraagt maar het is nog niet mogelijk
onzen buit naar juiste waarde te schatten
We bezoeken
het Saint-Georges Memorial Church in de Elverdingestraat. Als we binnen stappen
in de Anglicaanse gebedsplaats zijn we aangenaam verrast. De kerk is rijkelijk
versiert met talrijke verschillende kleuren. Op elke stoel ligt een dik
kleurrijk kussen met geborduurde logos van verschillende regimenten. Rondom
zijn vaandels tegen de muur bevestigt. Vergulde plakketten met de namen van de
strijdende regimenten aan WOI versieren de muren. De één beukige kerk is wit
geschilderd. De ramen laten veel licht door. Ze bezitten allemaal een
wapenschild van een dorp of stad uit Ierland. Stoelen en banken nodigen uit
voor een stil gebed. Een foldertje geeft ons een korte historiek van de
kerk:Op het
einde van de eerst wereldoorlog roept Veldmaarschalk French op tot het bouwen
van een Anglicaanse Kerk die moet dienst doen als aandenken van de gesneuvelden
maar ook als verzamelplaats voor de bezoekende familieleden. De zoektocht naar
een stuk grond begon en mede door de hulp van de Imperial War Graves Commission
werd een geschikt terrein gevonden en aangekocht. Het Ieperse Verbond
contacteerde Sir Reginald Blomfield (architect van de Menenpoort) om plannen te
ontwerpen voor de bouw van een kerk. In de lente van 1927 waren de plannen
getekend.Hij had een simpele ruimte
ontworpen die onderdak verschaft aan een 200 tal personen.De inrichting van het interieur van de kerk
wordt gegeven door familieleden van de gesneuvelden. De aanpalende school zou
betaald worden door de Old Etonians. De eerste steenlegging vond plaats op 24
juli 1927. De kerk werd ingewijd door de Bisschop van Fulham op 24 maart 1929
(Palmzondag). De eerste leerlingen op school begonnen op 9 april 1929. (Het
schooltje is momenteel een parochiezaal). Elk item in de kerk, de gedenkplaten
aan de muren en op de stoelen, de vensters, de vlaggen en het meubilair zijn er
allemaal ter herinnering aan diegenen die hun leven gegeven hebben voor de
vrede.
We vinden het
gezellig om in een stad te wandelen. De vele historische gebouwen hebben
allemaal een verhaal. De talrijke horecazaken, bieden uiteraard hun beste
waarden aan.Een fris streekbiertje op een zonovergoten
terras of een grote dikke pannenkoek als afsluiter horen er gewoon bij. Straks
misschien? Naast de Lakenhallen, in de Jules Coomanstraat, staan we voor de
imposante gedenkmuur van de Ieperse Furie. Geplaatst ter nagedachtenis van de
militaire en burgerlijke slachtoffers van beide Wereldoorlogen. Onthuld op 27
juni 1926. Tussen de bronzen beelden staan de namen vermeld van gesneuvelden.
Netjes gerangschikt en volgens het alfabet. De Leeuw van Vlaanderen houdt
brullend de wacht.
Het Belle
Godshuis Museum in de Rijselstraat is gesticht rond 1276 toen de lakenindustrie
een crisis doormaakte. Oorspronkelijk opgevat als een opvangcentrum voor
armen.Het groeide uit tot een
echt hospitaal. Van 1796 tot 1971 was het een rusthuis voor vrouwelijke
bejaarden. In de vroegere kapel, gebouwd in 1616, is het Museum opgericht. Het vertoont de mooiste stukken uit de rijke
collectie van het Ieperse OCMW. Het museum toont met trots het schilderij dat
de Heilige Maagd voorstelt. Het doek werd in 1420 geschilderd en is daarmee één
van de oudste schilderijen in België. Het museum bezit ookopmerkelijke meubels, zoals een unieke
linnenpers en een wandtapijt uit de 17e-eeuw.
Midden de
Rijselstraat staat Het Steen. Dit is het enige bewaarde stenen huis van Ieper
dat dateert van eind 13e-eeuw. Er is inmiddels een bouwkundige
vergunning aangevraagd.Elke
informatie ontbreekt op de voorgevel. Het is bijna 14:00u als het begint te
regenen.We gaan even schuilen in een oude koetspoort.
Deze geeft toegang tot exclusieve appartementen. Ons Rina wil een foto nemen,
maar het werkt niet meer. Ze mag zoveel op het knopje duwen, niets werkt. De
batterij eruit halen, en opnieuw beginnen. Niets aan te doen. Gedaan. Vanaf nu
geen fotos meer. Amen en uit. Het stopt met regenen. Toch iets dat meevalt.
De gotisch-romaanse
Sint-Pieterskerk ligt in de Rijselstraat. Op de plaats waar de Vlaamse graaf
Robrecht de Fries in 1073 een bedehuis zou gesticht hebben, werd in de 12e-13e
eeuw deze romaanse kerk gebouwd, toegewijd aan Sint Pieter. Op het einde
van de 15de en de eerste helft van de 16de eeuw werd ze verbouwd tot een
gotische hallenkerk. De eerste toren brandde af in 1638. Het duurde
tot 1868 vooraleer de kerk een nieuwe toren kreeg. Tijdens de Eerste
Wereldoorlog werd de kerk bijna volledig vernietigd. Alleen de basis van de
westertoren en de onderste geleding van de viering bleef gespaard.De
bekende wederopbouwarchitect Jules Coomans heeft bij de wederopbouw de
restanten van de muren geïntegreerd in de nieuwe kerk en de gotische
bovenbouw van de toren vervangen door een romaanse toren. De Sint-Pieterskerk
ligt in de levendige Sint-Pieterswijk die een eigen reus heeft, Robrecht de
Fries genaamd. De wijkbewoners dragen hun reus met trots tijdens de
driejaarlijkse Kattenstoet door de straten van Ieper.We
kunnen de kerk ook van binnen bekijken. De Sint-Pieterskerk bezit een fotokader
van Pater Damiaan. Het kerkschip bestaat uit drie beuken. Het orgel heeft men
in een nis van de zijmuur geplaatst. De houten preekstoel is helemaal
uitgesneden. Verschillende bekende Heiligenbeelden. De schilderpanelen dateren
van 1562 en 1620. Een schilderij op doek stamt uit de 17e-eew. Er
vind op dit moment een expeditie plaats van kerkelijke relikwieën uit de
schatkamer van de kerk. Uiteraard bevinden zich alle kostbaarheden achter glas.
De Heilige Pieter zit achteraan op een troon. Vervaardigd in brons en ijzer
eind 19e -eeuw. In zijn linkerhand de sleutel van de hemelpoort, en
rechts maakt hij een gezegend gebaar.
Ieper is in
de ban van de Ronde van Frankrijk. Op enkele locaties staan fel gekleurde
namaak fietstoeristen als blikvanger voor het naderende evenement. Op 9 juli
dit jaar wordt het startschot gegeven voor de 5e-etappe van de Ronde
van Frankrijk, die hier in het centrum vertrekt. De eerste 6km worden op
Ieperse bodem gereden.
We komen bij de
leeuwentoren. De Predikherentoren maakte deel uit van de 14e -eeuwse
Bourgondische vestingmuur. Deze hoektoren ontleent zijn naam aan het
kloosterdomein van de Dominicanen of Predikheren, dat dichtbij lag. In de
Franse tijd werd de toren verlaagd en omgebouwd tot geschutplatform. Voor de
toren ligt in de brede Majoor gracht, een driehoekig eiland als
voorversterking. De Leeuwentoren heeft zijn naam te danken aan zijn stevigheid:
de muren zijn 2.4 meter dik. Een gemetselde tunnelgang of poterne door de
aarden wal verbindt de toren met de binnenstad. Ook deze verdedigingstoren werd
door Vauban verlaagd en tegen artilleriegeschut beschermd door een eiland. Het
smalle middeleeuwse boogschutter venster werd later aangepast als kanonnen gat.
We nemen nog
een kijkje op de Ramparts begraafplaats.
De eerste begravingen op de vestingen van Ieper gebeurden door Franse troepen
in november 1914. Tussen februari 1915 en april 1918 begroeven ook de Britten
heel wat doden op de stadswallen. Na WOI werden vele graven van de vestingen
geconcentreerd op andere begraafplaatsen. Ook de Franse graven werden na de oorlog
verwijderd. Op 11 oktober 1999 werden nog 4 lichamen van soldaten bijgezet, die
werden opgegraven nabij de St-Jacobskerk. In totaal rusten hier 197 soldaten,
waarvan er 9 niet meer herkend konden worden.
Een weinig
later staan we bovenop de Rijselpoort. Deze poort was één van de belangrijkste
doorgangen naar het front en werd meer gebruikt dan de Menenpoort, omdat deze
weg beter beschermd kon worden tegen vijandelijke artillerie. De Rijselpoort
werd vroeger ook de Mesenpoort genoemd. Het is de enige van de tien Ieperse
stadspoorten die min of meer behouden bleef. Ze werd diverse malen verbouwd. De
laatste keer na de Eerste Wereldoorlog.
Hier staan
ook kunstrenners op de fiets. Allen in de driekleur van België. Langs een
trapje naar beneden. We staan voor het Ramparts War Museum voor een gesloten
deur. Op een briefje staat dat het museum gesloten is op woensdag en donderdag.
Blijkbaar ook op feestdagen.
Hoera, onze
fotocamera werkt terug. We kunnen weer fotos maken. Wat de reden ook was, we
zullen het nooit weten.
In elke
straat die we bewandelen zijn er gebouwen die uitnodigen tot ontdekken. Zoals
de vispoort bijvoorbeeld. Dit bijzondere architecturale monument is een
reconstructie naar het vooroorlogse model en kreeg pas op het eind van het jaar
1920 haar huidig uitzicht. De
oorspronkelijke poort werd gebouwd in 1714. Het jaartal is nog vernoemd in
Romeinse cijfers. Het stadswapen bevindt zich tussen twee dolfijnen. We lopen
door de toegangspoort naar de vismarkt. Ons Rina probeert zo veel mogelijk
fotos te nemen. Je weet nooit of hij seffens weer blokkeert. De
verkoopstalletjes vervangen de vooroorlogse loodsen.Het
tolkantoor, ook Minckhuisje genoemd, werd hier in 1899 opgericht. In dit klein
prachtig gebouw moesten visverkopers tol betalen. Het huidige gebouwtje is een
reconstructie van na de Eerste Wereldoorlog.
Prachtige
monumenten en gebouwen getuigen van een boeiend en rijk verleden. Zoals het
vleeshuis dat in natuursteen werd opgetrokken. Het gelijkvloers is van de 13de
eeuw en de eerste verdieping dateert van 1525-1530. Tot de 20ste
eeuw werd op het gelijkvloers vlees verkocht. In de rest van het gebouw was tot
1796 de gilde gevestigd. Van 1857 tot 1973 was het stedelijk museum hier
ondergebracht. Ook de jeugddienst op de eerste verdieping en het jeugdhuis JOC
in de kelder hebben hier hun stek gevonden.
Terug op de
Markt zetten we ons op een terras omdat een mens nu éénmaal moet drinken.
Vervolgens wandelen we naar de Kathedraal. Gelegen in het grasperk,naast de Kathedraal,staat het Munster monument. Het Iers
kruis werd opgericht ter herinnering aan de omgekomen militairen, afkomstig uit
de provincie Munster in Ierland, die in de Ieperboog sneuvelden tijdens WOI.
Dit gedenkteken werd onthuld op 13 juli 1924.
We wandelen
voorbij de plaatselijke gevangenis in de Elverdingestraat. In 1843 werd beslist
om een nieuwe gevangenis te bouwen ter vervanging van het bestaande
Rasphuis.De
penitentiaire instelling werd gebouwd op de plaats waar de gevangenis nu nog
steeds gehuisvest is. In al het losgebroken geweld van WOI, bleef de gevangenis
van Ieper relatief goed overeind staan. Mede hierdoor had de gevangenis
verschillende functies: kantoren van de Britse militaire plaatscommandant,
kantine voor militairen en als veldhospitaal. In 1917 werden op de binnenkoer 3
Britse deserteurs geëxecuteerd. Op het einde van WOI waren de
gevangenisgebouwen zwaar beschadigd. De dag van vandaag fungeert het gebouw nog
steeds als gevangenis.
Ons Rina
neemt een foto van het huis waar de Commonwealth War Graves Commission
gehuisvest is in dezelfde straat op nr 83. We keren terug en het regent
opnieuw, het is 16:30u. We hebben nog tijd zat om de begraafplaats te bezoeken.
Op het YpresReservoir Cemetery op het Minneplein worden 2.614 doden herdacht,
waarvan er 1.035 niet meer geïdentificeerd konden worden. 'Special
memorials' herdenken 2 militairen uit het Verenigd Koninkrijk die begraven
waren op Infantry Barracks en 8 die begraven waren op Ypres Reservoir Middle
Cemetery van wie de graven door artillerievuur vernield werden.Donkere wolken schuiven boven ons samen. In de
verte donder en bliksem. We schuilen in een portiek. Tijdens het wachten vraag
ik mij af hoe onze soldaten van WOI zulk weer evenaarden. Wij kunnen nog
schuilen, maar in de loopgraven kon je geen kant uit.Zij
ondergingen gelaten weer en wind. Alles was beter dan oog in oog te staan met
de vijand. Nu en dan een sigaretje roken en/of praten met een lotgenoot. Over
thuis. Over moeder de vrouw en de kindjes. Straks worden ze afgelost en kunnen
ze een brief schrijven naar hun beminde. Hopelijk zit ze gezellig bij de
houtkachel. Met een bord soep en een homp brood
Het onweer
trekt even later weg zonder schade aan te richten. We wandelen terug naar de
Markt. Hier kunnen we iets eten en drinken tot het tijd wordt voor de Last
Post.
Om half zeven
vertrekken we naar de Menenpoort. En stenen grenspaal bij de lakenhallen onder
de inrijpoort trekt onze aandacht. De Ieperse keure, dat stamt uit het begin
van de 13de -eeuw legde de rechten vast van alle Ieperlingen, of ze
nu binnen of buiten de stadsgrachten woonden. Het gebied waarbinnen de keure
van kracht was werd nauwkeurig afgebakend met stenen grenspalen. Dit gebied
werd het schependom genoemd omdat de schepenen van de stad er mochten recht
spreken. In de paal werd het wapen van de stad in zijn eenvoudigste vorm
uitgekapt: een kruis met dubbele dwarsbalk. Van deze grenspalen is slechts één
exemplaar bewaard gebleven.
Vaandels
wapperen aan het historische gebouw dat de naam Kasselrij draagt. Een
infobordje geeft uitleg in onze beide landstalen: Dit gebouw, oorspronkelijk
een middeleeuws steen genaamd De Wulf, was vanaf 1503 de vergaderplaats voor
de schepenen van de kasselrij. In de 19e-eeuw werd het deels als
hotel en deels als rechtbank gebruikt. Na de Eerste Wereldoorlog deed het tot
1967 dienst als voorlopig stadhuis. Bij de wederopbouw van de 16e-eeuwse
voorgevel werd de renaissancestijl grotendeels behouden. De medaillons stellen
de 7 hoofdzonden voor.
Aan de
Menenpoort wordt men toch stil als je de kransen en bloemen bekijkt die hier
alle dagen worden neergelegd. Ook bij het lezen van de namen van de gestorven
soldaten slik je enkele keren. De namen zijn alfabetisch gerangschikt. Bij elk
regiment begin je terug van A tot
Z. Corporal, Serjeant, tweede luitenant en ga zo maar verder. Australië, weer
met honderden namen: Bovenaan: Oxford, Corporals, Serjeant, Private,
Lanciers-Corporal.De
namenlijst van Private soldier is eindeloos lang. Elke letter van het alfabet
is gebruikt.Het kan je niet onberoerd laten bij het lezen
van al die namen. Hier en daar lezen we drie of vier maal dezelfde familienaam
onder elkaar. Broers? Alleszins familie, toch?
Ik ga naar
beneden en wacht met ons Rina aan de straatzijde op het begin van de
taptoe.Als de klaroenen beginnen te
schallen krijg ik kippenvel. Fotocameras flitsen onophoudelijk. Voor de rest
is het muisstil. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten Fotos: Rina Meurs.