Zaterdag 14
juni 14. We worden wakker om 07:00u. Het is mistig. De zon schijnt niet en het
is een pak frisser dan gisteren. Slechts 16°. Kortom, alle ingrediënten zijn
aanwezig om er een baaldag van te maken. Maar dat kan niet. We moeten vandaag
uit het huisje vertrekken. Na het ontbijt inpakken. De fietsen op het draagrek
plaatsen en het huisje poetsen. We hebben met de eigenaars afgesproken
dat we willen vertrekken om 10:00u. Het enige positieve is de wind. Er staat
slechts een zwak briesje. Het zal toch een truitjes dag worden. We willen nog
enkele locaties bezoeken met de auto voor we terug naar Ekeren rijden.
Het wordt
toch nog 10:30u voor we kunnen vertrekken. Lucy, onze GPS, brengt ons eerst
naar de Roeselarestraat in Zonnebeke. Af en toe schijnt de zon tussen de witte
en grijze wolken. Je voelt onmiddellijk de warmte op je lichaam. Zalig. Vlakbij
de gemeentelijke begraafplaats is een parking. Op de begraafplaats rond de crypte
staan een twintigtal heldenhuldezerken van AVV-VVK, de afkortingen staan voor: Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen Voor
Kristus. Het zijn zerken van oud-strijders van 14-18. We dalen af naar de ondergrondse
crypte waarin 15 antieke bruine
doodskisten staan opgebaard. De
Crypte is ongeveer 6x4m. De hoogte is net geen twee meter. Links en rechts
staan de doodskisten op geschilderde ijzeren
poutrels, waarin de lichamen zijn opgebaard. 11 soldaten uit WOI, 3
slachtoffers van WOII en één oud-strijder van 1830. Hij vocht voor de
onafhankelijkheid van ons land en stierf in 1909. De kisten hebben allen nog een
foto. Een koperen gedenkplaat werd aan de muur bevestigt, met volgende
tekst in zwarte letters: "Op 8 november 2005 werd deze crypte van de
Gemeente Zonnebeke geadopteerd door Basisschool De Zonnebloem in aanwezigheid
van de Minister van Landsverdediging André Flahaut".
Om half twaalf houden we halt bij de Duitse begraafplaats Hooglede in
de Beverenstraat. We zijn deze keer niet alleen op de begraafplaats. Het
uitzicht op de Duitse begraafplaatsen is allemaal wel ongeveer hetzelfde. De
tegels liggen op de grond tussen het gras dat dringend moet gemaaid worden. Het
zijn rechthoekige granieten tegels met telkens twee namen. Soms van onbekenden.
De namen zijn uitgefreesd en wit geschilderd. Bij enkelen hebben we moeite om
de tekst te lezen. Door weer en wind verweerd de verf. De vele bomen zorgen
voor de nodige schaduw. Als de zon schijnt tenminste. Ze is weer achter een
grote wolk verdwenen. Onder de bomen achteraan staan particuliere grafstenen. Op
enkele plaatsen staan vijf basalten kruisjes. Pekzwart, de grootste in het
midden. Op twee of drie plaatsen groeit een korte bodembedekker tussen de
tegels. Op deze begraafplaats rusten 8.241 gesneuvelde Duitse soldaten, waarvan
er 384 onbekend zijn gebleven. Hier werden ook 16 Russische krijgsgevangenen
begraven. Ze waren achter de frontlinies tewerkgesteld bij het arbeidsbataljon.
We wandelen tussen de graven naar de Ehrenhalle achteraan. Langs de rondbogen
komen we in een lange gang met tegen de achterwand een groot kleurrijk mozaïek.
Het Christusbeeld maakt het V-teken. In de andere hand draagt Hij de stenen
tafelen met de Griekse letters Alfa en Omega: begin en einde. Naast Hem 2
rouwende vrouwen en 2 biddende soldaten. Links van de hal is een ijzeren hek,
waarachter hoog op een sokkel het bronzen schrijn werd gezet met de
registerboeken. Ik trek de valdeur open om het boek te raadplegen. De deur wil
niet meer dicht. Ik probeer herhaaldelijk te valdeur te sluiten, maar ze valt
steeds terug open. Afblijven en verder gaan.
De gemeenteraad van Hooglede besliste in 2013 dat er een
bezoekerscentrum zou komen aan de begraafplaats. Het was de bedoeling dat het onthaalinfrastructuur klaar zou zijn
tegen 2014. Er was al grond verworven en die zou gebruikt worden voor de aanleg
van een parking. Ook ging men zorgen voor een onthaalruimte met sanitaire
voorzieningen. We zijn nu juni 14. Er is van bouwplannen nog niets te zien.
Maar er is nog tijd. De oorlog duurde vier jaar lang.
We rijden naar het centrum van Hooglede. De Duitse verkenningstroepen, de zogenaamde ulanen, trokken op
vrijdag 18 september door Hooglede dorp. Allerhande manschappen namen hier hun intrek
na het losbarsten van de Eerste Slag om Ieper (12 oktober 11 november
1914). Ze logeerden her en der bij de bevolking. Wat later namen een driehonderdtal
Duitsers het dorp in en erkenden het als Duits gebied. Ook deze Duitsers namen
deel aan de Slag om Ieper en keerden 's avonds dan terug naar Hooglede. Vanaf
20 oktober deed het ouderlingentehuis op 't Hoge dienst als hospitaal.
De kerk werd een paardenstal en de Duitsers installeerden een bakkerij en een
cinemazaal in de meisjesschool. De bevolking probeerde van 1914 tot 1916 zo
goed mogelijk samen te leven met de Duitse bezetters. De geallieerde troepen kenden de Duitse posities dankzij luchtfotos
en verklaringen van Duitse krijgsgevangenen. Op 15 oktober 1918 blies het
Duitse leger de aftocht. Ze trokken met geweer, inclusief bajonet de straat
op, winkels en kelders plunderend. Enkele burgers werden als gijzelaars
meegenomen. Het bevrijdingsoffensief
zorgde ervoor dat Hooglede bevrijd was, maar de gemeente had heel wat materiële
schade geleden.
We wandelen eerst rond de Sint-Amanduskerk die centraal ligt op een hoogte. De achthoekige
westertoren is 65 meter
hoog. Hij werd vernield in 1918 door Franse troepen, en werd heropgebouwd in 1919. Het kerkinterieur is prachtig. De drie
beuken rusten op ronde en vierkante pilaren. Hoog op een sokkel staan witte
heiligenbeelden. De H. Vicentius,
de H. Johannes met gifbeker, H. Petrus werd met een haan afgebeeld en de H.
Amandus staat met de kerk in de palm van zijn hand. Mooie glas-in-loodramen met
onder andere de H. Prosper. Het doopvont staat links in een nis. Naast de
inkomdeur een XVI-graftombe
in arduin van Victor van Diksmuide, met ligfiguur van de afgestorvene en
wapenschild. De uitgesneden
eikenhouten preekstoel is een juweeltje. De tabernakels links en rechts zijn in
marmer. Het schilderij "Graflegging van Christus" is een kopie
naar P.P. Rubens. Enorm groot en prachtig. Het hoofdaltaar
is van gemarmerd hout en is
daarentegen sober uitgevallen. Er werden prachtige bloemen en planten
aangelegd rondom de kerk door de hoge school van Hooglede. In de nok van de
oude boom zingt de merel ongestoord zijn lied. Het neoclassicistisch
gemeentehuis werd tijdens WOI sterk beschadigd, maar vakkundig hersteld tussen
1920-1923. Het oorlogsmonument voor gesneuvelden, bij de kerktuin,
herdenkt niet alleen de inwoners van Hooglede die zijn omgekomen tijdens de
Eerste en Tweede Wereldoorlog, maar ook de Poolse soldaten die in 1944
sneuvelden bij de bevrijding van Hooglede. De neogotische grafkapel van de Hoogleedse pastoors is het
enige restant van het voormalige kerkhof. Wegens oorlogsschade gesloopt en weer
opgebouwd in gele baksteen met natuursteen. Het interieur bezit bijna levensgrote beelden. De moderne
fontein is een ode aan Omer Karel Delaey die op 13 september 1876 in
Hooglede werd geboren. Als prozaschrijver bereikte hij een hoogtepunt met zijn
,,Dierensprookjes''. Op de rand van de fontein pronken daarom niet toevallig
een kat en een vis. Op de zuil prijkt een hand die een pen vast houdt. Het
kunstwerk werd met veel stijl in 1999 ingehuldigd bij de opening van de kerktuin
rond de Sint-Amanduskerk.
Als we in Houthulst aankomen, bezoeken we de Belgische Militaire
begraafplaats, aan de
rand van het bos van Houthulst in de
Poelkapellestraat. Deze militaire begraafplaats ontstond na WOI. Ook hier lopen toeristen of familieleden
rond tussen de zerken van de gesneuvelden. De ingang is voor de helft
afgesloten wegens aanpassingswerken. Een betonnen constructie is rechts aan de
ingang geplaatst en wordt het bezoekerscentrum met bezoekersboek en register.
Nu vinden we deze links in een houten schuilhuisje. Een infobord verteld dat Houthulst één van de
tien Belgische Militaire begraafplaatsen in West-Vlaanderen is voor
gesneuvelden van WOI. Naast Adinkerke, De Panne, Hoogstade, Keiem, Ramskapelle,
Steenkerke en West-Vleteren. Het grondplan van de begraafplaats is in
sterformatie aangelegd. De verticale zerken dragen vooraan een ronde driekleur
in zwart, geel en rood. Daaronder een rechthoekige bronzen tekstplaat met naam,
voornaam, rang, regiment, geboortejaar en datum van overlijden. De 1.723
Belgische graven zijn afkomstig uit veldgraven en kleinere begraafplaatsen uit
de omgeving. De meeste soldaten sneuvelden op 28 of 29 september 1918, tijdens
het Eindoffensief. We vinden een zerk van Geeraard J. Meurs. Hij was sergeant
bij het 12de Linieregiment. Hij stierf op 26 jarige leeftijd op 6
oktober 1914. Misschien wel familie van ons Rina? Achteraan, tegen de bosrand staan 81 witte kruisjes van Italiaanse slachtoffers waarvan
zeven onbekende. Deze soldaten waren Duitse krijgsgevangenen. In het midden van de kruisjes staat een
bakstenen monument met vlaggenpaal. De Italiaanse driekleur wappert in de wind.
We lezen in de oorlogskrant van het Belgisch Dagblad van Woensdag 22
September 1915 een artikel over Het bosch van Houthulst (Part.) Het jongste Engelsche communiqué meldt, dat
onze artillerie het bosch van Houthulst heeft beschoten en er ontploffingen
verwekt. Over dat bosch loopen allerlei geruchten in Vlaanderen. Nog niet lang
geleden brachten onze vliegeniers dit bosch een bezoek. Zij verwekten er eene
danige paniek dat de Duitsche soldaten vol ontzetting tot Gent vluchtten. Het
woud van Houthulst dat een mijl lang en eene halve mijl breed is, was onder
Koning Willem I kroondomein. De heer Cassiers, uit Antwerpen, kocht het voor 1
millioen en werd een schatrijk man, senator voor Dixmuide. Hij bouwde er zich
een kasteel en eene kerk naar de plannen van den bouwmeester baron Jan Bt.
Bethun-dYdewalie. Het kasteel, dat nu gansch verwoest is net als dit van
burggraaf de Patin van Langemarck, was nu eigendom van den heer Eugen. De
Groote, Van Renynghe, oud-lid der Kamer. De heer De Groote nam dienst als
vrijwilliger in het Belgische leger, nevens zijn zoon, en werd in het gevecht
bij Melle gewond. Het bosch van Houthulst, heet eigenlijk het Vrybusch op
zijn West-Vlaamsch. In het begin van de XIXe eeuw was het de schuilplaats van
de rooversbende van Baeckelandt, die te Brugge werd onthoofd. Het Vrybusch
licht tusschen Merckem, Clercken, Staden, Poelcapelle en Langemark.
Omstreeks 20
oktober 1914 kwamen Duitse troepen te Houthulst aan. Vanuit het bos beschoten
ze op 22 november de stad Ieper. De Duitsers zouden het bos de hele duur van de
oorlog bezet houden. Gedurende de stellingenoorlog werd het dan ook uitgebouwd
met Duitse installaties en verdedigingswerken: in het kasteel werd een medische
post ingericht, er werd een netwerk van spoorlijnen aangelegd en er werd een
uitkijkpost geïnstalleerd. Bij het
geallieerde Eindoffensief, op 28 en 29 september 1918, werd het bos bevrijd door
Belgische regimenten, ondanks grote verliezen. Op een voormiddag tijd waren 3
Duitse linies ingenomen en was er 8km terreinwinst geboekt. Na de
wapenstilstand was ongeveer 3/4 van het bos was vernield; de verwoestingen
waren zo groot dat alle bomen geveld moesten worden. Tijdens de jaren 1920-1922
werd het bos van Houthulst ontmijnd en slechts voor een deel herbebost.
De Vredesmolen, een voormalige windmolen, staat
in de Molenweg te Klerken. Er is geen parking voorzien. We zetten de auto op
het braakliggend stuk grond vooraan. We nemen de 72 treden naar omhoog met een
draaitrap tot op het hoogste punt (43 meter). Daarom werd de molen door
de Duitsers
tijdens WOI gebruikt als uitkijkpost. Tijdens het eindoffensief werd hij door
de geallieerden
veroverd, maar de Duitsers hadden de molen toen al verlaten via een
ondergrondse gang. De molen is een zeldzaam voorbeeld van een molenruïne en
werd op 1 april 1999 een beschermd monument. Op dezelfde datum kreeg hij ook
zijn officiële naam "Vredesmolen". Het uitzicht is de moeite. Er is wind, maar dat nemen we erbij. Een
bomma met twee kleinkinderen is er niet gerust in. Algauw gaan ze terug naar
beneden. In de verte de IJzertoren. Rondom spitse kerktorens van de omliggende
dorpen. Weilanden met vee en landbouwgronden met vooral mais en/of aardappelen.
Af en toe een grote hoeve. Het uitzicht is uniek.
Om 14:30u zijn we bij de begraafplaats in Vladslo in de Houtlandstraat.
Tijdens WOI
werd Vladslo volledig in puin gelegd. Na het ingraven van beide partijen lag de
stad Diksmuide
midden op de frontlinie. Vladslo lag dus in Duits bezet gebied,
juist buiten het bereik van het dagelijkse oorlogsgeweld. De Duitse troepen
kwamen daarom uitrusten in Vladslo. In het Praetbos, het Duits Militair Kerkhof, was een
Duits hospitaal en een kampement voor de vermoeide en gewonde troepen. Er was
ook een Duits "Officiers Casino" wat een café was voor de
officieren. Dit gebouw staat er nog steeds en doet vandaag dienst als woning. De begraafplaats heeft vierkante granieten
tegels in een groot groen gazon met massas bomen. In elke tegel zijn maximum
20 namen van soldaten gegrift. Eveneens wit geschilderd en door de natuur bijna
onleesbaar geworden. Op de begraafplaats rusten 25.644 gesneuvelde Duitse
soldaten. De eerste lijken werden hier begraven tijdens de Slag om de IJzer in
oktober 1914. In de jaren 1956-1958 werden de meer dan 100 kleine Duitse
militaire begraafplaatsen die verspreid lagen over Vlaanderen, teruggebracht
tot vier. De stoffelijke resten werden overgebracht naar de
verzamelbegraafplaatsen van Hooglede, Langemark, Menen en hier op Vladslo. Vanuit
meer dan 60 plaatsen werden meer dan 20.000 graven overgebracht. Arbeiders snoeien de groene omheining. Verdeeld
over de begraafplaats staan grote oude eikenbomen en een paar basalt kruisjes.
Tegen de haag oude zerken van particulieren. Achteraan staat het beroemde
treurende ouderpaar. De stenen beelden zijn gemaakt door de Berlijnse
kunstenares Käthe Kollwitz. Ter herinnering aan haar 17 jarige zoon Peter
Kollwitz, die reeds op 23 oktober 1914 sneuvelde. De naam van haar zoon staat
op de tegel voor het ouderpaar. Het originele grafkruisje van Peter Kollwitz
staat in het In Flanders Field Museum. De beelden
van het treurende ouderpaar waren op 24 juli 1932 geplaatst op de voormalige
begraafplaats aan het roggeveld in Esen, in 1957 overgebracht naar Vladslo.
We wandelen een stuk door het bos achter de begraafplaats. We zoeken de
2 kleine betonnen constructies en de Duitse gedenkmuur. Er staan geen
wegwijzers. We volgen wel het Käthe Kollwitzpad. Op ons pad lezen we kleine
infoborden met gedichten van bekende en minder bekende kunstenaars. We komen
vanzelf bij de Duitse gedenkmuur die in 1916 door het Lehr-Infanterie-Bataillion werd opgericht die
hier tijdens WOI gestationeerd waren. Het is een halfronde muur, opgetrokken in grijze natuursteen. Onlangs gerestaureerd
door het Duits reserveregiment Mars & Arbeid. In het midden een gedenkplaat onder de kroonlijst. Daarboven in het
Duits: Eisernes kreuz met 2 eiken takken in reliëf met daaronder een onleesbare tekst. Langs een
ander pad gaan we terug naar de auto.
We zijn op de Belgische Militaire begraafplaats van WOI te Keiem, gelegen
in de Keiemdorpstraat 170. Naast de ingang, Rechts van ons staat een kleine
kapel. O.L.V. Middelares. Gebouwd uit dankbaarheid door de familie S.
Bonte-Monteyne. De begraafplaats is in ruitvorm
aangelegd. In het houten schuilgebouw willen we het register inkijken, maar het
bevindt zich niet in het kastje. De Belgische militaire begraafplaats van Keiem is een
verzamelbegraafplaats van na WOI. De grond werd in februari 1924 door het
Ministerie van Landsverdediging verworven uit privaat bezit. Na verzameling van
de doden na de oorlog werd de begraafplaats op 12 juli 1925 ingewijd. De
officiële Belgische grafsteen werd in 1920 ontworpen door de Brusselse architect
Simons, in opdracht van het Ministerie van Landsverdediging. Het duurde tot
1924 eer de grafsteen officieel werd voorgesteld. Opvallend op de begraafplaats
van Keiem zijn het aantal doden van 8ste en 13de Linieregiment van 18 en 19
oktober 1914 (147 van de 590). Op 18 oktober 1914 vielen de Duitsers aan en
veroverden ze de Belgische voorposten, o.a. Keiem. Vanuit Bruggenhoofd
Diksmuide deden de Belgen een tegenaanval en heroverden ze Keiem. Op 19 oktober
deden de Duitsers een nieuwe aanval, heroverden Keiem en drongen de Belgen
achteruit. Er vond een verwarde Belgische terugtocht naar de IJzer plaats en de
ijzeren draaibrug werd opgeblazen. 364 van de 590 doden konden niet meer
geïdentificeerd worden. Er ligt ook
een gesneuvelde soldaat uit de Tweede Wereldoorlog. Achter een hoge rododendron
wappert de Belgische driekleur.
We rijden naar het monument aan de Veurnekeiweg te Wulpen Koksijde.
Geen plaats om te parkeren. Ons Rina stapt uit om vlug enkele fotos te nemen.
Aan de overkant van de weg, loopt het kanaal Nieuwpoort-Diksmuide. Nog tijdens de Eerste Wereldoorlog
dacht de 4de Legerafdeling (of Divisie) eraan om voor zichzelf een monument op
te richten. Er werden zelfs stenen aangevoerd uit de ruïnes van Nieuwpoort en
de Lakenhallen in Ieper. In 1920 werd het monument onthuld door Koning Albert
I.
Voor het monument bevindt zich een zuil voor de Bevelhebber van de 4de Divisie,
luitenant-generaal (en baron) Michel (du Faing dAigremont). Opzij staan 36
gedenkstenen en liggen er 9 voor de verschillende regimenten. Helemaal vooraan
ligt een rotsblok met daarop twee gedichten, één van Albrecht Rodenbach en één
van Emile Verhaeren. Links en rechts op het monument staan ook de namen van de
ontwerpers en uitvoerders: L. Jacquemotte, beeldhouwer uit Huy, soldaat van het
18de regiment en G. Hendrickx, architect uit Brussel en korporaal van het 4de
regiment Genie.
De 4de Divisie verdedigde van 20 tot 23 augustus 1914 de vesting Namen tegen de
Duitse overmacht. Tijdens de IJzerslag lag ze naast de 1ste Divisie in de Bocht
van Tervate. Van eind 1914 tot begin 1917 verbleef de 4de Divisie vooral in het
noordelijke deel van het IJzerfront, met kantonnement in Wulpen. Ze vocht
eveneens mee in Merkem (1918) en bij het bevrijdingsoffensief. Het monument en
zijn omgeving werd in 1997-1998 volledig gerestaureerd door de federale
overheid.
We rijden naar de Kerkstraat in De Panne. We wandelen langs een perk
met Britse doden uit WOII en een perk Belgische oud-strijders met Heldenhuldekruisjes.
Op een hoek is een volledige zerk geplaatst van een oorlogsvrijwilliger Adjudant,
Jager te voet, Jack De Keyzer. Achter de
gemeentelijke begraafplaats vinden we de grootste Belgische militaire
begraafplaats van West-Vlaanderen. Hotel lOcéan in de Panne deed dienst als
hospitaal. Soldaten die er aan hun verwondingen overleden, vonden hier hun
laatste rustplaats. De meesten
stierven tijdens het eindoffensief in 1918. Centraal staat een vlaggenstok,
waaraan de Belgische vlag wappert. Rondom staan 3.739 grafstenen waaronder 3744
doden begraven liggen, waarvan er 811 niet geïdentificeerd werden. Op perk A rust
een zekere Meurs-Laurent. Hij was Opperwachtmeester bij de Gendarmerie en
gestorven den 19 November 1918 tijdens de bevrijding van België. Misschien
ook een ver familielid van ons Rina? Achteraan op de begraafplaats staan vijf
witte kruisjes van Franse gesneuvelden. Tenslotte liggen er nog 342 Belgische
doden uit WOII begraven, waarvan er 42 onherkenbaar waren. Ons Rina legt een
zelfgemaakte krans neer van gehaakte papavers, bij de Belgische vlag die hoog
boven ons wappert. Op deze manier nemen wij afscheidt van onze Belgische helden,
en al de geallieerde soldaten die we vorig jaar en de afgelopen dagen bezocht
hebben.
Tot slot rijden we naar het strand. Nog even uitwaaien voor we terug
naar Ekeren rijden. We wandelen tot bij
het monument van Koning Leopold. Onder zijn bronzen beeld staat de volgende
tekst: Leopold de eerste, Koning van België, is hier op de 17de dag
van de maand juli anno 1831 binnengekomen op Belgische grond en plechtig
ontvangen. Tot schrijfs.
Tekst: Luc Verschooten Fotos:
Rina Meurs Bron: Gazet van Antwerpen,
Wikipedia, Onroerend Erfgoed.


|