Vandaag is
het vrijdag 13 juni 2014. Het is wat later dan anders als we vertrekken vanuit
Heuvelzicht. Het beloofd een mooie dag te worden met temperaturen tot 24°. Er
hangen nevelwolken en er staat een matige wind. Om 10:00u parkeer ik de auto op
een parking in het landelijk dorpje Zuidschote. Tijdens WOI werd het bijna
volledig verwoest en de bevolking vluchtte weg. Eerst in 1920 keerden de eerste
vluchtelingen weer. Rond de St- Leonarduskerk liggen slachtoffers van WOI en
WOII. De vijf kleine kruisjes zijn van onbekende Franse soldaten, gesneuveld
tijdens WOI. Het monument voor de gesneuvelden is van beide Wereldoorlogen. Het
bestaat uit drie delen. Links nog fotos van de soldaten, verbleekt, maar toch herkenbaar.
Het pad naar de ingang van de kerk is afgeboord met lindenbomen. De kerkpoort
staat uitnodigend open. De volgende deur is eveneens open. Maar dan houd het
op. Hier is een glazen wand geplaatst met afgesloten deur. Een streng bewaakte
kerk. Ik kijk rond of er ergens cameras aanwezig zijn. Zou het kogelvrijglas
zijn? De parochiekerk is oorspronkelijk
van 1483, de torenspits van 1551. In 1914 brandde de kerk volledig af en werd uiteindelijk
in 1922-23 heropgebouwd.
Met de kerk
in de rug rijden we met onze e-fietsen naar rechts, maar houden links aan. Op Zuidschote-Dorp 13 staat de
pastorie, verscholen achter enorme groene hagen. Het gebouw dateert van 1920. Het
werd stijlvol met meerdere zijtrapgevels heropgebouwd. Bij de Steenstraat staat een kleine kapel met
rustbank, omringt met klimop en kleurige bloemen. In de grot staat O.L.Vrouw
van Lourdes. Ze wordt aanbeden door de geknielde Bernadette.
Een weinig later
rijden we door Lizerne. Tijdens WOI lag het gehucht van Zuidschote vlakbij het
front. De Duitsers veroverden het dorpje op 24 april 1915 en rukten op naar
Zuidschote. Op 27 april, drie dagen
later, slagen de Fransen erin om Lizerne te heroveren en men drijft de vijand
terug over het kanaal.
Op de hoek
Steenstraat/ Lotzstraat herinnert Demarcatiepaal nr 4 aan de eerste gasaanval. Verderop
linksaf in de Lotzstraat tot nr 15. Hier werd een monument aan de voorgevel
bevestigt, in beide landstalen, als aandenken aan de slachtoffers van de
Karabiniers die omgekomen zijn aan de eerste Duitse gasaanval op 22 april 1915.
We verlaten
het centrum van Zuidschote onder een stralende zon. Een prachtige dag om te
genieten van de stilte van de groene omgeving. We kunnen al direct smullen
van enkele panoramazichten in een glooiend landschap. In de Diksmuidseweg
houden we halt bij het Verzoeningskruis Steenstraete. Een monument met een
verhaal. Dit kruis is ter vervanging van het voormalige Franse gedenkteken voor
de slachtoffers van de eerste gasaanval en de gesneuvelden van het 418de
infanterieregiment. Onthuld op 28 april 1929. Tijdens WOII werd het monument
gedeeltelijk vernietigd. Buurtbewoners plaatsten daarop een houten kruis. In
1954 besliste men dan om dit aluminiumkruis te plaatsen als teken van een
Frans-Belgisch-Duitse verzoening. Er kwam heel veel protest op en pas in 1960
kwam dit geheel tot stand.
De
oorlogskrant Belgisch Dagblad van Donderdag 13 Januari 1916, vermeld het volgende: Belgisch
legerbericht. Gewoon artilleriegevecht. In den sector van Steenstraete is het
kanonnengebulder zeer hevig geweest, en een bommengevecht heeft eene groote
uitbreiding genomen. De
oorlogskranten werden heruitgegeven door Gazet van Antwerpen.
De
temperatuur is ondertussen gestegen naar 20°. Bijna geen wind. Prachtig weer om
te fietsen. De weilanden worden soms nog afgeboord met oude knotwilgen en
ondiepe grachten. In de Grenadierstraat staat een hardstenen obelisk. Op een
vierkante sokkel staan paaltjes op elke hoek die verbonden zijn met een bronzen
ketting. Enkele sparren sieren het monument op. De obelisk werd ingehuldigd
door Koning Leopold III op 22 april 1934. Ter herdenking aan de eerste
gasaanval van 22 april 1915. Dit was het eerste monument dat Leopold III
inhuldigde na zijn troonbestijging.
Nog een
bericht in de oorlogskrant die Gazet van Antwerpen heruitgebracht heeft: Belgisch
Dagblad, Dinsdag 18 Juli 1916. Koninkrijk België. Departement van Oorlog.
Wekelijksch bulletijn van 8 tot 14 Juli.
De week van 8 tot 14 Juli werd gekenmerkt door groote artillerie-activiteit. De
Belgische batterijen van elk kaliber hebben stelselmatig vernielingsgeschut
gericht op de vijandelijke verdedigingswerken, voornamelijk in de streek van
Dixmuide, in de omstreken van Driegrachten, Steenstraete, het sas en Boesinghe.
Onze luchtvaart- en rechtstreeksche observatiediensten konden de belangrijkheid
der bekomen uitslagen vaststellen. De vijand heeft heftig geantwoord, zoo met
behulp van zijne artillerie als met loopgraafwerktuigen; hevige wederzijdsche
beschietingen sproten daaruit voort. Nochtans hebben onze batterijen en
bommenwerpers daarbij telkens het voordeel behouden en de vijandelijke
artillerie tot zwijgen gebracht. Tijdens deze laatste dagen zijn de verkenners
zeer actief geweest op het Fransch-Belgische front. Onder dit artikel staat nog een
klein bericht over Steenstrate. Ik lees: Belgisch legerbericht. Zeer
heftig gevecht bij Steenstraete. 15 Juli. Artilleriegevechten aan verscheidene
plaatsen van het Belgisch front vooral in de buurt van Steenstraete, waar het
gevecht zeer heftig was in den loop van den namiddag.
Als we
Bikschote binnenrijden stoppen we bij een enorm hoog wit kruis, rechts van
ons. Het gedenkteken, waarin een
sabel is uitgehouwen, staat tussen een lage breukstenen muurt dat gemetst is in
U-vorm en afgedekt met hardstenen platen. Op de voet van het kruis hangt een
bronzen plaatje met het cijfer 3 onder de koninklijke kroon. De bevloering is
eveneens uit breuksteen. Dit gehele monument vervangt het vroegere monument dat
was aangebracht aan de Steenstratebrug, waar we zo dadelijk over moeten. Boven
op de twee uiteinden van de brugleuningen werden drie bronzen geweren tegen
elkaar geplaatst. De stenen
brugleuningen werden versierd met bronzen palmen en herinneringsplaten. Het 3de linieregiment was vóór de eerste
wereldoorlog in Oostende en Ieper gekazerneerd. Van 24 april 1915 tot 10 mei
1915 was het hier achter het kanaal opgesteld en leed er aanzienlijke verliezen
bij de Duitse gasaanvallen. Op 28 mei 1940 lieten aftrekkende Britse troepen de
brug springen waardoor dit monument vernield werd. Gelukkig had oud-strijder
Achiel Durnez uit Zuidschote lont geroken. Hij kon nog net op tijd de bronzen
platen losschroeven en verstopte ze bij zich thuis. Links en
rechts zijn op de muur de twee oorspronkelijke tekstplaten aangebracht. Het rechtse, in het Nederlands,
vermeld: Ter roemrijke nagedachtenis aan de 162 officieren, onderofficieren en
soldaten van het 3de Linieregiment. Die van 24 april tot 19 mei 1915 gevallen
zijn te Steenstraat bij deelneming aan het stuiten van het Duitsch offensief.
Dat op 22 april losgeketend werd met stikgassen. Op 26 april 1953 werd het
nieuwe monument ingehuldigd door de verbroedering van de oud-strijders van het
3de en 23ste linieregiment.
Over de
Steenstratebrug naar links en bij het water naar rechts. We rijden langs het
kanaal Ieper-IJzer, ook wel het Ieperleekanaal genoemd. Het kanaal stroomt van
Ieper naar Lo-Reninge, waar het aansluit op de IJzer. Tijdens WOI maakte het
kanaal deel uit van de Ieperboog of de Ypres Salient. Nu wordt het kanaal
uitsluitend gebruikt door pleziervaartuigen. Met zijn lengte van 15km moeten de
vaartuigen door twee sluizen. Er
komt net een pleziervaartuig onder de brug door gevaren. Op de boeg is in witte
letters t Zeepaardje geschilderd. De Nederlandse vlag wappert achteraan. De
kapitein zwaait vriendelijk goedendag. Hij vaart het eind naast ons mee tot we
halt houden bij het monument van de Gebroeders Van Raemdonck dat 150 meter verder
in een weide gemetst werd met betonnen brokstukken die afkomstig zijn van het
Duitse steunpunt Stampkot. De twee kruisen symboliseren de beide broers.
Edward en Frans uit Temse waren twee vrijwilligers. Op een nacht in maart 1917
voerde hun regiment een raid uit op een Duitse stelling nabij het Stampkot.
18 dagen later werden hun lichamen gevonden, samen met dat van de Waalse
korporaal Aimé Fievez. Men begroef de drie gesneuvelden ter plaatse. In 1924
werden de stoffelijke resten van de broers en de korporaal overgebracht naar de
begraafplaats van Westvleteren. In 1932 werd hun kist bijgezet in de crypte van
de IJzertoren. In juni 1987 werd aan dit gedenkteken een gedenkplaat onthuld. De
tekst luidt: 26 maart 1917, hier sneuvelden in elkaars armen na een
luchtaanval op het Stampkot de gebroeders oorlogsvrijwilligers Edward en Frans
Van Raemdonck uit Temsche, beiden sergeant in de 6komp. 24 linie.
en als ik
val. Dan eerst voor Vlaanderen Frans. Hier sneuvelde nog rond hetzelfde
uur, soldaat Aime Fievez. 6de komp. 24 linie Calonne.
Vanaf nu
rijden we tussen wei- en landbouwgrond. Het enige voertuig dat ons passeert is
een tractor. In de weiden staan voornamelijk koeien, paarden en geiten. Als
landbouw wordt vooral mais geplant. Het groeit nog niet boven ons hoofd.
Ernaast een veld met savooien, dan aardappelen en links van ons hectaren rode
kool. Aan een verkeersbord doodlopende straat hangt een brievenbus. Geen
naam, geen huisnummer. De postbode wacht hier een zware taak. In de Slaakstraat
7 doemt de Ziegler bunker op. Hij staat vooraan in het weiland en bezit nog een
uitkijktoren. Hij werd gebouwd door Duitse Mariniers die werden bijgestaan door
ingenieur Ziegler. Vanuit deze betonnen constructie werden lichtsignalen
gegeven naar andere eenheden. De bunker werd in juli 1917 door de Fransen
veroverd bij de Slag om Pilckem Ridge. De boer gebruikt het complex nu als
opslagplaats voor machines en dergelijke. Dan heeft het toch nog een beetje
nut. De constructie ziet er nog redelijk goed uit Als de zon achter een wolk
schuil gaat is het fris door de wind. We rijden op een brede baan. We moeten
niet klimmen of afdalen. Het is rustig fietsen. Als de tractors hun land
verlaten vallen er kluiten aarde op de betonbaan. De klei wordt hard en het is
niet aangenaam om er met de fiets over te rijden. We voelen de schokken tot in
de rug. Onmogelijk te vermijden. De baan ligt over de volledige breedte vol. We
fietsen door een bont lappendeken van akkers, weilanden en bos. Weer een aardappelveld, hectaren groot. We
naderen onze eerste begraafplaats. Vooraan aan een akker ligt een opgegraven
obus. Dovo is verwittigt en zal hem komen ophalen. Het verroeste stuk ongeluk
is circa 30cm lang en bruin van de klei. Volgens mij kan hij nog de lucht
invliegen.
Het Welsh
Cemetery of Caesars Nose wordt niet aangeduid vanop de grote baan door de
bekende groene bordjes. Maar is duidelijk waarneembaar in de landelijke
omgeving door het Cross of Sacrifice, al is het nogal klein uitgevallen. De
begraafplaats is te bereiken langs een groen graspad van ongeveer 200m, en twee
bakstenen muurtjes. Hier werden doden begraven vanaf eind juli 1917 tot
november 1917. In totaal worden 68 Britse gesneuvelden herdacht, waarvan 9
onbekende. Het registerkastje ontbreekt.
We rijden
een stuk terug en slaan rechtsaf. Het kruispunt steken we over. We zien reeds van
ver het Cross of Sacrifice van het No Mans Cot Cemetery. De begraafplaats ligt
tegen een heuvel. Eveneens te bereiken langs een groen graspad en een
smeedijzeren hek. Ook hier geen registerkastje te zien. De naam No mans Cot
werd afgeleid van een boerderij die tijdens een groot deel van de oorlog in
niemandsland stond. Hier worden in totaal 79 Britse soldaten herdacht. 45 van
hen zijn van het 51th Highland Division die dit regiment veroverden op 31 juli
1917 en hier begraven werden. Twee van hen konden niet meer geïdentificeerd
worden.
Track X
Cemetery. De begraafplaats wordt omgeven door een groene plastiekdraad. Ervoor groeit een haag met rode bladeren.
Hier is wel een registerkastje. De kleine begraafplaats wordt omringt door
maisvelden. Binnen een paar weken is het zo hoog gegroeid dat niemand nog de rustplaats
ziet liggen. Veel volk hebben we nu ook niet gezien. Wij zijn steeds de enige
bezoekers. Langs het mooi onderhouden graspad betreden we de kleine
begraafplaats. Tijdens de oorlog lag de begraafplaats tussen beide strijdende
fronten. De gesneuvelden werden begraven vanaf juli 1917 tot en met november
1917. Er worden 149 doden herdacht waarvan 27 niet meer konden geïdentificeerd
worden. In mei 1918 werden er nog twee graven bijgezet.
We rijden
weer verder tot het volgende kruispunt. Linksaf in de Hogeziekenweg voor het Buffs
Road Cemetery. Genoemd naar een boerderij in de buurt. Met deze begraafplaats
werd gestart in Juli 1917 tot en met maart 1918. Hier werden toen nog 265 doden
herdacht. Na de wapenstilstand werden er nog 90 slachtoffers uit de omliggende
slagvelden bijgezet. Voor 10 gesneuvelden werden Special Memorials opgericht,
omdat hun graven door artillerievuur verloren ging. Nu rusten hier in totaal
289 soldaten, waaronder ruim tachtig niet-geïdentificeerde. Twee rijen
lijsterbessen sieren de begraafplaats.
Op de N313
vinden we de Seaforth Cemetery Cheddar Villa. Hier stond vroeger een boerderij
met de naam Cheddar Villa. De begraafplaats ligt op het grondgebied van Sint-Juliaan. Het dorpje lag tijdens de oorlog pal
op de frontlijn. Het werd, net als enkele buurtdorpjes met de grond gelijk
gemaakt. We zien een rechthoekige begraafplaats met minder zerken als op de vorige
begraafplaats. Ze staan over het algemeen tegen de stenen omheining. Er werden talrijke vernieuwde
zerken geplaatst. Hier worden 148 doden herdacht, waarvan 21 niet konden
geïdentificeerd worden. Voor 19 soldaten werd een Special Memorial opgericht,
omdat hun graven werden vernietigd door artillerievuur. Links en rechts
achteraan op de rustplaats zijn twee massagraven met 75 en 81 gesneuvelden. Zij
worden herdacht met een Duhallow Block. Een witte vierkantige gedenksteen voor
verloren gegane graven op andere rustplaatsen. Achteraan staan op een
herdenkingsplaat 23 namen van de Seaforth Highlanders die hier gevallen zijn,
maar waarvan men niet weet waar ze begraven zijn. Hun namen staan eveneens op
de Menenpoort.
We rijden
terug tot de grote baan. Linksaf richting St-Jan op de N313 of de Brugseweg.
Onder de snelweg (A19), die loopt van Kortrijk tot Ieper. In 1980 werd de
snelweg in gebruik genomen voor het verkeer. De plannen om de A19 door te
trekken tot bij de kust werden definitief opgeborgen. Verderop de eerste straat
linksaf. Wat verder draaien we het Wieltje op voor het monument van de 50th
(Northumbrian) Division. We lezen: To the endvring memory of
all ranks of the 50th Northvmbrian-Division who fell in the Great War
1914-1918. De Britse infanteriedivisie
arriveerde op het Europese vasteland in april 1915. Binnen de 7 dagen was de eenheid aan het
vechten tijdens de Tweede Slag bij Ieper. Hier, op het gehucht 'Wieltje', werd
de divisie voor het eerst ingezet. Het gedenkteken werd op 1 september 1929 onthuld door veldmaarschalk
Plumer. Na WOII werd er een tekst toegevoegd: In memory of their comrades of
the same division who gave their lives in the war of 1939-1945 for the liberation
of France Belgivm and Holland.
Honderd
meter verder bevindt zich het Oxford road cemetery. Het is een mooie grote begraafplaats
die omgeven is door een struik met rode bladeren. De zerken staan allemaal met
de voorkant gericht naar het Cross of Sacrifice, dat in het midden staat. De Stone
of Remembrance staat uiterst links. Het achterste gedeelte werd met gele rozen versiert,
de rest heeft rode rozen die de begraafplaats opfleuren. In de schaduw van een
jonge beuk staan twee zerken pal naast elkaar. Van hetzelfde regiment. Schouder
aan schouder gestreden en nu rusten ze naast elkaar. Er wordt uitstekend voor
onze gesneuvelde strijdmakkers gezorgd. Er werden al veel zerken vernieuwd maar
er staan er nog velen te wachten. Het is vooral het grondwater waar de zerken
onder te lijden hebben. Enkele zerken zijn weggehaald voor renovatie. Er staan
ook enkele Joodse zerken met kiezelsteentjes op. Deze plaats lag tijdens de
oorlog aan het front van de Ieperboog. Er werden doden begraven vanaf augustus
1917 tot de helft van 1918. Hier staan 853 zerken verspreidt over vijf perken.
297 lichamen konden niet meer geïdentificeerd worden. Na WOI werden er nog
doden bijgezet uit de graven van omliggende slagvelden.
We rijden
door het centrum van St-Jan. Een klein dorp van de stad Ieper. Onze volgende
begraafplaats ligt in de velden en uitsluitend bereikbaar langs een 200m
graspad. Wieltje Farm Cemetery behoorde ooit toe aan een boerderij in de buurt.
Tussen juli en oktober 1917 werden de gesneuvelden begraven van de Derde Slag
bij Ieper. Hier worden 116 doden herdacht waarvan er 10 niet meer te herkennen
waren. De zerk van een Duits onderofficier is in het verleden midden
doorgebroken. Hij werd er terug opgeplakt. Voor hem geen nieuwe zerk. De
soldaat sneuvelde op 22 december 1917. Een Special Memorial werd opgericht
voor 19 soldaten, vroeger waren dat er 20. Er is een zerk tussenuit gedaan. Tegen de stenen omheining bloeit lavendel.
We wanen ons even in de Provence.
Even later
staan we bij de Franse begraafplaats Cimitiére de Saint Charles de Potyze. Genoemd naar het gelijknamige gehucht
Potyze dat tijdens WOI dicht bij het front lag van de Ieperboog. In het
voormalige Potyze chateau werd een hulppost ingericht. Het kasteel werd in
1918 volledig vernield en nooit weer opgebouwd. Deze indrukwekkende
begraafplaats is de grootste Franse Militaire begraafplaats van België. Ze werd
plechtig ingehuldigd op 22 november 1922. Langs twee witstenen zuilen en een
gietijzeren hek betreden we de begraafplaats. Op elke zuil hangt een klein
infobord. Het rechter, in het Nederlands, luidt: Hier rusten de roemrijke
lijken van meer dan 4.000 Franse soldaten, gesneuveld op het veld van eer op
Vlaanderens Front gedurende de Grote Oorlog 1914-1918. Allemaal witte
kruisjes, met uitzondering van enkele islamitische en joodse graven, waarvan er
tamelijk veel zijn. Het zwarte monument vooraan is een beeldengroep van een
Calvarie. Alle infoborden zijn spijtig genoeg uitsluitend in het Frans. Duidelijk
te zien dat deze begraafplaats niet onderhouden wordt door The Commonwealth
War Graves Commission. Het gras wordt niet regelmatig afgereden.
De wandelpaden vertonen putten en kuilen. De onbekende soldaten rusten bij een
bekend soldaat samen in één graf. De stoffelijke resten van de vernielde graven
kwamen in het massagraf terecht, achteraan. Onder sommige kruisjes liggen wel
drie tot twaalf stoffelijke resten. Ook zeven onbekende soldaten werden
begraven onder één kruis. Hier rusten in totaal 4209 gesneuvelde Franse
soldaten. 1300 van hen konden niet meer geïdentificeerd worden. Voor WOI stond
in de buurt een schooltje dat gebruikt werd als hulppost. De eerste
gesneuvelden werden daar in de tuin begraven. Het schooltje kwam tijdens de
Derde Slag om Ieper in de frontlijn te liggen en alles werd verwoest. Vanaf
1919 werd de begraafplaats hersteld en werden de afgezonderde graven hier
bijgevoegd. Ter herinnering staat hier een obelisk aan een aantal infanterie
regimenten.
Op het Aeroplane
Cemetery staan veel vernieuwde zerken. De begraafplaats is in verschillende
niveaus aangelegd en heeft een schuilhuisje, gemetst in baksteen. Hier staan
1105 grafzerken van gesneuvelden waarvan er 636 niet meer konden herkend
worden. Het Aeroplane Cemetery lag
pal op de frontlijn bij de Derde Slag om Ieper. Op 31 juli 1917 veroverde de 15de
Schotse Divisie en de 55ste West Lancashire Divisie de Verlorenhoek
en Frezenberg. Twee gehuchten van Ieper. Een paar weken later stortte een Brits
vliegtuigje neer op de begraafplaats. Sindsdien kreeg de rustplaats deze naam.
960 graven werden na de oorlog bijgevoegd. We vinden drie graven van
geëxecuteerden: A. Thompson, J. Robinson en B. Hartells. Er komt meer wind opzetten.
De zon verdwijnt vaak achter de wolken.
We rijden de
Zonnebeekseweg af tot we drie kleine begraafplaatsen zien tussen enkele huizen.
Het is door de groene CWGC bordjes dat we het zien. Hier woedde de Tweede Slag
om Ieper. Het Potyze Chateau Lawn Cemetery en het Potyze Chateau Grounds Cemetery
zijn eigenlijk één begraafplaats en te bereiken langs een grindpad. In 1918
lagen hier 241 doden begraven. Na de wapenstilstand werden nog slachtoffers
vanuit de omliggende slagvelden toegevoegd. Voor 12 doden werd een Special
Memorial opgericht. Hun graven werden niet teruggevonden en men verondersteld
dat ze zich onder de onbekenden bevinden. Onder een Frans grafkruis ligt een
Franse kapitein. Hij sneuvelde op 14 mei
1915. Hij werkte samen met de Britse Brigade en word eveneens hier herdacht. In
het gehucht Potyze, omringd door een bos stond een kasteel waarin een medische
post ondergebracht werd. Ook het 27ste Divisie had hier zijn
hoofdkwartier. Dat ging niet onopgemerkt voorbij. Tijdens de zomer van 1918 lag
het kasteel in de frontlijn. Alles werd onder vuur genomen en van het kasteel
en het bos bleef niets meer overeind. Een infobord vermeld: Tijdens WOI was
het gehucht Potijze gedurende vrijwel de hele periode in handen van de troepen
van het Britse Gemenebest. Het dorp lag direct achter de loopgraven van de
geallieerden en ruim binnen het bereik van Duitse artillerie. Van hieruit
leidde een wirwar van communicatie- en verbindingsgangen de soldaten naar de
loopgraven aan het front. Hoewel het kasteel constant onder vuur stond, bleef
het Potijze Chateau, een landhuis uit de negentiende eeuw, gedurende de
oorlog redelijk ongehavend en werd gebruikt door de troepen van het Gemenebest.
in het voorjaar van 1915, tijdens de Tweede Slag bij Ieper, was dit het
hoofdkwartier van de 27ste divisie, onder het commando van Majoor
Generaal Thomas DOyly Snow. Het gelijkvloers werd later ingericht als een
Advanced Dressing Station (medische post) en de eerste verdieping, met
uitzicht over de Duitse linies, deed dienst als observatiepost. Gedurende de
oorlog was het kasteel omgeven door talloze bunkers en loopgraven. Een grote
schuur op het terrein, die onder de soldaten bekend stond als Lacer Farm,
werd gebruikt als opslagplaats voor ammunitie en voorraad voor de loopgraven. Hier haalden de soldaten op weg naar het
front hun gereedschappen, prikkeldraad, loopplanken, bommen en andere voorraden
op. In augustus 1917, aan het begin van de Derde Slag bij Ieper, ook
Passchendaele genoemd, was de strijd in de omgeving van Potijze heftig. Een
jonge officier uit het Manchester Regiment, herinnerde zich later de
verwoesting van het landschap rond het kasteel door de meedogenloze Britse en
Duitse beschietingen. Dit was een land waar de zucht naar moord en vernietiging
genadeloze vormen had aangenomen. Er was niets bruikbaars meer te vinden,
iedere centimeter grond werd door de schutters verkend en bestookt in hun wrede
en bloedige machtsstrijd. Potijze was nooit een rustige sector. Artillerievuur
eiste geleidelijk zijn tol op de officieren en manschappen die gestationeerd
waren rond het kasteel. De Britse posities werden af en toe fors aangevallen.
Op 9 augustus 1916, met de Slag bij de Somme in volle gang, brachten het eerste
en het tweede bataljon van het Hampshire Regiment tien dagen door in de
loopgraven ten oosten van het kasteel. Vlak voor hun vertrek vielen ze ten
prooi aan een onverwachte aanval door de Duitsers, waarbij een krachtige vorm
van fosgeengas werd gebruikt. Beide eenheden werden totaal verrast en hoewel de
Hampshires geen grond moesten prijsgeven, had het regiment ruim 240 gewonden,
waarvan circa de helft later van gasvergiftiging stierven. De 1st Royal
Inniskilling Fusiliers waren op dat ogenblik in hetzelfde gedeelte van de
frontlinie en leden eveneens grote verliezen als gevolg van de gasaanval. Ruim
60 soldaten die in deze aanval sneuvelden, liggen begraven op het Chateau Wood
Cemetery. Centraal op het bord is een zwart wit foto geplaatst van een Britse
leger Aalmoezenier die een gekwetste soldaat helpt te drinken op het terrein
van het kasteel.
Het Pottize Chateau
Wood Cemetery is even verder gelegen en te bereiken langs een graspad. Het
bezit een klein Cross of Sacrifice. Enkele zerken staan vlak naast elkaar. Ze hebben dan ook hetzelfde embleem.
Bij de meeste zerken staat onderaan een tekst. Van de CWGC mochten de familieleden, mits
betaling natuurlijk, iets op de zerken laten graveren. De ene tekst is al wat
groter dan de andere. Zoals deze: goodbye mother, someone
most go en we will all have to go yet. En even verder: greater love, hat no
man, dan this. He lay dawn, en gave his live for his friends. Het kan ook goedkoper zoals: R.I.P.
op sommige zerken staat onderaan niets. Twee Duitse grafzerken met drie namen
van gesneuvelden. Hier rusten 157 militairen, waarvan er zes niet meer herkend
konden worden.
In de
Potijzestraat vinden het Potijze Burial Ground Cemetery. Een grote Britse begraafplaats
vlakbij de Bellewaardebeek. Zeventien zerken staan pal naast elkaar. De
middelste zerk draagt een kruis, links en rechts op de zerken staan twee namen.
Allen van hetzelfde regiment. In de rij erachter hetzelfde. Zeven zerken vlak
naast elkaar. De middelste zerk draagt het kruis. De zerken ernaast bezitten
twee of drie namen van verschillende regimenten. Van sommige onbekende soldaten
weten ze wel het regiment. Dat wordt dan uitgesneden op hun zerk. De
begraafplaats is mooi versiert met kleurrijke bloemen. Deze
rustplaats is ontstaan in april 1915 tot oktober 1918. Hier worden 580 doden
herdacht waarvan er 21 niet meer herkend werden.
Op het Ypres
Town Cemetery Extension rusten slachtoffers van beide Wereldoorlogen. Er liggen zelfs twee slachtoffers onder
één zerk. Een speciale zerk met de leeuw van Vlaanderen is van sergeant Karel Pylink.
Piloot bij de Royal air force. Gestorven in 1912. Tegen de muur van de
begraafplaats staan zerken met twee logos en twee namen. Een Duitse zerk met twee namen. Achteraan
rechts komen we op de burger begraafplaats. We lezen op het infobord van het
CWGC: Van oktober 1914 tot september 1918 was Ieper (Ypres) het middelpunt van
de Ieperboog (Ypres Salient), een uitsprong in de gevechtslinies die bezet was
door de Britse Gemenebesttroepen. De eerste Britse eenheden arriveerden in
Ieper op 14 oktober 1914. In de stromende regen rukten ze op ten oosten van de
stad, in de richting van het Duitse leger. Binnen slechts enkele dagen werden
hun eerste gesneuvelde strijdgenoten begraven op de gemeentelijke
begraafplaats. In de bloedige gevechten bij Ieper sneuvelden steeds meer
soldaten, die eveneens op de begraafplaats, en op een uitbreiding ernaast,
werden begraven. De Gemenebesttroepen gebruikten deze begraafplaatsen tot mei
1915. Na de oorlog werd het uitbreidingsperk vergroot door de bijzetting van
ruim 360 graven van kleinere begraafplaatsen en van verspreide graven in de
omgeving van Ieper. De uitbreiding van de begraafplaats, naar het ontwerp van
Sir Reginald Blomfield, is de laatste rustplaats van ruim 600 Britse
Gemenebestsoldaten uit WOI en van twee niet geïdentificeerde Duitse soldaten.
In dit gedeelte van de begraafplaats liggen ook 43 Britse Gemenebestsoldaten
uit WOII begraven. Op de gemeentelijke begraafplaats rusten 144 soldaten van
het Gemene Best op verschillende locaties. Aan de westkant worden 50
medewerkers herdacht van de voormalige Commonwealth War Graves Commission. De instelling die de Britse begraafplaatsen
onderhoud. Het
is een oud kerkhof. Er staan zerken van eind 19de eeuw. Een speciale
grafzerk is van Maurice Battenberg. Het grafopschrift luidt:
Lieutenant H.H. Prince Maurice of Battenberg K.C.V.O. Kings Royal Rifle Corps,
27th october 1914 age 23. Onderaan lezen we de tekst: Grant him with all thy
faithful servants. A place of refresment and Peace. Maurice Victor Donald
Battenberg werd geboren in Balmoral Castle, Aberdeen, op 3 oktober 1891, te
Groot Brittannië. Zijn
vader was Prince Henry van Battenberg, de zoon van Prins Alexander van
Hessen-Darmstadt en Julie Therese gravin Hauke, zijn hofdame. Zijn moeder was
prinses Beatrice von Sachsen-Coburg-Gotha, de vijfde dochter en het jongste
kind van koningin Victoria en prins-gemaal Albert. Omdat zijn vader kind was
uit een morganatisch huwelijk kreeg Prince Henry van Battenberg zijn titel prins
van Battenberg van zijn moeder, die door de Russische tsaar Nicolaas tot
prinses werd bevorderd. De jonge prins diende in WOI en stierf tijdens de
Eerste Slag om Ieper. Na 1918 moesten Britse edelen met een Duitse achternaam
deze verengelsen. De nakomelingen van Battenberg veranderden hun naam in
Mountbatten. Het
infobord vertelt nog meer: In augustus van 1914 vond er vanuit het oosten een
grootscheepse Duitse invasie plaats in België en Noord-Frankrijk, geleid door
zeven legers met ruim één miljoen soldaten. In de eerste weken van september
rukten het Franse leger en de Britisch Expeditionary Force (BEF) op en dwongen
de Duitsers om zich terug te trekken over de rivieren Marne en Aisne. Begin
oktober, terwijl de bloedige strijd in de Elzas ononderbroken woedde, trok het
zesde Duitse leger op naar het noorden, in de richting van Vlaanderen. Het doel
was om Boulogne en Calais te bezetten en de geallieerden te omcirkelen. Uit
angst dat de geallieerden de belangrijke havens van het kanaal zouden
verliezen, trokken de troepen van de BEF ook naar het noorden. Deze verwarde
reeks manoeuvres in de richting van de Noordzeekust, eerst naar het noorden,
dan naar het westen, dan weer naar het noorden, kreeg de naam De wedloop naar
de zee. Beide legers hoopten een beslissende aanval te kunnen plaatsen maar de
wedloop kwam in oktober en november 1914 onbeslist ten einde. Maar de boog in
het front rondom Ieper bleef achter en de bewegingsoorlog maakte plaats voor
een slopende loopgravenoorlog, van de Belgische kust tot aan de Zwitserse
grens.
We rijden
verder op de Zonnebeekseweg en slaan linksaf in de Meenseweg (N8). Hier ligt
het Menin Road South Military Cemetery dat voor het eerst in gebruik genomen
werd vanaf januari 1916. Na de wapenstilstand werden nog 203 graven bijgezet
vanuit de omgeving. Langs de grote boogpoort betreden we de dodenakker. De drie
landsplaten zijn tegen de muur bevestigd. Links is het schuilhuisje gemetst in
rode baksteen en afgewerkt in witte natuursteen. In totaal werden hier 1658
soldaten begraven, waarvan 120 niet meer konden geïdentificeerd worden. Voor 54
soldaten werd een Special Memorial en twee Duhallow Blocks opgericht. We
vinden één Duitse zerk van een onbekende soldaat. Bloemperken geven kleur
tussen de graven. Bomen zorgen voor schaduw.
In de
Frenchlaan draaien we rechtsaf. Links zien we de majestueuze Menenpoort van
Ieper. Mensen wandelen er vaak met het hoofd omhoog. Ze lezen de namen op de
muren. Verderop fietsen we langs de N32 tot de derde straat links. Op het eind
van de Jan Ypermanstraat draaien we de Brugseweg op tot het White House Cemetery.
St-jean-les-Ypres. Een grote begraafplaats, in verschillende niveaus, op het
grondgebied van Sint-Jan. Hier staat een oude zerk van een Belgische soldaat.
Op de zerk is normaal een foto en een tekstplaat bevestigt, maar dat werd
onlangs verwijdert voor renovatie. De eerste doden werden begraven in maart
1915. Na de oorlog werden 700 graven bijgezet van kleinere begraafplaatsen uit
de omgeving. In totaal rusten hier 1163 soldaten waarvan er 323 onbekend
bleven. Na WOII zijn nog 8 gesneuvelden uit het Verenigd Koninkrijk en één
Belgische soldaat bijgezet.
Aan de
overzijde van de begraafplaats staat een hoge kapel. O.L.V. Nood zoekt troost.
Gemetst in gele baksteen met trapgevel. Bloembakken met rode bloemen naast de
deur. We kunnen binnen tot bij een
traliehek, eveneens van bloemen voorzien. Op een verhoogd altaar staan enkele
heiligenbeelden van Maria. De muren zijn wit en blauw geschilderd. Na de kapel slaan we de volgende straat
linksaf. Een bocht naar links brengt ons bij twee tegenoverliggende
begraafplaats. Het linkse is de La Brique military Cemetery no 2. Ook deze
begraafplaats ligt op grondgebied van het gehucht Brieke, genoemd naar een oude
steenbakkerij, die hier gevestigd was voor WOI. Het is de grootste van de twee
en wordt omringt door een haag met rode bladeren. Het schuilhuisje achteraan is
aan het wegrotten door opstijgend vocht. Men begon zijn doden te begraven in
februari 1915 tot maart 1918. Aan het eind van WOI telde men 383 graven. Nadien
werden er nog kleine en geconcentreerde graven bijgevoegd. Nu worden hier 840
soldaten herdacht, waarvan 386 niet meer herkenbaar waren. Voor vier doden werd
een Special Memorial opgericht. Enkele
bomen sieren de begraafplaats. Aan de overzijde is No 1 Cemetery gevestigd.
Gesneuvelden werden hier begraven van mei 1915 tot en met december 1915 tijdens
de Tweede Slag om Ieper. Hier staan 91 vertikale grafzerken van gesneuvelde
soldaten waarvan vier onbekenden. Geen Cross of Sacrifice.
In de
Pilkemseweg fietsen we voorbij de Ieper Open Golf Club. Aangelegd in 1990 met
9 holes parcours bij de industriezone. Golf vereist vooral techniek en
concentratie. Het kost algauw 45 per les heb ik van horen zeggen. Aan de rotonde rechtsaf. We rijden terug tussen
weilanden. Schapen, paarden en koeien grazen vreedzaam in de weide. Op de
Noorderring slaan we de eerste straat rechtsaf voor de volgende drie kleine
begraafplaatsen. Op La Belle Alliance Cemetery, genoemd naar de voormalig
hoeve, was een medische post gevestigd. Ze werd door artillerievuur volledig
verwoest en nooit meer opgebouwd. De zerken staan ver van uitelkaar.
Maar toch vinden we zerken van drie tot vijf vlak naast elkaar. Ze hebben allen
twee of meer namen van gesneuvelden. Hier liggen meer soldaten dan dat er
zerken staan. De eerste graven dateren van februari/maart 1916. Na de Derde
Slag om Ieper werden weer doden bijgezet. Op één van de
zerken lezen we: To the memory of several soldiers of the Great War S.
Staffordshire regt. Buried
in this grave. Known unto God. Volgens het register zijn dat er acht. In
totaal worden op deze begraafplaats 60 militairen herdacht. 10 lichamen werden
nooit geïdentificeerd.
Divisional Collecting
Post Cemetery en Extension is een Britse militaire begraafplaats, die
gedeeltelijk omheint wordt door een groene haag. Hier staan over het algemeen
oude zerken. Of het moet een andere soort van materiaal zijn. Links en rechts
van elke rij staan piramide buxus. Deze begraafplaats staat vol. Nergens een
open plek. In 2001 werden hier nog kleinere Extension bijgevoegd. Over twee
perken liggen 765 dode soldaten begraven, waarvan 512 niet meer herkend werden.
Een Duitse zerk is hier voorgoed blijven staan.
Het New Irish
Farm Cemetery is gelegen langs de Briekestraat. Genoemd naar een nabijgelegen
boerderij die de Britten doopten tot Irish Farm. Langs een groot
toegangsgebouw met een boogpoort betreden we de dodenakker. Na de reeks kleine
begraafplaatsen is dit een enorme dodenakker met de Stone of Remembrance. Ze
werd opgestart in augustus 1917 en na de oorlog werden uit naburige slagvelden
de doden hier bijgezet. 20 kleine begraafplaatsen werden ontruimd en hier
herbegraven. Er rusten eveneens zes Chinese arbeiders en één Duitser die stierf
in oktober 1916. De begraafplaats werd in niveau aangelegd.
In de kleine
Poezelstraat draaien de energie molens rustig rond. Ze zijn hoog en de wieken
zijn super groot. We fietsen tot de Colne Valley Cemetery. Een kleine Britse begraafplaats
die omringt is door een tamelijk hoge bakstenen muurt. Een gietijzeren hek
verschaft ons toegang. Rond het Cross of Sacrifice staan de 47 graven.
We fietsen
door de industriezone van Boezinge. We houden halt bij de Yorkshire Trench
& Dug-out. Deze keer zijn we niet alleen. Enkele mannen lopen met
paperassen en tamelijk hard pratend door de site. Dit stukje loopgraaf, Yorkshire
Trench, uit 1915 kwam tevoorschijn bij de aanleg van een nieuw stuk
industrieterrein. Van 1998 tot eind 2002 werden door de Diggers resten gevonden
van 155 gesneuvelden, na de eerste gasaanval in 1915. Deze loopgraaf uit de
eerste Britse linie werd later uitgebreid met een deep dug-out of een
ondergrondse schuilplaats. Dolomietpaden tonen de gangen en kamers van de dug-out.
In de loopgraaf zelf kan men de toegangen van deze ondergrondse constructie
ontdekken. De loopgraven zijn niet toegankelijk. Vandalen hebben de betonnen zakken
in de trench gestamp. Hier is geen toezicht en de kwaadwilligen hebben hier
vrijspel. De dug-out staat ook nog onder water. Infoborden staan er en zijn
heel informatief. Een man komt naar ons toe en begint een uitleg te doen. Hij
praat een dialect dat ik niet kan thuisbrengen. Concreet verteld hij: - Dat hij systematisch het nieuw gedeelte van
het industriegebied heeft onderzocht samen met het archeologische team van De
Diggers. Telkens als hij iets vindt, moet hij de politie erbij roepen om een
proces-verbaal te laten opstellen. Hier werden onder meer 155
soldatenlichamen geborgen verteld hij verder. Hij toont ons ondertussen de fotos
van gevonden voorwerpen, beenderen van
dode soldaten. Uitgravingen van de trench en dug-out. Hij vertelt verder: - De stoffelijke resten kregen een laatste
rustplaats op een Brits, Frans of Duitse begraafplaats.
Het Dragoon Camp
Cemetery is een langwerpige begraafplaats. Langs een lang groen graspad te
bereiken. Er werden doden begraven van begin augustus 1917 tot en met oktober
1917. De meeste logos op de zerken zijn van het 13th Royal Welsh Fusiliers. We tellen 66 Britse zerken, waarvan
tien onbekenden.
Op het
kruispunt van de Poezelstraat/Langemarkseweg houden we halt bij het gedenkkruis
carrefour des roses, gelegen op het grondgebied van Boezinge. Binnen een
halfcirkelvormige haag en enkele naaldbomen staat het monument voor Francis Ledwidge.
Vooraan 9 kleine granietblokken en achteraan rijst een Calvarie uit roze
graniet op. Er hangt een Christusfiguur aan het kruis. Deze site is geplaatst
voor de Bretoense slachtoffers van de gasaanval. De oriëntatietafel toont de
posities van de verschillende militaire eenheden. Ingehuldigd op 15 september
1929. Alles raakte beschadigd tijdens WOII. Na renovatie werd alles in ere
hersteld en opnieuw onthuld op 6 juni 1971. Tussen twee groene hagen staat een
groter monument van Francis Ledwidge. Op deze plek sneuvelde de Ierse
dichter-soldaat op 31 juli 1917. Op een glasplaat staat een zelf geschreven gedicht.
1887-1917 hij is net geen 30 jaar geworden.
Het Artillery
Wood Cemetery is aangelegd op het grondgebied van Boezinge. De inkom wordt
gerenoveerd. Ook hier doet het grondwater haar werk. De bakstenen rotten weg. We mogen langs hier niet door. Het is een
heel grote begraafplaats. Hier worden 1307 soldaten herdacht, waarvan 506 niet
meer herkend werden. Deze plek lag vlakbij de frontlinie naast een bos, dat de
Britten algauw Artillery Wood noemden. Eind juli 1917 heroverden de Guards
Division bij de Slag om Pilcken Ridge het gebied van de Duitsers. De eerste doden werden hier begraven tot
maart 1918. Op het einde van WOI lagen hier 141 slachtoffers. Na de oorlog
werden nog meer dan 1000 doden van het omliggende slagveld en kleinere
begraafplaatsen naar hier over gebracht. Twee oorlogsdichters werden hier
begraven. F.E. ledwidge en E.H. Evans.
We fietsen
over het kanaal en rijden een weinig later door de Brugstraat. Hier vinden we Demarcatiepaal
nr 6. Sommige demarcatiepalen staan niet meer op de oorspronkelijke plaats,
maar werden enkele meters verder verplaatst tijdens wegenaanpassingen. Boezinge-dorp kreeg het vooral zwaar te
verduren tijdens de gevechten, die ontstaan waren na de eerste Duitse gasaanval
(22 april 1915). Met man en macht werd het dorp door Franse troepen, later met
de steun van Britse eenheden verdedigd. Hoewel de Duitsers tijdens de Tweede
Slag om Ieper niet verder raakten dan Boezinge-brug, staat demarcatiepaal Nr. 6
op de hoek van de Brugstraat en de Diksmuidseweg. Deze paal, gepatroneerd door
Mevr. Alfred Solvay, werd er geplaatst in de week van 6 tot 13 januari 1923.
Merkwaardig genoeg staat op deze demarcatiepaal te lezen "Ypres",
terwijl op die langs de Pilkemseweg "Boesinghe" staat.
We verlaten
het agrarische landschap en rijden door het centrum van Boezinge. De deelgemeente van Ieper
kreeg tijdens WOI te maken met vluchtelingen uit Mechelen en omgeving. Na de
Tweede Slag om Ieper werd Boezinge een spookdorp. Van de gebouwen bleef niets
meer over. Pas in 1919 kwamen de eerste dorpelingen terug. Ook de
Sint-Michielskerk werd volledig vernield, maar in 1925 weer heropgebouwd in
gele baksteen en hergebruikte ijzerzandsteen. Het monument voor de gesneuvelden
staat op het Kerkplein naast het kerkhof. Ook het gemeentehuis is heropgebouwd
in 1925. Het jaartal is te lezen op de voorgevel door middel van muurankers.
We verlaten
Boezinge langs de N369a. De lucht is weer stralend blauw. Na het glazen huis
van een bouwondernemer rijden we linksaf in de Ravestraat. Bij de hoeve Madelstede
staat een bouwvallige kapel. Gebouwd in gele baksteen en een trapgevel. Boven
de deur het opschrift: O.L.Vrouw van Vrede. Buiten enkele vochtvlekken oogt
het interieur mooi. Maria met kind op een sokkel boven het altaar. Links een
groot beeld van Jozef met kind. Een glas-in-loodraam ter herdenking aan de
oorlog van 14-18. De andere zijde beeldt een zware brand van de hoeve uit.
Om 19:05
zijn we terug in het centrum van Zuidschote. We zien de spitse toren van de
kerk net boven de boomtoppen uitsteken. Tot morgen.
Tekst: Luc
Verschooten Fotos: Rina
Meurs Afstand: 43,5km. Bron: - Wikipedia en Gazet van
Antwerpen



|